Preek zondag 26 april 2020 morgendienst
Schriftlezing: Johannes 21 (met de nadruk op 15-19)
Hoed mijn schapen – weid mijn lammeren
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Afgelopen week was E. jarig.
E. begreep niet, dat er op haar verjaardag geen bezoek mocht komen.
Dat was haar niet duidelijk te maken.
Dat zou voor E. en haar familie een vreemde verjaardag zijn:
Een verjaardag zonder bezoek en zonder cadeautjes. Dan ben je toch niet jarig?
Zus N. deed een oproep om kaarten te sturen.
Rond de verjaardag van E. kwamen er ongeveer 400 kaarten binnen,
Kwam iemand langs verkleed als een grote roze konijn en werden cadeaus afgegeven.
Toch een bijzondere verjaardag voor E. in deze voor haar vreemde tijd.
Bijzonder dat er zo met haar meegeleefd is,
Dat er aan haar gedacht is en gezorgd is.
Er kan heel weinig en dan is een verjaardag zoals van E. een voorbeeld
hoe je toch iets kunt organiseren met alle beperkingen die gelden.
Deze tijd is ook voor jongeren en kinderen een moeilijke tijd:
Jullie kunnen elkaar niet zien, niet elkaar opzoeken,
je kunt niet naar school, niet naar vrienden.
Geen verjaardag, niet naar de film, niet even ergens drinken, niet naar Walibi of Efteling.
Vooral thuis, met schoolwerk bezig, film kijken of gamen, of appen of zoomen.
Misschien heb je wel heimwee naar school en mis je je klas, en zelfs de leraren,
mis de gezelligheid van je vriendinnen, de sfeer van de klas, de gesprekken en discussies.
Je hebt misschien ook wel mensen gemist, vrienden, docenten, anderen, die je zagen staan.
Iemand die voor jou belangstelling had,
die aan jou vroeg hoe je het hebt,nu je deze weken thuis zit.
Je trekt uit jezelf ook niet makkelijk aan de bel.
Of deel je het wel via een appje of op Insta: Het gaat eigenlijk niet zo goed met mij.
Het is makkelijker als anderen zien dat het niet goed met je gaat
en daarom naar je toe komen of contact opnemen met je om te zien hoe het gaat.
De zorg voor elkaar, het naar elkaar omzien, met elkaar meeleven,
Zien hoe het met iemand gaat en vragen: hoe gaat het met je
– wie pakt dat op als Jezus naar de hemel is gegaan?
Wie neemt Zijn zorg over voor Zijn leerlingen die op aarde achterblijven?
De scholen moesten niet alleen nadenken
over hoe ze jullie thuis je schoolwerk lieten maken
maar ook hoe ze in de gaten konden houden hoe het met jullie zou gaan
nu de docenten jullie voor een tijd niet zouden zien,
om te zien hoe het met jullie gaat.
Zo moet ook binnen de groep van de volgelingen van Christus afgesproken worden
hoe de zorg voor de gemeenteleden zou worden geregeld.
Wie krijgt de verantwoordelijkheid om contact op te nemen
of bij iemand langs te gaan om te vragen hoe het gaat
of jij het nog wel volhoudt om te geloven nu Jezus niet meer op aarde is.
Natuurlijk, Hij is in de hemel en Hij regeert en stuurt Zijn Geest
en er zijn geregeld momenten dat je ook wel merkt dat Hij er is
en dat Hij naar je omziet.
Toch zou het fijn als je iemand hebt, die in Zijn naam naar je omziet.
Aan wie zou jij die taak geven?
Wie zou op die manier naar medegelovigen moeten omzien in Christus’ naam?
Jezus geeft die opdracht aan Petrus: Weid mijn lammeren, hoed mijn schapen.
Dat zou toch niet de eerste zijn, die wij hadden uitgekozen.
Petrus, die Zijn meester verloochend had in het huis van de hogepriester.
Die Jezus? Ik ken Hem niet. Jezus? Met Hem heb ik niets te maken!
Hoe kom je erbij te denken dat ik iets met die Jezus daar heb?
Hij is degene die Jezus aanwijst om voor de andere gelovigen te zorgen.
Ze zitten bij elkaar op het strand met een vuur, waarop brood en vis klaargemaakt wordt
– een maaltijd die ze te danken hebben aan de opgestane Heer. Hij voedt hen.
Als ze genoeg hebben gegeten, kijkt Jezus Petrus aan:
Petrus, als jij naar de andere discipelen kijkt om je heen,
heb jij Mij meer lief dan zij Mij liefhebben? Vergelijk je liefde eens met hen.
Waar vraagt de opgestane Heer naar? Wat bedoelt Hij met liefde?
Aan deze liefde waar Jezus naar vraagt, zitten verschillende kanten.
Het is niet zozeer een gevoel, een warm romantisch gevoel, genegenheid,
waar Jezus naar vraagt, al klinkt dat er ook wel in door.
Maar Jezus Petrus bevraagt op zijn liefde voor Hem, de opgestane Heer,
zitten daar twee kanten aan, die voor Petrus een pijnlijke herinnering oproepen.
Want als Jezus vraagt naar Petrus’ liefde gebruikt Hij allereerst een woord
dat de liefde van God voor mensen aangeeft, Gods passie en bewogenheid.
Gods liefde voor ons is ook betrouwbaar: daar kunnen we op aan, op bouwen.
Dat zou toch wat zijn als we niet op Gods liefde voor ons zouden kunnen bouwen!
Er is nog wat in die liefde meespeelt: jezelf opofferen.
God had de wereld zo lief dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft
en die Zoon die naar de wereld komt, geeft Zichzelf aan het kruis.
Dat is de vraag die de opgestane Heer op het strand aan Zijn leerling stelt:
Petrus, kan ik op jou bouwen? Petrus, is jouw liefde voor Mij geen bevlieging?
Petrus, houdt jouw liefde het ook als er tegenslag komt?
Petrus, als er vervolging komt, ben jij dan de eerste die wegrent of blijf je trouw?
Jezus noemt hem anders: Simon, zoon van Johannes,
om Petrus te herinneren aan die eerste keer dat hij door Jezus geroepen werd.
Petrus, dat was jouw eerste liefde – wat is daarvan overgebleven?
Is die liefde er nog? Ga je voor Mij door het vuur? Of kijk je daar nu anders tegenaan?
Petrus, ben je bereid om je leven voor Mij te wagen, op te geven om Mijn weg te gaan?
Of schrik je daarvoor terug?
Jezus maakt geen enkele opmerking over die keer dat Petrus ook bij een kolenvuur zat
en driemaal luid en duidelijk zei met Jezus niks te maken te hebben.
Toch is er genoeg dat herinnert aan die keer, nog niet zo lang geleden,
toen Jezus in die nacht voor Zijn dood werd verhoord.
Sinds die nacht is er veel veranderd: Jezus gestorven, maar ook opgestaan.
Een nieuwe werkelijkheid, de werkelijkheid van Pasen.
Petrus, is jouw geloof ook veranderd? Of ben je dezelfde? Welke Petrus ben jij?
Wat voor Petrus? Kun jij het aan?
Ben jij nog diezelfde Petrus die wij meer zal verloochenen? Of ben je veranderd?
Ben je nu wel betrouwbaar?
Wat is het antwoord van Petrus? Een volmondig ja? Het lijkt eerder of hij er omheen draait:
U weet het dat ik van u houdt, U weet of ik van U houd. Ik kan het zelf niet goed zeggen.
Het is ook een ander woord voor liefde.
Niet het woord dat doelt op betrouwbaarheid, stabiliteit, op bereidheid om jezelf te geven.
Het lijkt erop dat Petrus het afzwakt: Ik kan die liefde die U van mij vraagt niet geven.
Ik kan wel een vriend voor U zijn, iemand die met U meegaat, met U spreekt, naar U luistert.
Maar of mijn liefde voor U echt zo sterk is, dat durf ik zelf niet te zeggen.
Dat ik als een vriend met U op wil trekken, dat weet U ook wel.
Petrus, die terugkrabbelt, die niet volmondig ja durft te zeggen, maar afzwakt.
– tegen die Petrus zegt Jezus: Weid mijn schapen.
Wees als een herder voor Mijn volgelingen. Zorg goed voor hen, zoals een herder zorgt.
Je kunt het ook zo opvatten: ook al zwak je je liefde af,
en maak je er iets vriendschappelijks van, dat je een vriend, een kameraad wilt zijn,
die liefde voor Mij, dat je een vriend voor Mij wilt zijn,
kun je laten zien door voor Mijn mensen te zorgen: wees als een herder voor hen.
Wees als een herder – weid Mijn schapen, hoed Mijn lammeren.
Wat is dat eigenlijk voor een opdracht die Jezus aan Petrus geeft?
Zijn volgelingen die op aarde zijn, in Zijn naam hoeden en weiden.
Ik zocht contact met iemand die verstand van schapen heeft,
van hoeden en weiden van schapen en lammeren.
Daarvoor gaan we richting de Winterdijk. Kijk en luister mee:
[filmpje van een schapenboer]
Jezus zegt tegen Petrus: hoed Mijn schapen, weid Mijn lammeren.
We zagen net een schapenboer, die elke dag bij zijn schapen is: 2x per dag zelfs
en steeds controleert of de schapen gezond zijn, genoeg te eten hebben.
Daar begint het hoeden en weiden van schapen en lammeren mee:
Elke dag bij hen zijn en hen nagaan of het goed met hen gaat.
De zorg voor schapen kun je niet op een afstand doen, niet met een drone of webcam.
Je moet bij ze zijn, om echt te zien hoe het met ze gaat, om hun leven te ervaren.
Dat maakt deze tijd juist zo ingewikkeld en vreemd: je kunt alleen op een afstand zijn.
Het is behelpen. Ik kan niet naar u toe, de ouderling kan niet op bezoek komen.
De leiding van de TOVclubs kunnen geen avond organiseren waar je naar toe kunt gaan.
Daarmee valt een belangrijk onderdeel van de zorg voor elkaar weg.
Laten we hopen en bidden dat we elkaar weer snel mogen ontmoeten,
om elkaar in de ogen te kunnen kijken, te ervaren hoe fijn het is om weer bij elkaar te zijn.
Als de opgestane Heer zegt dat Petrus de schapen en lammeren moet hoeden en weiden,
dan blijven het wel de schapen van deze opgestane Heer.
Het worden niet de schapen en lammeren van Petrus, van een dominee, een kerkenraad.
Het blijven de lammeren en schapen van Christus.
Wie voor de schapen mag zorgen, mag wel iets aan hen laten zien van Christus.
In hun zorg voor de schapen, in het hoeden van de lammeren
laten ze zien hoe Christus de lammeren en schapen weidt en hoedt.
Petrus wordt geroepen, niet alleen om zijn liefde aan zijn Heer te laten zien
door te zorgen voor de schapen van de Heer, die naar de hemel is gegaan,
maar Petrus wordt ook geroepen om de schapen die op aarde zijn,
de volgelingen van Christus, die samen kerk zijn op aarde,
om hen eraan te herinneren dat zij een Heer hebben, een herder in de hemel,
die voor hen zorgt, die hen hoedt en weidt, al is Hij nu in de hemel.
Een aardse herder die voor de kudde van Christus zorgt herinnert aan de goede Herder.
Daarom is het ook zo belangrijk om in de gemeente met elkaar mee te leven
en naar elkaar om te zien, want daardoor weten ze dat ze een Heer in de hemel hebben.
Wellicht heb je dat ook zo ervaren: iemand die aan je vroeg hoe het ging,
die met je doorpraatte over geloof, over God, over Christus – speciaal met jou,
waardoor je wist: Ik heb een Heer in de hemel, de Goede herder, mijn herder.
Laat mij van Uw grote kudde een heel klein schaapje zijn.
Vandaag stond een doopdienst gepland – voorlopig kunnen we dat niet doen:
dopen in een kerkdienst. Bij alles wat anders is moeten we daar ook over nadenken.
Maar voor zo’n klein kind, dat nog niet zo lang geboren is, mag zo’n schaapje zijn:
Hoed mijn lammeren, zegt Jezus tegen Petrus.
Ook de kleinen in de gemeente hebben de zorg nodig.
Een herder zorgt voor eten en drinken.
Nieuw gras en een nieuw weiland, water – dat is wat ze nodig hebben.
Wat hebben de schapen en lammeren van Christus nodig?
Het gras en het water – grazige weiden en stille wateren, zoals Psalm 23 zegt.
Wat heb je als christen nodig om gevoed te worden, om te groeien in geloof?
Allereerst de aanwezigheid met Christus.
Het bijzondere voor Petrus is dat hij op dat moment met Christus is,
gegeten heeft, een maaltijd waarbij de opgestane Heer voor brood en vis zorgde.
Het doet denken aan de wonderbare spijziging – de Heer die genoeg te eten geeft
En het meest bijzondere dat Hij kan geven is Zichzelf: brood des levens.
Petrus heeft eerst zelf mogen eten en bij Jezus mogen zitten.
Dat mag hij doorgeven aan de andere schapen.
Het weiden en hoeden van de lammeren en schapen van Christus
begint ermee dat jezelf eerst wordt gevoed.
Dat de Heer voor jou eerst een herder is, de Goede Herder
en dat je die ervaring, die liefde mag doorgeven.
Al zwakt Petrus zijn liefde voor Christus wellicht af,
hij hoeft het niet te doen op basis van zijn eigen liefde,
maar door de liefde van Christus die hij ontvangt.
Hij hoeft die liefde alleen maar door te geven.
Hij mag die zelf ontvangen en daaruit leven, leven ontvangen.
Herder zijn is doorgeven wat je zelf mocht ontvangen van Christus.
Voor Petrus betekent het dat de schuld die hij had wordt weggedaan.
Zijn verraad, de verloochening wordt kwijtgescholden, vergeven.
Ook dat is een ervaring die hij mag doorgeven:
Ik was bij Christus en Hij vergaf mij dat ik Hem in de steek liet
en riep mij terug bij Hem en nu mag ik jullie bij Hem brengen, terugroepen in Zijn naam.
Mooi als jij, als u daar van kunt spreken, van die ervaring,
dat iemand u, jou bij Christus bracht, vanuit zijn eigen ervaring met Christus.
De zorg voor schapen gaat nog verder: de schapen bij elkaar houden,
Zorgen dat ze niet van de kudde weggaan.
Hier aan de Winterdijk is dat goed geregeld. Ze kunnen niet makkelijk weglopen.
Ik heb wel eens begrepen dat schapen graag ontsnappen.
Ik heb ook wel eens op de Bovenheigraaf bij Owios een schaap zien oversteken, los.
Een herder moet in de gaten houden of gemeenteleden niet bij Christus vandaan gaan,
of ze niet wegdwalen en daarmee bij Christus vandaan gaan.
Omdat de schapen van Christus zijn, heeft de herder hart voor de schapen.
Petrus wist zelf wat het is om weer bij Christus geroepen te worden,
om bij Christus te komen, in Zijn gemeenschap, met Christus mee,
vriend van Jezus te worden, van Jezus te houden zelfs.
Die liefde gun je aan anderen. Je wilt niet dat andere die kwijtraken.
Je kunt het vragen – en dat is belangrijk: Houd jij van Jezus,
Kan Hij op je liefde aan, is je liefde betrouwbaar.
Maar je mag ook vertellen: je kunt op Zijn liefde aan, Zijn liefde is betrouwbaar.
Hij heeft Zijn leven gegeven ook voor jou. Ook jij mag komen bij Hem
en zijn in Zijn aanwezigheid.
Hoeden van de schapen: elke dag nagaan of de schapen gezond zijn.
De pootjes controleren, wanneer het nodig is scheren (intensieve klus, maar wel nodig).
In de gaten houden of ze niet ziek zijn.
Petrus krijgt de opdracht om de schapen in de gaten te houden.
Om ze ervoor te behoeden dat ze ziek worden
en als ze ziek geworden zijn met liefde en zorg te behandelen, zodat ze genezen.
Ook gelovigen kunnen hun zorgen hebben, tobben met hun geloof.
Misschien tob jij nu wel en zit u wel midden in de zorgen
en zou u willen dat er iemand bij u langs zou komen,
zoals een schapenboer de kudde langsgaat en de schapen verzorgt en beter maakt.
Misschien raakt u wel achterop door verdriet,
misschien heb jij wel moeite erbij te blijven doordat je iemand mist die je enthousiast maakt
voor Christus, zodat er iets in je gewekt wordt en jij dat ook wilt:
Jezus liefhebben en Hem ervaren, Hem dienen en volgen met heel je leven.
Als Jezus zegt tegen Petrus dat hij moet gaan hoeden en weiden,
betekent dat ook dat Petrus in staat is om anderen te helpen in het geloof,
dat enthousiasme weer op te wekken, de liefde te voeden, het vertrouwen te sterken,
de ervaring dat je bij Christus bent te geven, omdat hij iets laat zien van zijn Heer.
Het is niet de eigen kracht van Petrus, maar Christus die door hem heen werkt.
Het is de trouw van God, de goede Herder, die de Zijnen kent en roept – hen allemaal.
Daardoor kunnen we Hem liefhebben. Daardoor kunnen we anderen bij Hem brengen:
God is getrouw. Amen
Kindermoment
Hoera, het is vakantie! staat er met stoepkrijt bij ons op de stoep.Vakantie! En verandert misschien niet eens zo veel. Je hoeft alleen thuis geen werk voor school meer te doen. Heb je premier Rutte gehoord? Na de meivakantie mogen de kinderen van de basisschool weer naar school: nog niet elke dag. Je bent in de afgelopen dagen vooral thuis geweest. Je hebt weinig anderen gezien dan je vader en moeder. Geen opa’s en oma’s, geen ooms en tantes. Geen vrienden en vriendinnen. Geen meester of juf. Niemand van de zondagsschool of de kindernevendienst. Wie heeft dan kunnen zien, hoe het met je gaat? Voor elkaar zorgen en op elkaar letten – daar gaat het vandaag over in de preek.
We lezen zo meteen hoe de Heere Jezus tegen Petrus zegt: Zorg goed voor mijn volk, zoals een herder voor zijn schapen zorgt. We gaan vandaag zien hoe een herder voor zijn schapen zorgt. Nou je, een herder? Een schapenboer. Daarvoor gaan we naar de boerderij van Jonne, Melle en Diede, waar Jonne iets vertelt over een van de schapen.