Preek voor zondagmorgen 28 februari 2016
Gemeente van onze Heere Jezus Christus, beste doopouders,
‘Ga je mee?’
Als je iets belangrijks te doen hebt, dan ga je, beste doopouders,
waarschijnlijk daar niet meer alleen naar toe.
Je neemt je kind mee.
Je neemt Vera mee, je neemt Emmely mee.
Want wat je voor jezelf belangrijk vindt, vind je ook voor je kind belangrijk.
Daarom hebben jullie, Peter en Janita, Aalt en Gerlinda,
vanmorgen je kind meegenomen naar de kerk
omdat de Heere voor jullie zelf ook belangrijk is.
Je wilt in je leven niet zonder de Heere
en je wilt je Vera, Emmely daarin laten delen.
Daarom zijn jullie, kinderen, ook in de kerk,
omdat jullie vaders en moeders het belangrijk vinden
dat je over de Heere Jezus hoort,
Dat je van Hem gaat houden
en dat je Hem gaat dienen.
Ik hoop dat je dat nu al doet: dat je van Hem houdt en dat je in Hem gelooft.
Vandaag is er geen zondagsschool
omdat we het als volwassenen belangrijk vinden
dat jullie zien wat er gebeurt als er gedoopt wordt.
De meesten van jullie zijn ook gedoopt.
Jullie vader en moeder hebben je als klein baby’tje naar de kerk meegenomen.
Ook tegen jullie heeft de Heere God gezegd,
wat Hij vandaag ook tegen Emmely en Vera heeft gezegd
dat Hij de hemelse Vader wil zijn, die voor hen en ook voor jullie zorgt.
Jullie ouders en wij allemaal hier in de kerk
vinden het belangrijk dat je dat weet en geloot
dat je een Vader in de hemel hebt die voor je zorgt.
Daarom: Ga je mee naar de kerk
om de verhalen over de Heere te horen.
Vanmorgen horen we een verhaal over de Heere Jezus,
die ook tegen Zijn discipelen zegt: ‘Ga je mee!’
Hij vindt het van belang dat ze met Hem mee gaan.
‘Gaan jullie mee? We gaan naar Jeruzalem!’
Jeruzalem, dat is niet zomaar de naam van een stad.
Jeruzalem is de stad van God.
Daar in Jeruzalem kunnen ze naar de tempel, waar de Heere God woont.
Daar in de tempel kunnen ze met hun vragen naar de Heere toe.
Daar in Jeruzalem kunnen ze de Heere danken voor alles wat Hij gedaan heeft.
Daar in Jeruzalem zal het ook feest zijn,
feest om te vieren dat de Heere hun God wil zijn.
Om te vieren dat de Heere God hen uit Egypte heeft bevrijd.
Jeruzalem, de stad waar veel mensen bij elkaar komen om dat feest te vieren.
De discipelen raken al in een feeststemming.
Natuurlijk gaan ze mee!
Dat feest willen ze graag vieren,
want ze zijn de Heere dankbaar dat Hij hen uit Egypte bevrijd heeft
en ze hopen dat de Heere hen ook nu zal bevrijden van de onderdrukkers.
Alleen, als Hij het heeft over Jeruzalem komt er een andere klank in Zijn stem.
Natuurlijk, Hij gaat er heen om het Pascha te vieren
en dat wil Hij ook graag vieren.
Maar zegt Hij tegen Zijn discipelen: Er gaat ook iets anders in Jeruzalem gebeuren
en dat willen ze helemaal niet horen.
Dat kan – dat er iets gezegd wordt dat je helemaal niet kunt horen.
De discipelen, ze zijn zo vol van het feest
en vol van de gedachte dat ze weer naar Jeruzalem zullen gaan,
de stad van God
om samen met de Heere Jezus dat feest van de Heere te vieren
dat ze helemaal niet horen wat Hij nog meer zegt.
Terwijl Hij hen daar juist voor apart neemt.
‘Alles wat over de Zoon des mensen geschreven staat, zal volbracht worden.’
En als de discipelen dan nog niet weten,
wat de Heere Jezus daarmee bedoelt,
legt Hij het ook nog een keer uit:
Want Hij zal aan de heidenen worden overgeleverd
en bespot worden
en smadelijk behandeld en bespuwd worden.
En zij zullen Hem doden.
Dat is nogal wat, wat er gaat gebeuren.
Bespot worden – uitgelachen worden.
Als je dat een keer hebt meegemaakt, dan weet je hoeveel pijn dat doet
als ze je uitlachen, als ze je bespottelijk maken.
Ze zullen de Heere Jezus in het gezicht slaan
en dan, terwijl ze Hem uitlachen, zeggen:
Nou, vertel het ons eens, wie heeft je geslagen?
Als je toch voor een profeet wordt aangezien, dan kun je ons dat wel vertellen.
Ze maken Hem bespottelijk, omdat ze niet geloven
dat Jezus echt een profeet is, die door God gestuurd is.
Jezus, dat is een warhoofd, die je niet serieus moet nemen.
Jezus, daar kun je mee lachen:
Je zet Hem in het midden van een groep soldaten,
je doet Hem een mantel om en je doet net of Hij een koning is:
Wees gegroet, gij koning van de Joden.
Uitlachen en bespotten is nog onschuldig vergeleken met het spuwen.
Als je iemand in het gezicht spuwt, is dat teken van minachting:
Jij bent niets waard, Jezus van Nazareth, wat denk je wel niet van jezelf.
We moeten je niet!
Dat is wat Mij te wachten staat in Jeruzalem, zegt Jezus:
spot en belediging, minachting.
Is dat, is dat mijn Koning,
dat aller vaad’ren wens,
is dat, is dat zijn kroning?
Zie, zie, aanschouw de mens!
Moet Hij dat spotkleed dragen,
dat riet, die doornenkroon,
lijdt Hij die spot, die slagen,
Hij, God, uw eigen Zoon?
Jezus gebruikt voor zichzelf een speciale naam.
Hij heeft het over de Zoon des mensen.
Ze zullen dat met de Zoon des mensen doen:
Verraden, uitleveren aan heidenen, bespotten en in het gezicht spuwen.
De Zoon des mensen – dat is niet zomaar een naam.
De Zoon des mensen, dat is degene die namens God komt
als rechter over het volk Israël.
Deze rechter zal vertellen wat er allemaal mis is met het volk
en zal daar een oordeel over vellen.
Hij komt om te oordelen de levenden en de doden –
zeggen we in de geloofsbelijdenis.
Zo gaat Hij op weg naar Jeruzalem,
als God zelf die Zijn volk opzoekt
om te zien wie er naar Zijn wetten luistert, Hem gehoorzaamt en Hem trouw is.
Hoog bezoek.
Zo ga ik naar Jeruzalem, zegt de Heere Jezus.
Maar ze zullen Mij niet accepteren als de Zoon des mensen,
Als degene die door God gezonden is,
als God zelf die Israël komt opzoeken.
Ze zullen me overleveren aan de heidenen.
Daarmee geven ze aan: je hoort niet bij ons.
Je bent niet een van ons.
De Zoon des mensen, God zelf, die tot Zijn volk komt,
en Zijn volk zegt: wij moeten U niet.
We hebben met U niets te maken.We minachten U.
En dat zal allemaal gebeuren in Jeruzalem,
de eigen stad van God, waar God woont in de tempel
en waar het feest van Gods bevrijding wordt gevierd.
Dat gebeurt niet zomaar, zegt Jezus.
Dat moet gebeuren in naam van God.
Wat er met Mij gaat gebeuren, wat ze met Mij gaan doen,
Dat is onderdeel van Gods plan
en dat plan is al door de profeten aangekondigd.
Dat God zelf komt tot Zijn volk,
dat ze Hem niet erkennen, dat de Zoon des mensen niet met open armen wordt ontvangen,
maar uitgelachen en bespot, geminacht.
Als je daar het Joodse volk op aankijkt, of de Romeinen van die tijd,
dan begrijp je niet wat daar in Jeruzalem gebeurt.
De hogepriester en het Sanhedrin, Pilatus en Herodes,
Ze zijn allemaal betrokken bij de veroordeling en de kruisiging,
maar ze zijn maar spelers in het plan van God:
Jezus moest naar deze aarde komen.
Hij moest naar Jeruzalem gaan.
Dat lijden, dat moest Hij ondergaan, net als de spot, de minachting,
ook al was dat heel moeilijk voor Jezus.
Jezus wordt afgewezen door Zijn eigen volk,
maar ook door degenen die de macht hebben.
Door iedereen die er in Jeruzalem is.
En zouden wij Jezus wel hebben geaccepteerd en aangenomen
als wij daar zouden leven?
De afwijzing, de spot en de minachting in Jeruzalem laat iets over ons zien.
En dat komt ook in de doop naar voren:
de onreinheid van ons eigen hart, zegt het formulier.
Dat het van binnen in ons hart niet schoon is,
Dat wij, als het aan ons lag, daar in ons hart en in ons leven
geen plek zouden hebben voor Jezus.
Wat Jezus deed, gebeurde niet zomaar.
Dat deed Hij voor ons, voor Zijn eigen volk,
voor Pilatus en Herodes, voor het Sanhedrin, voor Petrus en Johannes en Judas.
Om in hun plaats te sterven,
want zij wezen God af, ook toen Hij kwam als Zoon des mensen
om Zijn volk op te zoeken.
De weg van Jezus naar Jeruzalem gaat naar het kruis.
Doopouders, jullie hebben beloofd dat je je kind de verhalen zult vertellen
uit de Bijbel en dus ook de verhalen over hoe Jezus wordt gekruisigd.
Als je vertelt over de kruisiging en als je hen een tekening van het kruis laat zien,
leg ze dan uit dat dit niet zomaar gebeurde,
maar dat het moest van God
en dat Jezus dat deed voor ons.
Vertel er ook bij dat zij mogen geloven dat Jezus voor hen gestorven is.
Dat zegt het doopformulier: als we gedoopt worden in de naam van de Zoon
geeft Christus aan: Ik ben ook voor jou aan het kruis gestorven
en als we gedoopt worden in de naam van de Heilige Geest
zegt de Heilige Geest:
Ik ga in jouw hart werken, zodat je gaat geloven in de Heere Jezus,
dat Hij ook voor jou gestorven is
En dat Zijn genade, die Hij aan het kruis verdiende, ook voor jou is.
Mocht je daar ooit aan twijfelen: denk eraan, dat je gedoopt bent.
Het is waar!
En als je niet gedoopt bent.
Dan geldt die belofte ook.
Dan roept de Heere Jezus jou, u om te komen
naar het kruis en te knielen en te belijden: Heere Jezus, U bent ook voor mij gestorven.
Afgelopen week was ik in de Duitse stad Münster – net over de grens in Duitsland.
Daar ben ik in verschillende kerken geweest.
Grote kerken, de meeste van die kerken zijn Rooms-Katholiek.
Dat zag je aan die beelden.
Vaak bijzondere beelden van Maria, van Jezus, van belangrijke personen.
Soms waren die beelden net iets te mooi.
Maar in elke kerk werd de weg van Jezus naar het kruis afgebeeld.
Als je in de kerk kwam, kon je naar die weg kijken, verschillende staties, zoals je dat noemt,
Verschillende stadia op de weg.
Die stadia zijn niet bedoeld om alleen maar naar te kijken,
maar om te kijken en te geloven, dat Jezus die weg voor mij is gegaan.
Als een uitnodiging, een oproep: ‘Ga met Mij mee!
Kijk hoe Ik in Jeruzalem ook voor jou gestorven bent.
Ik ging die weg voor jou naar Jeruzalem aan het kruis
en al is dat zo heel lang geleden, het geldt nog steeds.
De discipelen, zij begrepen het niet.
Als Jezus de weg verder gaat, komt Hij bij Jericho.
Daar is iemand die het wel begrijpt en hard roept:
Jezus van Nazareth, Zoon van David!
De mensen zeggen: Hou je mond, dat is niet gepast dat je zo roept.
Maar Jezus gaat naar hem toe en vraagt: Wat kan Ik voor je doen?
De man zegt: Heere, wilt u ervoor zorgen dat ik weer kan zien?’
Deze gebeurtenis – ik heb het verhaal nu wel heel kort verteld
komt niet zomaar na de woorden van Jezus
over wat er in Jeruzalem gebeuren zal.
Het laat zien, dat we ogen nodig hebben, die naar het kruis op Golgotha kunnen kijken.
Ogen die zien, wat er gebeurt
die zien dat het Gods plan is
en dat Jezus daar hangt in onze plaats.
Heere, geef ons ogen die het zien en geloven!
En geef dat onze kinderen het mogen zien en geloven
en degenen die U niet kennen, dat hun ogen open gaan
Gij, o Jezus, hebt gedragen
lasteringen, spot en hoon,
zijt gebonden en geslagen,
Gij, des Vaders eigen Zoon,
om van schuld en eeuwig lijden
mij, verloor’ne, te bevrijden,
duizend, duizend maal, o Heer,
zij u daarvoor dank en eer!
Amen