Geweld, trauma´s en Gods aanwezigheid.

Geweld, trauma´s en Gods aanwezigheid.
Jacob Onyumbe Wenyi over het Bijbelboek Nahum, gelezen in Congo


Het Bijbelboek Nahum is een omstreden boek. Veel mensen hebben moeite met de gewelddadigheden in dit boek. Er zijn exegeten die vinden dat Nahum een gewelddadig Godsbeeld propageert, dat eerder een vorm van nationalisme is dan geloof. De meesten gaan dit Bijbelboek maar uit de weg. In rooms-katholieke en protestantse leesroosters komt dit Bijbelboek ook niet voor. Over Nahum wordt meestal ongemakkelijk gezwegen.

Volgens de Congolese priester Jacob Onyumbe Wenyi is dat negatieve beeld over Nahum niet terecht. Onyumbe groeide op in het door geweld geteisterde Congo. Het geweld in Congo is onder andere een nasleep van de burgeroorlog en de genocide in buurland Rwanda. Om traumatische kant van de gebeurtenissen een plek te kunnen geven, ging Onyumbe gedichten schrijven. Ook verwerkte hij zijn belevenissen in een roman. Als dichter uit een getraumatiseerd land herkent hij wat de profeet Nahum in zijn profetische poëzie doet.

Volgens Onyumbe verwoordt Nahum vooral het geweld waar Juda na een inval door de Assyriërs mee te maken heeft gehad. Om Nahum te begrijpen moeten we volgens hem niet zozeer kijken naar de val van Ninevé. Ook al schrijft hij over de val van deze stad. Om Nahum te begrijpen is het zinvoller om te kijken naar de doelgroep van Nahum: de Judeeërs die getraumatiseerd zijn geraakt door het geweld dat de Assyriërs in Juda brachten.

Nahum gelooft dat God dit geweld niet onbeantwoord laat. Hij zal Assyrië laten ervaren welke gruwelijkheden het de andere volkeren, en dus ook Juda, heeft aangedaan. Daarom begint Nahum ook met de beschrijving van God als de wrekende God. Wraak is bij God geen grillige eigenschap of handeling. Als God wreekt, laat Hij ervaren wat iemand een ander heeft aangedaan. Als God Juda wreekt, laat het Assyrië zelf ervaren welk geweld het over Juda heeft gebracht: verwoesting, verkrachting, verminking.

God heeft een extra reden om Assyrië deze gruwelijkheden te laten ervaren. Doordat Assyrië elke tegenstand wegvaagt, denkt het dat het de goden aan de eigen kant heeft en dat het land beter en in hoger aanzien staat dan de andere volkeren. God gaat laten zien dat Ninevé even kwetsbaar is als de andere landen en geen reden heeft om zichzelf te verheffen boven de andere volkeren.

Volgens Onyumbe heeft Nahum twee thema’s. Het ene thema is de rol van God in gewelddadige crises. Nahum zag het als zijn profetische roeping om aan de getraumatiseerde Judeeërs uit te leggen waar God was. Had God zijn volk niet in de steek gelaten? Nahum wil laten zien dat de Heer die over hemel en aarde regeert niet afwezig is bij deze gewelddadigheden die Juda overkomen. God verschijnt op het toneel. Na de beschrijving van God als de wrekende God, beschrijft Nahum wat in vaktermen een theofanie heet: een verschijning van God.

Die verschijning van God gaat gepaard met natuurverschijnselen: God verschijnt in stormen, in wateren die opdrogen, in verdroging van gebieden, in het beven van de bergen. Nahum beschrijft het op zo’n manier dat we tijdens het lezen van zijn boek God door die woorden heen zien verschijnen. Door Nahums verwoording zien we God verschijnen. Hij gaat over Ninevé de gewelddadigheden laten komen, die het zelf over andere volkeren bracht.
Dat God op die manier wreekt, door zelf te laten ervaren wat het anderen heeft aangedaan, is volgens Onyumbe een lijn die door het Oude Testament heen te zien is en ook in de gulden regel van Jezus (Matteüs 7:12) terug komt.

Het andere thema van Nahum is de verwoording van de traumatische gebeurtenissen. Nahum doet dat op een bijzondere manier: Hij beschrijft alvast hoe Ninevé zelf ondervindt wat het anderen heeft aangedaan. Het is daarbij niet nodig om te veronderstellen dat Nahum de val van Ninevé ook daadwerkelijk van nabij heeft meegemaakt. Terwijl hij in Juda is, schrijft hij een klaaglied over de val van Ninevé. Hij doet dat om Juda te troosten: God heeft gezien welke verschrikkingen jullie hebben meegemaakt en Hij blijft er niet onbewogen onder. Het volk van God is niet door God verlaten. Tegelijkertijd is Nahum ook een profetie tegen de volkeren, zoals Jeremia die ook uitsprak: de God van Israël is de Heer van heel de aarde.

Onyumbe gelooft dat de twee thema’s van Nahum de gelovigen in Congo, die nu nog steeds door het geweld getraumatiseerd zijn, kunnen helpen. Nahum helpt om te ontdekken hoe God aanwezig was toen de soldaten van de diverse legertjes de dorpen binnenvielen, de vrouwen verkrachtten voor de ogen van hun mannen en ouders, de aanwezigen verminkten, hen meenamen als seksslaven.

Nahum kan helpen om het geloof levend te houden dat God eens recht brengt in een maatschappij waar de warlords en de geweldenaars nog steeds de macht hebben en niet in verzoening of heling zijn geïnteresseerd. In Congo kan Nahum niet ongelezen blijven, omdat dit Bijbelboek helpt om de trauma’s bij God te brengen.

Nav. Jacob Onyumbe Wenyi, Piles of Slain, Heaps of Corpses. Reading Prophetic Poetry and Violence in African Context (Eugene, Oregon: Cascade Books, 2021). 

De klacht: een onmisbaar onderdeel van het christelijk leven

De klacht: een onmisbaar onderdeel van het christelijk leven

De coronatijd is voor velen een ingrijpende tijd. Huiveringwekkende beelden uit Noord-Italië waar de corona hard toesloeg. Een tijd van spanning en zorg over de verspreiding van het virus. Ook in onze eigen omgeving kregen wij volop te maken met dit virus en de gevolgen ervan: verschillende plaatsen op de Noord-Veluwe die getroffen werden. Zijn er dan woorden en rituelen die kunnen helpen, die houvast kunnen geven, die kunnen verwoorden wat er gebeurt? Volgens Rebekah Eklund, docent Schrift, theologie en ethiek aan de Loyola University Maryland in Baltimore, is het goed om het klagen zoals dat in de Bijbel voorkomt ook in praktijk te brengen. Toen ze in de coronatijd door de lockdown thuis moest werken, schreef ze het boekje: Practicing Lament.


Lamenteren, klagen heeft bij ons geen positieve betekenis. Klagen heeft iets van zeuren, de aandacht trekken. Een uitspraak die ik vaak hoor is: ‘Niet klagen maar dragen’ – soms aangevuld met: ‘en bidden om kracht’. In de Bijbel krijgt het klagen wel alle ruimte. In het Oude Testament bijvoorbeeld in de Psalmen, in Job, in Jeremia. Ook in het Nieuwe Testament komt de klacht voor. Eklund promoveerde op de klagende Jezus. Het klagen dat zo veelvuldig in de bijbel voorkomt, is volgens haar een essentieel onderdeel van het christelijke leven. Een klacht is een roep uit de nood om hulp. Zo’n roep om hulp is meestal niet eenmalig. Steeds wordt tot God geroepen, omdat Hij beloofd heeft om er te helpen en te redden. De klacht kan in heftige taal geuit worden. In een klacht kunnen verwijten aan God gemaakt worden. In ieder geval wordt er een stevig appèl gedaan op God, zodat Hij wel moet ingrijpen. Dat God kan ingrijpen, wordt wel geloofd. Dat is de basis voor de klacht. Als er iemand is die kan ingrijpen, is dat God. Hij blijft echter uit en daarom wordt de situatie steeds hopelozer. Vanuit de hopeloosheid klinkt de roep tot God. Een klacht is vaak geen gepolijst gebed. Er worden heftige beelden gebruikt om God te laten weten wat er aan de hand is. In een klacht wordt geworsteld met God. In een klacht wordt zo lang bij God op de deur geklopt dat Hij wel moet ingrijpen.


Rebekah Eklund

Wie de klachten in de Bijbel met elkaar vergelijkt, ziet dat er onderdelen overeenstemmen. Niet dat elke klacht al deze onderdelen heeft. Alleen een klaagpsalm als Psalm 13 heeft alle onderdelen. Een klacht begint met het aanroepen van Gods naam. In dat aanroepen wordt de weg tot God gezocht. Het zwijgen wordt doorbroken. Dat is al bijzonder, want wanneer iemand in een diepe crisis zit, wordt de weg naar God niet zomaar gevonden. Als er dan al woorden zijn, kan er eerder over God geklaagd worden dan tot God geroepen.

Bij het aanroepen van God wordt ook Zijn naam gebruikt: Heer. Die naam betekent: Ik sta voor je klaar. Ik kom voor je op. God kan ook aangesproken worden met een uitgebreidere naam: Heer van de hemelse legers. God kan in beelden worden aangesproken: mijn Burcht, mijn Rots. Nadat God is aangeroepen, wordt de klacht verwoord: God is afwezig. Hij laat niets van zich merken. God is afwezig. God is onverschillig. God is er niet.

Die ervaring is huiveringwekkend. In de klachten is dat ook de diepste pijn, de grootste nood die er is: God die er niet is, God die zich onverschillig toont. Door dit onder woorden te brengen overbrugt de klacht de afstand tussen de waarheid dat God ons nooit verlaat en de aangrijpende ervaring dat we ons door God verlaten voelen. Toch is de klacht geen ongeloof of wanhoop, hoe scherp de klacht ook verwoord kan worden. Omdat de klacht tot God is gericht is het een gebed. Al is het met gebalde vuisten, de bidder wendt zich niet van God af, maar zoekt om door God gehoord te worden.

Daarom klinkt er in een klaaggebed vaak ook een appèl op God: een appèl om te komen, om er te zijn, om te redden. Het kan al genoeg zijn dat God hoort: hoor mijn roepen! Niet zelden gaat een klacht gepaard met een uitspraak van vertrouwen: God heeft zich in het verleden laten zien. Hij kan zich ook nu tonen. Soms kan in een klaagpsalm de beweging zelf al gemaakt worden en de ervaring verwoord worden dat God geluisterd heeft. Hij heeft het zwijgen doorbroken. Hij heeft geantwoord.

Die ervaring is er niet in elke klacht. In Psalm 88 lijkt de hoop ver weg. Een donkere psalm met nauwelijks een sprankje hoop. Eklund is dankbaar dat deze psalm in de Bijbel staat. Het is juist bemoedigend dat ook zo’n donkere psalm opgenomen is. Bijzonder is ook dat deze psalm is omringd door de vreugde over Jeruzalem in Psalm 87 en Gods altijddurende trouw in Psalm 89.

Veel klachten in de Bijbel verwoorden berouw of protest. Bij berouw ziet de klager de eigen fouten die ten grondslag liggen aan de nood. Bij protest is het anders: de wereld is niet zoals die hoort te zijn. De spirituals van de Afro-Amerikaanse gemeenschap zijn zulke klaagliederen waar protest in doorklinkt. De meest stevige klachten waarin geprotesteerd worden, zijn de wraakpsalmen waarin de vloek over de vijanden wordt uitgesproken. In heftige taal brengen deze liederen de onrecht die beleefd wordt bij God: deze wereld hoort anders te zijn. Kan God er niet voor zorgen dat er wel een rechtvaardige wereld komt?

Door te klagen wordt het zwijgen doorbroken, het leed en de onrecht benoemd en bij God gebracht. Het is een uiting van kwetsbaarheid en het zoeken naar solidariteit van medemensen en naar hulp van God. Terecht zegt Eklund dat de klacht onmisbaar onderdeel van het christelijk leven is. Als we de klacht achterwege laten, doen we onszelf, de wereld waarin wij leven en God tekort.

N.a.v. Rebekah Eklund, Practicing Lament.  (Eugene: Cascade Books, 2021)

Een genereuze God die van Zijn schepping geniet

Een genereuze God die van Zijn schepping geniet
Richard J. Mouw over Algemene genade

Over de manier waarop Abraham Kuyper zijn avondgebed deed bestaat een anekdote: Hij zou elke avond naar het crucifix dat boven zijn bed hing kijken en daarna zeggen: “Ik heb vandaag weer te weinig gedaan om te delen in Uw lijden.” De bekende evangelical Richard Mouw, kenner van het werk van Kuyper, betwijfelt de waarheidsgetrouwheid van deze anekdote. Hij kan zich niet voorstellen dat Kuyper alleen oog heeft voor zijn eigen tekorten. Volgens Mouw zal Kuyper juist verteld hebben van al het mooie dat er die dag was. Dat hij die dag naar het museum was geweest bijvoorbeeld en daar genoten had van de geschilderde landschappen. Hij zou dan God gedankt hebben voor een wereld waarin kunst mogelijk is, die mensen laat genieten. Hij zou God gedankt hebben voor het diner dat hij met zijn gezin genoten had.

Abraham Kuyper

De anekdote over Kuyper is voor Mouw kenmerkend voor het ongemak dat er onder christenen is als het om genieten gaat. Genieten heeft al gauw iets leegs en botst vaak met de ellende die er is. Mouw vertelt van een predikant die hij sprak. Die predikant had een dag met verschillende belevenissen gehad: ‘s Morgens had hij een kraambezoek afgelegd. Daarna bezocht hij een jonge weduwe die haar man verloren had door kanker. Nadat hij later een overleg had met de kerkenraad over het financiële tekort van de gemeente, schoof hij aan bij een jeugdgroep om met hen pizza te eten. Later die avond keek hij met zijn vrouw een actiefilm. Mouw merkte dat de predikant eerder de moeite op God betrok dan het plezier dat hij beleefde.


Richard J. Mouw

Dat moeite en zorg eerder op God betrokken worden dan vreugde en plezier merkte Mouw ook op tijdens een theologische bijeenkomst, waarbij na een serieuze lezing in de pauze de sportuitslagen werden besproken. Mouw merkte dat het voor de andere aanwezigen twee verschillende werelden waren. Hijzelf zou die beide werelden willen betrekken op die ene God die er is: de God die bewogen is met de lijdenden in deze wereld is ook de God die deze wereld geschapen heeft waarin we kunnen genieten in het museum en in het voetbalstadion.



Om Gods compassie met de lijdenden en Gods genieten van deze wereld te kunnen combineren grijpt Mouw terug op de neocalvinistische gedachte van algemene genade. De gedachte van algemene genade gaat terug op Kuyper en Bavinck. De algemene genade is niet de genade die mensen verlost van de zonde en redt van de verlorenheid. Dat is de bijzondere genade. Algemene genade is Gods zorg en compassie voor alle mensen, zowel de gelovigen als niet-gelovigen. Ook niet-gelovigen kunnen van Gods bescherming ontvangen. Ook niet-gelovigen kunnen door God worden gezegend. Ook niet-gelovigen kunnen van God talenten en gaven hebben gekregen. Ook zij kunnen door God gezegend zijn met een goed karakter. Dat wil niet zeggen dat de breuk die er door de zonde en het ongeloof gekomen is, te verwaarlozen is. Neocalvinisten hebben in navolging van Kuyper en Bavinck altijd gezegd dat er een antithese is: een scherpe scheiding tussen gelovigen en ongelovigen. Mouw wil die antithese ook handhaven: hoe je ook een kunstwerk, een sportprestatie of een idee van een andersgelovige kunt waarderen, toch kan het betekenen dat je als gelovige op bepaalde momenten aangeeft dat je bepaalde uitgangspunten niet kunt delen. Voor Mouw staat echter voorop dat God ook geniet van wat niet-gelovigen of andersgelovigen voortbrengen. Mouw beseft dat er een bepaalde spanning is tussen de generositeit van God en de antithese. Voor hem hoort die spanning bij Gods zorg voor zowel gelovigen als niet-gelovigen.

Niet iedereen in de neocalvinistische traditie deelt de royale houding van Kuyper, Bavinck en Mouw. Mensen als Herman Hoeksema, Klaas Schilder, Corneluis van Til stelden dat die antithese tussen geloof en ongeloof zo scherp is, dat je als gelovige niet kunt genieten van wat niet-gelovigen tot stand brengen.

Klaas Schilder


Als gelovige kun je alleen genieten van kunstwerken, ideeën en prestaties van gelovigen. Zij bestreden de gedachte van de algemene genade, omdat in hun ogen de zonde wordt gelegitimeerd en wereldgelijkvormigheid wordt goedgepraat. Mouw waardeert hun werk, omdat zij aan het belang van de antithese blijven herinneren. Zelf gaat hij ervan uit dat God ook kan genieten van de prestaties van andersgelovigen. Mouw heeft zelf ontdekt dat de gedachte van algemene genade orthodoxe christenen helpt om in de maatschappij, de cultuur en de kunst te participeren zonder die wereld en de wereld van het geloof te moeten zien als twee gescheiden werelden. Sindsdien draagt hij de gedachte van de algemene genade gepassioneerd uit. Als de genereuze God van deze wereld geniet, kun je er als christen ook van genieten.

N.a.v. Richard Mouw, All That God Cares About. Common Grace and Divine Light (Grand Rapids: Brazos Press, 2020).

In gewijzigde vorm verschenen in het Friesch Dagblad

Kan God doof, blind of stom zijn?

Kan God doof, blind of stom zijn?
N.a.v. “De stem van de stomme. Een ongeloofsvertelling” van Jacoba M. Vreugdenhil

Op 26 maart 1971 overleed de schrijfster Jacoba M. Vreugdenhil. Dat haar 50e sterfdag binnenkort is, had ik niet gerealiseerd als mijn vrouw niet haar laatste boek De stem van de stomme had verworven en gelezen. Het boek maakte op haar diepe indruk en daarom las ik het ook. Inderdaad maakte ook op mij dit boek indruk. Vreugdenhil schreef een sobere, beknopte roman, waarin geen woord teveel staat en de personages fijnzinnig zijn beschreven. Een roman is het eigenlijk niet, want ze noemde haar boek een ongeloofsvertelling. Hoe beschrijft een christelijke schrijver ongeloof en waarom zou een christelijke schrijver ongeloof beschrijven?

De personages in het eerste deel van het boek hebben allemaal een lichamelijke beperking. Deze personages zijn allemaal op zoek naar de helper die hun lichamelijke beperking kan opheffen. De hoofdpersoon, die later Rachel blijkt te heten, is op op zevenjarige leeftijd stom geworden. Ze gaat de woestijn in, omdat verteld wordt dat de helper daarheen is getrokken. Op haar weg komt ze eerst een dove tegen en samen trekken zij verder. De dove werkt bij een gezin waarbij een dochtertje van twaalf jaar was overleden. Vermoed van de zorg en van het verdriet slaapt zij terwijl de helper langs komt en het meisje opwekt uit de dood. Als de dove wakker is, ontdekt ze met blijdschap dat het meisje weer leeft. Zij kan voor haarzelf niet de helper achterna, maar helpt eerst het gezin. Pas daarna is er tijd voor haar om naar de helper te gaan, maar is hij al de woestijn in verdwenen.

Ze komen een blinde en zijn broer tegen, die ook op zoek zijn naar de helper. De blinde vertelt hoe hij een steen in zijn handen had om die steen naar een overspelige vrouw. Een omstander had gezegd: je moet gooien in de richting van de angstschreeuw van de vrouw. Maar de vrouw had niet geschreeuwd. Er was een andere stem, die de massa stil kreeg. Die stem zei: ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Het was de helper die deze vrouw redde. Als hij dit verhaal aan de dove en de stomme vertelt, vraagt hij zich hardop af hoe hij kan laten zien dat hij zonder zonde is. Wat is zonde? De dove zegt later: ‘Jouw ogen hebben immers geen kwaad gezien.’

Voor de stomme is dit een verhaal dat dicht bij komt: haar eigen moeder stierf door steniging. Haar moeder was betrapt met een leerling van haar vader, die wetgeleerde was. Haar vader en zus konden de steniging niet aanzien, maar zij stond als zevenjarige erbij en zag het gebeuren. Tijdens de steniging rende ze naar haar moeder en werd getroffen door een steen, waarna ze nooit meer in staat was om te spreken. De stomme overweegt of de blinde erbij geweest kan zijn. Maar nee, hij is te jong om destijds een steen gegooid te hebben.

Ze stuiten op een melaatse, die door haar onreinheid is uitgestoten. Deze beperkten hebben elkaar nodig om met elkaar te kunnen communiceren. Daardoor kunnen ze met elkaar in gesprek raken over de vraag welke beperkingen de helper heeft opgeheven. Tenslotte is er een wetgeleerde, die de richtlijnen van God weet toe te passen. Hij is, zoals Vreugdenhil steeds beschrijft, gebonden aan zijn voeten en moet zich door anderen laten brengen. De wetgeleerde blijkt later een leerling van haar vader te zijn, die haar vasthoudt als haar moeder wordt gestenigd maar ook haar hand loslaat, waardoor ze naar haar moeder rent.

De stomme is er niet zeker van dat de helper haar stem zal bevrijden. Ze worstelt ook met God. Elk hoofdstuk van het eerste deel eindigt met een vraag, waarin zij de lichamelijke beperking van een van anderen op God toepast: Is God dan doof? Is God dan blind? Kan er uit God, kan er bij God onreinheid zijn? Is God aan zijn eigen wet gebonden?
Vreugdenhil geeft aan dat het verhaal dat zij schreef ongeloof verbeeldt. In de lichamelijke beperkingen beschrijft ze wat het effect van ongeloof is: beperkt zijn in de communicatie en daardoor buiten de gemeenschap vallend, of zoals de melaatse zelfs helemaal uitgestoten. Zou ongeloof ook zoeken zijn naar de helper, zonder overtuigd te zijn dat de helper de genoemde gebreken kan opheffen? Of is ongeloof een vluchten voor God? De wetgeleerde legt uit dat er een vluchten is voor God en een vluchten naar God.

Is de genezing van de beperking het opheffen van het ongeloof? De wetgeleerde legt uit dat voor Rachel er een stem zal zijn die de stilte doorsnijdt en daardoor zowel haar zwijgen en het ongeloof verbreekt. De helper verbreekt wanneer hij komt inderdaad voor haar de stilte. Hij zegt maar een zin tegen haar: “Je zult mijn getuige zijn.” De bevrijding van haar mond, van haar stem raakt haar zo diep, dat ze zichzelf verliest. Als de man van haar zuster komt, leert hij haar de taal van het lichaam en van de liefde. Uit de beschrijving van Vreugdenhil is niet op te maken of ze overweldigd wordt of dat dit ook een liefde is waar zij naar gehunkerd heeft. Het is een zoektocht naar gemeenschap die ze nooit heeft ervaren en die ze nu lijkt te vinden. Dit hoofdstuk sluit af met de vraag of God de liefde niet kent.

De gemeenschap met haar zwager heeft grote gevolgen. Nu kan Rachel worden gestenigd wegens overspel. De enige reden om te ontsnappen is het blijven volhouden dat ze niet genezen is. Wanneer ze stom was, kon ze niet om hulp roepen, toen haar zwager kwam. Dat blijkt haar redding te zijn. Echter een tijdelijke. Want ze is nu te chanteren door haar zwager. Ze wordt opgenomen in het huis van die andere leerling van haar vader: de wetgeleerde die voorheen gebonden was. Wanneer haar zwager haar chanteert vlucht ze voor hem was. Was hij God, was hij Satan. Vlucht ze weg naar God en voor Satan weg?

Op haar vlucht komt ze bij een menigte die voor het huis van de rechter staat en schreeuwt om de kruisiging van de helper. Dan schreeuwt ze mee en de menigte ontdekt dat zij kan spreken. Opnieuw vlucht ze. Nu niet naar God, want ze vlucht liever voor God de hel in dan naar God toe te vluchten. God die stom is ten aanzien van haar wantrouwen en ongeloof. Ze wil een einde aan haar leven maken, maar kan dat niet omdat iemand haar voor geweest is: een leerling van de helper die hem verraden heeft.

Dit een-na-laatste hoofdstuk eindigt met de vraag: Is God dan dood? Wanneer ze alsnog het mes wil pakken om er een einde aan te maken, beeft de aarde en splijt de aarde open. Het mes valt in een kloof zo diep als de hel en daardoor te diep voor haar. Dit is dus de stem die voor haar de stilte doorbreekt. In zijn dood raakt de helper haar, hoewel niet in de buurt, haar opnieuw aan. Zo eindigt de ongeloofsverbeelding: ‘In het uur van zijn dood roerde het aangetaste en aangeraakte leven. Mijn polsen klopten en bonsden.’ Nadat de stem van de stomme al eerder heeft geklonken, klinkt nu de stem van de Stomme: God laat van zich horen.

Waarom zou een christelijke schrijver het ongeloof verbeelden? Omdat ongeloof en geloof soms zo dicht bij elkaar liggen dat er geen verschil meer is. Het ongeloof vlucht, zonder dat het duidelijk is of het een vluchten is voor God of een vluchten naar God. Het zoeken naar God kan een vlucht voor God zijn. Het vluchten voor God kan een zoeken naar God zijn. De vragen van het ongeloof – of God liefde kent en soms stom is, blind en dood is – zijn vragen die doorstoten naar het wezen van God. Een worstelen met God om God te vinden. Een afzijdig houden van God om door Hem te worden gevonden.


N.a.v. Jacoba M. Vreugdenhil – De stem van de stomme (Anthos, 1969).


De eigen eindigheid onder ogen zien

De eigen eindigheid onder ogen zien
Recensie van J. Todd Billings, The End of the Christian Life (2020)

Een aantal jaar terug werd ik twee dagen voor Kerst gebeld door een man uit onze gemeente. Zijn vraag was of ik langs wilde komen. Ik vroeg hem of ik direct wilde komen of dat het na de kerstvakantie kon. Hij gaf aan dat hij mij liefst direct bij hem thuis had. Deze man was eigenlijk niet zo betrokken bij onze gemeente, maar belde mij nu op. Toen ik bij hem in huis was, werd duidelijk waarom hij mij gebeld had: Hij had van de arts te horen gekregen dat hij nog maar kort te leven had. Onverwacht kwam het besef dat zijn leven eindig was. Hij had mij nodig omdat hij niet wist wat hij nu moest doen.

In zijn jongste boek The End of the Christian Life stelt J. Todd Billings dat wij mensen van deze tijd pas na gaan denken over hun eindige bestaan als wij geconfronteerd worden met onze eigen eindigheid. We leven in een tijd waarin we onze eigen eindigheid uit de weg kunnen gaan en ons onsterfelijk kunnen wanen. Todd Billings, hoogleraar Reformed Theology aan het Western Seminary in Holland (Michigan), kreeg op 39jarige te horen dat hij ongeneeslijk ziek is. Sindsdien kan hij zijn eigen eindigheid niet meer uit de weg gaan. In dit boek schrijft hij niet zozeer een ervaringsverhaal (dat beschreef hij in zijn boek Rejoicing in Lament uit 2015). In dit boek wil hij laten zien dat het beseffen van de eigen eindigheid kan helpen om het goede leven te vinden. In het boek gaat het daarom niet alleen over het einde, maar ook over het doel van het christelijk leven.

Als de schaduw van de dood over het leven valt, is dat allereerst confronterend. Todd Billings begint zijn boek daarom ook met de geloofsbeleving van de psalmen, waarin de ervaring verwoord wordt in de ‘groeve’, ‘het rijk van de dood’ terecht gekomen te zijn. In die psalmen die over het dodenrijk gaat, wordt volgens hem niet zozeer het leven na dit leven verwoord, maar de ervaring van de schaduw van de dood die over het leven valt. Kankerpatiënten verblijven in dat rijk van de dood, is zijn eigen ervaring. Hij is de psalmen vanuit zijn eigen ervaring gaan lezen: hij krijgt oog voor de angst die er verwoord wordt, de angst die je ook lichamelijk voelt, het gevoel van God afgesneden te zijn, de ervaring dat je als mens niet meer de baas bent over de omstandigheden. Laatste zin van dit hoofdstuk: ‘Alleen degenen die hun ogen open hebben in deze plaats van duisternis kunnen genoeg zien om te hunkeren naar het licht van de opstanding.’

In het tweede hoofdstuk beschrijft Todd Billings twee visies binnen de christelijke traditie op het sterven. De eerste  is de visie dat het sterven als iets is, omdat je dan in Gods heerlijkheid ingaat. Todd Billings vertelt het verhaal van een oudere vriend, die na een leven met hoogte- en dieptepunten klaar is om te sterven. De dood heeft niet alleen een mooie kant, maar ook een bittere kant. Dat is de tweede visie: de dood als irrationeel, als een kwade macht die het goede leven kapotmaakt. Todd Billings vertelt een begrafenis van een jonge zendelinge, waarbij er geen ruimte is voor de schok en de bittere werkelijkheid van de dood. De dienst stond in het teken van de lofprijzing. Todd Billings geeft aan dat hij in die lofprijzing niet kon meekomen. Hij wil beide visies overeind houden en combineren als twee visies die waar zijn: ook na een mooi en voltooid leven heeft de dood een bittere kant.

Als kankerpatiënt ziet hij ook dat veel christenen moeite hebben met de mogelijkheid dat ze kunnen sterven. Hij ziet dat er lang gebeden wordt om genezing, zelfs als genezing menselijkerwijs uitgesloten is. Hij duidt dat als een effect van het welvaartsevangelie: alle nadruk ligt op een goed leven in het hier en nu, waarbij er geen aandacht is voor een leven in Gods eeuwige heerlijkheid. Die christenen geloven in een wonder, omdat ze hopen dat door dat wonder Gods grootheid zichtbaar wordt en voor niet-gelovigen een reden wordt om te gaan geloven. Hij ziet daar meer een uit de weg gaan van de eigen eindigheid en merkt dat nabestaanden na het uitblijven van een wonder in een diepe geloofscrisis terecht kunnen komen. Hij merkt zelf dat medepatiënten, die niet gelovig zijn, ook behoefte hebben aan religie en geloof en gelooft dat de oudtestamentische vroomheid meer te bieden heeft, samen met het geloof in Christus’ opstanding.
De eigen eindigheid onder ogen zien is in de christelijke traditie altijd een vorm geweest om het goede leven te vinden. Nadenken over de eigen eindigheid is niet alleen gericht op het leven na dit leven, maar is ook dienstbaar aan het leven in het hier en nu. De eigen eindigheid opent de ogen voor de eigen beperktheid: wij zijn geen onsterfelijke goden. Het opent de ogen dat Gods kracht vaak in en door de zwakke mens zichtbaar wordt: in het sterfelijke lichaam dat kan lijden onder gebrokenheid kan de eeuwige God wonen. Dat lichaam in al zijn kwetsbaarheid kan een tempel zijn voor de allerhoogste God. Er komt aandacht voor de hoop dat ook het fragmentarische leven, het leven in gebrokenheid, met hoop op God geleefd wordt. Wie zijn eigen sterfelijkheid niet onder ogen wil zien, leeft eerder voor zichzelf. Wie zijn eigen eindigheid onder ogen ziet, beseft dat het leven hier op aarde niet tot vervulling komt als alleen eigen wensen en behoeften tot vervulling komt. Dat leven vindt vervulling in een leven in dienst van God en van anderen. Zo’n leven is zelfs een bevrijding.


N.a.v. J. Todd Billings, The End of the Christian Life. How Embracing Our Mortality Frees Us to Truly Live. (Grand Rapids: Michigan, 2020).

Finding Your Own Voice: Preaching and Cultural Background

Finding Your Own Voice: Preaching and Cultural Background

Every preacher keeps in mind the church members he of she will be preaching to. But how to preach when you are trained in western theology while your listeners have a bicultural background?

The preacher’s own cultural background affects the way he of she reads the Bible. The preacher’s theology is also formed by his or her cultural background.  A double of triple cultural background gives an extra dimension. Matthew D. Kim and Daniel L. Wong wrote a book about preaching to Asian North American christians. I strongly recommend their book: Finding Our Voice. A Vision for Asian North American Preaching. In their book I enter the Asian North American world and find out the longings and struggles of that communities. Their book about preaching for a bicultural community invites me to reflect my own preaching, my own cultural background and the cultural background of the members of my local church.

Asian North Americans are a wider group: their roots or the roots of their ancestors are in the region (south) eastern Asia: from India to Japan to Indonesia. Kim is a second generation Korean American. Wong is a third generation Chinese American. Both were pastors of a bicultural church. They are experts in Asian North American Preaching by personal experience and academic reflection.


Matthew D. Kim (PhD, University of Edinburgh) is associate professor of preaching and ministry, director of the Haddon W. Robinson Center for Preaching, and director of mentored ministry at Gordon-Conwell Theological Seminary (Massachusetts) and wrote a lot of books about preaching, including Preaching with Cultural Intelligence. (I have ordered that book!)

Daniel L. Wong (DMin, Trinity Evangelical Divinity school) is associate professor of Christian ministries at Tyndale University in Toronto.

In the first chapter they write about the experiences of this ethnic minority in the States and Canada. They are American of Canadian first. That is their nationality, their identity. They aware their bicultural background in the reactions of Americans who have European roots. Kim and Wong speak about Caucasian Americans to show that these Americans also have their cultural background.
Every Asian North American experienced racism, discrimination and prejudices. That experiences painfully remember they have that bicultural background. While Asian North Americans live for centuries in the States or in Canada, they are often treated if they arrived recently. That is a denial of their American or Canadian identity.
They have a different look, where Asian North American women are regards as attractive and Asian North American men as awful. The opinion is that Asian North American have a mysterious eastern look, while the opinion about Asian North American men is that they are cold, robotic. The stereotype is that Asian North Americans are a model minority: they are integrated well in the Caucasian North American society, well educated and well placed.
On the other hand they know due the experiences of racism that they are the perpetual foreigner by their looks. Most of the Asian Canadians or Asian Americans struggle therefore with their identity and the stereotypes.

The struggle with their bicultural background is strenghented by the patterns of their education. The first generation crossed the Pacific Ocean to raise up their children in a better position. The generations that came afterwards experienced a huge pressure to have the highest grades, to study at the best university. The pressure is to study (natural) science, to become a professor or a doctor. In that culture the father’s will is to obey, so they can’t choose their own path. To become an artist or even a pastor isn’t accepted at first sight for the lower status. Who wants to become an artist of a pastor will have a brilliant carriere first. That pressure strengthened the stereotype that Asian North American have a natural preference for math and natural sciences.

Because the father’s will is a a law to obey, conflicts of generations are not uncommon in Asian North American families. Conflicts of generations are also caused by the language. The first generation that immigrated to the States or Canada don’t learn to speak English, because they wanted to be connected with their Asian cultural backgroudn. The generations that came afterwards choose to speak English, so it is difficult for grandparents and grandchildren to meet. The language of the church service also caused conflicts: in what language will be preached, will be prayed, will be sung?
Wong and Kim noticed that university and seminary are rooted in western theology. Asian North American pastors don’t find their own voice but copy the western theology and western style of service and preaching. Kim and Wong are both professors in Preaching and Christian ministries. Their vision is that Asian North American preachers will find their own voice. Therefore the Asian North American pastor and preacher shouldn’t neglect their bicultural background. Contrary, they have to embrace their Asian North American bicultural background.

Toronto Chinese Baptist Church (website)

A double or even a triple cultural background can be an enrichment for reading the Bible. A Asian North American exegete will see aspects of the Biblical stories that are neglected by western exegetes. Exegetes with a Caucasian American cultural background can overlook aspects in the Parabel of the Prodigal Son. They don’t know the experience to be a stranger in a country far away, because they haven’t the experience to be an ethnic minority. For a western exegete it is possible to overlook the famine in the story Jesus told.

The task of a preacher in a bicultural church is to help the members to fins their identity, to have a good relation with their parents, to break free from the stereotypes, to find their own way. Therefore the preacher should retell the Biblical stories in a way that these topics are interwoven. The preacher can tell exemplary stories. The preacher should show how the Biblical truth can be applied by Asian North Americans. The preacher can live these message in an exemplary way.

This book helps me in my own reflection about cultural preaching. In my own small country (The Netherlands) there are differences between regions that should be reflect in the sermon preparation. Different exemplary stories and different applications will be necessary. In my country there has always been a migration between that regions, so that their book is also helpful in reflecting the experiences of members which families migrated from other regions. I recommend their book. My desire is that Dutch preachers will reflect their own cultural background and the cultural background of the church members to find their own voice.

Matthew D. Kim / Daniel L. Wong, Finding Our Voice. A Vision for Asian North American Preaching (Bellingham: Lexham Press, 2020).

Waarom christenen in de VS in 2016 op Trump stemden

Waarom christenen in de VS in 2016 op Trump stemden
Recensie van Angela Denker, Red State Christians 2019

In 2016 won Donald Trump de presidentsverkiezingen in de VS. Zijn winst kwam mede door de steun van heel wat christenen. Angela Denker, die zowel journalist is als predikant, wilde weten wie deze christenen waren en wat hen bewoog om op Trump te stemmen.

Denker is predikante in de Evangelisch-Lutherse kerk, een van de progessievere kerken die er in de VS zijn. Zij wilde de Trumpstemmers begrijpen in hun keuze.  Daarom besluit ze een aantal maanden lang rond te trekken in de staten die in 2016 Trump aan de verkiezingswinst hielpen en in gesprek te gaan met de christenen die daar wonen: de Red State Christians. Op haar rondreis raakt ze in gesprek met diverse soorten christenen: evangelicalen, protestanten, katholieken, conservatieven, Arabische christenen, Latin’s en Afro-Amerikanen. Op die manier wilde ze achterhalen waar de steun van Trump vandaan komt.

Het is een heel wisselend beeld, dat uit de gesprekken naar voren komt. De één staat al vanaf het begin van Trumps campagne achter hem. Een toonaangevende evangelical, zoals Jerry Falwell, kiest nog voordat de verkiezingen binnen de Republikeinse partij voorbij zijn, voor Trump als kandidaat. Datzelfde geldt voor de conservatieve katholieken in New Hampshire, waar Trump de primary’s verrassend wint en daardoor aan zijn zegetocht begint.
Andere gesprekspartners staan aarzelend achter Trump. Ze gedogen hem eerder en zien in Clinton een groter gevaar en scharen zich daarom maar uit arren moede achter Trump. Denker noteert hoe de verkiezing van Trump voor enorme verdeeldheid zorgt, met name binnen de megakerken waar ook veel Latino’s en Afro-Amerikanen onderdeel van zijn: de dag nadat Trump gewonnen heeft, komt de een in feeststemming de kerk binnen, terwijl de ander diep geraakt is.

Denker ontdekt dat de verdeeldheid echter niet met Trump begonnen is. Trump buit die verdeeldheid wel uit en versterkt die verdeeldheid aanzienlijk. Die verdeeldheid onder Amerikaanse christenen is er echter al onder Obama. Een deel van de Red State Christians, die ze spreekt, heeft in 2008 op Obama gestemd. Ze zijn echter teleurgesteld geraakt in zijn politiek en in zijn houding. De rode draad van de steun voor Trump is dat ze zich niet gezien voelen door Obama en niet gezien voelen door de media. Ten tijde van Obama’s presidentschap merken deze Red State Christians dat de media met allerlei vooroordelen over hen spreken. Ze voelen zich niet serieus genomen. Het gevoel niet meer gezien te worden en niet meer mee te tellen is een belangrijke factor om voor Trump te gaan. Ze zijn het zat om tot de verliezers te behoren. Ze zien in Trump een winnaar, die hen ook kan laten winnen. Hij kan de progressieve lijn van Obama, die een bedreiging is voor de conservatieve evangelicals, protestanten en katholieken, doorbreken.

Voor lang niet iedereen speelt het geloof een doorslaggevende functie. Met name in de gebieden die in 2008 en 2012 voor Obama kozen, is de economie de reden om voor Trump te gaan. Hij belooft Amerika weer groot te maken. Met zijn ruwe, grove taal blijkt deze miljonairszoon hun taal te spreken en hun wereld te begrijpen. Trump heeft haarfijn aangevoeld dat in de verkiezingen de tegenstelling tussen de elite en het gewone volk een factor van betekenis is en heeft zich gepresenteerd als de man van het gewone volk. Wellicht zijn er te hoge verwachtingen van Obama geweest, waardoor men zich teleurgesteld van hem heeft afgekeurd. Ze hadden het idee dat Obama de raciale tegenstellingen binnen de VS kon overbruggen. Omdat ze dat niet zagen gebeuren onder zijn bewind, hebben ze zich teleurgesteld van hem afgekeerd. Zeker in deze gebieden, die tot voor kort op de Democraten stemden, zijn de Democraten op achterstand geraakt. Met hun keuze voor progressieve thema’s, waarbij economische thema’s vergeten werden volgens de kiezers, hebben de Democraten in deze staten zich vervreemd van hun traditionele achterban.

Fascinerend is de constatering dat veel Amerikanen met een achtergrond in het Midden-Oosten achter Trump staan. Deze Arabische Amerikanen zijn veelal christen en waren dat al toen hun families nog in het Midden-Oosten woonden. Omdat Trump uitsprak dat hij IS zou bestrijden, zien ze in hem een beschermer van het christendom van het Midden-Oosten.
Denker is op ook zoek naar manieren om de tegenstellingen te overwinnen. Ze ontdekt dat de achterban van Trump veel genuanceerder is dan in de media wordt afgeschilderd en dat de keuze voor hem vaak een gebrek aan beter is.

Positie van vrouwen
Tijdens haar rondreis ontdekt ze dat onder de oppervlakte niet alleen een conservatieve onderstroom is, maar dat er ook veel verandert. Denker laat zien dat de positie van vrouwen in de conservatieve achterban van Trump verandert, ook omdat Trump, ondanks zijn vrouwonvriendelijke uitspraken, meer dan zijn achterban gewend is vrouwen op topposities benoemt.

Tegelijkertijd is onder Trump de MeToo-beweging op gang gekomen, waardoor vrouwen opkomen voor een veilige sfeer om te leven en te werken. De vrouwonvriendelijkheid van Trump is blijkbaar ook een katalysator geweest waardoor vrouwen voor hun eigen positie op zijn gekomen.

De verkiezing van Trump lijkt aan de ene kant een noodgreep van conservatieve bewegingen om de vooruitgang te stoppen en tegelijkertijd is het presidentschap van Trump een aanjager van emancipatie. Door de tegenkrachten die hij oproept, maar soms ook door zijn eigen beleid.

Dialoog
Het boek van Denker is geschreven vanuit de hoop op een dialoog: door met elkaar in gesprek te gaan, leer je elkaar kennen en leer je elkaars keuzes te begrijpen. Wanneer die dialoog steeds wordt gevoerd, bestaat er een kans dat de verdeeldheid vermindert en de vooroordelen worden weggenomen. Als ik het boek van Denker lees, is de stem van Trump vaak vooral een roep om gezien te worden. Daarbij namen zijn kiezers de negatieve kanten van Trump voor lief, omdat zij het belangrijker vonden dat signaal af te geven.

N.a.v. Angela Denker, Red State Christians. Understanding the Voters Who Elected Donald Trump (Minneapolis: Fortress Press, 2019)

Pelgrimeren. Een oude praktijk met hedendaagse betekenis

Pelgrimeren. Een oude praktijk met hedendaagse betekenis

Pelgrimeren is een eeuwenoude traditie die in de afgelopen decennia weer een populariteit gewonnen heeft. In 1987 werd de St. Jakobsweg, een Europese netwerk van pelgrimsrouten die uitkomen in de Spaanse plaats Santiago de Compostella, erkend als culturele route. In 1993 werd dit netwerk erkend als UNESCO-werelderfgoed.

De route van deze deze pelgrimsroutes wordt tegenwoordig heel goed aangegeven. Deze pelgrimsroute werd extra populair nadat de Duitse cabaretier Hape Kerkeling in zijn boek Ik ben er even niet (2006) verslag deed van zijn tocht over deze wandelroute.

Het boek werd ook verfilmd.

In 2010 kwam een andere film over deze pelgrimsroute naar het graf van de apostel Jakobus uit: The Way. Een vader die te druk is met zijn werk om oog te hebben voor zijn zoon besluit de pelgrimsroute te gaan lopen, omdat zijn zoon tijdens deze pelgrimstocht is verongelukt. Onderweg strooit hij de as van zijn zoon op bepaalde plekken uit.

Vorig jaar schreef de Zwitserse theoloog Ralph Kunz een theologische reflectie over pelgrimeren.

Kunz, hoogleraar Praktische theologie aan de universiteit van Zürich, doet hier geen verslag van zijn eigen pelgrimstochten, maar gaat na wat de betekenis is van pelgrimeren. Volgens hem heeft het pelgrimeren niet alleen betekenis voor degene die de pelgrimstocht onderneemt, maar heeft het pelgrimeren ook betekenis voor de kerk vandaag de dag. Hij is daarom vooral gericht op hoe de pelgrim terugkomt en wat hij of zij kan doen met de ervaringen die onderweg zijn opgedaan.

Pelgrimeren kan volgens Kunz een belangrijke middel zijn in de communicatie van het evangelie. Degenen die nu een pelgrimstocht lopen zijn lang niet altijd mensen die regelmatig een kerk van binnen zien of regelmatig een kerkdienst bijwonen. Tegelijkertijd zijn deze mensen wel op zoek naar een een bepaalde ervaring, die dieper gaat dan het alledaagse bestaan, op zoek naar zin en betekenis. Misschien ook wel naar een religieuze ervaring, zonder dat ze die religieuze ervaring zoeken binnen de kerkmuren.

Voor deze mensen, die zo’n route nemen, is de geloofservaring die onderweg opgedaan wordt veelzeggender dan zo’n ervaring die in de eredienst opgedaan kan worden. Kunz wil niet het pelgrimeren claimen en alsnog kerkelijk inkaderen, maar is van mening dat de kerk oog moet hebben voor deze praktijk buiten het kerkelijke kader. De kerk doet er goed aan om dit pelgrimeren te ondersteunen en er zelf ook van te leren.

Een pelgrimstocht lopen heeft in onze eigen tijd een andere betekenis dan in vroeger tijden, weet Kunz. Voorheen liep een pelgrim de route om aan het einde van de tocht iets bijzonders te verwachten: een wonder, genezing, een geloofservaring. Tegenwoordig loopt men zo’n pelgrimsroute niet om bij een doel aan te komen, maar om onderweg veel te leren over zichzelf, over de verbanden waarin men leeft, over de wereld waarin we leven, over God.

Een voetreis door een landschap is niet alleen maar een reis die met de voeten gemaakt wordt, maar gelijk ook een innerlijke reis. Tijdens die reis worden heel wat ervaringen opgedaan. Dat zijn niet altijd gemakkelijke ervaringen, benadrukt Kunz. Een pelgrimstocht vraagt om volhouden. Geregeld willen de voeten niet meer wat het hoofd van tevoren had bedacht. Een pelgrimsreis maakt ook indruk omdat zo’n reis nogal eens gemaakt wordt door iemand die zichzelf wil vinden, iemand die in of na een persoonlijke crisis op zoek is naar zijn eigen doel of bestemming, naar een nieuwe manier van leven. 

De oude vorm van pelgrimeren kan daarom vandaag de dag een hele zinvolle praktijk van spiritualiteit zijn.\


Al kan iemand zonder religieuze motieven beginnen aan de tocht. Dat kan voor de kerken een reden zijn om kritisch te zijn op het hedendaagse pelgrimeren. Kunz zou het betreuren als de kerken zich voor deze praktijk zouden afsluiten. Pelgrimeren is volgens hem een manier van met geloof bezig zijn die kerk uitdaagt en verrijken kan. Pelgrimeren is namelijk een andere manier van bezig zijn met geloof: pelgrimeren is bidden met de voeten.

Kunz sluit bij deze omschrijving aan bij de definitie die de theoloog Eberhard Jüngel van bidden geeft: bidden is voor hem dat je bij God bent en niet meer bij jezelf. Door letterlijk een weg te gaan, die velen anderen gegaan zijn, kan deze voettocht een weg zijn waar de pelgrim steeds minder met zichzelf bezig is en al gaande steeds meer bij God is. Voor de protestant Kunz is pelgrimeren een gaan op de weg van het geloof, dat naar een einddoel leidt, waarbij onderweg God voorop gaat, meegaat en tegemoet komt. Het is voor de kerk weer een uitdaging om de pelgrim onderweg te begeleiden en bij thuiskomst welkom te heten en de lokale gemeente te laten verrijken met de ervaringen die onderweg zijn opgedaan.

N.a.v. Ralph Kunz, Pilgern. Glauben auf dem Weg. (Leipzig: Evangelische Verlagsanstalt, 2019).

The evangelicals’ militant masculinity

The evangelicals’ militant masculinity
Kristin Kobes du Mez about Jesus and John Wayne

In the 2016 election voted 81% of the evangelical voters for Donald Trump. Many wondered why such a large percentage of the evangelicals voted for a candidate who’s lifestyle and personality isn’t in accordance with the Bible. According to Kristin Kobes du Mez, professor of History at Calvin University, that huge suppurt for Trump isn’t a surprise. On the contrary!


In the opinion of the evangelicals, Trump embodies who an American leader has to be.  In the last century the evangelicals ‘evangelized’ the ideal of a militant masculinity. Donald Trump is the ideal example of that militant masculinity the evangelicals idealized. That evangelical ideal of militant masculinity tells the man he is the head of his family: his wife and children are submitted to him. He leads his wife and children powerful and is willing to fight for his family to protect them against dangers from outside.

According to Kobes du Mez this is not a recent phenomenon, but can this ideal of militant masculinity be traced back to the beginning of the 20th century. This ideal is a reaction to the ideal of a man during the Victorian era: the ideal man also has female qualities. The first man who presented himself intentionally as a vitale man who was willing to fight for his family and for his country was Theodore Roosevelt.

From the start the militant masculinity was connected with American nationalism. A man has to lead his wife and children forcefully and to protect them to save the christian identity of America. The family serves the country: when a man isn’t capable of leading and protecting his family, he isn’t capable of sacrificing himself for his country. The evangelicals hate feminism, because feminism creates weak men who don’t dare to be strong. A man who doesn’t dare to be a strong man doesn’t dare to fight for his country. The country will be a willing prey for the enemies from inside and outside. These enemies want to destroy America’s christian identity and America itself.

The evangelicals became sensitive to men who show their strength and their combativeness. The film star John Wayne became the prototype of this evangelical militant masculinity. John Wayne wasn’t an evangelical, divorced twice and married three times. But in his films he played as a cowboy and a soldier. In those films he fighted against America’s enemies. Succesfully combined Wayne the mythology of the cowboy with the soldier who fights for freedom.

That freedom fight was necessary, because the evangelicals believed that America was threatened and that christianity was threatened. During the cold war that threat was communism. After 09-11 that threat was the islam. The thread also came from inside: homosexuality and feminism abandoned the ideal of the combative man. The evangelicals longed for strong men who protected them against these abhorrible enemies from outside and inside. They supported politicians and generals who were willing to be a hero. They admired Robert E. Lee, George Patton, Douglas MacArthur, Ronald Reagan, Oliver North and they also admire Donald Trump.

In their opinion Carter, Clinton and Obama were traitors of christianity, because they weren’t willing to act according to that militant masculinity. They were seen as traitors because they came from inside the evangelical movement and from inside christianity. These presidents didn’t dare to lead the country and traited America’s identity. Trump and his message to make America great again is perfect compatible with this ideal of evangelical masculinity. That Trump, like Reagan, isn’t the ideal evangelical, causes no problem to them. A president rules the country, not a church.

That militant masculinity infected the church too. Jesus became a John Wayne: a fighter who overcame his enemies. In his family the man dominates his wife and his wife is submitted to him. The only place for a woman is her place in her family. She has no job. She can’t be a pastor. She can’t be ordinated.
Many pastors of evangelical churches were authoritarian men who bore no contradiction. That authoritarian ideal was distributed during the seventies by a huge evangelical network of publishers, christian book shops, christian media. They infected non-evangelical churches with their militant and authoritarian view and with their combination of nationalism and christian faith.

The evangelicals exported their militant ideal to other countries. In the Netherlands this militant ideal was imported by translations of books written by James Dobson, John Eldredge, John MacArthur etc. The evangelicals stated they have a biblical view on manhood and womanhood, but that ideal is a stereotype influenced by war films and westerns.

This view has many and huge drawbacks. This view created an environment that is unsafe: this view stimulated transgressive and inappropriate behaviour of leaders in church and country. There were many sexual scandals in evangelical churches caused by their leaders. These stories were denied or downplayed. Women were not only unsafe in churches, that insafety also came in their families. This evangelical ideal of a man told women to satisfy all her husband’s sexual desires. There were pastors who told publicly their congregation that the man has the right to force their wives to have oral sex with them. When a man is satisfied sexually he is capable to shine as a leader.

Another drawback was the racist undertones of this view. The christian identity of America is a white identity. There is no room for Afro-Americans, Latin-Americans, Catholics, Muslims etc. This white supremacy is a real part of the evangelical heritage. In that heritage that white supremacy is a real part of the evangelical militant masculinity and a real part of their opinion about America’s history as a christian nation. The combination of this militant masculinity, this opinion about America’s supposed christian identity and this white supremacy paved the way for supporting Donald Trump.

Due to this view Trump is very attractive to many evangelicals and their leaders. He embodies their view on masculinity. He is the strong leader they are longing for.

As a historian Kobes du Mez researches the history of American women. Due to her evangelical students she found out this evangelical militant masculinity. She raised up in a Christian Reformed Church. That church was very critical about the American culture, but that church also was influenced by the evangelical view.

When I told Kobes du Mez via Twitter that the evangelical authors that strongly supported this view were translated into Dutch, she told me that she was upset about the reactions all over the world. The evangelicals exported this view very succesfully. She wants to contribute with her book the dismantling of this evangelical militant masculinity. She hopes her book will contribute the equality of men and women in society and church.


Kristin Kobes du Mez, Jesus and John Wayne. How White Evangelicals Corrupted a Faith and Fractured a Nation (New York: Liveright Publishing Corporation, 2020).

De militante mannelijkheid van de evangelicals

De militante mannelijkheid van de evangelicals
Jezus & John Wayne

In 2016 stemde 81% van de evangelicals tijdens de presidentsverkiezingen op Donald Trump. Dat hoge aantal evangelicale stemmers op Trump riep veel verbazing op: hoe konden evangelicals op een persoon stemmen, die in zijn doen en laten zo haaks staat op de Bijbel? Volgens Kristin Kobes du Mez, hoogleraar Geschiedenis aan de Calvin University (Michigan), is de enorme steun voor Trump helemaal niet zo verbazingwekkend.

Integendeel, voor evangelicals belichaamt Trump juist bij uitstek hoe een Amerikaanse leider moet zijn. De Amerikaanse evangelicals hebben in de afgelopen eeuw namelijk een militante visie op mannelijkheid ontwikkeld, waar Trump helemaal aan voldoet. Volgens deze visie staat de man aan het hoofd van zijn gezin en zijn de echtgenote en de kinderen aan hem onderworpen. Met daadkracht leidt hij zijn vrouw en kinderen en is bereid om te strijden om zijn gezin te beschermen tegen de gevaren van buitenaf.

Opkomst van de militante mannelijkheid
Volgens Kobes du Mez is dit niet een recente ontwikkeling, maar begint deze visie in het begin van de twintigste eeuw onder de evangelicals in de VS op te komen als reactie op het Victoriaanse tijdperk, waarin vooral vrouwelijke eigenschappen voor de man belangrijk werd gevonden. Theodore Roosevelt is de eerste die zich bewust als een vitale man presenteert, die bereid is op te strijden voor vaderland en gezin.

Amerikaans nationalisme
Vanaf het allereerste moment dat deze visie opkomt is de militante visie op mannelijkheid verbonden met een Amerikaans nationalisme. De man moet zijn gezin met daadkracht leiden en beschermen om het karakter van Amerika als christelijke natie veilig te stellen. Omgekeerd is het gezin dienstbaar aan de staat: als de man zijn eigen gezin niet kan leiden en beschermen, is hij niet in staat zich op te offeren voor het vaderland.


Anti-feministisch
De evangelicals moeten niets hebben van het feminisme, dat ervoor zorgt dat de man niet meer sterk durft te zijn. Een man die niet sterk durft te zijn zal het ook niet aandurven om te strijden voor zijn vaderland. Het vaderland is daarmee een prooi geworden voor de vijanden van binnenuit en buitenaf. Die vijanden willen de christelijke identiteit Amerika ontnemen.


John Wayne als prototype
Evangelicals worden gevoelig voor mannen die daadkracht en strijdlust tonen. De filmster John Wayne wordt het prototype van deze evangelicale militante mannelijkheid. Wayne was zelf geen evangelical en meerdere keren gescheiden, maar hij speelde in films wel de rol van cowboy en soldaat, waarin hij de strijd aanging tegen vijanden van Amerika. Succesvol wist hij de mythologie van de cowboy te verbinden met de soldaat die vecht voor de vrijheid.



Christendom bedreigd
Dat gevecht voor de vrijheid is nodig, omdat de evangelicals het idee hebben dat Amerika en daarmee het voortbestaan van het christendom daar wordt bedreigd. Die dreiging kwam van buitenaf gedurende de Koude Oorlog door het communisme en na de aanslagen op 11 september 2011 de islam. De dreiging kwam ook van binnenuit: de opkomst van het feminisme en homoseksualiteit doorkruisten het beeld van de strijdlustige man. De evangelicals snakten naar sterke mannen die het gezin en het land verdedigden tegen deze verderfelijke vijanden van binnenuit en buitenaf.

Evangelicale ideaal van een president
Ze steunden politici en generaals, die bereid waren om de held uit te hangen. Zo hadden ze grote waardering voor Ronald Reagan. Reagan loste Jimmy Carter af als president. De democratische presidenten Carter, Clinton en Obama worden gezien als verraders van het evangelicale ideaal, omdat ze zelf een achtergrond hebben die sterk overeenkomt met de evangelicals. Deze presidenten durfden geen leiding te geven aan het land en zetten daarmee de identiteit op het spel.

Trump past in het plaatje
Trump met zijn boodschap om Amerika weer groot te maken past uitstekend in het plaatje van de militante evangelicale mannelijkheid. Dat hij, net als Reagan, in zijn levensstijl compleet afwijkt van waar evangelicals aan hechten, is voor hen geen probleem. Zij zijn er om een land te leiden en niet om een kerk te leiden.


Jezus als John Wayne
Die militante mannelijkheid beperkt zich echter niet tot de politiek. Ook binnen de kerk is de militante mannelijkheid sterk benadrukt: Jezus krijgt trekken van John Wayne, een strijder die alle vijanden met geweld bestrijdt en overwint. De man heerst over de vrouw en de vrouw is onderdanig aan de man. Voor vrouwen is er buiten het gezin geen taak weggelegd. Zij behoren niet te werken en zij kunnen geen predikant of voorganger worden.

Succesvol uitgedragen
In verschillende evangelicale kerken komen autoritaire mannen aan het roer te staan, die geen tegenspraak dulden. Deze autoritaire visie wordt in de jaren-’70 enorm uitgedragen doordat de evangelicals een heel netwerk aan uitgeverijen, christelijke boekhandels en mediabedrijven weten uit te rollen, waardoor ze ook invloed krijgen in kerken die geen evangelicale achtergrond hebben. Met enorm succes wordt deze militante mannelijkheid ook naar het buitenland geëxporteerd. Ook in Nederland komt zo deze visie via schrijvers als James Dobson, John Eldredge, John MacArthur binnen. 

Stereotiepe beelden uit de filmwereld
Hoewel de evangelicalen beweren dat deze visie op de rol van man en vrouw uit de Bijbel opkomt, is hier in feite een rollenpatroon opgedaan dat eerder door de stereotiepe beelden van de populaire oorlogsfilms en westerns is bepaald. Deze militante mannelijkheid kent enorme schaduwzijden.


Onveilig
Deze visie zorgde voor een onveilige situatie, waarin leiders de grenzen van mannen en vrouwen overgingen. In de afgelopen decennia zijn talloze voorgangers in opspraak gekomen door verhalen over seksueel misbruik. Deze verhalen werden eerst ontkend of gebagatelliseerd. Die onveiligheid voor vrouwen was er niet alleen in de kerk, maar ook in veel gezinnen. Deze evangelicale visie vindt het belangrijk dat de vrouw de seksuele verlangens van de man in alle opzichten bevredigt, waarbij sommige voorgangers zelfs openlijk zeiden dat mannen orale seks mochten afdwingen bij hun vrouw. Wanneer de man op seksueel gebied bevredigd is, kan hij als leider schitteren.



Blanke suprematie
Een andere enorme schaduwzijde van deze visie is dat deze fatale visie op mannelijkheid in de combinatie racistische trekken krijgt. De christelijke identiteit van Amerika is vooral een blanke protestantse identiteit, waarin geen ruimte is voor Afro-Amerikanen, Latino’s, katholieken, moslims, enz. De blanke suprematie, waar bijvoorbeeld de Afro-Amerikanen tegenaan lopen, is diep in de evangelicale beweging verworteld en verweven met deze visie op militante mannelijkheid. Deze blanke suprematie, deze nationalistische visie en deze extreme visie op mannelijkheid hebben de weg geplaveid voor Trump. Geen wonder dat veel van deze evangelicals zich graag ophouden in zijn omgeving. Hij belichaamt de man en de leider bij uitstek waar zij naar snakken.

Beïnvloed
Kobes du Mez doet als historicus onderzoek naar de visie op vrouwen in de Amerikaanse geschiedenis. Door haar studenten, die mede uit de evangelicale beweging komen, is zij deze evangelicale visie op militante mannelijkheid op het spoor gekomen. Zij komt zelf uit de Christian Reformed Church, een kerk die in jaar jeugd juist kritisch is op de Amerikaanse cultuur, maar door het succesvolle uitdragen van het evangelicale gedachtengoed ook steeds meer beïnvloed wordt. Toen ik via Twitter meldde dat bepaalde namen die in haar boek een belangrijke rol spelen in het propageren van deze extreme visie ook in Nederland bekend zijn, gaf zij aan dat zij onthutst was door alle reacties uit alle delen van de wereld.

De evangelicalen hebben deze visie ook succesvol naar elders geëxporteerd. Met haar boek wil ze een bijdrage leveren aan de bestrijding van de militante mannelijkheid en voor een gelijkwaardige behandeling van man en vrouw.

N.a.v. Kristin Kobes du Mez, Jesus and John Wayne. How White Evangelicals Corrupted a Faith and Fractured a Nation (New York: Liveright Publishing Corporation, 2020).

Geschreven voor Friesch Dagblad / Het Goede Leven