Preek zondag 31 oktober 2021

 Preek zondag 31 oktober 2021
Schriftlezing: Jeremia 32:1-27
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

We lazen een verhaal over Jeremia, die de akker koopt. Een zakelijke transactie.
Misschien denkt u wel bij uzelf: Had een ander gedeelte gekozen,
want er hangen nieuwe coronamaatregelen in de lucht
en ik merk dat de moed mij in de schoenen zinkt.
Het lijkt wel alsof we er nooit meer afkomen.
Ik heb nu een boodschap nodig die mij erboven uittilt, die mij moed geeft voor deze tijd.
Je kunt ook behoefte hebben aan een duidelijke visie op deze tijd:
Wat moeten we nu van deze tijd verwachten? Waar gaat het heen?
Hoe moet ik mij opstellen in deze tijd van onzekerheid?
Dan lezen we over een onbekende episode uit het leven van Jeremia.
Ik heb nu wat anders nodig, dat mij verder helpt in deze tijd.
Dat ik weet als gelovige wat God met deze tijd wil.

Het kan ook zijn dat het coronanieuws en de maatregelen helemaal langs u heen gaan,
omdat u de handen vol hebt aan uw eigen zorgen.
Anderen weten dat wellicht niet
en je probeert aan anderen ook maar niet te laten merken dat je heel wat zorgen hebt,
zoveel zorgen dat je het nauwelijks nog volhoudt.
Er hoeft maar iets te gebeuren, of je gaat onderuit.
Het gaat nog net, maar er ligt wel veel op je bordje.
Je zoon die in scheiding ligt, zorgen bij je dochter.
Je zit hier wel in de kerk, maar het gaat allemaal langs je heen, omdat je te vol zit,
al die zorgen die in je hart zitten en je gedachten worden er steeds door in beslag genomen.
Je hoort wel de woorden, maar er dringt niet echt iets tot je door.
Je gaat de kerk weer uit zoals je er ingekomen bent.

Donkere wolken die zich in de verte aandienen en aankondigen dat er storm op komst is.
Dat kan de situatie zijn, waarin jij je nu bevindt.
Je zet je schrap voor wat komen gaat, want je weet niet hoe je hier doorheen komt.
Als dat zo is, dan heb je een overeenkomst met Jeremia en de mensen van zijn tijd.
Zij zetten zich ook schap voor wat er komen gaat.
Het ziet er heel somber uit.
Ze bereiden zich voor op het ergste dat komen gaat:
Ze halen zoveel mogelijk eten in huis. Ze zorgen dat ze wapens genoeg hebben.
Ze nemen een kijkje bij de stadsmuur om te kijken of de muren wel op orde zijn.
Of de muren sterk genoeg zijn om de vijand buiten te houden,
om te kijken of er genoeg soldaten op de muren zijn, zodat ze zich veilig kunnen weten.
Het is het tiende jaar van koning Zedekia.
Dan gaat er misschien niet direct een lampje branden.
Wat maakt dit jaar zo bijzonder? En dat 18e jaar van koning Nebukadnezar?
(Of Nebukadrezar, zoals hij hier in Jeremia wordt genoemd)
Het tiende regeringsjaar van Zedekia is zijn laatste regeringsjaar.
Die donkere wolken pakken samen boven Jeruzalem:
De stad is al voor een groot deel omsingeld. Je kunt er nauwelijks nog in.
De stad zou worden aangevallen, of zal worden uitgehongerd.
Zijn regering eindigt ermee dat de situatie in de stad hopeloos is, geen redden meer aan
en dat hij besluit om met zijn familie de stad uit te vluchten
om de stad achter te laten in de handen van de Babyloniërs.
Jeremia had het al aangekondigd dat dit zou gaan gebeuren,
dat Zedekia oog in oog met koning Nebukadnezar zou staan.
Niet als gelijke, niet om te onderhandelen, maar als overwonnene.
Nebuakdnezar zal op hem neerkijken en bedenken wat hij met Zedekia zal gaan doen.
Dat was de boodschap die Jeremia voor Zedekia had.
Dat is natuurlijk geen fijne boodschap als de stad bijna geheel omsingeld is
door de soldaten van de tegenstander
waarbij je je op moet maken voor een beleg waarin je uitgehongerd wordt
en de stad aangevallen gaat worden.
Het kan de stemming in de stad om doen slaan als er iemand in de stad rondloopt
die namens God vertelt dat de stad het niet gaat houden en de koning opgepakt wordt.
Als de inwoners van de stad dat gaan geloven,
gaan ze twijfelen over het nut van het verdedigen van de stad
en kan er een publieke opinie komen die zeggen dat de poorten geopend moeten worden
en dat het verzet opgegeven moet worden.
Zedekia kan dat niet gebruiken.
Hij kan er maar beter voor zorgen dat hij de profeet in zijn buurt heeft,
zodat hij Jeremia in de gaten kan houden, in het oog kan houden wat Jeremia zegt en doet.
Zodat Jeremia niet al te veel kwaad meer kan doen.
Wat kan Jeremia nog betekenen in die laatste paar maanden voordat de stad valt?
Wat kun je als profeet betekenen in een tijd van crisis en ondergang?
Wat kun je nu vandaag de dag betekenen – als gelovige, als ambtsdrager, als predikant?
Hoe kun je de mensen om je heen – gelovigen en ongelovigen – het beste dienen?
Wat kan onze bijdrage aan de maatschappij zijn in deze tijd?
In deze dagen, die voor Jeruzalem steeds donkerder worden
– nog maar een paar maanden zal het zijn voor de stad en de tempel verwoest zijn
en de bevolking die er nog overgebleven is zal worden weggevoerd naar Babel –
kan Jeremia nog maar weinig uitrichten, omdat hij opgesloten zit in het wachthuis.
Enige vrijheid heeft hij nog wel. Hij kan wel bezoek ontvangen.
Dan krijgt Jeremia van de Heere te horen dat hij bezoek zal krijgen van zijn neef.
Deze neef Hanameël (Chanamel) zal met een bijzonder verzoek komen.
Deze neef zal komen om te vragen of Jeremia een akker van hem wil overkopen.
Dan is de hele stad omsingeld door vijandelijke soldaten
en dan weet je dat het nog maar een paar maanden duurt
voordat het leger van die vijanden in de stad komen en vreselijk zullen huishouden
en je krijgt dan een opdracht van God om een akker over te kopen.
De akker ligt in de geboorteplaats van Jeremia: Anatoth.
Wat er in ieder geval zeker is van deze akker is dat er nu tenten opstaan
waarin de soldaten van de Babyloniërs verblijven tijdens het beleg van Jeruzalem.
De akker die aangeboden wordt, is omgeploegd door de wagens van de Babyloniërs.
Het koren dat er op stond is platgestampt door de soldaten en de paarden
die over de akker van deze Hanameël trokken.
Het is niet zomaar een vraag waar deze neef van Jeremia mee komt.
Jeremia moet als losser optreden.
Een losser is niet zomaar iemand. Een losser is de redder van de familie.
Als een familie in zwaar weer gekomen is, in financiële nood gekomen is,
en er bezittingen verkocht moeten worden, is de losser de aangewezen persoon,
om die bezittingen over te komen, zodat de bezittingen in de familie blijven.
Dat was belangrijk dat die bezittingen in de familie blijven:
Bij de intocht in het beloofde land was het land verdeeld over de stammen en de families.
Elke familie kreeg een stuk land toegewezen. Dat kregen ze als het ware van de Heere.
Dat stukje land dat elke familie had, was een teken dat de Heere dit land aan Israël gaf.
Zo’n akker maakte het verbond met God zichtbaar:
Ik wil jullie God zijn en jullie zijn Mijn volk en als jullie God geef ik Mijn land aan jullie.
Elke keer als ze over zo’n akker liepen, werden ze herinnerd aan de belofte van God:
Ik leen jullie deze grond. Het is Mijn land en jullie mogen dat hebben zolang je hier woont.
Een zichtbare herinnering ook aan de uittocht uit Egypte en de intocht in het land:
Dit is het land waar God ons gebracht heeft.


Wat zou jij doen?
Wat zou je doen als je een stuk grond aangeboden krijgt
en je weet dat die grond over enkele tijd lange tijd onder water zal staan
En je niet weet of die grond nog beschikbaar zal zijn.
Als je weet dat die grond door tanks zal worden opgeploegd,
er loopgraven in gegraven worden en je niet weet of jij al die gebeurtenissen zal overleven.
Jeremia weet niet of hij de slag om Jeruzalem zal overleven.
Het einde van Jeruzalem is bijna voorbij en de inwoners worden binnenkort weggevoerd
En op dat moment krijgt Jeremia de opdracht om dit land te kopen als losser.
Waarom eigenlijk? Waarom krijgt Jeremia op dit vreemde tijdstip deze opdracht?
Hij heeft niets aan dit stuk land en het is onzeker of hij dit alles overleeft
en ooit in de gelegenheid is om dat stuk land te kunnen bewerken.
Even over dat lossen dat Jeremia moet doen.
Een losser is iemand die zijn familie helpt in tijd van nood.
Wanneer een deel van de familie in armoede vervalt, moet die losser de bezittingen kopen
en na een aantal jaar weer terug geven aan de familie,
zodat die familie van wie het stuk land gekocht is
de mogelijkheid heeft uit de armoede op te klimmen.
Zoals de akker het verbond met God zichtbaar maakt,
maakt de losser zichtbaar dat God zich om Zijn volk bekommert.
De losser maakt zichtbaar dat God klaar staat om Zijn volk uit te redden en te bevrijden.
Op een van de moeilijkste momenten van Jeruzalems geschiedenis,
aan de vooravond van de val van de stad, de verwoesting van de tempel,
krijgt Jeremia de opdracht om een losser te worden,
om zichtbaar te maken dat God het volk uitredt en bevrijdt.
Zou Jeruzalem dan toch worden bevrijd en worden gespaard?
Tien jaar eerder was dat ook gebeurd.
Toen was wel een deel van de bevolking al weggevoerd naar Babel.
Toen koning Jojachin meegenomen werd en Zedekia tot koning werd gemaakt.
Toen ontsnapte Jeruzalem aan een verschrikkelijk lot en kon het opgelucht ademhalen.
Zou dat de redding zijn die Jeremia moet laten zien?
Jeremia is een profeet. En als profeet gaat Jeremia steeds tegen alle verwachtingen in.
Als iedereen denkt dat er geen gevaar te duchten is, waarschuwt Jeremia voor wat er komt.
Als koning Zedekia geruststellende woorden van God wil horen,
zegt Jeremia dat hij als de koning van Babel in de ogen zal kijken,
omdat hij gevangen genomen is door Nebukadnezar
en afhankelijk is van wat de koning van Babel over hem zal besluiten.
En nu als iedereen het somber inziet, als niemand meer een toekomst ziet,
Als iedereen bezorgt over de stadsmuur kijkt naar het leger dat daar ligt
En zich schrap zet voor alle gebeurtenissen die gaan komen,
al het geweld dat de stad zal treffen: het geweld tegen vrouwen, zoals verkrachting,
verminking, meegenomen worden naar een ver land om daar als slaaf te worden verkocht.
Geen toekomst meer hier in Jeruzalem. Geen toekomst meer voor Jeruzalem.
Juist dan moet Jeremia een stuk land kopen voor de tijd erna.
Na die donkere periode die over de stad en het land komt.
Alle getuigen zullen verbaasd hebben opgekeken van de transactie:
Verwacht Jeremia nog een toekomst voor dit land?
Verwacht Jeremia dat hij die toekomst nog zelf zal meemaken
Dat er gezaaid wordt op het land en dat hij het koren ervan kan gaan oogsten?
Wat is deze grond nog waard als je grond bezet is door Babyloniërs
en je verwacht dat die Babyloniërs niet meer zullen weggaan,
maar jijzelf wel naar een ver en vreemd land.
Als je het zult overleven. Dat is ook nog maar de vraag.
Jeremia doet het niet uit zichzelf.
Als hij het uit zichzelf had gedaan, had hij zijn neef vreemd aangekeken:
Wat kom je mij nu vragen? Wat denk je zelf?
Maar het is een opdracht van God, omdat de Heere iets wil duidelijk maken.
Met de koop van die akker van zijn neef moet Jeremia laten zien
Wat God van plan is met het volk, met Zijn eigen volk waar Hij het verbond mee sloot.
Het gaat donker worden, het volk zal door een heel diep dal gaan.
Maar daarna is er een toekomst, een nieuwe toekomst die de Heere geeft.
Als je denkt dat er geen toekomst meer is, als je denkt dat alle hoop vervlogen is,
dat je helemaal niets meer hebt om naar uit te kijken,
je in de hel op aarde zult gaan belanden – dan is God er nog.
Er is nog een bijzonderheid aan Jeremia. Hij was ongetrouwd.
Ook dat was een opdracht van God voor hem.
Jeremia zal dus geen kinderen hebben.
Als Jeremia dit niet overleeft, zal hij geen nakomelingen hebben,
die deze akker zullen erven, waardoor de akker in bezit van de familie blijft.
Als Jeremia geen kinderen heeft, van wie zal de akker dan zijn, straks,
in de nieuwe toekomst, de nieuwe toekomst die God gaat geven?
Jeremia als losser doet hier denken aan een tekst van een eerdere profeet: Jesaja.
Jesaja vertelt hoe God allerlei bomen omkapt, tot de hoogste bomen toe.
Het is een beeld voor het oordeel dat over het land en het volk komt.
Als er heel wat omgekapte bomen zijn, is er een stronk, waar een sprietje uit opkomt:
De stam van Isaï is omgehakt, maar uit de stronk die er nog staat, begint wat te groeien.
Dat kleine sprietje is het teken van de nieuwe tijd voor Israël.
Als God met Zijn oordeel komt, is het niet helemaal gedaan.
Na dat oordeel geeft God een nieuwe toekomst, laat Hij het volk weer groeien.
Ook hier moet Jeremia die boodschap van God laten zien.
Je denkt dat het voorbij is het het volk Israël, dat het einde van Jeruzalem nadert.
Het is niet zomaar een einde, maar het is het oordeel van God.
Dat heeft Jeremia heel wat keren moeten vertellen.
Maar als dat oordeel van God komt, is dat niet het totale einde.
Dan komt er een nieuwe tijd.
Een tijd waarop een akker weer omgeploegd kan worden.
Er staat geen soldatentent meer op,
de akker wordt niet meer platgetrapt door het dreunende marcheren van de soldaten.
Er zal een boer over de akker lopen, geen vreemde,
maar iemand van de familie van Jeremia,
Want de familie krijgt dit land weer terug in bezit,
omdat God als losser is opgetreden voor het volk en het volk is vrijgekocht.
Dit hoofdstuk volgt op hoofdstuk 30-31, twee hoofdstukken die vol staan met de troost,
en daarom ook wel samen Het Troostboek van Jeremia worden genoemd.
Nog voordat de duisternis over het land komt, alle bomen worden gekapt,
het oordeel daadwerkelijk wordt voltrokken, mag Jeremia laten zien
dat God verder gaat met dit volk op dit stuk land.
Het zal weer terugkomen en hier wonen, in vrede en veiligheid,
weer volk van God zijn en God weer dienen en Zijn zegeningen mogen ervaren.
Het boek Jeremia begint ermee, dat hij veel moet afbreken en daarna ook mag opbouwen.
Hier mag Jeremia alvast wat opbouwen, alvast wat laten groeien,
om de hoop levend te houden, te laten zien dat God niet prijsgeeft wat Zijn hand begon.
Als christenen zien we dat God vaker zo een nieuwe toekomst aanbiedt,
laat beginnen nog voordat wij het zien.
Op Golgotha werd het donker en moest Jezus door een diep dal:
Neergedaald tot in de hel en daarna weer opgestaan om ons een nieuw leven te geven.
Een toekomst vol van hoop.

In de nacht van strijd en zorgen 
kijken wij naar U omhoog,
biddend om een nieuwe morgen, 
om een toekomst vol van hoop. 

Ook al zijn er duizend vragen,
al begrijpen wij U niet,               
– ook Jeremia begreep niet altijd waarom hij iets moest doen.
Jeremia vraagt het ook aan God in een gebed.
U blijft ons met liefde dragen, 
U die alles overziet.   

U geeft een toekomst vol van hoop; 
Niemand anders, U alleen, 
leidt ons door dit leven heen.
Amen

Preek zondag 24 oktober 2021

Preek zondag 24 oktober 2021
Zendingszondag
Schriftlezing: Handelingen 10:17-48

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Over de Romeinse hoofdman Cornelius hadden we nooit gehoord
als God niet in zijn leven was gekomen
en als zijn verhaal niet in de Bijbel opgenomen.
Was dat niet gebeurd, dan was hij een van de vele Romeinse commandanten
waarover we niets zouden weten.
Nu is zijn naam bewaard gebleven.
Hij draagt de naam van een belangrijk geslacht uit Rome.
Mogelijk is hij een vrijgelaten slaaf, die na zijn meester gediend te hebben,
zichzelf kon vrijkopen.
Nadat hij zichzelf had kunnen vrijkopen, is hij het leger in gegaan.
Waarom hij dat deed, vertelt Lukas ons niet.
Het kan zijn dat dit voor hem een mogelijkheid was om vooruit te komen,
om als voormalig slaag toch wat op te klimmen in de Romeinse samenleving.
Het kan zijn dat hij meende, daar in Rome, dat zijn land werd bedreigd
En dat hij zich persoonlijk moest inzetten om zijn land te helpen, te dienen.
Hij blijkt in ieder geval een goed soldaat te zijn.
Hij klimt namelijk op tot de hoogste rang die er voor een vrijgelatene mogelijk is:
Centurion – hoofdman over 100. Een bijzondere prestatie.
Dan komt er iets in zijn leven dat zijn leven voorgoed verandert.
Hij moet naar een uithoek van het Romeinse rijk.
Een land dat bijna op de grens ligt, waar het geregeld onrustig kan zijn.
Het land waar de Joden vandaan komen.
Misschien was dat wel het enige dat Cornelius over dat land wist.
Een missie naar zo’n ver en vreemd land kan je leven behoorlijk veranderen.
Dat weet elke soldaat die op missie wordt gestuurd in een ver land.
Je maakt intensief kennis met een nieuwe cultuur, met mensen die anders zijn.
Op een andere manier leven en denken, mensen die je niet zomaar even begrijpt.
Dat hebben ze bij zijn afscheid zijn vrienden misschien ook wel gezegd:
‘We hopen dat je niet teveel verandert. Dat je dezelfde Cornelius blijft.’
Wat heeft de Heere nodig om Cornelius in aanraking te brengen met het evangelie?
Voor Cornelius een bevel om af te reizen naar een land dat hij niet kende.
Terwijl Cornelius over de Middellandse Zee naar zijn bestemming reist,
loopt er een man rond die later zijn redder zal worden.
Terwijl hij in Caesarea zijn taken op zich neemt, staat er in Jeruzalem een kruis
waar andere Romeinse soldaten een man naar toe begeleiden,
Die de Zoon van God blijkt te zijn.
Cornelius is zich daarvan nog niet bewust als hij vanuit Rome de zee oversteekt
en in Caesarea aankomt.
Hij komt er in aanraking met een geloof waar hij maar iets van af wist, van horen zeggen.
Het geloof in maar één God – heel anders dan die vele goden waar hij mee opgegroeid is.
Hij raakt steeds meer geïnteresseerd in de God van Israël
en gaat zich er steeds meer in verdiepen.
Hoe meer hij er mee bezig is, hoe meer hij onder de indruk komt.
Deze God zou hij wel willen dienen. Hier zou hij wel bij willen horen.
Hij houdt het ook niet voor zichzelf.
Zijn hele huishouden en zijn ondergeschikten laat hij merken
dat hij bezig is om het geloof in deze ene God, de God van Israël te onderzoeken.
Hij merkt dat hij steeds meer de neiging heeft om te bidden tot deze God
En gaat het ook doen. Hij gaat op de knieën voor deze God.
‘God van Abraham, Izak en Jakob, laat mij ook bij Uw volk horen.
Ik wil U dienen, al ben ik opgegroeid op een plaats waar Uw naam niet genoemd werd.
Al heb ik in mijn kindertijd niet over U gehoord. Ik heb U mogen ontdekken.
Kan ik bij U horen?’
Het blijft niet bij bidden alleen. Corneluis begrijpt dat als hij deze God wil dienen,
hij ook naar anderen moet omzien.
Een deel van zijn salaris gebruikt hij om aan de armen te geven.
Deze Cornelius wordt in zijn hart steeds meer een dienaar van deze God
En ook in zijn daden is te merken dat hij bij deze God wil horen.
Er is wel een maar: Hij kan niet zomaar bij deze God horen. Hij is heiden.
Hoe graag hij het ook zou willen, er is voor hem een belemmering om toe te treden.
Hoe vaak hij ook bidt, hoe veel hij ook aan de armen geeft om God te dienen,
hij kan niet zomaar toetreden tot het volk dat God heeft uitverkoren om Zijn volk te zijn.
Mag deze Cornelius toetreden tot het volk van God?
Deze vraag komt te liggen op het bordje van de allereerste kerk.
Dat is ook zending: Dat je in aanraking komt met iemand die christen wil worden,
waarbij je je afvraagt: kan dat wel?
Past deze man of vrouw bij de kerk?
Als we deze man toelaten, komt dan de heiligheid van de kerk niet in het geding?
Deze vrouw meldt zich om christen te worden, maar hoe serieus is haar vraag?
Is het haar manier om iets gedaan te krijgen?
Ik hoorde ooit van een koptisch christen dat in Egypte vrouwen soms christen willen worden
omdat ze als christen wel van hun mannen kunnen scheiden en als moslima niet.
Cornelius wil graag kunnen toetreden om helemaal mee te kunnen doen.
Hij bidt daar geregeld voor. Maar Petrus gaat pas om als hij Cornelius zelf hoort
en de gemeente waaraan Paulus verbonden is heeft eerst grote aarzelingen
en moet eerst op andere ideeën gebracht worden, voor zij hun deuren openen
voor mensen als Cornelius.
De bekeerder bekeerd – las ik in een van de commentaren.
Petrus, die op pad gaat om mensen te bekeren,
heeft het zelf nodig om veranderd te worden.
Hij maakt geen haast om het evangelie naar andere delen van de wereld te brengen
en ook de andere apostelen blijven in de buurt van Jeruzalem en verlaten Israël nauwelijks.
Dan is God er nog.
Het verhaal van Cornelius is allereerst het verhaal van God, die grenzen doorbreekt,
zelfs de grenzen die Hij zelf heeft aangegeven.
God laat zich zowel aan Petrus als aan Cornelius van zich horen.
Zonder dat ze zich van elkaar bewust zijn is God bezig om deze twee samen te brengen.
Hij laat aan Cornelius weten dat hij boden naar Petrus moet sturen om hem te halen.
En aan Petrus laat hij weten dat de gezanten die komen
niet alleen maar door Cornelius zijn gestuurd, maar ook door God zijn gestuurd.
Als Petrus die droom niet had gehad, had hij dan die gezanten weer teruggestuurd
met de woorden: ‘Sorry, maar als Jood kan ik niet met jullie meegaan.
Jullie kunnen toch niet verwachten dat ik een huis van een heiden binnen zal gaan?
Dan kom ik op een plek waar God niet gediend wordt
en dan word ik daarmee besmet en kan ik ook God een tijd niet meer dienen
en moet ik weer wachten tot ik rein genoeg ben om tot God te naderen.’
God maakt keuzes, dat was wat hij geleerd had.
Je hoorde niet zomaar bij het volk van God.
Je hoort besneden te zijn. Je hoorde geen afgoden te dienen.
Je hoorde te leven volgens de geboden die de Heere aan Mozes had gegeven.
Als je dan met iemand in aanraking kwam die niet op die manier leefde,
dan hoorde je afstand te houden.
Het zijn niet de keuzes van mensen, maar het is de keuze die God gemaakt had.
Eén volk dat is uitgekozen om Zijn weg te gaan.
Grenzen die er aangegeven zijn om het volk van God heilig te houden,
Te bewaren bij de weg die de Heere voorschreef.
Maar nu is Petrus in verwarring. Er meldt zich iemand die deze grens over wil
en bij God wil horen en God zelf zegt tegen hem: Petrus, ga mee.
Petrus, ik wil dat je een getuige van Mij bent.
Dat je van Mij spreekt en van Mijn liefde.
Dat door jou heen Mijn levend water heen vloeit als een heldere stroom,
zodat Cornelius daarvan kan drinken.
Petrus, ga, want Ik wil je laten zien dat de Geest over allen komt.

-2-

Het moet een bijzondere ervaring geweest zijn voor Petrus
om in het huis van Cornelius te komen en daar te merken
dat er op hem gewacht wordt omdat hij door God is gestuurd.
Hij wordt ontvangen als een bode van God.
Niet alleen Cornelius is aanwezig, maar bij Cornelius is een hele groep.
Er is al een huisgemeente ontstaan voordat Petrus maar een stap heeft gezet.
Hier heeft God al een gemeente in het leven geroepen voordat er een apostel gekomen is.
Petrus hoeft alleen maar te komen om getuige te zijn van het werk van de Geest
En om Cornelius te bevestigen dat hij er goed aan gedaan heeft
om te bidden of ook hij tot het volk van God mag behoren.
Als je het zo bekijkt, is zending niet iets van ver weg,
maar dan kan er ook bij ons aan de kerkdeur iemand staan die zegt:
Ik heb van God een boodschap gekregen dat ik hier moet zijn
om meer over Hem te horen.
Ik wil gaan geloven en ik heb gebeden en God wees mij deze weg.
Of dat er bij je iemand aan de deur aanklopt en zegt:
Ik moet u vragen om met mij mee te gaan. God vraagt dat.
Want u kunt mij meer vertellen hoe wij Hem kunnen dienen.
Je gaat mee en tot je verbazing zie je dat er een hele huiskamer vol zit.
Iedereen die er is kijkt je vol verwachting aan, omdat jij komt vertellen
hoe zij bij God kunnen gaan horen.

Petrus moet wel verbaasd geweest zijn bij deze honger naar God.
Dit is al een gemeente die alleen nog maar wacht op het verlossende woord van hem.
Cornelius geeft het ook aan, dat hij en zijn familie en ondergeschikten als een gemeente zijn
Want hij zegt: We zijn hier in de tegenwoordigheid van God.
We zijn hier niet zomaar bij elkaar. En we wachten niet tot jij God komt brengen,
maar zoals we nu bij elkaar zijn, hebben we God al in ons midden,
zijn we al kerk, namelijk gemeenschap die om Christus is verzameld,
met de levende Heer in ons midden.
Wat Petrus alleen maar hoeft te doen is te bevestigen dat de Heere werkt.
Door hen te dopen en hen als gemeente te erkennen.
Hij erkent hen als broeders en zusters door bij hen binnen te komen,
hun gast te zijn, over de drempel heen te stappen,
een grens over te gaan die hij vanuit zijn opvoeding niet mocht overgaan.
Petrus zet zijn reinheid bewust op het spel, omdat hij weet: Dit vraagt de Heere van mij.
En vol verbazing zegt Petrus: Nu begrijp ik dat God geen onderscheid maakt,
dat hij Joden niet apart neemt en heidenen maar buiten laat staan.
Hij trekt zich het lot van iedereen aan.
Als je in Hem wilt geloven, laat Hij je niet buiten staan.
Dan toont Hij Zijn welbehagen.
Het zijn de woorden van de engel in de velden van Bethlehem:
Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen.
In mensen een welbehagen: of je Jood bent, of heiden – dat maakt niet meer uit.
God maakt geen onderscheid.
Hij zegt niet: de ene groep wil Ik wel hebben en de andere groep hoort er niet bij.
De een heeft pech met de verkeerde komaf en de ander is in het juiste nest geboren.
God maakt geen onderscheid.
Dat is altijd de drijfveer geweest voor zendelingen om erop uit te gaan
om mensen op te zoeken en hen te vertellen over deze Heer
die niemand wil buiten laten staan.
Ook voor jou, Cornelius, is Gods welbehagen.
En ook jouw gezin en jouw huis mag delen in Gods ontferming.
Ook voor jou en je gezin is Christus aan het kruis gestorven.
Vrede op aarde, Cornelius, deze vrede van Christus is ook voor jou en jouw gezin.
De vrede van God die alle verstand te boven gaat.
Voor een soldaat die er op uitgestuurd is om de Romeinse vrede te bewaken
heeft dat woord vrede een extra betekenis.
Het is geen vrede die afgedwongen wordt door een legermacht, of met wapens.
Maar een vrede met God, die komt doordat Jezus daar hing aan het kruis.
Hij bracht vrede toen Hij op aarde rondwandelde, door genezing te brengen,
door mensen te bevrijden uit de macht van de duivel.
Hij bracht vrede aan het kruis – vrede met God.
Toen Hij opstond uit de dood, liet Hij ons weten
dat alle mensen deze vreugde mogen ontvangen, ook jij, Cornelius!
Terwijl Petrus zo spreekt, wordt die vrede ook waar,
want er gebeurt iets waar Petrus nooit op had gerekend:
de Heilige Geest komt. Over iedereen.
Over Cornelius, over zijn gezin, over zijn ondergeschikten.
Daarna kon de doop niet uitblijven. Dit is Gods werk.
Als de Heilige Geest over hen komt, kan het niet anders
dan mogen zij ook het teken van Gods verbond ontvangen.
Zij horen erbij.
Dat woord van eeuwig leven – het is ook voor hen.
Ook zij mogen gedoopt worden in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Wat er bij Cornelius gebeurde, kan ver weg gebeuren.
In Malawi, waar komende week enkele gemeenteleden naar toe gaan
om te zien hoe enkele scholen daar worden geopend.
Dat kan in Uganda gebeuren, het werk van Miranda van den Berg.
Dat kan gebeuren in Kenia en Ethiopië, waar Stijntje Boeve lang werkte.
Dat kan gebeuren, waar Seth en Lisette werkzaam zijn.
Op Mercy Ships, het ziekenhuisschip, waar gemeenteleden hebben gewerkt.
Door te bidden en mee te leven, deze activiteiten te volgen, kunnen wij betrokken zijn.
Het kan ook dichtbij, waar de Heilige Geest ons zo maar iemand op ons pad brengt,
Waarvan we merken: hier moeten we wat mee. Dit is niet zomaar.
Dit brengt God op onze pad.
Een opdracht, voor wereldwijd en ook voor dichtbij, bij ons zelf.
Van Mijn rijk zult gij gewagen, zei Jezus. Gaat dan heen, gaat wereldwijd.
Kijk ook om je heen, in je eigen buurt. Houd de ogen open voor wat God op je pad brengt.
Amen

Een toekomst vol van hoop

Een toekomst vol van hoop

Mijn ziel wacht op de Heere, meer dan wachters op de morgen, wachters op de morgen. (Psalm 130:6)

In de nacht van strijd en zorgen: Ons leven kan vol strijd zijn. Strijd om als gelovige op de juiste weg te blijven. Strijd tegen de zonde en de duivel. Strijd tegen eenzaamheid, tegen somberheid. Er kunnen heel wat zorgen zijn: over jezelf, over dierbaren, over de kerk, over deze wereld.
Bij die strijd die er is, kun je het gevoel hebben dat je er alleen voorstaat. Dat er niemand is die je strijd begrijpt. Niemand die je voor je de strijd aangaat. De zorgen kunnen zo sterk zijn, dat je vergeet dat God er ook is. Hij is op een afstand. Je ervaart Hem niet meer zoals je vroeger Hem wel mocht ervaren. Hij is nu zo ver weg. De nacht is zo donker.
De Bijbel leert ons om omhoog te kijken: Ik sla mijn ogen omhoog, omdat ik weet dat de Heere er is. Van Hem verwacht ik mijn Hulp. Juist in die donkere nacht van strijd en zorgen gaat dat omhoog kijken niet vanzelf. Juist als we de Heere zo nodig hebben, kan ons gebed zo onder druk staan, vergeten dat we een uitzicht hebben. Daarom is het belangrijk om elkaar als gemeente te stimuleren: wij kijken naar omhoog. We bidden om een nieuwe morgen. We geloven een toekomst vol van hoop.
Als we omhoog kijken, zijn die vragen niet gelijk weg. Er kunnen heel wat vragen over blijven. Het kan een hele strijd zijn om ons over te geven aan de Heere. Er is veel dat we niet begrijpen. Dan is het moeilijk om te zien dat de Heere ons met liefde blijft dragen. Dat we bij Hem veilig zijn, geborgen zijn. Dat de Heere ook ons leven overziet.
In die strijd en bij die zorgen geeft de Heere ons een hulpmiddel: zingen. We kunnen zingen van die toekomst vol hoop, die de Heere geeft. Door te zingen herinneren we elkaar eraan: de Heere heeft het beloofd. We zeggen het tegen onszelf: Kijk nou omhoog! Verwacht het nu van de Heere! Hij heeft het immers beloofd. En weet je nog van die vorige keer: Hij leidde mij toen ook. Hij zal mij ook nu door het leven heen dragen.
Ben je vergeten dat Gods Zoon naar de aarde kwam? Ben je vergeten waarom Hij kwam? Om een leven met God terug te geven. Om te weten dat die strijd niet voor niets is. Dat die zorgen ons niet uit Gods hand kunnen rukken. Dat God met ons een toekomst voor ogen heeft, die Hij alleen kan geven: Hij wil ons gelukkig maken. En dat geluk is het leven met Hem. Geborgen in het leven hier op aarde. Geborgen als ons einde komt. Hij is zelf in de donkere nacht afgedaald. Zwarter dan onze zwartste nacht was de nacht waarin Hij afdaalde. Voor ons gebroken aan het kruis.
Daar in die allerdonkerste nacht die er was, in Gethsemané en op Golgotha, daar kwam het licht. Daar liet God Zijn macht zien: het einde van de nacht. Onze strijd zal eens voorbij zijn. We zullen mogen rusten van onze zorgen. Tot die tijd zingen we:      

U bent God, de Allerhoogste,
God van onbegrensde macht.
Wij geloven en wij hopen
op het einde van de nacht.


Preek zondag 10 oktober 2021

Preek zondag 10 oktober 2021
Bediening Heilige Doop
Schriftlezing: Mattheüs 22:1-14

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Kun je je voorstellen dat je een uitnodiging krijgt voor een bruiloft
En dat je daar niet naar toe gaat?
Dat kun je je toch niet voorstellen?
Als je zo’n uitnodiging krijgt, zet je die uitnodiging op een zichtbare plek in de kamer:
op de schouw, in de kast.
Je gaat nadenken over hoe de dag zal zijn, hoe de bruid en bruidegom eruit zullen zien
en welke kleren je zelf zult aantrekken tijdens die bruiloft.
Natuurlijk neem je zo’n uitnodiging aan.
Je kijkt er naar uit vanaf het moment dat je de uitnodiging krijgt
om samen met het bruidspaar deze dag te hebben.
Een bijzondere dag voor het bruidspaar en voor alle aanwezigen.
Een vreugdevolle dag voor het bruidspaar, de familie en de vrienden.

Nu vertelt de Heere Jezus een verhaal over een koning, die een bruiloft organiseert
waarbij niemand van de gasten komt opdagen.
Van tevoren zal er een uitnodiging geweest zijn:
Hoe deze datum vrij, want dan zal ik een groot feest geven, want mijn zoon gaat trouwen.
Ondertussen is de koning met de voorbereidingen gestart:
Muzikanten krijgen de opdracht om composities te schrijven en in te studeren.
Koks worden ingehuurd om de meest verfijnde menu’s te bedenken en uit te werken.
Het paleis wordt opnieuw aangekleed,
zodat op de dag van de bruiloft het paleis en de zalen er schitterend bijliggen.
Tijdens alle voorbereidingen, komen de koning en bedienden in een feestelijke stemming.
De bruiloft zal een bijzondere dag zijn, een onvergetelijke dag.

Onvergetelijk is de dag inderdaad.
Niet vanwege alle pracht en praal, niet vanwege de muziek die gespeeld is,
niet vanwege de meest verfijnde menu’s die werden opgediend,
maar omdat de zalen leegblijven.
Daar staat de koning te kijken naar een lege zaal,
De muzikanten wachten op het teken van de koning om in te kunnen zetten.
De koks staan bij de overvolle tafels om de vleesgerechten warm te houden,
de obers staan klaar om de glazen met drank te vullen.
De koning kijkt naar de overvolle tafels en de lege stoelen,
lege stoelen die maar niet gevuld willen worden, omdat er niemand wil komen.
Dit feest dreigt een fiasco te worden.
Nog eens stuurt de koning dienaren erop uit, anderen dan de vorige keer.
Wellicht hoger in rang, om nog meer urgentie te laten zien.
Maar de genodigden halen hun schouders op als deze dienaren komen.
De genodigden hebben werk te doen.
Hun akker, hun winkel, hun vergadering, hun afspraak
– het is belangrijker dan het feest van de koning.
Het gebeurt zelfs dat er dienaren van de koning worden doodgeslagen.
Het is duidelijk: het feest kan niet doorgaan.
Het lijkt wel of alle genodigden samen hebben afgesproken
om dit feest dat de koning heeft voorbereid te laten mislukken.
Met z’n allen zeggen ze: We laten je mooi zitten met al je lekkernijen,
Want we moeten je niet. Kan het ons wat schelen dat het mislukt.
Wat moet de koning doen om te voorkomen dat het feest op een blamage uitloopt?

Het is een verhaal dat de Heere Jezus vertelt.
Hij zegt daarbij: Dit verhaal laat iets zien van hoe er in het koninkrijk van God eraan toe gaat.
Wil je iets van het koninkrijk der hemelen begrijpen, dan helpt dit verhaal je erbij.
Dit verhaal gaat over God
Dit verhaal van Jezus gaat erover hoe God weer mensen terug wint voor Hem.
Hoe er steeds meer mensen zullen zijn, die zullen zeggen: God is mijn Koning.
Ik wil Hem dienen als mijn Heer. Ik heb geen andere Heer in mijn leven dan de Heere.
Vanmorgen worden er kinderen gedoopt.
Jullie als ouders en wij als gemeente zeggen:
Beste kinderen, God moet jullie Koning zijn en Hij wil ook jullie Koning zijn.
In het verhaal laat Jezus zien hoe wij bij deze Koning kunnen gaan horen.
Stel je nu voor dat je kind later zal vragen: Ik wil bij God horen, hoe weet ik of dat kan?
In het verhaal zegt: Omdat je een uitnodiging krijgt om naar het bruiloftsfeest te komen.
Die uitnodiging voor dat feest komt vanmorgen tot ons door middel van de doop.
De doop is een uitnodiging om te komen naar dit bruiloftsfeest.
De preek net als het bijbelgedeelte dat we lazen is een uitnodiging voor het bruiloftsfeest.
Wat doe je als die uitnodiging hebt ontvangen en God zegt: alles is gereed voor het feest.
Al het eten staat klaar, de muziek kan beginnen, alles is mooi aangekleed.
Ik wacht alleen nog maar totdat jij komt.
Je bent genodigd en dan nog wel voor dat grote feest, dat God wil geven:
De bruiloft van het Lam.
Je mag een onderdeel zijn van de grote vreugde, die God heeft.
Kun je voorstellen dat God al in de feestzaal rondloopt om te genieten van het feest
dat er straks zal zijn.
Dat feest geeft God vanwege Zijn Zoon.
Dat heeft een betekenis.
Het verhaal van Jezus gaat over de bruiloft van de Messias, van Jezus zelf.
Er wordt niet verteld wie de bruid is. We kunnen dat wel indenken: dat is de kerk.
En dan vertelt Jezus een verhaal over deze bruiloft.
De bruiloft laat het verbond zien dat God sluit met de gemeente, met u, met deze kinderen.

Het huwelijk tussen man en vrouw laat iets van dat verbond zien.
Een manier van geloofsopvoeding is dat je als ouders in je huwelijk aan elkaar laat zien
hoe je met elkaar omgaat, dat daarin iets weerspiegelt van het verbond van God.
Dat je als man en vrouw elkaar trouw bent, voor elkaar gaat.
Dat je elkaar helpt en steunt, elkaar beaamt en aanvult.
Zo laat je zien hoe God en mens in het verbond met elkaar omgaan.
Wat zou het mooi zijn als je zoon of dochter, op het moment dat hij of zij trouwt,
of op het moment dat hij of zij belijdenis gaat doen, zal zeggen:
‘Pa, ma, ik heb veel van jullie geleerd.
Aan hoe jullie met elkaar omgaan, elkaar trouw waren en beamen, elkaar liefhebben,
daaraan heb ik geleerd hoe God mij liefheeft en trouw is
en heb ik geleerd hoe ik die liefde en trouw van God kan beantwoorden, kan beamen.
Dan breng je de geloofsopvoeding in praktijk.
Niet alleen door erover te praten, maar ook door Gods liefde te laten zien
en het antwoord van ons als mensen op Gods liefde te laten zien.

Vanmorgen met de doop zeggen we: de kinderen zijn nu in dat verbond opgenomen.
Voor hen is er ook die uitnodiging om naar dat feest te komen.
Om straks als het tijd is, mee te doen met dat grote feest,
Te genieten van de liefde van de Zoon en de bruid,
te merken hoe de liefde van hen afstraalt, hoe ze elkaar gevonden hebben, 
bij elkaar gekomen zijn.
Op een bruiloft word je altijd meegenomen in de vreugde.
Je kunt als bruiloftsgast zelf ook genieten van de liefde die er is tussen bruidegom en bruid.
Je zou denken dat op de bruiloft van deze Zoon van de Koning
iedereen die genodigd is komt.
Juist omdat het om meer dan een gewone bruiloft gaat.
Het gaat om het verbond dat God heeft gesloten.
Maar nee, alle genodigden blijven weg. Niemand komt.
Daarmee zegt Jezus: Er is geen interesse voor mij.

We kunnen wel zeggen dat dit over de tijdgenoten van Christus ging,
Die Hem niet zagen staan, die gewoon verder leefden alsof er niets bijzonders gebeurde.
Ik denk dat dit verhaal ook in de Bijbel staat om ons tot nadenken te stemmen:
Wij zijn genodigd. Nemen wij die uitnodiging wel aan?
Ga jij naar de bruiloft? Bent u bereid om te gaan? Zal ik gaan?
Of laten we allemaal God zitten met een lege bruiloftszaal
op het moment dat Hij het feest voor Zijn Zoon wil beginnen?
Gaan we gewoon door met ons leventje door te zeggen:
Het komt mij nu niet uit. Ik heb geen tijd. Ik heb wel wat beters te doen. Ik moet aan de slag.
Er wachten nog zoveel taken op mij.
Ik heb geen tijd voor het feest van God, waarin Hij wil laten merken hoe blij Hij is
met het verbond dat Zijn Zoon met de kerk sloot.

Dat zullen jullie als doopouders niet zeggen.
Afgelopen maandag vertelden jullie allemaal de dankbaarheid die je hebt
nu je een gezond kind hebt ontvangen
en dat die dankbaarheid jullie ook dichter bij God gebracht heeft.
Er zijn zoveel manieren om die uitnodiging die God jullie geeft aan te nemen
en een van die manieren is om Hem heel dankbaar te zijn.
Dat je heel dankbaar mag zijn voor de geboorte van een gezond kind
Werden we allemaal ook bewust toen we de dankdienst voor Noa hadden.
Samen hebben we van de week afscheid genomen.
(…)

Je zult opkijken wie je daar allemaal bij het feest ziet.
Zijn wij er wel bij?
In het verhaal van de Heere Jezus zijn de oorspronkelijke genodigden er niet.
Ben ik daar wel bij? Ook ik kan verloren gaan.
En moet je zien wie er in het verhaal van de Heere Jezus allemaal wel komen.
Het zijn de mensen die buiten de stad wonen. Die er er niet helemaal bij horen.
Er zitten mensen bij met een verweerd gezicht,
omdat ze hun hele leven buiten in de zon op het land hebben moeten werken,
met de rug krom van de zware arbeid die ze hebben moeten leveren.
Mensen die onwennig rondlopen tussen al die luxe, pracht en praal,
omdat ze dat nooit gewend zijn. Ze kijken hun ogen uit.
Ze proeven van het eten, gaan zitten op een stoel
en met de ogen dicht genieten ze van de muziek die voor hen speelt.
Ze laten zich bedienen door de bedienden van de koning,
voor het eerst van hun leven wellicht dat zij bediend worden.
Het publiek ziet er nog verbazingwekkender uit.
Er loopt iemand tussen die in de stad is opgepakt voor winkeldiefstal.
Er zit iemand aan tafel die ooit gevangen gezeten heeft,
omdat hij een karavaan heeft overvallen en de koopwaar gestolen heeft.
En is dat iemand die zijn vrouw buiten de deur heeft gezet
omdat hij op haar was uitgekeken.
Een vrouw zit aan tafel waar al die lekkernijen op uitgesteld staan,
die erom bekend stond dat ze met haar roddels anderen in een kwaad daglicht stelde.
Een zoon die niet naar zijn ouders omkeek, wordt hier binnen gelaten.
Jezus zegt: Moet je kijken wie de bedienden van de koning allemaal meebrengen
om het feest van de koning te doen slagen. Goeden en kwaden.
Lekkere feestgangers zo bij elkaar.
Onze lieve Heer heeft vreemde kostgangers. Nou inderdaad.
Het lijkt wel een wanhoopsdaad van de knechten van de koning.
Dan maar iedereen naar het feest. Nu kijken we niet meer zo nauw.
Zelfs degenen die je er niet bij wil hebben, mogen komen.
Die verdacht zijn, waarvan je denkt: als je die uitnodigt ben je wel diep gezonken.
Jezus zegt over degenen voor wie het feest oorspronkelijk was bedoeld,
die als eersten zouden komen: Ze missen de waardigheid om te komen.
In de versie waarin Mattheüs deze gelijkenis doorgeeft – Lukas geeft een wat andere versie –
gaat het om de waardigheid die nodig is om tot het feest te mogen komen.
Bent u waardig genoeg om de uitnodiging te mogen ontvangen en te komen?
Voor de bedienden die de gasten moeten meekrijgen, telt maar één vorm van waardigheid.
Namelijk dat je bereid bent om mee te gaan naar het bruiloftsfeest.
Dat je wilt meedoen met de vreugde die deze koning heeft.
Dat je blij bent voor de zoon dat hij gaat trouwen, dat je in deze vreugde wilt delen.
Dat je er getuige van wilt zijn en daar zelf ook de vreugde aan wilt beleven.

De mensen die dit verhaal van de Heere Jezus hebben gehoord,
moeten wel verbijsterd zijn geweest. Dat kan niet anders.
Dat God de armen wil uitnodigen – dat kunnen ze nog wel begrijpen.
Maar degenen die niet willen deugen, die Gods geboden steeds hebben genegeerd,
Die er maar op los leefden, die alles hebben gedaan wat God verboden heeft?
Dat is toch nog een veel grotere schande dan dat die zaal leeg blijft?
Als je zaal leeg blijft, verlaag je je als koning toch niet
om diegenen die hun leven vergooiden toe te laten tot het bruiloftsfeest?
Niet alleen goeden, maar ook de slechteriken?
Waardigheid? Die laatste groep miste toch de waardigheid om binnen te komen?
Is dit het koninkrijk der hemelen? Dit is eerder spotten.

Nee, kijk maar: ze hebben allemaal kleren aan die passend zijn voor een bruiloft.
Het kan zijn dat de bedienden hebben gezegd:
Ga gauw naar huis en zorg dat je kleren aantrekt, die je bij een bruiloft aan zou doen.
Het kan zijn dat de koning die kleren klaar heeft hangen
om iedereen passend aan te kleden.
In de versie van Mattheüs wordt in de gelijkenis niet verteld waar die kleren vandaan komen.
Als het eigen kleren zijn, die eerst van thuis opgehaald moeten worden,
dan staat die bruiloftskleding gelijk berouw hebben over je zonden.
Het kan zijn dat die kleren door d ekoning worden uitgereikt.
Dan staat het gelijk aan de vergeving die er verkregen kan worden bij Christus.
Zoals dat in Openbaring dat wordt genoemd: kleren gewassen in het bloed van het Lam.
Een andere mogelijkheid is dat die kleren dan staan voor dat nieuwe lichaam,
het opstandingslichaam, dat verkregen wordt, omdat Christus is opgestaan.
Diegenen die nu in Gods heerlijkheid zijn, dragen een dat kleed:
Ze zijn schoongewassen van hun zonden.
Ze ontvangen een nieuw lichaam, het opstandingslichaam, een verheerlijkt lichaam,
geschikt voor het leven in Gods heerlijkheid, een ontvangen waardigheid.
Zowel de goeden als de slechten dus.

Aan het begin van het doopformulier staat een zin die vaak op veel weerstand stuit.
De doop wijst erop dat wij mensen vanuit onszelf, ook al is ons lichaam schoongewassen,  geen rein hart hebben. Volgens het Woord van God zijn wij allen zondige mensen.
In de meer officiële versie:
Wij zijn met onze kinderen in zonde ontvangen en geboren.
Dan is de reactie vaak: die kinderen hebben toch niets verkeerds gedaan?
Ik denk dat het om iets anders gaat: deze kinderen zijn aan ons gelijk.
Wij kunnen zondigen en ieder van ons is tot de meest erge dingen in staat.
En dan hoef ik niet naar anderen te kijken. Ik heb genoeg aan mijzelf, aan mijn eigen kwaad.
Wanneer er in het nieuws gesproken wordt over een verschrikkelijk misdrijf,
hoef ik geen afschuw daarover uit te spreken, want dat misdrijf had ik ook kunnen plegen.
Ook ik had, ondanks mijn christelijke opvoeding, ondanks mijn gelovige ouders,
kunnen worden tot de grootste misdadiger.
Het is alleen maar Gods genade, dat ik die weg niet op gegaan ben.
Hij heeft mij daarvoor bewaard.
Ik kan alleen maar tot de bruiloft komen en meedoen met dat feest,
omdat ik genodigd wordt en omdat ik die kleren ontvang om mee te doen,
Een waardigheid die geschonken wordt, zegt het avondmaalsformulier.
Wij hebben die waardigheid niet van onszelf. Die wordt ons door Christus gegeven.
Dat zegt de doop: de waardigheid om met dat feest mee te doen, ontvang je van Mij.
Omdat ik voor je gestorven ben aan het kruis, voor jou ben opgestaan,
mag je delen in Mijn heiligheid, mag je Mijn heerlijkheid ontvangen.

Er is één man die deze waardigheid niet hoeft.
Hij kan er wel komen zonder berouw. Hij hoeft zich niet te verontschuldigen.
Hij hoeft geen vergeving te ontvangen.
Hij heeft vanuit zichzelf alles wel in huis om binnen te komen en mee te doen.
Hij hoeft geen opstandingslichaam, geen kleren gewassen in het bloed van het Lam.
Die man is als iemand die zegt: prima dat water over mij heen,
maar ik hoef geen hemelse Vader die om mij geeft en mijn leven leidt, ik kom er zelf wel.
Ik hoef Christus niet. Hij hoefde voor mij helemaal niet te sterven. Ik kom er zo ook wel.
Ik hoef geen Heilige Geest die in mij werkt.
Deze man wijkt niet af van die eerste genodigden, die zeiden:
Ik negeer God gewoon.
Ik wil best in de hemel komen, maar dan moet het mijn feest zijn.
Dat verbond van Christus met Zijn kerk, daar heb ik niets aan.
Een hemel zonder God is ook wel mooi genoeg.
Dan snappen we ook dat deze man erbuiten wordt gezet, zover mogelijk vandaan
bij het feestlicht, zodat hij niets opvangt van de feestvreugde, niets ziet van de bruiloft,
de Zoon niet ziet, mooi aangekleed als bruidegom,
De bruid niet ziet, met de waardigheid die gegeven wordt om bruid te zijn van Christus.
Geen engelen die bedienen, geen eten, geen feestvreugde.
Het is nog eens een waarschuwing: zorg dat je die uitnodiging niet afslaat,
Zorg ervoor dat je niet voorbij gaat aan wat deze Koning je aanbiedt,
aan de genade die Christus voor je heeft,
die deze kinderen wordt aangeboden in de doop.
In de doop zegt God dat Hij met ons en met onze kinderen iets anders wil.
Dat je van harte mee kunt zingen, omdat het ook je eigen woorden zijn,
omdat je de uitnodiging aannam en meeging naar dat feest:
Niets kan mij ooit scheiden van Jezus mijn Heer:
Geen dood en geen leven, geen moeite of pijn.
Ik zal eeuwig zingen, dicht bij U zijn.
Amen



Gespreksvragen over de Heilige Geest en Pinksteren

Gespreksvragen over de Heilige Geest en Pinksteren

  1. Op welke manier viert u het Pinksterfeest?
    Wat mag er op het Pinksterfeest niet ontbreken?
  2. Is het Pinksterfeest een onbekend en onbegrepen feest?
    Hoe zou dat komen?
  3. Hoe komt het dat we ondanks het Pinksterfeest dor en doods of laks kunnen zijn?
    Geldt dat voor onze gemeente? Geldt dat voor uzelf? Waar is dat aan te merken?
  4. Waarom dienen we bij geestelijke laksheid eerst naar onszelf te kijken?
    Waar letten we dan op? Wat kunnen we eraan doen?
  5. Het vuur van Pinksteren betekent dat we kracht, moed en doorzettingsvermogen krijgen. Wat merkt u daarvan bij uzelf?
  6. Door Pinksteren gaan we de andere feesten echt vieren. Wat betekent dat?
  7. Geestelijk volwassen worden betekent dat je voor een ander een geestelijke vader of moeder kunt zijn. Bent u dat?

    Lezen: Handelingen 2:1-13

    Nav Annie Berents – Karkdijk, Drie woordjes maar. Over het werk van de Heilige Geest in ons leven (hoofdstuk 1)