Preek Eerste Paasdag 2024

Preek Eerste Paasdag 2024

Schriftlezing: Johannes 20:1-18

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Het is nog donker als Maria naar het graf gaat.
Het is donker, omdat de zon nog niet is opgegaan.
Ze gaat als het nog nacht is, als de dag nog niet is aangebroken naar het graf.
Donker is het ook in haar hart.
De zon van het geloof is nog niet in haar hart doorgebroken.
In haar hart heerst duisternis vanwege het verdriet
dat Jezus, haar Meester, aan het kruis gestorven is
en dat als ze Jezus wil opzoeken ze bij een graf moet zijn,
omdat ze een dode Jezus moet opzoeken.
Het is donker in haar hart vanwege het verdriet om de dood van Jezus,
vanwege de vertwijfeling wat ze nu moet als volgeling van Jezus
nu ze Hem niet meer kan navolgen, niet meer met Hem kan meegaan.

Ze kan, nu de dag nog niet is aangebroken, om haar heen niet en in haarzelf niet,
maar op één plek zijn: op de plek waar Jezus is en daarom moet ze wel bij het graf zijn.
Wanneer er iemand is overleden van wie je veel houdt,
kun je daar op verschillende manieren op reageren.
De een komt niet graag bij het graf, want je vindt er immers niets.
De ander is wordt elke dag naar het graf getrokken,
om zo toch op een bepaalde manier nog te zijn
bij degene van wie je zoveel gehouden hebt en nog steeds houdt.
Maria gaat, nog voordat het dag is, gaat ze naar het graf
om op een bepaalde manier nog bij Jezus te zijn
en bij het graf te denken aan de dode Jezus,
Die nu onbereikbaar geworden is doordat Hij is overleden
en in een graf is gelegd dat is afgesloten met een steen.

Maar als ze bij het graf komt, is het graf open.
Bij dit open graf wil ze zo snel mogelijk vandaan,
om de leerlingen van Jezus te waarschuwen dat het graf open is
en dat het lichaam van Jezus misschien wel uit het graf verdwenen is.
Maria bedenkt zich geen moment en gaat direct van het graf weg
om Simon Petrus te waarschuwen.
Ze waarschuwt nog een tweede leerling van Jezus,
een discipel van wie de naam niet wordt genoemd.
Er wordt alleen verteld dat Jezus veel van deze discipel gehouden heeft.
Jezus was met al Zijn leerlingen verbonden,
maar met deze leerling was een heel speciale band.

Deze twee leerlingen – Petrus en die andere leerling – gaan er direct op uit,
als Maria bij hen geweest is.
Zij moeten weten hoe het graf erbij staat, of het waar is wat Maria zegt,
dat het graf open is, omdat de steen is weggerold.
De ene discipel loopt harder – de liefde van Jezus trekt hem.
Net of hij de bruid uit Hooglied is – trek mij naar U toe.
Het zal toch niet zo zijn, dat ik de liefde van Jezus moet gaan missen.
Dat Hij er niet meer is, helemaal niet meer is,
niet alleen gestorven, maar ook helemaal verdwenen.
Een haast vol ongerustheid: het zal toch niet…
In zijn haast laat hij Petrus achter zich en komt hij als eerste bij het graf.
Inderdaad het graf is open. Hij kan in het graf kijken.
Wat ziet hij? Hij ziet de linnen doeken liggen.
Jezus is er niet, maar de linnen doeken liggen er wel.
Wat heeft dat te betekenen?

Wie het evangelie van Johannes kent, weet dat het om geloof gaat.
Kijk deze leerling die zich mag verheugen op de liefde van Jezus
met de ogen van het geloof?
Weet hij dat het niet zo maar is dat Jezus niet in het graf ligt?
Dat het geen grafroof is, maar een bijzonder ingrijpen van God,
waarmee de Vader Zijn Zoon uit het graf heeft geroepen,
de Zoon van God die door op te staan uit het graf de dood overwon?
Johannes, de schrijver van het evangelie, laat het in het midden.
Vertelt het niet – alsof hij tegen ons wil zeggen: denk er maar over na,
hoe het zit met deze discipel: heeft hij al het geloof of nog niet?
En zou je zelf er genoeg aan hebben, om alleen deze tekenen te hebben?
Of moet je Jezus zelf ook met je eigen ogen zien?
Moet je eerst Jezus persoonlijk ontmoeten voor je gaat geloven dat Hij is opgestaan?

Dan komt Petrus bij het graf aan.
Ook Petrus voelt de ongerustheid door zijn lichaam gaan. Ook hij ziet het open graf.
Wat is er gebeurd? Is het waar dat ze Jezus hebben weggenomen?
Petrus gaat wel het graf in.
Als hij het graf ingaat, ziet hij meer dan die andere leerling zag.
Als Petrus in het graf rondkijkt, ziet hij de linnen doeken.
De doeken waar Jezus mee ingewikkeld was, lagen in het graf.
De doeken waren van Jezus afgehaald.
Maar Petrus ziet nog iets extra’s, een verborgen aanwijzing.
Eén doek ligt op een andere plek:
het is het doek waarmee het gezicht van Jezus was ingewikkeld.
Dat lag op een andere plek.
Een verborgen aanwijzing.
Weet je nog Petrus? Je was er zelf bij.
Weet je nog wie er ook in doeken was gewikkeld. Ook zijn gezicht was in doeken.
Nadat hij was opgestaan, kwam hij met doeken en al het graf uit
en moesten degenen die getuige waren, de doeken van zijn lichaam en zijn gezicht afdoen.
Weet je nog hoe de zussen van Lazarus, Maria en Martha, hun broer uit de doeken hielpen
en hoe ze hem teruggekregen hadden uit de dood?
Begrijpt Petrus wat er is gebeurd?
Is het in zijn hart niet meer zo donker als toen Maria naar het graf kwam
en is de donkerheid die het hart van Maria zo gevangen hield uit zijn hart reeds weg?
Of is het meer dat er iets is gebeurd en dat hij de vinger er niet op kan leggen.
Dat hij het niet rond krijgt. Er is iets gebeurd, maar wat?

Dan komt die andere leerling ook het graf in.
Hij had de doeken die om het lichaam zaten gewikkeld al gezien
en nu hij in het graf komt, ziet hij ook die andere aanwijzing: van het gezichtsdoek.
Hij gelooft.
Maar wat voor een geloof is dat?
Is dat een geloof in Jezus, zoals hij had voordat Jezus aan het kruis ging?
Was het een geloof dat er iets bijzonders is gebeurd?
Was het al een volledig doorbreken van het geloof?
Want, zegt Johannes de evangelist,
zij kenden de Schrift nog niet dat Hij uit de doden moest opstaan.
Hadden ze allebei geen bijbelkennis?
Of waren ze niet in staat, ook die andere leerling die geloofde,
om wat ze zagen toe te passen op wat de Schrift zegt?
Dat de Messias moest lijden en sterven en zou opstaan?

Naar mijn idee wil Johannes laten zien, dat het geloof in de opstanding van Jezus
niet gelijk doorbrak, dat Zijn leerlingen een bepaalde weg door moesten maken,
een geloofsweg, waarop ze moesten leren dat Jezus werkelijk was opgestaan
en dat het vooral de ontmoeting met Jezus is waardoor ze weer konden geloven.
Maar als de ontmoeting met de levende Heer, de Opgestane zelf,
de basis voor het geloof zou zijn, dan zouden al diegenen die later zouden komen,
een probleem hebben, want zij zouden de Opgestane niet als hen kunnen zien.
Wij moeten het hebben van de verhalen die de gebeurtenissen doorvertellen,
van de liederen die we zingen, die ons raken en meenemen.
Dan kun je wel de Opgestane ervaren en kan Hij bij je komen,
maar toch anders dan bij deze leerling en Petrus.
Ook als je niet gezien hebt, als je Jezus niet op die manier hebt ontmoet,
kun je geloven – en dat is de manier waarop de meesten van ons zijn gaan geloven.

Wat moeten de leerlingen in het graf doen met deze tekenen?
Petrus die zijn hoofd breekt, de andere leerling die verder is op de weg van geloof,
maar waarvan we nog niet met zekerheid kunnen zeggen
dat het geloof is zoals Jezus dat zou zien.
Wat ze doen, is het graf uit gaan en naar huis gaan.
Jezus is opgestaan, de tekenen zijn zichtbaar – Hij is in ieder geval niet meer in het graf
en de leerlingen gaan naar huis.
Meer kunnen ze er niet van maken.
Bij de een daagt er iets – het is geloof, maar tegelijkertijd kun je afvragen
of dit geloof het wel gaat houden, of dit een geloof is in de levende Jezus.
De ander staat nog helemaal aan het begin: er is wel iets gebeurd.
Jezus is niet meer in het graf, maar wat zou het zijn.
In ieder geval blijven ze niet bij het graf.
Ik zou dat als een positief punt zien, een eerste stap in geloof.
Het heeft blijkbaar geen zin om bij het graf te wachten,
om te zien of iemand hier op duikt die meer weet,
om te zien of Jezus zelf hier zal opduiken en zich zal laten zien.
Dan kunnen ze maar beter naar huis gaan, afwachten – tot er verder wat gaat gebeuren.
Het is geen geloof, maar ook geen berusting.
Ze gaan naar huis.
Je zou haast denken dat alles weer gewoon is, tot de orde van de dag.
Ze zijn even bij het graf geweest. Ze zijn de ongerustheid kwijt. Dat wel.
Maar hoe nu verder?
Een tussenfase tussen alles kwijt zijn en nog het geloof niet hebben.
Voor de leerlingen op Pasen is dat maar een kort moment.
Binnen een paar uur was alles duidelijk en kon het geloof doorbreken.
Voor heel wat mensen, die niet opgegroeid zijn met geloof
of die er wel mee opgegroeid zijn, maar die het niets zei, kunnen zo’n fase gehad hebben.
Je kunt je nog niet gelovig noemen, maar ongelovig ben je ook niet meer.
Een soort tussenfase, van zoeken – naar wat. Afwachten – waarop.
Tot je verder komt, tot je de Heere zelf ontmoet, tot Hij zich aan je voordoet.

En toch, als ze thuiskomen, is het niet meer als voor Maria bij hen kwam aanstuiven.
Ze gaan naar huis, maar er is wel iets wakker geroepen, iets opgeschud.
Het is geen ongerustheid meer, en ook geen berusting.
Het kan nog alle kanten op.

Maria kan het graf nog niet loslaten.
Ze blijft daar hangen.
Het verdriet is voor haar te groot, te sterk.
Wie zelf weet hoe een graf kan trekken,
hoe je je geliefde die overleden is steeds weer moet opzoeken,
zal er misschien iets van begrijpen, dat je blijft rondhangen bij een graf.
De zon is al gaan schijnen, de engelen tonen zich bij het graf,
maar voor Maria blijft het donker.
Zij heeft niet door dat het een nieuwe dag geworden is,
de eerste dag van een nieuwe week, de eerste dag van een nieuwe tijd.
Zij ziet iets anders dan de twee leerlingen die zij is gaan halen.
Ze ziet niet de doeken liggen,
maar ze ziet twee mannen die in het graf zijn, mannen met witte kleren aan.
Deze mannen zitten in het graf.
Zij nemen de plek in waar het lichaam van Jezus heeft gelegen.
Ze markeren de plek: de een aan het hoofdeinde en de ander aan het voeteneinde.
Maria ziet hen wel, ziet wel waar ze zitten,
maar het dringt niet tot hen door wie ze zijn, waar ze vandaan komen
en ze kan niet goed horen wat ze te zeggen hebben.
Ze vragen naar de reden van haar tranen.
Hoe kunnen ze nou naar de reden van haar tranen vragen
als ze in een graf is waar haar Meester heeft gelegen,
maar het lichaam van haar overleden Meester verdwenen is.
Wie kan dat gedaan hebben? Wie kan mijn Heer hebben weggehaald?
Ik was zo aan Hem verbonden. Hij was alles voor mij.
Ik had zoveel vertrouwen in Hem en nu is Hij helemaal weg.
Nu kan ik helemaal niet meer bij Hem zijn.
Als ik Hem niet meer vindt, blijf ik voorgoed van Hem gescheiden.
Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar Hij is.
Het verlangen van Maria om bij haar Heer te zijn
en te voelen dat de afstand niet overbrugd kan worden, Jezus onvindbaar is
en als het zo doorgaat onvindbaar blijft, definitief van haar losgemaakt.
Ze vraagt nog net niet of deze twee engelen Jezus hebben weggehaald.
Als Maria dat gevraagd zou hebben, zouden de engelen de moeite gehad hebben
om het niet uit te lachen, vanwege het komische van de situatie.
Hoe zou Maria kunnen bedenken,
dat deze twee engelen de Heer der engelen zouden verplaatst hebben?
Zij staan in Zijn dienst. Ze gehoorzamen Zijn bevelen.
Ze zoekt rond en opnieuw ziet ze iemand staan.
Opnieuw hoort ze de vraag: Waarom huil je?

Ze herkent Jezus niet. Ze denkt dat hij de tuinman is.
Een glimlach moet wel om de mond van Jezus gekomen zijn.
Als hij een tuinman is, dan is Hij de tuinman die de Hof van Eden verzorgt,
het paradijs onderhoudt, de tuin van het Vaderhuis met de vele woningen.
Vertel me waar u Jezus hebt gelaten – vraagt ze aan Jezus zelf.
Want dan neem ik Hem mee. Ik wil nooit van Hem scheiden.
Er moet wel een lach op het gezicht van Jezus hebben gestaan.
Maria die niet ziet dat Hij verrezen is,
Maria die bij Jezus wil zijn, Jezus nooit meer wil kwijtraken,
Voor altijd bij zich houden, terwijl ze niet ziet dat Jezus voor haar staat.
Er is maar één manier waarop Maria gaat geloven.
Als ze haar naam hoort uitspreken door de Goede Herder,
de Goede Herder die haar bij name kent en haar bij haar naam noemt.
Er klinkt liefde in door, maar ook het verwijt vanwege haar ongeloof.
Maria.
Ook Jezus wil Maria niet meer kwijt.
Ze mag in Zijn gemeenschap zijn en blijven, voor altijd van Hem.
Maria mag op deze dag de eerste zijn die Jezus mag ontmoeten.
Ze roept het uit: Meester.
Ze wil Hem vastgrijpen om Hem nooit meer los te laten.
Maar ze mag dan wel van Jezus zijn geworden, Jezus is niet van haar.
Hij is haar Heer, met een andere weg te gaan: terug naar de Vader.

Opnieuw mag Maria Petrus opzoeken en die andere leerling.
Nu met een ander verhaal: Jezus is opgestaan en ik heb Hem gezien.
Ik heb Hem ontmoet.
Dat was de reden dat het graf open was. Het graf kon Hem niet houden.
Dat was de reden dat de doeken daar lagen.
De doeken waren van Hem afgenomen, omdat Hij de levende is.
Hij is niet meer in de dood, maar Hij leeft. Ik heb Hem gezien.
Ze is vol van wat er gebeurd is en ze vertelt het hele verhaal.

Het begon in donkerheid: het was buiten nog donker
en ook in haar hart was het licht nog niet doorgebroken.
Maar Jezus zelf kwam, om haar te roepen, terug te roepen.
Gij hebt mijn weeklacht en geschrei

Veranderd in een blijden rei;
Ik kan wel dansen en zingen, van vreugde, omdat Jezus leeft.

Wanneer gaan wij geloven in Jezus de opgestane Heer?
Pas als wij Hem gezien hebben? Pas als wij Hem zelf hebben ontmoet?
Of hebben we er genoeg aan om over Hem te horen
en geloven we het zonder dat we Hem met onze ogen hebben gezien?
Moet Hij ons roepen, zoals Hij Maria riep?
Zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven.
Amen

Preek zondag 16 april 2023 avonddienst

Preek zondag 16 april 2023 avonddienst
Schriftlezing: Psalm 30 en Johannes 20:24-29

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Muziek is iets bijzonders.
Muziek kan iets verklanken, wat je niet in woorden kunt uitdrukken.
Neem het begin van Psalm 30: Ik zal U roemen, HEERE.
Je kunt de Heere met woorden alleen eren,
maar het wordt een lofprijzen van God als we met muziek daarin meegenomen worden.
Als je een mooie melodie hebt waarop je deze woorden kunt zingen,
als je mooie instrumenten hebt, die deze woorden muzikaal begeleiden.
Of als er een mooi stuk is geschreven voor koor – of voor koor en orkest –
Waarbij je geraakt wordt en meegenomen wordt in de muziek
en je bij jezelf denkt: “Dat wil ik ook: God zo roemen!”

Ik ben wel eens voorgegaan in dovendiensten.
Die diensten werden gehouden in de Maranathakerk.
Omdat de kerkgangers niet of nauwelijks konden horen,
werden de liederen niet gezongen, maar gedeclameerd, hardop gesproken:
Kroon Hem met gouden kroon, het Lam op Zijnen troon
Hoor hoe het hemels loflied al verwint in heerlijk schoon.
Er gaat toch wat verloren als je de melodie er niet hebt,
als je niet samen zingt, maar met elkaar opzegt.
Nu kan het in zo’n dienst met doven niet.
Het lijkt mij een groot gemis als je niet kunt horen of niet meer kunt horen.
Ook omdat je de muziek niet meer hebt om te horen of om mee te zingen.

Sinds ik predikant ben, mis ik het begeleiden van de diensten als organist.
Goed, ik doe het af en toe een keer.
Maar vooral met de feestdagen, zoals Kerst, Goede Vrijdag en Pasen
zou ik willen dat ik niet de preek had en woorden moest bedenken,
maar dat ik de organist was en de muziek kon instuderen
die zou klinken in de dienst met Kerst, met Goede Vrijdag of met Pasen.
Daarom ben ik altijd blij met de koperblazers in zulke diensten:
het geeft de diensten een extra feestelijk tintje.
Ik houd van orgel, maar als je met zulke diensten extra muzikale begeleiding hebt,
geeft het die dag een feestelijk gevoel.
Het maakt de feestdag tot een echt feest
Meer nog dan je met de preek vooral kunt krijgen.

Muziek heeft de kracht om je mee te nemen, naar een andere wereld,
de kracht om je mee te nemen naar de wereld van God.
De mooiste concerten zijn de concerten
waarbij je vergeet dat je in een kerk zit of een concertzaal,
maar waarbij je er helemaal in opgaat
en als het klaar is elkaar aankijkt en niet meer weet te zeggen dan: “Geweldig!’
Of alleen maar tegen elkaar knikt, waarbij je allebei weet dat het mooi was.
Om dan op die manier de Heere te loven, zoals Psalm 30 dat doet,
op een manier waarop je met elkaar denkt: Zo hoort het!
God is het waard dat Hij op deze manier geprezen wordt en ik wil meedoen!

Hoe zou het begin van Psalm 30 nu klinken als je het verklankt met muziek?
Zou het een imposant begin hebben, een groot akkoord, fors ingezet?
Of zou het zacht en intiem beginnen, waarna een crescendo volgt
en het roemen van God maestoso verklankt wordt?

Psalm 30 is in ieder geval zo bedoeld dat als je het hoort
je bij jezelf denkt: dit gaat over mij, ik hoor hier mijn leven terug.
Al terugluisterend denk ik over mijzelf na,
deze muziek over deze psalm maakt mij duidelijk wat Pasen voor mij betekent.
Soms kan ik de woorden niet vinden om uit te leggen wat Pasen voor mij betekent,
maar als ik deze psalm hoor, dan weet ik het, ervaar ik het.
U hebt voor mij mijn rouwklacht veranderd in een reidans,

U hebt mijn rouwgewaad losgemaakt en mij met blijdschap omgord.
Dan begrijp ik deze woorden aan het einde van de psalm.
Ik weet dat mijn verdriet van mij afgenomen wordt.
Ik ervaar een diepe troost, zoals God mij alleen kan troosten.
Er komt een vreugde die alleen de Heere mij kan geven.

Achter Psalm 30 zit een verhaal.
Als je de psalm leest of hoort, krijg je er iets van mee.
Het is het verhaal van iemand die door een diep dal gaat,
en wat voor een diep dag: U hebt mij uit het graf gehaald.
Zo diep ging ik dat ik dacht ik het er niet levend van af zou brengen.
Ik zag mijn leven al aan mij voorbij gaan,
ik nam al afscheid van degenen die mij lief en dierbaar zijn.
Ik dacht al na over hoe ik mijn afscheidsdienst zou willen.

Hoe zou je zo’n episode uit je leven kunnen verklanken?
Als het gespeeld wordt, is het doodstil in de zaal,
je voelt de spanning, net of het over je eigen leven gaat,
net of je zelf het zo aan je voorbij voelt trekken
en je denkt na over het afscheid dat jijzelf zult nemen.
De muziek klinkt sober en indringend en opeens hoor je er een instrument er boven uit,
beginnend om een lichtvoetige melodie te spelen,
een melodie van een lied dat zingt van vertrouwen op God,
een melodie van een lied dat je doet weten dat God je hoort,
Dat Hij ingrijpt, een wending in je leven aanbrengt, gebedsverhoring.
Je kunt weer voor Hem zingen en dat doe je dan ook
en je wilt dat anderen meezingen: Loof Hem ter gedachtenis aan Zijn heiligheid.

  • Heiligheid betekent hier overigens geen afstand,
    maar dat God zich helemaal – met heel Zijn wezen,
    we zouden kunnen zeggen: met hart en ziel – inzet om je te redden.

Zo’n ingrijpende periode kan voor je gevoel lang duren, zeker als je er midden inzit.
Als je tot de Heere roept en je niet merkt dat je gebeden gehoord worden.
Maar als de Heere dan komt, dan blijkt dat Hij je niet vergeten is
en dat je mag merken dat Hij om je geeft.
Want een ogenblik duurt Zijn toorn, maar een leven lang Zijn goedgunstigheid;

overnacht ’s avonds het geween, ’s morgens is er gejuich.

Als je deze psalm leest of hoort of zingt, dan merk je iets van een levensverhaal
dat achter deze psalm zit, het verhaal waar deze psalm over gaat.
De dichter van deze psalm gaat na hoe hij in die moeilijke situatie terechtgekomen is.
Hij gaat na of hij kan verklaren waarom hij door zo’n diep dal moest gaan.
Hij komt uit bij een moment in zijn leven, waarvan hij nu – terugkijkend – kan zeggen:
toen raakte ik van God los.
Dat merkte ik toen niet. Maar mijn leven was een als een bootje dat niet vastlag
en langzaam bij God uit de haven wegdobberde
en dat ik het niet doorhad, kwam omdat ik dacht dat het allemaal wel goed zat.
Ik was zorgeloos. Dat was ik ten onrechte, want ik zag niet dat ik wegdreef.
Hoe zou je dit laten klinken
als je gevraagd zou worden om hierbij een compositie te schrijven?
Die zorgeloosheid die je ten onrechte hebt, omdat je wegdrijft zonder dat je het door hebt?
Een overdreven vrolijke passage, waarbij je steeds meer dissonanten hoort,
een thema dat afbreekt voordat het helemaal heeft geklonken
en steeds meer in fragmenten klinkt?
Hoe zou je dit zo kunnen laten klinken dat je de waarschuwing voelt
dat je moet gaan opletten, omdat er iets gaat gebeuren,
iets dat je leven op z’n kop gooit.
Het bijzondere van muziek is dat je goed kunt laten horen dat er iets anders aankomt:
een andere toonsoort, een andere sfeer (van vrolijk naar ernstig).
In de psalm wordt ervan gezongen wat er dan gebeurt:
God verbergt Zijn aangezicht. Hij trekt zich terug, zodat je Hem niet meer kunt vinden.
Het is dan net als de zon die wegtrekt: dan groeit er niets meer, het is kil en koud.
Als God zijn aangezicht verbergt, wordt het donker in je leven, kil, zonder liefde.
Een huiveringwekkende ervaring.
Dan klinkt de roep tot God. Als God er niet is, hoe kan ik dan gered worden?
God moet mij wel horen, want anders blijft er niets meer van mij over.
En wat heeft God er zelf aan?
De muziek verstomt. Er klinkt geen lofzang meer.
Wie gevangen zit in het graf, heeft geen mogelijkheid meer om God te loven.
Als God Zijn gezicht verbergt en je Hem niet meer kunt vinden,
betekent dat niet dat Hij je niet meer kan horen.
De reden van deze psalm is dat God hoort en te hulp komt en redt.
Het donker in je leven heeft niet het laatste woord.
Net zoals de allereerste paasdag.
Als de vrouwen naar het graf gaan, is het nog donker.
Het donker van verdriet, het duister van de dood huist ook in hun hart.
Daardoor kunnen ze niet zien dat de zon begint op te komen,
de zon het duister verdrijft en er een nieuwe dag komt.
Daardoor kunnen ze niet zien dat er in het duister signalen van God zijn
dat het gedaan is met de dood en dat hun verdriet niet meer nodig is.
Hij is opgestaan. Je moet Hem hier niet meer zoeken, want Hij leeft.
Dat geloof hebben we niet van onszelf.
De dichter Willem Barnard die bij elke psalm een meditatie heeft geschreven
zegt bij deze psalm: Dat geloof wordt ons als een koormantel omgedaan.
De muziek die klinkt, de woorden die we zingen,
zijn als een mantel die we aangereikt krijgen en dan aandoen.
Zo kunnen we het meemaken, zo kunnen het geloven,
omdat de muziek de woorden in ons hart brengt.
Omdat de muziek ons meeneemt, ons brengt in dat geloof.
De muziek neemt ons wel iets af: onze rouwmantel.
Ons getreur, omdat we het niet kunnen geloven, wordt van ons afgenomen
en er klinkt muziek die ons vrolijk maakt, niet oppervlakkig vrolijk,
maar een vrolijkheid van God, omdat we beseffen dat God er is,
Dat Hij is opgestaan en de dood over ons leven niet het laatste woord heeft.
Onze rouwmantel wordt afgenomen, waarin we zaten te treuren
omdat we het niet meer zagen zitten, geen toekomst, geen hoop meer zagen.
Er is een kerstlied:

Dansen wil mijn hart en springen,
Heer, voor U

juichen, nu
alle eng’len zingen.

Luister, hun vervoerde koren,
hel en luid,
juub’len ’t uit:
Christus is geboren!

Het is de vreugde die bij Pasen terug komt, die in alle paasliederen terugkeert

Christus onze Heer verrees. Halleluja!

Het is de vreugde waar Psalm 30 mee eindigt, om die ons mee te geven
op onze verdere levensweg:

U hebt voor mij mijn rouwklacht veranderd in een reidans,
U hebt mijn rouwgewaad losgemaakt en mij met blijdschap omgord.
Daarom zal mijn eer voor U psalmen zingen en niet zwijgen.
HEERE, mijn God, voor eeuwig zal ik U loven.
Amen

Preek Tweede Paasdag 2023

Preek Tweede Paasdag 2023

Schriftlezing: Lukas 24:25-35

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Pasen is het feest van de gemeenschap,
het feest waarbij je elkaar opzoekt om te vertellen wat je hebt meegemaakt:
een ontmoeting met Jezus is opgestaan uit de dood.
De vrouwen en de leerlingen: ze gaan als ze Jezus hebben ontmoet
weer terug naar de plek waar de anderen bij elkaar zijn om te vertellen wat er is gebeurd:
Dat Jezus is opgestaan uit de dood en dat ze Hem hebben ontmoet.
Dat is ook de reden waarom ik in een dienst waarin we een jeugdouderling bevestigen
koos voor het slot van de ontmoeting van de twee leerlingen uit Emmaüs,
omdat ze, nadat ze beseffen dat ze Jezus hebben ontmoet, niet thuis blijven,
maar terug gaan naar de andere leerlingen om hen te vertellen over hun ontmoeting
en om hen te vertellen dat het waar is dat Jezus is opgestaan.
Je zou het als een taak van een ouderling kunnen zien
om te getuigen van Jezus als opgestane Heer,
vanuit de ervaring dat je Hem zelf mag kennen.
Als jeugdouderling kun je dan hier met de jongeren over spreken.
Vaak wordt er begonnen bij het begin van het verhaal.
Dat had ook gekund: de vragen over het geloof die gerezen zijn.
De twee leerlingen kunnen het niet meer aan om bij de leerlingen te blijven,
omdat er zulke vreemde dingen worden gezegd en geloofd:
Jezus zou zijn opgestaan.
Hun Heer die stierf aan het kruis.
Dat Hij stierf aan het kruis was al erg genoeg,
maar dat ze nu ook met het verhaal komen dat Jezus is opgestaan, weer leeft,
dat werd hen te gortig. Dat kunnen ze niet geloven.
En dat is de reden waarom ze weggaan.
Ze gaan weg uit de groep.
Kerkverlating op de allereerste paasdag.
Er zijn verschillende redenen om de kerk achter je te laten.
Een van de redenen is dat je niet meer kunt geloven in wat er verteld wordt.
Daarom verlaten deze twee leerlingen van Jezus de groep en gaan naar huis.
Hier willen ze niet meer bij horen.
Een taak van een ouderling is om een aantal gemeenteleden te begeleiden
op de weg die ze gaan, in de hoop dat het een weg van Christus wordt.
Ook voor een jeugdouderling geldt dat,
al kunnen de werkzaamheden anders zijn dan bij een reguliere ouderling.
Je kunt jongeren tegenkomen die met een zoektocht bezig zijn.
Ze willen wel geloven, maar het lukt hen niet. Er zijn teveel vragen, teveel twijfels.
Ze willen het zelf ervaren.
Het is mooi dat je mag geloven dat Jezus is opgestaan uit de dood,
maar als je er zelf niets van ervaart, als je Jezus niet bent tegengekomen in je leven,
mis je dan niet iets wezenlijks in je leven?
De vragen die je hebt, kunnen niet weggestopt worden.
Daar moet over gepraat worden. Al kunnen de antwoorden niet gegeven worden.
Soms is het al genoeg als je over die vragen kunt praten
en je iemand hebt die een luisterend oor kan bieden.
Die met je mee oploopt, zoals Jezus dat doet met die twee leerlingen
die weer terugkeren naar hun huis.
Als je boeken leest over pastoraat, kun je geregeld dit Bijbelverhaal tegenkomen.
Je bent dan met iemand in gesprek.
Het gaat over diepe dingen: over wat je meemaakt, over je vragen, over God, over geloof
en het is net of je niet meer met z’n tweeën bent,
maar of er heel stil een derde zich bij het gesprek gevoegd heeft
en als je later terugkijkt op het gesprek heb je het idee dat Christus zelf erbij is.
Dat is wat pastoraat is.
Zulke gesprekken kun je hebben als je iemand thuis opzoekt,
maar ook als je iemand tegenkomt op straat,
of als je bij een club bent een een jongere spreekt.
Gesprekken waarbij Jezus zich erbij voegt,
zoals Hij deed toen er twee op weg waren naar hun huis in Emmaüs.
Dat zijn bijzondere gesprekken, gesprekken die veel voor je kunnen betekenen.
Als je elkaar van hart tot hart spreekt, waarbij Jezus zich bij het gesprek voegt.
Je merkt op dat moment wellicht niet op dat Hij erbij komt
en je hebt het pas achteraf door.
Je hebt zelf niet altijd alle antwoorden. Je hebt zelf ook je vragen.
Maar doordat je weet te luisteren en de tijd neemt, kan Jezus zich erbij voegen.
Dan loopt Jezus ook met jou mee.
Je weg kan opeens een weg met Jezus worden,
waarbij je op een gegeven moment ook zegt: Ik wil dat Jezus in mijn leven blijft.
Ik wil Hem niet meer kwijt.
Ik wil dat Hij bij mij aan tafel zit, onderdeel van mijn leven is.
Hij is in mijn leven gekomen, Hij liep met mij mee en ik wil geen leven meer zonder Hem.
Als dit moment er is bij de Emmaüsgangers,
dat ze realiseren dat Jezus in hun leven is gekomen en dat ze Hem niet meer kwijt willen,
dat ze niet zonder Jezus meer willen leven, gaan ze terug naar de andere leerlingen.
Deze ervaring moeten ze niet voor zichzelf houden.
De Paasvreugde die in hun leven is gekomen willen ze niet met z’n tweeën beleven.
Ze willen terug, naar de anderen.
Ze hadden de groep eerst verlaten, omdat ze het niet meer aankonden
dat de verhalen over Jezus’ opstanding werden geloofd.
Maar nu ze zelf deze ontmoeting hebben gehad, willen ze weer terug
om te bevestigen dat het waar is: Jezus is inderdaad opgestaan.
Ze hebben Hem zelf ontmoet. Hij kwam bij hen meelopen.
Ze raakten met Hem in gesprek.
Hij kwam mee door de deur, kwam aan tafel zitten.
Opeens begrepen ze het: deze gast die met hen meekwam was Jezus zelf.
Dit moeten de anderen weten.
Bij Pasen wordt de gemeenschap weer belangrijk.
De vreugde van Pasen moet gedeeld worden.
Die is zo groot, die kun je niet voor jezelf alleen houden.
Je wilt dat anderen er in delen. Dat anderen zo op dezelfde manier Jezus mogen kennen.
Je wilt hen laten weten dat het ook hen kan gebeuren
dat wat jij ervaren hebt zij ook mogen ervaren: dat je Jezus mag ontmoeten.
Misschien terwijl je er helemaal niet op gerekend hebt.
Hij was er.
Je had het niet eens door.
Je had je vragen. Je wist niet of je je nog gelovig kon noemen.
Maar op de een of andere manier was je, zonder dat je dat zelf wist,
met Jezus in gesprek geraakt en ben je nooit meer kwijtgeraakt.
Het is een mooi, een ontroerend verhaal vind ik.
Hoopvol ook, want dit kan ook met ons gebeuren:
Dat Jezus opeens met je meeloopt. Dat Hij opeens aan je keukentafel zit,
met Zijn aanwezigheid je huis vult en deelneemt aan je maaltijd,
in die gewone alledaagse dingen erbij is,
die niet meer gewoon zijn omdat Jezus er is
En als je dat doorhebt, dat Jezus bij je aan tafel zit en onderdeel is van je bestaan,
dan kijk je verder terug en dan zie je dat Hij zich al veel eerder bij je gevoegd heeft.
Je had het op dat moment niet door.
Nu je terugkijkt, zie je dat Hij er al veel eerder was.
Je weet nu wat het verlangen was dat je voelde.
Je kon er de vinger niet opleggen.
Er was iets dat in je begon te branden, een beginnend vuur
maar nu je ontdekt hebt dat Jezus in je leven gekomen is,
Weet je wat er toen in je leefde: een verlangen dat Jezus in je leven zou zijn,
dat je zelf de opgestane Heer mocht ontmoeten,
dat je Hem mocht spreken over de vragen die je bezig hield
en dat Hij uitleg zou geven en dat je het dan zou begrijpen en kunnen geloven.
Dat gesprek is er al geweest en je had het niet door.
Je voelde wel een verlangen, een verlangen dat door Jezus zelf in je leven werd gewekt.

Het verhaal van de Emmaüsgangers is in de boeken over pastoraat terechtgekomen
om te laten zien dat wij ook met anderen kunnen meelopen.
Niet dat wij de rol van Jezus kunnen overnemen,
maar wel dat we een middel kunnen zijn in Gods hand.
We zijn dan namens Christus in gesprek.
We zoeken iemand op, waarvan je denkt dat die zou kunnen afhaken,
of die het geloof niet altijd begrijpt, die wel wat steun zou kunnen gebruiken,
die het wel kan gebruiken dat iemand meeloopt om de vragen aan te horen,
niet wegloopt voor de teleurstellingen die verteld kunnen worden.
Dat dit verhaal zo belangrijk is geworden, komt misschien ook wel vanuit het besef
dat je vragen over het geloof niet weg moet redeneren,
maar dat je de tijd moet nemen om te luisteren waarom iemand die vragen heeft.
Vertel maar waarom je hier zo mee rondloopt.
Je hoeft het niet voor jezelf te houden,
want binnen de kerk hebben we allemaal onze vragen.
Jij hebt misschien andere vragen dan ik.
Maar ik luister naar je en wil weten wat je te vertellen hebt.
Op die manier kun je ruimte maken voor Christus.
Wij kunnen iemand het geloof niet geven.
Wij kunnen hooguit ruimte maken, zodat Jezus zelf kan komen.
Hij heeft daar ons niet altijd bij nodig, maar Hij kan ons er wel voor gebruiken.
Ik vind het altijd bijzonder als iemand kan vertellen over mensen die belangrijk zijn geweest
op de weg die iemand ging, van wie je veel hebt kunnen leren over het geloof.
Als je (jeugd)ouderling wordt, dan word je hier officieel voor aangesteld.
Maar het is een taak voor elke gelovige. Het kan zo maar op je pad komen.

Ik begon ermee dat bij Pasen de gemeenschap zo belangrijk is.
De twee leerlingen komen terug bij de andere discipelen.
Ze worden met vreugde onthaald.
De vreugde van Pasen wil gedeeld worden.
Dat Jezus is opgestaan is te mooi om alleen voor onszelf te houden.
Dat moet je delen.
Daar moet je samen van getuigen, in de gesprekken die je met elkaar hebt.
Daar moet je samen van zingen.

Preek Eerste Paasdag 2023

Preek Eerste Paasdag 2023
Schriftlezing: Lukas 24:1-12

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

De Levende bij de doden zoeken: zou dat ons ook niet kunnen overkomen?
Zou het ons ook kunnen overkomen
dat we er niet vanuit gaan dat we de Heere kunnen tegenkomen
waardoor we ook geen rekening met Hem houden
dat Hij er kan zijn, als de Levende, de opgestane Heer?

In mijn begintijd als predikant kwam ik bij iemand die ernstig ziek was,
zo ziek dat ik dacht dat ze snel zou overlijden.
Ze vroeg of ik wilde bidden of ze weer beter mocht worden.
Ik heb voor gebeden of ze beter mocht worden,
maar eerlijk gezegd geloofde ik niet dat het kon. Daar was ze te ziek voor.
Ik dacht de volgende dag een bericht te krijgen dat ze was overleden
maar ik kreeg een bericht dat ze weer aan het opknappen was.
De arts had ontdekt dat er twee medicijnen op elkaar inwerkten
en daardoor was ze zo ziek geworden.
Ze mocht daarna nog een tijd blijven leven. Ze bedankte mij voor het gebed.
Dat maakte me beschaamd.
Zij had in het gebed geloofd en ik, die haar predikant was, bad vol ongeloof.
Zocht ik toen niet de Levende bij de doden?

Het kan zijn dat u, dat jij op je eigen manier Jezus op de verkeerde manier gezocht hebt,
omdat je er geen rekening mee hield dat Hij de Levende is,
Die vandaag de dag nog steeds werkt.
en dat het verwijt van de twee engelen ook voor u, voor jou zou gelden:
Je bent op zoek naar een dode Jezus, maar die zul je hier niet vinden,
want Hij is opgestaan, Hij is de levende Heer.
Hoe zou het nu komen dat we soms maar weinig rekening houden
met Jezus als de levende Heer, de Opgestane,
zodat de engelen dit ook tegen ons kunnen zeggen:
Waarom zoekt u de levende onder de doden?


Zou het niet komen doordat wij vooral geloven wat we kunnen zien
en als het dan tegenzit en wij zelf het niet staat zijn om het te kunnen veranderen
dat we er dan geen rekening mee houden dat de Heere dat wel zou kunnen?
Dat je ziet hoe ziek iemand is, te ziek om nog verder te leven dat je niet kunt geloven
dat er een tijdelijke kentering zou kunnen komen, zelfs niet als je er voor bidt.
Zo kunnen er heel wat zaken zijn waarvan we denken dat het niet meer goed kan komen
omdat we vooral zien wat er mis gaat of mis gegaan is.

De vrouwen die bij het graf komen, kunnen ook niet voorstellen
dat ze iets anders zullen aantreffen dan het graf zoals ze het hebben achtergelaten,
het graf in de rots, met de steen ervoor, waarachter de gestorven Jezus begraven is.
Zo lieten ze het achter, toen ze naar huis gingen omdat de sabbat begon.
Ze waren achter Jozef van Arimathea aangegaan om te zien
wat er met Jezus zou gebeuren nu hij gestorven was.
Zodra de sabbat voorbij is, gaan ze zo snel mogelijk naar het graf.
Wij denken dat er met Pasen alles nieuw geworden was,
maar de vrouwen die Jezus moesten achterlaten in het graf
en zo snel mogelijk na de sabbat weer naar het graf gaan om de overledene op te zoeken
staan er niet bij stil dat het ook zou kunnen waar Jezus het over heeft gehad:
dat Hij niet alleen moest lijden en sterven, maar dat Hij ook zou opstaan uit de dood.
Ze hebben de sabbat doorgebracht met de herinnering aan het kruis.
Ze hebben gezien hoe Jezus stierf en van het kruis werd afgehaald
en door Jozef van Arimathea werd meegenomen om in het graf te worden gelegd.
Ze zijn met Jozef meegegaan om te zien waar Jezus zou worden neergelegd.
Ze gaan mee, zegt Lukas, om het graf te zien:
Jezus is dood en zal niet meer levend worden.
De schok over Zijn sterven is te groot
dat ze niet meer kunnen terugdenken aan Zijn woorden dat Hij zou opstaan.
Ze gaan op weg om het graf nog eens te zien.
Ze zijn voorbereid om een dode Jezus tegen te komen.
Zij gaan verder waar ze gebleven waren.
Ze moesten alleen terug, omdat ze onderbroken werden door de sabbat,
de rustdag die hen dwong om naar huis te gaan en het graf te verlaten.
Op de sabbat hebben ze misschien gedaan wat je doet als je verslagen bent van verdriet.
Het verdriet met elkaar delen. Verslagen bij elkaar zitten.
Af en toe wat zeggen om te begrijpen wat er gebeurd is,
al hardop nadenkend hoe het zo kon gebeuren dat Jezus gestorven is.
Was het nog niet een week geleden dat Jezus zo massaal werd onthaald in Jeruzalem?
Jezus is dood. Hoe moet het nu verder?
Hoe moet het verder met hen? Hoe moet het verder met het Koninkrijk van God?
Ze zien het steeds voor zich hoe Jezus werd meegevoerd, met het kruis op Zijn rug.
Ze hebben gezien hoe Jezus aan het kruis werd vastgespijkerd
en hoe de soldaten het kruis met Jezus eraan hebben opgetild.
De beelden van Jezus aan het kruis kunnen ze niet uit hun gedachten krijgen.
Ze horen nog steeds de spot.
Het doet hen nog steeds pijn dat ze moesten zien hoe Jezus zo moest lijden.
Op de sabbat kunnen ze niet anders dan de voorgeschreven rust in acht nemen.
Ze kunnen niet wachten tot de sabbat voorbij is om dan weer naar het graf te gaan.
Na de sabbat willen ze het weer oppakken waar ze gebleven waren.
De hele sabbat heeft in het teken gestaan van een dode Jezus.
De sabbat is de dag van bevrijding,
de dag om erbij stil te staan dat God doorgaat met Zijn werk.
Ook een dag waarop God rustte omdat het werk gedaan was.
Maar de vrouwen staan er niet bij stil dat het werk van God gedaan zou kunnen zijn.
Ze kunnen er alleen maar aan denken hoe dat werk van God ruw is afgebroken,
doordat Jezus werd opgepakt, veroordeeld en gedood.
En kunnen wij het hen wel kwalijk nemen?
Is het niet zo dat wij zelf ook vaak Jezus zoeken waar Hij niet is: bij de doden.
Ervan uitgaand dat er niets is veranderd, omdat wij denken dat dit niet kan.
We vieren wel Pasen en putten daar ook moed uit,
maar in bepaalde omstandigheden kunnen we dat ook weer vergeten zijn
en zijn we net als de vrouwen die op weg gaan,
niet om een levende Jezus te ontmoeten, maar een dode Jezus die in Zijn graf ligt.
De vrouwen hebben niet door dat terwijl de zon nog niet is opgekomen
er een nieuwe tijd is aangebroken.
Voor hen is het een nieuwe dag.
Een dag die hen de toestemming geeft om naar het graf te gaan,
iets dat op de sabbat niet kon.
Ze hebben niet door dat er een nieuwe tijd is aangebroken.
Lukas zegt niet dat de vrouwen op de eerste dag naar het graf zijn gegaan, maar op dag 1.
Stel dat we altijd zouden zijn blijven doortellen.
Stel dat het in het jaar 33 begon. Dan zijn we 1990 jaar later.
Dan kunnen we nu ongeveer zijn op dag 726350.
We kunnen het niet heel exact uitrekenen.
Het is Lukas er ook niet om te doen dat we de som compleet krijgen,
maar dat we beseffen dat elke dag sinds de Pasen een dag na de opstanding is.
We hoeven niet persé de dagen na de opstanding te tellen
Als we maar wel leven vanuit het besef dat elke dag die we hebben
een dag na de opstanding is, een dag waarop Jezus de levende is.
Een dag waarop we Hem als levende moeten zoeken en niet bij de doden,
alsof Jezus nog steeds machteloos in het graf ligt.
Zo komen de vrouwen bij het graf.
Een nieuwe tijd is aangebroken, maar zij leven nog bij het kruis, met een dode Jezus.
Ze vinden wel het graf. Dat was niet zo moeilijk. Ze wisten de weg.
Ze wisten waar het graf was waar Jezus was neergelegd.
Wat ze nog meer vonden was een open graf: de steen was weggelegd.
Maar wat ze niet vonden was Jezus.
Jezus had hen niet alleen verlaten toen Hij de dood inging,
maar nu was ook Zijn lichaam voor hen onvindbaar.
Ze konden de dode Jezus niet meer aanbidden,
niet meer verzorgen om het lichaam van Jezus nog zo lang mogelijk bij zich te houden.
Misschien hadden ze nog niet eens plannen,
maar wilden ze niet meer dan dit lichaam nog zo lang bij zich houden zo lang het kon.
Om te zien wat er dan gebeurde.
Misschien dat God ook door het dode lichaam van Jezus kon werken,
zoals dat ook wel gebeurde bij andere dode profeten.
Maar Jezus is er niet.
Er is wel een graf en het graf is open. Dat is wat ze vinden.
Maar Jezus vinden ze niet. Hier hadden ze niet op gerekend.
Jezus moest hier toch zijn? Hier in het graf moesten ze Hem toch vinden?
Hier was Hij toch achtergelaten voor de sabbat begon?
Ze raken in verwarring: Hoe kan dit nu? Wat is er gebeurd?
Ze kijken elkaar verschrikt aan? Wat zou er met het lichaam gebeurd zijn?
Na een gestorven Jezus nu ook het lichaam van de overleden Jezus verdwenen.
Ze stappen het donkere graf in.
Hun leven wordt nog donkerder. Nu zijn ze Jezus helemaal kwijt.
Wat moeten ze nu beginnen?

Ze zijn niet alleen. In dat donkere graf zijn er ook plotseling twee mannen.
Deze mannen hebben iets bijzonders.
Hier in dit donkere graf brengen ze een licht mee, een hemels licht.
Het donker in het graf wordt doorbroken door het licht hen omschijnt.
Maar dit licht stelt de vrouwen niet gerust. Ze schrikken ervan.
Op de plek van de dood een hemelse ontmoeting. Wat kan dat zijn?
Dan beginnen de mannen te spreken: Wat doen jullie hier in het graf.
Als je op zoek bent naar Jezus dan moet je hier niet zijn.
Hoe kun je nou hier zijn als je op zoek bent naar Jezus?
Denk je dat Jezus dood is? Waarom weet je niet dat Hij de levende is?
Hoe kunnen jullie Hem, de Levende, nu zoeken bij de doden?
De Levende heeft Zijn plek niet in het graf.
Als Hij de dood ingaat, is dat niet voorgoed, zoals dat voor jullie mensen geldt,
Die in het graf zullen zijn tot het einde van de tijd als er voor iedereen de opstanding is.
Van jullie kun je dan zeggen dat je dood bent, afgedaald in het rijk van de dood.
Maar onze Heer is de Levende.
Als je Hem wilt vinden, dan moet je hier niet zijn.
Toen jullie hier naartoe kwamen, is er wat gebeurt.
Jezus is opgewekt uit de dood. Hij is niet in de dood gebleven,
maar God heeft Hem teruggehaald uit de dood.
Je had dat kunnen weten als je de woorden van Jezus was blijven herinneren.

Met herinneren bedoelen de engelen niet
dat de vrouwen de woorden van Jezus vergeten waren.
Waarschijnlijk zijn ze de woorden niet vergeten en hebben ze de afgelopen sabbat,
toen ze bij elkaar zaten om de plotselinge dood van Jezus op zich te laten inwerken
een aantal van Zijn woorden herhaald, zoals dat vaker gebeurt als iemand overleden is.
Weet je nog wat Hij gezegd heeft?
Om al pratend het ingrijpende te bevatten dat Jezus er niet meer is.
Dat Zijn leven voorbij is. Dat het ondanks alle verwachtingen die ze hadden gedaan is.
Maar dat is niet wat de engelen bedoelen.
Met herinneren bedoelen ze niet dat ze de woorden kunnen herhalen,
maar dat die woorden werkelijkheid zijn, dat je uit die woorden leeft,
dat je er in gelooft en dat ze je leven bepalen.
Zo hadden ze de sabbat moeten doorbrengen:
Door te geloven, ook al was het niet te zien, dat Jezus de Levende was.
Zo hadden ze naar het graf moeten komen.
Niet om het graf te vinden met daarin een dode Jezus,
maar een graf dat leeg was, hoe onwaarschijnlijk het ook voor hen moest zijn
dat Jezus uit de dood was opgewekt.
Jullie hadden het kunnen weten en als je echt in Jezus had geloofd
was je vol geloof naar het graf gekomen dat je Hem mocht ontmoeten: de Levende.
Maar nu zijn jullie nog gekomen om een dode Jezus te ontmoeten.
Die zul je hier niet meer vinden. Die is hier niet.
God wilde geen dode Jezus.
Zijn werk was volbracht en nu gaf God Hem het leven weer terug.

Toen de engelen dit zeiden kwam het geloof weer terug.
Ja, Jezus heeft dit gezegd. Dan zal het ook zo zijn.
Dan moeten ze het ook geloven. Dan moeten ze er niet aan twijfelen.
Dan moeten ze niet op deze manier verder zoeken tot ze Jezus gevonden hebben.
Ze hoeven er alleen maar aan vast te houden dat Jezus leeft.
Dat de dood Hem niet kon houden. Dat het graf Hem moest laten gaan.

Als die allereerste Paasdag ons iets laat zien is dat hoe moeilijk het is om te geloven
in Jezus als de Levende, in de Heer die uit de dood is opgewekt.
De vrouwen hadden dat geloof niet toen ze bij het graf aankwamen.
Zij zaten nog in die oude tijd, wilden het leven zoals het was verder zetten,
als was er die pijnlijke scheur gekomen omdat Jezus van hen was weggenomen,
was gekruisigd en gedood.
Ook de leerlingen kunnen het niet geloven als de vrouwen met deze boodschap komen.
Jullie ijlen, zeggen de leerlingen.
Jullie zijn zo ziek van verdriet dat je wartaal uitslaat.
De vrouwen zijn aangekomen in die nieuwe tijd. Voor hen is het al dag 1.
De eerste dag vanaf de opstanding van Jezus.
Ze hebben Hem nog niet gezien, maar ze geloven dat het wel zo is.
En ze kijken er naar uit Hem te mogen ontmoeten.
Bij de discipelen is er één die er niet helemaal gerust op is.
Als Jezus is opgestaan, dan moet het graf wel leeg zijn. Wat zou dat betekenen?
Moet hij geloven dat Jezus is opgestaan?
Hij moet er meer van weten.
Petrus staat op en gaat zo snel hij kan naar het graf.
Ook hij ziet een leeg graf. Hij ziet wel de doeken van Jezus,
maar ook hij vindt Jezus niet.
Hij weet niet wat hij er van moet denken. Moet hij geloven? Moet hij zich zorgen maken?
zoals Lukas het beschrijft, kan het nog alle kanten op.
Misschien is het een begin van geloof, maar nog niet een volledig geloof.
Of het is ongeloof dat hij nog niet helemaal kan kwijtraken,
omdat ook voor hem het kruis zo werkelijk is geweest.

Het is niet eenvoudig om Jezus te vinden als de Levende
als je gezien hebt hoe Hij gestorven is, als je bij het kruis hebt gestaan,
als je gehoord hebt hoe Jezus van het graf genomen is.
Zou het vandaag makkelijker zijn om te geloven in Jezus als de opgestane?
Het is Pasen vandaag.
Misschien hebt u er naar uitgekeken. Pasen: Jezus leeft!
U hoopte er bovenuit getild te worden, te mogen ervaren dat Jezus de Levende is
en dat u Hem zo als de Levende mag ontmoeten.
Dat Jezus de Levende is, dat Jezus niet meer in de dood gevangen is,
mag ons veel hoop en troost geven.
Dat mag ons houvast geven.
Dat je weet dat Hij vandaag de dag nog steeds de Levende is
en dat we Hem als de Levende mogen ontmoeten.
Concreet betekent dat, dat er voor Hem niets onmogelijk is.
Dat betekent ook dat ook wat de kerk niets onmogelijk is.
Misschien maakt u zich wel zorgen over hoe het met de kerk voorstaat.
Je denkt: dat komt nooit meer goed.
Dan zegt Jezus vanmorgen: Ik ben de Levende. Ik wás dood, maar Ik leef.
Ik ben nog steeds de Levende.
Vertrouw jezelf en vertrouw de kerk maar aan Mij toe.
Geloof alleen en herinner Mijn woorden en leef eruit.
Nu is het Pasen – Jezus leeft! Geen macht in hemel en op aard maakt Pasen ongedaan.
Amen

Preek zondag 24 april 2022 avonddienst

Preek zondag 24 april 2022 avonddienst
Schriftlezing: Johannes 20:19-29

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Als het feest is geweest, kun je daar nog een aantal dagen op teren.
Als je als jeugdorkest een belangrijke prijs wint,
wil je dat gevoel van het winnen en het feest erna nog een tijdje vasthouden.
Jullie hebben een belangrijke prijs gewonnen: de eerste prijs.
En dat moest daarna worden gevierd,
Door het stuk waarmee jullie in Drachten wonnen nog eens hier in Oldebroek te laten horen
aan ouders, familie, vrienden.
Je speelt nog een keer met trots het stuk voor het thuispubliek,
om te laten horen: hiermee zijn we kampioen geworden.
Trots neem je de felicitaties in ontvangst
en je als je van de burgemeester hoort dat je dit bij Strijkert mag vieren,
is dat een mooie beloning van de prijs die je behaald hebt.
Je wilt dat zo lang mogelijk vasthouden.
Maar het kan niet altijd feestblijven. Er moet weer gerepeteerd worden.
Je moet weer muziek instuderen, net zo intensief als voorheen.
Na een tijdje is het weer zoals voorheen,
met het verschil dat je een prijs hebt gewonnen,
maar dat is dan niet meer dan een herinnering.

Zo is het ook met deze zondag.
Vorige week hebben we Pasen mogen vieren:
Eerste Paasdag met koperblazers en Tweede Paasdag met een koor,
Feestelijke diensten die je hopelijk enkele dagen zijn bij gebleven,
enkele dagen een feeststemming,
omdat je weer mocht vieren dat Jezus opstond uit de dood.
Eigenlijk vieren elke week met de zondagse eredienst dat Jezus opstond uit de dood,
maar die feeststemming van Eerste en Tweede Paasdag hebben we lang niet altijd.
Het is vandaag een zondag als elke zondagen.
Er kan in de afgelopen week ook al weer zoveel geweest zijn,
Dat je de feeststemming van Pasen bent kwijtgeraakt.
Deze zondag heeft ook wel een speciale bijnaam.
In bepaalde landen heet deze zondag Witte zondag.
Die naam komt van de gewoonte dat degenen die in de paasnacht werden gedoopt
een week lang witte kleren droegen.
Op de eerste zondag na pasen hadden ze dan voor de laatste keer die witte kleren aan.
Een andere bijnaam in ons eigen land: Beloken Pasen.
Beloken dat komt van het sluiten van de luiken.
Een week lang is het feest, het feest van Pasen, van Christus’  overwinning op de dood,
Een feeststemming die we vast willen houden.
De naam wordt ook wel in verband gebracht met het gedeelte dat we lazen:
De discipelen die achter gesloten deuren bij elkaar kwamen.
Ik las over dit gedeelte: dit gedeelte uit het evangelie laat heel goed zien
dat ons leven door Pasen weinig verandert. Het blijft bij hetzelfde.
Het is waar: Jezus is opgestaan. Het is waar: we hebben het gevierd.
Maar nu gaan we weer verder met waar we gebleven waren.
Jezus is opgestaan en de discipelen komen weliswaar bij elkaar,
maar houden de deuren gesloten.
Het is eerder een soort afwachten, niet weten wat er moet gebeuren.

Dan komt Jezus.
Dat is een kenmerk van Jezus en dat blijft na de opstanding zo:
Jezus zoekt op.
De discipelen wachten af, maar Jezus niet. Hij zoekt zijn leerlingen op waar ze zijn.
Achter die gesloten deuren zoekt Hij hen op.
Hij wil dat die boodschap van Pasen ook komt in het dagelijks leven,
waarin zo weinig anders lijkt te zijn.
En niet alleen Zijn boodschap moet daar komen achter die gesloten muren,
maar Hijzelf komt daar, om dat samenzijn te verrijken met Zijn aanwezigheid.
Hij, de Levende, is in hun midden.
En Hij brengt iets mee dat niemand anders kan geven: vrede.
Vrede! Het is niet zomaar een groet – Goedenavond, hier ben Ik dan weer.
Het is een geschenk zoals alleen de opgestane Heer kan geven.
De vrede van Golgotha wordt hier gebracht achter die gesloten deuren.
Die gesloten deuren kunnen Jezus niet buitenhouden.
Hi bereikt hen met Zijn vrede ook daar achter die deuren.
Een bangige groep die bij elkaar is en de deuren gesloten houdt.
De boodschap dat Jezus niet meer in het graf is, laat hen niet zingen,
doet hen niet dansen door de straten,
maar ze trekken zich juist terug, omdat ze bang zijn dat het hen aangerekend zal worden.
Dat zij er de schuld van krijgen dat het graf leeg is, dat Jezus daar niet meer is.
De groep is ook niet compleet blijkt later: Thomas was er niet bij.
Voor hem was het zelfs teveel om bij elkaar te komen. Dat kon hij niet aan.
Verdriet kan ervoor zorgen dat je je helemaal terugtrekt, dat je op jezelf wil zijn.
Dat je het niet aan kunt om onder anderen te zijn.
Wat Thomas ook niet aan kan is geloven.
Misschien wil hij het wel, maar hij kan het gewoon niet.
Hij kan het ook niet als de andere leerlingen komen
met het nieuws dat ze Jezus hebben gezien.
Voor Thomas is zelfs dat nog te weinig.
Jullie kunnen Jezus wel hebben gezien, maar ik heb Hem niet gezien.
Hoe kan ik nu geloven als ik er niets van heb gezien,
als ik Jezus niet met eigen ogen kan zien.
Als ik Jezus niet kan aanraken, de littekens niet kan zien, de wonden niet kan voelen.
Het wil maar geen Pasen worden: eerst bij de leerlingen niet en nu bij Thomas niet.
De luiken willen niet open.
Jezus moet zelf komen om de luiken open te zetten en het geloof binnen te laten komen.
Dat zijn de leerlingen van Jezus die er op uit moeten trekken
om overal op aarde te gaan vertellen dat Jezus is opgestaan.
Want dat is wat Jezus bij Zijn eerste bezoek aan het huis aangeeft:
Ik zend jullie er op uit. Ik ben gezonden en nu zend Ik jullie.
De Vader zond Mij en Ik stuur jullie erop uit.
De mensen die Jezus stuurt, zitten nu nog bij elkaar achter die gesloten deuren.
Ze hadden wel gehoord dat het graf leeg was, maar waren bang
dat zij daar verantwoordelijk voor gehouden zouden gaan worden.
Moeten zij erop uit gaan om over Jezus te vertellen?
Dat doet Jezus iets bijzonders.
Hij gaf al Zijn vrede. Die deelde Hij aan hen mee.
Dat was vanaf nu de sfeer waarin zij leefden.
Nu blies Jezus op hen.
Aan het begin van de Bijbel lezen we dat God de mens uit stof vormt
En dan de levensadem inblaast.
Je kunt daar ook vertalen dat God aan de mens Zijn Geest meegeeft.
Als Jezus komt bij die groep achter de gesloten deuren,
maakt Hij van hen nieuwe mensen.
De angst, de vrees maakt plaats voor de Geest.
Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid,
maar van kracht en liefde en bezonnenheid. (2 Tim. 1:7)
Jezus maakt van hen nieuwe mensen, ze worden herschapen en krijgen de Geest in zich.
De gesloten deuren gaan open, de luiken blijven niet gesloten.
Ja, het kan niet altijd feest blijven,
maar iets van de feestvreugde wordt nu voor altijd meegenomen.
Kijk maar naar Thomas.
Hij is de eerste die bij de gemeente wordt gehaald.
In zijn geval wordt teruggehaald.
Hij houdt zich eerst afzijdig. En laat zich ook niet zomaar overtuigen,
Hij stelt zijn voorwaarden: Ik moet Jezus zelf zien.
Ik moet mezelf kunnen overtuigen dat het echt Jezus is.
Anders kan ik niet geloven.
Thomas verwoordt een onmacht. Al zou hij het willen, hij kan het niet.
Maar toch is hij er bij als de groep weer bij elkaar komt
en weer komt Jezus.
Jezus zoekt hem op, zoals Hij Maria Magdalena opzocht en de discipelen opzocht.
Zo kan Hij ook jou en mij opzoeken, door naar je toe te komen.
Ik ben opgestaan, Ik ben de levende. Geloof in Mij.
Ook Thomas wordt veranderd. Ook Thomas wordt herschapen.
In de ontmoeting met Jezus kan hij niet de ongelovige blijven.
Misschien herken je je wel in Thomas: Ik moet eerst bewijzen hebben.
Ik moet het zelf kunnen merken dat het waar is.
Ik moet een teken hebben dat Jezus ook echt leeft.
Jezus zegt: Zalig zijn zij, die niet zien en toch zullen geloven.
Jezus geeft daarmee aan: je kunt ook geloven zonder dat je kunt Hem kunt zien.
Je hoeft Jezus niet te zien om Hem te ontmoeten.
Het kan door geloof.
Het kan herkenbaar zijn dat het verhaal van Thomas in de Bijbel staat.
Dat je merkt dat niet iedereen gelijk gelooft,
maar dat er ook in de Bijbel mensen zijn die eerst aarzelen
en echt over de streep getrokken moeten worden.
Het mooie is: het begint met gesloten deuren, maar de deuren blijven niet gesloten.
De leerlingen blijven niet in dat huis zitten. Ze gaan op weg.
Ze hebben Jezus leren kennen en gaan er nu op uit.
Met een belangrijke taak.
Als jullie de zonden van iemand vergeven, dan zijn ze vergeven.
We gaan zo zingen van de vergeving van zonden:
Vaste rots van mijn behoud, als de zonde mij benauwt.
Ik zou van mijn zonden af willen komen.
Jezus stuurde Zijn leerlingen erop uit om die boodschap te brengen:
Je zonden kunnen vergeven worden, ook de zonde van je ongeloof, net als Thomas.
Ook dat het zo lang duurde voor je kunt geloven.
Ze vertellen er niet alleen over, maar ze vergeven zelf ook en dan zijn die zonden vergeven.
Ze mogen namens Jezus optreden.
Ze hebben Jezus’ vrede gekregen en geven die door.

Jezus, niet mijn eigen kracht,

niet het werk door mij volbracht,

niet het offer dat ik breng,

niet de tranen die ik pleng,

schoon ik ganse nachten ween,

kunnen redden, Gij alleen.

Amen

Preek Tweede Paasdag 2022

Preek Tweede Paasdag 2022
Schriftlezing: Johannes 20:11-18

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

In alle paasverhalen in de Bijbel 

merk je de verwarring en de verbijstering 

die er is
als ontdekt wordt dat het graf leeg is.
De eerste reactie is schrik en ontreddering.


Degenen die op de allereerste paasmorgen naar het graf toe gaan,
gaan er heel anders naar toe 

dan wij met Pasen naar de kerk gaan.

Als kerkganger wil je dat je er bovenuit getild wordt,
boven je verdriet, boven de zorgen die er zijn,

 dat er vreugde zal zijn,
dat je in de dienst de opgestane Heer mag ontmoeten, 

de Levende.

Dat is niet de verwachting van de vrouwen 

die naar het gaan.
Dat is ook niet de verwachting van de discipelen die zich naar het graf haastten
om te kijken wat er gebeurd is 

als ze horen dat het graf leeg is,
dat ze daar aan komen in de veronderstelling dat ze Jezus levend zullen ontmoeten,
omdat Hij is opgestaan uit de dood.

Het is eerder de schok dat ze Jezus zelfs als Hij dood is nog kwijt zijn.
Het is de humor van Pasen: 

God neemt Zijn Zoon weg uit het graf,
maar Zijn aardse leerlingen missen Hem daar,
zonder te merken dat Jezus is opgestaan uit de dood.
Maria stond nog bij het graf. 

Ze kan daar niet los van komen. 

Ontroostbaar.


Soms hoor je wel dat mensen zich zorgen maken over iemand die verdrietig is.
Kan ze er wel overheen komen?

, hoor je dan betrokkenen zich afvragen,
Je moet toch een keer verder met je leven.
Alsof je door verdriet niet ontregeld bent 


En weer helemaal opnieuw moet ontdekken

 dat je opnieuw met je leven moet beginnen.
Maria kan alleen maar huilen.


Dat hoor je wel van mensen in de rouw,
dat ze soms dagen hebben dat ze alleen

 maar kunnen huilen.


Er hoeft maar iets kleins te zijn

 een herinnering, een geur, iets dat je doet denken
aan de overledene en het gemis weer boven roept of de tranen komen.
En voor Maria was de dood van Jezus al een hard gelag,
zo overrompelend, zo onverwacht: opgepakt

, verhoord en veroordeeld
en aan het kruis gebracht.


Dat Jezus is gestorven, 

moet nog steeds tot haar doordringen,
ja, het is waar, maar helemaal beseffen doet ze het nog niet.
Daarom gaat ze maar haar het graf, 

om bij de dode Jezus te zijn.


Want ook al is Hij gestorven, 

Hij blijft nog wel haar Heer.
Alsof ze zich voorgenomen heeft, 

dat niemand anders ooit de plek van Jezus kan innemen.
Hij mag dan gestorven zijn, niemand is als Hij.
Daar bij het graf kan Hij misschien nog iets van Zijn kracht laten merken.
Zijn graf kan misschien een heilige plek worden, 

waar je tot God kunt bidden
en misschien zelfs genezing kan vinden,
omdat vanuit Zijn graf nog iets van Zijn kracht doorwerkt.
Als dat ook weg is,

 kan Maria alleen nog maar huilen.
Want ze heeft geen hoop:

 haar Heer is weggehaald uit het graf.
Ze kan alleen hopen dat God haar verdriet zal zien.

His Reflection

In alle evangeliën wordt de hopeloosheid 

die er is in beeld gebracht.
De ontreddering die het lege graf teweegbrengt.
Geloof in de opgestane Heer is

 er niet vanzelfsprekend. 

Pas als je de opgestane Heer ontmoet,

 Hij in levende lijve staat.
In de afgelopen dagen kwam bij de voorbereidingen op de paaspreken
Vaak een verzuchting tegen 

dat het preken met Pasen zo moeilijk is,
omdat de boodschap zo moeilijk te geloven is: 

de dood is overwonnen, want Jezus leeft.


Nu herken ik dat niet meer bij mij – ik kan er nu juist naar uitkijken
om met Pasen te preken, te vertellen over de opgestane Heer,
in de hoop dat u, dat jij in de dienst,

 in de preek, in de liederen, Christus zelf mag ontmoeten
dat Hij naar u toekomt, zoals Hij bij Maria kwam,

dat Hij je bij je naam noemt in de dienst, 

zoals Hij Maria bij haar naam noemde.

Er is wel een tijd geweest dat ik het niet eenvoudig vond

 om met Pasen te preken.
Ik moest denken aan een gebeurtenis 

uit de tijd dat ik nog niet zo lang predikant was.
Ik had de voorbereiding van een begrafenis.
Ik was gevraagd om een begrafenis te leiden, 

omdat de overledene bij de gemeente had gehoord.
Ik kreeg te maken met de familie,

 van wie niemand meer geloofde.
Ik herinner me nog hoe we bij het open graf stonden,
ik stond daar als jonge, onervaren predikant, met een groep mensen
die niet meer geloofde en voor wie de dood niet meer dan dood was.

Ik was er voor de fatsoen bij gehaald,

 om een begrafenis toch nog wat statuur te geven.
Je stopt iemand niet zomaar onder de grond. 

Zeker als iemand bij een kerk heeft gehoord.
Terwijl ik daar stond, voor mijn gevoel de enige die nog geloofde,
ging het door me heen: 

Wat als er allemaal niets van waar is,
als de opstanding niet meer is dan een mooi verhaal,
waarvan er toch niets echt werkelijk gebeurd was.

Het enige dat ik er nog kon uitbrengen was

 een formulering die ik altijd gebruikte
en nog steeds gebruik:

 We zaaien het lichaam in de aarde
en vertrouwen het daarmee toe in de handen van de levende God,
in de verwachting van de opstanding op de Jongste Dag.
Ik was er toen blij mee,

 dat ik een vaste formulering had,
want anders was er niets van terecht gekomen,

van slag als ik was van het gebrek aan geloof 

dat ik op dat moment waarnam.
We stonden op een oud kerkhof,

 eigenlijk niet meer in gebruik, met oude graven.
Als Christus niet was opgestaan, 

zouden deze graven dicht blijven,
dan zou je tevergeefs hopen op de opstanding op de Jongste Dag.
Wat heb je dan nog, als je daar niet meer in gelooft,

 niet meer gelooft in de opgestane Heer.


Het heeft me nog een paar dagen bezig gehouden
En toen kon ik het gelukkig weer loslaten.
Toch ben ik het blijven herinneren als een moment waarop het kan aanvliegen:
Wat als het allemaal niet waar blijkt te zijn?

Ook Maria kan het niet geloven.
Ze kijkt in het graf en ziet engelen.


Maar het dringt niet tot haar door dat er engelen zijn.
Ze mist Jezus. Jezus is niet alleen dood, 

maar ook nog eens weggenomen.
Zelfs een dode Jezus mag ze niet houden.
Zelfs een dode Jezus wordt haar niet gegund,

 die mag ze niet bij zich houden.
Het duurt een tijd voordat Maria uit haar ongeloof ontwaakt.


Het is een soort weg die ze aflegt,

 die zo maar onze weg in geloof kan zijn.
De tekenen die door God gestuurd zijn, ziet ze wel, maar dringen niet tot haar door.
Het zien van de tekenen die de Heere geeft

 is bij Johannes belangrijk,


maar dat zien is geen zien als er geen geloof is.
Zo is Maria onaangedaan door de engelen die er zijn.
Ze zou zo thuisgekomen kunnen zijn met de mededeling:
Er waren engelen in het graf 

op de plek waar Jezus had gelegen,
zonder dat ze zelf beseft had hoe bijzonder die engelen waren.


Ze is met hen in gesprek, alsof ze er altijd zijn geweest.
Alsof het ornamenten zijn in het graf.
Een gesprek, zonder dat het een echt gesprek is.
Ik hoor wel eens van mensen in rouw, 


dat ze hele gesprekken kunnen voeren met de overledene.
Dan staan ze voor foto, voordat ze gaan slapen.
Ze vertellen hoe de dag is geweest,

 geven de foto een kus en gaan naar bed.
Of staan bij het graf een verhaal te doen.
Je weet wel dat de overledene niets terug kan zeggen,


maar er is de hoop dat degene die overleden

 is het wel ziet en hoort dat je er staat.
Zo staat Maria in het graf te praten met die engel.


Het moet voor de engelen een binnenpretje gegeven hebben
dat ze aan Maria vragen waarom ze zo verdrietig is,


terwijl ze weten dat Maria niet meer verdrietig hoeft te zijn 

omdat Jezus is opgewekt.
Het antwoord van Maria moet ook een glimlach 

om de mond hebben gegeven:


Ze hebben mijn Heer weggenomen.

 Ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd.
Jezus is weggenomen uit het graf.

Ja, als je levend geworden bent,
hoef je niet in het graf te blijven.


Als je door de Vader bent opgewekt, 

blijf je daar niet in die doeken liggen.
Als je opstaat uit de dood, laat je je niet gevangen houden door de graf.
Jezus is weggenomen.

 Een paasboodschap, zonder dat Maria dat begrijpt.
Het enige dat Maria kan zien is het lege graf  

– de plek van Jezus die leeg is.
Daar had Hij moeten zijn, haar Heer!


Al zoekend kijkt ze om zich heen 

en dan vallen haar ogen op Jezus
zonder dat ze ziet dat het Jezus is.
Dat kan dus, ook met Pasen, 

dat Jezus bij je staat


en dat Hij met je in gesprek is,

 maar dat je Hem niet ziet.
Dat je niet opmerkt dat Hij is teruggekeerd uit de dood 

en dat Hij je aanspreekt.


Dat Hij je juist vraagt wat je dwarszit, 

waarom je zo verdrietig bent.
Waarom je niet anders kan dan huilen.
Alsof Jezus niet zou begrijpen waarom je huilt.
Alsof Hij niet in je hart kan kijken 

en niet de oorzaak weet waarom je verdrietig bent.
“Waarom ben je verdrietig?”
Om Maria uit haar verdriet te krijgen, op weg naar geloof,

 naar een ontmoeting met Hem,
de levende Heer,


stelt Hij Maria een vraag, een vraag naar de bekende weg lijkt wel.
Natuurlijk zou je bij een graf verdrietig zijn


en natuurlijk zou je radeloos zijn als het graf nog eens leeg is 

en onteerd lijkt te zijn.
Maria hoort niet dat het de opgestane Heer is.
Het verdriet is te sterk. 

De realiteit van het gemis te groot.
Haar Heer is er niet meer. 

Hij is weggenomen.
Terwijl Hij naast haar staat, kan Maria alleen maar denken aan het gemis.

His Reflection


Maria ziet hem voor de tuinman aan.
Ook dat moet vanuit de boodschap van Pasen 

wel met een glimlach verteld worden.
Jezus als de tuinman.


De tuin aan het begin, het paradijs, de hof van Eden.
Maria wordt herinnerd aan dat mooie begin met God, 

waar de mens samen leefde met God,
zonder dat het samenzijn door de zonde was verstoord.
Jezus komt dat paradijs weer terugbrengen.
Hij is de tuinman van de Hof van Eden.


In Johannes 15 was de Vader de tuinman die de ranken bijhoudt,

 controleert en bijsnoeit.
Nu is het Jezus die de rank van Maria’s geloof bijsnoeit
En het ongeloof uit haar weghaalt, zodat ze vrucht kan dragen.
‘Vertel mij dan waar u Jezus gelaten hebt,’ 

zegt Maria tegen deze Tuinman.
Jezus moet het wel met een glimlach op de mond gezegd hebben,
met een stem vol tederheid: Maria.


In het noemen van die naam moet wel tederheid hebben doorgeklonken,
Maria op zoek naar haar Heer, 

terwijl Hij hier bij haar staat.
Wellicht ook een licht verwijt: 

Heb je dan nog niet door, 

Maria dat Ik hier levend en wel
bij je staat, dat je Mij niet kwijt bent, maar nog steeds hebt,
en dat je zonder dat je het zelf door hebt,

 Mij gevonden hebt.
Maria, Ik ben niet meer de dode Jezus, een dode Heer die je in het graf moet zoeken,
maar de levende Heer, op weg naar 

Mijn Vader in de hemel.

En Maria, ik ben nu niet alleen maar je Heer,

 je bent nu Mijn zuster geworden,
net als alle volgelingen van Mij broeder en zuster van Mij zijn.
Daar in het graf, waar Jezus was, 

waar Maria Jezus zocht, wordt een gemeente gesticht.
Zoals er bij het kruis een gemeente ontstaat,
ontstaat hier in het graf,

 waar je een dode Jezus zou verwachten een gemeente,
een kerk.
De kerk is er doordat Jezus aan het kruis ging.
De kerk is er doordat Jezus uit de dood terugkwam.


De kerk dat zijn ook wij.
De kerk is er omdat Jezus aan het kruis ging 

en ook omdat Hij terug kwam uit de dood.
In de kerk kunnen ook wij de levende Heer ontmoeten.
Al is dat niet op de manier waarop Maria dat kon.

Maria kon Jezus zien, met haar ogen de levende Heer zien, 

opgestaan uit de dood.
Als wij Jezus zien is dat met ogen van het geloof,
is dat omdat wij over Hem horen, over Hem zingen.
Zo verschijnt Jezus aan ons, in de preek, in de liederen, 

als we lezen uit de Bijbel.
Het is wel dezelfde Jezus, net zo levend en net zo werkelijk als dat bij Maria was.
Pasen: dat is ook nu nog de levende Heer ontmoeten.

Gij hebt mijn weeklacht en geschrei

veranderd in een blijde rei!

Mijn rouwkleed hebt Gij weggedaan,

uw vreugdekleed deedt Gij mij aan,

dat ik zou zingen tot uw ere

in eeuwigheid, mijn God, mijn HEERE!

Amen


Preek Eeste Paasdag 2022

Preek Eeste Paasdag 2022
Schriftlezing: Mattheüs 28:1-10

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Hoe bijzonder Pasen is, merk je als je iemand moet gaan begraven,
Als je van iemand afscheid moet nemen van wie je veel gehouden hebt
en van wie je nog veel houdt, van wie je liever geen afscheid zou willen nemen,
maar het moet toch, omdat de dood gekomen is.
Als iemand het aardse leven moet verlaten en je niet mee kunt, je achter moet blijven,
je de pijn van het afscheid voortaan elke dag met je meedraagt.
Dat het de dood het leven hier op aarde voorbij is
is iets wat je wel kunt weten, maar wat het betekent,
ervaar je pas echt als je ermee te maken krijgt, als je echt afscheid moet nemen.
Dan merk je wat de dood is, dat de dood scheiding maakt,
dat de dood de laatste vijand is, waar we mee te maken krijgen.
Als je dan op dat moment niet zou weten van Pasen,
van de overwinning van Jezus op de dood, wat sta je dan met lege handen.
Dan heb je alleen maar het definitieve van de dood,
dan is het voorbij, dan is het niet meer dan dood is dood.
Het gemis is er niet minder om, het verdriet kan net zo goed intens beleefd worden.
Maar er is wel iets dat je draagt, dat troost geeft: dat Christus is opgestaan uit de dood
En dat Zijn opstanding betekent dat de dood niet definitief is.
Je mag weten: degene die overleden is zal eens opstaan,
Degene van wie ik afscheid moet nemen, mag eens verrijzen in een nieuw lichaam.
Ik breng nu iemand van wie ik veel houd naar het graf,
maar ik weet ook dat degene van wie ik zoveel houd daar niet voor altijd zal zijn.

Enkele weken geleden was ik in een boekhandel en kwam daar een boek tegen over troost.
Het was geschreven door iemand die zichzelf niet als gelovig ziet.
Hij had wel een kerkelijke achtergrond. Zijn vader en broer geloofden wel, schreef hij.
Het boek had mijn aandacht getrokken, omdat hij schreef
hoe hij als ongelovige een diepe ervaring van troost had,
toen hij bij een bijeenkomst was waar verschillende psalmen werden uitgevoerd.
Al geloofde hij niet, tijdens het luisteren naar die psalmen ervoer hij zoveel troost,
dat het voor hemzelf ook een verrassing was en hij er meer over wilde weten.
Verder in het boek ontdekte ik wat het verschil maakte met een gelovige.
Wat hij zo troostvol en zo mooi vond aan de psalmen was
dat de psalmen de hopeloosheid durfden te benoemen,
eerlijk erover waren dat het leven vaak geen hoop heeft
en dat God ook op zich laat wachten
en dat je als gelovige een manier moet vinden om daarmee om te gaan
dat God op zich laat wachten.
Verder dan het accepteren dat er in het leven geen hoop is, kwam hij eigenlijk niet.
Als je dat erkent, dan geeft dat troost.
De schrijver zou genoeg hebben aan een verhaal waarbij de vrouwen naar het graf gaan
en constateren dat Jezus dood is en dat ze weer naar huis gaan
om zich daarmee te verzoenen,
een weg te vinden met het verdriet en het gemis van Jezus.

De evangeliën vertellen ons wel dat Pasen zo begint:
Met vrouwen die op zoek zijn naar een dode Jezus.
Vrouwen die in zich nog de verbijstering met zich meedragen dat Jezus echt gestorven is,
Dat zijn leven hier op aarde nu voorbij is
en dat ze zich daarmee moeten verzoenen.
De evangeliën zijn er wel eerlijk in,
dat niemand op die allereerste paasmorgen in geloof naar het graf is gegaan.
We lazen vanmorgen uit Mattheüs en hij vertelt
dat de vrouwen meer geloof hechten aan het graf.
Zij gaan op weg om het graf te zien,
ze gaan op weg naar Jezus, niet op weg om hun Heer te ontmoeten,
maar wat voor hen nog steeds de harde werkelijkheid is: de dood.
Dat graf is wat ze nog kunnen gaan bezien, als een soort bedevaartsoord,
Waar ze nog wel in de buurt van Jezus zouden zijn, als hij nog had geleefd.
Maar hij leeft niet meer en nu gaan ze op weg, om naar het graf te kijken.
waar achter een steen verborgen de Meester ligt die ze hadden gevolgd.
Ze waren getuige geweest van het kruis, hoe hij daar aan het kruis leed.
Wat ze van Jezus nu alleen nog maar kunnen zien is zijn graf.
Als het hierbij gebleven was, had het de auteur die ik aanhaalde getroost:
de erkenning dat veel hoopvolle bewegingen op niets uitlopen,
dat het leven vol falen is, ondanks dat mensen steeds weer vanuit hoop beginnen.

Maar het eindigt hier niet.
Al voordat de vrouwen naar het graf gaan, zijn er tekenen van ommekeer.
De sabbat is voorbij: de dag die er voor bedoeld was om stil te staan bij Gods aanwezigheid,
om erbij stil te staan dat je een God hebt die voor je zorgt, je leven leidt,
je gebeden verhoort, je bijstaat als je het moeilijk hebt,
je kan redden, zelfs als de dood komt.
De vrouwen zullen die sabbat gehouden hebben, vol verdriet, misschien ook wel vol vragen
over waarom God het zover liet komen en waarom het op deze manier moest aflopen.
Of hebben ze niet aan God gedacht en konden ze alleen maar denken
aan dat graf met die steen ervoor, waarachter Jezus lag en voor altijd zou blijven liggen?
Maar die sabbat heeft hen niet op andere gedachten gebracht.
Had het anders gekund?
Als je iemand begraven hebt,
kun je ook later weer terug gaan om het graf te zien.
Sommigen gaan elke dag wel even kijken bij het graf, anderen elke zaterdag of zondag.
Sommigen kunnen het nauwelijks opbrengen om naar het graf te gaan
en komen daar maar een enkele keer in het jaar, of zelfs helemaal nooit.
Maar niemand gaat naar het graf vanuit de gedachte
Dat je degene die begraven is, nu eens levend zou zien.
Was dat maar waar.
Ja, eens, zal er een opstanding zijn, zullen de graven open gaan,
maar dat zal zijn als Christus terugkomt.
Nu gaan we naar het kerkhof om het graf te zien,
en we weten: degene die ons zo dierbaar was, zullen we niet meer zien.
Maar van Jezus hadden ze anders kunnen weten:
Je zoekt hem hier tevergeefs en je had het kunnen weten,
want Hij heeft het van tevoren aangekondigd.
Dat ze naar het graf gaan, om het graf te zien, gaan voor een dode Jezus,
dat wordt hier toch wel gezien als ongeloof:
de woorden van Jezus zijn niet opgeslagen, zijn niet herinnerd.
Het enige dat in hun herinnering is gebleven is de dood van Jezus,
de manier waarop Hij stierf. Dat was ze nog voor ogen hebben.
Ze zien de tekenen niet, die er reeds zijn, die erop wijzen dat er iets bijzonders is gebeurd.
De dageraad die gloort, dat is niet zomaar een dageraad,
niet een dageraad als alle dagen waarop de zon opkomt,
maar een bijzondere dageraad, de aankondiging niet alleen van een nieuwe dag,
maar de aankondiging van een nieuw tijdperk.
Jezus is opgestaan. Dat betekent het begin van een nieuwe tijd,
Waarin de dood verslagen is en Jezus de levende Heer.
De vrouwen kunnen het niet zien, ze gaan voor een graf.
Daardoor zien ze die zonsopkomst niet, die niet alleen een nieuwe dag,
maar ook een nieuw tijdperk aankondigt.
Een engel moet het tegen hen zeggen:
Jullie komen hier tevergeefs voor een gekruisigde Jezus.
Als jullie komen om Jezus die gestorven is, moet je hier niet zijn.
Dan zoek je Hem hier tevergeefs.
Het is een bijzondere boodschap die de vrouwen meekrijgen:
Jezus is hier niet meer, want Hij is opgestaan uit de dood.
De dood heeft niet meer het laatste woord, de laatste vijand verslagen.

Daarom verlaten deze vrouwen het graf en gaan weer naar huis.
Ze konden eerst alleen nog maar aan het graf denken. Dat was hun doel.
Daar moesten ze zijn.
Als Jezus daar niet meer is, hebben ze daar niets meer te zoeken.
Als Jezus niet in de dood is, dan hoeven ze niet te blijven op de plek
waar ze Hem hebben achtergelaten.
Mattheüs vertelt hoe ze weggaan bij het graf vandaan:
Haastig, alsof ze niet weten hoe snel ze het graf achter zich moeten laten,
hoe snel ze de plek moeten verlaten waarvan ze dachten dat daar de dode Jezus was.
Ze gaan daar vandaan. Ze moeten daar niet meer zijn.
Mattheüs vertelt niet hoe deze vrouwen naar het graf zijn gegaan,
maar wel hoe ze bij het graf vandaan gaan: met blijdschap en met grote vrees.
Vrees is in de Bijbel vaak een teken dat je God hebt ontmoet.
Al was Jezus daar nog niet – het was een engel die met hen sprak –
in de boodschap die tot hen kwam, ervoeren ze: dit zijn niet zomaar woorden.
Dit is wat God tegen hen zegt.
God was hier op deze plaats bij het graf.
Hij heeft de macht van het graf verbroken. De steen is weggerold en Jezus kwam eruit.
Nu kunnen ze Jezus weer ontmoeten,
niet als de dode Jezus voor wie het kruis het laatste moment op aarde was,
maar ze kunnen op weg gaan om de levende Heer te ontmoeten.
Snel gaan ze bij het graf vandaan, en ook in grote blijdschap.
Die blijdschap wil je ook met Pasen.
Zoals die vrouwen in blijdschap naar huis kunnen gaan,
zo wil je ook in blijdschap de kerk verlaten.
De dood is niet het laatste, omdat de dood Jezus niet kon vasthouden.
Jezus bleef niet in het graf.
Dat is ons houvast als we iemand moeten begraven, als we afscheid moeten nemen.
De dood is niet voorgoed.
We zingen met Psalm 68: Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naderen van de dood
volkomen uitkomst geven.
Sinds Pasen weten we wat die uitkomst is: Niet dat de dood ons bespaard blijft,
ook niet dat we geen afscheid meer hoeven te nemen,
maar wel dat de dood niet het laatste is, de dood niet meer definitief is.
Zoals het graf Jezus eens moest laten gaan, zo zal elk graf degene die er begraven is
moeten laten gaan.
We zaaien een lichaam in de aarde, maar we kijken uit naar die dag
dat Jezus terugkomt en de graven hen zal moeten laten gaan.
Amen

Preek zondag 20 maart 2022 – avonddienst

Preek zondag 20 maart 2022 – avonddienst
Serie: Geliefde psalmen
Schriftlezing: Psalm 116

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Ik heb de Heere lief, zo begint deze psalm.
Zou u dat ook zeggen: Ik heb de Heere lief?
Zou jij dat kunnen zeggen: Ik houd zoveel van U, God?
Zeg je dat vanavond als je de dag afsluit met gebed: Heere, ik houd zoveel van U?
Heere, U bent niet een God van ver weg, maar van dichtbij, mijn God.
U betekent zoveel voor mij.
Ik word gelukkig als ik aan U denk.
Het betekent zoveel voor me als ik iets van U merk.
Daar is maar één woord voor: liefde.
Het leven met U, Heere, is niet een saaie verplichting waar ik onderuit zou willen komen.
Als U er niet zou zijn, dan mis ik U echt. Dan is het leeg en stil.
Deze psalm begint met een liefdesverklaring aan God,
een liefdesverklaring die aanstekelijk wil werken,
die bij ons ook liefde voor God wil opwekken,
zodat je zelf ook die liefde voor God gaat voelen,
dat jij ook van de Heere gaat houden
en geloof voor jou meer is dan dat je weet dat God bestaat,
maar dat er een intieme band tussen jou en God bestaat.

Die liefde komt niet van één kant.
De liefde voor God is er, omdat God ook op Zijn beurt Zijn liefde heeft laten merken.
Deze psalm is er vol van dat God Zijn liefde heeft laten merken.
In deze psalm proef je dat het ervaren kan worden dat Gods hart voor je klopt.
De Heere hoort mijn stem, mijn smeekbeden.
De gebeden die we hier op aarde opzenden worden door de Heere gehoord.
Onze gebeden komen in de hemel aan en bereiken de Heere zelf.
God die zo groot is dat de hemel Hem niet kan bevatten,
Hij hoort mij tot Hem roep,
temidden van al die miljarden mensen die er op deze kleine aarde leven
merkt Hij ook mijn stem op.
Hij weet dat ik het ben die tot Hem roep.
De Heere hoort mijn stem.
Zelfs als ik tot Hem roep, omdat ik Zijn hulp nodig heb,
dan weet ik dat Hij mij hoort.
Ik heb het zelf ervaren.
Deze psalm is vol van die ervaring dat God hoort.
Daar komt de liefde tot God vandaan: Ik beteken echt wat voor God.
Voor God doe ik er ook toe. Hij heeft mij ook lief.
Dat de psalm hier spreekt over ik en mij, wil niet zeggen dat het een unieke ervaring is,
dat ik de enige ben die deze ervaring heeft.
Nee, de psalm wil aangeven dat iedereen zich in deze psalm mag herkennen.
Dat iedereen zich in deze ik mag herkennen, mag aangeven: dit gaat ook over mij.
Ook ik heb de ervaring dat God mij heeft gehoord.
Ook ik mag weten dat de Heere om mij geeft.
Dat gaat niet over een ander, dat gaat over mij.

Aan deze psalm gaat een concrete ervaring vooraf:
Banden van de dood hadden mij omvangen.
Hier is sprake van een ervaring dat je de dood in de ogen kijkt.
Dat je beseft: Nu kan mijn leven zomaar opeens voorbij zijn.
Je ziet je leven aan je voorbij trekken. Dit was mijn leven dan. Het is voorbij.
Ik ben nu een gevangene van de macht van de dood.
In de psalmen kunnen we dan aan twee situaties denken:
Aan een ingrijpende ziekte, waarbij je weet dat je niet meer beter kunt worden.
Je moet afscheid nemen van dit leven.
Je moet regelen aan wie je je spullen over doet, wie je zaken gaat overnemen.
Want je zult dat zelf niet meer gaan. Je leven is hier voorbij.
Een andere situatie is dat er anderen zijn die je zo dwars zitten dat je geen leven meer hebt,
mensen om je heen die je het licht niet in de ogen gunnen,
die alles doen om je te dwarsbomen.
Die je laten weten: als het aan ons had gelegen, was je er niet meer geweest.
In deze psalm wordt niet verder verteld wat er aan de hand is.
Het gaat in ieder geval om een ervaring waarin je heel diep gaat,
Waarin je geen baas meer bent over eigen leven: gevangene, gevangene van de dood.
Een situatie van vertwijfeling: je zou tot God willen roepen, maar hoort Hij je dan?
Nu je zo gevangen bent, kun je God dan nog wel bereiken?
Zal Hij je stem horen? Is Hij niet te ver weg? Heeft God mij niet afgeschreven?
Heeft Hij zich niet van mij afgekeerd?
Als je diep in de crisis bent, kun je aan alles twijfelen.
Kun je ook het contact met God kwijtraken.
Het is een roepen tot God: als U nu niet ingrijpt, is het met mij gedaan.
Als U nu niet komt, dan blijft er niets meer van mij over.
De ervaring van verslagenheid die je kunt hebben als je het bericht krijgt dat het ernstig is,
dat je rekening ermee moet houden dat je niet lang meer te leven hebt.
Het kunnen andere ervaringen zijn, waardoor je leven overhoop wordt gegooid,
Waarbij je niet meer weet of je nog wel verder kunt met je leven:
Je vrouw die aangeeft bij je weg te willen gaan,
je baas die zegt dat er geen werk meer voor je is.
Ervaringen waarbij je leven ineenstort,
Waarbij als je iets voelt dat vooral paniek is, maar wellicht nog meer verslagenheid.
Machteloosheid, waarbij je leven stil valt.
Als je dan tot God roept, is het misschien eerder een stille schreeuw omhoog,
Waarvan je niet weet of God je nog wel horen kan en wil.

In deze psalm is er de ervaring dat God inderdaad nog wil horen.
Hij neigt Zijn oor. Hij, de grote God die hemel en aarde geschapen heeft,
die alles overziet, alles leidt en bestuurt, Hij wil naar mij luisteren.
Hij blijft niet ver weg in de veilige hemel, maar is bereid om naar mij toe te komen.
God heeft mij gered.
Ik heb mijn leven weer terug gekregen.
Het is alsof ik uit de dood ben teruggekeerd. Ik ben herboren.
Door de Heere heb ik een nieuw leven ontvangen.
Deze psalm verwoordt een oudtestamentische ervaring van Pasen.
Ik ben net Lazarus, die gestorven was
maar door de stem van Christus weer tot leven geroepen werd.
Zo heb ik ook het leven van God teruggekregen en wat voor een leven:
Zo’n goed leven heb ik nog nooit gehad.
Ik zal wandelen voor het aangezicht van de Heere, in het land van de levenden.
Mijn leven speelt zich af voor Gods aangezicht.
Ik wordt door de Heere gezien. Hij merkt mij op.
Hij ziet mij en weet wat ik nodig heb.
Het Oude Testament heeft verschillende manieren om een gelukkig leven te verwoorden.
Om te zeggen hoe je als mens tot je recht komt, tot bloei komt.
In deze psalm komen enkele van die uitdrukkingen terug:
Deze psalm spreekt van gezien worden door God – een leven voor Gods aangezicht.
De volle aandacht van God hebben. God die met je leven vertrouwd is.
Die je ziet, ook in wat je niet aan anderen wilt laten zien.
Voor Gods aangezicht leven wil zeggen dat Gods aandacht naar je uitgaat,
dat Hij je ziet en kent, dat Zijn zegen naar jou toe gaat.
Daar kun je aan twijfelen als je door die diepte heen moet gaan.
Wat kun je dan gelukkig zijn als je voor jezelf mag ervaren
dat God je wel wil zien, dat Hij je opmerkt, ook in de zorgen die je hebt.
Dat je merkt dat Zijn liefde naar je uitgaat, dat Hij je God wil zijn. God ziet mij.
Je weet, je ervaart dat het waar is wat God zegt: Mijn oog zal op u zijn.

Je merkt het ook wanneer je door God wordt gezien, dat Hij je in het oog heeft.
Ik mag wandelen in het land van de levenden.
Dat is het tegenovergestelde van die beangstigende ervaring.
Je mag zo leven, dat je het leven van God ontvangt.
Niet de dood maar het leven.
Je leven is geen doodlopende weg, maar een ervaring dat God je laat delen
in het leven dat Hij je geeft.
Wandelen in het land van de levenden, dat is: echt kunnen leven,
het leven hebben in al zijn volheid. Echt mens zijn.
Je wordt niet neergedrukt, er wordt je niets afgenomen.
Wandelen in het land van de levenden is een leven in weldadigheid.
Niet opgejaagd door stress, geen innerlijke onrust,
niet opgejaagd door het gevoel dat je te weinig doet
En dat er nog veel meer gedaan kan worden,
maar genieten van de zegeningen die God geeft,
genieten van de liefde van God die naar je uit gaat en zelf van God houden.
Er zijn er heel wat naar zo’n leven op zoek zonder dat te kunnen bereiken.
Je merkt dat aan een innerlijke onrust die er kan zijn
Je merkt dat als je weer van iemand hoort die noodgedwongen een stap terug moet doen
omdat het allemaal teveel is wat hij of zij doet.
Leven in het land van de levenden, gezien worden door God, zegt deze Psalm.
Dat is een andere manier van leven, een leven waarin je rust vindt bij God.
Je zou zeggen dat voor een gelovige genoeg is om door God gezien te worden.
Maar we kunnen ons allerlei lasten opleggen, ballast meesjorren,
omdat we het idee hebben dat er nog meer gedaan moet worden dan er al gebeurt.
Maar is dat wat God wil?
Dat leven in het land van de levenden is een voorrecht, een geschenk van God, een zegen.
Een kostbaar iets dat je van God mag ontvangen.
God wil ons iets laten ervaren in dat land van de levenden en daarom geeft Hij het ook.
Het is de ervaring van het leven terugkrijgen, opstaan uit de dood.
Dat is Pasen, dat is de opstanding van Christus.
Je zou met Psalm 116 kunnen zeggen: dat leven in het land van de levenden
dat is in ons dagelijks bestaan ervaren dat Christus is opgestaan.
Dat is leven uit de kracht van Christus’ opstanding.
De opstanding is niet alleen iets wat we mogen geloven,
waar je houvast aan hebt als er iemand is overleden,
als je afscheid moet nemen van iemand die je lief en dierbaar is.
Wandelen in het land van de levenden, dat is het leven met Christus in elke dag.
Wat betekent dat dan praktisch? Want daar gaat het om?
Wat betekent dat voor morgen, als je weer naar school gaat of naar je werk,
Als je vrijwilligerswerk doet en mensen ontmoet?
Het begint waar de psalm mee eindigt: Met genieten van God,
met tijd nemen om te zien hoe God bezig is:
Ik heb het leven van God weer terug gekregen. Ik mag leven!
God wil naar mij omzien.
Dat is bij elkaar komen om elkaar te vertellen hoe bijzonder God is,
hoe je in je eigen leven mag merken dat God er ook is,
dat je door Hem gedragen wordt.
De Heere is mijn licht, mijn heil. De Heere is mijn levenskracht.
Ik doe het allemaal niet alleen. Ik krijg het ook maar. Het is een geschenk van God.
En daar ben ik dankbaar voor.
Deze psalm neemt de tijd om God te danken: de gemeente wordt bij elkaar geroepen.
Iedereen moet horen hoe bijzonder God is.
Dat is mijn ervaring en dat mag ook jouw ervaring zijn.
Ik wil voortaan leven vanuit dankbaarheid, vanuit liefde voor God.
Mijn leven is voortaan van Hem.
Een leven van rust in God.
Midden in de psalm wordt het ook gezegd in een innerlijk gesprek:
Mijn ziel, keer terug tot je rust.
Je hebt je basis in God. Als je daarin blijft, vind je de rust die God geeft.
Vandaag op deze zondag zijn we bij elkaar gekomen om tegen elkaar te zeggen
hoe bijzonder onze God is: We nemen elkaar mee naar het huis van God,
We roepen elkaar op om God te prijzen.
Wij worden door God gezien, zegt deze Psalm.
Dat betekent ook dat wij op onze beurt God moeten zien.
Oog moeten hebben voor hoe God in ons leven aanwezig is.
Daarom hebben we deze zondag: om met elkaar terug te kijken op de afgelopen week.
Om vooruit te kijken naar de komende week.
Wat voor week het ook wordt, het is een week vanuit deze rust met God,
vanuit het geloof dat God om ons geeft.
En wij beantwoorden Gods liefde voor ons met onze liefde voor Hem.
Wat worden we gelukkig als we Hem kennen.
Wat is er mooier dan de Heere onze liefde te verklaren: God heb ik lief.
Heel  mijn leven zal een lofzang zijn.
Niet alleen met woorden. Al is dat op z’n tijd ook mooi.
Zingen van onze God en Bevrijder, van God die ons dit leven geeft:
Het leven door de opstanding van Christus.
Maar ook loven met onze daden.
God de eer geven kunnen we ook doen met onze gewone dagelijkse dingen,
als we dat doen in dankbaarheid, vanuit het besef dat God ons dit geeft,
om te mogen wandelen in het land van de levenden, voor Gods aangezicht.
God loven met de mond en God eren met onze daden horen bij elkaar.
Zoals de zondag en de maandag bij elkaar horen.
De dankbaarheid die op zondag uitgezongen wordt,
wordt morgen meegenomen in ons werk.
Zodat het Halleluja alle dagen van ons leven boven ons leven staat.
Zo zullen we God alle dagen aanroepen, want Hij is onze liefde waard.
Amen

Preek Tweede Paasdag

Preek Tweede Paasdag
Schriftlezing: Lukas 24:13-35

Gemeente van onze Heere Jezus Christus

Was je erbij toen ze onze Heer kruisigden?
Wat is dat voor een vraag? Natuurlijk waren ze erbij.
En als ze aan dat moment denken, dan huiveren ze,
als ze bedenken hoe hij daar hing aan het kruis – hun Heer!
Ze waren erbij toen ze onze Heer kruisigden.
Want hoe zouden ze ooit dat moment vergeten
dat op dat moment dat de Heer gekruisigd werd ook hun hoop verdween.
Weg was de gedachte dat er voor Israël een nieuw begin zou zijn,
dat Israël uit het graf zou verrijzen, zoals Ezechiël had aangekondigd.
Israël: dat dal vol dorre doodsbeenderen, waar Jezus tegen zou profeteren
en die beenderen zouden weer levend worden.
Ze waren erbij toen ze onze Heer aan het kruis nagelden
en het was alsof die nagels die door de handen van Jezus gingen ook henzelf doorboorden.
Ze voelden hoe dit het einde was. Niet alleen van Jezus, maar ook van hun hoop.
Ze waren erbij toen de zon weigerde te schijnen,
vanwege het erge dat Gods Zoon werd gedood
en ze voelden zich net zo verdrietig, alle hoop verloren.
Hoe moest dat nu verder?
Ze wisten niet hoe ze verder moeten.
Helemaal opgeven konden ze nog niet.
Ze bleven maar bij de anderen in de buurt, die ook bij Jezus hoorden.

Totdat die vrouwen kwamen. Toen voelden ze aan: nu moeten we wegwezen.
Dit gaat niet de goede kant op. Hier willen we niet meer bij horen.
Waar die vrouwen mee aankwamen? Dat Jezus was opgestaan.
Dat geloof je toch niet?
Dat het erg is dat Jezus gestorven is, dat weten we zelf ook maar al te goed,
maar ga er geen mooi einde aan maken, alsof Jezus is opgestaan uit de dood.
Ja, we waren erbij toen Jezus werd gekruisigd.
En de weg die God door Jezus was begonnen, om Israël te herstellen,
een weg die op niets is uitgelopen.
En nee, we waren er niet bij toen Jezus uit het graf kwam. Hij is toch dood!
Ze zijn maar naar huis gegaan.
Als zulke verzinsels worden verteld en ook nog eens worden geloofd,
dan moeten ze maar uit de groep weggaan die eerder bij Jezus hoorden.
Zo gaan ze naar huis.
Een stille tocht is het niet.
Heftig zijn ze met elkaar in gesprek over wat ze hebben meegemaakt
En in de gesprekken klinkt de verontwaardiging door.
Verontwaardiging over hun eigen leiders die Jezus hebben laten doden.
Verontwaardiging over die andere leerlingen van Jezus die met die verhalen aankwamen.
Nu gaan ze maar naar Emmaüs om alles te vergeten.
Die beweging van Jezus was een droom te mooi om waar te zijn.
Dat moeten ze maar uit hun herinnering proberen weg te krijgen,
Want Jezus was blijkbaar niet de profeet die door God was gestuurd
om Israël tot leven te wekken.
In Emmaüs moeten ze maar een leven weer proberen op te bouwen zonder Jezus.
Zoals het was toen ze Hem nog niet hadden ontmoet
en maar erachter zien te komen wat dan wel Gods weg zou zijn.
De weg naar Emmaüs is voor hen een weg naar huis, een weg van afscheid nemen
opnieuw beginnen, maar dan zonder Jezus.

Dan voegt Jezus zich bij hen.
Ze zien niet dat het Jezus is, die uit de dood is opgestaan.
Ze kunnen Jezus niet zien,
want er staat een ander beeld van Jezus op hun netvlies gebrand,
een beeld dat ze zelf hebben gezien,
Want ze waren erbij toen hun Heer werd gekruisigd
en als je dat beeld gezien hebt, dan raak je dat nooit kwijt, zo diep in de ziel ingekerfd.
‘Waar zijn jullie zo boos over? Wat zit jullie zo dwars?
Ik loop al een tijdje achter jullie aan en Ik zie dat jullie ergens mee zitten. Vertel op!’
Even stoppen ze op de weg naar Emmaüs.
Even worden ze door deze vraag onderbroken op de weg bij Jezus vandaan.
Zou dit een omkeer zijn en zullen ze op hun schreden terugkeren
en weer naar Jeruzalem terug gaan en daar hun hoop weer hervinden?
Ze hebben echter niet door dat dit een kantelmoment kan zijn voor hen,
Waarop ze weer kunnen omkeren naar Jeruzalem.
Maar het beeld dat ze gezien hebben is te sterk voor hen.
Daar komen ze niet zomaar los – van Jezus die voor hun ogen werd gekruisigd.
De somberheid heeft hen in een net gevangen en ze kunnen zichzelf er niet uit bevrijden.
‘Hebt U dan niet gemerkt wat er in de laatste dagen in Jeruzalem is gebeurd?
Hebt U dan niet gemerkt dat iemand enkele dagen geleden met een ezel de stad in reed
En door iedereen in de stad werd toegezongen als de Koning, die door God was beloofd?
Hebt U niet meegekregen dat U onze eigen leiders nota bene Hem hebben laten doden?
U was er zeker niet bij toen onze Heer werd gekruisigd. Anders had U het wel geweten.
U bent hier zeker als vreemdeling in Jeruzalem
en hebt niets van al het gebeuren meegekregen.’

Wat zou Jezus dan hebben gemist in de dagen dat Hij in Jeruzalem was.
Hij vraagt het dan ook: Wat is er dan gebeurd?
Als Ik er niet bij ben geweest, vertel Mij dan wat er in Jeruzalem is gebeurd.

Nou, ze hebben onze Heer gekruisigd. We waren erbij toen het gebeurde
en als we aan dat moment denken moeten we nog steeds huiveren,
zo heeft het ons aangegrepen.
Deze Jezus zou Israël tot leven wekken.
Hij zou Israël bevrijden van de zonde en ons volk weer terugbrengen bij God.
Hij zou een ommekeer teweegbrengen en wij zouden allemaal weer tot leven komen,
een nieuw leven uit Gods hand ontvangen,
Het nieuwe verbond dat God ooit beloofde door middel van Jeremia zou eindelijk komen.
Maar ze hebben hem aan het kruis gebracht. We waren er zelf bij toen dat gebeurde.
En Hij stierf.
Drie dagen geleden was het.
Maar dat is nog niet eens het einde.
Vanmorgen gebeurde er nog iets.
Er kwamen vrouwen bij ons en zij vertelden dat ze Jezus weer hadden gezien.
Hij zou uit de dood zijn opgestaan en ze zouden Jezus met eigen ogen hebben gezien.
U had die onrust en verwarring eens gezien moeten hebben, die dat veroorzaakte.
Nou, toen zijn wij maar gegaan. Dat konden wij er niet bij hebben.

Het kantelpunt is voorbij. Het moment om weer terug te keren naar Jeruzalem wordt gemist.
Ze gaan weer verder op de weg naar Emmaüs,
weg bij de gemeenschap van Jezus vandaan.

Ho, wacht even, zegt de Man die bij hen is komen lopen,
ga nu nog niet verder naar Emmaüs,
of laat Mij anders meelopen om je wat te vertellen over de profeten.
Je hebt het over Ezechiël gehad en zijn visioen van de dorre doodsbeenderen,
je hebt het over Jeremia gehad met zijn belofte van het nieuwe verbond.
Maar heb je de profeten wel goed gelezen over de Messias?
Heb je nooit over Jesaja gelezen die vertelde,
dat voordat de de Messias de heerlijkheid van God zou ingaan,
Hij eerst vernederd moest worden?
Hoe weet je dan dat het kruis dan geen rol zou spelen in Gods plan?
Zou dat lijden dan niet bij de weg van God horen?
Zo brengt de Man die bij hen is komen lopen de Schrift tot leven.
Als Hij zo over de Messias vertelt, gebeurt er van binnen iets.
Het is net zo eenvoudig als wat Filippus later doet bij die Ethiopiër die ook naar huis gaat:
Hij verkondigde hen Christus.
zo eenvoudig is het en toch gaat er een hele wereld voor hen open
en ook de Schrift gaat voor hen open.

Dan zijn ze thuis, maar ze merken aan zichzelf dat het nog niet klaar is.
Het verhaal is nog niet af, er ontbreekt nog iets, maar ze weten niet goed wat.
In ieder geval willen ze deze Man, deze Vreemdeling nog even bij zich houden,
als gast in hun huis.
Hij kan niet zomaar verder gaan, ze hebben Hem nog nodig.
Ze moeten op Hem inpraten om Hem mee in hun huis te krijgen.
Hij moest bij hen in huis komen – zo voelen ze.
Ze laten Hem niet gaan voordat Hij … ja, voordat wat.
Misschien wel net als Jakob: Ze laten Hem niet gaan, voor ze Zijn zegen hebben ontvangen.
Blijf bij ons Heer, nu het avond wordt.
Treedt bij ons binnen, wees onze gast.

Hij komt wel binnen, maar gast is Hij niet.
ze worden Zijn gast, net of hun huis Zijn huis wordt en ze bij Hem thuis komen.
Ze worden door Hem bediend.
Hij spreekt het zegengebed uit en breekt het brood
en als Hij hen het brood geeft, geeft Hij daarin iets van Zichzelf.
Neemt, eet, gedenkt en gelooft, dat lichaam van je Heer is niet zomaar verbroken,
maar tot volkomen verzoening van al jullie zonden.

Nu Hij het brood zo met hen breekt, zien ze opeens wie het is.
Heeft dat met het brood te maken, dat ze in dat brood iets van Christus zelf ontvangen,
omdat Hij zichzelf geeft met dat stukje brood dat Hij aanreikt?
Zijn het de handen, die de littekens nog dragen.
Is het Zijn Geest die in hen komt en hen zegt: Nu moet je echt kijken, hoor, wie het is.
Heb je het dan nog steeds niet door, jullie met dat trage hart van jullie.
Je voelt wel dat je van binnen brandt,
maar je voelt niet wie dat vuur van binnen aangestoken heeft.
Weet je dan niet wie er met je praat al die tijd? Heb je dat dan nog steeds niet door?

Jezus is er niet meer, maar dat geeft niet.
Hij heeft genoeg achter gelaten waarmee zij gevoed zijn
en een leven lang op kunnen teren.
We hebben al die tijd een vermoeden gehad, maar we konden er de vinger niet op leggen.
Er was van binnen iets, er gebeurde in ons hart iets,
niet of ons hart ontdooide en zich met vreugde vulde.
Haalde Zijn woorden ons niet uit het graf omhoog,
heeft Hij niet onze rouwkleed van ons afgenomen en ons met Zijn vreugde omgord?
Wat doen ze hier in Emmaüs nog Jezus hen heeft opgezocht,
de herder die deze verloren schapen gevonden heeft en thuisgebracht heeft.
Wat doen ze hier met z’n tweeën nog als er feest in Jeruzalem kan zijn?

In een graf verborgen door een steen,
toen Hij zich gaf, verworpen en alleen,
als een roos geplukt en weggegooid

Ja, dat was vrijdag, maar we zijn drie dagen verder.

Is het niet waar wat Hosea, de profeet zei?
Na twee dagen zal Hij ons levend maken,
op de derde dag zal Hij ons doen opstaan en zullen wij voor Zijn aangezicht leven.
Is dat niet met ons gebeurd op weg naar Emmaüs?

Daar was Hij verborgen aanwezig en deelde Hij mijn bestaan.
Wat een kostbaar geheim: Waar ik ben, bent U. Ook op de weg naar Emmaüs.

‘Ik ben die Ik ben’ is uw eeuwige naam.

Onnoembaar aanwezig deelt U mijn bestaan.
Hoe adembenemend, ontroerend dichtbij:
uw naam is ‘Ik ben’, en ‘Ik zal er zijn’.
O Naam aller namen, aan U alle eer.
Niets kan mij ooit scheiden van Jezus mijn Heer:
Geen dood en geen leven, geen moeite of pijn.
Ik zal eeuwig zingen, dicht bij U zijn. Amen

Preek Eerste Paasdag 2021

Preek Eerste Paasdag 2021
Schriftlezing: Markus 16

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Op de eerste Paasmorgen is er vooral verwarring en vrees.
Het kost de vrouwen die bij het graf zijn,
en later ook de discipelen die horen van de opstanding
vooral moeite om te geloven dat het waar is, dat Christus inderdaad is opgestaan.
We lezen hier bij Markus dat er eerder sprake is van vrees.
In plaats van geloof is er angst en schrik.
En in plaats dat ze het uitzingen “Christus onze Heer verrees, halleluja”
houden ze hun mond, omdat ze zo geschrokken zijn.
Moet u eens voorstellen dat je op deze manier de kerk uitgaat:
Dat je niet opgebeurd bent, bemoedigd omdat Christus is opgewekt,
maar dat je niet goed weet wat je ervan moet denken,
dat je er zelfs van geschrokken bent
En dat je er daarom maar niets meer over zegt.
Bij Pasen hoort toch dat je vol blijdschap de kerk uit gaat,
Dat je opgetogen bent, dat je boven al je zorgen uitgetild wordt,
omdat je het weer weet dat onze Heere is opgestaan.

Het duurt een tijd voor die vreugde er is op die eerste Paasdag
en die komt alleen als Jezus zelf verschijnt aan de vrouwen en de leerlingen.
Dat hebben ze nodig om te geloven.
Pas als ze Hem echt in levende lijve zien, als Hij hen als levende ontmoet,
pas dan kunnen ze het geloven, pas dan kunnen ze blij zijn.
Dat deze bijzondere gebeurtenis zo moeilijk op geloof kon rekenen.
Als ik daar stond op die eerste Paasmorgen bij het lege graf
zou ik het er niet beter vanaf brengen.
Het zou mij net zoveel moeite kosten om te geloven dat Jezus werkelijk was opgewekt,
werkelijk als levende was teruggekeerd uit de dood.


Tijdens de voorbereiding van deze Paaspreek heb ik me afgevraagd
hoe dat voor de Heere moet zijn geweest
dat Zijn opstanding uit de dood zo moeilijk te geloven is.
Dat de vrouwen en leerlingen het moeten hebben van een ontmoeting met Hemzelf
voor ze kunnen aannemen dat het waar is wat hen verteld wordt
als ze in het graf binnenkomen en zien dat het graf leeg is.

Zoals Markus de gebeurtenissen van de eerste Paasdag beschrijft,
zijn er wel signalen geweest dat de vrouwen op iets bijzonders hadden kunnen rekenen,
maar hebben ze die signalen niet opgemerkt,
of konden ze niet geloven dat het waar zou zijn.

Ze hebben sabbat gevierd.
Wel een sabbat waar een rouwsluier overheen hing,
omdat ze die dag ervoor gezien hebben hoe een dode Jezus van het kruis werd gehaald
En in een graf werd gelegd.
We zouden er zo overheen lezen, omdat voor ons de zondag de dag is
Waarop het bijzondere gebeuren van de opstanding plaatsvond.
De reden dat wij als kerk op zondag bij elkaar komen:
Elke zondag is een herinnering aan de opstanding van Christus.
Het was een sabbat,
waarvan je de indruk krijgt dat de vrouwen zouden willen dat die snel voorbij is,
zodat ze nog iets kunnen doen voor het het lichaam van de overledene.
En toch is het goed om daar niet te snel overheen te stappen,
want het is het eerste signaal dat God aan de vrouwen en de leerlingen geeft.
De sabbat is een dag van rust, omdat God op de zevende dag ook rustte.
De dag was voor het Joodse volk echter niet alleen maar bedoeld om niets te doen,
maar een dag die er voor was bestemd
om het geloof dat God deze wereld leidt en bestuurt te voeden en te versterken,
een dag om in de rust die je hebt te zien hoe God aan het werk is in deze dagen.
Met zo’n dag ervoor, waarbij hun Heer aan het kruis had gehangen en gestorven was
en van het kruis gehaald, in doeken gewikkeld en in een graf gelegd was,
hadden ze vast geen aandacht gehad voor waar God mee bezig was,
omdat ze verslagen waren door de onverwachte dood van hun Heer
en als ze al met elkaar praatten,
Was dat om grip te krijgen op wat er in die afgelopen dagen was gebeurd
of om voorzichtig aan met elkaar te bespreken wat Zijn betekenis was geweest
en wat ze nu moesten missen nu hun Heer er niet meer is.
Wat ze nog konden doen, was het lichaam dat achterbleven was, verzorgen,
zodat het niet zo snel de geur van de dood bij zich had.
Dat was het enige dat ze konden bedenken en zodra de sabbat voorbij is
halen ze benodigdheden in huis om naar het graf te gaan.
Het begin van een nieuwe tijd: zonder Jezus.
Hoe zal het met hen gaan, nu ze zonder hun Heer verder moeten.
Ze zijn Hem in de afgelopen tijd nagevolgd,
hebben hun eigen leven helemaal in Zijn dienst gesteld. En nu?

Op die manier missen ze het tweede signaal dat God geeft.
Misschien ook omdat dit signaal zo gewoon en alledaags is:
De zon komt op en begint over hen te schijnen.
Het lijkt zo gewoon, want het gebeurt elke morgen, dat de zon het duister verdrijft,
maar elke morgen als de zon opkomt is het een klein stukje Pasen,
Een teken van Godswege dat de duisternis niet het laatste woord heeft.
Het is deze morgen niet zomaar een gewone, alledaagse zon
die hen met haar stralen in de ogen prikt,
maar het is een zonsopkomst die reeds werd aangekondigd door Maleachi:

Maar voor u die Mijn Naam vreest,
zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn;
en u zult naar buiten gaan en dartelen
als kalveren uit de stal.

Het is elk voorjaar weer een mooi gezicht als de koeien de stal uit mogen, de wei in.
De koeien springen en dansen.
Zo zullen deze vrouwen naar buiten gaan en dartelen, van vreugde dansen
Dansen wil mijn hart en springen, Heer, voor U, juichen, nu alle engelen zingen.


maar deze vrouwen, te verblind door hun verdriet, zien dit signaal niet.
Zingen kunnen ze nog niet en ze dansen nog niet rond als die kalveren.
Ze denken vooral hoe ze bij het graf aan zullen komen
en dat ze daar niet naar binnen kunnen gaan, omdat die steen ervoor ligt
En ze vragen het aan elkaar:
Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?
Een vreemde vraag,
want Jozef van Arimathea had in zijn eentje die steen voor het graf gerold.
Waren zij dan met z’n drieën dan niet in staat om die steen weg te rollen?
Was het soms een vraag wie de bevoegdheid had om dat graf te openen?
Of was het een volgend signaal dat er iets bijzonders stond te gebeuren.
Want is er wel een mens in staat om een graf te openen,
om een steen weg te rollen, zodat het graf toegankelijk is?
Raken ze hier niet aan de machteloosheid van ons mensen
om degenen te bereiken die overleden zijn?
En is dat niet de moeite die er kan zijn met de opstanding?
Als jong predikant moest ik een keer een begrafenis leiden
van iemand die wel lid was van onze gemeente maar nooit in de diensten kwam
en degenen die achterbleven hadden geen band met de kerk.
De man werd begraven op een oud kerkhof waar al lang niet meer begraven was.
Ik stond daar als net beginnend predikant
tussen allemaal mensen voor wie de opstanding niets meer zei.
Dood was dood, ja misschien was er nog een keer ergens een weerzien,
maar wat er hierna was, dat wist je niet.
Ik was toen blij dat ik al een vaste formule had om uit te spreken bij het graf:
Wij zaaien het lichaam in de aarde en vertrouwen het in de handen van de levende God
in de verwachting van de opstanding op de Jongste Dag
.
Anders had ik die woorden niet kunnen uitspreken,
want als je daar staat als enige die nog geloofd in de opstanding,
terwijl je daar op een kerkhof staat tussen allemaal mensen die dat niet meer geloven.
Ik kan die vrouwen die al die signalen missen daarom goed begrijpen.
Want de opstanding van Christus en dat wij door Hem zullen opstaan
is niet iets dat wij zelf hebben bedacht,
maar omdat God gehandeld heeft
en dat geloof kan er alleen maar komen als ons ongeloof doorbroken wordt.
Zoals dat ook bij de vrouwen moet gebeuren.
Want het antwoord op hun vraag laat niet lang op zich wachten.
Ze hoeven alleen maar op te kijken en dan zien ze: de steen is weggerold.
De steen is weggerold – wie dat gedaan heeft wordt niet gemeld,
maar dat kan er maar Eén zijn
en dan niet Jozef van Arimethea die de steen op die vrijdagavond voor het graf rolde.
Dit is het vierde signaal dat God afgeeft.
Een grote steen die de weg verspert voor de levenden,
maar die ook de dode in het graf houdt – die grote steen is weggerold.
Waren de eerste signalen nog alledaags, dit is een bijzonder signaal.
Want wie zou er zo vroeg in de morgen bij het graf zijn geweest?
Het graf is open, de weg is vrij om binnen te gaan.
Zo komen de vrouwen het graf binnen.

Daar in het graf is voor hen het laatste signaal voor ze de Opgestane zelf ontmoeten.
Als dit laatste teken hen niet helpt om te geloven, wat helpt dan?
Zo zijn wij allemaal gaan geloven in de opgestane Heer.
Niet omdat wij Hem hebben gezien, maar omdat er over Hem is verteld.
Er is verteld dat Hij in het graf is gelegd en verteld dat Hij is opgestaan.
Daar hebben wij ons geloof in Hem aan te danken, door die verhalen.
Zal die manier ook bij de vrouwen helpen?
Zou dat hen ook geloof geven dat Jezus is opgestaan?

Daar zit een jongeman in het graf. In het wit gekleed.
Wie die jongeman in het graf is, vraagt wel wat uitleg.
Hij was erbij, deze jongeman, toen Jezus werd gearresteerd in de hof.
De andere discipelen waren op de vlucht geslagen, toen Jezus werd gearresteerd.
Ze lieten Hem allemaal in de steek en gingen bij Hem weg.
Slechts deze ene jongen wilde bij Jezus blijven, kon de band met Jezus niet opgeven.
Alleen, toen hij ook werd beetgepakt, zag hij het toch niet zitten om bij Jezus te blijven.
Hij wrikte zich los, ontworstelde zich aan het kledingstuk dat hij aan had
en vluchtte weg – zonder kleren, naakt.
Wie is die jongen die tot het einde bij Jezus wilde blijven, maar toch wegvluchtte
en nu hier in het graf zit om te vertellen
dat ze Jezus hier niet moeten zoeken, omdat Hij is opgestaan uit de dood.
Het is een jongeman die met raadsels is omgeven.
In andere evangeliën wordt hij ook niet genoemd.
Het is een raadselachtig gebeuren.
Wat ik ervan begrijp, gaat het Markus om het laten zien
Wat er met de discipelen is gebeurd.
Al wilden ze tot het einde toe bij Jezus blijven – het kon niet.
Toen ze bij Jezus weg gingen, waren ze naakt.
Ze hadden niets meer om zich achter te verschuilen.
Ze konden zich alleen maar verbergen.
Zo is een leerling van Jezus als hij zijn of haar Heer kwijt raakt.
Je kunt je alleen maar vol schaamte verbergen dat dit je overkwam,
dat je niet tot het einde toe mee kon gaan op de weg achter Jezus aan.
En nu zit diezelfde jongeman in het graf.
Hij hoeft zich niet meer te verbergen, want hij is niet meer naakt.
Hij heeft niet meer dat oude kleed aan, maar een witte mantel.
Paulus zou zeggen: Hij heeft de oude mens afgelegd en Christus aangedaan.
Want dat is er wat Markus ons wil laten zien:
Elke discipel die het niet volhoudt op de weg van de navolging, die opgeeft, die vlucht,
mag daar bij het graf van Jezus de oude mens afleggen en een nieuw mens worden,
Christus aandoen.
Vorige week kreeg ik de vraag van een journalist wat Pasen betekent in een maatschappij
Waarin steeds minder weten wat Pasen betekent.
Die journalist gaf aan dat 40% van de mensen
nog nooit met de boodschap van Pasen in aanraking was geweest.
Hij vroeg wat Pasen dan kon betekenen.
Al pratende kwamen we erop uit dat je door wat er met Pasen is gebeurd,
Jezus die eerst gestorven was en als Levende uit het graf kwam
een nieuw mens mag worden.
Dat is wat hier in het graf is gebeurd.
Die jongeman die niet bij Jezus nog blijven en het opgaf
en tot zijn schaamte moest bekennen dat hij niets meer heeft,
krijgt een nieuw kleed, mooier dan die eerste.

Ik las gisteren hoe iemand dat nieuw gemaakt worden door Christus uitlegde
met een Japanse techniek: kintsugi.
Met deze techniek worden de scherven van een bord of een vaas weer aan elkaar gemaakt
met een speciale lak, waar goudstof in zit.
Het resultaat is dat wat gemaakt is, mooier is dan het origineel.
Het wordt niet gewoon hersteld, maar het krijgt een extra glans, een extra schoonheid.
dat is wat er met ons gebeurt door de opstanding van Christus.
De brokstukken van ons, die er door de zonde zijn,
De scherven die er zijn omdat er iets kapot gegaan is, omdat we Jezus niet navolgen,
iets dat gebroken raakte, omdat we niet konden geloven,
wordt hersteld, maar krijgt een extra schoonheid, een extra glans: de glans.
Ooit verscheen er een boek over het werk van Christus met als titel:
Het herstel van de glans van de wereld.
De glans wordt hersteld, of misschien nog wel mooier gemaakt.
Dat is wat er gebeurt door de opstanding van Christus.
Deze jongeman van wie de brokstukken en de scherven zijn gelijmd
en van een extra schoonheid zijn voorzien, mag getuigen van wat er met hem gebeurd is:
Jezus is net zo nieuw geworden als ik ben.
Dat ik nieuw geworden ben, komt door Hem, doordat Hij werd opgewekt.
Het zijn niet mijn eigen kleren, maar ik ben bekleed met Christus.
Als je Hem zoekt omdat Hij gekruisigd is, moet je hier niet zijn.
Je kunt wel kijken waar Hij gelegen heeft, maar die plek is leeg.
Weet je hoe je Jezus vindt?
Door Jezus weer na te volgen. Dan zul je Hem vanzelf ontmoeten op je weg.
Dan zal Hij zich laten zien.
Zeg dit tegen de leerlingen
en zeg het speciaal tegen Petrus die zijn Heer verloochend heeft.
Zeg dat ook zij weer nieuw kunnen worden en dat zij met dat vernieuwde geloof
Jezus kunnen volgen.
Niet alleen maar Jezus de gekruisigde, maar ook de opgestane.

Geloven de vrouwen?
Het lijkt er niet op: Ze schrikken. Ze vluchten.
Maar zoals alles een signaal is, is ook dit een signaal. Van God.
Want is het ongeloof? De vlucht van het graf vandaan lijkt er wel op.
Maar had die jongeman, die zelf in zijn bestaan en geloof vernieuwd was,
niet gezegd dat ze hier niet moesten zijn? Is het geen gehoorzaamheid?
Geen begin van opnieuw Jezus navolgen?
Dat zwijgen, die schrik laat ook nog iets anders zien.
Ze hebben iets van God gezien daar in het graf.
Want steeds als er in de Bijbel wordt verteld van de ontmoeting met God
worden deze tekenen, deze signalen verteld: vrees, angst, zwijgen.
Daar in het graf hebben ze iets van God gezien.
Ze hadden er niet op gerekend, want ze hadden alle signalen niet opgemerkt.
Nu kunnen ze er niet omheen.
Hier in het graf is God aan het werk geweest.
Zoals die jongeman tegen hen zei: Hij is opgewekt.
Hier heeft de Vader bij het graf van Zijn Zoon gestaan:
Mijn Zoon, het is nu voorbij, sta op, je taak zit er op. Alles is vervuld.

Daarom kon die jongeman daar in het graf zitten, met de kleren van Christus aan,
als voorbode wat er van hen en van ons kan worden:

Wie zoekt gij toch, Hij is hier niet
Nu is het daglicht aangebroken,
vreugde in plaats van uw verdriet.
God dank, de dood is overwonnen,
het leven krijgt voorgoed ruim baan,
De toekomst is in Hem begonnen,
waarlijk, de Heer is opgestaan!

Amen