Preek zondag 16 april 2023 avonddienst
Schriftlezing: Psalm 30 en Johannes 20:24-29
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Muziek is iets bijzonders.
Muziek kan iets verklanken, wat je niet in woorden kunt uitdrukken.
Neem het begin van Psalm 30: Ik zal U roemen, HEERE.
Je kunt de Heere met woorden alleen eren,
maar het wordt een lofprijzen van God als we met muziek daarin meegenomen worden.
Als je een mooie melodie hebt waarop je deze woorden kunt zingen,
als je mooie instrumenten hebt, die deze woorden muzikaal begeleiden.
Of als er een mooi stuk is geschreven voor koor – of voor koor en orkest –
Waarbij je geraakt wordt en meegenomen wordt in de muziek
en je bij jezelf denkt: “Dat wil ik ook: God zo roemen!”
Ik ben wel eens voorgegaan in dovendiensten.
Die diensten werden gehouden in de Maranathakerk.
Omdat de kerkgangers niet of nauwelijks konden horen,
werden de liederen niet gezongen, maar gedeclameerd, hardop gesproken:
Kroon Hem met gouden kroon, het Lam op Zijnen troon
Hoor hoe het hemels loflied al verwint in heerlijk schoon.
Er gaat toch wat verloren als je de melodie er niet hebt,
als je niet samen zingt, maar met elkaar opzegt.
Nu kan het in zo’n dienst met doven niet.
Het lijkt mij een groot gemis als je niet kunt horen of niet meer kunt horen.
Ook omdat je de muziek niet meer hebt om te horen of om mee te zingen.
Sinds ik predikant ben, mis ik het begeleiden van de diensten als organist.
Goed, ik doe het af en toe een keer.
Maar vooral met de feestdagen, zoals Kerst, Goede Vrijdag en Pasen
zou ik willen dat ik niet de preek had en woorden moest bedenken,
maar dat ik de organist was en de muziek kon instuderen
die zou klinken in de dienst met Kerst, met Goede Vrijdag of met Pasen.
Daarom ben ik altijd blij met de koperblazers in zulke diensten:
het geeft de diensten een extra feestelijk tintje.
Ik houd van orgel, maar als je met zulke diensten extra muzikale begeleiding hebt,
geeft het die dag een feestelijk gevoel.
Het maakt de feestdag tot een echt feest
Meer nog dan je met de preek vooral kunt krijgen.
Muziek heeft de kracht om je mee te nemen, naar een andere wereld,
de kracht om je mee te nemen naar de wereld van God.
De mooiste concerten zijn de concerten
waarbij je vergeet dat je in een kerk zit of een concertzaal,
maar waarbij je er helemaal in opgaat
en als het klaar is elkaar aankijkt en niet meer weet te zeggen dan: “Geweldig!’
Of alleen maar tegen elkaar knikt, waarbij je allebei weet dat het mooi was.
Om dan op die manier de Heere te loven, zoals Psalm 30 dat doet,
op een manier waarop je met elkaar denkt: Zo hoort het!
God is het waard dat Hij op deze manier geprezen wordt en ik wil meedoen!
Hoe zou het begin van Psalm 30 nu klinken als je het verklankt met muziek?
Zou het een imposant begin hebben, een groot akkoord, fors ingezet?
Of zou het zacht en intiem beginnen, waarna een crescendo volgt
en het roemen van God maestoso verklankt wordt?
Psalm 30 is in ieder geval zo bedoeld dat als je het hoort
je bij jezelf denkt: dit gaat over mij, ik hoor hier mijn leven terug.
Al terugluisterend denk ik over mijzelf na,
deze muziek over deze psalm maakt mij duidelijk wat Pasen voor mij betekent.
Soms kan ik de woorden niet vinden om uit te leggen wat Pasen voor mij betekent,
maar als ik deze psalm hoor, dan weet ik het, ervaar ik het.
U hebt voor mij mijn rouwklacht veranderd in een reidans,
U hebt mijn rouwgewaad losgemaakt en mij met blijdschap omgord.
Dan begrijp ik deze woorden aan het einde van de psalm.
Ik weet dat mijn verdriet van mij afgenomen wordt.
Ik ervaar een diepe troost, zoals God mij alleen kan troosten.
Er komt een vreugde die alleen de Heere mij kan geven.
Achter Psalm 30 zit een verhaal.
Als je de psalm leest of hoort, krijg je er iets van mee.
Het is het verhaal van iemand die door een diep dal gaat,
en wat voor een diep dag: U hebt mij uit het graf gehaald.
Zo diep ging ik dat ik dacht ik het er niet levend van af zou brengen.
Ik zag mijn leven al aan mij voorbij gaan,
ik nam al afscheid van degenen die mij lief en dierbaar zijn.
Ik dacht al na over hoe ik mijn afscheidsdienst zou willen.
Hoe zou je zo’n episode uit je leven kunnen verklanken?
Als het gespeeld wordt, is het doodstil in de zaal,
je voelt de spanning, net of het over je eigen leven gaat,
net of je zelf het zo aan je voorbij voelt trekken
en je denkt na over het afscheid dat jijzelf zult nemen.
De muziek klinkt sober en indringend en opeens hoor je er een instrument er boven uit,
beginnend om een lichtvoetige melodie te spelen,
een melodie van een lied dat zingt van vertrouwen op God,
een melodie van een lied dat je doet weten dat God je hoort,
Dat Hij ingrijpt, een wending in je leven aanbrengt, gebedsverhoring.
Je kunt weer voor Hem zingen en dat doe je dan ook
en je wilt dat anderen meezingen: Loof Hem ter gedachtenis aan Zijn heiligheid.
- Heiligheid betekent hier overigens geen afstand,
maar dat God zich helemaal – met heel Zijn wezen,
we zouden kunnen zeggen: met hart en ziel – inzet om je te redden.
Zo’n ingrijpende periode kan voor je gevoel lang duren, zeker als je er midden inzit.
Als je tot de Heere roept en je niet merkt dat je gebeden gehoord worden.
Maar als de Heere dan komt, dan blijkt dat Hij je niet vergeten is
en dat je mag merken dat Hij om je geeft.
Want een ogenblik duurt Zijn toorn, maar een leven lang Zijn goedgunstigheid;
overnacht ’s avonds het geween, ’s morgens is er gejuich.
Als je deze psalm leest of hoort of zingt, dan merk je iets van een levensverhaal
dat achter deze psalm zit, het verhaal waar deze psalm over gaat.
De dichter van deze psalm gaat na hoe hij in die moeilijke situatie terechtgekomen is.
Hij gaat na of hij kan verklaren waarom hij door zo’n diep dal moest gaan.
Hij komt uit bij een moment in zijn leven, waarvan hij nu – terugkijkend – kan zeggen:
toen raakte ik van God los.
Dat merkte ik toen niet. Maar mijn leven was een als een bootje dat niet vastlag
en langzaam bij God uit de haven wegdobberde
en dat ik het niet doorhad, kwam omdat ik dacht dat het allemaal wel goed zat.
Ik was zorgeloos. Dat was ik ten onrechte, want ik zag niet dat ik wegdreef.
Hoe zou je dit laten klinken
als je gevraagd zou worden om hierbij een compositie te schrijven?
Die zorgeloosheid die je ten onrechte hebt, omdat je wegdrijft zonder dat je het door hebt?
Een overdreven vrolijke passage, waarbij je steeds meer dissonanten hoort,
een thema dat afbreekt voordat het helemaal heeft geklonken
en steeds meer in fragmenten klinkt?
Hoe zou je dit zo kunnen laten klinken dat je de waarschuwing voelt
dat je moet gaan opletten, omdat er iets gaat gebeuren,
iets dat je leven op z’n kop gooit.
Het bijzondere van muziek is dat je goed kunt laten horen dat er iets anders aankomt:
een andere toonsoort, een andere sfeer (van vrolijk naar ernstig).
In de psalm wordt ervan gezongen wat er dan gebeurt:
God verbergt Zijn aangezicht. Hij trekt zich terug, zodat je Hem niet meer kunt vinden.
Het is dan net als de zon die wegtrekt: dan groeit er niets meer, het is kil en koud.
Als God zijn aangezicht verbergt, wordt het donker in je leven, kil, zonder liefde.
Een huiveringwekkende ervaring.
Dan klinkt de roep tot God. Als God er niet is, hoe kan ik dan gered worden?
God moet mij wel horen, want anders blijft er niets meer van mij over.
En wat heeft God er zelf aan?
De muziek verstomt. Er klinkt geen lofzang meer.
Wie gevangen zit in het graf, heeft geen mogelijkheid meer om God te loven.
Als God Zijn gezicht verbergt en je Hem niet meer kunt vinden,
betekent dat niet dat Hij je niet meer kan horen.
De reden van deze psalm is dat God hoort en te hulp komt en redt.
Het donker in je leven heeft niet het laatste woord.
Net zoals de allereerste paasdag.
Als de vrouwen naar het graf gaan, is het nog donker.
Het donker van verdriet, het duister van de dood huist ook in hun hart.
Daardoor kunnen ze niet zien dat de zon begint op te komen,
de zon het duister verdrijft en er een nieuwe dag komt.
Daardoor kunnen ze niet zien dat er in het duister signalen van God zijn
dat het gedaan is met de dood en dat hun verdriet niet meer nodig is.
Hij is opgestaan. Je moet Hem hier niet meer zoeken, want Hij leeft.
Dat geloof hebben we niet van onszelf.
De dichter Willem Barnard die bij elke psalm een meditatie heeft geschreven
zegt bij deze psalm: Dat geloof wordt ons als een koormantel omgedaan.
De muziek die klinkt, de woorden die we zingen,
zijn als een mantel die we aangereikt krijgen en dan aandoen.
Zo kunnen we het meemaken, zo kunnen het geloven,
omdat de muziek de woorden in ons hart brengt.
Omdat de muziek ons meeneemt, ons brengt in dat geloof.
De muziek neemt ons wel iets af: onze rouwmantel.
Ons getreur, omdat we het niet kunnen geloven, wordt van ons afgenomen
en er klinkt muziek die ons vrolijk maakt, niet oppervlakkig vrolijk,
maar een vrolijkheid van God, omdat we beseffen dat God er is,
Dat Hij is opgestaan en de dood over ons leven niet het laatste woord heeft.
Onze rouwmantel wordt afgenomen, waarin we zaten te treuren
omdat we het niet meer zagen zitten, geen toekomst, geen hoop meer zagen.
Er is een kerstlied:
Dansen wil mijn hart en springen,
Heer, voor U
juichen, nu
alle eng’len zingen.
Luister, hun vervoerde koren,
hel en luid,
juub’len ’t uit:
Christus is geboren!
Het is de vreugde die bij Pasen terug komt, die in alle paasliederen terugkeert
Christus onze Heer verrees. Halleluja!
Het is de vreugde waar Psalm 30 mee eindigt, om die ons mee te geven
op onze verdere levensweg:
U hebt voor mij mijn rouwklacht veranderd in een reidans,
U hebt mijn rouwgewaad losgemaakt en mij met blijdschap omgord.
Daarom zal mijn eer voor U psalmen zingen en niet zwijgen.
HEERE, mijn God, voor eeuwig zal ik U loven.
Amen