Preek zondag 28 januari 2018

Preek zondag 28 januari 2018
Afsluiting themaweek School en kerk. Gods plan met jou.
Themalied: Jezus die langs het water liep. Themapsalm: Psalm 139:1

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Weet je al wat je later wilt worden?
Wie van jullie wil er later iets met dieren doen?
– boer, dierenarts, dierenverzorger, bioloog
Wie van jullie:
– meester of juffrouw
– voor andere mensen zorgen: voor oudere mensen, mensen met een beperking
– dokter, dominee
– vrachtwagenchaffeur, met de trekker rijden.

Wat zou de jonge Jeremia later worden?
Waarschijnlijk hetzelfde als zijn vader.
Net als sommigen op school: ik ga hetzelfde doen als mijn vader.
Weten jullie wat de vader van Jeremia (Hilkia) deed, wat hij was?

Jeremia zou waarschijnlijk hetzelfde worden: priester.
Wat doet een priester?
Offeren in de tempel:
– voor de zonde van de mensen
– dankbaarheid
– advies vragen / zegen vragen
– dienst in de tempel: tot God bidden / God eren

Misschien zag Jeremia dat al helemaal voor zich
Had zijn vader er over verteld, of was hij mee geweest, naar Jeruzalem.
Nu komt Jeremia uit Anathoth:

  • kon hij later wel in de tempel werk doen? Of telde hij niet mee?
    (Abjathar: verbannen naar Anathoth)


Welke plannen Jeremia ook had voor zichzelf, om later te worden:
De Heere heeft voor hem een ander plan
en de Heere zegt dat ook tegen Jeremia:
– Jeremia, Ik ken je al voordat je geboren werd, voordat je groeide in de buik van je moeder.
Toen had ik al een bijzonder plan voor je – wat jij later voor Mij moet gaan doen.
Jeremia kan niet voor zichzelf een plan bedenken, wat hij later gaat doen.
God gaat voor Hem beslissen: Ik heb jou aangesteld tot profeet onder de volken.

Kun jij je voorstellen dat jij op jouw leeftijd een belangrijke taak krijgt?
In de kerk zijn de belangrijke taken bijna altijd voor volwassenen.
Heb je wel eens een kind in de kerkenraadsbank zien zitten? Of de preek horen doen?
Kindernevendienst of zondagsschool zien geven?
En ook op school zijn de belangrijke taken voor volwassenen.
Jullie helpen mee: afwassen, klaaroveren.

Jeremia schrikt dan ook als hij van de Heere te horen krijgt: jij wordt profeet.
Hij schrikt ervan: Nee!
Ach, Heere HEERE, ik kan dat niet doen, ik ben te jong.
Jeremia is geschrokken: U bent wel de baas, maar hebt u dat wel goed?
Weet u niet hoe oud ik ben? Denkt u echt dat de volwassenen naar mij luisteren?
Volwassenen nemen kinderen toch niet zo snel serieus?
Zeker als ze over God vertellen. Dat vinden ze grappig, daar lachen ze om,
maar ze denken daar echt niet over na.
Er klinkt een grote zucht: Ach. Jeremia heeft medelijden met zichzelf:
Dat gaat nog moeilijk worden.
Mijn woorden hebben echt geen gezag. Ik kan vertellen, roepen, maar ze luisteren toch niet!
Jeremia protesteert.

Het is een mooi thema: God heeft een plan met jou.
Maar als iemand van God hoort van dat plan is de eerste reactie vaak:
Nee, dat wil ik niet! Dat kan ik niet!
Jullie kennen vast het spel dammen (of schaken).
Zo gaat het vaak met het plan van God: God doet een zet
en wij doen een zet terug – net zolang tot we verliezen van God.
Zo doet Jeremia ook een zet – hij verdedigt zich. Hij geeft zich niet gewonnen.

Jeremia is zo geschrokken, dat hij niet denkt aan eerdere verhalen uit de bijbel.

  • Aan Samuël. Wat was er met hem?
  • Aan dat meisje dat meegenomen was en bij Naäman terechtkwam.
    Wat deed zei?

Zij waren ook jong. Kan God geen jonge mensen, geen kinderen gebruiken?
‘Daarom,’ zegt de Heere tegen Jeremia, ‘Stuur ik jou.
Zeg niet: Ik ben te jong! Ik ben het, die jou stuurt!
En daarom moet je ook niet bang zijn voor de mensen, ook niet onder de indruk zijn.
Als je naar de mensen kijkt, kun je de gedachte krijgen: Ik moet dit maar niet zeggen.
Nee, zeg het in Mijn Naam!’
Je moet niet door mensen gevormd worden, maar door Mij, jouw God.

Weet je wat voor taak Jeremia van de Heere God krijgt?
Een dubbele taak: afbreken en opbouwen.
Stel: je hebt in de woonkamer al je soldaatjes opgesteld en forten gebouwd.
Je hebt nog nooit zo’n mooie opstelling gehad.
En je zusje komt eraan, ze let niet op en ze gooit alles overhoop.
Dan ben je waarschijnlijk eerst boos.
Maar daarna kun je later nadenken over een nog mooiere opstelling.
Je denkt daar niet over na als het moet blijven staan. Dan moet het bewaard blijven.
Of je hebt je poppen of barbies op de bank gezet en in de vensterbank.
Dan komt je moeder en die ruimt alles op.
Niet leuk, maar dan kun je de volgende keer weer opnieuw iets bedenken.
Dat moet Jeremia doen: eerst iets afbreken, iets opruimen.
Met de sloopkogel, met de shovel – alles omver.
Wat dan? Wat zou Jeremia moeten afbreken?
Moet hij de tempel afbreken?
Niet de tempel – de tempel zal wel worden afgebroken, zal hij later zeggen
en de mensen waren daar niet blij mee, nee ze waren woedend.

Jeremia moet iets anders afbreken en opruimen.
De mensen in Jeruzalem dachten dat het wel goed zat, tussen God en hen.
Wij dienen God op de goede manier: tempel, offeren, liederen, vertrouwen.
Nee, moet Jeremia zeggen: er is van alles mis:
Jullie dienen God helemaal niet, maar andere goden.
Ja aan de buitenkant lijkt het mooi. Jeremia moet de mooie buitenkant afbreken.
Jeremia moet de trots opruimen, de gedachte: wij doen het goed.
Stel je dat vandaag eens voor: dat iemand zegt – jullie doen het helemaal fout.
Dat een van de jongeren dat zegt: 13, 14 jaar.
Dat hij zegt: Jullie starten vandaag met de actie kerkbalans, maar jullie dienen God niet.
Er wordt misschien wel een heel mooi bedrag opgehaald, nog meer dan de vorige keer.
Maar dat is maar buitenkant – wat leeft er in je hart.
Leeft daar echt de Heere Jezus? Of geef je maar geld om te camoufleren,
dat Jezus helemaal niet in je hart woont, maar dat er een leegte is.
Als een van de jongeren dat zou zeggen, zou de reactie waarschijnlijk zijn:
Ach joh, je komt net kijken. Wat weet jij ervan? Het is veel ingewikkelder
en wees niet gelijk zo kritisch als je maar net komt kijken.

Zo is het met Jeremia ook gegaan.
Jeremia was echt geen succesprofeet.
Ze hebben hem uitgelachen en bespot: wat een snotjoch.
Ze zijn boos geworden: hoe durft hij.
Ze vonden hem steeds maar zo somber, een mopperaar, een chagrijn,
iemand die nooit eens iets positiefs kon vertellen.
Belangrijke mensen zeggen: Hebben jullie die Jeremia nooit eens aangepakt en gestraft?
Als hij de koning een brief met waarschuwingen schreef, verscheurde de koning die
en verbrandde de snippers zodat er niets van overbleef.
Hij werd in de put gegooid en overleefde dat net, omdat een buitenlander hem redde.
God heeft een plan met Jeremia – maar Jeremia werd er ongelukkig van.

Waarom wilden de mensen niet luisteren?

Omdat Jeremia hen waarschuwde. Het gaat niet goed.
En de meeste mensen waren tevreden: We verdienen eindelijk weer geld.
We hebben eindelijk weer vrede, het gevaar van oorlog is voorbij.
Wij hebben de tempel toch? God beschermt ons! Ons kan niets gebeuren.

En Jeremia zei precies het tegenovergestelde: er komt oorlog.
God spaart Jeruzalem helemaal niet.
Maar de mensen wilden het niet zien, ze wilden niet luisteren.
Weet je wat ook de overeenkomst is tussen Samuël, dat meisje bij Naäman en Jeremia:
een nieuwe wereld, bekende wereld weg, door oorlog => moeilijke tijd.

Maar de mensen wilden het niet zien, ze wilden niet luisteren.
Het is net als bij een echtscheiding: een vader en een moeder die veel ruzie maken
en dat een van de kinderen zegt: jullie maken altijd ruzie
en dat de vader en de moeder daar niet naar luisteren en dat de ruzie steeds groter wordt
en een van beiden zegt: Ik ga weg.
Jeremia kondigt ook een scheiding aan: God gaat weg.
Maar de mensen wilden dat nooit geloven: God gaat nooit weg.
Hij heeft toch iets beloofd? Altijd bij ons te zijn? God kan ons gewoon niet verlaten.
Zo riep Jeremia maar en hij werd niet geloofd.
Totdat het echt zover kwam, dat Jeruzalem werd verwoest en ook de tempel
en de mensen zeiden: Jeremia had al die jaren toch gelijk.

Daarmee eindigt het Oude Testament.
Weet je hoe het Oude Testament eindigt?
De Heere zegt: Ik zal de vaders veranderen, zodat zij gaan luisteren naar hun kinderen
Ik zal het hart terugbrengen. De vaders hebben niet meer hun hart dicht gedaan.
En omgekeerd ook de harten van de kinderen geopend voor de vaders.
Er wordt weer geluisterd.

God heeft een plan met Jeremia.
Geen makkelijk plan. Alles lijkt erop dat het plan van God mislukt: niemand luistert
En Jeremia wordt zelf ook moedeloos.
En toch is dat Gods plan: de spiegel voorhouden – jullie luisteren niet.
Jullie denken dat je mij dient, maar je doet dat niet.

Welk plan heeft God met jou?
Misschien wel een heel ander plan met Jeremia.
Dat plan kan te maken hebben met wat je goed kunt.
Maar ook als je iets niet goed kunt, kan God een plan met je hebben.
Misschien heb je de cito=toets van deze week wel heel slecht gemaakt
En denk je: God heeft alleen een plan met iemand die goed kan leren.
Nee: God kan jou ook gebruiken in Zijn plan.
Misschien niet vanwege je goede score, maar vanwege je doorzettingsvermogen.
Of misschien ben je juist heel handig in iets maken of bedenken.
Misschien denk je: God zal mij niet gebruiken, want ik ben niet populair.
Nou, ik denk dat Jeremia ook niet populair was, maar vaak eenzaam.

Heeft God met iedereen een plan? Ja. Is dat altijd een bijzonder plan?
Nee, sommigen worden dominee of gaan helpen in andere landen (Mercy Ships: collectedoel).
Gods plan kan ook zijn dat je hier blijft wonen en dat je maar heel gewoon werk hebt.
Dat je hier in Oldebroek iets van de Heere Jezus laat zien, bijvoorbeeld door te helpen,
door gastvrij te zijn en behulpzaam.
Door voor anderen hier te bidden, mee te leven, ouderling of diaken te worden.
God heeft een plan met jou.
Dat plan weet je soms van tevoren net als Jeremia of Samuël
Soms weet je dat pas later, net als dat meisje: waarom moest zij weg bij haar ouders?
Of je weet dat pas veel later.
Het kan zelfs zijn dat je dat niet hier op aarde te weten komt,
maar dat je het later in de hemel ziet.
God heeft een plan – betekent 2 dingen:
– Nadenken: Wat wil God van mij?
– Vertrouwen: wat er met mij gebeurt, God gaat mee. Alles kan een doel hebben.
Zelfs de moeilijke dingen: overlijden, ziekte, teleurstelling kan God gebruiken,
* Vertrouwen & geloof
* Worsteling – ik ben niet de enige die het er moeilijk mee heeft.
God heeft een plan: voor jezelf, voor anderen.

 

Samen bidden, samen zoeken

naar het plan van onze Heer,

Samen zingen en getuigen,

samen leven tot zijn eer.

amen

Les 10 Verleiding

Les 10 Verleiding

 

Rosanne had zich voorgenomen om deze avond te besteden aan zinnige dingen. Het was lang geleden dat ze voor zichzelf uit de Bijbel had gelezen. Dat kon ze vanavond wel eens gaan doen.  Als ze koffie voor zichzelf heeft ingeschonken en haar Bijbel heeft klaargelegd, hoort ze haar telefoon: een Whatsapp-berichtje: even kijken. Er schiet wat te binnen en ze kijkt even wat na op internet. De avond verstrijkt. Als ze op de klok kijkt, ziet ze dat het half 11 is. Tijd om naar bed te gaan. Ze ziet voor zich de Bijbel op tafel liggen. De Bijbel is niet open geweest.

 

Peter las in de Bijbel een gedeelte over vertrouwen op God. Een mooi gedeelte. Hij nam het zich voor om in vertrouwen op God te leven de komende tijd. Dat is toch het mooiste dat er is? In dezelfde periode blijkt dat hij meer rekeningen binnen komen dan waar hij op gerekend had. Er is ook een tegenvaller: de auto startte niet en moest naar de garage. Al met al een maand met veel uitgaven. Hij vertelt het nog niet aan zijn vrouw, maar begint wel te piekeren over hoe het financieel moet en of het nog wel lukt om deze maand wat geld over te maken naar de spaarrekening. Dat was hard nodig, want daar liepen ze ook mee achter. Hij slaapt slecht die nacht. Als hij zo die nacht niet kan slapen, schiet hem de tekst over dat vertrouwen op God te binnen, maar hij krijgt er geen rust door. De zorgen zijn op dat moment te groot.

 

Vraag 1 Welke verleidingen zijn er voor Rosanne? Wat zou zij er tegen kunnen doen?




Vraag 2 Welke verleidingen zijn er voor Peter? Wat zou hij er tegen kunnen doen?



Uitleg
Verleiding is gevaarlijk voor je geloof, omdat verleiding je op een weg zonder God brengt. Dat kan heel klein zijn of klein beginnen. Bijvoorbeeld met een afleiding die er is, waardoor je er niet aan toe komt om tijd te nemen voor God. Verleiding kan ook groter uitpakken. Zorgen kunnen heel groot worden, waardoor het voor je niet meer mogelijk is om op God te vertrouwen. Of je kunt het zo goed hebben, dat je God niet meer nodig hebt. Verleiding kan ervoor zorgen dat je gaat geloven dat de zorgen sterker zijn dan God. Of dat een leven zonder God veel mooier is, veel meer geluk brengt.
Dat je God vergeet of dat je te weinig vertrouwen hebt in Gods zorg en leiding gebeurt vaak heel onbewust. Het is net als met een bootje dat bij de wal ligt, waarvan de eigenaar het vergeten is vast te maken aan de wal. Heel kalm dobbert dat bootje weg van de wal. Het is daarom van belang om steeds verbonden te zijn met Christus.

 

Vraag 3 Weet jij van jezelf wanneer je losraakt van God?




Vraag 4 Wat heb jij nodig om verbonden te blijven met God?




Vraag 5 Weet jij voor welke verleidingen jij vatbaar bent? Hoe wapen jij je daartegen?


 


Verleiding kan niet alleen tot grote problemen in je relatie met God leiden, maar ook tot grote brokken in je relatie met anderen. Als je als man getrouwd bent en je vindt een andere vrouw aantrekkelijker. Als je als vrouw getrouwd bent en je hebt het idee dat je bij een andere man je meer op je gemak voelt. Als je jezelf verrijkt op een oneerlijke manier. Als je verhalen de wereld in helpt over een ander die niet kloppen. In de Bijbel wordt steeds gewaarschuwd tegen verleiding. Want als je ingaat op de verleiding kies je weer voor het oude leven. Dan raak je God kwijt en is het sterven aan het kruis van Christus voor niets geweest.
Het is dus van belang dat je jezelf wapent tegen verleiding. Dat je van jezelf weet wanneer je vatbaar bent. Als de batterij van je telefoon leeg begint te raken, krijg je een seintje dat je telefoon opgeladen moet worden. Net zo moet je weten wanneer je los raakt van Christus en niet meer bij Hem gehouden wordt en gevoed wordt in je geloof.
Gelukkig is er wel een weg terug. In het avondmaalsformulier staat bijvoorbeeld: Als je in zonde gevallen bent, als je de verkeerde weg bent ingegaan, moet je daar niet mee doorgaan. Je moet er mee breken en God om vergeving vragen en opnieuw strijden tegen het oude leven, tegen verleiding. Het kan je wel eens moedeloos maken als je merkt dat je toch steeds weer valt voor verleiding. Gelukkig sta je er niet alleen voor en mag je steeds vragen om de Heilige Geest. Hij wil je bijstaan in de strijd tegen het oude leven, tegen de zonde, tegen de duivel.

 

Vraag 6 Herken je dat je soms moedeloos kunt worden? Wat is er dan nodig om toch weer naar God toe te gaan?



Vraag 7 kun je een algemeen voorbeeld bedenken hoe verleiding negatief uitwerkt naar anderen toe?

Bijbel: Lees 1 Timotheüs 6:3-12

 

Vraag 8 Welke verleidingen worden hier genoemd?

Vraag 9 Kun je ook aangeven waarom ze schadelijk zijn voor je geloof?



Vraag 10 Welke rol zal de duivel hierin spelen?

Vraag 11 Welk alternatief wordt geboden?

 

Geloofsbelijdenis
Vraag 127 Wat is de zesde bede (van het Onze Vader)?
Antwoord: Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Dat wil zeggen: omdat wij uit onszelf zo zwak zijn, dat wij geen ogenblik kunnen standhouden, en omdat bovendien onze doodsvijanden, de duivel, de wereld en ons eigen vlees, niet ophouden ons aan te vechten, wil ons daarom door de kracht van de Heilige Geest staande houden en sterken, opdat wij in deze geestelijke strijd niet de nederlaag lijden, maar altijd krachtig weerstand bieden, totdat wij eindelijk volledig de overwinning behalen?

Preek zondag 14 januari 2018

Preek zondag 14 januari 2018

Bevestiging ambtsdragers
Schriftlezing: Mattheüs 14:13-21

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Broeders die afscheid nemen, die bevestigd of herbevestigd worden,

‘Geeft u hen te eten!’
Dat is nogal een opdracht! Jezus overvraagt Zijn leerlingen hiermee:
Zo’n grote menigte: 5000 man en dan de vrouwen en kinderen niet meegerekend,
hier in de woestenij waar niets te vinden, niets te halen is.
Dat kan Hij toch niet van ze verwachten?

En er is nogal niet wat gebeurd!
Deze zelfde dag nog hebben ze verschrikkelijk nieuws gehoord
over hoe Johannes de Doper werd onthoofd door Herodes.
Nadat Jezus dat te horen kreeg, trok Hij weg om alleen te zijn,
naar een gebied dat niet zo makkelijk toegankelijk was: afgelegen en onherbergzaam.
Hij kreeg echter niet de kans om alleen te zijn,
want zodra de menigte wist waar Jezus naar toe ging, gingen zij ook
en voor Jezus aan wal kwam, werd Hij al door een menigte opgewacht.
Tijd om na te denken over wat er gebeurd was met Johannes,
na te denken over het gevaar dat Jezus zelf liep en wat er moest gebeuren –  was er niet.
Hij moest weer aan de slag.
Hij wilde weer aan de slag toen Hij die mensen vroeg.
Terwijl Jezus zo bezig was met de menigte, met genezen, met onderwijs geven,
zullen de leerlingen niet zo snel vergeten zijn welke dreiging er boven hun hoofd hing,
waren ze vast niet vergeten wat de reden was, waarom ze hier waren.
De angst niet vergeten en weinig meegenomen:
We hebben niet meer dan 5 broden en 2 vissen
(in andere versies aangebracht door een jongen)
5 broden en 2 vissen – nog niet eens genoeg om Jezus en zijn 12 discipelen te voeden.
‘Geeft u hen te eten!’ – overvraagt Jezus hen niet?

Nu hebben we vanmorgen bevestiging van ambtsdragers.
Er wordt hen niet gevraagd om een menigte van 5000 mannen en nog meer te voeden.
Ze krijgen enkele taken binnen de diaconie of binnen het college van kerkrentmeesters,
of ze krijgen enkele straten toegewezen waar ze pastoraal verantwoordelijk voor zijn.
Ook bij u die (her)bevestigd wordt, kan dat gevoel leven
dat de Heere u wel deze opdracht geeft, maar dat u bij uzelf denkt:
Dat is teveel. Ik kan dat zelf nooit volbrengen.
De discipelen hadden 5 broden en 2 visjes, niet eens zoveel – en wat heb ik?
Ik vermoed dat er heel wat gemeenteleden blij zijn,
dat zij nu niet voor in de kerk zitten en in het ambt bevestigd worden,
ze zouden zich net zo overvraagd hebben als de discipelen
die een hele menigte moet voeden.

Voordat ik predikant werd, ben ik 2 jaar jeugdouderling geweest.
Enkele maanden nadat ik bevestigd was, kwam er een mail binnen van een gemeentelid:
De jongeren verlaten onze gemeente, je moet wat doen!
Daar werd een ingewikkelde problematiek op mijn bordje gelegd
met de gedachte erbij: los jij dat maar even voor ons als gemeente op.
Dat is nu toch jouw verantwoordelijkheid geworden?
Zo kan er ook naar de ambtsdragers gekeken worden, die (her)bevestigd worden:
jullie moeten ervoor zorgen dat de gemeente bloeit,
dat er geestelijke diepgang is, dat er belijdeniscatechisanten komen,
dat iedereen voldoende huisbezoek krijgt, de gemeente financieel er goed voorstaat.
dat de mensen die tekort komen niet over het hoofd worden gezien.
Het kan soms een patroon zijn om naar anderen te kijken: zij moeten het doen, oplossen.
‘Geeft u hen te eten!’
De vertrekkende broeders hebben dat misschien ook wel gehad:
dat er momenten waren dat je merkte:
er wordt van mij iets verwacht, dat ik niet kan waarmaken
en dat je stilletjes toch blij bent dat je periode erop zit en dat je niet meer hoeft.

‘Geeft u hen te eten!’
Zou de Heere Jezus dat zo bedoeld hebben?
Dat Hij hen een onmogelijke opdracht geeft, een opdracht die ze niet kunnen uitvoeren?
Ik denk dat Jezus hen iets wil leren.
Ze zijn leerling van Jezus.
Afgelopen week ging het op catechisatie over wat een discipel is.
De meeste catechisanten houden niet zo van leren.
School is saai, vervelend.
Een discipel is een leerling,
maar niet iemand die in zijn schriftje alleen maar aantekeningen maakt van wat Jezus zegt
zoals dat bij een docent op de middelbare school kan zijn:
‘Pak je schrift en schrijf op! En leer dit de volgende keer!’
Het is vooral leren door te doen,
zoals dat met trainen van voetbal is, met paardrijden, met muziek spelen.
Dat leer je door te doen. En steeds weer opnieuw te doen.
Het is meer een stage, waarbij je begeleider je steeds zelf iets laat uitproberen
Rij maar een ritje op de trekker, ga jij maar naar die klant, doe jij de volgende cliënt.
‘Geeft u hen te eten.’

Is dat een geruststelling? Dat het mag uitproberen? Dat u verantwoordelijkheid krijgt?
Je zou dan toch op weg geholpen willen worden,
even meelopen, de kunst afkijken, uitleg krijgen ondertussen, of begeleiding,
zodat je wel weet waar je mee bezig bent.
En dat is wat Jezus doet, juist op het moment dat er een crisis dreigt,
er groot gevaar zich aan de horizon aftekent: de dood van Johannes de Doper.
Een tegenslag voor het werk van Jezus, een grote dreiging zelfs:
je proeft er in dat er ook gevaar voor Jezus en degenen die bij hen horen.
Dan neemt Jezus hen mee, het schip in, naar de overkant.
Dat heeft iets weg van Mattheüs 2: het koningskind op de vlucht, Gods Zoon ongewenst
Er wordt al iets zichtbaar van het kruis van Golgotha hier in het leven van Jezus.
Een kruis dat ook Zijn volgelingen zullen dragen:
Wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen en zijn kruis op zich nemen
en Mij volgen.
Er zijn heel wat broeders en zusters, die zo’n kruis te dragen hebben.
Afgelopen week presenteerde Open Doors een nieuwe ranglijst van landen,
Waarin christenen worden vervolgd.
Hier is er nog geen sprake van samen,
niet eens duidelijk of het van de leerlingen gewenst is dat ze meegaan en of ze meegaan
– want wilde Jezus niet alleen zijn?
en al gauw zijn de leerlingen in beeld en nog weer later een grote menigte.
Jezus zoekt een eenzame plaats op.
Dat is niet zomaar, niet voor niets.
Het roept de herinnering op aan het Oude Testament, de reis van het volk door de woestijn.
Ook die 5000 mannen (vrouwen en kinderen niet meegerekend)
is een herinnering aan de uittocht uit Egypte, het slavenhuis, onder Gods begeleiding.
Een moeilijke reis, waarop er vaak te weinig was: te weinig eten, te weinig drinken,
te weinig zicht op Gods leiding, te weinig zicht op aankomen in het land van belofte.
Is dat in het leven ook niet zo?
Dat je honger en dorst kunt hebben, naar God, naar antwoorden,
naar iemand die je bijstaat en ondersteunt, er voor je is, naar je luistert,
En dan kom je als ouderling bij iemand die een aangrijpend verhaal vertelt,
en je beseft: van mij wordt verwacht dat ik steun en troost geef
– geeft u hen te eten! –
maar wat heb ik in huis?
Je komt bij iemand die overhoop ligt met God en alleen maar kan zeggen: Waarom?
Je komt bij iemand thuis, je mag nog net binnenkomen,
maar interesse voor de kerk, voor God is er niet meer.
Je komt als diaken bij iemand thuis, die in de schuldhulpverlening zit,
een bijna leeg huis, je weet bijna niet waar je moet beginnen
en je vraagt je af of iemand uit de financiële zorgen kan komen.
Het grijpt je aan dat er hier in deze regio zoveel mensen naar de voedselbank moeten.
Of het is voor jezelf een woestijn.
Je hebt zelf zorg in je eigen gezin en je komt daardoor niet toe aan je bezoekwerk
of je gaat wel, maar innerlijk ben je er niet echt bij.
Jezus gaat Zijn leerlingen voor naar de eenzame plaats, naar de woestijn,
om te zorgen dat ze in Zijn Naam iets kunnen geven, kunnen uitdelen
waar op dat moment behoefte aan is: ‘Geeft u hen te eten.”

‘Geeft u hen te eten!’
Ik wist dat niet, maar dat is een regelrecht citaat uit het Oude Testament.
Het is niet het bekendste verhaal. Het gaat om iemand die Elisa de profeet opzoekt
en voor Elisa een klein geschenk meeneemt: 20 gerstebroden.
En dan zegt Elisa tegen zijn knecht: Geef iedereen die er is te eten.
Er waren 100 personen aanwezig en de knecht protesteerde: dit is niet genoeg.
Maar Elisa zei het nog eens: Geef hen te eten.
Want zo zegt de Heere: iedereen zal eten en je zult nog overhouden ook.
‘Geef hen te eten.’
Dat is niet alleen: Ga aan de slag,
maar ook: Ken je je Bijbel goed genoeg om te weten dat je het van God mag verwachten?
Sla Zijn Woord er maar op na, vergeet niet dat als Hij geeft, het genoeg is.
Je hoeft het niet alleen te doen, maar je mag terugvallen op God
die het weinige dat je bij je hebt zal vermenigvuldigen, zal aanvullen,
zodat je in ruime mate hebt, genoeg hebt, zelfs overhoudt.

‘Geeft u hen te eten.’
Dat is dus helemaal niet: los het alleen maar op, je kunt het!
Maar: vergeet je niet dat God je beloofd heeft, dat je voldoende zult hebben?
Dat als je in de woestijn komt, of dat nu dat je zelf in de woestijn komt
of dat je bij iemand komt die in een woestijn is,
dat God ook daar voor manna zal zorgen, elke dag weer opnieuw,
Dat je te eten hebt, dat je op krachten kunt komen, dat je niets tekort zult komen
ook al sta je op dat moment met lege handen, of maar zo’n klein beetje.
Ik stuur je niet de lege plaats in, de eenzaamheid, om daar vast te lopen,
om daar niet meer uit te komen, omdat je het niet meer weet en niet meer ziet,
maar omdat je dan juist herinnerd wordt aan je Heer, die er is, in de woestijn.

De Heer is mijn Herder! / In ’t hart der woestijn/  verkwikken en laven / zijn hemelse gaven;

Hij wil mij versterken / met brood en met wijn.

Zo mag je in vertrouwen gaan, dat de Heere zal voorzien, als u het antwoord niet hebt,
omdat God er is in de woestijn en Hij Zijn gaven geeft.
Dit gedeelte kan ook verbonden worden met het avondmaal: Er is brood dat Jezus geeft.
Ik heb in al die jaren gemerkt vooraf in de consistorie, tijdens en na afloop van de dienst,
dat het door de diakenen werd gezien als een van de mooiste taken:
het ronddelen van de schalen, het vullen van de bekers met wijn,
en misschien is dat wel de taak die het meest tot verdieping van het geloof leidde
en die het meest wordt gemist.
dienst doen aan de tafel, om iets namens de Goede Herder te mogen uitdelen

Herder – in het Oude Nabije Oosten is herder het beeld voor de koning.
Een koning hoort een herder te zijn.
Kijk nog eens hoe dit verhaal begint, met Jezus op de vlucht voor Herodes.
Twee koningen van Israël: Herodes en Jezus.
De een met zijn drinkgelag, zijn orgie, een feest in kleine kring van vrienden.
en zijn dronkemanspret kent een gruwelijk verloop: Johannes de Doper wordt gedood
en zijn hoofd wordt op een schaal de zaal binnengedragen, als een trofee.
Johannes de Doper die opriep tot bekering, het volk gereed maakte voor de messias,
die waakte over de ziel van de Israëlieten, die hen waarschuwde voor het verloren gaan.
En dan Jezus, die als Hij de menigte ziet geraakt is en Zijn hart laat spreken:
Genezing biedt en vertelt over het Koninkrijk van God
En van dat Koninkrijk iets laat zien door de mensen, Zijn onderdanen, eten te geven,
Een herder die voor Zijn volk zorgt, met hart voor Zijn mensen.
Dat is de les voor de leerlingen: Wees zo’n herder! Zie de nood van het volk
en haal het niet in je hoofd om zo’n heerser te worden als Herodes
die wel regeert, maar niet echt om het volk geeft.
‘Geeft u hen te éten.’
Jezus die ons leerde bidden: Geef ons heden ons dagelijks brood.
Het dagelijks brood, je gewone werk, het onderhouden van je gezin
dat is niet minderwaardig ten opzichte van het werk als ouderling of als diaken.

En tegelijkertijd spreekt er ook iets in van een andere wereld: Waarin geen honger meer is.
Het is een thema dat in het evangelie van Mattheüs steeds terugkomt:
Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid
Als je in je werk als diaken, als ouderling, als kerkrentmeester moeite krijgt
met hoe het in deze wereld is geregeld,
bijvoorbeeld in de regelgeving, in hoe het in families toegaat, de gewoonten op een dorp,
je zou het willen veranderen, maar je weet: het is haast onbegonnen werk.
Als je in je werk als ambtsdrager merkt wat de gevolgen zijn
dat deze wereld niet meer de wereld is waarin God op de eerste plaats staat,
maar velen aan zichzelf denken.
en je bijdrage kan maar klein zijn en toch:
Als de Zoon des Mensen in al Zijn heerlijkheid komt, met de engelen
en het oordeel er is en zal zeggen: Ik had honger en jij hebt Mij te eten gegeven.
Je hebt Mij de schaal met gebroken brood bij het avondmaal gegeven.
Je hebt Mij geholpen met bonnen voor de voedselbank,
ervoor gezorgd dat ik weer uit de schuldhulpverlening kwam.
Je hebt dat gedaan voor Christus, in naam van Christus, de koning die de Goede Herder is.
Je wist troost te bieden, of met een juiste opmerking waardoor ik weer verder kon.
Of door juist weinig te zeggen en vooral te luisteren, door er te zijn

en op die manier te laten zien dat in mijn eenzaamheid Christus toch kan komen.

Ze aten en werden verzadigd
– het heeft al een klein beetje iets van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
In de woestenij is eten te vinden, is Christus te vinden
En ambtsdrager zijn is net als de leerlingen uitdelen van wat Christus geeft.
Het is een wonder, maar niet eens zo groots verteld:
Jezus kijkt op naar de hemel, zoekt contact met Zijn Vader, bidt en looft God als Schepper
en dat kleine beetje brood en die twee visjes – het blijkt genoeg te zijn.
Als ambtsdrager hoef je nooit te klein van God te denken
– geeft u hen te eten. Dat is niet wat je zelf in huis hebt,
maar God die zich toont, in de lege plaats, die het kleine beetje wat je hebt
vermenigvuldigt zodat je genoeg hebt om te delen,
om uit te delen van wat God geeft
En zo niet alleen te vertellen over God, maar Christus mag uitdelen. Amen

Les 9 De Heilige Geest

Les 9 De Heilige Geest

‘Ik weet niet wat ik mij bij de Heilige Geest moet voorstellen. Ik vind de Heilige Geest zo vaag.’ zegt Elizabeth tijdens de belijdeniscatechisatie. Pieter herkent zich daarin: ‘Ik hoor wel over de Heilige Geest. Zeker als het Pinksteren is. Maar wat de Geest nu eigenlijk doet, zou ik eerlijk gezegd niet weten?’

Vraag 1: Herken je in wat Elizabeth of Pieter aangeven? Of juist niet en heb je een beeld van wat de Heilige Geest doet?




Vraag 2: Werkt de Heilige Geest in jou? Waaraan merk je dat?




Uitleg
De Heilige Geest is vaak moeilijk voor te stellen. Zeker als je iemand bent die in beelden denkt. De Heilige Geest kun je niet als persoon voor je zien. Als er over de Geest gesproken wordt, worden in de Bijbel vaak woorden als wind, vuur, kracht gebruikt. Het ingewikkelde van de Heilige Geest is ook nog eens dat je de Geest zowel als Persoon en als kracht kunt zien.
De Heilige Geest is net als de Vader en Christus God. Samen zijn ze één.  Je kunt de Heilige Geest zien als God die in jou werkt: Hij maakt in je hart en leven ruimte voor Christus. Hij zorgt ervoor dat je gaat geloven. Hij verandert je als mens. Omdat de Heilige Geest ook God is, kun je ook tot de Heilige Geest bidden. Dat gebeurt niet zovaak, maar het kan wel.
De Heilige Geest zorgt ervoor dat je gaat geloven. De belemmeringen die er zijn om te geloven neemt Hij stuk voor stuk weg. In je hart maakt Hij ruimte voor Christus. En als je bent gaan geloven, zorgt Hij ervoor dat je geloof onderhouden wordt en dat je groeit in geloof. Groei in geloof kan zijn: Je interesseert je er meer voor. Je wilt meer tijd voor God nemen. Je denkt er meer over na. Je vertrouwen en liefde neemt toe.
De Heilige Geest zorgt ervoor dat je als mens verandert. Want als Christus in je hart woont, dan gaat ook in je karakter doorwerken: je wordt bijvoorbeeld milder of geduldiger, liefdevoller naar anderen toe.
De Heilige Geest werkt ook in de mensen om je heen. Hij zorgt er ook voor dat er mensen om je heen zijn van wie je het geloof kunt leren. Dat er mensen zijn die het geloof jou voorleven. Hij zorgt ervoor dat er een groep mensen om je heen is, een gemeenschap, een gemeente met wie je samen God dient. De Heilige Geest werkt in de kerkdienst, op de bijbelkring, in catechisatie. Als een lied, een tekst, een preek je aanspreekt, mag je dat ook zien als werk van de Geest.
De Heilige Geest werkt ook buiten de kerk. Bijvoorbeeld in ongelovigen die een mooi voorbeeld geven. In gaven en talenten die iemand heeft. Wanneer je dat tegenkomt bij iemand die niet gelooft, kun je God daar ook ruimhartig voor danken.

Vraag 3 Op welke manier ben jij in het geloof gegroeid?


Vrucht van de Geest
Het effect van de Geest op je karakter is de vrucht van de Geest. De Geest laat dat aan jou, uit jou groeien. De gedachte van de vrucht van de Geest komt uit Galaten 5:22:

De vrucht van de Geest is echter:
liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.


Daar gaat het om twee manieren van leven: een verkeerde, een zondige manier en een goede manier vanuit de Geest. Het gaat erom dat je als gelovige kiest voor de goede manier om te leven. Het mooie van deze vrucht van de Geest is dat deze vrucht vaak ongemerkt groeit. Anderen zien dat soms eerder dan jezelf. Het groeit aan je. Tegelijkertijd is de vrucht ook een opdracht: Wees liefdevol, wees vol blijdschap, wees gericht op vrede enzovoort.

Vraag 4: Wat zie jij in je eigen leven van de vrucht van de Geest?


Gaven van de Geest
De Heilige Geest geeft ook gaven, die gebruikt kunnen worden binnen de kerk. In onze tijd zou je kunnen zeggen: iemand die je weet te bemoedigen. Iemand die zondagsschool of kindernevendienst kan leiden. Iemand die je uitleg kan geven over het geloof. Iemand zorgzaam is. Iemand die goed kan luisteren. Vaak passen deze gaven goed bij wat je zelf al in huis hebt, bij wat je interesses zijn of wat je goed afgaat. Dan is het mooi om dat in de gemeente in te zetten en anderen daarmee mag dienen.
Als een taak je niet goed afgaat, mag er er toch op vertrouwen dat de Heilige Geest jou helpt. Zeker als je bidt om de leiding van de Heilige Geest.

Vraag 5: Welke gaven heb jij waarmee je anderen kunt dienen?




Als het om de Heilige Geest gaat, gaat het ook altijd om ervaring. De ervaring dat God er is. De ervaring dat God in je werkt. Dat je bijvoorbeeld enthousiast wordt. Dat je kracht krijgt. Dat je weet wat je moet doen. Wanneer je dat ervaart, is dat vaak een bevestiging dat de Geest in je werkt. Soms kan er ook een behoefte zijn om meer te ervaren dan het ‘gewone’ van het geloof. Als bevestiging voor jezelf. Of om anderen, die nu nog niet geloven, te laten zien dat het geloof echt waar is en echt werkt. Daarom kan er aandacht zijn voor speciale gaven, zoals iemand door gebed of door geloof te genezen.

Bijbel – Lezen: Johannes 14:15-26

 

Vraag 6: De Geest wordt Trooster genoemd. Waarom deze typering?





Vraag 7: Wat zal de Heilige Geest doen?






Uit het doopformulier
Als wij gedoopt worden in de naam van de Heilige Geest verzekert ons de Heilige Geest dat Hij in ons zal wonen en dat Hij ons tot leden van Christus zal heiligen. Zo wil de Heilige Geest aan ons schenken wat wat in Christus hebben: de afwassing van onze zonde en de dagelijkse vernieuwing van ons leven, totdat wij uiteindelijk in de gemeente van de uitverkoren in het eeuwige leven geheel rein een plaats zullen ontvangen.

Les 8 Als God in je leven komt (geloof en bekering)

Les 8 Als God in je leven komt (geloof en bekering)

Voor Marije is geloof iets dat bij haar leven hoort. Als kind hoorde zij de verhalen uit de Bijbel. Thuis werd er gelezen uit de kinderbijbel. Op school werden de verhalen uit de Bijbel aan het begin van de morgen verteld. Ze ging als kind al mee naar de kerk en naar de zondagsschool. Als kind geloofde ze al. Ook toen ze tiener werd en nog weer later volwassen, bleef ze bezig met geloof. Ze heeft ook wel haar momenten van twijfel gehad. Toch mist ze het soms wel dat ze niet een moment kan aanwijzen. Ze geeft dat tijdens een Bijbelkring ook aan. Daarop reageert Jeroen: ‘Je mag daar juist heel dankbaar voor zijn. Ik heb wel zo’n vast moment, maar ik zou zelf graag willen dat ik eerder was gaan geloven.’

Vraag 1: Lijk jij meer op Marije of lijk jij meer op Jeroen?



Vraag 2: Wat is het mooie van een geloof dat je als kind al hebt meegekregen?




Vraag 3: Wat is het bijzondere als je later bent gaan geloven?


Uitleg
Wanneer ga je geloven? Dat is voor ieder verschillend. Voor de een is dat vanaf de kindertijd: Je hoort de verhalen van de Bijbel. Je leert psalmen en liederen op school of zondagsschool. Van je ouders leer je een gebed voor het slapengaan en bidden voor het eten. Je hebt al jong op God leren vertrouwen en dat vertrouwen is nooit weggegaan. Terwijl jezelf opgroeide en volwassen werd is het geloof meegegroeid. Een bijbels voorbeeld van iemand die als kind al geloofde was Timotheüs. Daarom wordt zo’n geloof ook wel eens Timotheüs-geloof genoemd.
Voor een ander kan er tijd geweest zijn waarin je niet geloofde. Omdat er niemand was die je over de Heere vertelde. Of jou leerde bidden.Het kan ook zijn dat je het in je kindertijd wel mee kreeg. Maar in die tijd zei het geloof je niets. Je was met heel andere dingen bezig. Dat veranderde. Dat kon geleidelijk aan zijn gebeurd. Je ging erover nadenken. Je ging weer naar de kerk en je raakte geïnteresseerd. Tot het nu zover gekomen is dat je op belijdeniscatechisatie zit.
Of opeens, heel onverwacht veranderde je. Door een plotselinge gebeurtenis, door een opmerking of een gedachte. Je veranderde enorm. Was je voorheen niet zo met geloof bezig, door die gebeurtenis, die gedachte of die opmerking kwam God opeens in je leven. Je had er niet op gerekend. Een onverwachte ommekeer was er voor Paulus. Zo’n abrupte ommekeer wordt daarom ook wel Paulus-bekering genoemd.
Op welke manier het ook gebeurt, God is altijd de eerste: Hij komt in je leven nog voordat je je ervan bewust bent. Geloof is een geschenk, genade. Hij kan in je leven komen door je gelovige ouders te geven of een vriend of vriendin die gelovig is. Hij kan daar een mooie gebeurtenis voor gebruiken zoals een relatie die je krijgt of een kind dat je mag ontvangen. Hij kan daarvoor ingrijpende gebeurtenissen gebruiken. De manier waarop Hij in ons leven komt, past bij wie we zijn en welke weg wij door het leven gaan. De Heere weet op welke manier Hij ons bij Hem krijgt. Wanneer je eerst niet geloofde, zorgt geloof voor een verandering in je leven. We noemen dat bekering. Dat betekent dat je omgekeerd wordt. Ging je eerst een weg zonder God, nu ga je een weg met God en door God geleid.

Vraag 4: Wat was er voor jou nodig om te gaan geloven? Of als je als kind al geloofde, wat heeft jou bij het geloof gehouden?



Vraag 5: Welke mensen zijn voor jou een voorbeeld in geloof geweest? Of hebben jou het geloof voorgeleefd? Hoe gebeurde dat?


Wat is geloven eigenlijk? Geloven is een eigen, persoonlijke relatie met de Heere: Je vertrouwt Hem. Je houdt van Hem. Geloven is niet alleen iets wat je met je verstand doet. Het is meer dan kennis alleen. Van mijn vrouw en kinderen kan ik bepaalde kennis hebben. Ik kan hun geboortedatum weten, hun lengte, hun interesses. Maar dan heb ik nog niet persé een relatie met hen. Relatie hebben betekent dat je om hen geeft en dat je je leven met hen deelt. Zo is dat ook met de Heere. Je weet wie Hij is, want je kent een aantal verhalen uit de Bijbel en je hebt Hem ervaren in je leven. Er is ook een relatie, waarbij je Hem vertrouwt en je leven aan Hem geeft.
Dat heeft ook gevolgen voor wie je bent en wat je doet. Want geloven houdt ook in dat je hart veranderd wordt. Was er eerst geen plek voor God in je hart, nu komt Christus in je hart wonen. Als Christus in je hart is, dan worden ook wat je doet, wat je denkt, wat je zegt, wat je ziet door Hem bepaald.

Vraag 5: Wat merk je zelf van die persoonlijke relatie met de Heere? Waar heeft het voor jou het meeste mee te maken?




Dat Christus in je hart komt, wil nog niet zeggen dat je een perfecte gelovige bent. Je zult als gelovige heel wat keren God en jezelf teleurstellen. We blijven vergeving nodig hebben. We hebben het nodig om steeds weer opnieuw te strijden: tegen zonde en verleiding, tegen ongeloof, tegen ongehoorzaamheid. Je zou kunnen zeggen dat we elke dag weer een bekering nodig hebben. Gelukkig staan we er niet alleen voor en mogen we weten dat Christus met ons meestrijdt en voor ons strijdt. Deze strijd die we hebben te voeren komt later nog een keer terug als thema.

Vraag 6: Op welke manier ben je veranderd sinds je (bewust) bent gaan geloven?



Vraag 7: Op  welke punten zou je zelf nog willen veranderen?


Bijbel. Lees: Johannes 1:44-52

Vraag 8: Filippus heeft geen bedenkingen. Nathanaël heeft heel wat aarzelingen. Op wie lijk / leek jij het meest?



Vraag 9: Waardoor kan Nathanaël Jezus wel volgen?



Vraag 10: Je zult veel bijzondere dingen meemaken, zegt Jezus tegen Nathanaël. Geldt dat voor jou ook?





Geloofsbelijdenis
Heidelberger Catechismus vraag en antwoord 60 (zondag 23)
Waardoor zijt gij rechtvaardig voor God?
Alleen door een echt geloof in Jezus Christus: al klaagt mijn geweten mij aan dat ik tegen alle geboden van God zwaar gezondigd heb en geen van deze geboden gehouden heb en nog steeds tot alle kwaad geneigd ben, toch schenkt God mij, zonder enige verdienste van mijn kant, louter uit genade, de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus. Hij rekent mij die toe alsof ik nooit zonde gehad of gedaan heb, ja alsof ik zelf al de gehoorzaamheid had volbracht, die Christus voor mij volbracht. Alleen door deze weldaad met een gelovig hart aan te nemen ben ik rechtvaardig voor God.