Preek Eerste Paasdag
Johannes 20:1-10
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Bent u blij? Bent u vol vreugde, omdat Christus is opgestaan?
Misschien zegt u daar wel volmondig ja op:
Ja, ik ben blij, verheugd, omdat Christus is opgestaan.
Naar het Paasfeest kijk ik al weken uit, om de opstanding van Christus te vieren.
Zeker als we met de gemeente samenkomen, het geloof in de opgestane Heer samen delen om samen als gemeente, met de kerk over heel de wereld en door alle tijden heen
de lof op Christus te bezingen, met de liederen die we zingen, met de koperblazers erbij:
Daar juicht een toon, daar klinkt een stem, U zij de glorie!
Of misschien zegt u: Ja, ik ben blij, Pasen is voor mij het belangrijkste feest.
Veel mensen zijn in een feeststemming met Kerst,
maar voor mij is wat wij met Pasen vieren echt de kern van het christelijk geloof.
Dat onze Heer opstond uit de dood, de dood heeft overwonnen
is een bevestiging dat het kruis op Golgotha zo’n ontzaglijke betekenis heeft,
dat ook mijn zonden zijn vergeven en dat ik bij God mag horen.
Of u zegt: Sinds ik een geliefde mis, een van mijn ouders, mijn man, mijn vrouw,
of zelfs een kind of een kleinkind, heeft Pasen voor mij een diepe betekenis gekregen:
ik heb afscheid moeten nemen en ik voel die lege plaats elke dag nog,
er gaat geen dag voorbij of ik denk aan degene van wie ik afscheid moest nemen,
maar ik weet dat er een dag komt, waarop er een weerzien is.
Ook al heb ik verdriet, ik ben niet zonder hoop,
omdat Christus uit de dood is opgestaan en de levende Heer gezegd heeft,
dat er een dag komt, waarop alle graven zullen opengaan
en degenen die reeds overleden zijn, zullen opstaan uit de dood.
Sindsdien trek ik mij op aan Pasen, aan de wetenschap dat de dood niet het einde is.
De Heer is waarlijk opgestaan!
Het kan ook zijn, dat u die vreugde helemaal niet hebt. Het is in uw leven niet zo vreugdevol.
Soms zijn er van die momenten dat je er even bovenuit getild wordt, dat je troost ervaart
maar er zijn ook heel wat momenten dat die troost er niet is en dat God ver weg is,
het is wel Pasen en ik zit hier wel, maar ik heb er – als ik eerlijk ben – weinig verwachting van
dat God mij vanmorgen opzoekt en hier in de dienst aanspreekt.
Daarvoor is er teveel gebeurd in mijn leven. Ik draag een hele last mee.
Het lijkt wel of er op mijn hart ook zo’n steen ligt als bij het graf van Jezus.
Maar die steen werd nog door de engelen weggeduwd.
De steen op mijn hart ligt er nog, geen engel die deze steen wegduwt om mij uit te laten.
Of misschien heeft u wel mensen om u heen, in de vriendenkring of in het eigen gezin
die niet meer kunnen geloven en er daarom niet zijn.
De verhalen van Pasen beginnen niet met de vreugde en ook niet met geloof.
Sterker nog, het dringt maar moeizaam door tot de vrouwen die het graf bezoeken
en ook tot de leerlingen, dat Jezus is opgestaan.
De Paasverhalen in alle vier de evangeliën laten zien dat degenen die het graf bezoeken
vooral rekening houden met een dode Jezus, met hun Meester, die in het graf ligt.
Zo hebben ze Jezus achter gelaten, in doeken gewikkeld,
waarmee ze Zijn lichaam hadden ingewikkeld, nadat ze het van het kruis gehaald hadden.
Het is vroeg op de morgen van de eerste dag, schrijft Johannes,
als Maria Magdalena naar het graf gaat.
Daarin schemert al iets door van het nieuwe, het onvoorstelbare, een nieuw begin,
zo bijzonder dat je vanaf deze dag gaat tellen:
die dag van Jezus opstanding, dat was de eerste dag van een nieuwe tijd.
De eerste dag: het is de twinkeling van de hoop, die God op aarde bracht.
Het is nog niet te zien, want het is donker, maar toch een nieuw begin,
want het begin van een nieuwe dag, dat betekent dat het donker bijna voorbij is
en dat de dag bijna in Gods licht zal staan
en deze keer niet een dag als andere dagen,
maar de eerste dag van een nieuw tijdperk,
waarin de macht van de dood verbroken is, waarin de vorst van deze wereld,
de slang, verslagen is.
O morgen van verblijden, o dageraad, o licht.
Zie na de nacht van lijden toont God Zijn aangezicht.
Het is nog donker, maar de nacht is haast ten einde, de morgen niet meer ver.
Voor Maria is die nieuwe morgen nog niet te zien.
Ze heeft niet door dat ze reeds loopt in een nieuw tijdperk.
Het is voor haar nog donker.
Het graf is al leeg, de Heer is opgestaan,
maar Maria heeft er geen erg in, vol gedachten aan wat de afgelopen dagen is gebeurd.
Hoe Jezus aan het kruis ging en zij daar onderaan het kruis stond
en met eigen ogen gezien heeft dat Jezus stierf.
Wellicht was ze erbij toen Jozef van Arimethea en Nicodemus het lichaam van Jezus
van het kruis haalden, dat in een doek wikkelden en in het graf legden.
Dat was de laatste keer dat ze Jezus, haar Jezus, haar Heer zag.
Ze wilde Hem nogmaals bezoeken.
De reden wordt niet genoemd, misschien als eerbetoon of als pelgrimage,
of gewoon, zomaar zonder verwachting, om gewoon alleen maar even te zijn
waar de dode Jezus is gelegd, om nogmaals afscheid te nemen.
Je vindt er niks, zeggen gemeenteleden soms als ze aangeven
waarom ze niet zovaak naar het graf gaan.
Of als ze wel gaan, zeggen ze soms: ook al is hij er niet meer, je kunt nog even bij hem zijn.
In je gedachten denk je aan hem, je vertelt wat je bezig houdt,
je legt de ander voor wat je bezig houdt.
Je hoort wel niets terug, maar het is toch goed om er geregeld heen te gaan.
Johannes meldt niet de reden, alleen dat het donker was.
Voor Johannes is dat niet alleen om aan te geven dat Maria zo vroeg is,
voor dag en dauw, dat de zon nog niet is opgegaan,
maar laat dat voor hem zien hoe Maria naar het graf gegaan is.
Het licht is bij Maria nog niet doorgebroken, nog gehuld in de duisternis van het verdriet,
van wanhoop wellicht, in ieder geval van ongeloof.
Dezelfde duisternis, waarin de wereld volgens Johannes gehuld is,
omdat de wereld God niet kent en niet wil kennen.
En toch, hoe sterk deze duisternis ook is, zij blijft niet in de duisternis.
De weg van Maria is daarom een weg voor iedereen die iets van deze duisternis weet heeft,
Of dat nu de duisternis is, waarin je niet kunt geloven
dat de opstanding van Christus echt verschil maakt, omdat de wereld hetzelfde lijkt,
of dat de duisternis van je depressiviteit is, die je ter neerdrukt,
en waaruit je jezelf niet kunt bevrijden, die je zelf niet kunt verbreken,
omdat deze duisternis zo sterk is, dat je je erdoor gevangen voelt.
De eerste dag kondigt Maria Magdalena aan, zonder dat ze het kan geloven,
omdat ze dat nog niet kan zien dat die nieuwe dag is aangebroken.
Maar deze weg die in duisternis begint, zal eindigen in het licht van Christus,
ze mag zelf de levende Heer ontmoeten en getuige van Hem worden.
Zover is het nog niet.
Zoals bij heel veel gelovigen dat gaat, breekt het geloof niet in één keer door.
Soms zijn er heel wat gebeurtenissen nodig,
dat kunnen ook vervelende en ingrijpende gebeurtenissen zijn,
waardoor je aan het denken gezet wordt, iets gaat ervaren van God,
Waarin Hij je – achteraf gezien – wil laten weten, dat je Hem op het spoor moet komen.
Geloven is vaak een zoeken en tasten, zeker in het begin
en dat zoeken en tasten kan een lange fase zijn en sommigen houden dat hun hele leven.
Het begint het eerste wat zij van Pasen waarneemt
en dat is niet de duisternis die zij ziet, dat is zonder dat ze zich ervan bewust is om haar heen.
Dat is ook niet het begin van de nieuwe dag, dat begin van een heel nieuw tijdperk is.
Dat neemt ze allemaal niet waar.
Het eerste wat ze ziet, maakt haar ongerust, roept paniek in haar op
en zorgt ervoor dat ze gehaast naar anderen loopt, tegen wie ze het moet vertellen.
Het graf is open!
Dat kan maar één ding betekenen: het graf is opengebroken door rovers.
Rovers die ervan uit gaan dat er wat te halen valt,
omdat er boven het kruis die woorden stonden: de koning van de Joden.
Dan moeten zijn onderdanen, die in Hem geloofden, vast een aantal waardevolle zaken
in de dood hebben meegegeven, om Zijn grootsheid, zijn majesteit uit te drukken.
Als je Johannes zou kunnen zien,
die dit verhaal doorvertelt, zou je de twinkeling in zijn ogen kunnen zien.
Grafroof bij de Koning van de wereld, die de vorst der duisternis onttroond heeft,
die het rijk van de dood geopend heeft en al degenen die overleden zijn
teruggevorderd heeft uit het dodenrijk.
Grafroof – is dat het enige dat je van een geopend graf kunt maken?
Paniek – is dat je reactie op de Heer die de dood verbrak en triomfeerde?
Ik denk dat wat Johannes hier beschrijft in de weg van Maria Magdalena
voor veel gelovigen vandaag de dag ook geruststellend kan zijn.
Dat je het niet gelijk door hebt en dat je veel moet leren, dat is niet alleen iets van nu,
maar dat komt ook in de Bijbel al voor.
Maria weet haar haast over te brengen op de twee discipelen waar ze naartoe gesneld is.
Ongerustheid is makkelijk door te geven,
misschien wel gemakkelijker dan een vertrouwen op de levende Heer.
Paniek is makkelijker door te geven dan geloof.
Geloof in de opgestane Heer vraagt een langere weg om eigen te maken
dan de gedachte dat het slecht gesteld is met deze wereld.
De twee leerlingen haasten zich daarom naar het graf,
om met eigen ogen te kijken wat er is gebeurd.
De ene discipel – zijn naam wordt niet genoemd, alleen dat Jezus’ liefde naar hem uitgaat –
komt als eerste bij het graf aan en ook hij kijkt.
Hij gaat verder dan Maria Magdalena, want Maria had aan de aanblik van het geopende graf genoeg om in paniek terug te gaan.
Deze leerling gaat een stap verder: hij kijkt in het lege graf. Hij betreedt het graf niet.
Hij ziet de doeken liggen, de doeken waarin het lichaam van Jezus gewikkeld was.
Hij is gerustgesteld: van grafroof kan geen sprake zijn: de doeken liggen er nog.
De paniek van Maria is niet nodig.
De gebeurtenissen worden hier verteld als een mysterie dat langzaam onthuld wordt,
stap voor stap uit de doeken gedaan, totdat ze de levende Heer ontmoeten.
Maar het gaat stap voor stap, totdat de echte waarheid onthuld wordt.
De tweede stap, na de eerste stap van Maria Magdalena, van deze discipel
is dat hij de doeken ziet, maar tegelijkertijd gaat de aandacht uit naar iets dat er niet is
en waarvoor Maria gehaast en vol paniek bij hen aanklopte.
Maar Johannes, heeft een andere interpretatie dan Maria.
Wat hij er van maakt, is nu nog niet duidelijk. Eerst komt de derde stap, van Petrus.
Als Petrus bij het graf aankomt, gaat hij het graf wel in.
Hij gaat al verder dan die andere discipel, die aan de ingang van de graf bleef staan
en alleen maar naar binnen keek.
Petrus ziet al iets meer dan de andere discipel.
Wat er gebeurd is, wordt steeds beetje bij beetje onthuld.
Wat Petrus ziet, is dat de doek die om het hoofd gebonden was, ergens anders ligt.
Deze doek om het hoofd heen wordt niets gemeld
als Jezus van het kruis gehaald wordt en in doeken gewikkeld wordt.
Er is een andere gebeurtenis, waarin er wel van deze doek gesproken wordt.
Dat is als Lazarus uit het graf komt.
Lazarus is in doeken gewikkeld, zijn handen en voeten in doeken, maar ook zijn gezicht.
Dat wordt bij Lazarus speciaal erbij gezegd.
Voor Petrus wordt er al iets duidelijker wat er in het graf is gebeurd.
Het heeft iets met opstanding te maken, maar het is niet een opstanding als bij Lazarus.
Er is een verschil.
Maria had gelijk, dat het lichaam er niet meer was,
maar Maria had ongelijk door aan grafroof te denken.
Er is iets bijzonders gebeurd, het lijkt op wat er met Lazarus gebeurde en toch is het anders.
Wat dan?
Er staat: ze geloofden.
Dat klinkt heel mooi, dat lijkt erop alsof ze de volle waarheid van wat er gebeurd is, beseffen.
En toch, geloven is het evangelie een woord met veel betekenissen.
Johannes wil aan ons doorgeven: ze hebben iets door, maar wat ze doorhebben,
is dat het echte geloof? Zijn ze waar ze wezen moeten?
Ze hebben de ingrediënten om te geloven, maar hebben ze de juiste interpretatie.
Hij voegt er aan toe: Want zij kenden de Schrift nog niet dat Hij uit de doden moest opstaan.
Ze zijn op het goede spoor,
maar wat er echt gebeurd is, dat hebben ze toch nog niet helemaal door.
Dat heb je pas door als je de Schrift erbij haalt
als Gods eigen woord uitleg geeft bij de gebeurtenissen,
anders heb je alleen maar een menselijke interpretatieen kun je,
ondanks dat je de gegevens hebt en de feiten ziet, toch de verkeerde conclusie trekken.
Ik kwam tegen, dat wat deze twee discipelen geloofden,
was dat Jezus reeds naar de Vader is gegaan.
Jezus is opgenomen in de hemel, zoals in het Oude Testament gezegd wordt
van bijvoorbeeld Henoch: Hij wandelde met God en was niet meer.
Of van Elia, die met vurige wagens en paarden van de aarde werd opgenomen in de hemel.
Had Jezus dat niet gezegd, dat Hij vooruit zou gaan?
Zou Jezus naar de hemel zijn gegaan? Naar het Vaderhuis met de vele woningen?
Ze zien het en geloven, maar niet wat de Schrift heeft aangekondigd.
Ze gaan weer naar huis.
Voor deze twee is er geen reden tot paniek, zoals bij Maria Magdalena.
Ze kunnen weer gaan. Ze weten genoeg.
Ja, genoeg voor henzelf, maar niet genoeg volgens de Schrift.
Omdat ze naar huis gaan, missen wat er is gebeurd.
Alleen Maria, die blijft, zij zal de Heer ontmoeten – daar zal het morgen over gaan.
Wat Johannes ons wil doorgeven, is dat het geloof in de Opgestane maar moeilijk doordringt.
Het gaat niet om zomaar wat feiten: een open graf, doeken die afgewikkeld zijn,
een hoofddoek apart gelegd.
Het gaat wat om niet zichtbaar is en wat alleen uit de Schrift gehaald kan worden,
omdat dat woorden van God zelf zijn
en onthullen wat het doel van God door alle tijden heen is.
Bij Pasen schiet ons gewone menselijke kennen tekort,
onze zintuigen kunnen uit zichzelf niet alles zien.
Onze ogen zetten ons op het verkeerde been,
een klein geloof ziet alleen maar kleine dingen, heeft Jaap Zijlstra in een kerstlied gedicht.
Nou ja, geloof in Jezus die ten hemel is gevaren is geen klein geloof, zou je kunnen zeggen.
Het is een onvolledig geloof.
Het is een geloof dat alleen maar genoegen neemt met wat zichtbaar is.
Maar daarmee redden we het niet.
Als we alleen maar kijken naar wat we zien, dan komen we tekort.
Dan zien we een gesloten kist, met daarin onze geliefde
en zien we dat die kist in de aarde neergelegd wordt
en weten we dat er weer opnieuw grond overheen zal gaan en daarna een steen.
Maar ogen die hebben leren kijken door de opstanding van Christus
die zien dat een lichaam wordt gezaaid in de afwachting op de opstanding op de Jongste Dag.
Als we met aardse ogen kijken naar het nieuws op tv zien we ellende en rampspoed,
zien we regeringsleiders, die geen einde kunnen maken aan de strijd in Syrië
(of vul hiervoor maar een ander land in),
regeringsleiders die zo onvoorspelbaar zijn dat deskundigen niet weten wat er komen gaat.
Maar in geloof kunnen we zien dat God door alles heen deze wereld leidt naar Zijn doel,
de dag waarop de levende Heer uit de hemel terugkomt
om te oordelen de levenden en de doden en dat aan Zijn koninkrijk geen einde komt.
Dat koninkrijk dat begonnen is aan het kruis: “Het is volbracht!”
Al doorbrak op die eerste dag, nog niet te zien voor Maria Magdalena,
Al schitterde in een leeg graf, verborgen aanwezig in de afgeworpen doeken,
stralend in die hoofddoek op een andere plek.
De discipelen gaan naar huis, dat zou voor ons het einde kunnen zijn, een anticlimax,
dat was het – zoals je na een kerkdienst naar huis kan gaan, zonder dat het je iets deed.
Ook al zeggen we over de kerkdienst dat je daar God ontmoet,
maar je kunt thuiskomen, zonder dat er in de kerk iets met je gebeurde.
Voor Johannes is dit niet het einde, zijn verhaal gaat door, omdat God doorgaat,
omdat Christus zich steeds beetje bij beetje onthult
voor ogen die zo traag doorhebben wat er gebeurde.
Voor ogen die de nonverbale aanwijzingen van God niet oppikken,
omdat ze blijven hangen in wat zij gewend zijn, of wat zij vermoeden,
maar nog niet doorhebben, dat er zo iets nieuws is gebeurt,
en dat toch ook al in de Schrift is aangekondigd:
Zie – Ik maak alle dingen nieuw. Zoals Jesaja al aankondigde: Jesaja 25:
Hij zal de dood voor altijd verslinden,
de Heere HEERE zal de tranen van alle gezichten afwissen
de smaad van Zijn volk wegnemen van heel de aarde, want de HEERE heeft gesproken.
Op die dag zal men zeggen: zie dit is onze God,
wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons verlossen,
Dit is de HEERE, wij hebben Hem verwacht
en zullen ons verheugen en verblijden in Zijn heil.
Bent u blij?
Natuurlijk er is veel, dat die vreugde kan wegnemen,
maar zie, het is gebeurd wat God reeds aankondigde in Zijn Woord.
Het graf is open, de doeken zijn afgeworpen, de hoofddoek ligt op een andere plek.
Jezus is opgestaan uit de dood, heeft het graf geopend en leeft.
En voor ons oog verrijst een heerlijk vergezicht.
Hem zij de glorie, want Hij die overwon, zal nooit verlaten wat Zijn hand begon. Amen