Preek zondag 26 april 2020 morgendienst

Preek zondag 26 april 2020 morgendienst
Schriftlezing: Johannes 21 (met de nadruk op 15-19)
Hoed mijn schapen – weid mijn lammeren

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Afgelopen week was E. jarig.
E. begreep niet, dat er op haar verjaardag geen bezoek mocht komen.
Dat was haar niet duidelijk te maken.
Dat zou voor E. en haar familie een vreemde verjaardag zijn:
Een verjaardag zonder bezoek en zonder cadeautjes. Dan ben je toch niet jarig?
Zus N. deed een oproep om kaarten te sturen.
Rond de verjaardag van E. kwamen er ongeveer 400 kaarten binnen,
Kwam iemand langs verkleed als een grote roze konijn en werden cadeaus afgegeven.
Toch een bijzondere verjaardag voor E. in deze voor haar vreemde tijd.
Bijzonder dat er zo met haar meegeleefd is,
Dat er aan haar gedacht is en gezorgd is.
Er kan heel weinig en dan is een verjaardag zoals van E. een voorbeeld
hoe je toch iets kunt organiseren met alle beperkingen die gelden.

Deze tijd is ook voor jongeren en kinderen een moeilijke tijd:
Jullie kunnen elkaar niet zien, niet elkaar opzoeken,
je kunt niet naar school, niet naar vrienden.
Geen verjaardag, niet naar de film, niet even ergens drinken, niet naar Walibi of Efteling.
Vooral thuis, met schoolwerk bezig, film kijken of gamen, of appen of zoomen.
Misschien heb je wel heimwee naar school en mis je je klas, en zelfs de leraren,
mis de gezelligheid van je vriendinnen, de sfeer van de klas, de gesprekken en discussies.
Je hebt misschien ook wel mensen gemist, vrienden, docenten, anderen, die je zagen staan.
Iemand die voor jou belangstelling had,
die aan jou vroeg hoe je het hebt,nu je deze weken thuis zit.
Je trekt uit jezelf ook niet makkelijk aan de bel.
Of deel je het wel via een appje of op Insta: Het gaat eigenlijk niet zo goed met mij.
Het is makkelijker als anderen zien dat het niet goed met je gaat
en daarom naar je toe komen of contact opnemen met je om te zien hoe het gaat.

De zorg voor elkaar, het naar elkaar omzien, met elkaar meeleven,
Zien hoe het met iemand gaat en vragen: hoe gaat het met je
– wie pakt dat op als Jezus naar de hemel is gegaan?
Wie neemt Zijn zorg over voor Zijn leerlingen die op aarde achterblijven?
De scholen moesten niet alleen nadenken
over hoe ze jullie thuis je schoolwerk lieten maken
maar ook hoe ze in de gaten konden houden hoe het met jullie zou gaan
nu de docenten jullie voor een tijd niet zouden zien,
om te zien hoe het met jullie gaat.
Zo moet ook binnen de groep van de volgelingen van Christus afgesproken worden
hoe de zorg voor de gemeenteleden zou worden geregeld.
Wie krijgt de verantwoordelijkheid om contact op te nemen
of bij iemand langs te gaan om te vragen hoe het gaat
of jij het nog wel volhoudt om te geloven nu Jezus niet meer op aarde is.
Natuurlijk, Hij is in de hemel en Hij regeert en stuurt Zijn Geest
en er zijn geregeld momenten dat je ook wel merkt dat Hij er is
en dat Hij naar je omziet.
Toch zou het fijn als je iemand hebt, die in Zijn naam naar je omziet.
Aan wie zou jij die taak geven?
Wie zou op die manier naar medegelovigen moeten omzien in Christus’ naam?
Jezus geeft die opdracht aan Petrus: Weid mijn lammeren, hoed mijn schapen.
Dat zou toch niet de eerste zijn, die wij hadden uitgekozen.
Petrus, die Zijn meester verloochend had in het huis van de hogepriester.
Die Jezus? Ik ken Hem niet. Jezus? Met Hem heb ik niets te maken!
Hoe kom je erbij te denken dat ik iets met die Jezus daar heb?
Hij is degene die Jezus aanwijst om voor de andere gelovigen te zorgen.
Ze zitten bij elkaar op het strand met een vuur, waarop brood en vis klaargemaakt wordt
– een maaltijd die ze te danken hebben aan de opgestane Heer. Hij voedt hen.
Als ze genoeg hebben gegeten, kijkt Jezus Petrus aan:
Petrus, als jij naar de andere discipelen kijkt om je heen,
heb jij Mij meer lief dan zij Mij liefhebben? Vergelijk je liefde eens met hen.
Waar vraagt de opgestane Heer naar? Wat bedoelt Hij met liefde?
Aan deze liefde waar Jezus naar vraagt, zitten verschillende kanten.
Het is niet zozeer een gevoel, een warm romantisch gevoel, genegenheid,
waar Jezus naar vraagt, al klinkt dat er ook wel in door.
Maar Jezus Petrus bevraagt op zijn liefde voor Hem, de opgestane Heer,
zitten daar twee kanten aan, die voor Petrus een pijnlijke herinnering oproepen.
Want als Jezus vraagt naar Petrus’ liefde gebruikt Hij allereerst een woord
dat de liefde van God voor mensen aangeeft, Gods passie en bewogenheid.
Gods liefde voor ons is ook betrouwbaar: daar kunnen we op aan, op bouwen.
Dat zou toch wat zijn als we niet op Gods liefde voor ons zouden kunnen bouwen!
Er is nog wat in die liefde meespeelt: jezelf opofferen.
God had de wereld zo lief dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft
en die Zoon die naar de wereld komt, geeft Zichzelf aan het kruis.
Dat is de vraag die de opgestane Heer op het strand aan Zijn leerling stelt:
Petrus, kan ik op jou bouwen? Petrus, is jouw liefde voor Mij geen bevlieging?
Petrus, houdt jouw liefde het ook als er tegenslag komt?
Petrus, als er vervolging komt, ben jij dan de eerste die wegrent of blijf je trouw?
Jezus noemt hem anders: Simon, zoon van Johannes,
om Petrus te herinneren aan die eerste keer dat hij door Jezus geroepen werd.
Petrus, dat was jouw eerste liefde – wat is daarvan overgebleven?
Is die liefde er nog? Ga je voor Mij door het vuur? Of kijk je daar nu anders tegenaan?
Petrus, ben je bereid om je leven voor Mij te wagen, op te geven om Mijn weg te gaan?
Of schrik je daarvoor terug?
Jezus maakt geen enkele opmerking over die keer dat Petrus ook bij een kolenvuur zat
en driemaal luid en duidelijk zei met Jezus niks te maken te hebben.
Toch is er genoeg dat herinnert aan die keer, nog niet zo lang geleden,
toen Jezus in die nacht voor Zijn dood werd verhoord.
Sinds die nacht is er veel veranderd: Jezus gestorven, maar ook opgestaan.
Een nieuwe werkelijkheid, de werkelijkheid van Pasen.
Petrus, is jouw geloof ook veranderd? Of ben je dezelfde? Welke Petrus ben jij?
Wat voor Petrus? Kun jij het aan?
Ben jij nog diezelfde Petrus die wij meer zal verloochenen? Of ben je veranderd?
Ben je nu wel betrouwbaar?
Wat is het antwoord van Petrus? Een volmondig ja? Het lijkt eerder of hij er omheen draait:
U weet het dat ik van u houdt, U weet of ik van U houd. Ik kan het zelf niet goed zeggen.
Het is ook een ander woord voor liefde.
Niet het woord dat doelt op betrouwbaarheid, stabiliteit, op bereidheid om jezelf te geven.

Het lijkt erop dat Petrus het afzwakt: Ik kan die liefde die U van mij vraagt niet geven.
Ik kan wel een vriend voor U zijn, iemand die met U meegaat, met U spreekt, naar U luistert.
Maar of mijn liefde voor U echt zo sterk is, dat durf ik zelf niet te zeggen.
Dat ik als een vriend met U op wil trekken, dat weet U ook wel.
Petrus, die terugkrabbelt, die niet volmondig ja durft te zeggen, maar afzwakt.
– tegen die Petrus zegt Jezus: Weid mijn schapen.
Wees als een herder voor Mijn volgelingen. Zorg goed voor hen, zoals een herder zorgt.
Je kunt het ook zo opvatten: ook al zwak je je liefde af,
en maak je er iets vriendschappelijks van, dat je een vriend, een kameraad wilt zijn,
die liefde voor Mij, dat je een vriend voor Mij wilt zijn,
kun je laten zien door voor Mijn mensen te zorgen: wees als een herder voor hen.
Wees als een herder – weid Mijn schapen, hoed Mijn lammeren.
Wat is dat eigenlijk voor een opdracht die Jezus aan Petrus geeft?
Zijn volgelingen die op aarde zijn, in Zijn naam hoeden en weiden.
Ik zocht contact met iemand die verstand van schapen heeft,
van hoeden en weiden van schapen en lammeren.
Daarvoor gaan we richting de Winterdijk. Kijk en luister mee:

[filmpje van een schapenboer]

Jezus zegt tegen Petrus: hoed Mijn schapen, weid Mijn lammeren.
We zagen net een schapenboer, die elke dag bij zijn schapen is: 2x per dag zelfs
en steeds controleert of de schapen gezond zijn, genoeg te eten hebben.
Daar begint het hoeden en weiden van schapen en lammeren mee:
Elke dag bij hen zijn en hen nagaan of het goed met hen gaat.
De zorg voor schapen kun je niet op een afstand doen, niet met een drone of webcam.
Je moet bij ze zijn, om echt te zien hoe het met ze gaat, om hun leven te ervaren.
Dat maakt deze tijd juist zo ingewikkeld en vreemd: je kunt alleen op een afstand zijn.
Het is behelpen. Ik kan niet naar u toe, de ouderling kan niet op bezoek komen.
De leiding van de TOVclubs kunnen geen avond organiseren waar je naar toe kunt gaan.
Daarmee valt een belangrijk onderdeel van de zorg voor elkaar weg.
Laten we hopen en bidden dat we elkaar weer snel mogen ontmoeten,
om elkaar in de ogen te kunnen kijken, te ervaren hoe fijn het is om weer bij elkaar te zijn.
Als de opgestane Heer zegt dat Petrus de schapen en lammeren moet hoeden en weiden,
dan blijven het wel de schapen van deze opgestane Heer.
Het worden niet de schapen en lammeren van Petrus, van een dominee, een kerkenraad.
Het blijven de lammeren en schapen van Christus.
Wie voor de schapen mag zorgen, mag wel iets aan hen laten zien van Christus.
In hun zorg voor de schapen, in het hoeden van de lammeren
laten ze zien hoe Christus de lammeren en schapen weidt en hoedt.
Petrus wordt geroepen, niet alleen om zijn liefde aan zijn Heer te laten zien
door te zorgen voor de schapen van de Heer, die naar de hemel is gegaan,
maar Petrus wordt ook geroepen om de schapen die op aarde zijn,
de volgelingen van Christus, die samen kerk zijn op aarde,
om hen eraan te herinneren dat zij een Heer hebben, een herder in de hemel,
die voor hen zorgt, die hen hoedt en weidt, al is Hij nu in de hemel.
Een aardse herder die voor de kudde van Christus zorgt herinnert aan de goede Herder.
Daarom is het ook zo belangrijk om in de gemeente met elkaar mee te leven
en naar elkaar om te zien, want daardoor weten ze dat ze een Heer in de hemel hebben.
Wellicht heb je dat ook zo ervaren: iemand die aan je vroeg hoe het ging,
die met je doorpraatte over geloof, over God, over Christus – speciaal met jou,
waardoor je wist: Ik heb een Heer in de hemel, de Goede herder, mijn herder.
Laat mij van Uw grote kudde een heel klein schaapje zijn.
Vandaag stond een doopdienst gepland – voorlopig kunnen we dat niet doen:
dopen in een kerkdienst. Bij alles wat anders is moeten we daar ook over nadenken.
Maar voor zo’n klein kind, dat nog niet zo lang geboren is, mag zo’n schaapje zijn:
Hoed mijn lammeren, zegt Jezus tegen Petrus.
Ook de kleinen in de gemeente hebben de zorg nodig.

Een herder zorgt voor eten en drinken.
Nieuw gras en een nieuw weiland, water – dat is wat ze nodig hebben.
Wat hebben de schapen en lammeren van Christus nodig?
Het gras en het water – grazige weiden en stille wateren, zoals Psalm 23 zegt.
Wat heb je als christen nodig om gevoed te worden, om te groeien in geloof?
Allereerst de aanwezigheid met Christus.
Het bijzondere voor Petrus is dat hij op dat moment met Christus is,
gegeten heeft, een maaltijd waarbij de opgestane Heer voor brood en vis zorgde.
Het doet denken aan de wonderbare spijziging – de Heer die genoeg te eten geeft
En het meest bijzondere dat Hij kan geven is Zichzelf: brood des levens.
Petrus heeft eerst zelf mogen eten en bij Jezus mogen zitten.
Dat mag hij doorgeven aan de andere schapen.
Het weiden en hoeden van de lammeren en schapen van Christus
begint ermee dat jezelf eerst wordt gevoed.
Dat de Heer voor jou eerst een herder is, de Goede Herder
en dat je die ervaring, die liefde mag doorgeven.
Al zwakt Petrus zijn liefde voor Christus wellicht af,
hij hoeft het niet te doen op basis van zijn eigen liefde,
maar door de liefde van Christus die hij ontvangt.
Hij hoeft die liefde alleen maar door te geven.
Hij mag die zelf ontvangen en daaruit leven, leven ontvangen.
Herder zijn is doorgeven wat je zelf mocht ontvangen van Christus.
Voor Petrus betekent het dat de schuld die hij had wordt weggedaan.
Zijn verraad, de verloochening wordt kwijtgescholden, vergeven.
Ook dat is een ervaring die hij mag doorgeven:
Ik was bij Christus en Hij vergaf mij dat ik Hem in de steek liet
en riep mij terug bij Hem en nu mag ik jullie bij Hem brengen, terugroepen in Zijn naam.
Mooi als jij, als u daar van kunt spreken, van die ervaring,
dat iemand u, jou bij Christus bracht, vanuit zijn eigen ervaring met Christus.

De zorg voor schapen gaat nog verder: de schapen bij elkaar houden,
Zorgen dat ze niet van de kudde weggaan.
Hier aan de Winterdijk is dat goed geregeld. Ze kunnen niet makkelijk weglopen.
Ik heb wel eens begrepen dat schapen graag ontsnappen.
Ik heb ook wel eens op de Bovenheigraaf bij Owios een schaap zien oversteken, los.
Een herder moet in de gaten houden of gemeenteleden niet bij Christus vandaan gaan,
of ze niet wegdwalen en daarmee bij Christus vandaan gaan.
Omdat de schapen van Christus zijn, heeft de herder hart voor de schapen.
Petrus wist zelf wat het is om weer bij Christus geroepen te worden,
om bij Christus te komen, in Zijn gemeenschap, met Christus mee,
vriend van Jezus te worden, van Jezus te houden zelfs.
Die liefde gun je aan anderen. Je wilt niet dat andere die kwijtraken.
Je kunt het vragen – en dat is belangrijk: Houd jij van Jezus,
Kan Hij op je liefde aan, is je liefde betrouwbaar.
Maar je mag ook vertellen: je kunt op Zijn liefde aan, Zijn liefde is betrouwbaar.
Hij heeft Zijn leven gegeven ook voor jou. Ook jij mag komen bij Hem
en zijn in Zijn aanwezigheid.

Hoeden van de schapen: elke dag nagaan of de schapen gezond zijn.
De pootjes controleren, wanneer het nodig is scheren (intensieve klus, maar wel nodig).
In de gaten houden of ze niet ziek zijn.
Petrus krijgt de opdracht om de schapen in de gaten te houden.
Om ze ervoor te behoeden dat ze ziek worden
en als ze ziek geworden zijn met liefde en zorg te behandelen, zodat ze genezen.
Ook gelovigen kunnen hun zorgen hebben, tobben met hun geloof.
Misschien tob jij nu wel en zit u wel midden in de zorgen
en zou u willen dat er iemand bij u langs zou komen,
zoals een schapenboer de kudde langsgaat en de schapen verzorgt en beter maakt.
Misschien raakt u wel achterop door verdriet,
misschien heb jij wel moeite erbij te blijven doordat je iemand mist die je enthousiast maakt
voor Christus, zodat er iets in je gewekt wordt en jij dat ook wilt:
Jezus liefhebben en Hem ervaren, Hem dienen en volgen met heel je leven.
Als Jezus zegt tegen Petrus dat hij moet gaan hoeden en weiden,
betekent dat ook dat Petrus in staat is om anderen te helpen in het geloof,
dat enthousiasme weer op te wekken, de liefde te voeden, het vertrouwen te sterken,
de ervaring dat je bij Christus bent te geven, omdat hij iets laat zien van zijn Heer.
Het is niet de eigen kracht van Petrus, maar Christus die door hem heen werkt.
Het is de trouw van God, de goede Herder, die de Zijnen kent en roept – hen allemaal.
Daardoor kunnen we Hem liefhebben. Daardoor kunnen we anderen bij Hem brengen:
God is getrouw. Amen

Kindermoment
Hoera, het is vakantie! staat er met stoepkrijt bij ons op de stoep.Vakantie! En verandert misschien niet eens zo veel. Je hoeft alleen thuis geen werk voor school meer te doen. Heb je premier Rutte gehoord? Na de meivakantie mogen de kinderen van de basisschool weer naar school: nog niet elke dag. Je bent in de afgelopen dagen vooral thuis geweest. Je hebt weinig anderen gezien dan je vader en moeder. Geen opa’s en oma’s, geen ooms en tantes. Geen vrienden en vriendinnen. Geen meester of juf. Niemand van de zondagsschool of de kindernevendienst. Wie heeft dan kunnen zien, hoe het met je gaat? Voor elkaar zorgen en op elkaar letten – daar gaat het vandaag over in de preek.
We lezen zo meteen hoe de Heere Jezus tegen Petrus zegt: Zorg goed voor mijn volk, zoals een herder voor zijn schapen zorgt. We gaan vandaag zien hoe een herder voor zijn schapen zorgt. Nou je, een herder? Een schapenboer. Daarvoor gaan we naar de boerderij van Jonne, Melle en Diede, waar Jonne iets vertelt over een van de schapen.

Luke Timothy Johnson over de canonieke Paulus

Luke Timothy Johnson over de canonieke Paulus

Er zijn genoeg redenen om met de apostel Paulus bezig te zijn volgens de nieuwtestamenticus Luke Timothy Johnson: (1) Hij had een persoonlijke ervaring met de opgestane Heer. (2) Hij stichtte een aantal gemeenten in Klein-Azië, Macedonië en Achaje. (3) Hij was een belangrijke figuur in het brengen van de boodschap van de opgestane Heer aan de heidenen en verdedigde de legitimiteit van deze missie krachtig. (4) Hij was de eerste en de meest belangrijke interpreet van de geschiedenis van Jezus. (5) Zijn brieven vormde de basis van wat zou uitgroeien tot de canon van het Nieuwe Testament.

De eerste vier redenen zijn historisch van aard. De laatste reden is de belangrijkste reden voor de bestudering van de apostel Paulus: zijn brieven worden nog steeds hardop voorgelezen tijdens de liturgie als de christelijke gemeente samenkomt.

download (12)
Luke Timothy Johnson

Johnson, die zelf een kritische Rooms-katholieke gelovige is, heeft daarom steeds de rijke Rooms-katholieke traditie waarin Paulus werd gelezen bestudeerd: kerkvaders Origenes, Augustinus en Chrysostomus, theologen van Thomas van Aquino tot Karl Rahner, monastieke theologen en Rooms-katholieke nieuwtestamentici als Lucien Cerfaux, Jacques Dupont, John McKenzie en Joseph Fitzmyer.

Johnson geeft aan dat hij ook zich ook meer met die elementen die voor de Rooms-katholieke geloofsbeleving bezig heeft gehouden en zich meer op de sacramentele, ecclesiale en mystieke elementen in Paulus’ werk heeft gericht. De rechtvaardiging door geloof en de apocalyptiek in Paulus’ werk heeft minder zijn aandacht gehad. Naar zijn idee heeft de aandacht voor die rechtvaardiging en apocalyptiek geleid tot een selectieve bestudering van Paulus’ brieven, waarbij een enkele brief als de Romeinenbrief als dé kern van Paulus’ theologie werd gezien. Ook de discussie over het Nieuwe Perspectief op Paulus (NPP) vindt hij een onderdeel van die selectieve benadering. Johnson wil daarom aandacht voor de gehele Paulus en niet zozeer een enkele brief als kern naar voren schuiven.
images (2)
Voor Johnson heeft het benadrukken van een enkele brief (als de brief aan de Romeinen of aan de Galatenbrief) ertoe geleid dat niet elke brief die aan Paulus wordt toegeschreven niet erkend wordt als een brief van Paulus.

Tegenwoordig gelden voor veel nieuwtestamentici maar 7 brieven als authentiek van Paulus: Romeinen, 1 en 2 Korinthe, Galaten, 1 Thessalonicenzen, Filippenzen en Filemon. Johnson ziet reconstructies van Paulus’ theologie, waarbij de overige brieven niet eens meer verwerkt worden. Die overige brieven zouden door leerlingen of aanhangers van Paulus geschreven zijn, de zogenaamde Paulinische school.

Geen Paulinische school
Johnson wil niet van een Paulinische school weten: de enige reden om die school te veronderstellen is de ontkenning van Paulus’ auteurschap van de overige brieven. De hypothese waarom de 7 brieven wel als authentiek door Paulus geschreven zijn en de andere niet vindt Johnson gebaseerd op willekeur. Men neemt dan bijvoorbeeld een brief aan de Romeinen als norm en beoordeelt dan de overige brieven op thema’s die daarin aan de orde komen.

Hij brengt daar zelf tegen in dat veel brieven door medewerkers van Paulus mede geschreven en mede gefinancieerd zijn. Bovendien zijn het steeds brieven die geschreven zijn in een gemeente in een bepaalde situatie. Daardoor kunnen brieven afwijken van elkaar. Johnson gaat uit van clustering van brieven die met elkaar te maken hebben. Hij heeft de volgende clusters:

  • 1 en 2 Thessalonicenzen
  • Galaten en Romeinen
  • 1 en 2 Korinthe
  • Kolossenzen en Efeze (die gelijk met Filemon geschreven zijn)
  • De brieven aan de gedelegeerden van Paulus: 1 en 2 Timotheüs, Titus
  • Twee overige brieven: Filippenzen en Filemon

Johnson gaat uit van Paulus zoals de canon hem presenteert. Op basis van de gegevens die de canon aanreikt construeert hij Paulus’ leven en theologie. Vandaar ook de titel: Constructing Paul. The canonical Paul. Dit deel is het eerste deel. In dit deel neemt hij stelling in een aantal kenmerkende discussies over Paulus’ leven en werk.
download (13)

Over Paulus weten we alleen iets door wat de canon vertelt. Anders dan met Jezus en Jakobus zijn er geen contemporaine bronnen, die iets over Paulus vertellen. Veel biografische gegevens komen uit de brieven waarvan tegenwoordig de auteurschap van Paulus wordt ontkend. Ook Handelingen is nodig om het leven van Paulus te kunnen reconstrueren. Handelingen is voor Johnson ook een primaire bron voor het leven van Paulus, maar dan wel van een andere orde dan de brieven.
Als Jood uit de diaspora bestond zijn symbolische wereld uit, zoals Johnson dat noemt: ‘alle complexe elementen van de Mediterrane wereld van de eerste eeuw na Christus, waarin de Romeinse regels een rol spelen, de Hellenistische cultuur en – meest bepalend –  de Joodse erfenis’.

Paulus’ Joodse identiteit
Paulus-webIs het mogelijk te achterhalen wat voor Jood Paulus was? Zo eenvoudig is dat niet, want ook het Vroege Jodendom was een complex gebeuren met veel schakeringen. Joden konden onderling enorm verschillen in overtuigingen en praktijken. Ze konden elkaar ook om die reden bestrijden. Paulus geeft zelf aan dat hij een Joodse herkomst heeft en een Farizese opleiding heeft gehad. Uit Handelingen weten we dat hij uit Tarsus kwam en het Romeinse burgerrecht had. Hij was een Jood uit de diaspora. Anders dan Philo, die ook in de diaspora woonde, en anders dan de brief aan de Hebreeën probeerde Paulus niet het geloof in Christus te combineren met het Platonisme.

Wat we uit de brieven kunnen ontlenen over Paulus’ Joodse identiteit is bepaald door de persoonlijke ervaring die hij heeft gehad met de opgestane Heer. Verder weten we eigenlijk maar fragmenten over Paulus’ Joodse identiteit: dat hij buiten Jeruzalem geboren is en later naar Jeruzalem is gegaan. Uit zijn brieven blijkt dat hij een bepaalde kennis van de Hellenistische cultuur heeft. Wanneer hij zijn Farizese opleiding heeft gehad en of dat in Jeruzalem was of reeds in Tarsus weten we niet.

Een oud verwijt aan Paulus, die in de 19e eeuw begint te komen bij de aanvang van het historisch-kritische onderzoek, is dat Paulus aan de haal is gegaan met de woorden van en verhalen over Jezus. Paulus is dan de stichter van het christendom dat afwijkt van Jezus’ oorspronkelijke bedoeling. Voor Johnson is dat een onhoudbare gedachte. Hij ziet Paulus als een integere interpreet.
images
Profetische stem
Wat uit de aanhef van de brieven wel blijkt, is dat Paulus zichzelf als een profetische stem heeft gezien. Hij vergelijkt zichzelf ook enkele keren met Jeremia. Paulus leefde in de Schrift van het Oude Testament. Hij citeert niet altijd de Schrift, maar intensieve lezing van zijn brieven laat zien dat hij de kennis van de Schrift in zijn brieven tussen de regels door opneemt. Hij leest de Schrift wel vanuit zijn ervaring met de gekruisigde en opgestane Heer.

Persoonlijke ervaring
Uniek is Paulus volgens Johnson omdat hij in al zijn brieven spreekt over zijn persoonlijke ervaringen. In brieven van Paulus’ tijdgenoten zullen we die persoonlijke ervaringen niet tegen komen. Voor Johnson is de religieuze ervaring die in Paulus’ brieven verwoord wordt een verwaarloosd aspect in de nieuwtestamentische wetenschap. Hij heeft daar al in 1998 aandacht voor gevraagd: Religieus Experience in Earliest Christianity: A Missing Dimension in New Testament Study. Johnson verwijst in zijn boek geregeld naar dit boek.

De levende en ware God
Omdat Paulus’ ervaring zo’n centrale rol speelt, is het goed om Paulus’ overtuiging en de verwoording daarvan nauwkeurig te bestuderen en daarbij ook oog te hebben voor de symbolen en metaforen die Paulus gebruikt. Paulus gaat ervan uit dat er maar één God is. Deze God is anders dan de afgoden de lévende en ware God. Zijn aanwezigheid en kracht kan opgemerkt worden aan hoe de Schepping is vormgegeven.

De wereld leeft echter in opstand tegen God. Paulus gaat hier volgens Johnson wel verder dan het Oude Testament door ervan uit te gaan dat dit verzet tegen God het individuele overstijgt. Paulus heeft de reddende kracht door Christus ervaren en merkt in zichzelf het werk van de Heilige Geest. Hij draagt deze boodschap uit en ziet dat ook bij anderen. De volgelingen delen in Christus en daarmee ook in Zijn kruis. Het kruis verandert van een wrede en mensonterende martelwerktuig in een paradoxale manier waarop God Zijn macht laat zien.

Paulus’ eigen stem: Filemon
Paulus schreef brieven. Dat deed hij vaak samen met anderen. Is het mogelijk om Paulus’ eigen stem te vernemen? Johnson wil niet zijn uitgangspunt nemen in de Romeinenbrief, omdat deze brief juist afwijkt van de overige brieven: deze brief is geschreven aan een gemeente die niet door Paulus is gesticht. Johnson vindt het zinvoller om de stem van Paulus te  vernemen in de persoonlijke brief aan Filemon. Deze brief is tegelijkertijd met Efeze en Kolossenzen geschreven.

Johnson: ‘De brief aan Filemon laat zien dat Paulus stem persoonlijk, warm en subtiel is. De stem van iemand die thuis is in de sociale context van de Grieks-Romeinse cultuur. Iemand die de ingewikkelde manier begrijpt waarin sociale status en verplichting werden behandeld door noties als vriendschap, waarbij wederkerigheid van gaven en eerbewijzen een rol spelen.’
800px-Philemon_and_Onesimus
Middeleeuws schilderij: ontmoeting Onesimus en Filemon

In deze brief krijgen we iets te zien van het netwerk waarin Paulus’ missie zich afspeelt. Paulus werkt nauw samen met medewerkers. Paulus ziet zichzelf als een vader voor Onesimus en laat zijn broeder Filemon zien welke betekenis deze ‘zoon’ voor hem heeft. Paulus laat zien dat ‘in Christus zijn’ de sociale verhoudingen bekritiseert en relativeert, zonder die verhoudingen af te schaffen. Filemon stemt overeen met andere pastorale noties van Paulus’ andere brieven.

In het tweede deel dat Johnson over Paulus gaat schrijven, zal hij bij elke brief een diepteboring doen om het kenmerkende van Paulus te laten zien.

N.a.v. Luke Timothy Johnson, Constructing Paul: The Canonical Paul, Volume 1 (Grand Rapids: William B. Eerdmans Publishing Company, 2020).

Nieuw leven, levendiger dan ooit tevoren

Nieuw leven, levendiger dan ooit tevoren

De opstanding van Chriistus is altijd een belangrijk thema geweest voor theoloog Jürgen Moltmann. Nu hij 94 jaar is, schrijft hij er weer een essay over. 

Jürgen Moltmann is 38 jaar oud als hij zijn boek Theologie van de hoop publiceert, het boek dat hem beroemd maakt. In dat boek beschrijft hij wat voor hem de opstanding van Christus betekent, en de hoop op het eeuwige leven. Na dat boek schrijft hij geregeld over deze thematiek. 

Moltmann_pag20

Als in 2016 zijn vrouw Elisabeth Moltmann-Wendel overlijdt, ziet hij zichzelf genoodzaakt nog eens over de thematiek van Christus’ opstanding na te denken en zijn gedachten op te schrijven. Moltmann, die op 8 april 94 jaar geworden is, publiceerde onlangs als uitwerking een klein essay Auferstanden in das ewige Leben. Nu hij persoonlijk met rouw te maken heeft gekregen, wil hij hoop en troost bieden.

Moltmann gelooft dat wij onze dood niet meemaken. Op het moment dat we sterven, gaan we over in de volheid van het eeuwige leven. Degenen die achterblijven worden wel geconfronteerd met de dood van een geliefde. In de ervaring met de rouw probeert hij zich dat eeuwige leven in de volheid voor te stellen.

Hardvochtige gedachte
Moltmann kan zich niet voorstellen dat er na de dood niets is. Dat is voor hem een hardvochtige gedachte, omdat voor velen het leven hier op deze aarde fragmentarisch en onvoltooid is, en beperkingen kent. Moltmann stelt zich de nieuwe wereld – waarin de mens op het moment van het overlijden opstaat – voor als een onzichtbare wereld die ons omgeeft.
Het leven dat hier op aarde onvoltooid, fragmentarisch en beperkt is, krijgt in dat leven van de opstanding een voltooiing zoals we het ons hier niet kunnen voorstellen. Die voltooiing zal aan iedereen gebeuren. Ook aan een kind dat op jonge leeftijd verongelukt, of iemand met een beperking. 

8049

Dat nieuwe leven is een leven waarin de ziel levendiger is dan ooit tevoren. Daarom kan dat nieuwe leven van de opstanding geen verlenging van het aardse leven zijn. Het is een nieuw leven dat de overledene krijgt. Dat nieuwe leven mag in het leven op aarde al moed geven. In het aardse leven mogen we al ons instellen op het nieuwe leven dat wacht. Moltmann spreekt daarom liever van de kunst van het opstandingsleven dan van de kunst van het sterven.

Maria Magdalena
Het is bijzonder dat we de hoop op dat opstandingsleven hebben. We hebben dat aan Maria Magdalena te danken. Voor Moltmann is zij de belangrijkste volgeling van Jezus. Zij was tot het einde toe bij Jezus, ook op het moment van zijn dood. Zij was de eerste die getuige was van de opgestane Heer. Zij ontmoette hem al voordat de andere leerlingen geloofden dat hij was opgestaan.

Het is een geloof van hoop dat groeide uit de teleurstelling van Jezus’ dood. Pasen begint bij die teleurstelling. Het feit dat het graf leeg is, roept eerst ontzetting op. Zelfs de zekerheid van de dood is niet meer zeker. Alle vertrouwde kennis over leven en dood is onbetrouwbaar geworden.

Totdat Maria Jezus ontmoet in de hof. Hij is niet alleen de opgestane Heer, maar Hij is ook de Heer die reeds naar de hemel aan het teruggaan is. Haar vriendschap met de levende Jezus verandert zich in een gemeenschap met God met de opgestane Jezus.

Zij krijgt de opdracht om aan de apostelen de boodschap van de opstanding te brengen. Voor Moltmann hoort zij daarom in het centrum van het christelijk geloof. Voor de eerste christenen was Jezus’ opstanding geen individuele opstanding, maar net zo universeel als de dood universeel is.

Jezus is de eerste van degenen die opstaat en hij neemt de andere overledenen mee in het opstandingsleven. In zijn opstanding omvat hij het gehele mensheid, de gehele kosmos. De opstanding van Jezus is een kosmisch gebeuren: de herschepping van alle dingen.  De opstanding van Jezus is de overwinning op alle destructieve machten die er zijn, zoals de dood en de zonde maar ook onrecht en onderdrukking. De opstanding van Jezus geeft de gelovige moed om hier in het aardse al te strijden tegen onrecht en onderdrukking.

Individuele betekenis
Vanwege het betekenis van de herschepping van de kosmos door Christus’ opstanding had Moltmann had er lang moeite mee gehad om de opstanding in het nieuwe leven individueel te zien. Opstanding zou te individualistisch zijn en de solidariteit met de rest van de kosmos vergeten. Na het overlijden van zijn vrouw gaat hij die gedachte dat de opstanding ook een individuele betekenis heeft waarderen.
Moltmann gaat ervan uit dat we op het moment van ons overlijden opgewekt worden in dat nieuwe opstandingsleven. [ De eerste helft van deze zin moet wegHij begint niet met opwekking van het lichaam, maar] in dat nieuwe leven krijgt de ziel een levendigheid en voltooidheid zoals er hier op aarde niet was. In dat nieuwe leven ontvangt de ziel een nieuw lichaam.
9783641259549
Het aardse leven is wel de kiem van het nieuwe leven, net als bij het beeld van Paulus van het zaad dat gezaaid wordt (1 Korinthe 15:36). Bij het aardse leven is ook veel dat verkeerd is gegaan: de aarde heeft het bloed gedronken van broeders die elkaar in de oorlog doodden.

Laatste oordeel
Het moment van ons heengaan in dat nieuwe leven is ook meteen het moment van het laatste oordeel. Op het moment van zijn heengaan wordt de mens geconfronteerd met de waarheid van zijn leven. In het geloof in Christus zijn de zonden weliswaar vergeven, maar de gevolgen van de zonden niet uitgeboet. In dat eeuwige leven worden die herinneringen en ervaringen, ook van ons falen en zondigen, niet uitgewist. We dragen de gevolgen.

We gaan er echter niet aan onderdoor. Ook ons falen en zondigen brengt God in dat opstandingsleven tot voltooiing. Het is de gemeenschap met Christus die ons door de dood en het oordeel heen ons bewaart. Door die gemeenschap krijgen wij dat eeuwige leven in zijn volheid. In die gemeenschap kunnen wij zonder vrees heengaan.

N.a.v. Jürgen Moltmann, Auferstanden in das ewige Leben. Über das Sterben und Erwachen einer lebendigen Seele (Gütersloh: Gütersloher Verlagshaus, 2020).

Eerder verschenen als recensie in Het Goede Leven en Friesch Dagblad

Preek Tweede Paasdag 2020

Preek Tweede Paasdag 2020
Schriftlezing: Johannes 20:19-31

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Achter gesloten deuren – dat had u, dat had jij vast nooit kunnen bedenken
dat we nog eens op deze manier heel dicht bij de ervaring van de discipelen zouden komen.
Zij konden het huis niet uit.
Jij kunt je huis ook niet uit. Niet naar familie, niet naar vrienden, niet naar de kerk.
U kunt geen bezoek ontvangen. De deuren zijn gesloten.
Je bent alleen met elkaar als gezin. Daarmee moet je je redden in deze tijd.
En als je alleen bent, er niemand bij je in huis woont, kan het helemaal stil zijn,
Zeker in deze dagen, waarop veel mensen elkaar zouden opzoeken.
dan merk je gelijk hoe belangrijk het is om bij elkaar te kunnen zijn, om elkaar te ontmoeten.
Dat bij elkaar zijn is helemaal niet meer gewoon.
Echt een gemis om elkaar niet op te kunnen zoeken.
Nu kun je er ook achter komen hoe belangrijk het is dat je als gemeente samen kunt komen.
Dat u de andere kerkmensen kunt zien, dat u ziet wie er ook zijn,
Dat je samen zingt, tot eer van de opgestane Heer.
Ik las een uitspraak van iemand:
Als ik weer naar de kerk mag gaan en we zingen het U zij de glorie
dan loei ik het dak eraf.
Misschien herken je dat ook wel.
Voorheen zong je gewoon mee, zonder al te veel na te denken.
Maar nu besef je pas echt hoe bijzonder en hoe fijn het is om samen te kunnen zingen.

Op de dag dat Jezus is opgestaan, zijn de discipelen ook bij elkaar.
Tien mannen (want Judas en Thomas waren er niet), wellicht ook wat vrouwen erbij.
Dat is de eerste gemeente.
Tien, twintig mensen – dat zijn de aantallen die je in deze tijd bij begrafenissen hebt.
Heel intiem, dat wel, met de eigen kinderen, maar je mist die andere gemeenschap.
Zo begint de eerste gemeente van Jezus Christus: slechts een handjevol,
alleen maar wat gezinnen bij elkaar, enkele mannen, misschien wat vrouwen,
die elkaar opzoeken.
Ze zoeken elkaar op, omdat er een bijzonder bericht gekomen is van Maria Magdalena:
Ik heb de Heer gezien!
Dat is een boodschap waarvoor ze bij elkaar moeten komen.
Zelfs Johannes en Petrus komen hun huis uit en gaan de anderen opzoeken.
Ze doen wel de deur op slot, uit voorzorg. Stel je voor dat anderen horen dat het graf leeg is.
Blijkbaar voelen ze een bepaalde dreiging. Blijkbaar rekenen ze op gevaar.
Daar heeft de kerk dus vanaf het begin mee te maken gehad: met dreiging.
Het kan op bepaalde plaatsen gevaarlijk zijn om bij elkaar te komen in de kerk.
Daar kunnen de christenen in Sri Lanka over meepraten, vorig jaar Pasen.
Daar kunnen christen in Egypte over meepraten, die ook te maken hebben gehad
met bomaanslagen op de kerk terwijl een kerkdienst aan de gang is.
Wij hebben nu te maken met een andere dreiging: een gevaarlijk virus,
dat we niet moeten onderschatten. Hier in Oldebroek heeft dat de ronde gedaan
en over de berg, in Heerde, heeft het virus helemaal hard toegeslagen.
Het verdriet van een plaats niet zo ver hier vandaan
en het kan zijn dat u van dat verdriet het een en ander hebt meegekregen
omdat u familie hebt in Heerde, of vrienden, of collega’s die daar werken.
Een van de predikanten in Heerde komt uit Oldebroek en preekt hier ook wel.
De eerste Paasdag, de eerste keer dat de gelovigen bij elkaar zijn,
– je zou kunnen zeggen: de allereerste kerkdienst – staat ook in het teken van angst.
Achter gesloten deuren, in afzondering.
Misschien ook wel een “unheimisch” gevoel: niet weten wat ze er van moet denken.
En dan komt Jezus in hun midden.
Bij die leerlingen, die samen zijn, die ongemakkelijk bij elkaar zijn,
Iets gehoord hebben van Maria, waarvan ze niet goed weten of ze dat moeten geloven:
Ik heb de Heer gezien!
Maria die daar vast vol enthousiasme over verteld en die anderen die afwachtend kijken.
Ze zijn bij elkaar vanwege dat bericht dat Jezus weer leeft.
Zo komt de kerk voor het eerst bij elkaar, zo zijn de volgelingen voor het eerst samen,
Vanwege die boodschap dat Jezus leeft, dat Hij gezien kan worden, buiten het graf!
Daar begint de kerk mee – en dat we op zondag bij elkaar komen heeft hier de oorsprong.
Maar zoals Johannes er over verteld, lijkt het nog niet een heel overtuigde groep,
een groep die wat angstig bij elkaar is, in ieder geval de deuren goed gesloten heeft.

Bij die groep die de deuren goed heeft gesloten, verschijnt Jezus.
Hij is in hun midden, bij die groep die bij elkaar is vanwege dat bericht van Maria.
Zo zijn we ook bij elkaar vanwege dat bericht van Maria – “Ik heb de Heer gezien!”
En ook als u meekijkt en meeluistert, via de kerkradio, via de LOCO, via Youtube,
Jezus verschijnt ook bij u, bij jou in huis, terwijl je nu meeluistert of meekijkt.
Of je nu alleen bent, of als gezin meekijkt, Jezus verschijnt
en wat Hij tegen de leerlingen zegt, zegt Hij ook tegen u, tegen jou: Vrede.
Hij geeft je Zijn vrede, hemelse vrede, vrede die van het kruis van Golgotha komt.
Ook in deze tijd vol spanning en zorg, onrust en onzekerheid: Vrede.
Dat is wat de kerk is: een groep die bij elkaar is en die het niet altijd goed weet,
maar wel met Jezus in ons midden, de opgestane Heer, Die Zijn vrede geeft.
Vrede: het zit goed met God. Je leeft weer in harmonie met Hem.
Als je in deze tijd angstig bent en je angst niet kunt kwijtraken: vrede.
Als Christus verschijnt, zowel bij de discipelen als bij jou, bij u in de kamer,
dan mag je delen in Zijn vrede, in Zijn gemeenschap.
De opgestane Heer is bij je, in jullie midden.

En dan toont Hij wie Hij is: de gekruisigde. Ik ben voor jou aan het kruis gegaan.
Dat lijden, die wonden, dat onderging Ik voor jou, zodat jij Mijn vrede kunt ontvangen.
Neem het maar aan. Geloof het maar.
Ik kom speciaal naar je toe om je dat mee te delen, om je Mijn vrede te geven.
Dat brengt vreugde in hun leven.
Pasen betekent vreugde, omdat Jezus terugkomt – om Zijn gemeenschap te geven.
Omdat we Zijn vrede mogen ontvangen. Vreugde omdat Jezus er is.
Die vreugde kent u toch ook? Die vreugde heb jij toch ook?
Natuurlijk, die vreugde is er niet altijd en ben je ook kwijt.
Daarom geeft Jezus steeds Zijn vrede. Hij geeft het aan de discipelen meerdere keren.

Vanuit die vrede die Christus geeft, stuurt Hij hen er ook op uit.
Het is niet de bedoeling dat je in huis blijft zitten. Ja, nu in deze tijd wel.
Het is de bedoeling dat je die vrede uitdraagt. Dat hoeft niet altijd door te spreken.
Dat kun je ook doen door ergens te zijn en die vrede van Christus bij je te hebben
en vandaar uit te leven, die vrede van Christus door je heen te laten stromen.
Er zijn juist in deze tijd volop mogelijkheden.
Als je in het ziekenhuis werkt, of de thuiszorg en er komt heel wat op je af.
Je krijgt heel wat te horen en heel wat te zien.
Je kunt het ook mee naar huis nemen en er wellicht niet goed van slapen.
Voor de meesten in de zorg is dit een heftige tijd – en wellicht kun je daar over meepraten.
Toch kun je door je werk liefdevol te doen, zorgvuldig, met aandacht voor de mensen,
die vrede doorgeven, al zijn er ook beperkingen en kun je soms de zorg niet geven,
die je zou willen geven aan je mensen, omdat je ook om jezelf moet denken.
Ik wens je toe dat je dat werk vanuit deze vrede mag doen,
En ik hoop oprecht dat je merkt dat die vrede van Christus in je werkt
en door je heen werkt naar de mensen voor wie je werkt.

Dan doet Jezus iets bijzonders.
Hij blaast op Zijn leerlingen.
Net als Zijn Vader deed toen de allereerste mens, Adam, werd geschapen
en God Zijn Geest, Zijn adem in de mens blies en zo het leven gaf.
Zo leven de discipelen door deze Geest die Jezus over Zijn discipelen laat gaan.
Of denk aan dat merkwaardige visioen van Ezechiël – Ezechiël 37.
Een vallei vol dode skeletten krijgt hij te zien. Dat is er nog over. Totaal geen leven meer.
Maar als de Geest van God in hen komt, worden ze weer levend en staan ze op.
Als Jezus Zijn Geest over de leerlingen laat gaan, maakt Hij hen weer levend.
Hij geeft aan hen Zijn Geest, Zijn kracht om getuige te zijn.
Om te leven uit de opstanding en om die opstanding door te vertellen
om aan anderen te laten zien welk verschil het in je leven maakt dat Jezus is opgestaan,
dat je er een nieuw mens door wordt.
Dat je in staat bent om Zijn vrede door te geven.
Dat is de kerk met Pasen: we krijgen de Geest van de opgestane Heer.
We krijgen Zijn kracht, die in ons werkt en die ons getuige maakt, vredebrengers,
Gezanten van deze Christus die de dood overwon.
Jezus geeft aan de kerk de volmacht om namens Hem op te treden, om Hem te brengen.
We mogen als kerk zelfs in Zijn naam de zonden vergeven.
Elke keer als we bij elkaar komen als kerk en onze zonden beleden worden
en we vergeving ontvangen, dan zijn ze ook door Christus vergeven.
Dat is een hele verantwoordelijkheid die Jezus aan Zijn leerlingen geeft.
Zijn leerlingen die Hem in de steek hadden gelaten, die moeite hadden om te geloven,
Die eerst de ontmoeting met Hem nodig hadden
om te geloven dat Hij werkelijk opgestaan was.
Zij krijgen het gezag om de zonden te vergeven.
Als kerk krijgen we de volmacht, het gezag om de zonden te vergeven.
Ook het omgekeerde trouwens: als de zonden niet vergeven zijn, dan vergeeft Christus niet.
Dat is een hele verantwoordelijkheid die we niet zonder de Geest van Christus kunnen.
Alleen de Heilige Geest kent Christus zo goed, veel meer dan wij kennen.
Daarom kan dat niet buiten de Heilige Geest om.

Er is er een bij, die dit alles heeft gemist.
Ook dat kan blijkbaar: dat je hoort over Jezus die is opgestaan, maar dat je wegblijft.
Als jongere heb ik het altijd heel fijn gevonden dat Thomas in de Bijbel stond.
Dat gaf mij de ruimte om te twijfelen. Blijkbaar kan Jezus dat hebben
en heeft Hij het geduld om te wachten tot Thomas ook kan geloven
en heeft Christus het geduld om aan de voorwaarden van Thomas te voldoen.
Speciaal voor Thomas komt Hij nog een keer.
Voor die leerling die er de eerste keer niet bij was en dus ook de Heilige Geest heeft gemist.
Thomas heeft zo zijn voorwaarden: Ik moest Jezus’ littekens wel kunnen zien en voelen.
Ik heb niet genoeg aan jullie verhalen over de levende Christus.
Ik moet het zelf ervaren. Hij moet ook naar mij toekomen.
Ik heb het altijd weldadig gevonden dat er voor iemand als Thomas ruimte is in de kerk.
Zo groot is het vertrouwen dat Jezus steeds weer komt en zich ook aan Thomas laat zien.
Zij hoeven Thomas het geloof niet te geven.
Dat kan alleen Christus en dat zal Hij dan ook gaan doen.
Thomas zit er de volgende keer bij. Dat is op zich al een wonder.
Dat hij zich laat meenemen.
Misschien miste hij het contact met de andere leerlingen,
zolang opgetrokken en al staat hij erbuiten omdat hij het geloof niet heeft,
hij komt er toch bij.
We weten niet eens of Thomas wel geloofde dat Jezus nog een keer kwam,
al had hij wel die voorwaarde gesteld.
En Jezus komt ook. Speciaal voor Thomas. Nog een keer.
De aarzeling van Thomas is geen reden voor Jezus om weg te blijven.
Ook nu is Jezus de goede Herder, die de Zijnen opzoekt en terugbrengt.
Thomas, voor je ongeloof is geen reden. Ik leef. Kijk maar, voel maar de wonden.
Er zijn verschillende schilderijen gemaakt van deze ontmoeting van Thomas met Jezus,
waarin Thomas heel nauwkeurig de wonden van Jezus naspeurt,
soms zelfs met zijn vingers peutert in de wonden van Jezus
om zich echt ervan te vergewissen dat het echt Jezus is.
Mijn Heer, mijn God.

Steeds in het evangelie zijn er mensen op zoek naar Jezus,
en vaak hebben ze een hele weg om te ontdekken wie Jezus is
En Thomas, al twijfelt hij het meest van alle leerlingen, is een hoogtepunt:
Mijn Heer, mijn God.
Jezus weet alle barrières van ons ongeloof te doorbreken, te overwinnen.
Desnoods moet Hij speciaal voor ons komen, aan ons verschijnen.
Zalig ben je, als je kunt geloven, zonder dat je Jezus hebt gezien
en genoeg hebt aan de woorden.
Dan heb je het leven gevonden, nieuw leven, leven dat niet ophoudt bij de dood,
maar deelt in de opstanding van Christus.
Christus leeft en omdat Hij leeft, kunnen wij leven hier op aarde
en zullen we leven, ook na onze dood.
Dat leven krijg je door te geloven en als je gelooft krijg je dit leven.
Kunt u, kun jij net als Thomas Jezus belijden: mijn Heer, mijn God?
Amen

Preek Eerste Paasdag 2020

Preek Eerste Paasdag 2020
Schriftlezing: Johannes 20: 1-18.

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

De Heer is waarlijk opgestaan! Halleluja!
Een mooiere boodschap is er niet te brengen op Pasen.
Christus bleef niet in het graf, maar stond op. Opgewekt door God. De dood overwonnen.
Het zou mooi zijn om daar in de kerk van te zingen, begeleid met koperblazers,
meegenomen door de muziek, meegenomen door de woorden.
Het is kaal om zo zonder kerkgangers te zijn,
kaal ook om met Pasen niet op familiebezoek te kunnen.
De allereerste Paasdag begint ook niet als een feest.
Donker is het nog als Maria naar het graf gaat.
Het is ook donker in haar leven, donker in haar hart.
Hoe moet het verder met haar nu Jezus dood is, haar Meester om wie ze zoveel gaf?
Hopeloos donker was ons leven, een bange droom, een lange nacht.
Waar was ons laatste licht gebleven: Christus die ons de toekomst bracht?
Pasen begint in de leegte, het gemis, met het verdriet om de dode Jezus.
En het wordt er niet beter op als Maria bij het graf komt: de steen is weg.
Maria kan maar één ding bedenken: Er is iemand geweest die het graf heeft opengemaakt en het lichaam van Jezus heeft meegenomen naar een onbekende plek.
Het lichaam van Jezus is er niet meer waar het was.
Niet meer in het graf, de plek om te zijn om te gedenken wie Jezus was.
De plek die de herinnering aan wie Jezus was moest vasthouden,
waar Zijn nagedachtenis bewaard zou blijven en gekoesterd zou worden – geschonden.
Niet alleen is Jezus nu dood, maar is ook Zijn lichaam weg uit dit graf.
Nu kan ze niet meer treuren op de plek, want Jezus is er niet meer.
Dat de steen weg, is het enige dat ze kan zien met haar ogen.
Het zijn nog niet de ogen van het geloof.
Ze kan alleen die steen zien die weggerold is en het graf open is
En omdat ze nog geen geloof heeft, kan ze alleen aan het ergste denken.

In paniek gaat ze weg en ze zoekt Petrus op en vertelt het hem:
Petrus, ze hebben de Heer uit het graf gehaald.
Ook gaat ze naar een andere discipel,
een discipel die voor Jezus een speciale betekenis heeft:
de discipel van wie Jezus houdt – later in het evangelie zal dat Johannes blijken te zijn.
Johannes, het lichaam van Jezus is uit het graf gehaald.
En waar ze het lichaam gelaten hebben, weten we niet. De plek is onbekend.
De paniek werkt aanstekelijk.
Eerst verlaat Petrus zijn huis en gaat op weg naar het graf
En ook Johannes gaat weg van het huis waar hij verblijft.
Als ze elkaar tegenkomen, gaan ze eerst gelijk op, maar Johannes is sneller.
Was er een aarzeling bij Petrus, omdat hij niet goed wist wat er te wachten staat
of omdat hij nog herinnerde aan de laatste keer dat hij Jezus zag,
het moment waarop hij zei dat hij Jezus niet kende?
Of was er een bepaalde verwachting bij Johannes, een stille hoop,
waardoor hij niet kon wachten om naar het graf te gaan.
Hield hij rekening met een andere mogelijkheid en was hij daarom sneller dan Petrus?
Zo kan het gaan: je komt bij elkaar en je trekt samen op
en toch is er bij de een eerder iets van het geloof, iets van het besef dat Christus werkt
en is er bij de ander, zoals bij Petrus aarzeling,
het geloof is soms te mooi om waar te zijn.
Voor ik verder ga, moet ik het wel eerst zeker weten, dat het waar is.

Zo is Johannes als eerste. Hij gaat een stap verder dan Maria.
Johannes werpt een blik in het graf. Het is wel hetzelfde kijken als Maria.
Hij ziet wel meer dan Maria.
Maria bleef buiten staan en maakte geschrokken rechtsomkeert.
Het geloof in de opgestane Heer moet groeien.
Het gaat stapje voor stapje, steeds een stap verder in het ontdekken van het geloof,
Steeds een stapje dichterbij.
Geloof in de levende Christus komt niet in één keer,
in ieder geval niet op de dag van Christus’ opstanding.
Steeds een stap verder van niet-begrijpen en niet-kunnen-geloven
en het gaat stapje voor stapje naar de ontmoeting met de levende Heer zelf.
Zo kan het ook bij u gegaan zijn, of bij jou: stapje voor stapje,
door allerlei twijfels heen, of aarzelingen, en toch: steeds een beetje verder.
Johannes kijkt in het graf, al een stap verder dan Maria, maar ziet nog op dezelfde manier.
Hij ziet de doeken liggen. Niet het lichaam. Alleen de doeken.
Hij gaat niet het graf in. Hij blijft buiten het graf staan en kijkt alleen.
Trekt hij een conclusie uit wat hij ziet? Dat wordt niet gemeld.
Het kan zijn dat hij denkt: de doeken liggen er, dan is het lichaam er nog.
Niets aan de hand, zorgen om niets. Ik hoef niet meer te weten. Het is goed zo.
Hoewel Petrus wat minder hard ging dan Johannes en later aankwam bij het graf,
gaat hij wel een stap verder. Hij gaat ook het graf in.
Hij ziet ook meer dan Johannes: hij ziet niet alleen de doeken liggen,
maar ook de doek die om het hoofd was gewikkeld. Die doek ligt op een andere plek.
Dan komt ook Johannes.
Hij gaat nu wel het graf in en ziet wat Petrus ziet,
maar bij hem wordt er iets meer gezegd: hij ziet en gelooft.
Weer een stapje verder dan hij eerst deed en nog weer een stapje verder dan Petrus.
Alleen is het de vraag wat voor een geloof dat is,
want er staat dat ze beiden het gebeuren niet op de Schrift betrokken
en dat ze wel het een en ander in het graf zagen, maar niet dachten aan Gods Woord
waardoor ze hadden kunnen weten dat Jezus was opgestaan.
Dat is ook Pasen: aan de ene kant wordt er verteld hoe het geloof in de levende Heer
steeds stapje voor stapje begint te dagen, omdat het zo onvoorstelbaar is wat er gebeurde
– in ieder geval onvoorstelbaar in ogen van mensen
en tegelijkertijd zit er altijd toch een verwijt in: jullie hadden het kunnen weten.
Jullie hadden het kunnen weten uit Jezus’  eigen woorden.
Jullie hadden het kunnen weten, als je de Schrift kende.
Er gebeurt verder ook niets.
Ze zijn bij het graf geweest, hebben in het graf gekeken, hebben de doeken gezien
en daar blijft het bij. Ze gaan weer terug naar huis.
Het gebeuren zet hun leven niet op z’n kop. Geen halleluja dat aangeheven wordt.
Geen vreugdedans op weg naar huis, of op weg naar de andere discipelen.
Nee, ze gaan weer naar huis.
Op de allereerste paasdag verandert er niets in het leven van de leerlingen.
Ja, ze zijn bij het graf geweest. Maar dat is het dan.
Net of ze gerustgesteld zijn dat Jezus er nog is.
Geen zoektocht naar Jezus, geen besef dat er ook maar iets gebeurd is.
Of het moet bij Johannes zijn.
Maar dat geloof kan bij hem ook nog betekenen, dat alles in orde is.
Dat hij nergens over hoeft in te zitten.

Ook bij Maria duurt het een tijd voor ze begrijpt wat er gebeurd is.
Voordat ze inziet en gelooft dat Jezus is opgestaan.
Daarvoor is er eerst een ontmoeting met de levende Christus nodig.
En zelfs dan, als ze Hem ontmoet, dan duurt het nog een tijd voor ze gelooft.
God heeft vaak een lange weg nodig om ons zo ver te krijgen
Dat we geloven dat Jezus werkelijk is opgestaan uit de dood.
Er zijn heel wat tekenen: de doeken liggen in het graf, netjes opgevouwen,
het doek om het hoofd van de Heer ligt op een andere plek.
Maria krijgt in het graf nog meer te zien: twee engelen.
Engelen zijn boden die door de hemelse Heer worden gezonden
om op aarde een speciale boodschap te brengen.
Maria blijft echter buiten het graf staan en ziet wel de engelen.
Die engelen zitten op de plek waar Jezus heeft gelegen.
In plaats van een dode engel twee hemelse gezanten die daar zitten.
Ze moeten zich wel verwonderd hebben over het feit dat het bij mensen zo lang duurt
voordat ze beseffen wat er gebeurd is en voor ze gaan geloven in de opgestane Heer.
Ze zeggen het dan ook tegen Maria: Waarom huil je eigenlijk?
Maria, dit is geen dag van tranen, al ben je bij het graf.
Bij dit graf hoef je niet te huilen. Hier mag je blij zijn, dansen van vreugde,
het uitzingen: Halleluja, loof de Heer. Hij is waarlijk opgestaan!
Maar Maria zit te diep in het verdriet, in de wanhoop dat haar Heer nu ook nog weg is.
Niet alleen dood, maar Zijn lichaam zelfs uit het graf verdwenen.
Ze hebben mijn Heer weggenomen en ik weet niet waar Hij nu gebleven is.
Jezus is al bij haar, zonder dat ze het weet.
Hij is bij haar, maar ze kan Hem niet zien.
Jezus is al in haar leven en zij bij Hem in Zijn gemeenschap
en toch, ze kan het nog niet zien,
nog steeds zit in haar hoofd dat Jezus is weggehaald uit de dood.
Dat Hij door God uit de dood zou kunnen weggehaald, komt niet bij haar op.
Wat zijn haar ogen verblind door de tranen. Ze kan niet zien wat er gebeurt.
Ook Jezus stelt de vraag naar het verdriet: Maria, waarom huil je eigenlijk op deze dag.
Ja, je bent bij een graf. Maar dit is geen graf om bij te huilen, om verdrietig te zijn.
Ben je naar iemand op zoek? Naar wie zoek je eigenlijk?
Door haar verdriet herkent Maria de stem van haar Heer nog niet.
Ze denkt dat het iemand is, die de zorg draagt voor deze tuin.
Aangesteld om deze tuin met het graf van deze bijzondere Meester te onderhouden.
Ze krijgt al meer te zien dan Petrus en Johannes.
Ze krijgt gezanten van God zelf te zien. Ze krijgt Jezus te zien.
Maar het verdriet is te sterk, de wanhoop heeft haar teveel in de greep
en wat er gebeurd is, gaat zo alle voorstellingsvermogen te boven.
Maria kan het nog niet geloven.
Ze hoort wel de stem van haar Heer, maar het dringt niet tot haar door.
Pas als ze bij haar naam geroepen wordt.
Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij.
De stem van de Goede Herder, die de zijnen bij hun naam kent
en hen bij hun naam roept.
Dat brengt de ommekeer bij Maria teweeg.
Ze keert zich om: letterlijk, naar Jezus toe.
Maar het is ook figuurlijk: een ommekeer in haar leven, een bekering.
De ogen gaan open.
En als Maria zich omdraait als ze haar naam hoort, wordt het Pasen voor haar.
Staat zij op uit het ongeloof, staat zij op uit het verdriet
En wordt het nieuwe leven ook voor haar. Heer, mijn Meester, Ik hield zoveel van U.
Daar bent U weer. Levend en wel.
Het wordt Pasen voor Maria: Haar Heer is er weer.
Ze wil Hem weer in de armen sluiten. Maar het mag niet.
Niet omdat er een regel was van anderhalve meter afstand, zoals nu,
Ook nu kun je elkaar niet even omhelzen, wanneer je dat zou willen.
Of een troostende arm om elkaar heen slaan.
Misschien mist u dat wel: dat u uw dochter niet even kunt omhelzen
of dat u uw zoon een bemoedigende klop op de schouder kunt geven
of de kleinkinderen op afstand moet houden, of je niet naar vrienden toe kunt gaan.
Een rare tijd van afstand houden. Ook Maria moet afstand bewaken tot Jezus.
Om een andere reden: Jezus is onderweg naar de hemel, op de weg naar Zijn Vader.
Op weg naar huis, het huis met de vele woningen, waar Jezus plaats zal bereiden.
Maria wil Jezus voor altijd bij zich houden.
En dat kan ook. Ook wij zijn een gemeenschap met Christus, de levende Heer, bij ons,
Hij is in ons midden. Hij is ook bij u, bij jou thuis. We zijn met Hem verbonden.
Maar wel met Christus die in de hemel is en door Zijn Geest in ons midden is.
Daardoor is Hij ook bij ons, in ons midden aanwezig.

Het is voor u, voor jou wellicht een vreemd Paasfeest.
Niet naar de kerk. Geen bijzondere muziek in de kerk. Niet naar familie.
En toch: Jezus is in ons midden.
Het is een vreemd Pasen.
In de afgelopen dagen moest ik denken aan Sri Lanka,
Waar vorig jaar met Pasen diverse kerken getroffen waren door bomaanslagen,
Waarbij meer dan 300 doden vielen.
Toen werd er meegeleefd. Nu hebben we zelf onze zorgen,
al kun je die niet vergelijken met het verdriet en de pijn die er toen was gekomen.
We delen wel in dezelfde Heer, de Heer die de dood kent en in de dood is geweest
Maar ook weer levend geworden is en de dood heeft overwonnen.
Maria mag het gaan vertellen. Ze gaat opnieuw naar de discipelen toe.
Nu met een ander verhaal een andere boodschap: Ik heb de Heer gezien.
Dat letterlijk zien kunnen wij niet nazeggen en toch kunnen wij het zeggen:
Wij hebben de Heer gezien.  Als je ogen van het geloof hebt.
Als je zingt, als je over Hem hoort, over Hem spreekt, als Hij je naam noemt
en tegen je zegt: Ik leef en Ik maak jou ook levend, door je bij je naam te noemen.
Christus onze Heer verrees. Halleluja!
Amen

Preek Goede Vrijdag 2020

Preek Goede Vrijdag 2020
Schriftlezing: Lukas 23:33-49

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Het was een bijzondere dag, toen dat kruis op Golgotha stond.
Dat kruis op Golgotha, waaraan de Zoon van God hing, veranderde de wereld.
Dat het kruis met Christus eraan zo cruciaal was voor de geschiedenis van onze mensheid
was voor de meeste toeschouwers op die dag niet te zien.
Zij konden alleen maar de spot drijven met die Man,
die Zich had voorgedaan als de Zoon des mensen, die als koning der Joden werd gezien.
De leerlingen konden ook niet zien wat het kruis op Golgotha betekende
voor hen en voor de gehele wereld en alle mensen die ooit geleefd hebben of zullen leven.
Zij konden alleen maar het verschrikkelijke zien, het einde van hun samenzijn met Jezus,
het einde van het leven van hun Meester in wie zij geloofden.
Pas nadat hun Heer uit de dood was opgestaan, was opgewekt konden zij begrijpen
dat hun Heer aan het kruis op Golgotha de macht van de duisternis verbrak.
Daarom kan deze dag, waarop we het sterven van Christus gedenken,
Goede Vrijdag noemen: een dag die zoveel goeds voor ons als mensen bracht.
Geen dag bracht meer goeds voor ons.
Dit is geen dag om te treuren, al mogen we er bij stil staan hoe diep Jezus moest gaan,
hoeveel Hij moest lijden om de macht van de boze te breken.
Dat Hij die macht alleen maar kon verbreken, ons alleen maar kon bevrijden
door Zijn leven te geven, door te sterven, door af te dalen in het rijk van de dood.
Als Lukas vertelt over het gebeuren op Golgotha wil hij dat ons ook laten zien:
Christus’ overwinning op de macht van de boze,
zodat wij geloven in Christus, zodat wij ons ook laten bevrijden uit die macht van de boze
en weer bij God gaan horen, door Christus in Gods gemeenschap leven.

Eerst lijkt het erop dat de boze gaat winnen en de duisternis het gaat winnen.
De menigte riep dat Jezus aan het kruis moest worden geslagen
en Pilatus geeft zich gewonnen en laat Bar-Abbas gaan
en geeft Jezus mee om gekruisigd te worden.
Lukas beschrijft in slechts een enkele zin wat er gebeurde:
Als ze op de heuvel aankomen, waar veroordeelden werden gekruisigd,
dezen ze met Jezus precies hetzelfde: ze maken Hem aan het kruis vast,
door Zijn handen en voeten te binden, of door Zijn handen en voeten vast te nagelen
en daarna het kruis met Jezus op te richten, zodat Hij daar hing tussen hemel en aarde.
De aarde wilde Hem niet meer, verbande Hem van de aarde en de hemel nam Hem niet op.
Uitgestoten van zowel aarde en hemel, hangend in een niemandsland.
Het kruis: een ergere dood kon je niet sterven,
want deze dood aan het kruis nam alle menselijke waardigheid van de gekruisigde af.
Dat was de betekenis van het kruis: degene die hier aan hangt,
is het niet meer waard om een mens genoemd te worden.
Niet door ons als mensen en en ook niet door God.
Daar hangt Jezus, met aan beide kanten van Hem een misdadiger.
Terwijl Jezus daar aan het kruis gebracht wordt en het kruis omhoog getild wordt,
spreekt Hij woorden uit, die niet zozeer voor mensen bedoeld zijn, maar voor Zijn Vader.
Een eerste teken dat de duisternis het niet gaat winnen op die heuvel.
Zo is Jezus koning, ook aan het kruis. Hij regeert met Zijn woorden
en Zijn woorden, die altijd de kracht hadden om zieken te genezen,
blinden de ogen te openen, doven hun gehoor terug te geven, doden op te wekken,
Zijn woorden hebben nu ook nog kracht, nu Hij aan het kruis geslagen is,
als Hij aan het kruis bidt tot Zijn Vader: Vader vergeeft het hun.
Dat is de reactie van de Zoon van God als Hij wordt afgewezen, wordt verstoten.
Hij doet wat Zelf wat Hij Zijn leerlingen heeft voorgehouden:
Maar Ik zeg tegen u die dit hoort: Heb uw vijanden lief; doe goed aan hen die u haten.
Zegen hen die u vervloeken, en bid voor hen die u belasteren.
Zo was het al aangekondigd toen de profeet sprak over de Knecht des Heeren
die zal lijden voor het hele volk: Hij heeft voor de overtreders gebeden.
Terwijl het duister wordt op Golgotha, omdat een wrede executie wordt uitgevoerd
en alle omstanders alleen maar kunnen spotten met die Man die daar hangt,
wordt in die woorden zichtbaar hoe Christus aan het kruis de duisternis doorbreekt
en sterker blijkt te zijn dan de macht van de boze.
Jezus bidt voor degenen die Hem aan het kruis brengen.
Zijn woorden zijn niet maar een vrome wens, Jezus die hoopt dat Zijn gebed wordt gehoord.
Nee, Zijn woorden hebben kracht en komen in de hemel aan
En worden verhoord omdat Jezus ze uitsprak, de Zoon des mensen,
de hemelse Rechter die over mensen oordeelt: Vader, vergeef het hun.
Zo regeert God door Christus: door Zijn liefde die redt.
Zo laat Christus Zijn macht aan het kruis zien:
Niet als geweldenaar die degenen die Hem aan het kruis bracht neerslaat,
maar voor hen bidt, zodat ook zij bevrijd kunnen worden uit de macht van de zonde,
Die boze macht, die hen tot deze daad aanzet, waardoor ze niet weten wat ze doen.
Zij weten niet wat ze doen. Terwijl ze als beul zijn opgeleid
en heel goed weten hoe ze iemand aan het kruis moeten slaan
zegt Christus dat ze niet weten wat ze doen en bidt daarom om vergeving.
Bidt Jezus voor de soldaten? Of bidt Hij ook voor de omstanders die spotten?
Bidt Hij voor de leiders van het Joodse volk die Hem aan het kruis hebben gebracht?
Ze weten niet wat ze doen, omdat ze niet weten Wie Jezus is. Ze kunnen het niet geloven.
Ze weten niet wat ze doen, omdat ze niet weten van het doel van Jezus’ komst,
Zijn missie om naar de aarde te gaan, Zijn weg naar Jeruzalem om te lijden en te sterven.
Dat is de slag die Jezus terugslaat, Zijn manier om de duisternis te breken,
om te bidden dat de zonde die hen gevangen houdt hen moet laten gaan
en dat er vergeving is voor al degenen die betrokken zijn bij Zijn kruisiging.
Zonder dat er sprake is van berouw. Zonder dat ze inzien wat ze doen.
Hij heeft voor de overtreders gebeden – en zo vervult de Knecht des Heeren Zijn taak,
laat Hij zien waarom Hij op aarde gekomen is.
Vergeving van zonden – dat is dat je daden je niet meer aangerekend worden.
Dat betekent dat ze niet meer tussen jou en God in staan.
Dat ze niet meer in rekening worden gebracht.
Ook die concrete daad, dat ze Jezus de nagels door Zijn handen en voeten sloegen,
ook dat roepen om Zijn dood aan het kruis, hun afwijzing van de door God gezondene.
Ook de gevolgen die dat had voor de relatie met God, de breuk die er was.
Daarom staat het kruis op Golgotha en daarom hing Jezus daar en gaf Zijn leven.
Zodat die zonden vergeven konden worden.
Zodat ook onze zonden vergeven kunnen worden.
Dat is wat het kruis zo cruciaal maakt, zo alles bepalend voor onze geschiedenis,
voor alle mensen die leven en geleefd hebben:  dat dit gebed ook voor ons geldt,
omdat Jezus Zijn leven ook voor ons gegeven heeft,
zodat ook voor ons die vergeving, die Jezus gebracht heeft, kan gelden.
Vader, vergeef het hun.
Jezus die bij Zijn hemelse Vader aanklopt, een appèl doet, bidt om vergeving.
Dat is een gebed, waarmee Jezus bidt dat ook wij, die veel later leven
en via de verhalen over de Bijbel horen over de kruisiging, die vergeving mogen ontvangen
en dat ook voor ons geldt dat onze zonden en alles wat we verkeerd hebben gedaan,
van ons afgenomen kan worden, vergeven kan worden, ons niet meer aangerekend worden.
Jezus brengt de soldaten, de Joodse leiders, het volk, iedereen brengt Hij bij Zijn Vader.
Ook ons brengt Hij bij Zijn Vader in de hemel: Vader, vergeef het hun.
Jezus’ woorden hebben macht, nog steeds.
Zoals het kruis en Zijn dood daaraan nog steeds effect heeft.
Jezus’ woorden aan het kruis halen ons uit de macht van de zonde
en Jezus’ sterven, Zijn overgave aan het kruis, zorgt ervoor dat er voor ons vergeving is.
Vader, vergeef het hun, want Ik heb Mijn leven gegeven.

Het bijzondere van het gebed van Jezus aan het kruis is dat er geen sprake is van berouw.
Dat heeft in de exegese voor aarzeling gezorgd: gaat het niet te makkelijk?
In de Bijbel moet toch altijd besef zijn van wat je gedaan hebt,
om van je zonden bevrijd te kunnen worden, is het toch noodzakelijk dat je berouw hebt.
Net als de zoon in de gelijkenis: Vader, ik ben het niet waard uw zoon genoemd te worden.
Of als die tollenaar in de gelijkenis: O God, wees mij zondaar genadig.
Dat ontbreekt hier: geen enkel besef dat ze iets verkeerds doen.
Dat komt pas later, op het tempelplein als Petrus tegen de mensen zegt:
Jullie hebben de messias gekruisigd, de Zoon van God, de door God gezondene.
Hier nog geen enkel inzicht.
Alleen de hamerslagen van de soldaten, die de spijkers door de handen en voeten slaan.
De soldaten die alleen maar een misdadiger zien, die ze moeten kruisigen.
Alleen de spot van de omstanders: Hij kan zichzelf niet eens redden,
ook al heeft Hij in Zijn leven zoveel anderen gered.
Bartimeüs heeft Hij gered. Zacheüs heeft Hij gered. Waarom Zichzelf dan niet?
Ze weten niet wat ze doen: Ze kunnen alleen maar Jezus afwijzen en bespotten.
Ze kunnen nog niet zien dat Hij daar hangt voor hen,
om de duisternis die hen gevangen houdt voor hen te verbreken,
de macht van de boze, waardoor ze niet weten wat ze doen,
omdat hun ogen verblind zijn en hun hart verhard.
Gelukkig is dat niet het laatste woord, want na Pinksteren blijkt
dat ook van deze mensen het hart verbroken kan worden en open kan gaan,
er geloof en berouw komt, bekering tot Christus.
Hier al is het gebed dat wat ze doen aan Christus hen niet aangerekend wordt,
Dat ze de gevolgen niet hoeven te dragen en dat ze bevrijd kunnen worden.
Paulus schrijft er over in Romeinen 5: God bevestigt Zijn liefde voor ons
dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.
Toen die mensen bij het kruis het nog niet door hadden
was Christus al voor hen gestorven.
Voordat wij begrepen dat het nodig is dat wij van die macht bevrijd worden
en losgemaakt worden uit de klauwen van de zonde
en hun schuld heeft weggedragen, nog voordat ze door hadden wat ze deden.
Dat is het wonder van het kruis. Dat is de genade van God.
Dat Hij al met ons bezig is en voor ons bezig was, voordat wij beseften,
voordat wij door hadden dat onze zonde van ons afgenomen moest worden
en voordat wij begrepen dat wij weer thuisgebracht moeten worden.
Vader, vergeef het hun. Toen is er al voor ons gebeden.
Toen al is dat gebed van Jezus voor ons verhoord, zodat wij ook zouden geloven,
Zodat ook wij die redding zouden ontvangen, die Jezus Zichzelf ontzegde.
Zodat wij het gaan beamen: Daar hing Hij voor ons, ook al hadden we dat eerst niet door.
Dat we het geloven: Hij droeg mijn schuld weg en zorgde ervoor dat Zijn Vader
ook mijn Vader in de hemel weer kon worden
en wij net als Jezus onze geest in Gods handen kunnen leggen als we sterven,
omdat we mogen weten dat God ons in Zijn heerlijkheid opneemt
en niet meer zal veroordelen, omdat Zijn Zoon dat oordeel gedragen heeft.
Voor die moordenaar klinkt het niet veel later:
Heden zult u  met mij in het paradijs zijn.
Onbegrijpelijk: iemand die een moord op zijn geweten heeft,
niet terugdeinsde om een gruwelijke daad te verrichten,
een familie in het verdriet heeft gestort door het leven van iemand te benemen,
een daad die wordt vergolden met de dood aan het kruis,
krijgt van Jezus te horen dat hij mee mag naar het paradijs,
Terwijl nog niet duidelijk is dat zijn berouw ook echt is en beklijft
en bereid is om het goed te maken.
Wij kunnen onze verkeerde daden ook niet goed maken.
We kunnen iets terugdoen, iets repareren, maar het helemaal goed maken
lukt niet, omdat er altijd de gevolgen zijn van onze zonden.
We kunnen alleen maar verder als ons vergeven wordt.
Dat kan alleen maar als Jezus Zijn leven geeft aan het kruis,
Als Hij met het offer van Zijn leven de macht van de duisternis breekt en ons bevrijdt.
Er moet eerst iets rechtgezet worden naar God toe
En omdat wij dat niet kunnen, doet God dat zelf, door Zijn Zoon te zenden.
Met Zijn dood verbreekt Jezus die duisternis, de macht van de boze,
Met Zijn dood zet Jezus de gevolgen van onze daden recht:
Dat wij tegen God kozen, de spot die er was, de afwijzing bij het kruis.
Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.
Zij weten niet wat ze doen, omdat dit Gods weg was met Jezus.
Zijn Zoon die gezonden is, naar de aarde kwam met dat doel: het kruis.

Zijn missie is geslaagd. De strijd gestreden. De overwinning behaald.
Jezus kan het nu overgeven in de handen van Zijn Vader.
Het is goed zo. Het is volbracht.
De uittocht kan beginnen uit het rijk van de duisternis, uit de macht van de boze,
uit de macht van de zonde en de dood.
Vader, Ik kan Mij nu overgeven aan U. In Uw handen beveel Ik Mijn Geest.
Hiervoor moest Jezus komen en het is gebeurd.
We kunnen er alleen maar gelovig amen op zeggen.
We kunnen alleen maar ons in diepe dankbaarheid, diepe ootmoed overgeven,
vol verwondering, dat God dat voor ons over had en dat Jezus wilde gaan
en Zich niet heeft laten weerhouden of afleiden.
We zien bij de menigte, bij de Romeinse hoofdman na de dood van Jezus
dat ze beseffen dat er iets bijzonders is gebeurd, dat ook hen raakt.
Dit is geen gewone dood. Voorzichtig begint er iets te dagen van wat ze hebben gedaan.
Straks op het Pinksterfeest wordt het duidelijk:
Als Petrus hen voorhoudt wat ze hebben gedaan.
Maar dan is er voor hen ook die vergeving, waar Jezus voor gebeden heeft aan het kruis.
Vergeving, ook voor ons.
Want u komt de belofte toe, en uw kinderen en allen die veraf zijn,
zovelen als de Heere onze God naar zich toeroepen zal.
Amen

Preek zondag 5 april 2020

Preek zondag 5 april 2020
Lukas 23:1-25

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Er is een grote mensenmassa op de been.
Aan de kleren te zien zijn het vooral belangrijke mensen die daar door de straten gaan.
Hun gezichten staan boos en ze schreeuwen vol verontwaardiging.
Voor aan de menigte wordt één man meegesleurd.
De woede van de menigte richt zich op Hem.
Met wat deze Man gezegd heeft, heeft Hij hen op de ziel getrapt
en heeft een grote woede in hen boven geroepen die niet meer te beteugelen is.
Hij heeft zich vergrepen aan het meest heilige dat er bij hen is: de naam van God.
Hij heeft gezegd dat Hij uit de hemel gekomen is om over hen te oordelen
en dat het moment snel aanbreekt dat ze Hem in de hemel zullen zien
waar Hij over hun daden zal oordelen.
Deze man uit de hemel gekomen? Aan God gelijk? Zoon van God?
Dat had Hij niet moeten zeggen. Daarmee is Hij een grens overgegaan, te ver gegaan.
Dat Hij op een ezel de stad was binnengereden, hadden ze mooi gevonden
en ze hadden meegedaan met al die mensen die langs de kant stonden en Hem toezongen:
De Redder die door God wordt gezonden. Hosanna, Hij die komt in de naam des Heeren!
Dat had hoop gegeven: deze Man zou wel eens door God gestuurd kunnen zijn
om hun volk bij God terug te brengen en de beloofde verlossing te brengen.
Nou ja, niet iedereen was zo enthousiast over de manier waarop Hij de stad binnenkwam.
Er waren Farizeeën die hun bedenking hadden
en op Hem af stapten met de vraag of Hij de mensen niet het zwijgen op moest leggen.
Toen Hij in de tempel tekeer ging en de handelaars uit de tempel verjoeg
waren er leiders onder de priesters die op dat moment al vonden, dat Hij te ver ging
en een gevaar vormde voor de stad.
Er was maar een oplossing: deze Man moest dood voor Hij meer problemen veroorzaakte,
voordat de Romeinen zich door de onrust genoodzaakt zagen hard in de stad in te grijpen.
Ze moesten zich echter inhouden en Hem zijn gang laten gaan.
Zij hadden het gevaar al gezien toen Hij op die ezel de stad binnenkwam.
Zij moesten wachten tot die anderen, die nog wel iets in Hem zagen,
ook door hadden dat deze Man de messias niet kon zijn, maar een gevaarlijke bedrieger
die er niet alleen voor zou zorgen dat de Romeinen hard zouden ingrijpen
en een nog stevigere greep op het bestuur zouden krijgen dan ze al hadden,
maar ook dat deze Jezus er ook voor zou zorgen dat het volk bij God vandaan ging.
Teveel mensen zagen in deze Man een door God gezondene,
de Koning die aangekondigd was om weer namens God te gaan regeren in Jeruzalem.
Hoe konden ze die mensen uit de droom helpen en laten zien wie die Jezus werkelijk is?
Nu ze Jezus hebben horen spreken, hebben ze niets meer nodig.
Want Hij noemde zichzelf de hemelse Rechter die over hen zou oordelen,
de Zoon des mensen. Gods eigen Zoon die in de hemel Zijn plaats had.
Daar gaat de woedende menigte.
Groeperingen die normaal gesproken elkaar niet vertrouwden, zijn nu een eenheid:
Farizeeën en Schriftgeleerden, overpriesters en sadduceeën –
ze zijn allemaal eens in het oordeel: deze Mens mag niet blijven leven.
Ze zouden Hem het liefst zelf willen doden, als ze in de gelegenheid waren.
Dat kunnen ze echter niet zelf.
Ze hebben die bevoegdheid niet, omdat ze geen eigen koning hebben,
maar onderworpen zijn aan de macht uit dat verre Rome,
wiens soldaten hier de baas zijn en wiens gouverneur Pilatus bepaalt wat er gebeurt.
Deze menigte, van wie er wellicht heel wat de woorden van Jezus hebben gezien,
die hebben gezien wat voor wonderen Hij verrichtte:
zieken genas, blinden als Bartimeüs het zicht gaf, Zacheüs tot inkeer bracht,
deze menigte doet wat Jezus al aankondigde voor Hij naar Jeruzalem ging:
Ze zullen de Zoon des mensen in handen van de heidenen geven.
Ze zullen de Zoon des mensen, de door God gezonden hemelse Rechter van zich afstoten,
overdragen in handen van degenen die God niet kennen en dienen,
zodat zij, zijn eigen volk – Gods volk dat deelde in Gods verbond, van Hem af waren.
Dat is wat er gebeurt als de menigte al schreeuwend van woede door de straten trekt
tot ze bij het paleis van Pilatus eindigen, waarbij het geschreeuw niet ophoudt,
maar alleen maar toeneemt om Pilatus te laten weten dat het hen menens is.
Wil Pilatus er wat aan doen, dan moet hij beseffen hoe gevaarlijk deze Jezus is.
Pilatus krijgt de opgewonden menigte te zien, die een Man zijn paleis induwt
en hem allerlei heftige beschuldigingen voor de voeten werpt.
Deze Man? Hij trekt al drie jaar rond door ons land om dit volk wijs te maken
dat ze de keizer in Rome niet moeten dienen.
Hij vertelt over een koninkrijk dat botst met de macht van de keizer in Rome.
Zijn woorden hebben invloed. Er zijn er heel wat die in Hem geloven
En die hun hoofd op hol laten jagen door deze man.
U moet ingrijpen voor Hij aan het hoofd van een heel leger opstandelingen staat.
Dat is nog niet het enige dat Hij de mensen wijsmaakt.
Hij is ook heel scherp als het gaat om belasting betalen.
Waar Hij ook maar komt, vertelt Hij dat de mensen vooral geen belasting moeten betalen.
Hij is daar heel scherp in. Hij verbiedt het.
Het is tegen Zijn principes dat er geld naar het heidense Rome gaat.
Hij ziet zichzelf als de Messias, door God gestuurd om het volk te bevrijden.
Hij zegt van zichzelf dat Hij koning is, koning der Joden.

Terwijl die menigte voor het paleis van Pilatus staat te schreeuwen
en de geluiden wel binnen in het paleis moeten komen,
neemt Pilatus Jezus mee voor een verhoor.
Hij heeft voor Jezus maar één vraag: Zie jij jezelf als koning der Joden?
Dat is de enige vraag die Pilatus voor Jezus heeft.
Het antwoord van Jezus is niet heel duidelijk: u zegt het.
Pilatus kan er nog alle kanten mee op.
Het kan spottend bedoeld zijn: gelooft u nu echt wat zij zeggen?
Zie Ik er als een koning uit? Mooie koning die door zijn eigen onderdanen verraden wordt.
Het kan ook zijn dat Jezus het als bevestigend antwoord geeft: je hebt gelijk. Ik ben koning.
Voor Pilatus is het echter duidelijk. Met zijn ervaring ziet hij dat zo.
Deze Mens die hier voor hem gebracht wordt, daar heeft hij geen gevaar van te duchten.
Hoe ze ook tekeer gaan buiten en hun verontwaardiging het paleis inschreeuwen –
hij ziet geen enkele reden waarom hij deze Man zou berechten.
Zo gaat hij weer terug naar de menigte die Jezus bij hem bracht:
Ik zie geen enkele reden voor een proces. Ik vind geen schuld.
Jullie moeten Hem maar weer meenemen. Ik ben klaar met deze Man.
Daarvoor hebben ze Jezus niet bij Pilatus gebracht.
Pilatus moet wel wat gaan doen. Pilatus moet wel begrijpen met Wie hij te maken heeft.
Weet u dat dan niet, roepen ze Pilatus toe, doe deze Man al jaren rondtrekt.
Niet alleen hier in Judea, maar eerder al in Galilea heeft Hij rondgetrokken met Zijn verhaal.
Hij is gevaarlijker dan u denkt. Hoe kunt u Hem weer laten gaan?
Het was niet de bedoeling dat wij Jezus weer terug zouden krijgen en Jezus vrij kwam.
Er moet wel wat met Hem gebeuren!

Galilea! Dat Pilatus daar niet eerder aan gedacht heeft.
Deze Jezus hoort niet op zijn bordje, maar moet naar die man die denkt dat hij koning is,
die denkt dat hij als een halve Jood zeggenschap heeft over Joods gebied.
Laat Hem maar naar Herodes gaan.
Tot die tijd lag Pilatus met deze Herodes overhoop:
Twee rivalen die allebei in dat gebied streden om de macht.
Wie had het nu voor het zeggen daar in Israël: Pilatus de stadhouder in Jeruzalem,
of Herodes met zijn koninklijke bloed die over het noorden regeert.
Het kan zijn dat Pilatus het advies van zijn rivaal nodig heeft om een keuze te maken.
Wat zou jij doen als jij met deze Jezus van doen zou hebben?
Welk vonnis zou jij vellen? Is hij schuldig of niet? Moet ik wat? Of moet ik Hem laten gaan?
Wat moet ik met Jezus?
Herodes is blij met Jezus en zo blij met het gebaar van zijn rivaal dat hij vriendschap sluit.
Herodes laat zijn rivaliteit met Pilatus los, omdat hij blij is met deze unieke kans.
Nu krijgt hij die gelegenheid waar hij al zo lang op gehoopt had: Jezus zien.
Misschien kan hij Jezus wel zo ver krijgen dat hij een teken gaat doen.
De bijgelovige Herodes die geïnteresseerd is in tekenen die iets over God vertellen.
Nu kan hij uit eerste hand een teken krijgen van deze Jezus.
Voor zijn ogen zal het gebeuren. Dat hij dit mag meemaken. Dankjewel Pilatus!
Het loopt op een teleurstelling voor Herodes uit.
Jezus doet niets  en zegt geen woord.
Hoeveel vragen Herodes ook op Jezus afvuurt.
Hoe Herodes ook aandringt bij Jezus om iets bijzonders van Hem te mogen zien.
Geen enkele reactie.
Als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open (Jes. 53:7)
Hier kan Herodes niets mee beginnen.
Ook hier zijn priesters meegekomen en Schriftgeleerden. Zij zijn niet stil.
Zij schreeuwen de beschuldigingen naar Jezus toe. Maar Jezus blijft stil. Geen enkel woord.
Als Jezus niet meewerkt, kan Herodes maar een ding doen.
Als ze zeggen dat Hij koning van de Joden is, dan maken we maar een koning van Hem.
Ze nemen een koninklijke mantel en doen die Hem om.
Soldaten gaan voor Hem langs en begroeten Hem: Avé Caesar, gegroet Koning!
Zo gaat Jezus weer terug naar Pilatus en Pilatus is weinig opgeschoten.
Weer zegt hij het tegen die grote menigte die voor zijn paleis staat:
Ik zie geen enkele reden voor een proces. Ook Herodes ziet in Hem geen zaak.
Het enige dat ik met Hem kan doen, is Hem geselen. Dan laat ik Hem gaan.

Pilatus, die over leven en dood gaat, heeft nog een uitweg.
Er is een gewoonte om met Pesach een gevangene los te laten.
De menigte bij zijn paleis is hem echter al voor.
Wij willen niet dat deze Jezus wordt losgelaten. Weg met Hem.
Laat desnoods die Barabbas maar los, maar nooit die Jezus.
Als ze zelfs gaan roepen om de vrijlating van Barabbas,
zit de haat tegen deze Jezus wel heel diep bij de menigte.
Barabbas die in de stad had huisgehouden en onschuldige burgers had gedood,
eerder een criminele bendeleider, een bandiet dan een rebellenleider.
Nog steeds wil Pilatus Jezus loslaten, maar de menigte wil Hem niet laten gaan.
Dan beginnen ze te roepen om de ergste straf die er is,
die niet alleen berucht is om zijn wreedheid en het pijnlijke van de dood,
maar omdat er geen straf duidelijker aangeeft
dat deze Man niets met God te maken kan hebben: het kruis.
Het kruis is de meest inhumane manier van sterven.
totale ontmenselijking, totale schande, totale degradatie.
Jezus sterft niet de dood van een martelaar, maar de dood van een vervloekte, buitengesloten van de gemeenschap met God. Het kruis is totale godloosheid.
Duidelijker kunnen ze niet maken, dat ze in Jezus niet de Zoon des mensen zien,
niet Gods Zoon, geen messias, niet hun Koning.
Aan het kruis – door God vervloekt, uit het volk weggestoten.
Verbannen van de aarde en uitgestoten uit de hemel.

In de geloofsbelijdenis wordt ervan gezegd: Hij heeft geleden onder Pontius Pilatus,
is gekruisigd, gestorven en begraven.
Onze traditie heeft daarin niet alleen het falen van de wereldlijke macht gezien.
Jezus die een ongelukkige slachtoffer was van een falende rechtspraak,
een stadhouder die niet tegen de woede van het volk durfde ingaan.
Wat daar gebeurt, heeft met mij te maken.
Dat kruis van Jezus is mijn kruis, dat oordeel over Jezus is mijn oordeel,
de vloek die over Hem uitgesproken wordt, als het volk roept om het kruis,
dat is de vloek die God over mij zou spreken.
De vernedering die Jezus ondergaat, om mij te verhogen.

Waarom heeft Hij onder de rechter Pontius Pilatus geleden?
Om ons, doordat Hij schuldig onder de wereldlijke rechter veroordeeld werd,
te bevrijden van het strenge oordeel van God, dat ons treffen zou.

Betekent het feit dat Hij gekruisigd is, meer dan dat Hij op een andere wijze sterven zou?
Ja, want daardoor ben ik zeker, dat Hij de vloek die op mij rustte,
op Zich geladen heeft, want de dood aan het kruis was door God vervloekt.

Dat Jezus onschuldig werd bevonden en toch werd gedood als misdadiger,
heeft mij iets te zeggen. In mijn plaats, mijn vloek, het oordeel over mijn leven.
De Koning die de plek van Zijn onderdanen inneemt,
De hemelse Rechter die het vonnis draagt dat voor mij had gegolden.
De Messias, de Gezalfde die mijn weg gaat.

Is dat, is dat mijn Koning, dat aller vaad’ren wens,
is dat, is dat zijn kroning? Zie, zie, aanschouw de mens!
Moet Hij dat spotkleed dragen, dat riet, die doornenkroon,
lijdt Hij die spot, die slagen, Hij, God, uw eigen Zoon?

Ja, ik kost Hem die slagen, die smarten en die hoon;
ik doe dat kleed Hem dragen, dat riet, die doornenkroon;
ik sloeg Hem al die wonden, voor mij moet Hij daar staan;
ik deed door mijne zonden, Hem al die jamm’ren aan.

O Jezus, man van smarten, Gij aller vaad’ren wens,
herinner aller harten ’t aandoenlijk: “Zie den mens!”
Laat mij toch nooit vergeten die kroon, dat kleed, dat riet!
Dit trooste mijn geweten: ’t is al voor mij geschied!
Amen.