Preek zondag 16 april 2023 avonddienst

Preek zondag 16 april 2023 avonddienst
Schriftlezing: Psalm 30 en Johannes 20:24-29

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Muziek is iets bijzonders.
Muziek kan iets verklanken, wat je niet in woorden kunt uitdrukken.
Neem het begin van Psalm 30: Ik zal U roemen, HEERE.
Je kunt de Heere met woorden alleen eren,
maar het wordt een lofprijzen van God als we met muziek daarin meegenomen worden.
Als je een mooie melodie hebt waarop je deze woorden kunt zingen,
als je mooie instrumenten hebt, die deze woorden muzikaal begeleiden.
Of als er een mooi stuk is geschreven voor koor – of voor koor en orkest –
Waarbij je geraakt wordt en meegenomen wordt in de muziek
en je bij jezelf denkt: “Dat wil ik ook: God zo roemen!”

Ik ben wel eens voorgegaan in dovendiensten.
Die diensten werden gehouden in de Maranathakerk.
Omdat de kerkgangers niet of nauwelijks konden horen,
werden de liederen niet gezongen, maar gedeclameerd, hardop gesproken:
Kroon Hem met gouden kroon, het Lam op Zijnen troon
Hoor hoe het hemels loflied al verwint in heerlijk schoon.
Er gaat toch wat verloren als je de melodie er niet hebt,
als je niet samen zingt, maar met elkaar opzegt.
Nu kan het in zo’n dienst met doven niet.
Het lijkt mij een groot gemis als je niet kunt horen of niet meer kunt horen.
Ook omdat je de muziek niet meer hebt om te horen of om mee te zingen.

Sinds ik predikant ben, mis ik het begeleiden van de diensten als organist.
Goed, ik doe het af en toe een keer.
Maar vooral met de feestdagen, zoals Kerst, Goede Vrijdag en Pasen
zou ik willen dat ik niet de preek had en woorden moest bedenken,
maar dat ik de organist was en de muziek kon instuderen
die zou klinken in de dienst met Kerst, met Goede Vrijdag of met Pasen.
Daarom ben ik altijd blij met de koperblazers in zulke diensten:
het geeft de diensten een extra feestelijk tintje.
Ik houd van orgel, maar als je met zulke diensten extra muzikale begeleiding hebt,
geeft het die dag een feestelijk gevoel.
Het maakt de feestdag tot een echt feest
Meer nog dan je met de preek vooral kunt krijgen.

Muziek heeft de kracht om je mee te nemen, naar een andere wereld,
de kracht om je mee te nemen naar de wereld van God.
De mooiste concerten zijn de concerten
waarbij je vergeet dat je in een kerk zit of een concertzaal,
maar waarbij je er helemaal in opgaat
en als het klaar is elkaar aankijkt en niet meer weet te zeggen dan: “Geweldig!’
Of alleen maar tegen elkaar knikt, waarbij je allebei weet dat het mooi was.
Om dan op die manier de Heere te loven, zoals Psalm 30 dat doet,
op een manier waarop je met elkaar denkt: Zo hoort het!
God is het waard dat Hij op deze manier geprezen wordt en ik wil meedoen!

Hoe zou het begin van Psalm 30 nu klinken als je het verklankt met muziek?
Zou het een imposant begin hebben, een groot akkoord, fors ingezet?
Of zou het zacht en intiem beginnen, waarna een crescendo volgt
en het roemen van God maestoso verklankt wordt?

Psalm 30 is in ieder geval zo bedoeld dat als je het hoort
je bij jezelf denkt: dit gaat over mij, ik hoor hier mijn leven terug.
Al terugluisterend denk ik over mijzelf na,
deze muziek over deze psalm maakt mij duidelijk wat Pasen voor mij betekent.
Soms kan ik de woorden niet vinden om uit te leggen wat Pasen voor mij betekent,
maar als ik deze psalm hoor, dan weet ik het, ervaar ik het.
U hebt voor mij mijn rouwklacht veranderd in een reidans,

U hebt mijn rouwgewaad losgemaakt en mij met blijdschap omgord.
Dan begrijp ik deze woorden aan het einde van de psalm.
Ik weet dat mijn verdriet van mij afgenomen wordt.
Ik ervaar een diepe troost, zoals God mij alleen kan troosten.
Er komt een vreugde die alleen de Heere mij kan geven.

Achter Psalm 30 zit een verhaal.
Als je de psalm leest of hoort, krijg je er iets van mee.
Het is het verhaal van iemand die door een diep dal gaat,
en wat voor een diep dag: U hebt mij uit het graf gehaald.
Zo diep ging ik dat ik dacht ik het er niet levend van af zou brengen.
Ik zag mijn leven al aan mij voorbij gaan,
ik nam al afscheid van degenen die mij lief en dierbaar zijn.
Ik dacht al na over hoe ik mijn afscheidsdienst zou willen.

Hoe zou je zo’n episode uit je leven kunnen verklanken?
Als het gespeeld wordt, is het doodstil in de zaal,
je voelt de spanning, net of het over je eigen leven gaat,
net of je zelf het zo aan je voorbij voelt trekken
en je denkt na over het afscheid dat jijzelf zult nemen.
De muziek klinkt sober en indringend en opeens hoor je er een instrument er boven uit,
beginnend om een lichtvoetige melodie te spelen,
een melodie van een lied dat zingt van vertrouwen op God,
een melodie van een lied dat je doet weten dat God je hoort,
Dat Hij ingrijpt, een wending in je leven aanbrengt, gebedsverhoring.
Je kunt weer voor Hem zingen en dat doe je dan ook
en je wilt dat anderen meezingen: Loof Hem ter gedachtenis aan Zijn heiligheid.

  • Heiligheid betekent hier overigens geen afstand,
    maar dat God zich helemaal – met heel Zijn wezen,
    we zouden kunnen zeggen: met hart en ziel – inzet om je te redden.

Zo’n ingrijpende periode kan voor je gevoel lang duren, zeker als je er midden inzit.
Als je tot de Heere roept en je niet merkt dat je gebeden gehoord worden.
Maar als de Heere dan komt, dan blijkt dat Hij je niet vergeten is
en dat je mag merken dat Hij om je geeft.
Want een ogenblik duurt Zijn toorn, maar een leven lang Zijn goedgunstigheid;

overnacht ’s avonds het geween, ’s morgens is er gejuich.

Als je deze psalm leest of hoort of zingt, dan merk je iets van een levensverhaal
dat achter deze psalm zit, het verhaal waar deze psalm over gaat.
De dichter van deze psalm gaat na hoe hij in die moeilijke situatie terechtgekomen is.
Hij gaat na of hij kan verklaren waarom hij door zo’n diep dal moest gaan.
Hij komt uit bij een moment in zijn leven, waarvan hij nu – terugkijkend – kan zeggen:
toen raakte ik van God los.
Dat merkte ik toen niet. Maar mijn leven was een als een bootje dat niet vastlag
en langzaam bij God uit de haven wegdobberde
en dat ik het niet doorhad, kwam omdat ik dacht dat het allemaal wel goed zat.
Ik was zorgeloos. Dat was ik ten onrechte, want ik zag niet dat ik wegdreef.
Hoe zou je dit laten klinken
als je gevraagd zou worden om hierbij een compositie te schrijven?
Die zorgeloosheid die je ten onrechte hebt, omdat je wegdrijft zonder dat je het door hebt?
Een overdreven vrolijke passage, waarbij je steeds meer dissonanten hoort,
een thema dat afbreekt voordat het helemaal heeft geklonken
en steeds meer in fragmenten klinkt?
Hoe zou je dit zo kunnen laten klinken dat je de waarschuwing voelt
dat je moet gaan opletten, omdat er iets gaat gebeuren,
iets dat je leven op z’n kop gooit.
Het bijzondere van muziek is dat je goed kunt laten horen dat er iets anders aankomt:
een andere toonsoort, een andere sfeer (van vrolijk naar ernstig).
In de psalm wordt ervan gezongen wat er dan gebeurt:
God verbergt Zijn aangezicht. Hij trekt zich terug, zodat je Hem niet meer kunt vinden.
Het is dan net als de zon die wegtrekt: dan groeit er niets meer, het is kil en koud.
Als God zijn aangezicht verbergt, wordt het donker in je leven, kil, zonder liefde.
Een huiveringwekkende ervaring.
Dan klinkt de roep tot God. Als God er niet is, hoe kan ik dan gered worden?
God moet mij wel horen, want anders blijft er niets meer van mij over.
En wat heeft God er zelf aan?
De muziek verstomt. Er klinkt geen lofzang meer.
Wie gevangen zit in het graf, heeft geen mogelijkheid meer om God te loven.
Als God Zijn gezicht verbergt en je Hem niet meer kunt vinden,
betekent dat niet dat Hij je niet meer kan horen.
De reden van deze psalm is dat God hoort en te hulp komt en redt.
Het donker in je leven heeft niet het laatste woord.
Net zoals de allereerste paasdag.
Als de vrouwen naar het graf gaan, is het nog donker.
Het donker van verdriet, het duister van de dood huist ook in hun hart.
Daardoor kunnen ze niet zien dat de zon begint op te komen,
de zon het duister verdrijft en er een nieuwe dag komt.
Daardoor kunnen ze niet zien dat er in het duister signalen van God zijn
dat het gedaan is met de dood en dat hun verdriet niet meer nodig is.
Hij is opgestaan. Je moet Hem hier niet meer zoeken, want Hij leeft.
Dat geloof hebben we niet van onszelf.
De dichter Willem Barnard die bij elke psalm een meditatie heeft geschreven
zegt bij deze psalm: Dat geloof wordt ons als een koormantel omgedaan.
De muziek die klinkt, de woorden die we zingen,
zijn als een mantel die we aangereikt krijgen en dan aandoen.
Zo kunnen we het meemaken, zo kunnen het geloven,
omdat de muziek de woorden in ons hart brengt.
Omdat de muziek ons meeneemt, ons brengt in dat geloof.
De muziek neemt ons wel iets af: onze rouwmantel.
Ons getreur, omdat we het niet kunnen geloven, wordt van ons afgenomen
en er klinkt muziek die ons vrolijk maakt, niet oppervlakkig vrolijk,
maar een vrolijkheid van God, omdat we beseffen dat God er is,
Dat Hij is opgestaan en de dood over ons leven niet het laatste woord heeft.
Onze rouwmantel wordt afgenomen, waarin we zaten te treuren
omdat we het niet meer zagen zitten, geen toekomst, geen hoop meer zagen.
Er is een kerstlied:

Dansen wil mijn hart en springen,
Heer, voor U

juichen, nu
alle eng’len zingen.

Luister, hun vervoerde koren,
hel en luid,
juub’len ’t uit:
Christus is geboren!

Het is de vreugde die bij Pasen terug komt, die in alle paasliederen terugkeert

Christus onze Heer verrees. Halleluja!

Het is de vreugde waar Psalm 30 mee eindigt, om die ons mee te geven
op onze verdere levensweg:

U hebt voor mij mijn rouwklacht veranderd in een reidans,
U hebt mijn rouwgewaad losgemaakt en mij met blijdschap omgord.
Daarom zal mijn eer voor U psalmen zingen en niet zwijgen.
HEERE, mijn God, voor eeuwig zal ik U loven.
Amen

Preek Tweede Paasdag 2023

Preek Tweede Paasdag 2023

Schriftlezing: Lukas 24:25-35

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Pasen is het feest van de gemeenschap,
het feest waarbij je elkaar opzoekt om te vertellen wat je hebt meegemaakt:
een ontmoeting met Jezus is opgestaan uit de dood.
De vrouwen en de leerlingen: ze gaan als ze Jezus hebben ontmoet
weer terug naar de plek waar de anderen bij elkaar zijn om te vertellen wat er is gebeurd:
Dat Jezus is opgestaan uit de dood en dat ze Hem hebben ontmoet.
Dat is ook de reden waarom ik in een dienst waarin we een jeugdouderling bevestigen
koos voor het slot van de ontmoeting van de twee leerlingen uit Emmaüs,
omdat ze, nadat ze beseffen dat ze Jezus hebben ontmoet, niet thuis blijven,
maar terug gaan naar de andere leerlingen om hen te vertellen over hun ontmoeting
en om hen te vertellen dat het waar is dat Jezus is opgestaan.
Je zou het als een taak van een ouderling kunnen zien
om te getuigen van Jezus als opgestane Heer,
vanuit de ervaring dat je Hem zelf mag kennen.
Als jeugdouderling kun je dan hier met de jongeren over spreken.
Vaak wordt er begonnen bij het begin van het verhaal.
Dat had ook gekund: de vragen over het geloof die gerezen zijn.
De twee leerlingen kunnen het niet meer aan om bij de leerlingen te blijven,
omdat er zulke vreemde dingen worden gezegd en geloofd:
Jezus zou zijn opgestaan.
Hun Heer die stierf aan het kruis.
Dat Hij stierf aan het kruis was al erg genoeg,
maar dat ze nu ook met het verhaal komen dat Jezus is opgestaan, weer leeft,
dat werd hen te gortig. Dat kunnen ze niet geloven.
En dat is de reden waarom ze weggaan.
Ze gaan weg uit de groep.
Kerkverlating op de allereerste paasdag.
Er zijn verschillende redenen om de kerk achter je te laten.
Een van de redenen is dat je niet meer kunt geloven in wat er verteld wordt.
Daarom verlaten deze twee leerlingen van Jezus de groep en gaan naar huis.
Hier willen ze niet meer bij horen.
Een taak van een ouderling is om een aantal gemeenteleden te begeleiden
op de weg die ze gaan, in de hoop dat het een weg van Christus wordt.
Ook voor een jeugdouderling geldt dat,
al kunnen de werkzaamheden anders zijn dan bij een reguliere ouderling.
Je kunt jongeren tegenkomen die met een zoektocht bezig zijn.
Ze willen wel geloven, maar het lukt hen niet. Er zijn teveel vragen, teveel twijfels.
Ze willen het zelf ervaren.
Het is mooi dat je mag geloven dat Jezus is opgestaan uit de dood,
maar als je er zelf niets van ervaart, als je Jezus niet bent tegengekomen in je leven,
mis je dan niet iets wezenlijks in je leven?
De vragen die je hebt, kunnen niet weggestopt worden.
Daar moet over gepraat worden. Al kunnen de antwoorden niet gegeven worden.
Soms is het al genoeg als je over die vragen kunt praten
en je iemand hebt die een luisterend oor kan bieden.
Die met je mee oploopt, zoals Jezus dat doet met die twee leerlingen
die weer terugkeren naar hun huis.
Als je boeken leest over pastoraat, kun je geregeld dit Bijbelverhaal tegenkomen.
Je bent dan met iemand in gesprek.
Het gaat over diepe dingen: over wat je meemaakt, over je vragen, over God, over geloof
en het is net of je niet meer met z’n tweeën bent,
maar of er heel stil een derde zich bij het gesprek gevoegd heeft
en als je later terugkijkt op het gesprek heb je het idee dat Christus zelf erbij is.
Dat is wat pastoraat is.
Zulke gesprekken kun je hebben als je iemand thuis opzoekt,
maar ook als je iemand tegenkomt op straat,
of als je bij een club bent een een jongere spreekt.
Gesprekken waarbij Jezus zich erbij voegt,
zoals Hij deed toen er twee op weg waren naar hun huis in Emmaüs.
Dat zijn bijzondere gesprekken, gesprekken die veel voor je kunnen betekenen.
Als je elkaar van hart tot hart spreekt, waarbij Jezus zich bij het gesprek voegt.
Je merkt op dat moment wellicht niet op dat Hij erbij komt
en je hebt het pas achteraf door.
Je hebt zelf niet altijd alle antwoorden. Je hebt zelf ook je vragen.
Maar doordat je weet te luisteren en de tijd neemt, kan Jezus zich erbij voegen.
Dan loopt Jezus ook met jou mee.
Je weg kan opeens een weg met Jezus worden,
waarbij je op een gegeven moment ook zegt: Ik wil dat Jezus in mijn leven blijft.
Ik wil Hem niet meer kwijt.
Ik wil dat Hij bij mij aan tafel zit, onderdeel van mijn leven is.
Hij is in mijn leven gekomen, Hij liep met mij mee en ik wil geen leven meer zonder Hem.
Als dit moment er is bij de Emmaüsgangers,
dat ze realiseren dat Jezus in hun leven is gekomen en dat ze Hem niet meer kwijt willen,
dat ze niet zonder Jezus meer willen leven, gaan ze terug naar de andere leerlingen.
Deze ervaring moeten ze niet voor zichzelf houden.
De Paasvreugde die in hun leven is gekomen willen ze niet met z’n tweeën beleven.
Ze willen terug, naar de anderen.
Ze hadden de groep eerst verlaten, omdat ze het niet meer aankonden
dat de verhalen over Jezus’ opstanding werden geloofd.
Maar nu ze zelf deze ontmoeting hebben gehad, willen ze weer terug
om te bevestigen dat het waar is: Jezus is inderdaad opgestaan.
Ze hebben Hem zelf ontmoet. Hij kwam bij hen meelopen.
Ze raakten met Hem in gesprek.
Hij kwam mee door de deur, kwam aan tafel zitten.
Opeens begrepen ze het: deze gast die met hen meekwam was Jezus zelf.
Dit moeten de anderen weten.
Bij Pasen wordt de gemeenschap weer belangrijk.
De vreugde van Pasen moet gedeeld worden.
Die is zo groot, die kun je niet voor jezelf alleen houden.
Je wilt dat anderen er in delen. Dat anderen zo op dezelfde manier Jezus mogen kennen.
Je wilt hen laten weten dat het ook hen kan gebeuren
dat wat jij ervaren hebt zij ook mogen ervaren: dat je Jezus mag ontmoeten.
Misschien terwijl je er helemaal niet op gerekend hebt.
Hij was er.
Je had het niet eens door.
Je had je vragen. Je wist niet of je je nog gelovig kon noemen.
Maar op de een of andere manier was je, zonder dat je dat zelf wist,
met Jezus in gesprek geraakt en ben je nooit meer kwijtgeraakt.
Het is een mooi, een ontroerend verhaal vind ik.
Hoopvol ook, want dit kan ook met ons gebeuren:
Dat Jezus opeens met je meeloopt. Dat Hij opeens aan je keukentafel zit,
met Zijn aanwezigheid je huis vult en deelneemt aan je maaltijd,
in die gewone alledaagse dingen erbij is,
die niet meer gewoon zijn omdat Jezus er is
En als je dat doorhebt, dat Jezus bij je aan tafel zit en onderdeel is van je bestaan,
dan kijk je verder terug en dan zie je dat Hij zich al veel eerder bij je gevoegd heeft.
Je had het op dat moment niet door.
Nu je terugkijkt, zie je dat Hij er al veel eerder was.
Je weet nu wat het verlangen was dat je voelde.
Je kon er de vinger niet opleggen.
Er was iets dat in je begon te branden, een beginnend vuur
maar nu je ontdekt hebt dat Jezus in je leven gekomen is,
Weet je wat er toen in je leefde: een verlangen dat Jezus in je leven zou zijn,
dat je zelf de opgestane Heer mocht ontmoeten,
dat je Hem mocht spreken over de vragen die je bezig hield
en dat Hij uitleg zou geven en dat je het dan zou begrijpen en kunnen geloven.
Dat gesprek is er al geweest en je had het niet door.
Je voelde wel een verlangen, een verlangen dat door Jezus zelf in je leven werd gewekt.

Het verhaal van de Emmaüsgangers is in de boeken over pastoraat terechtgekomen
om te laten zien dat wij ook met anderen kunnen meelopen.
Niet dat wij de rol van Jezus kunnen overnemen,
maar wel dat we een middel kunnen zijn in Gods hand.
We zijn dan namens Christus in gesprek.
We zoeken iemand op, waarvan je denkt dat die zou kunnen afhaken,
of die het geloof niet altijd begrijpt, die wel wat steun zou kunnen gebruiken,
die het wel kan gebruiken dat iemand meeloopt om de vragen aan te horen,
niet wegloopt voor de teleurstellingen die verteld kunnen worden.
Dat dit verhaal zo belangrijk is geworden, komt misschien ook wel vanuit het besef
dat je vragen over het geloof niet weg moet redeneren,
maar dat je de tijd moet nemen om te luisteren waarom iemand die vragen heeft.
Vertel maar waarom je hier zo mee rondloopt.
Je hoeft het niet voor jezelf te houden,
want binnen de kerk hebben we allemaal onze vragen.
Jij hebt misschien andere vragen dan ik.
Maar ik luister naar je en wil weten wat je te vertellen hebt.
Op die manier kun je ruimte maken voor Christus.
Wij kunnen iemand het geloof niet geven.
Wij kunnen hooguit ruimte maken, zodat Jezus zelf kan komen.
Hij heeft daar ons niet altijd bij nodig, maar Hij kan ons er wel voor gebruiken.
Ik vind het altijd bijzonder als iemand kan vertellen over mensen die belangrijk zijn geweest
op de weg die iemand ging, van wie je veel hebt kunnen leren over het geloof.
Als je (jeugd)ouderling wordt, dan word je hier officieel voor aangesteld.
Maar het is een taak voor elke gelovige. Het kan zo maar op je pad komen.

Ik begon ermee dat bij Pasen de gemeenschap zo belangrijk is.
De twee leerlingen komen terug bij de andere discipelen.
Ze worden met vreugde onthaald.
De vreugde van Pasen wil gedeeld worden.
Dat Jezus is opgestaan is te mooi om alleen voor onszelf te houden.
Dat moet je delen.
Daar moet je samen van getuigen, in de gesprekken die je met elkaar hebt.
Daar moet je samen van zingen.

Preek Eerste Paasdag 2023

Preek Eerste Paasdag 2023
Schriftlezing: Lukas 24:1-12

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

De Levende bij de doden zoeken: zou dat ons ook niet kunnen overkomen?
Zou het ons ook kunnen overkomen
dat we er niet vanuit gaan dat we de Heere kunnen tegenkomen
waardoor we ook geen rekening met Hem houden
dat Hij er kan zijn, als de Levende, de opgestane Heer?

In mijn begintijd als predikant kwam ik bij iemand die ernstig ziek was,
zo ziek dat ik dacht dat ze snel zou overlijden.
Ze vroeg of ik wilde bidden of ze weer beter mocht worden.
Ik heb voor gebeden of ze beter mocht worden,
maar eerlijk gezegd geloofde ik niet dat het kon. Daar was ze te ziek voor.
Ik dacht de volgende dag een bericht te krijgen dat ze was overleden
maar ik kreeg een bericht dat ze weer aan het opknappen was.
De arts had ontdekt dat er twee medicijnen op elkaar inwerkten
en daardoor was ze zo ziek geworden.
Ze mocht daarna nog een tijd blijven leven. Ze bedankte mij voor het gebed.
Dat maakte me beschaamd.
Zij had in het gebed geloofd en ik, die haar predikant was, bad vol ongeloof.
Zocht ik toen niet de Levende bij de doden?

Het kan zijn dat u, dat jij op je eigen manier Jezus op de verkeerde manier gezocht hebt,
omdat je er geen rekening mee hield dat Hij de Levende is,
Die vandaag de dag nog steeds werkt.
en dat het verwijt van de twee engelen ook voor u, voor jou zou gelden:
Je bent op zoek naar een dode Jezus, maar die zul je hier niet vinden,
want Hij is opgestaan, Hij is de levende Heer.
Hoe zou het nu komen dat we soms maar weinig rekening houden
met Jezus als de levende Heer, de Opgestane,
zodat de engelen dit ook tegen ons kunnen zeggen:
Waarom zoekt u de levende onder de doden?


Zou het niet komen doordat wij vooral geloven wat we kunnen zien
en als het dan tegenzit en wij zelf het niet staat zijn om het te kunnen veranderen
dat we er dan geen rekening mee houden dat de Heere dat wel zou kunnen?
Dat je ziet hoe ziek iemand is, te ziek om nog verder te leven dat je niet kunt geloven
dat er een tijdelijke kentering zou kunnen komen, zelfs niet als je er voor bidt.
Zo kunnen er heel wat zaken zijn waarvan we denken dat het niet meer goed kan komen
omdat we vooral zien wat er mis gaat of mis gegaan is.

De vrouwen die bij het graf komen, kunnen ook niet voorstellen
dat ze iets anders zullen aantreffen dan het graf zoals ze het hebben achtergelaten,
het graf in de rots, met de steen ervoor, waarachter de gestorven Jezus begraven is.
Zo lieten ze het achter, toen ze naar huis gingen omdat de sabbat begon.
Ze waren achter Jozef van Arimathea aangegaan om te zien
wat er met Jezus zou gebeuren nu hij gestorven was.
Zodra de sabbat voorbij is, gaan ze zo snel mogelijk naar het graf.
Wij denken dat er met Pasen alles nieuw geworden was,
maar de vrouwen die Jezus moesten achterlaten in het graf
en zo snel mogelijk na de sabbat weer naar het graf gaan om de overledene op te zoeken
staan er niet bij stil dat het ook zou kunnen waar Jezus het over heeft gehad:
dat Hij niet alleen moest lijden en sterven, maar dat Hij ook zou opstaan uit de dood.
Ze hebben de sabbat doorgebracht met de herinnering aan het kruis.
Ze hebben gezien hoe Jezus stierf en van het kruis werd afgehaald
en door Jozef van Arimathea werd meegenomen om in het graf te worden gelegd.
Ze zijn met Jozef meegegaan om te zien waar Jezus zou worden neergelegd.
Ze gaan mee, zegt Lukas, om het graf te zien:
Jezus is dood en zal niet meer levend worden.
De schok over Zijn sterven is te groot
dat ze niet meer kunnen terugdenken aan Zijn woorden dat Hij zou opstaan.
Ze gaan op weg om het graf nog eens te zien.
Ze zijn voorbereid om een dode Jezus tegen te komen.
Zij gaan verder waar ze gebleven waren.
Ze moesten alleen terug, omdat ze onderbroken werden door de sabbat,
de rustdag die hen dwong om naar huis te gaan en het graf te verlaten.
Op de sabbat hebben ze misschien gedaan wat je doet als je verslagen bent van verdriet.
Het verdriet met elkaar delen. Verslagen bij elkaar zitten.
Af en toe wat zeggen om te begrijpen wat er gebeurd is,
al hardop nadenkend hoe het zo kon gebeuren dat Jezus gestorven is.
Was het nog niet een week geleden dat Jezus zo massaal werd onthaald in Jeruzalem?
Jezus is dood. Hoe moet het nu verder?
Hoe moet het verder met hen? Hoe moet het verder met het Koninkrijk van God?
Ze zien het steeds voor zich hoe Jezus werd meegevoerd, met het kruis op Zijn rug.
Ze hebben gezien hoe Jezus aan het kruis werd vastgespijkerd
en hoe de soldaten het kruis met Jezus eraan hebben opgetild.
De beelden van Jezus aan het kruis kunnen ze niet uit hun gedachten krijgen.
Ze horen nog steeds de spot.
Het doet hen nog steeds pijn dat ze moesten zien hoe Jezus zo moest lijden.
Op de sabbat kunnen ze niet anders dan de voorgeschreven rust in acht nemen.
Ze kunnen niet wachten tot de sabbat voorbij is om dan weer naar het graf te gaan.
Na de sabbat willen ze het weer oppakken waar ze gebleven waren.
De hele sabbat heeft in het teken gestaan van een dode Jezus.
De sabbat is de dag van bevrijding,
de dag om erbij stil te staan dat God doorgaat met Zijn werk.
Ook een dag waarop God rustte omdat het werk gedaan was.
Maar de vrouwen staan er niet bij stil dat het werk van God gedaan zou kunnen zijn.
Ze kunnen er alleen maar aan denken hoe dat werk van God ruw is afgebroken,
doordat Jezus werd opgepakt, veroordeeld en gedood.
En kunnen wij het hen wel kwalijk nemen?
Is het niet zo dat wij zelf ook vaak Jezus zoeken waar Hij niet is: bij de doden.
Ervan uitgaand dat er niets is veranderd, omdat wij denken dat dit niet kan.
We vieren wel Pasen en putten daar ook moed uit,
maar in bepaalde omstandigheden kunnen we dat ook weer vergeten zijn
en zijn we net als de vrouwen die op weg gaan,
niet om een levende Jezus te ontmoeten, maar een dode Jezus die in Zijn graf ligt.
De vrouwen hebben niet door dat terwijl de zon nog niet is opgekomen
er een nieuwe tijd is aangebroken.
Voor hen is het een nieuwe dag.
Een dag die hen de toestemming geeft om naar het graf te gaan,
iets dat op de sabbat niet kon.
Ze hebben niet door dat er een nieuwe tijd is aangebroken.
Lukas zegt niet dat de vrouwen op de eerste dag naar het graf zijn gegaan, maar op dag 1.
Stel dat we altijd zouden zijn blijven doortellen.
Stel dat het in het jaar 33 begon. Dan zijn we 1990 jaar later.
Dan kunnen we nu ongeveer zijn op dag 726350.
We kunnen het niet heel exact uitrekenen.
Het is Lukas er ook niet om te doen dat we de som compleet krijgen,
maar dat we beseffen dat elke dag sinds de Pasen een dag na de opstanding is.
We hoeven niet persé de dagen na de opstanding te tellen
Als we maar wel leven vanuit het besef dat elke dag die we hebben
een dag na de opstanding is, een dag waarop Jezus de levende is.
Een dag waarop we Hem als levende moeten zoeken en niet bij de doden,
alsof Jezus nog steeds machteloos in het graf ligt.
Zo komen de vrouwen bij het graf.
Een nieuwe tijd is aangebroken, maar zij leven nog bij het kruis, met een dode Jezus.
Ze vinden wel het graf. Dat was niet zo moeilijk. Ze wisten de weg.
Ze wisten waar het graf was waar Jezus was neergelegd.
Wat ze nog meer vonden was een open graf: de steen was weggelegd.
Maar wat ze niet vonden was Jezus.
Jezus had hen niet alleen verlaten toen Hij de dood inging,
maar nu was ook Zijn lichaam voor hen onvindbaar.
Ze konden de dode Jezus niet meer aanbidden,
niet meer verzorgen om het lichaam van Jezus nog zo lang mogelijk bij zich te houden.
Misschien hadden ze nog niet eens plannen,
maar wilden ze niet meer dan dit lichaam nog zo lang bij zich houden zo lang het kon.
Om te zien wat er dan gebeurde.
Misschien dat God ook door het dode lichaam van Jezus kon werken,
zoals dat ook wel gebeurde bij andere dode profeten.
Maar Jezus is er niet.
Er is wel een graf en het graf is open. Dat is wat ze vinden.
Maar Jezus vinden ze niet. Hier hadden ze niet op gerekend.
Jezus moest hier toch zijn? Hier in het graf moesten ze Hem toch vinden?
Hier was Hij toch achtergelaten voor de sabbat begon?
Ze raken in verwarring: Hoe kan dit nu? Wat is er gebeurd?
Ze kijken elkaar verschrikt aan? Wat zou er met het lichaam gebeurd zijn?
Na een gestorven Jezus nu ook het lichaam van de overleden Jezus verdwenen.
Ze stappen het donkere graf in.
Hun leven wordt nog donkerder. Nu zijn ze Jezus helemaal kwijt.
Wat moeten ze nu beginnen?

Ze zijn niet alleen. In dat donkere graf zijn er ook plotseling twee mannen.
Deze mannen hebben iets bijzonders.
Hier in dit donkere graf brengen ze een licht mee, een hemels licht.
Het donker in het graf wordt doorbroken door het licht hen omschijnt.
Maar dit licht stelt de vrouwen niet gerust. Ze schrikken ervan.
Op de plek van de dood een hemelse ontmoeting. Wat kan dat zijn?
Dan beginnen de mannen te spreken: Wat doen jullie hier in het graf.
Als je op zoek bent naar Jezus dan moet je hier niet zijn.
Hoe kun je nou hier zijn als je op zoek bent naar Jezus?
Denk je dat Jezus dood is? Waarom weet je niet dat Hij de levende is?
Hoe kunnen jullie Hem, de Levende, nu zoeken bij de doden?
De Levende heeft Zijn plek niet in het graf.
Als Hij de dood ingaat, is dat niet voorgoed, zoals dat voor jullie mensen geldt,
Die in het graf zullen zijn tot het einde van de tijd als er voor iedereen de opstanding is.
Van jullie kun je dan zeggen dat je dood bent, afgedaald in het rijk van de dood.
Maar onze Heer is de Levende.
Als je Hem wilt vinden, dan moet je hier niet zijn.
Toen jullie hier naartoe kwamen, is er wat gebeurt.
Jezus is opgewekt uit de dood. Hij is niet in de dood gebleven,
maar God heeft Hem teruggehaald uit de dood.
Je had dat kunnen weten als je de woorden van Jezus was blijven herinneren.

Met herinneren bedoelen de engelen niet
dat de vrouwen de woorden van Jezus vergeten waren.
Waarschijnlijk zijn ze de woorden niet vergeten en hebben ze de afgelopen sabbat,
toen ze bij elkaar zaten om de plotselinge dood van Jezus op zich te laten inwerken
een aantal van Zijn woorden herhaald, zoals dat vaker gebeurt als iemand overleden is.
Weet je nog wat Hij gezegd heeft?
Om al pratend het ingrijpende te bevatten dat Jezus er niet meer is.
Dat Zijn leven voorbij is. Dat het ondanks alle verwachtingen die ze hadden gedaan is.
Maar dat is niet wat de engelen bedoelen.
Met herinneren bedoelen ze niet dat ze de woorden kunnen herhalen,
maar dat die woorden werkelijkheid zijn, dat je uit die woorden leeft,
dat je er in gelooft en dat ze je leven bepalen.
Zo hadden ze de sabbat moeten doorbrengen:
Door te geloven, ook al was het niet te zien, dat Jezus de Levende was.
Zo hadden ze naar het graf moeten komen.
Niet om het graf te vinden met daarin een dode Jezus,
maar een graf dat leeg was, hoe onwaarschijnlijk het ook voor hen moest zijn
dat Jezus uit de dood was opgewekt.
Jullie hadden het kunnen weten en als je echt in Jezus had geloofd
was je vol geloof naar het graf gekomen dat je Hem mocht ontmoeten: de Levende.
Maar nu zijn jullie nog gekomen om een dode Jezus te ontmoeten.
Die zul je hier niet meer vinden. Die is hier niet.
God wilde geen dode Jezus.
Zijn werk was volbracht en nu gaf God Hem het leven weer terug.

Toen de engelen dit zeiden kwam het geloof weer terug.
Ja, Jezus heeft dit gezegd. Dan zal het ook zo zijn.
Dan moeten ze het ook geloven. Dan moeten ze er niet aan twijfelen.
Dan moeten ze niet op deze manier verder zoeken tot ze Jezus gevonden hebben.
Ze hoeven er alleen maar aan vast te houden dat Jezus leeft.
Dat de dood Hem niet kon houden. Dat het graf Hem moest laten gaan.

Als die allereerste Paasdag ons iets laat zien is dat hoe moeilijk het is om te geloven
in Jezus als de Levende, in de Heer die uit de dood is opgewekt.
De vrouwen hadden dat geloof niet toen ze bij het graf aankwamen.
Zij zaten nog in die oude tijd, wilden het leven zoals het was verder zetten,
als was er die pijnlijke scheur gekomen omdat Jezus van hen was weggenomen,
was gekruisigd en gedood.
Ook de leerlingen kunnen het niet geloven als de vrouwen met deze boodschap komen.
Jullie ijlen, zeggen de leerlingen.
Jullie zijn zo ziek van verdriet dat je wartaal uitslaat.
De vrouwen zijn aangekomen in die nieuwe tijd. Voor hen is het al dag 1.
De eerste dag vanaf de opstanding van Jezus.
Ze hebben Hem nog niet gezien, maar ze geloven dat het wel zo is.
En ze kijken er naar uit Hem te mogen ontmoeten.
Bij de discipelen is er één die er niet helemaal gerust op is.
Als Jezus is opgestaan, dan moet het graf wel leeg zijn. Wat zou dat betekenen?
Moet hij geloven dat Jezus is opgestaan?
Hij moet er meer van weten.
Petrus staat op en gaat zo snel hij kan naar het graf.
Ook hij ziet een leeg graf. Hij ziet wel de doeken van Jezus,
maar ook hij vindt Jezus niet.
Hij weet niet wat hij er van moet denken. Moet hij geloven? Moet hij zich zorgen maken?
zoals Lukas het beschrijft, kan het nog alle kanten op.
Misschien is het een begin van geloof, maar nog niet een volledig geloof.
Of het is ongeloof dat hij nog niet helemaal kan kwijtraken,
omdat ook voor hem het kruis zo werkelijk is geweest.

Het is niet eenvoudig om Jezus te vinden als de Levende
als je gezien hebt hoe Hij gestorven is, als je bij het kruis hebt gestaan,
als je gehoord hebt hoe Jezus van het graf genomen is.
Zou het vandaag makkelijker zijn om te geloven in Jezus als de opgestane?
Het is Pasen vandaag.
Misschien hebt u er naar uitgekeken. Pasen: Jezus leeft!
U hoopte er bovenuit getild te worden, te mogen ervaren dat Jezus de Levende is
en dat u Hem zo als de Levende mag ontmoeten.
Dat Jezus de Levende is, dat Jezus niet meer in de dood gevangen is,
mag ons veel hoop en troost geven.
Dat mag ons houvast geven.
Dat je weet dat Hij vandaag de dag nog steeds de Levende is
en dat we Hem als de Levende mogen ontmoeten.
Concreet betekent dat, dat er voor Hem niets onmogelijk is.
Dat betekent ook dat ook wat de kerk niets onmogelijk is.
Misschien maakt u zich wel zorgen over hoe het met de kerk voorstaat.
Je denkt: dat komt nooit meer goed.
Dan zegt Jezus vanmorgen: Ik ben de Levende. Ik wás dood, maar Ik leef.
Ik ben nog steeds de Levende.
Vertrouw jezelf en vertrouw de kerk maar aan Mij toe.
Geloof alleen en herinner Mijn woorden en leef eruit.
Nu is het Pasen – Jezus leeft! Geen macht in hemel en op aard maakt Pasen ongedaan.
Amen

Preek Goede Vrijdag 2023

Preek Goede Vrijdag 2023
Schriftlezing: Markus 15:22-43

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Golgotha vervult mij altijd meer eerbied en met schroom.
Ik weet niet hoe het u vergaat, maar als je beseft wat daar gebeurde
en als je beseft wat Christus moest doorstaan, wat Hij voor ons over had,
dan kan het je alleen maar met eerbied vervullen.
Als je daar weer in gedachten staat, als je dat voor je ziet gebeuren,
dan kun je alleen maar stil worden, vervuld meer eerbied:
Hier hangt mijn Heer en Heiland. Dit had Hij voor mij over.
Dit moest Hij allemaal doorstaan – om mij te redden.
Als Hij er nu eens van afgezien had, geweigerd had om te gaan,
wat was er dan van ons geworden. Hoe hadden wij dan bij God moeten komen?
Maar Hij wilde gaan. Hij nam het kruis op zich. Hij weigerde niet.
Als ik dat bedenk, dat waar wij faalden, Christus wel wilde,
waar wij ongehoorzaam waren, Christus Zijn Vader wel gehoorzaamde
en ons zo die redding bracht, die gemeenschap met God,
dan vervult mij dat met eerbied en schroom.

Die eerbied is er niet te vinden als Jezus aan het kruis hangt.
Op Golgotha is er geen schroom te vinden.
Allen die op Golgotha aanwezig zijn doen mee in het bespotten van Jezus.
Ze lachen de Man aan het kruis, drijven de spot met Hem:
Is dat nu een koning? Is dat nu de beloofde redder waar onze vaderen naar uitkeken?
Moet je kijken hoe Hij erbij hangt: van al Zijn kleren ontdaan.
Gestalte of glorie had Hij niet (Jesaja 53:2)
Moet je Hem als koning eren? Moet je Hem nu als Messias vereren?
Er hangt geen eerbiedige stilte om het kruis; er klinkt hoongelach, spot:
‘Weet je nog wat Hij zei? Dat als je Hem moest navolgen je ook je kruis moest dragen?
Dan zullen we Hem volgelingen geven, volgelingen die ook aan het kruis hangen.
Een koning als Hij kan toch niet zonder onderdanen?
Laten we er Hem één geven aan de rechterhand en één aan de linkerhand.
Dan kunnen ze samen discussiëren wie van hen de belangrijkste is in Zijn koninkrijk.’
Van schroom is er geen sprake.
De toevallige voorbijgangers, op weg naar de tempel, blijven staan om te kijken,
gefascineerd door het schouwspel en ook zij doen mee:
‘Wij zijn op weg naar Gods huis.
Die man aan het kruis zei dat Hij die tempel in drie dagen kon opbouwen.
Dat zal niet zo makkelijk meer gaan nu Zijn handen aan het kruis zijn vastgespijkerd.’

Zou ik het anders hebben gedaan als ik een voorbijganger was
en had staan kijken naar het kruis?
Zou ik dan mijn mond gehouden hebben? Zou ik geloofd hebben?
Zou ik dan gezien hebben dat hier de Koning der koningen, de Heer der heren hing?
Ik ben bang van niet.
Ik zou eerder net zo hard hebben meegedaan met het bespotten van Jezus,
zoals de andere aanwezigen daar deden.
Je kunt het niet aan het kruis zien dat Jezus de messias is, de Heer aller heren.
Integendeel.
Zoals Markus het beschrijft, lijkt het leven van Jezus op één grote mislukking uit te lopen.
Dit kan geen koning zijn, geen messias.
De mensen bij het kruis willen een koning, een messias zien:
Als Hij nu van het kruis af komt, dan zullen ze geloven dat Hij een messias is.
Als Hij nu zichzelf kan redden uit deze hachelijke situatie
willen ze wel geloven dat Hij een koning kan zijn.
Maar in Hem geloven? Geloven dat Hij de Zoon van God is? De beloofde Redder?
Nee, dat zeker niet.
Markus heeft veel aandacht voor de spot van Jezus
om te laten zien dat Jezus als Messias werd afgewezen,
om te laten zien dat deze Koning niet werd geaccepteerd.
Dit is het lijden dat deze Koning-Messias moest ondergaan.
Niet de pijn die Hij moest doorstaan, al zal Markus dat niet hebben ontkend,
maar de vernedering om daar aan het kruis te hangen,
de spot te moeten ondergaan, de afwijzing te moeten voelen
– dat is het lijden van de Zoon van God.
Op Golgotha heerst het ongeloof, de spot, de afwijzing.
Op het meest cruciale moment, het moment dat Jezus daar aan het kruis hing,
was er geen geloof, was er niemand die in Hem zijn houvast zocht.
Alleen hing Jezus daar en de spot maakte de eenzaamheid nog dieper en intenser.

Die eenzaamheid wordt alleen maar groter.
Een eenzaamheid zonder God: Mijn God, mijn God waarom hebt U mij verlaten.
Dit moet wel de diepste eenzaamheid zijn geweest die er ooit is geweest.
Ook door God verlaten te zijn.
De ervaring door God verlaten te zijn, is niet uniek voor mensen.
Jezus was daarin niet de enige. David had die ervaring al verwoord
En er zullen er heel wat zijn die door wat ze meemaken
kunnen ervaren dat ze door God verlaten zijn.
Het wordt donker op Golgotha, een duisternis waarin zelfs God afwezig is
en Jezus voelt dat Hij hier helemaal alleen hangt
en roept het uit: Mijn God, mijn God waarom hebt U mij verlaten.
De spot van de mensen onderging Hij zwijgend, maar nu na deze 3 uur van duisternis
kan Jezus zich niet stil houden en schreeuwt het uit.
Mijn God, mijn God waarom hebt U mij verlaten.
Er zijn uitleggers die zeggen dat je de hele psalm moet nemen
en ook het hoopvolle waarmee Psalm 22 eindigt: de ervaring door God gehoord te worden.
Maar zoals Markus erover vertelt ontbreekt elke hoop.
Alleen maar duisternis en eenzaamheid, geen teken van God,
geen enkele mogelijkheid dat God Hem zal redden of bijstaan.
Zelfs de roep tot God wordt nog bespot.
De laatste woorden van Jezus worden nog verdraaid.
God moet zeker Elia sturen om Hem te helpen.
Maar er is niemand die werkelijk geloofd dat er voor Jezus hulp zou komen.
Zo sterft Jezus – alleen, eenzaam, met een luide schreeuw, bespot en afgewezen
gaat Jezus onder in de dood.

Dat was het verhaal van Jezus.

Maar, zegt Markus, dat is niet het hele verhaal.
Je moet de gebeurtenissen op Golgotha nog eens nagaan
en dan met de ogen van het geloof.
Wat de mensen zagen was een Man die aan het kruis was gehangen,
de handen aan het kruis geslagen,
niet in staat om de tempel in drie dagen weer op te bouwen,
onmachtig om zichzelf te redden.
Iemand die zich had uitgegeven voor Koning van Israël,
maar hier aan het kruis Zijn troon vond om te regeren.
Wat ze zien is iemand die niet van het kruis kan komen
en daarom geen koning en messias kan zijn.
Maar dan kijk je alleen naar wat je op dat moment ziet.
Je moet met de ogen van het geloof kijken, zegt Markus.
Dan zie je niet een machteloze man die verslagen is,
die te schande is gehangen aan het kruis, omdat Hij niet sterk genoeg was.
Hier zie je Iemand hangen die bereid was om te gaan,
bereid was om die duisternis in te gaan, bereid was om door God verlaten te worden.
Ondanks het heftige dat Hem te wachten stond, de intensiteit, niet terugschrok.
Als je met de ogen van het geloof kijkt, dan zie je wat anders
Dan de mensen op Golgotha zagen toen ze keken zonder geloof.
Je ziet wel een gekruisigde hangen, een koning aan het kruis,
maar deze koning is niet gekomen om te heersen, zoals machthebbers dat doen,
die aan zichzelf denken en hun eigen macht en die eigen macht niet willen opgeven.
Deze koning kwam om te dienen,
bereid om Zijn leven te geven, om Zijn volgelingen vrij te kopen.
Het was Zijn dood die hen vrijmaakte, die hen de vrijheid schonk.
Deze koning is bereid om de dood in te gaan, om Zijn volgelingen het leven te geven.
Als Hij niet had willen gaan? Wat zou er dan van ons terecht gekomen zijn?
Dan had Hij zichzelf gered, maar voor ons zou er geen redding mogelijk zijn.
Dat we vandaag deze dag hebben, hier met eerbied en schroom op Golgotha kunnen staan,
is omdat Hij aan het kruis bleef en onderging in de dood.
Het vervult ons met dankbaarheid dat Hij aan het kruis bleef
en zo Zijn leven gaf, om ons vrij te kopen en ons nieuw leven te geven.
Op Golgotha wilden ze dit niet zien, want ze zagen alleen een kruis,
een man aan het kruis met de handen vastgespijkerd die zijn ondergang tegemoet ging.
Men zag niet dat het niet Zijn eigen ondergang was, maar onze ondergang.
Dat Hij daar niet voor zichzelf hing, maar voor ons.
Dat Hij onze dood stierf en voor ons onderging in de duisternis van de eenzaamheid,
voor ons de godverlatenheid droeg.
Daarom ben ik altijd dankbaar dat ik zelf geen ooggetuige was van Golgotha destijds,
want als ik de ogen van het geloof niet had gehad,
had ik niet gezien Wie daar gehangen had aan het kruis,
had ik meegedaan met de spot, had ik vol ongeloof gekeken:
Dit kan de koning niet zijn, dit kan de beloofde redder niet zijn.
Gods Zoon zou zich nooit aan het kruis hebben laten vastspijkeren.
Gods Zoon had zich niet laten vernederen, maar had de zege behaald.
Daarom ben ik blij met Markus die Jezus laat zien, zoals Hij is
en vertelt dat dit de weg is die God ging, die Jezus moest gaan, voor mijn behoud.
Ik kan alleen maar bidden dat ik die ogen van het geloof mag hebben
en Jezus mag zien zoals Hij is, mijn Redder, mijn Heiland.
En bidden dat u, dat jij die ogen van het geloof mag hebben.

Markus vertelt over Golgotha wat Hij belangrijk vindt aan Jezus:
Een koning die kwam om te dienen, om zelf te sterven en anderen het leven te geven,
om in de duisternis te gaan en door God verlaten te worden.
Jezus die de spot onderging en dat zwijgend onderging, hing in de eenzaamheid.
Dit is de Jezus die door God gezonden is: Gods eigen Zoon.
Daarom viel het me op dat hier gesproken wordt over de tempel.
De voorbijgangers op weg naar de tempel roepen het Jezus toe:
Je zou de tempel afbreken en weer opbouwen. Wat komt daar nu van terecht?
Maar ze hebben niet door dat Jezus zelf de tempel is.
De tempel is de plek om God te ontmoeten, een heilige plek waar je bij God kunt komen.
Die Jezus die daar bespot wordt, die Jezus die ze daar zien hangen,
die Jezus waar ze niet in kunnen geloven is voor ons de tempel geworden:
de toegang tot God.
Hij wordt zelf afgebroken, daar aan het kruis.
Steen voor steen afgebroken: door de spot van de omstanders,
door de duisternis om het kruis, door de afwezigheid van God.
Tot er niets meer van Hem overblijft en Jezus met een grote schreeuw afdaalt
in het rijk van de dood: tot op het fundament afgebroken.
Niets is er meer van Hem over.
Op het moment dat Jezus sterft, gebeurt er in de tempel iets bijzonders:
Een scheur in het voorhangsel: van boven naar beneden.
Net of een onzichtbare hand dat voorhangsel scheurt,
alsof God zelf dat voorhangsel door midden scheurt.
Het is een opening die God maakt,
om te onthullen wat er achter dat voorhangsel verborgen was.
Voorheen was de heiligheid van God verborgen voor iedereen.
Alleen de hogepriester mocht daar komen op die éne dag: de Grote Verzoendag.
Nu Jezus is gestorven, is dat voorhangsel niet meer nodig.
Ik zie een poort wijd open staan waardoor het licht komt stromen.
Het is het kruis dat de toegang geeft.
Het is Grote Verzoendag geworden, voor altijd.
wie ogen van het geloof heeft, mag zien wat er gebeurt.
Wat God doet en wie Christus is.
We staan er om te zien dat Jezus stierf.
Zijn dood is onze dood.
Zijn verlatenheid is onze verlatenheid.
Zijn dood is ons leven.
Zijn verlatenheid wordt onze verbondenheid met God.
als we daar staan mogen we geloven: Hij deed dat voor ons.
Daarom is deze dag een goede dag: Goede Vrijdag.
We mogen hier dan met schroom en eerbied staan, maar ook met dankbaarheid.

Mijn aanbidding antwoordt, zacht:

“Jezus, ook voor mij verwierf
Gij verlossing, toen Gij stierft.”
Amen