Preek zondag 31 maart 2019

Preek zondag 31 maart 2019
Afsluiting Winterwerk
Johannes 12 en 19

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Elk jaar voeren we actie om geld op te halen voor een aantal doelen.
Elk jaar heeft de actie ook een naam en dat is dit jaar : Geloven in delen.
Geloven in delen: we geloven dat het zin heeft (belangrijk is) om te delen.
Een klein voorbeeld: Ik kan een zak snoep voor mijzelf houden,
maar ik kan die zak ook delen met anderen.
Ik kan die zak snoep voor mijzelf houden, want ik heb die zelf gekocht.
Maar als ik uitdeel, maak ik niet alleen anderen blij, maar ook mijzelf.

In de afgelopen maanden hebben we actie gevoerd voor drie doelen
en met die actie hebben gedeeld.
We deelden iets van ons geld door bij een actie is te kopen.
Dat kan bij de chocoladeletteractie van de zondagsschool zijn geweest,
of de oliebollenactie, de sinaasappelactie. Dit jaar is er zelfs een actiedag geweest.
We hadden het geld voor onszelf kunnen houden,
maar we geloven dat het goed is om een deel van je geld te geven aan anderen,
mensen die we niet kennen, die arm zijn misschien, of geholpen moeten worden.

Waarom doen we dat eigenlijk?
Dat heeft met het eerste woordje te maken: geloven.
Daarmee bedoelen we niet alleen dat we geloven dat delen werkt, zin heeft of mooi is,
maar dat delen te maken heeft met ons geloof in de Heere Jezus.
In het afgelopen seizoen hebben jullie op de clubs en op catechisatie over Christus gehoord
en op zondagsschool en in de kindernevendienst zul je ook verhalen hebben gehoord.
We hebben met elkaar een gedeelte over de Heere Jezus aan het kruis.
Dat was het tweede stukje uit de Bijbel dat we lazen.
We lazen over soldaten. Deze soldaten namen de Heere Jezus mee om te kruisigen.
Hij liep tussen hen in, toen hij bij Pilatus wegging en Hij droeg zelf zijn kruis.
Als ze bij Golgotha aankomen, om Hem daar te kruisigen, doen ze Hem alle kleren uit.
Als ze de Heere Jezus aan het kruis hebben vastgespijkerd,
Waar Hij straks zal sterven, rapen ze de kleren bij elkaar en verdelen die onder elkaar.
Ze scheuren de kleren in 4 stukken, zodat elke soldaat evenveel heeft.
Ook zij geloven in delen: je deelt in de buit, de buit die ze hebben afgepakt
van de man die ze aan het kruis hebben vastgespijkerd.
Misschien was dat hun beloning voor het werk wat ze delen:
dat ze de kleren mochten hebben.
Bij de kleren is er echter één stuk, dat ze niet kunnen scheuren: dat is te bijzonder.
In één stuk geweven: van boven naar onder.
Ze vinden het zonde om dat stuk in stukken te scheuren en dan te verdelen.
Als ze er nu eens om loten, dan krijgt een van vieren het hele stuk.
Het is een beetje vreemd verhaal, dat ene kledingstuk dat helemaal heel blijft.
Waarom vertelt Johannes dat? Dat heeft misschien wel een betekenis.
Een mogelijkheid is dat Johannes wil aangeven: dat onderkleed is bijzonder
omdat priesters zo’n kledingsstuk droegen en Johannes wil aangeven: Jezus is priester.
Aan het kruis brengt Hij een belangrijk offer: het belangrijkste offer dat ooit werd gebracht.
Alleen: nergens anders maakt Johannes duidelijk dat Jezus een priester is.
Wel een koning, maar geen priester.
Een andere, ook heel mooie uitleg is dat die mantel staat voor de gelovigen.
De gelovigen van Jezus vormen een eenheid.
Zelfs door de dood van Jezus worden ze niet verscheurd, maar blijven ze één.
In het afgelopen jaar heb je dat misschien wel gemerkt, bij een van de acties:
Gemeenteleden die verschillend denken en toch je merkt:
je hoort bij elkaar, omdat je bij de Heere Jezus.
En bij het actievoeren merkte je dat buren, die lid zijn van een andere kerk,
ook van jou iets wilde kopen en zo de actie van onze kerk wilde steunen,
omdat ze weten: hoe verschillend als kerk, we zijn één in Christus.

Het kan ook zijn – een derde mogelijkheid – dat Johannes wil laten zien
dat het kruis betekent, dat Jezus alles geeft – alles weggeeft wat Hij heeft,
zelfs Zijn kleren en straks als Hij sterft Zijn eigen leven zal geven.
Jezus kon alles delen wat Hij had en hield voor Zichzelf niets over.
Als Hij zoveel over had voor mensen, dan kunnen wij ook wel iets delen.
Omdat deze winteractie Geloven in delen heet, heb ik er nog een stukje bij gelezen
over de Heere Jezus die uitleg geeft over wat het kruis betekent.
Je zou het zo kunnen zeggen: door te delen wordt iets meer, wordt iets groter.
Dat klinkt misschien gek, want als je iets deelt, wordt het meestal kleiner,
maar als de Heere Jezus aan het kruis, zijn leven deelt, dan wordt het meer.
De Heere Jezus vergelijkt het met een graankorrel:
Je stopt een graankorrel in de aarde en doet er aarde overheen.
Die aarde moet je erover heen doen, anders kan een graankorrel niet groeien,
niet uitgroeien tot een plant, waar weer nieuwe graankorrels in zitten.
Dat in de aarde doen, lijkt wel op sterven.
Zo ging de Heere Jezus sterven,
maar net als bij een graankorrel die in de aarde wordt gestopt,
leverde zijn sterven veel op: veel vrucht.
En weet je wat die vrucht is: dat zijn wij – als we in Hem geloven zijn wij die vrucht.
Wij kunnen leven, groeien en bloeien, omdat de Heere Jezus zijn leven gaf.
Geloven in delen begint bij de Heere Jezus die bereid was om Zijn leven te delen.
Als ik een zak snoep zou hebben, zou ik niet aan iedereen iets kunnen geven,
Ik kan alleen maar een paar kinderen en volwassenen wat geven
en de rest zit te kijken: waarom krijgen wij niet.
Maar als de Heere Jezus gaat delen, dan kan iedereen krijgen
En iedereen krijgt genoeg.

Er zit nog een kant aan delen:
Als ik deze zak snoep wil delen, moet ik niet op de kansel blijven,
maar ervan af komen en naar beneden gaan en dan kan ik het uitdelen.
Om te delen moet ik naar beneden toe.
Dan kan ik gelijk zien hoe het beneden is, om daar in de kerk te zitten.
Dat is ook belangrijk aan delen als iemand komt om je leven te delen.
In dezelfde plaats te wonen: Hij weet dan hoe het hier in Oldebroek is om te wonen.
Stel dat je in Groningen zou wonen en er zo op een dag een belangrijk persoon komen:
een minister, of zelfs de minister-president of zelfs de koning,
dan loopt hij langs de huizen en ziet hij hoe er scheuren in huizen zitten
en kan hij verhalen horen,
Maar hoe het echt is, om te wonen in een huis en een aardbeving te voelen
en te denken dat je huis zomaar kan instorten en bang te zijn om te slapen,
dat kun je alleen maar voelen als je er zelf gaat wonen.
Weet je wat zo bijzonder is: de Heere Jezus kwam uit de hemel naar de aarde.
Hij had kunnen zeggen: Ik heb het in de hemel goed, Ik blijf daar mooi.
De mensen op aarde hebben het er zelf een probleem van gemaakt.
Zij hadden God niet nodig en verkozen verkeerd
Laat ze maar lekker voelen dat ze arm zijn.
Nee, Hij kwam uit de hemel. Al het mooie liet Hij achter in de hemel.
Denk je dat het een pretje voor Hem was om op aarde te komen?
Hij kon hier te maken met pijn, terwijl het in de hemel goed was.
Aan het kruis kreeg Hij te maken met de spot van de mensen.
Dat is trouwens een vierde betekenis van die kleren die de soldaten verdelen:
Alle mensen zullen Hem uitgelachen hebben.
Omdat Jezus naar de aarde kwam, maakte Hij hetzelfde mee,
ook de spot,uitgelachen worden. Hij deelt daarin.
Zijn kleren verdeeld – dat komt uit een psalm waarin de mensen zeggen:
God helpt Hem toch niet., God heeft Hem helemaal in de steek gelaten.

En dat gebeurde aan het kruis ook. Dat Jezus al Zijn kleren kwijtraakte,
betekent ook – de 4e betekenis – dat voor de mensen God zich teruggetrokken had.
Omdat Jezus dat toen ervaren heeft, hoeven wij dat nooit meer te ervaren.
Ja, je kunt het wel eens hebben en denken en zo ervaren,
maar nooit meer zo diep als Jezus, want omdat God Jezus aan het kruis alleen liet,
zal God ons nooit meer alleen laten.
Geloven in delen – betekent ook dat we geloven dat Jezus deelt in onze nood,
zodat wij daarvan los kunnen komen, bevrijd.

Het mooie van de drie doelen is, dat ze allemaal daar iets van laten zien:
* Stichting Gave: delen van je tijd met vluchtelingen
* Stichting Tot Heil des Volks: wonen in Amsterdam, tussen de mensen
die op straat zwerven, in de prostitutie werken.
* Vrienden van GGZ de Hoop: mensen steunen, die psychische problemen hebben.
Ze doen dat, omdat ze geloven dat Jezus naar de aarde kwam
om bij ons te zijn, onze nood te dragen en ook de zonde die voor die nood zorgde.

Op de clubs hebben jullie erover gehoord, op de zondagschool, kindernevendienst,
tov-groep, catechisatie, Bijbelkring.
Ik hoop dat je gegroeid bent.
Bijzonder dat gemeenteleden hun tijd willen delen, met anderen in de kerk:
kinderen, tieners, volwassenen.
We hebben wel een zorgpunt: in september willen we een nieuwe TOV-groep opstarten.
Het lukt heel moeilijk om leiding te vinden.
Natuurlijk, ik weet, eigenlijk doen de meesten hier in de gemeente al iets (of heel wat).
Maar het zou wel jammer zijn als de jongeren niet bij elkaar kunnen komen,
omdat de leiding ontbreekt.
Ik hoop dat jij, of dat u erover na wilt denken om iets van uw tijd te delen.
Uit dankbaarheid, omdat Christus naar de aarde kwam,
om door met hen mee te doen, te laten zien dat Christus kwam om te delen
in ons leven te komen, ons bestaan en dat te delen
En zo te weten wat we doormaakten, maar ook met ons en voor ons stierf.
Aan het kruis werden zijn kleren verdeeld. Hij hield niets over, zou je denken,
maar ook al raakte Hij alles kwijt, Hij kreeg er veel voor terug:
net als die graankorrel, die moest sterven, aarde erover, maar wel veel vrucht droeg.
Hij kwam bij ons, heel gewoon. Amen

Preek zondag 24 maart 2019

Preek zondag 24 maart 2019
Schriftlezing: Mattheüs 20:17-28

Gemeente van onze Heere Jezus Christus, beste doopouders,

Als ouder heb je het beste voor met je kind.
Je wilt niets liever dat je kind het goed heeft en gelukkig is en daar heb je veel voor over.
Daarom staan ouders op zaterdagmorgen vroeg langs de kant van het voetbalveld.

Of brengt en moeder hun dochter naar de manege, zodat haar dochter kan paardrijden.
Je wilt goed onderwijs voor je zoon of dochter
en dat ze in de klas of in de buurt aansluiting hebben en vrienden om mee te gaan.
Omdat je wilt dat ze een goede toekomst krijgen, zit je ze achter de broek
zodat ze hun huiswerk maken.

Wanneer het niet goed gaat met je kind, gooi je jezelf in de strijd.
Als er iets op school is en je merkt dat de school het niet oppakt,
dan stap je op de school af en wil je een gesprek met de leerkracht of directeur,
waarin je aangeeft wat er speelt en vraag je aan school om iets te doen.
En wanneer school het niet goed oppakt, kunnen ouders hun kinderen van school halen
en naar een andere school doen
– al betekent dat soms dat je elke morgen en elke middag verder moet rijden.

Omdat je het beste met je kind voor hebt, sta je als ouders hier voor in de kerk
om de zoon of dochter, die je uit Gods hand hebt ontvangen, weer bij de Heere  te brengen.
Waar zou je kind beter af zijn, dan in Gods handen?
Bij God die beloofd als onze Hemelse Vader te zorgen voor jouw kind,
als Zoon tegen je kind zegt: Ik ben voor jou aan het kruis gestorven,
Zodat je bij Mij kan komen om vergeving van je zonden.
De Heilige Geest die belooft in het hart van jouw kind te gaan werken,
om daar ruimte te maken voor de Heere Jezus,
zodat je kind van de Heere Jezus gaat houden en Hem wil gaan dienen.
Als ouders heb je ook beloofd, dat je je kind zult vertellen over de Heere Jezus
En dat je je zoon of dochter leert, welke regels er horen bij het geloof.
Dat doe je, omdat je het beste voor hebt met je kind:
Ze leren God kennen en ze leren met God te leven.

We lazen over een moeder die het beste met haar kinderen voor heeft.
Ze stapt op Jezus af met de vraag of haar twee zonen de mooiste plek mogen hebben
in het Koninkrijk, waarvan Jezus zorgt dat het er zal komen.
Ze zijn op weg naar Jeruzalem,
waarschijnlijk met een hele grote groep mensen uit Galilea,
die op reis zijn naar Jeruzalem om een van de belangrijke feesten daar te vieren.
Als Jezus onderweg zijn leerlingen even apart neemt, waagt ze haar kans
en klampt Jezus aan en knielt voor Hem neer op straat.
Had Jezus eerder niet gezegd, dat als je aan Hem vraagt, dat Hij het zal geven
en dat wanneer je bij Hem aanklopt Hij zal opendoen?
Ze heeft een vraag, niet voor zichzelf, maar voor haar twee zonen,
Die haar dierbaar zijn en die alles hebben achtergelaten om Jezus te volgen.
Het kan zijn dat die vraag al enige tijd bij haar leeft,
in ieder geval nadat ze Jezus heeft horen vertellen,
Dat er 12 tronen zullen zijn, waarop de leerlingen zullen zitten.
Ze zullen op die troon zitten met Jezus die koning en rechter over Israël zal zijn.
Nadat ze Jezus hier over heeft horen vertellen, is er een gedachte bij haar gekomen.
Als ik nu eens vraag aan Jezus of mijn twee jongens de beste plek mogen hebben.
Toen de groep onderweg ging naar Jeruzalem heeft ze steeds gekeken
naar een gelegenheid om Jezus aan te schieten en Hem deze vraag voor te leggen.
Ze heeft in de buurt van Jezus rond gelopen
en bij zichzelf gedacht: zal ik nu gaan? Of nog even wachten? Is dit een goede gelegenheid?
Als Jezus onderweg Zijn discipelen bij elkaar roept, even apart,
om hen iets te vertellen over het doel, waarom ze naar Jeruzalem gaan,
dan hoort de moeder alleen maar doel en Jeruzalem
en ze denkt aan wat Jezus zei over die twaalf tronen
en ze denkt: dan moet ik nu gaan. Dan is dit de gelegenheid om Jezus aan te schieten.
Ze verzamelt alle moed bij elkaar en waagt de stap.
Ze gaat voor Jezus op de knieën, om aan te geven dat ze een dringende vraag heeft
die ze alleen aan Jezus kan stellen, waar ze bij niemand anders mee terecht kan.
Het is ook een houding van eerbied: ik heb wel een vraag, maar u beslist over het antwoord.

Zo kun je als moeder of als vader ook bij Jezus aankloppen voor je kind:
Met een heel duidelijke vraag, die je alleen aan Christus kunt stellen
of met iets dat in je leeft, zonder dat je het precies kunt verwoorden,
waarvan je voelt: Ik moet wel bij Hem zijn, bij Hem aankloppen en Hij helpt me wel.

Voor de vrouw iets kan vragen, is Jezus haar al voor: Wat wil je?
Dat is fijn als iemand je tegemoet komt en het gesprek opent,
kom maar met je verhaal, steek van wal.
Het kan zijn dat er in de vraag van Jezus meer mee klinkt,
zonder dat deze moeder dat beseft.
Dat Hij wil laten merken, dat als je aan Hem iets vraagt, je ook bereid moet zijn
om te accepteren dat Gods wil anders kan zijn: Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.
Wat je voor je kind wilt, dat kan best belangrijk zijn, maar God kan een andere weg gaan.
Ben je bereid om de weg van je kind in Gods handen te leggen
En te accepteren en zelf op die weg mee te gaan, die je zelf niet hebt uitgestippeld?
Het kan ook zijn dat Jezus wil laten weten: je kunt wel een vraag hebben, iets willen,
maar ben je bereid om mij te volgen: Wie achter Mij aan wil komen.
In ieder geval geeft de vraag van Jezus aan dat Hij bereid is om naar onze vraag te luisteren
en er serieus op in te gaan, die niet aan de kant te schuiven
en tegelijkertijd weet Jezus dieper af te steken:
God kan wel iets anders voor hebben met onszelf of onze kinderen dan wij willen.
Zijn we dan nog bereid om Jezus te volgen?
Of haak je dan af, omdat God vooral moet doen wat jij wilt dat er gebeurt?

De moeder heeft voor haar jongens zo haar eigen dromen.
Als dat koninkrijk van U er zal zijn, mogen mijn twee jongens dan links en rechts van U?
Ze ziet haar jongens al zitten naast Jezus op die ereplaats:
Jezus die midden in Jeruzalem plaatsneemt op een troon
en dan links van zich kijkt of naar rechts om haar twee jongens om advies te vragen
of om te vragen een bepaalde taak voor Hem uit te voeren.
Je wilt het beste voor je kinderen toch? Soms is het beste nog niet goed genoeg.

Als Jezus gesprekken voert, heeft Hij een luisterend oor.
Hij neemt de tijd om te luisteren wat we te zeggen hebben, wat er in ons hart leeft.
Dat kunnen mooie en vrome overwegingen zijn, maar dat hoeft niet altijd.
Soms kunnen we zonder dat we het doorhebben, meer met onszelf bezig zijn dan met God.
En dat je zo met jezelf bezig bent, dat je vergeet waar het de Heere om te doen is.
Want waar ging het gesprek over, wat Jezus met Zijn leerlingen heeft
en waarin die moeder zomaar komt binnenvallen?
Jezus bereidt Zijn leerlingen voor op het doel in Jeruzalem.
Dat heeft die moeder wel goed gehoord,
maar ze heeft maar half gehoord waar het over ging, omdat ze een grootse droom had
Waarin ze haar jongens zag aan de zijde van Jezus zag.
Want Jezus heeft het over heel iets anders dat in Jeruzalem zal gebeuren:
Hij zal verraden worden en uitgeleverd, ter dood veroordeeld, bespot en gegeseld,
naar het kruis gebracht.
Weet je wel wat Mij te wachten staat daar in Jeruzalem?
Opnieuw zegt Hij het op een manier, waarop er meer in Zijn woorden zit.
Kun je de drinkbeker leegdrinken die voor Mij bestemd is?
De twee zonen die deze vraag krijgen, zien dan een mooie beker, goud of zilver,
die de waardigheid van Jezus zal uitdrukken, de waardigheid waarin zij mogen delen
als zij daar op die troon naast Jezus zitten.
Dat zal een hele verantwoordelijkheid zijn om uit die beker te drinken,
maar hun Meester hoeft hen niet te onderschatten.
Ze zijn al een tijdje met Jezus opgetrokken. Ze weten heus wel hoe Hij denkt.
En die verantwoordelijkheid over Israël willen zij wel met Jezus delen,
samen de schouders eronder: schouder aan schouder in Gods wijngaard te gaan.

Jezus heeft het echter over iets anders.
Die beker is niet iets koninklijks en heeft niets met status te maken.
De beker leegdrinken – dat is wat Jezus te wachten staat in Jeruzalem:
opgepakt worden en veroordeeld, gepijnigd en uitgelachen en bespot
en aan het kruis geslagen, omdat Jezus zegt dat Hij door God gestuurd is.
Boven het kruis zal het hangen: Dit is nou jullie Koning, beste Joden.
Dat Jezus gestorven is aan het kruis zul je in de opvoeding vertellen,
als je met je kinderen uit de kinderbijbel leest of later uit de gewone Bijbel.
Als je daarover leest in de Bijbel merk je dat het niet alleen is was dat mensen wilden,
maar dat het ook Gods wil was, dat Jezus aan het kruis gehangen werd.
In Gethsemané vroeg Jezus of de drinkbeker aan Hem voorbij mocht aan,
maar dat was niet de weg die Jezus moest gaan: Deze beker was voor Hem bestemd.
De beker die Jezus moet leegdrinken is de toorn van God.
Alles wat wij verkeerd gedaan hebben,
waarom we vanuit onszelf niet bij God horen, zit in die beker en Jezus zal die leegdrinken.
De doop laat dat ook zien, ook de doop van deze kinderen:
Zoals we zijn kunnen we niet Gods koninkrijk binnengaan. Er moet eerst wat gebeuren.
Met hen en met ons allemaal: opnieuw geboren worden.
Je bent net geboren en er wordt gezegd: je moet opnieuw geboren worden.
Dat betekent de doop ook: elk kind dat geboren is, moet opnieuw geboren worden.
Als een kind gedoopt wordt, betekent dat: ook dit kind is er nog niet.
Ook dit kind moet opnieuw geboren worden.
Maar dat kan ook, omdat Jezus die beker leeggedronken heeft,
die de Vader voor Hem bestemd heeft.
Dat is de dood aan het kruis.
Terwijl die twee leerlingen zich in mooie gewaden gekleed zien
en zien zitten op een mooie troon, met een gewichtige taak,
ziet Jezus een andere taak, ook gewichtig, maar zo anders.
Een troon van hout, niet waar je op zit, maar waar aan je hangt
en niet een troon waar je vol ontzag naar opkijkt, maar al spottend kijk je op.
Wat een grootspraak heeft die man gehad: denken dat Hij de koning van Israël is.
Niemand heeft toen willen zien, dat Hij aan het kruis bij uitstek de koning was.
Want een echte koning heerst niet, maar dient.
Een echte koning vraagt niet het leven, maar geeft Zijn leven,
offert zichzelf op om zijn dienaren te redden – in ieder geval de door God gestuurde koning.
Als Jezus aan Zijn houten troon hangt – het kruis op Golgotha –
zijn er inderdaad twee mensen naast Hem: geen leerlingen die glunderen van trots,
maar moordenaars, die hun straf dragen aan het kruis.
Beste moeder, wil je dat je jongens ook aan het kruis gehangen worden?
Misschien heb je dan toch mijn onderwijs wel gehoord en begrepen
toen ik tegen jouw jongens en tegen Mijn andere leerlingen zei,
Dat degenen die met Mij mee willen gaan, achter Mij aangaan ook hun kruis dragen.
Opdat zij hun kruis in de dagelijkse navolging van Christus met vreugde mogen dragen.
Het beste voor je kind is niet altijd het makkelijkste, maar wel het beste.

Gisteren waren we met de organisten en de kerkrentmeesters in een kerk,
Waarin aan de voorkant buiten een groot kruis stond
en binnen in een raam met allerlei kleine kruisen.
Door het raam met die kleine kruisen konden we het grote kruis buiten zien.
Door het kruis wat wij dragen, zien wij het grote kruis waar Jezus aan hing:
Het kruis waar de Zoon des mensen, Jezus, liet zien
dat Hij niet gekomen was om te heersen, maar om te sterven
en met Zijn dood kocht Hij ons vrij, vrij van de zonde, van de duivel.
De beker die Hij helemaal leeg moest drinken, de beker van Gods oordeel over ons,
Hij werd er helemaal in ondergedompeld – met een doop gedoopt.
Bij ons is de doop maar met een handje water,
maar de betekenis is wel dat je kopje onder gaat in dat water.
Zo ging Jezus helemaal – kopje onder zouden we kunnen zeggen – in Gods oordeel,
Hij bracht het er niet levend van af en werd begraven.
Maar Hij vertelde er gelijk bij: na 3 dagen sta ik op uit de dood.
De dood overwonnen en jullie vrijgekocht.
Als we een kind dopen, betekent dat ze verbonden zijn aan Christus
die zelf ondergedompeld werd in onze zonde en onze schuld, kopje onder ging,

het kruis moest dragen, voor ons bedoeld, zodat wij daar niet hoefden te hangen.
Jacobus en Johannes, de twee zonen van die moeder hoefden er niet te hangen
En wij ook niet. Gedoopt in de naam van de Zoon betekent:
Dat Jezus voor ons aan het kruis gestorven is.

Dan gaat het er nu om: geloof je dat voor jezelf? Dat je Christus nodig hebt?
Liefde Gods, zo rein en krachtig, bloed van Jezus, rijk en vrij.
Het beste dat je voor je kind kunt doen, is vertellen over deze Heer
en voorleven dat je van Hem je leven hebt terug gekregen, omdat Hij aan het kruis ging.
Vertellen over het geluk dat je krijgt door deze koning, die de troon beklom in Jeruzalem.
Zijn wieg was een kribbe, Zijn troon was een kruis.
Zo arm werd de Heiland voor u en voor mij. Amen



Een nieuwe gemeenschap

Een nieuwe gemeenschap
Toen nu Jezus Zijn moeder zag en de discipel die Hij liefhad, bij haar zag staan, zei Hij tegen Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon (Johannes 19:27)

Onder aan het kruis, waaraan Jezus hangt, staat een aantal mensen die nauw bij Jezus betrokken zijn: Zijn moeder, de zuster van Zijn moeder, en Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena en de discipel van wie Jezus houdt. In dit uur laten ze Hem niet alleen. Ze staan daar bij het kruis en moeten wel beseffen dat het snel voorbij zal zijn met Jezus, met Zijn leven en met Zijn werk hier op aarde. Als Jezus er niet meer is, wat zal er dan nog overblijven?

Jezus zelf weet dat Zijn werk niet zal ophouden. Binnen enkele momenten zal Hij zeggen, dat alles is volbracht, zal Hij sterven en in het graf gelegd worden. Na Zijn dood houdt het niet op: Hij zal opstaan. Nadat Hij is opgestaan, zal Hij teruggaan naar Zijn Vader in de hemel. Ook dan zal Zijn werk niet ophouden.
Als Jezus aan het kruis hangt, valt Zijn oog op Maria en op de discipel die er ook staat. Hij gaat wat tegen hen zeggen. In de manier waarop Hij tegen Maria spreekt, komt er een herinnering boven aan die allereerste keer dat Jezus een wonder verrichtte: in Kana, toen het water in wijn werd veranderd. Opnieuw niet een tedere aanspraak van: ‘moeder!’, maar eerder wat afstand: ‘Vrouw!’ Maria staat hier voor Jezus namelijk niet als Zijn moeder bij het kruis, maar als voorbeeld van iedere gelovige die iets van Christus verwacht. Dat deed ze in ieder geval wel, toen in Kana bij die bruiloft de wijn op was en ze bij Jezus aanklopte om de bruiloft te redden. Toen gaf haar Zoon aan, die ook haar Heer is, dat de tijd van Jezus nog niet was gekomen. Nu aan het kruis is de tijd wel gekomen. Dit is Gods tijd.
Nu de tijd gekomen is, Gods tijd, om te sterven, geeft Jezus aan Maria een plek bij Johannes en zal Johannes de plek van Jezus als zoon overnemen. Johannes kan Jezus niet vervangen. Geen enkele levende kan iemand die gestorven is vervangen, laat staan dat een mens de Zoon van God kan vervangen. Het is hier Jezus ook niet te doen om Zijn vervanging, om te zorgen dat de zorg voor Maria verder gaat als Jezus er zo dadelijk niet meer is. Als Jezus Zijn aardse moeder een plek bij Johannes aanwijst, gaat het Hem er om te laten zien, welke betekenis Zijn sterven heeft aan het kruis: Het sterven van de Heere Jezus brengt een nieuwe gemeenschap. Allereerst gemeenschap met God. Het kruis verbindt hemel en aarde. Maar ook tussen mensen brengt de Here Jezus een nieuwe gemeenschap, die belangrijker wordt dan familiebanden en belangrijker dan vriendschap. Aan het kruis Jezus schenkt Zijn moeder aan Zijn vriend en Zijn vriend aan Zijn moeder. Ze vormen samen een gezin, maar niet zomaar een aardse familie. Nee, een nieuwe gemeenschap: de kerk, het gezin van Christus, verenigd om het kruis.

Daardoor kunnen we zien, wat het betekent om gemeente van Christus te zijn. Allereerst betekent dat een eenheid rondom het kruis. Maar het betekent ook dat we elkaar als gemeenschap hebben ontvangen van de Here Jezus. We hebben niet voor elkaar gekozen, zoals vrienden dat doen. Deze nieuwe eenheid moeten we niet te romantisch voorstellen: ook in de gemeente van Christus kan het zijn dat we niet met elkaar en niet zonder elkaar kunnen. Het gaat om een eenheid van andere orde: een eenheid die er komt, omdat de liefde van Christus in ons werkt. Wie gelooft in Christus, wordt lid van dat gezin van Maria en Johannes: het gezin dat één is om het kruis.

Vragen bij de dood van Simson (Richteren 16:22-31)

Vragen bij de dood van Simson (Richteren 16:22-31)

  1. Magdel le Roux, Richteren (2018), p. 321: ‘Het hele leven van Simson was eigenlijk een grote rebellie tegen zijn roeping. Hij had geweten van zijn roeping als nazireeër, maar wilde eerder, net zoals een gewone man, feesten houden, trouwen en hier en daar wat bakkeleien om zijn kracht ten toon te spreiden. Hij was tegen zijn wil door YHWH geroepen en kon daar niet uit ontsnappen, al probeerde hij van alles.’
    Snapt u dat Simson zich wil ontworstelen aan deze speciale roeping en vooral een gewone man wil zijn? 
  2. God kan Zich laten zien in het tegenovergestelde van wat wij gewend zijn van God. Er wordt ook wel gezegd: ‘God kan met een kromme stok een rechte slag slaan.’
    Waarom zou God dat in de tijd van Simson doen? Waarom zou hij zo’n onmogelijke richter als Simson gebruiken? Wat betekent dat voor het herkennen van Gods weg in onze tijd? 
  3. Magdel le Roux, Richteren (2018): ‘Meer dan enige andere richter verpersoonlijkte Simson het decadente Israël van zijn dagen.’ Simson laat dus zien hoe het met Israël gesteld is.
    Kunt u een voorbeeld geven, waarin voor u duidelijk wordt hoe het met onze maatschappij of met de kerk is gesteld? 
  4. In het verhaal van Simson gaat het om de strijd wie de ware God is: de HEERE of Dagon. Dagon lijkt te overwinning te behalen, maar juist dan laat de HEERE hem een nederlaag lijden.
    Hoe maak je in onze tijd uit wie de ware God is of waar God werkt? Kijk je dan naar succes? Of naar iets anders? 
  5. In de uitleg wordt het gebed van Simson op twee manieren uitgelegd: (1) als een een persoonlijk wraakgebed, (2) als een gebed om Israël te wreken. Welke keuze zou u maken en waarom? Zou God vandaag onze gebeden kunnen gebruiken als ze egoïstisch zijn gekleurd? Waarom wel / niet? 
  6. De dood van Simson verbroedert. Werd hij eerst door zijn volksgenoten verraden, nu wordt hij door zijn familie opgenomen en geëerd door bij zijn vader begraven te worden.
    Wat betekent dat voor ons oordeel over mensen? Bijv bij een in memoriam? 
  7. Simson wordt ook wel gezien als iemand die iets laat zien van Christus. Op welke manier zou u de lijn van Simson naar Christus trekken?


Jaap Zijlstra – Simson, een lied


Zegevierend komt hij schijnen
als een zon bij dageraad,
nacht en nevel moet verdwijnen,
al het Filistijnse kwaad;
Simson met z’n zeven lokken
als een vloed,
Simson met z’n hartsgeheimen
en hun gloed.

Kiest het bijenvolk een woning
in de koning der natuur,
die een prooi was, proeft de honing
van het overwinningsuur.
Wat is sterker dan een roofdier,
jong en fel?
Dat wat zoeter is dan honing,
wonderwel.

Vossen, kleine rode honden,
vlekken op de huid van ’t land,
doen allerijl de ronde,
paarsgewijze, moord en brand.
’t Staande koren ging verloren
toen hij kwam;
toorn van een gekrenkte liefde,
vuur en vlam.

Door geen duisternis te keren
– zonne der gerechtigheid –
door geen dodenwacht te weren
– heft uw hoofden, poorten wijd –
stelt hij deuren aan de hemel,
zonneklaar,
stelt de stad in alle diepte
openbaar.

Die de vossen heeft gebonden
en de leeuw heeft aangevat,
Doet ten einde zelf de ronde,
draaiend in het grote rad;
Simson, vorst onder de mensen,
zonnekind,
die gekust werd en verraden,
stekeblind.

Wat van Simson staat geschreven
in de heilige Schriftuur,
van de zon, het licht der wereld,
die de mensen doopt met vuur:
zegevierend gaat hij onder
in de nacht
die z’n leven als een offer
heeft volbracht.

Preek biddag 2019 avonddienst

Preek biddag 2019 avonddienst
Lukas 18:1-17

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

We lezen twee verhalen van de Heere Jezus, waarin Hij aangeeft
dat bidden voor ons niet makkelijk is.
Het eerste verhaal dat onze Heere vertelt heeft een speciale groep mensen op het oog,
namelijk de mensen die gestopt zijn met bidden
en in het tweede verhaal komt een man voor, wel bidt,
maar dat met zo’n grote aarzeling doet, dat je proeft: komt mijn gebed wel in de hemel aan?
Bidden is niet makkelijk, dat is wat Jezus bij Zijn volgelingen tegenkomt.
Wat de overeenkomst is in de beide verhalen, is de stilte die volgt op het gebed.
Je spreekt je gebed uit naar God toe, je brengt bij Hem wat er in je hart leeft,

maar van de andere kant komt er geen reactie.
Je gaat ervan uit dat je gebed bij God in de hemel aankomt,
want je gelooft dat God je hoort als je bidt.
En er kunnen ook momenten zijn, dat je ervaart dat je gebed bij de Heere aankomt,
Dat je tijdens het bidden merkt dat je bij Hem bent, dat Hij heel dichtbij is.
Dan heb je geen stilte of dan is de stilte om je heen de manier waarop God tot je komt.
Of je ontdekt enige tijd later dat de Heere je gebed verhoord heeft.
Dat zijn tijden, waarin je verbaast opkijkt als iemand zegt dat bidden niet makkelijk is.
Jouw ervaring is op dat moment heel anders.
Onze Heere kent ons echter goed genoeg om te weten
dat zulke momenten waarop je in je gebed heel dicht bij Hem bent vaak maar tijdelijk zijn.
Wat Hij meer tegenkomt, is dat Zijn volgelingen worstelen met gebed.

Dat moet voor Hem zelf een vreemde ervaring zijn geweest,
dat het bidden voor Zijn volgelingen niet zo eenvoudig is geweest.
De evangelist Lukas, die ons deze twee verhalen van onze Heer aan ons vertelt,
laat steeds zien hoe de Heere Jezus zich afzondert om te bidden,
om het contact met Zijn Vader in de hemel te zoeken,
om Zijn leven in de hand van Zijn Vader te leggen.
Hij komt aan bij Zijn Vader: Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede.
Dan treft Hij bij Zijn leerlingen moeite met bidden aan en meer dan moeite:
want Hij merkt dat Zijn leerlingen vaak het bidden opgeven,
niet meer doen, omdat ze er geen verwachting meer van hebben.
Ze hebben het een aantal keer geprobeerd, maar het hielp niets.
In de stilte die volgde op hun gebed volgde niet de stem van God,
maar een irritante stem, die je het zwijgen zou willen opleggen,
omdat die stem het geloof en vertrouwen ondermijnde: Waar blijft God?
Het is de vraag van Psalm 42: Waar is dan je God?
En als je die vraag steeds hoort tijdens je gebed of in de stilte na je gebed
dan kan het op een gegeven moment je eigen vraag worden: Waar is mijn God dan?
Als die vraag sterker en sterker wordt, dan ga je je afvragen wat de zin van bidden nog is
en je gaat het nalaten. Je laat het erbij.
Bidden is noodzakelijk, zegt Jezus met dat eerste verhaal:
Noodzakelijk voor onszelf en ook voor God.
Niet dat God afhankelijk is van ons gebed en Hij niets meer doet als wij stoppen met bidden.
Op de een of andere manier is ons gebed een onderdeel van Gods plan met deze wereld.
Als wij stoppen met bidden, valt er een cruciale schakel van ons gebed weg.
Daarmee hoeft het werk van God niet stil te vallen.
Hij kan andere wegen vinden om Zijn werk hier in deze wereld ten uitvoer te brengen.
Ons gebed kan niet gemist worden en daarom kan de Heere Jezus het er niet bij laten
als wij het bidden opgeven.
Daarom vertelt Hij een verhaal, om ons zover te krijgen dat we het bidden weer oppakken
en dat als we het bidden weer hebben opgepakt vol blijven houden met bidden
en niet meer denken dat de stilte die op ons bidden volgt Zijn afwezigheid is,
maar dat de stilte die volgt op ons bidden de tijd aangeeft waarin God werkzaam is.

Het is een verhaal over een onverschillige rechter, die zich nergens van aantrekt.
Van God niet en van de mensen om zich heen niet.
Een onverschillige man, een koud hart.
Juist die onverschilligheid en zijn koude hart brengen hem veel.
Want als hij een beslissing neemt, dan weet hij dat er niemand komt,
die verhaal komt halen, want ze weten allemaal dat het geen zin heeft
om met hem in gesprek te gaan, om een klacht bij hem in te dienen.
Hij komt nooit op zijn standpunt terug.
Op een keer krijgt hij een zaak onder zijn hoede van een weduwvrouw.
Haar man is gestorven en ze is kwetsbaar in financieel en maatschappelijk opzicht.
Ze heeft niemand die in haar levensonderhoud voorziet en niemand die voor haar opkomt.
Ze staat er helemaal alleen voor.
Wellicht heeft de zaak ook met het geld of het land van haar man te maken
en is dat van haar afgenomen.
Misschien hebben ze haar zoon weggehaald en staat ze nu helemaal alleen op de wereld.
In ieder geval is ze oneerlijk behandeld en is ze gedupeerd.
Ze kaart het bij deze rechter aan, maar de rechter heeft geen zin om haar gelijk te geven.
Hij denkt er mooi vanaf te zijn.
Hij heeft immers een reputatie opgebouwd een hardvochtig en onbuigzaam man te zijn.
Iemand die nooit toegeeft, nooit een knieval maakt, nooit zijn fouten erkent.
Maar dan kent hij deze vrouw nog niet.
Bij elke rechtszaak is ze aanwezig.
En bij elke rechtszaak gilt ze boven alle andere aanwezigen uit,
zodat hij ‘s nachts over haar gaat dromen en elke keer als hij een rechtszaak heeft
en het publiek nadrukkelijk aanwezig is en instemming of afkeur laat horen
hoort hij boven al het andere geschreeuw nog haar stem.
Voordat hij aan een rechtszaak begint, staat ze hem op te wachten.
Ze volgt hem als hij klaar is met zijn rechtszaak.
Hoe meer hij wil negeren, hoe luidruchtiger en aanweziger zij is.
Hoe meer hij haar uit de weg wil gaan, hoe meer ze zich aan hem opdringt.
Hoe meer hij haar van zich af wil duwen, hoe agressiever ze wordt.
Hij merkt dat hij, die voor niemand, zelfs voor God niet bang is, bang wordt voor haar.
Hij is bang geworden voor haar emotie, haar boosheid, die zich steeds agressiever toont,
boosheid die voortkomt uit de grove schending van haar recht.
De vrouw vliegt hem nog een keer aan en zal hem helemaal in elkaar slaan.
En hij merkt dat hij zijn reputatie begint kwijt te raken,
zijn reputatie als hardvochtige man, die zich nergens druk om maakt,
omdat de omstanders zien dat hij niet opgewassen is tegen deze vrouw.
Er komen barsten in zijn reputatie en hij merkt dat de mensen hem minder serieus nemen
En niet meer zo bang zijn als eerst voor hem
en dat de manier hoe hij met deze vrouw omgaat zich tegen hem gaat keren.
Hij kan haar beter gelijk geven en of ze gelijk heeft dat maakt niet uit.
Alleen dan is hij van haar af.

Als zo’n man al overstag gaat, die zijn hele bestaan baseerde op onverschilligheid,
niet luisteren naar de werkelijke nood.
Als zo’n man al gaat luisteren en gaat helpen,
dan moet de hemelse Vader dat toch helemaal doen?
Want onze hemelse Vader is totaal anders – radicaal anders, helemaal het tegenovergesteld:
Onze hemelse Vader is niet hardvochtig en onverschillig.
Hij stopt Zijn oren niet voor ons roepen en loopt niet weg als we voor Hem verschijnen.
Hij slaat de deur niet met een klap dicht als we aankloppen.
Dit is Gods karakter, zo is God ten diepste, dat Hij geen bidder laat staan.

Maar waarom dan ophouden met bidden?
Omdat we niet zien dat God iets voor ons doet.
Omdat we niet merken dat God ons hoort en verhoort.
Je bidt voor de christenen in Noord-Korea en je blijft alleen maar verhalen horen
hoe moeilijk het is om christen te zijn
en al jaren staat dit land op nummer 1 van de ranglijst van christenvervolging.
Je bidt voor Noord-Korea, maar het blijft stil na je gebed
En na een tijd begin je die stem te horen: Waar is je God?
Je bidt al jaren voor vrede in Jemen, de burgeroorlog begon al 4 jaar geleden
en al enkele jaren geleden was de situatie voor de mensen daar echt schrijnend
En de oorlog gaat maar door, zonder aandacht voor de mensen daar.
De beelden van uitgehongerde kinderen en volwassenen blijven maar komen.
Je bidt dat er vrede mag komen, de wapens zullen zwijgen, de mensen worden geholpen
en je bidt en je bidt en het blijft stil, op die stem na die je hoort: Waarom?
Waarom doet God er niets aan?
Is dat zo? Doet God er niets aan?
We geloven toch dat Hij eens terugkomt om te oordelen de levenden en de doden?
Als Jezus ons opdraagt om niet te stoppen met bidden,
bedoelt Hij hier allereerst het bidden dat Gods koninkrijk komt,
de Zoon des mensen die komen zal om met spoed recht te verschaffen,
Zegt Jezus na het eerste verhaal.
Doet God niets? Vandaag kwam ik een bericht tegen over Jemen:
Daarin stond dat christenen in Jemen het niet makkelijk hebben
en dat er toch, desondanks, in die moeilijke jaren moslims hun geloof vaarwel zeggen
omdat ze Jezus hebben leren kennen.
De schatting is 5.000-10.000.
Ze kunnen niet bij elkaar komen als gemeente, maar hebben via social media contact.
Doet God niets? Waar is dan je God?
En dat er nog steeds christenen zijn in Noord-Korea en dat ze het volhouden in de kampen:
Doet God niets? Waar God is?
Alleen daarom al is ons gebed nodig, om hen niet in de steek te laten.
Wij voor wie het bidden niet makkelijk is, omdat we de stilte van God ervaren
als een beklemming, als afwezigheid, als God die deze wereld heeft losgelaten.
Als dat zo zou zijn, dan horen we als christenen niet het bidden op te geven, zegt Jezus,
maar dan moeten we met elkaar naar God gaan, om te roepen, net als die weduwe
roepen en roepen en roepen, God steeds voor de voeten lopen, op het oneerbiedige af.
Het is niet oneerbiedig – het is God aan Zijn woord houden: U hebt het beloofd.

Er is nog een reden, waarom bidden niet eenvoudig is.
Dat is het tweede verhaal.
Dat gaat over een andere stem die je tijdens of na je gebed kunt horen
En als je die stem vaak hoort, kun je ook je gebed opgeven, stoppen met bidden.
Het is een stem, waardoor je op afstand blijft staan,
omdat de stem tegen je zegt: Dit mag je niet doen. Je mag hier niet komen.
Je kunt de stem niet onderscheiden: Is het de duivel, die je tegenhoudt om te komen
of is het God zelf, die je wil laten weten wat er mis is in je leven.
Is het bidden wat die tollenaar doet?
Eerder een soort mompelen, als iemand die zijn excuus moet aanbieden
omdat hij iets verkeerd heeft gedaan maar de ander niet recht in het gezicht durft te kijken.
Hij kijkt bij God weg.
Hij is hier wel, maar blijft zover mogelijk op een afstand staan.
Wel een soort verlangen om te komen, maar tegelijkertijd een drempel.
Toen hij nog thuis was en nog niet zo dicht bij God, dacht hij dat hij wel kon gaan,
als de verloren zoon, die wist dat het bij de vader beter was dan in dat verre land.
Hij trekt de stoute schoenen aan, maar hoe dichter hij bij God komt,
Hoe meer schroom, hoe meer besef dat hij er zoveel aan verkeerd heeft gedaan.
Wat hij wilde bidden, lukt niet meer, alleen maar een verzuchting:
Als ik straks voor Uw troon kom te staan, heilige God, dan kan ik daar niet staan.
Ik kan niet voor U verschijnen, omdat U mij wel moet veroordelen, voor eeuwig verloren.
Ik kan alleen maar bidden: Heer, doe het niet.
Laat er genade voor mij zijn.
Hij zal de volgende keer, als hij weer het verlangen in zich voelt om naar God te gaan,
tegen zichzelf zeggen: ga maar niet, daar hoor je niet.
Hij zal thuisblijven en zich schamen dat hij toen wel ging.
Hoe kon ik dat in mijn hoofd halen?
Bijzonder dat juist de tollenaar als hij in de tempel komt, tot een ander inzicht komt,
een appèl doet op Gods barmhartigheid: Heer, hier ben ik.
Ik weet zelf eigenlijk niet wat ik hier doe. Ik ben hier zomaar verzeild geraakt.
Ik leg mijn leven in Uw hand, wat U beslist is goed.
Maar, Heer, stuur mij niet weg, ondanks mijn zonden.
Opvallend trouwens in deze gelijkenis: de man die wel kan bidden,
omdat hij weet wat bidden is – althans dat denkt hij – hij blijft dezelfde, onveranderd.
De man die niet bidden kan, wordt veranderd.
Beiden komen ze in de eredienst: de een blijft dezelfde, komt onaangedaan thuis
de ander komt, haast tot zijn eigen verrassing, verdwaald in de tempel,
zoals je dat wel kunt hebben: je zit opeens in de kerk, opeens lees je in de Bijbel, bid je.
Voor beiden komt de stilte na hun gebed.
De man die weet hoe het geloof werkt, die zich daaraan overgeeft
hoort in de stilte een schouderklopje van God: Goed gedaan, mijn zoon.
De man die komt met zijn schuld, durft niet te horen wat het antwoord van God is.
Hij zou er niet raar van opkijken als God tegen hem uitvaart en zegt: Ga weg jij, zondaar!
Ze hebben geen van beiden gelijk.
Bidden is niet jezelf etaleren voor God, niet jezelf verheffen boven een ander.
Bidden is ook niet de schuld die op je leven ligt nog eens bevestigd horen door God.

Nee, bidden is niet makkelijk. Je zit gauw mis en je geeft gauw op.
Maar het is Jezus zelf, die onze moeite met bidden aankaart,
zodat we er ook vanaf komen en vandaag en morgen en heel ons leven kunnen bidden.
Amen

Preek Biddag 2019 – Wat vraag je?

Preek Biddag 2019 – Wat vraag je?
1 Koningen 3:1-15
Samen met een deel van de kinderen van CNS De Regenboog

Salomo is net koning geworden.
Misschien is dat ook wel jouw droom: om eens koning of koningin te zijn.
Je mag dan altijd mooie kleren aan: een mooie jurk, of een mooie uniform met een mantel.
Je woont in een paleis en je hebt altijd lekker eten.
Je hebt mensen om je heen die eten voor je klaar maken, je bedienen, alles opruimen.
Je kunt opdrachten geven en jouw bevelen worden opgevolgd. Jij bent de baas!

Salomo is net koning geworden, maar hij vindt het niet makkelijk.
Stel dat jij de baas bent in de klas of bij jou thuis.
Dan zie je in de gang dat iemand de ander een pootje haakt.
Je zegt er wat van, maar hij zegt: de ander begon.
Maar dat heb je niet gezien. Hoe neem je een eerlijke beslissing?
Of je zus wil een eigen kamer in huis
en dat betekent dat je broertje bij jou op de kamer moet.
Je moet een beslissing nemen en in alle gevallen is er iemand boos.
Je kunt niet zeggen: zoek het maar uit.
Daarom vond Salomo het ook moeilijk om koning te zijn.
Want hij moest veel moeilijke beslissingen nemen.
Hij wilde een paleis voor zichzelf bouwen,
maar dat betekent dat de tempel later gebouwd zou gaan worden.
Moest hij eerst de tempel bouwen en dan pas zijn eigen paleis?
En als koning maakt het uit met wie je trouwt.
Je trouwt niet met iemand van wie je houdt,
maar je trouwt met iemand om met een land een goede band te krijgen.
Daarom trouwt Salomo met een Egyptische prinses,
niet eens omdat hij van haar houdt, maar omdat het handig is
om goed bevriend te zijn met de machtige farao van Egypte.
De mensen zijn eigen land zullen trouwens vreemd opgekeken hebben:
trouwen met een Egyptische – is Salomo vergeten dat ze daar slaaf zijn geweest?
Als hij niet trouwt met die Egyptische prinses kan hij in oorlog raken met Egypte,
maar als hij wel trouwt met haar zullen zijn eigen mensen boos zijn.
Als koning moet je beslissing nemen of je wel een oorlog begint of niet.
Daarbij moet je altijd kijken wat goed is voor je volk.
De ene keer is het beter om wel oorlog te gaan voeren, de andere keer beter van niet.
Als mensen ruzie hebben, moet jij dat oplossen op een eerlijke manier.
Als je plannen hebt, zullen mensen altijd denken: doe je dat voor jezelf of voor ons?
Het zal niet makkelijk zijn om een goede koning te zijn.

Op een dag gaat Salomo uit Jeruzalem weg, waar hij net koning geworden is.
Hij wil laten zien aan het begin van zijn koningschap dat hij de Heere wil dienen.
Daarom wil hij een offer brengen aan de Heere.
Het is een groot offer – wel duizend offers brengt Salomo.
Salomo wil daarmee aangeven: Heere, ik hoor bij U.
Nu ik koning geworden ben, wil ik U dienen, net zoals mijn vader David deed.
Want juist als koning kan ik het gevaar lopen, dat ik de Heere God vergeet.
Als ik veel met de farao van Egypte praat, loop ik het risico dat ik net als hem ga denken.
De farao in Egypte zal tegen mij zeggen: Salomo, weet jij wat jij aan jouw God moet vragen?
Je moet vragen om een lang leven.
Dan weet iedereen dat God aan jouw kant staat en jou zegent.
Je moet vragen of je rijk mag worden.
Dan weet iedereen in de wereld en ook in je eigen land
dat je een belangrijke koning bent.
Je moet vragen God je vijanden voor jou wegjaagt.
Dan weet iedereen dat je koning bent van een belangrijk land
en zullen ze nog lang over je praten, omdat je zo’n geweldige koning bent.
Maar Salomo weet het niet: maakt dat je een belangrijke koning?
Dat je lang leeft en rijk bent en een machtige koning?

Als Salomo daar die nacht slaapt komt de Heere God naar hem toe.
Dat zal voor Salomo een bijzondere ervaring zijn geweest.
Als de Heere dan bij hem staat, stelt Hij aan Salomo een vraag:
‘Je mag Mij vragen wat je wilt. Ik zal het je geven.’
Stel je voor dat deze vraag door de Heere God aan jou gevraagd zou worden:
‘Je mag Mij vragen wat je wilt. Ik zal het je geven.’
Wat zou jij dan vragen?

Dat je gelukkig mag worden?
Dat er geen zieke mensen meer zijn? Dat je oma beter wordt?
Dat je rijk mag worden?
Dat er geen oorlog meer zal zijn?
De een zal meer iets voor zichzelf vragen.
Er zullen kinderen zijn die meer aan anderen denken.
Weet je wat Salomo vraagt?
Vraagt hij om een lang leven? Vraagt hij om rijkdom?
Vraagt hij om sterker dan zijn vijanden te zijn?
Nee, Salomo denkt aan wat hij nodig zal hebben als koning.
Want hij weet dat het bijzonder is dat hij koning is geworden.
DAt de Heere hem aangewezen heeft om koning te zijn.
En dat over Israël.
Israël is niet zomaar een volk. Wat maakt Israël zo bijzonder?
Israël is het volk van God.
De Heere had zijn vader David iets beloofd. Weten wat?
Dat er altijd een zoon van David koning zal zijn in Jeruzalem.
En zijn eigen zoon zal iets belangrijks bouwen voor de Heere.
Hij zal de tempel bouwen in Jeruzalem: een huis waar God in kan wonen.
Dat heeft de Heere God niet nodig, want Hij is te groot om in een tempel te wonen.
Dat is voor de mensen. Dan weten de mensen in Jeruzalem en in Israël:
God is bij ons. We kunnen naar Hem toe met onze gebeden.
Als we ergens mee zitten en we willen dat tegen God zeggen, of advies hebben
dan kunnen we naar Jeruzalem gaan reizen en dat bij Hem brengen.

Salomo weet dat hij van een bijzonder volk koning is
En dat kun je niet zomaar. Daar heb je wel iets voor nodig:
Wijsheid – je moet in staat zijn om te zien wat goed en fout is.
Maar hoe wat is wijs en hoe wordt je dat: wijs?
Wijs is niet hetzelfde als goed kunnen rekenen of goed in spelling zijn,
of goed in aardrijkskunde zijn.
Wijsheid is vooral dat je goed met anderen kunt omgaan.
Dat je een ruzie weet op te lossen of iemand die boos is kunt kalmeren.
Wijsheid is dat je weet wat iemand die verdrietig is nodig heeft.
Dat je weet wat je moet doen als iemand opziet tegen toetsen maken of tegen spreekbeurt.
Wijsheid is ook dat als je belangrijk bent, zoals een koning,
Dat je niet alleen maar aan je zelf denkt.
Je wordt wijs – door ervaring, doordat je veel meemaakt.
Als je een keer meemaakt dat je gespannen bent.
Of dat je een keer meemaakt dat iemand ziek wordt.
Dat je een keer meemaakt, dat er een kind geboren wordt.
Of dat je een keer meemaakt dat er oorlog komt.
Wijs word je door moeilijke en door mooie gebeurtenissen
Hoe ouder je bent, hoe wijzer je vaak wordt.

Weet je wat Salomo vraagt? Wat hij nodig heeft om een goede koning te zijn?
Leer mij om goed te luisteren. En leer mij om het verschil tussen goed en kwaad te zien.
Om een goede koning te zijn, moet je dus goed kunnen luisteren.
Naar wie? Naar de mensen die bij je komen met hun verhaal.
Zodat je niet zegt: Ik heb geen tijd. Ga maar weg. Ik heb er nu geen zin in.
Of dat je niet goed luistert en snel de verkeerde aanwijst.
En dat je niet alleen luistert naar mensen als ze je geld geven.
Of alleen mensen helpt als ze hetzelfde eruit zien als jij.
En dat je mensen die je goed kent voortrekt.
Goed kunnen luisteren.
Maar niet alleen luisteren naar mensen, maar ook naar God.

En daarnaast vindt Salomo dat hij moet kunnen zien wat goed of slecht is.
Is het slecht om oorlog te voeren? Soms moet je, omdat je je moet verdedigen.
Maar het is slecht als je dat doet om je eigen gebied groter te maken.
Is het slecht om ruzie te maken? Niet altijd.
Wel als het is om te laten zien dat jij de baas bent, de sterkste van allemaal.
Is het slecht om te roddelen?
Is het slecht als iemand die rijk is een stuk grond afpikt van iemand die arm is?
Salomo moet dat kunnen zien om een eerlijke koning te zijn
En een eerlijke koning moet hij zijn om te laten zien wie God is.
Wat zou jij vragen? Salomo vraagt iets om een eerlijke en een goede koning te zijn.
De Heere zegt dat Salomo krijgt waar hij om gevraagd heeft.
Die wijsheid heeft hij nodig, Salomo, want ook Salomo kan het verkeerd aanpakken
En dat blijkt later ook wel, als hij 1000 vrouwen heeft.
En als hij gestorven is, zeggen zijn volgelingen:
Salomo was een koning die ons hard liet werken, net of we slaven waren.
Hij had de wijsheid meer moeten gebruiken, dan was hij echt een goede koning geweest.
Hij begon wel goed:
Leer mij om goed te luisteren. En leer mij om het verschil tussen goed en kwaad te zien.

Wat zou jij aan God vragen?
We zijn vandaag bij elkaar om dat aan God te vragen.
Biddag is niet alleen bedoeld voor ons eten, maar ook voor ons werk
om wijze mensen te zijn.
Amen

 

Preek zondag 10 maart 2019

Preek zondag 10 maart 2019
Mattheüs 13:24-43

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Op zondagavond deden wij vroeger vaak spelletjes, zoals ezelen.
Dat spel speel je met kwartetkaarten, met 4 kaarten in de hand,
waarbij je om beurten een kaart doorgeeft.
Het was de bedoeling dat je dan een compleet kwartet bij elkaar kreeg.
Als je een compleet kwartet had, legde je de kaarten neer op tafel,
waarbij de anderen ook hun kaarten neer moesten leggen.
Wie als laatste de kaarten neerlegde kreeg een strafpunt.
We speelden een aantal ronden, waarbij het de bedoeling was
dat je zo min mogelijk strafpunten kreeg.  
Als mijn vader meedeed, wist je dat je goed moest opletten.
Als hij zijn kaarten compleet had, begon hij een verhaal te vertellen,
waardoor je afgeleid werd en niet meer met het spel bezig was,
maar bezig was met wat hij vertelde.
Dat was zijn tactiek om steeds te winnen en vooral om anderen strafpunten aan te smeren.
Er waren er die daar niet goed tegen konden.
Het is niet tegen de regels.
Je zou kunnen zeggen dat hij precies begreep hoe het spel werkt:
hoe je moet winnen en hoe je anderen strafpunten kunt bezorgen.

In de echte wereld zijn er ook mensen die weten hoe het spel werkt.
Ik heb altijd bewondering voor zulke mensen.
Iemand die in een klas de boel op stelten kan zetten
en net op tijd weet op te houden om geen straf te krijgen.
Of iemand die heel slim is in het zaken doen:
een handeltje weet op te zetten of geld weet te verdienen waar anderen niet zakelijk zijn.

In de echte wereld zijn ook mensen die verder gaan,
die zich niet aan de regels van het spel houden,
maar bewust vals spelen ten koste van anderen, om er zelf van te profiteren.
Een directeur van een goededoelenorganisatie, die geld uit de kas neemt,
Of een politieman die informatie doorgeeft aan een criminele organisatie.
iemand die drugs aan scholieren verkoopt om hen verslaafd te maken.
Iemand die bij een oudere aanbelt en vraagt om de pinpas mee te mogen krijgen
en vervolgens groot bedrag pint en de pinpas niet meer terugbrengt.
Dat zijn mensen die weten hoe het werkt, maar daar misbruik van maken
en profiteren van anderen – om er zelf beter van te worden.
Ik denk dat er maar weinig mensen zijn, die hier respect voor kunnen opbrengen.
Je wordt daar eerder boos om.
Je werkt zelf hard en op een eerlijke manier, voor een gewoon salaris
en dan hoor je over iemand op een oneerlijke manier aan veel geld kan komen
en zich van alles kan permitteren, waar jij alleen maar van kunt dromen.
Dat is ook onze wereld en zo zal onze wereld ook blijven,
met mensen die op deze manier valsspelen en alleen aan zichzelf denken.
Je kunt regels bedenken, maatregelen bedenken,
maar zulke mensen blijf je houden, die ook dan die regels weten te ontduiken
en aan controle weten te ontkomen.

Je zou willen dat er iemand is die zulke mensen weet te doorzien
en ze weet tegen te houden
of als ze hun slag slaan dat er iemand is die hen aanpakt en hen uitschakelt
en als ze schade hebben berokkent ervoor zorgt dat ze hun straf niet ontlopen.
In de tijd van Jezus keken ze naar Iemand die op deze manier orde op zaken zou stellen
en dat zou doen in naam van God
of God zelf die zou verschijnen in een mensengestalte: de Zoon des mensen.
om recht te brengen, om corrupte en oneerlijke mensen aan te pakken,
mensen die hun macht misbruiken voor eigen gewin zou ontslaan,
priesters die hun positie in de tempel misbruikten om er zelf beter van te worden
zou wegsturen,
zodat het er in de tempel en bij de overheid alleen maar integere mensen zouden werken
betrouwbaar, bewogen en mild voor de gewone mensen, streng voor oneerlijke mensen.
De Zoon des mensen zal als een rechter optreden.
Iedereen in Israël en ook buiten Israël zal voor de Zoon des mensen moeten verschijnen
en Hij zal weten wat iedereen heeft gedaan, ook in het verborgen.
Hij zal zelfs in het hart van mensen kunnen kijken.
Niemand zal zijn listig optreden nog kunnen verdoezelen,
niet door mooie verhalen, zelfs niet door vrome praatjes.
Iedereen die hier de dans wist te ontspringen, omdat hij wist hoe het werkt,
zal niet kunnen ontkomen aan de Zoon des mensen.
God zelf zou deze Zoon des mensen sturen en als Zijn werk klaar is,
zou God zelf komen om bij de mensen te wonen.
Voor de mensen die met oneerlijkheid en corruptie te maken hadden en daar aan leden
gaf de komst van de Zoon des mensen hoop: de wereld zou eindelijk eerlijk worden.
Jezus vertelde voortdurend over de Zoon des mensen
en deed dat op zo’n manier dat je kon opmaken dat Hij zelf die Zoon des mensen was.
Jezus is gekomen om orde op zaken te stellen
en de wereld eindelijk eerlijk en rechtvaardig te maken, gereed om God te ontvangen.
De verwachtingen raakten hooggespannen: nu gaat het gebeuren!
Eindelijk recht en gerechtigheid, een rechtvaardige wereld, zonder corruptie en eigenbelang
waarin eerlijke mensen niet meer de dupe kunnen zijn van de slechtheid van anderen.

Alleen … er gebeurt niets.
Ja, Jezus preekt, geneest, trekt rond, maakt mensen beter.
Best bijzonder allemaal en ze kunnen er op hun beurt blij van worden,
maar het is niet wat ze verwacht hadden van de komst van de Zoon des mensen.
Het is de vraag die Johannes de Doper bezighield, toen hij zelf in de gevangenis zat,
omdat hij Herodes had aangesproken op de relatie die hij had met zijn schoonzus.
Johannes had hem daar op aangesproken:
Dat je de baas bent in de land, betekent nog niet dat je je eigen gang kon gaan
en dat je maar kon doen wat je zelf wilde
en zeker niet als je de leider bent van Israël, het volk van God,
waarbij elke leider het volk moest voorleven volgens Gods richtlijnen,
zodat de gewone mensen daar ook naar gingen leven.
Johannes kon Herodes alleen maar aanklagen, veroordelen om zijn daad.
Ondertussen keek hij uit naar Jezus, die Herodes echt kon aanpakken,
de Zoon des mensen, die het als het om Herodes ging niet alleen bij woorden liet.
Als Johannes over Jezus hoort, gaat hij echter twijfelen.
Is Jezus wel de Zoon des mensen? Is Hij wel door God gestuurd om recht te spreken,
om in Jeruzalem als rechter op te treden, schoon schip te maken?
Bent U het of moeten we nog uitkijken naar iemand anders?

Het is ook een vraag die vandaag de dag kan bovenkomen
als je weer een verhaal hoort over mensen alleen maar aan zichzelf denken,
of als je er zelf mee te maken hebt gehad:
Waarom doet God er niet iets aan? Waarom blijft de wereld hetzelfde?
Waarom laat Hij mensen die zichzelf verrijken ten koste van anderen maar doorgaan?
Waarom is er nog steeds zoveel mis in deze wereld, ook al is Jezus gekomen?
We geloven toch toch dat er toen Jezus stierf aan het kruis en opstond uit de dood
iets beslissends is veranderd in deze wereld?
Waarom merken we dat niet en is deze wereld net zo oneerlijk als daarvoor?

Om een antwoord te geven op die vraag, vertelt Jezus een verhaal,
Een verhaal uit het dagelijks leven, waarin een overeenkomst zit met wat Jezus kwam doen,
met het Koninkrijk van God dat Hij op aarde kwam brengen.
We noemen die verhalen ook wel gelijkenissen:
Er is een gelijkenis, een overeenkomst in het verhaal met wat Christus kwam doen op aarde.
Een gelijkenis uit het dagelijks leven, herkenbaar voor de mensen,
waarin iets geks gebeurt, iets wat niet logisch is en daarin zit juist de boodschap.

Het is het verhaal van een rijke boer, die zijn land inzaait.

Het zaad komt van de vorige oogst of heeft hij gekocht.
Hij heeft er op gelet dat het zaad van goede kwaliteit is.
Zijn akker wordt ingezaaid en de boer kan dan wachten tot het graan opkomt.
Als na enige tijd het gewas opkomt, zien de knechten van deze man iets vreemds.
Het is niet alleen het zaad dat er gestrooid is dat opkomt.
Er komt ook een ander gewas op, dat ze niet hebben gezaaid:
de verschrikking van elke boer, want dat onkruid lijkt in het begin sterk op het graan,
maar de korrels van het onkruid zijn gevaarlijk om te eten, omdat ze giftig zijn.
Onkruid in een grotere hoeveelheid dan ze gewend zijn, een echte plaag.
Hoe kan dat nu zo zijn? vragen de knechten zich verbijsterd af.
Was het zaad dat ze ingezaaid hadden dan toch van slechte kwaliteit?
Zat er dan toch in de partij die ze kochten of gekweekt hadden een deel van dat onkruid?
Ze willen gelijk aan de slag, want dit onkruid kan de rest van de oogst aantasten,
kan het goede graan overwoekeren, ontneemt voedingsstoffen uit de bodem.
Het zal een heel karwei zijn om de akker schoon te krijgen, nog iets van de oogst te redden.
Dan komt het onverwachte in het verhaal van Jezus,
waarbij de luisteraars gedacht zullen hebben, dat Jezus van veel dingen verstand heeft,
maar niet van het boerenleven.
‘Laat het onkruid staan. Pas met de oogst zal het onkruid weggehaald mogen worden.’
De boer geeft zijn knechten de reden waarom ze het niet mogen doen:
Als je het onkruid wegschoffelt, trek je al gauw ook het goede gewas uit.
De toehoorders zullen met hun hoofd geschud hebben:
Dat is het risico van boer-zijn: je bent altijd iets van het goede gewas kwijt,
maar dat is altijd beter dan dat je hele oogst verloren zou kunnen gaan,
een risico dat zeker aanwezig is als je niets doet.

Jezus vertelt het zijn leerlingen
en zijn leerlingen voelen aan dat er een belangrijke boodschap in deze gelijkenis zit,
maar ze krijgen de betekenis niet helder.
Ze praten met elkaar erover wat de bedoeling is van dit verhaal van Jezus,
maar ze komen er niet uit. Het blijft voor hen gissen naar de juiste uitleg.
Ze kloppen daarom bij Jezus aan: Wilt u ons die gelijkenis uitleggen?
Wat bedoelde U daar eigenlijk mee?
Dan legt Jezus het verhaal uit:
De akker is de wereld, onze wereld waarin wij leven.
Het is dus niet alleen de kerk, maar onze hele wereld.
Het begon goed: er werd goed zaad gezaaid en je zou een mooie oogst kunnen verwachten.
Het begon zo mooi met de mensen: een ideale wereld,
een wereld waarin God bij de mensen was, waarin niemand tekort kwam of achterop raakte,
niemand buitengesloten werd, niemand aan zichzelf dacht, of leefde ten koste van anderen.
Hoe mooi had de wereld kunnen zijn als het zo gebleven was.
Soms kun je nog even een glimp opvangen van die mooie wereld,
als je onderdeel bent van een fijn gezin, een hechte familie,
als er mensen zijn die met je meeleven, een kaartje sturen of bellen
even bij je naar binnen lopen en wat voor je doen,
Die vragen hoe het gaat, die zeggen dat ze voor je bidden en dat ook doen.
Je zou willen dat de hele wereld zou was, maar je weet beter.
Soms kun je door één gebeurtenis er weer achter komen dat je niet in de ideale wereld bent.
Als er iemand geld steelt, of iemand een ander het leven zuur maakt.
Onkruid dat gezaaid is en dat om je heen opgroeit, je vergroeit er zelfs mee.
Het wordt onderdeel van jouw leven.

En toch is het enige dat God er aan doet: laat het staan. Haal het nog niet weg.
Want dan gaan de goeden onder de slechten lijden.
Het uitstel van die hemelse rechter, van het vonnis van de Zoon des mensen
heeft verschillende kanten:
Het heeft iets gedurfds – de oogst kan mislukken.
Het onkruid, de slechtheid van mensen kan zo sterk aanwezig worden
dat degenen die wel eerlijk willen leven, willen leven volgens Gods geboden,
er aan onderdoor kunnen gaan.
Het is niet makkelijk om als gelovige integer te zijn
als je om je heen zoveel oneerlijkheid merkt.
Het kan je de adem benemen, als goed graan dat verstikt tussen het onkruid,
niet tot eer van God kan groeien.
Het heeft iets barmhartigs: God wil niet dat de goeden eronder lijden.
Als de Zoon des mensen nu orde op zaken moet stellen,
kunnen degenen die goed leven, God trouw zijn, eerlijk willen zijn in deze wereld
er net zo goed op een verkeerde manier getroffen worden.
Wij zouden misschien de afweging maken: Liever wat goeden opofferen,
om te voorkomen dat het kwaad buiten de perken gaat en niet meer te houden is,
de hele akker, onze hele wereld infecteert – het duurt jaren om onkruid echt weg te krijgen.
Maar dat past niet bij Gods karakter – God zou oneerlijk worden.
En dat heeft te maken met het derde (naast het gedurfde en het barmhartige):
Het is ook confronterend – want wie zegt niet dat wij, dat u, dat jij, dat ik dat onkruid ben(t)?
Wie zegt dat wij aan de goede kant staan?
Het evangelie is aan de ene kant altijd bedoeld als troost, als houvast.
en het houvast is dat God weet wat Hij doet, weet wat Hij aan moet met het onkruid
en dat we mogen geloven dat het eens gedaan is met het kwade in deze wereld
en de mensen die oneerlijk zijn hun vonnis niet zullen ontlopen.
Maar het evangelie heeft ook altijd iets confronterends, waarbij we onszelf moeten nagaan:
Ben ik het waar Jezus het over heeft?
Deze gelijkenis is aan de ene kant bedoeld om ons moed te geven
als je niet opgewassen bent tegen de oneerlijkheid om je heen
en als je de druk of de verleiding voelt om overstag te gaan.
De gelijkenis is aan de andere kant bedoeld om tot inkeer te komen:
Kunnen wij wel voor de Zoon des mensen bestaan?

De boer wacht tot de oogst – beeld van het laatste oordeel.
Wat Jezus hier niet in de gelijkenis verteld, maar wat de discipelen wel zullen meemaken
is dat voor de oogst er zal zijn eerst iets anders gebeurt.
Voor de Zoon des mensen op de stoel van de rechter gaat zitten en iedereen zal oordelen
zal de Zoon des mensen een andere weg gaan,
zelf met de oneerlijkheid te maken krijgen,
met mensen die denken dat ze integer zijn en denken in naam van God te handelen,
en toch een groot onrecht begaan door Jezus naar het kruis te brengen.
De Zoon des mensen, die hier als boer getoond wordt die zaait
en die over de akker kijkt, waarin zoveel onkruid staat, zegt wacht maar.
Maar voor het zover is, dat de maaiers komen, zegt: Ik neem de verantwoordelijkheid.
De oneerlijkheid, de zonde, het onrecht, het vonnis neem ik op mij,
mee naar het kruis. Voordat jij het vonnis krijgt uitgesproken, heb ik dat al gedragen,
weggedragen, zodat je als het goede graan binnengedragen kunt worden,
in Gods koninkrijk, het hemels Vaderhuis.
Het uitstel is genade – tijd van genade. Laat wie oren heeft het oren! Amen




Theologie voor een onverschillige wereld.

Theologie voor een onverschillige wereld
Altijd dat kruis – 2

Onze wereld is onverschillig geworden ten opzichte van God. Als er nog een sentiment is met betrekking tot God is dat een opluchting: we zijn blij dat we van God en geloof bevrijd zijn. Velen hebben zelfs dat sentiment niet meer. Voor hen is God, geloof, kerk is van voorbije tijden: van een opa die nog naar de kerk ging. Je hebt God niet nodig. Je kunt prima leven zonder Hem en je mist Hem niet.

Deze wereld is de reden waarom dr. A. van de Beek zijn theologie schrijft. Niet om God alsnog aantrekkelijk te maken. Daarmee red je het niet: de mensen om je heen gaan daar niet door geloven. Bovendien: hoe aantrekkelijk je God ook maakt, Hij blijft toch altijd iets aanstootgevends houden.
9789021170633_5893_front
Gods weg
De schade om God aantrekkelijk te maken is veel groter dan de winst. Met het aantrekkelijk maken van God lever je zoveel in van God dat je niet meer te maken hebt met God. Denk niet dat het ooit beter is geweest. Dat er een tijd was, waarin God acceptabeler was. Het is juist het kenmerk van Gods weg in deze wereld, dat mensen Hem niet opmerken en niet willen opmerken. Dat ligt niet alleen aan de mensen. God kiest vooral om zich te laten zien op een manier waarop de mensen wel aan Hem voorbij moeten gaan.
Als Hij een volk kiest, dat moet laten zien hoe je volgens Gods richtlijnen leeft, kiest Hij het moeilijkste volk uit: een volk waar het afdwalen erin gebakken zit. Op het belangrijkste moment waarop God zich in deze wereld laat zien, het moment waarop de wereld het meest beslissend veranderd wordt door God, lachen ze Hem uit en bespotten ze Hem. Ze lopen langs het kruis en staan er hooguit even bij stil, maar ze gaan weer verder op hun weg zonder dat er iets gebeurt in hun leven. Dat is in onze tijd niet anders dan voor de menigte in Jeruzalem.

Bevrijding
Onze wereld ervaart het loslaten van God als een enorme bevrijding. Het geeft ons de vrijheid van de onmondigheid die we ooit door te geloven onszelf hebben opgelegd. Als je God aantrekkelijk gaat maken, begrijp je niet dat het bij Hem hoort dat mensen schouderophalend aan Hem voorbij gaan. En als ze stilstaan is dat hooguit om Hem even te bespotten. Wie God is, wordt het meest zichtbaar in het kruis. Jezus is geen bijzondere mens, wiens leven opeens tragisch afloopt doordat hij gearresteerd wordt en aan het kruis gehangen wordt.

Kruis
Jezus is God zelf en Zijn komst naar de aarde had het kruis als doel. Heel de wereldgeschiedenis is op dit kruis gericht en de schepping niet meer dan een lichtkring om het kruis. Niet het kruis als symbool van overwinning, maar als teken van verlaten zijn door God en mensen. God is geen ideale God, maar een gekruisigde God, die te schande hangt en bespot wordt aan het kruis. Hij hangt daar niet zomaar. Daar heeft Hij de hele wereld op zijn nek: de slachtoffers en de daders. Daar draagt Hij Gods oordeel over  hoe wij met God hebben afgerekend. God neemt verantwoordelijkheid voor onze zonden. Het lijden en de schuld neemt Hij op zich.

Driften
De bevrijding die de verlichting brengt is slechts oppervlakkig. De Verlichting doet alsof we rationele mensen zijn, die geleid worden door ons verstand. Dan had de Romantiek het beter gezien: we worden geleid door onze driften en emoties, tegen God en tegen onze medemens. Aan het kruis wordt dat zichtbaar. Maar wordt dat ook weggedragen, sterven wij mee en worden we zo met God verzoend.

Verlegen
Over het kruis moet je niet teveel praten. Het valt toch niet begrijpelijk te maken en aantrekkelijk al helemaal niet.Je kunt er alleen maar verlegen mee zijn. Of vieren dat jijzelf daar op Golgotha bent gestorven, meegekruisigd met Christus. Je moet er niet over praten, maar dat vieren in het avondmaal dat je niet meer van jezelf bent. Als christen deel je in het kruis. Dat is geen succesverhaal. Integendeel. Met de kerk gaat het niet beter dan met haar Heer. De kerk in Syrië laat meer zien hoe het leven met Christus bedoeld is dan de kerk in Nederland.

Gevaarlijk
Maar we leven wel in Nederland, waar velen kerkzijn of God aantrekkelijk proberen te maken voor de mensen die onverschillig zijn. Dat is gevaarlijk, want je past God aan je eigen beeld aan. Je laat al snel het kruis weg. Of de hand die God in het lijden heeft. Of de leiding van God in deze wereld vol machthebbers die alleen maar met zichzelf bezig zijn. Maar wat je dan weglaat, is net zo wezenlijk voor God als het beeld dat je zelf van God hebt. God is inderdaad een liefdevolle God, maar ook een God die berinnen kan loslaten als zijn profeet wordt bespot.

Cynisch
Geen wonder dat je cynisch wordt van God. Niet zo raar dat je overhoop ligt met God en dat geloven eerder een donkere nacht is dan een leven in een rozentuin. Dat is altijd nog beter dan God klein maken en zeggen dat Hij er ook allemaal niets aan kan doen en dat Hij ook lijdt aan deze wereld. Want dan ga je eraan voorbij dat deze wereld door God geschapen is. Deze wereld inclusief de mogelijkheid van zonde en kruis. Onze wereld wordt nooit beter.

Niet ons thuis
Het heeft ook geen zin om te werken aan verbetering van deze wereld. Want door te werken aan verbetering van deze wereld bega je al snel ook onrecht en sta je eerder aan de kant van de daders dan van de slachtoffers. Bovendien: door te werken aan verbetering van de wereld ga je eraan voorbij dat deze wereld niet ons thuis is. Ons thuis is in de hemel en heel het bestaan hier op aarde staat in het teken van het leven dat komt. De bijdrage van de christen aan de nieuwe wereld is de viering van het avondmaal, elke zondag opnieuw, omdat we meegekruisigd zijn met Hem.

N.a.v. dr. A. van de Beek, Altijd dit kruis (Utrecht: KokBoekencentrum, 2018).

Preek zondag 3 maart 2019

Preek zondag 3 maart 2019 (1e lijdenszondag)
Mattheüs 8:1-17
Tekst: vers 2-3a, 17

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

In de bergen woont een man.
Hij is daar niet vrijwillig heen gegaan; hij moest.
Het begon met een kleine plek op zijn huid.
Eerst probeerde hij die plek nog voor anderen te verbergen,
maar de plek op zijn huid groeide over zijn hele lichaam
en hij kon niet meer voor anderen verbergen dat hij een huidziekte had.
Hij kon merken dat anderen ook konden zien, dat er iets met hem aan de hand was.
Ze deden een stap achteruit als hij in de buurt kwam en hij merkte dat ze hem nastaarden.
Hij voelde dat er over hem gesproken was.
Op een keer komt een van de belangrijkste mensen van het dorp bij hem langs
met een boodschap: ‘Zo kan het niet langer.
We willen dat je naar Jeruzalem gaat, naar de priester, om na te gaan
of je inderdaad met huidvraat besmet bent.’
De man op bezoek aarzelt even en zegt dan: ‘Je weet wat de gevolgen zijn als je dat hebt.’
De volgende dag gaat de man naar Jeruzalem.
Voor het antwoord hoeft hij niet te gaan, want hij weet zelf al welk antwoord hij krijgt.
Er zal een priester naar zijn huid kijken en zien zijn huid ook ander zijn vel is aangetast.
De priester zal bevestigen wat de dorpsoudste wist en hijzelf ook: je bent onrein.
Het zal wel uitmaken, hoe de priester dat oordeel zal uitspreken.
Welke toon hij gebruikt en hoe hij kijkt.
Zal er mededogen in zijn ogen te lezen zijn, compassie in de stem te horen zijn?
Zal de priester onverschillig en onbewogen zijn als hij zijn conclusie trekt,
omdat hij het zoveelste geval van huidvraat is, dat de priester te zien krijgt?
Als de man weken later, waarin hij allerlei testen moest ondergaan, thuiskomt uit Jeruzalem
wil de dorpsoudste weten wat het oordeel van de priester is.
Zwijgend overhandigd de man het officiële papier dat de priester heeft meegegeven.
Hij heeft al vaak nagedacht hoe dat verder zou moeten gaan als hij in Jeruzalem is geweest.
Nu is het zover.
Hij zal zijn vrouw en kinderen achter moeten laten en het dorp verlaten moeten
en gaan verblijven waar hij niemand tegen kan komen, die hij kan besmetten.
Afgezonderd ook van God, want hij mag niet meer in de tempel komen
of een eredienst in de synagoge bijwonen.
‘Je weet wat je te doen staat,’ zegt de dorpsoudste
en de man maakt zich klaar om het dorp voorgoed te gaan verlaten
en te gaan wonen in de bergen, waar hij niemand tegenkomen.
Als de man het dorp verlaat, komt er opeens een sterke emotie uit hem los.

De man schreeuwt het uit: ‘Ik ben niet de enige die ziek is.
Jullie ook, wij allemaal, we zijn allemaal ziek.
Als mijn ziekte iets laat zien, is dat we allemaal onrein zijn,
jullie net zo goed al is er bij jullie niets van te zien.’
Voortaan leeft deze man in de bergen, zonder dat iemand in zijn directe nabijheid komt.
Dan gebeurt er op een dag iets in de bergen waar hij in afzondering woont.
Een grote groep mensen trekt de bergen in en ze gaan allemaal zitten om één man heen.
Van een afstand ziet hij de mensen geboeid luisteren naar die ene man.
Over die man gaan geruchten rond: dat hij mensen geneest en rondtrekt door Galilea.
Alle aanwezigen gaan in zijn verhalen op.
Jezus – Zijn naam betekent Redder – is hier gekomen in zijn gebied,
waar anders niemand durft te komen, omdat de mensen bang zijn ook onrein te worden.
Hij hoort flarden van de toespraak van Jezus.
Over armen van Geest – mensen die niets in te brengen hebben
en de man herinnert zich maar al te goed hoe hij niets had in te brengen.
toen hij door de dorpsoudste uit het dorp werd verbannen omdat hij onrein was.
Zalig de armen van Geest, de mensen die niets in te brengen hebben.
Je zou denken dat ze het slecht getroffen hebben, maar voor hen is Gods koninkrijk.
Hij hoort hoe Jezus spreekt over het hart van de mens, dat besmet kan zijn door zonde
en de man beseft dat zijn aangevreten huid laat zien dat heel Israël is aangevreten
door de zonde en zonder dat men het wil zien net zo goed onrein is, net als hij.
Dan hoort hij de Man spreken over bidden:
Bid, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden.
Er begint bij de man die verbannen is door zijn ziekte een verlangen te groeien:
Als ik zou vragen, dan wordt het mij gegeven. Als ik zoek zal ik vinden.
Als ik bij Jezus aanklop, zal hij voor mij opendoen.
Dat verlangen wordt bevestigd als Jezus klaar is met spreken, opstaat en weer onderweg gaat.
Jezus daalt af de berg naar beneden en loopt zijn wereld in,
Waar hij de verbannene om zijn onreinheid woont.
Jezus lijkt wel een herder die op zoek is naar een schaap dat verloren is geraakt.
Jezus lijkt wel een koning die zegt: Ik wil weten wat er omgaat bij mij dienaren
En niet alleen bij degenen die het goed hebben en hun leven op orde hebben,
maar degenen die er maar bij hangen, er niet bij horen, degenen die verbannen zijn,
want Ik ben ook hun koning.
Als Jezus naar beneden afdaalt, begeeft Hij zich op gevaarlijk terrein.
Jezus gaat naar de heggen en steggen, zoals Hij dat later zal zeggen,
naar het buitengebied waar de mensen wonen die niet vol meetellen, de uitgestotenen.

Vastberaden – Hij moest door dit gebied gaan.

De menigte gaat mee, die zoveel van Jezus’ woorden heeft gehoord,
De mensen die onder de indruk zijn van het spreken van Jezus:
Meer dan woorden van mensen alleen – God zelf sprak tot hen,
Bemoedigde hen, tilde hen boven alles uit, maar sprak hen ook confronterend toe,
plaatste hen voor God – hoe zit het met je hart, vanbinnen?
Dan ziet de menigte een man op Jezus afkomen
en ze deinzen allemaal achteruit, omdat ze zien dat deze man hier hoort
in dit gebied en niet tussen hen, een stap achteruit om zelf niet onrein te worden.
Hoe kijken al die mensen naar hem, die man die ziek is en onrein?
Zouden ze er iets van zichzelf in herkennen, van hoe het met henzelf is?
Dan komt die man aarzelend op Jezus af – en je merkt aarzeling bij de man.
Kan hij wel op Jezus afkomen? Zal Jezus hem niet wegsturen? Heeft hij het goed gehoord?
De man knielt voor Jezus neer: ‘U kunt mij reinigen. U bent daartoe in staat.
Maar ik weet niet of U wilt. Als U niet wilt, dan begrijp ik dat goed.’

De reactie van Jezus is eenvoudig, maar wel diep.
Een enkel woord: ‘Ik wil.’ En een gebaar: Jezus raakt de man aan.
Dat is een gebaar van tederheid, van barmhartigheid. Jij bent er ook één van mij.
Jij hoort er ook bij – ondanks al je onreinheid die je door je ziekte meedraagt.
Het gebaar van Jezus is veelzeggend: het is niet alleen een omarming.
Het is een gebaar, waarmee Jezus zegt: Ik neem jouw last op mij.
Jouw ziekte, jouw onreinheid, ze zijn niet meer van jou
En ze nemen niet meer een plek in jouw leven in, maar Ik neem dat op Mij,
Ik draag dat weg.
Jouw lijden is voorbij en dat is nu Mijn lijden geworden.
Inderdaad, je klopt bij Mij aan en Ik laat geen bidder staan.

Hier gebeurt een wonder – en dat wonder is niet alleen dat de man beter wordt
en daardoor weer terug kan keren naar huis.
In het gebaar dat Jezus maakt, door de man aan te raken, zegt Jezus:
Geef je last maar aan Mij: je ziekte, maar ook je onreinheid.
Het gebaar is er niet alleen voor de man, die bevestigd ziet,
Dat Hij er weer mag bij horen en dat dit voor iedereen zichtbaar geworden is.
Mattheüs geeft aan, wat er gebeurt, als Jezus zegt: Ik wil, als Jezus de man aanraakt:
Hij heeft onze zwakheden op Zich genomen, en onze ziekten gedragen
Bijzonder aan wat Mattheüs hier doet, is dat hij zegt:
Jezus heeft onze zwakheden en ziekten op Zich genomen,
niet alleen van de man, die daar in de woestenij moest leven,
maar eveneens die van ons, van u en jou en mij: uw zwakheden en jouw ziekten.
Dat Mattheüs hier een vervulling ziet van de oude profetie van Jesaja,
zorgt in de uitleg wel voor een raadsel: Hoe kan Mattheüs hier nu een vervulling in zien?
Jezus is toch zelf niet ziek geworden? Hij maakt alleen maar mensen beter.
Hij begeeft zich wel onder zieken, raakt hen aan, maar blijft verder gezond.
Maar ik denk dat we hier dieper moeten kijken
en dat de zieken iets laten zien van hoe Israël voorstond in de tijd dat Jezus kwam.
De melaatse man hield de menigte een spiegel voor:
Met mijn ziekte laat ik zien, hoe jullie allemaal onrein zijn, niet zichtbaar, maar vanbinnen.
Alleen omdat het niet zichtbaar is, kunnen jullie dat nog uit de weg gaan.
Jullie zijn als de schoonmoeder van Petrus die haar vrijheid kwijt was
En op bed gebonden lag, doordat ze ziek geworden was.
Zo is Israël haar vrijheid kwijt en gebonden en heeft ze de bevrijdende macht nodig
die Jezus is en Jezus komt brengen.

Als de man met zijn huidziekte Israël een spiegel voorhoudt met zijn ziekte
– als het klopt, dat hij niet de enige die ziek is, maar het hele volk ziek is,
Al was dat niet zichtbaar en dat zij – net als hem – onrein zijn, al is dat innerlijk,
zodat ons ook iets te zeggen hebben?
Ik denk aan wat er aan het begin van het doopformulier wordt gezegd:

Door de ondergang in en besprenkeling met water
wordt aan ons de onreinheid van onze ziel aangewezen.
Dat geeft allereerst aan, dat we niet naar de buitenkant van iemand moeten kijken.
Voor de man was zijn buitenkant, zijn huid een reden om weggestuurd te worden.
De doop geeft aan, dat bij ons het van binnen zit, in ons hart.
Onreinheid geeft aan: zo, op deze manier kunnen we niet voor God verschijnen.
Als er niets met ons gebeurt, kunnen wij niet het Koninkrijk van God binnengaan.
Er moet wat met ons allemaal gebeuren, willen wij de hemel binnengaan.
Onreinheid hoeft niet persé zonde te zijn,
hoewel het formulier van de doop wel aangeeft dat de zonde de oorzaak is
van het onrein zijn van ons, niet alleen van dat kind dat gedoopt wordt, maar wij allemaal.
Onreinheid geeft aan, dat je niet bij God in Zijn nabijheid mag komen.
Het is vergelijkbaar met iemand die opgenomen moet worden in het ziekenhuis,
maar omdat de patiënt een bacterie onder de leden heeft,
moet hij of zij eerst op een aparte afdeling liggen,
om te voorkomen dat de bacterie zich over het hele ziekenhuis verspreidt.
Daarom moest de man, die de huidziekte had, in afzondering verblijven
en mocht hij pas weer naar huis als zijn huid helemaal gereinigd was.
Wij kunnen alleen bij God komen als onze onreinheid wordt gereinigd.

De man had er vast moed voor nodig om naar Jezus toe te gaan.
De blikken van de mensen in de massa, die hem aankeken, geschrokken, bang.
En in hemzelf wellicht het gevoel van schaamte,
omdat hij door zijn ziekte nergens meer bij hoorde, onrein was.

Dan zegt Jezus tegen de man, die met zijn huidziekte bij Jezus aanklopt
en eigenlijk helemaal niet bij Jezus mag komen,
maar aanvoelde, wist dat Jezus een bidder niet laat staan.
Dan zegt Jezus: Ik wil, word gereinigd.
Hij zegt dat ook tegen ons: Ik wil, word gereinigd.
onze zwakheden heeft Hij op zich genomen en onze ziekten heeft Hij gedragen.
Als Jezus dat zegt: Ik wil, word gereinigd,
zegt Hij dat niet alleen tegen die man, maar ook tegen de menigte die toekijkt
En tegen ons, die het verhaal horen, en voor ons zien.
En al durven wij misschien niet te komen, omdat we beseffen dat we zo niet kunnen komen,
voelen we dat ons hart ons aanklaagt, omdat we zo niet voor God kunnen bestaan,
dan spreidt Jezus de armen uit en zegt: kom maar,
want Ik kwam juist, hier op deze aarde, Ik daalde de berg af om onder jullie te zijn.
Ik wilde niet alleen onder ogen zien, hoe jullie er aan toe zijn,
maar Ik wilde er ook iets aan doen.
Ik wil, word gereinigd.
Als Mattheüs aangeeft, dat hier Jesaja 53 wordt vervuld,
krijgt het gebeuren een nog diepere betekenis dan genezing alleen.
Hier tekent Mattheüs een lijn naar het kruis op Golgotha.
Als Jezus dat zegt: Ja, Ik wil, word gereinigd,
zegt Hij dat ook tegen de Vader in de hemel, Die Hem naar de aarde zond
met het doel om die onreinheid te dragen, weg te dragen op Golgotha.
Ja, Ik wil. Ik ben bereid om naar het kruis te gaan.
Dat is Mijn wil, Mijn doel.
Jezus weet, wat dat betekent: Inderdaad genezing voor deze man.
Genezing voor iemand met huidvraat is als opstaan uit de dood, opnieuw geboren worden,
wedergeboren, thuisgebracht, weer terug bij God.
Dat is de ene kant.
Er is ook een andere kant, die Jezus maar al te goed beseft
En waar Hij niet voor terugdeinst,
dat meeklinkt als Jezus zegt: Ik wil en dat zichtbaar wordt als Jezus Zijn arm uitstrekt
en deze man, die bij Hem komt, aanraakt.
Het kruis. Ja, Ik wil.
Voor Hemzelf zal het een weg van lijden zijn: onze zwakheden, onze ziekten.
Hij neemt dat op Zich, zodat wij die last niet meer hoeven te dragen.
Jezus blijft niet op een berg, ver verheven boven onze sores en onze ellende.
Zoals Hij niet in de hemel bleef, onbewogen voor wat er met ons was misgegaan.
Hij zei: Ik ben bereid om te komen, om in jullie plaats te gaan.
we hebben een God, die niet terugdeinst voor ons, niet een stap terug doet,
maar die bereid is om Zijn eigen heiligheid op te geven om ons weer heilig te maken.
Die als wij onrein zijn en niet bij Hem kunnen zijn, er een afstand hoort te zijn,
zelf de afstand overbrugt en aan onze kant komt, in onze wereld,
zelf bereid is om een verschoppeling te worden, verbannen te worden,
aan het kruis, buiten Jeruzalem.
Zoek en je zult vinden, klopt en er zal opengedaan worden.
Laat schaamte je niet tegenhouden en zie dat Jezus juist ook in jouw wereld gekomen is
En Zijn hand naar je uitstrekt: Ja ik wil, word gereinigd.
Amen.