Preek zondagmorgen 29 november 2015

Preek zondagmorgen 29 november 2015
Viering Heilig Avondmaal

Lukas 14: 15-24

De laatste woorden van de gelijkenis laten zien,
waar het de Heere om te doen is, bij dat feest dat er in de hemel zal zijn:
Opdat Mijn huis vol wordt.
Daarmee laat de Heere Jezus niet alleen iets zien van de man,
die het feest heeft georganiseerd.
Hij laat daarmee zien wat er in Gods hart leeft:  Zijn huis moet vol worden.
De Heere God wil geen lege hemel, waarin Hij er alleen is.
Maar een huis vol, waar de dankbaarheid en de feestvreugde heerst
van alle mensen die door God zijn gevonden en gered
en daarom daar hun geluk niet op kunnen,
omdat zij bij de Heere God mogen zijn, deelgenoot mogen zijn van Zijn feest.
Uitgenodigd
en als ze tegenstribbelden dan werd er bij hen nog eens extra er op aan gedrongen:
Ook al denk je van jezelf dat je er niet hoort – je moet echt komen!
Want, zo zegt de Heere Jezus in de gelijkenis, het huis moet echt vol worden.
Moet u zich eens voorstellen wat dat betekent voor de hemel:
dat de Heere God net zo lang doorgaat, totdat mensen meegaan en in Hem gaan geloven.
De Heere God is er niet tevreden mee als er maar een handjevol mensen komt.
Nee, Zijn huis moet vol worden.
Vol van mensen, vol dankbare mensen, een huis vol vreugde.
Wat de Heere Jezus voorhoudt, is dat God Zijn huis opent.
Ook voor de mensen, die daar voor hun eigen gevoel niet thuishoren.
Die daar op dat feest onwennig rondlopen, omdat ze niet goed weten
hoe je dat hoort te doen tijdens een feest.
Nu zijn ze daar opeens, omdat ze meegenomen worden.
Ze werden uitgenodigd, maar kregen de kans niet om te weigeren.
Zou u uzelf daar zien lopen, tijdens dat feest van onze Heere?
Omdat u meegenomen werd, omdat jij er niet onderuit kon,
zo sterk en krachtig werd je uitgenodigd.
Tot je eigen verrassing misschien: is het ook voor mij?
Je kunt het niet geloven, maar je gaat – omdat je niet anders kan.
Omdat je opeens de stem van de Heere Jezus zelf verneemt:
Kom nou, ga nou maar mee. Het is ook voor jou, voor u.
Waarom?
Kan dat dan zomaar, omdat dat huis van God vol moet zijn?
Want dat is de reden die in de gelijkenis genoemd wordt.
Dat er wat met de genodigden moet gebeuren, wordt er niet verteld.
Alleen dat ze moeten komen.
Is dat dan genoeg? Dat je komt en deelt in Gods feestvreugde?
Maar het is niet zomaar feestvreugde, oppervlakkig en los zonder inhoud.
Het is de vreugde in de hemel die er is als één zondaar zich bekeert.
Een vol huis laat zien, dat die omkeer gekomen is in het leven van mensen.
Wat is het bijzonder als je daar van kunt meespreken:
dat je de roepstem van Jezus hoorde, genodigd werd en er niet meer onder uit kon,
door een preek, door een bijzondere gebeurtenis in je leven,
Of doordat het langzaamaan groeide.
Wat zal dat een vreugde in de hemel gegeven hebben, bij God zelf, bij de engelen.
En voor jezelf kun je hier op aarde ook al die vreugde hebben,
de vreugde om God, de vreugde die in de hemel helemaal volmaakt zal zijn,
maar nu al mag ervaren worden:
Halleluja, lof zij het Lam! Die onze zonden op zich nam.

Vanmorgen vieren we met elkaar het avondmaal.
Avondmaal heeft iets van dat feest in de hemel.
In ieder geval is de Gastheer dezelfde:
Christus, die op aarde kwam om Zijn leven te geven aan het kruis op Golgotha.
Hij is vanmorgen ook de Gastheer aan de tafel.
Vanmorgen zegt Hij het zelf tegen u, tegen jou: Alles is gereed.
We vieren dat Hij nu al in ons midden is,
al is dat niet op een zichtbare wijze en zien we alleen maar brood en wijn.
Maar dat brood en die wijn herinneren ons aan wat Hij deed op Golgotha
en die brood en die wijn wijzen er ons op
dat er een dag aanbreekt dat er in de hemel een overvloed zal zijn, een feest
en de verlosten mogen delen in de vreugde om bij God te zijn.
Nu al aan het avondmaal mogen we daar iets van proeven,
van wat daar werkelijkheid zal zijn: de vreugde, de vreugde om bij God te zijn.
Al is dat hier op aarde nog geen volmaakte vreugde,
omdat we beseffen dat er aan ons geloof nog zoveel mankeert:
Geen volkomen geloof, niet de ijver om God te dienen zoals het behoort,
dagelijks de strijd tegen de verleiding.
En dan zitten we daar aan de tafel, bij onze Heere.
Juist dan kan er in plaats van de vreugde ook het besef zijn
dat we daar niet horen zitten, omdat we beseffen wat er allemaal mankeert.
Heere, hier zijn we dan.
Als we kijken naar de vorige keer, toen we hier zaten: zijn we dan vooruit gekomen
in ons geloof, in de weg die we moeten gaan, in het vertrouwen?
En toch roept u ons.
Om hier bij U te zijn.
Dat is genade.
Als we komen, is dat niet omdat we onszelf uitnodigen,
maar omdat onze Heiland ons roept, omdat alles klaar is,
omdat Hij zichzelf wil geven, in dat brood en in die wijn.
Neem, eet, blijf niet waar je bent, maar zoek het leven – in Mij. Er is geen betere plaats.

Hier bij Mij, je Heer en Heiland is alles te vinden wat je nodig hebt
voor hier in dit leven, maar ook voor de eeuwigheid.
Als je dat aanneemt, mag je dan delen in de feestvreugde.
Neem het nou maar aan, en kom naar Mij toe. Amen

Opvoeden doe je samen

Een moederkring, die voor één keer open staat voor vaders. Komen vaders daar op af? Zou jouw man naar een bijeenkomst gaan, waar over opvoeding gesproken wordt? Of zou het nadenken en praten over opvoeding meer iets voor moeders zijn?

Over vaders en hun rol bij de opvoeding is weinig bekend. Er wordt al heel lang onderzoek gedaan naar opvoeding. Daarbij is echter vooral gekeken naar de rol van de moeder in de opvoeding.

Dat had de volgende oorzaken:
1) Men ging ervan uit dat opvoeden een zaak van moeders was
2) Vrouwen waren overdag beschikbaar voor de onderzoekers, omdat zij geen werk buitenshuis hadden en vaders wel.
Zodoende werd er nauwelijks gekeken naar de rol van vaders in de opvoeding.

Het zou ook kunnen zijn dat vaders – in tegenstelling tot moeders minder de behoefte hebben om na te denken over de opvoeding. Zij voeden gewoon op, zonder er veel over na te denken, terwijl moeders meer behoefte hebben aan nadenken en praten over opvoeding omdat ze van zichzelf meer behoefte hebben aan praten en nadenken over wat ze doen
en wellicht ook uit een vorm van onzekerheid over wat zij doen. Vaders bleven in ieder geval buiten beeld.

Eerst twee citaten:
– ‘De maatschappelijke verantwoordelijkheid van vaderlijke opvoeding is verloren geraakt.’ (Joep Zander)
– ‘Moeders geven de zorg en verantwoordelijkheid niet graag uit handen.’ (Louis Tavecchio)

In de afgelopen jaren is daar verandering in gekomen. Wat is daar de reden van? De oorzaak dat vaders in beeld zijn bij onderzoekers van opvoeding
is dat er veel vaders zijn, die niet bij hun kinderen in beeld zijn.
Het gaat om vaders, die gescheiden zijn en door toedoen van hun ex-vrouw de kinderen niet te zien krijgen, vanuit de gedachte dat het buiten beeld blijven van vader beter is voor de kinderen. Steeds weer naar vader gaan levert stress op voor een kind. Of een moeder heeft slechte ervaringen met haar ex en kan niet geloven dat haar ex wel een goede vader voor haar kind(eren) kan zijn. Vaders die hun kinderen niet meer zien hebben er belang bij om aan te tonen dat zij ook goede opvoeders zijn
en dat elk kind een vader nodig heeft. Op initiatief van gescheiden mannen, die hun kinderen niet of nauwelijks meer zien, is er een Vader Kennis Stichting opgericht en vanuit deze Stichting is er sinds vorig jaar een hoogleraar Vaderschap: Renske Keizer. Zij gaat onderzoek doen naar de pedagogische betekenis van het vaderschap.
Opvoeden doe je samen. Dat geldt niet alleen als je samen getrouwd bent en samen een gezin hebt, die gezamenlijke opvoeding blijft van belang, ook als je als man en vrouw gescheiden bent. Je blijft je leven lang – samen met je ex – vader of moeder van de kinderen die je samen hebt. Samen opvoeden is op zichzelf al een hele klus, maar nog meer wanneer je niet meer samen een gezin vormt.

Daarnaast zijn mannen meer dan vroeger geïnteresseerd in opvoedingsvragen. Dat bleek tenminste uit een groot onderzoek onder mannen  dat door de kerk in Duitsland werd uitgevoerd. Een nieuw soort vaderschap – meer betrokken op de kinderen.

Voordat ik iets ga zeggen over het samen opvoeden,  wil ik eerst iets zeggen over de rol van vaders in de opvoeding. In een Duits onderzoek uit 2008 worden 4 typen mannen geschetst.  Deze typen hebben te maken met wat de opvattingen zijn over opvoeding, over de verdeling van taken tussen man en vrouw:wie werkt er, wie heeft de zorg voor de kinderen?

(1) (gedeeltelijk) traditioneel
(2) modern
(3) de balans gevonden tussen traditioneel en modern
(4) (nog) op zoek naar de balans

Uit het onderzoek bleek dat de grootste interesse van al deze groepen vaderschap was. Dat thema is voor alle groepen met stip het belangrijkste,
nog voor specifieke mannenthema’s of interesse voor de eigen verdere ontwikkeling. Alle 4 groepen hechten er ook waarde aan, dat de kerk op dit punt meedacht. De traditionelen vinden dat de kerk het traditionele beeld moet verdedigen; modernen vinden juist dat de kerk een pleitbezorger moet zijn voor het moderne vaderschap.
Degenen die de balans gevonden en vooral degenen die op zoek zijn naar de balans willen graag dat de kerk zich hier op een wijze manier over uitspreekt.
=> Wat kan de kerk voor jou betekenen?

Wat uit dit onderzoek ook naar voren kwam, was dat het onderscheid tussen man en vrouw, tussen vader en moeder niet meer zo groot is. Het grootste onderscheid is tussen traditioneel en modern. Alleen daarom al is het van belang om de opvoeding samen te doen. Om er samen over eens te zijn, hoe je het als echtpaar doet: op de traditionele manier, op een moderne manier, of heb je juist de balans gevonden? En wat als je nog op zoek bent naar wat bij jullie past, of bij jouzelf?

Waarom is van belang om het samen te doen? Kan de opvoeding niet door één ouder gedaan worden? De moeder, die voor een groot deel thuis is voor de kinderen?
Neem bijvoorbeeld Arno. De hele dag is hij druk voor zijn baas.  ‘s Morgens vroeg gaat hij al de deur uit, nog voor de kinderen wakker zijn om de file voor te zijn. Hij komt thuis rond of na het avondeten en het eerste waar hij thuis behoefte aan heeft is even rust, even bijkomen, eten en verder geen gezeur over hoe het op school ging, welke botsingen er tussen zijn vrouw en kinderen geweest zijn. Eerst even tijd voor zichzelf en dan voor zijn gezin. Als die tijd er al is. Want de kerk is er ook nog. Daar heeft Arno ook een hele taak.
Of Hendrik. Hij heeft werk dat lichamelijk zwaar is. En aandacht voor zijn kinderen vindt hij belangrijk, maar weet niet zo goed hoe hij zijn kinderen die aandacht moet geven. Als hij thuis komt, is hij moe, want zijn werk vraagt veel aandacht. Hij voelt, dat als hij niet kan meekomen, er een ander zijn plek zal innemen. Hij is blij dat zijn vrouw veel van de zorg overneemt. Hij weet dat het niet zo hoort, maar het kan even niet anders.

Waarom is het van belang om de opvoeding toch samen te doen
en niet door één van de ouders?
Daar zijn verschillende redenen voor:
(1) praktisch
(2) eenheid van man en vrouw
(3) vanwege het belang van een evenwichtige opvoeding
(4) vanuit het geloof

(1) Praktisch
Wat gebeurt er als Arno zich niet inzet voor zijn gezin, omdat hij te druk is? Wat gebeurt er als Hendrik zich afzijdig houdt, omdat hij niet goed weet wat hij kan bijdragen aan de opvoeding van zijn kinderen? Dan komt de verantwoordelijkheid bij één van de ouders te liggen en daarmee ook de last van de opvoeding. Opvoeding is een te zware last om alleen te dragen.

(2) eenheid van man en vrouw
Voor veel echtparen – en misschien wel de meeste echtparen – geldt
dat man en vrouw niet direct hetzelfde denken. Ze nemen allebei hun eigen opvoeding mee en hebben soms een andere stijl van opvoeden. Daar kun je en daar moet je met elkaar als ouders over in gesprek. Wanneer je daar niet over in gesprek bent, kom je steeds weer in botsing, zonder echt met elkaar uit te zoeken wat werkelijk ten grondslag ligt aan de voortdurende botsing.
Dit kun je ook op een positieve manier formuleren: Wanneer je samen doorpraat over hoe je samen de kinderen wilt opvoeden, leer je elkaar beter kennen en groei je naar elkaar toe en draag je de verantwoordelijkheid samen. Soms vraagt dat geduld, omdat je op bepaalde momenten niet snel op één lijn ligt:
– Moeten de kinderen 2x mee naar de kerk?
– Wanneer mogen ze een mobiel?
– Wanneer mogen ze alcohol drinken?
– Welke films mogen ze wel of niet kijken?
– Welk gedrag accepteer je en wanneer is de grens bereikt?
Het lastige met opvoeden is dat je soms moet reageren op een incident: Twee kinderen hebben ruzie gemaakt en je moet tussenbeide komen. Een van de kinderen heeft een scheldwoord of een vloek gebruikt. Je zoon  heeft bij een vriendje een film gezien, die jouw goedkeuring niet kan wegdragen. Je dochter heeft op zondagmiddag om 14.00 uur geen zin om mee naar de kerk te gaan. Want, zegt ze, er gaat niemand van mijn leeftijd. Hoe reageer je dan? Hoe blijkt dan de gezamenlijke opvoeding? Bij zulke voorvallen is het goed om dat achteraf te bespreken:
– Wat gebeurde er?
– Welke keuze maakte ik? Was er een andere keuze mogelijk?
– Was dat een gezamenlijke beslissing? Of bepaalde een van de ouders de keuze en de ander had maar te accepteren – onder het mom van we moeten elkaar niet afvallen?
– Zo niet, waar kwamen de verschillen vandaan?
– Hoe kunnen we samen op een lijn komen, waar we allebei achter kunnen staan?
– Hoe leggen we die lijn uit naar de kinderen?
Spreek ook samen uit als je het niet eens bent, maar kijk dan ook naar de reden waarom je niet samen eens was En ga op zoek naar een gezamenlijke lijn.
Neem ook tijd voor elkaar, om je in elkaar te blijven verdiepen. In sommige fasen van je leven loop je het gevaar om alleen nog maar ouders van je kind te blijven, omdat er weinig gelegenheid is om voor gezamenlijke momenten. Zoek iets, naast het samen doorspreken over de opvoeding, is dat je samen doet: samen stille tijd (lezen, bidden, zingen), creëer vaste momenten van overleg.

(3) Evenwichtige opvoeding
Een gezamenlijke opvoeding is niet alleen voor jezelf als man en vrouw van belang. Ook voor je kind(eren) is een gezamenlijke opvoeding van belang. Een gezamenlijke opvoeding houdt in dat beide ouders in hun kind zijn geïnteresseerd. Wanneer een van de ouders zich afzijdig houdt, heeft dat grote gevolgen voor de ontwikkeling van een kind. Een kind ontwikkelt zich tot een stabielere persoonlijkheid als beide ouders betrokken zijn in de opvoeding. Wanneer een van de ouders niet echt betrokken is,  kan een kind dat als een levenslang gemis ervaren. Ik kom wel eens mensen tegen, die lijden onder de afwezigheid van een vader of moeder. Ze zijn eigenlijk hun hele leven lang op zoek naar erkenning van die afwezige vader, moeder.
Even nu voor vaders: wat is jullie betekenis voor de opvoeding? Allereerst: wat betekent dat voor mannen om vader te worden? Voor veel mannen is vader worden een intens gebeuren, dat hun leven diep verandert. In de EO-visie was heel lang een rubriek, waarbij bekende Nederlanders werden gevraagd. Op de vraag wat het mooiste moment van hun leven was, werd bijna altijd geantwoord: de geboorte van mijn kinderen. Vader worden is vaak een overweldigende ervaring, die zo diep gaat dat het vaak ook een religieuze ervaring is. De geboorte van een kind kan er toe leiden,  dat een man die tot voor kort niet zo in geloof geïnteresseerd is, door deze ervaring weer naar de kerk gaat en opeens open staat voor God. Vader worden is een ervaring die je leven intens verrijkt, op een vaak ongedachte manier.

De rol van een vader in het gezin is altijd al belangrijk geweest. Maar vandaag de dag zou die rol nog wel eens belangrijker kunnen zijn. Op bepaalde onderdelen komen kinderen niet meer of veel minder met mannen in aanraking. In het onderwijs, op zondagsschool / kindernevendienst. In het onderwijs is al een aantal jaren een discussie gaande of met name jongens in het onderwijs niet vastlopen of lagere scores halen, omdat ze een meester missen: iemand als voorbeeldfiguur of iemand die hen aanvoelt.

Wat mij opvalt, is dat vaders vaak wat afwachtender zijn in hun opvoeding dan moeders. Ze zijn wel in opvoeden geïnteresseerd, maar moeders zijn hen voor. Daarom (om vaders te stimuleren zich actief met de opvoeding te bemoeien):  Wat is de betekenis van vaders in de opvoeding?
Eigenlijk is daar heel weinig over bekend, omdat daar weinig echt onderzoek naar is gedaan. Daarnaast is de gedachte dat moeders veel meer invloed hebben. Uit een onderzoek uit 1996 bleek dat vaders veel minder tijd aan de opvoeding besteedden, maar dat zij net zo veel betekenis of soms nog wel meer betekenis hadden dan moeders. Als vaders zich dan met de opvoeding bemoeien, besteden zij meer tijd aan spel. In tegenstelling tot moeders, die zich vaak met het zorgen voor kinderen bezig houden. Wat vaders dan met kinderen doen is dan vaak een fysiek, spannend en onvoorspelbaar. Deze speelse omgang geeft een kind energie en dynamiek. Dat spelende bevordert een actieve, competitieve, nieuwsgierige houding van kinderen en heeft een stimulerend effect op hun sociale ontwikkeling. Dat uitdagende, stimulerende spel heeft een positief effect op de relaties die kinderen later aangaan, omdat ze zich beter kunnen binden. Daarnaast krijgen ze meer een gevoel van eigenwaarde. Door dat spelende leren kinderen ook omgaan met hun agressie en angsten. Wanneer een vader iets als dreigend ervaart, maakt dat meer indruk op kinderen dan wanneer moeder iets als dreigend ervaart.
=> Op welke punten heeft je man meer invloed op je kinderen dan jezelf? Hoe vind je dat?

Vaders hebben ook als het gaat om geloof soms meer invloed op hun kinderen dan moeders. Op dit punt zijn vaders vaak nog terughoudender dan op andere terreinen van de opvoeding. Ze voelen zich meer onzeker en weten niet goed hoe ze het moeten aanpakken. Als het gaat om activiteiten gaat die vaders met hun kinderen doen, staat het samen bidden op de laagste plaats. Nog lager dan het verschonen van de luiers. Vaders hebben het nodig (en willen dat ook wel) dat zij op weg geholpen worden in de geloofsopvoeding. Ouders hebben een belangrijke invloed op de geloofsopvoeding. Geloof en kerkgang leren kinderen allereerst van hun ouders. Als ouders hecht aan de kerk verbonden zijn, is er een grote kans dat kinderen ook hecht betrokken raken bij de kerk. Uit het vierde lidmaatschaponderzoek van de EKD bleek dat vaders een nog grotere invloed hebben op kerkelijke betrokkenheid dan moeders.
[Een nieuwe trend: met elkaar als gezinnen optrekken]

(4) Samen opvoeden:
– belofte bij het huwelijk,
– belofte bij de doop

Vragen bij “Opvoeden doe je samen”
1.) Is de opvoeding die jullie geven een gezamenlijke opvoeding?
2.) Als dat wel zo is, hoe is die gezamenlijke opvoeding gekomen? Wat heb je daarvoor gedaan? Ben je hierin gegroeid?
3.) Als die opvoeding niet gezamenlijk, heb je dan een idee waaraan dat ligt? Wat zou je willen veranderen?
4.) Op welke punten heeft je echtgeno(o)t(e) meer invloed op je kinderen dan jezelf? Hoe vind je dat?
5.) ‘Moeders geven de zorg en verantwoordelijkheid niet graag uit handen.’  – herken je dat?
6.) Is de geloofsopvoeding die jullie geven gezamenlijk? Of is er altijd iemand die het voortouw neemt? Wat moet er gebeuren om de ander actiever te laten worden?

 

Preek zondagmorgen 22 november 2015
Schriftlezing: Lukas 14:15-24
Voorbereiding Heilig Avondmaal

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Feest – daar zullen we bij het avondmaal misschien niet zo snel denken.
Toch is dat zo.
Volgende week zal de tafel weer voor in de kerk staan,
zullen mensen naar de tafel toelopen en bij de tafel gaan zitten.
Zo zal er in de hemel ook een tafel zijn,
Waar mensen omheen zitten om feest te vieren, dat de Heere God geeft.
Dat feest zal er zijn als de Heere Jezus terugkomt
en als de Heere Jezus het laatste oordeel heeft uitgesproken, over de levenden en de doden,
dan mogen degenen die in Hem geloven met Hem mee
om feest te vieren in Zijn koninkrijk.
Ook bij de Wederkomst van de Heere Jezus denkt u misschien niet zo snel aan feest,
omdat Zijn komst wat in u oproept, vrees, onzekerheid.
Omdat je aan  jezelf voor zijn troon ziet staan en denkt: hoe zal Zijn oordeel zijn?
Hoor ik er bij? Hoor ik er niet bij?
Of u denkt aan anderen: aan uw kinderen, aan je ouders.
Hoe zullen zij het er dan vanaf brengen?
Zullen zij ook in dat Koninkrijk komen? Zullen zij ook aan dat feest deelnemen?

Volgende week, als de tafel voor in de kerk staat met stoelen er omheen,
dan worden wij eraan herinnerd dat er in de hemel, bij de Heere God
er ook een feestmaal zal zijn,
een feest dat de Heere zal geven,
omdat dan alles voorbij is: al het lijden hier op deze wereld,
er zal geen verdriet meer zijn, er zal geen pijn meer zijn,
we hoeven ons niet meer af te vragen waar God is, want Hij is daar.
En niet alleen volgende week worden we eraan herinnerd dat de Heere Jezus terugkomt.
Maar ook vandaag – de laatste zondag van het kerkelijk jaar.
Volgende week begint er een nieuw kerkelijk jaar.
Dat begint niet met 1 januari, maar dat nieuwe jaar begint met de eerste adventszondag.
Het kerkelijk jaar houdt ons voor:
We hebben hier tijd op deze wereld en die tijd is er,
totdat onze Heere terugkomt op de wolken.
We zeggen wel eens, bij een bepaalde datum die er aankomt: D.V. Deo Volente.
Zo de Heere wil. D.V. geeft aan: als God het wil, kan het heel anders lopen.
We maken planning, maar de Heere kan onze planning helemaal overhoop gooien.
Bij elke datum, elke afspraak die we maken, moeten we bedenken:
Misschien is de Heere Jezus dan wel teruggekomen en gaat het onze afspraak niet door.

Kun jij daar naar uitkijken? Of zeg je: laat nog maar even wachten?
Bent u daar mee bezig, dat de Heere Jezus terug zal komen?
Of zegt u: ik wil daar niet teveel over nadenken?
Want om te kunnen verlangen naar de Wederkomst, moet je toch weten of je erbij hoort.
Of je dat van jezelf mag zeggen: ik hoor ook bij de Heere Jezus.
Wanneer kun je dat van jezelf zeggen?

Tijdens een maaltijd, waarbij de Heere Jezus is uitgenodigd,
vertelt de Heere Jezus daarover een verhaal,
een verhaal over een rijke man die een feest geeft
en met dat verhaal wil de Heere Jezus ook uitleggen,
op welke manier de Heere God uitnodigt voor Zijn feest in de hemel.
Het is een rijke man, die een feestmaal wil geven.
Deze man ziet het al voor zich, hoe het feest zal zijn.
Al zijn vrienden zullen er zijn en het zal een vrolijke sfeer hangen.
Tijdens zijn feest zal hij rondlopen of rondkijken
om de feestvreugde van de gasten op te merken en zal gelukkig zijn
als hij zijn vrienden zo vrolijk ziet. Hij kijkt er nu al naar uit.
Hij stuurt een van zijn knechten er op uit,
om aan alle vrienden die hij heeft uit te nodigen.
De knecht maakt alvast de datum bekend, wanneer het feest gehouden kan worden,
zodat de eigenaar weet hoe groots hij dat feest kan organiseren.
Als de knecht terugkomt, kan hij van alle genodigden zeggen, dat ze zullen komen.
Dat doet de man goed: iedereen komt. Wat een mooi feest zal dat dan zijn.
Met veel vreugde is de man bezig met de voorbereidingen.
Voor hem is het feest al geslaagd, want hij geniet er nu al van.
Van het klaarmaken van het vlees, het bedenken van de tafelschikking,
van het uitrekenen hoeveel wijn hij in huis moet hebben,
hoeveel knechten er nodig zijn in de bediening.
Zou de Heere Jezus ook op die vreugde doelen, als Hij tegen Zijn discipelen zegt
dat Hij heen gaat om plaats te bereiden?
De man zal vast ook hebben gehoopt dat de genodigden met net zoveel vreugde
uitkijken naar de feestmaaltijd, wachtend op het seintje dat alles klaar is.
Ik hoop, gemeente, dat u in de komende week u ook kunt verheugen
op het avondmaal, omdat u weet dat het een feestmaal is
dat door onze Heere is opgezet en een voorproefje van dat grote feest in de hemel,
waar alle verlosten bij de Heere mogen zijn, in Zijn heerlijkheid.
Dan is alles klaar en kunnen de genodigden komen
en kan het feest beginnen.

Wie zijn die genodigden?
Wie zijn er uitgenodigd voor het feest van de Heere? Bent u dat? Ben jij dat?
En hoe weet je dat dan?
De allereerste uitnodiging van de Heere kwam, toen u geboren werd uit gelovige ouders.
Dat is niet zomaar gebeurd. Of gelooft u wel dat het toevallig was?
Nee toch, daarin mogen we de hand van de Heere zien.
Een tweede uitnodiging kwam daar kort achteraan, bij de doop.
De doop is een uitnodiging, een dringende oproep,
die niet alleen tot je komt als je gedoopt wordt of als je een doopdienst bijwoont,
maar een roeping, een dringende uitnodiging die een heel leven lang klinkt:
Houd er rekening mee, dat Ik terugkom, wees erop voorbereid.
Bij de doop wordt de uitnodiging overhandigd.
Als u bent gedoopt, dan mag u weten: het is ook voor u.
Maar er hoort nog wel iets bij, namelijk dat u, dat jij die uitnodiging ook aanneemt.
Het aannemen van die uitnodiging houdt in dat je gaat geloven,
dat de Heere Jezus voor je zonden is gestorven,
dat Hij dat heeft gedaan en dat het nodig is, ook voor u, dat Hij aan het kruis ging
en dat je zonder de Heere Jezus er niet komt.
Elke keer als je naar de kerk komt, klinkt de uitnodiging weer opnieuw.
En als je belijdenis van je geloof hebt gedaan, als je aangenomen bent,
dan heeft de kerk die uitnodiging van de Heere nog eens extra kracht bij gezet
– zodat je echt niet meer hoeft te twijfelen en de uitnodiging mag aannemen:
Ik ben ook uitgenodigd.
Belijdenis doen is een extra zekerheid, die we als kerk kunnen geven,
we zouden kunnen zeggen: een bevoegdheid in Gods naam: je bent ook genodigd!
Het is echt waar! Het is ook voor jou!
Je hebt niet een bijzondere ervaring extra nodig,
al kan dat je wel helpen om te geloven dat je ook genodigd bent.
Het kan helpen, maar het hoeft niet.
Eigenlijk is het wel merkwaardig, dat we extra zekerheid nodig hebben
om te weten dat we genodigd zijn.
Want de uitnodiging kwam al uit Gods mond tot ons
en we zouden toch genoeg moeten hebben aan wat God ons zegt?
We moeten God toch kunnen vertrouwen.
Want waar zouden we zijn als we niet meer op Gods belofte kunnen vertrouwen
dat Hij voor ons gestorven is en dat ook wij genodigd zijn – omdat Jezus stierf.
Die onzekerheid is er nu eenmaal
en daar moeten we ook rekening mee houden,
maar we moeten er niet in berusten.
Want dan zeg je: Ik ben niet genodigd. Veel anderen wel, maar ik niet. Het is niet voor mij!
U moet bedenken dat het voor de Heere een genoegen is geweest
om u uit te nodigen, dat Hij wil dat u Zijn gast bent.

Als alles gereed is, stuurt de man zijn knecht er weer op uit.
Dan gebeurt er iets onvoorstelbaars.
Opeens blijkt niemand van de genodigden te kunnen.
Ze hebben met elkaar afgesproken: ‘We komen niet.
We bedenken een manier om de uitnodiging alsnog af te slaan.’
Geen grotere blamage dan een overvloedig feest zonder gasten,
want de uitgenodigde gasten laten daarmee weten:
‘Je hoort niet meer bij ons. Je bent niet meer een van ons.
We willen je niet meer kennen.’
Ze bedenken allerlei doorzichtige smoesjes:
De een wil vlak voordat het donker is een akker inspecteren die hij gekocht heeft,
een inspectie die je uitgebreid doet voor je een akker koopt.
Een ander heeft heeft een aantal koeien gekocht,
maar wil eerst eens bekijken wat hij daarmee aan moet.
Ook dat doe je van tevoren, voor je deze koeien koopt.
De derde is laat alle gêne helemaal varen, om de gastheer te provoceren.
Het genieten van de eerste huwelijksnacht is belangrijker dan jouw feestje.
Als er geen uitnodiging was geweest en als de man een spontaan feestje had gegeven,
waren het legitieme redenen geweest,
maar nu zijn het goedkope smoesjes, je wendt iets voor om aan een uitnodiging te ontkomen.

Je hebt “ja!” gezegd op de uitnodiging, maar bij nader inzien wil je toch niet.
En als die man die uitnodigt nu eens staat voor God,
welke redenen kunnen er dan zijn om onder Zijn uitnodiging uit te komen.
De Wederkomst is best belangrijk en ik wil best in de hemel komen,
maar ik moet eerst mijn bedrijf opbouwen en weten dat het rendeert,
Dan pas kan ik mij richten op Gods toekomst.
Ik moet eerst brood op de plank hebben, een huis hebben om in te wonen,
hier op aarde alles voor elkaar hebben, de kinderen groot zien worden,
Dan pas ben ik klaar voor de Wederkomst van de Heere Jezus.
Allemaal op zichzelf legitieme wensen,
maar een verkeerde prioriteit als ze het verlangen naar een leven met Christus,
als ze een uitzien naar de Wederkomst in de weg staan.
Als je denkt: Die Wederkomst, ik zie dat nog wel.
De genodigden in het verhaal doen alsof ze aan het einde van het feestje
nog even kunnen binnenkomen, zo van hun werk direct door naar het feest.
Niet voor de man die het feestviert, maar toch om zelf nog iets te scoren
aan eten, aan drinken, aan feestvreugde.
Als ik mijn zaken klaar heb, dan kan ik gaan.
Als we in de komende week van voorbereiding onze zonde en vervloeking overdenken,
hoort dat ook een plek te krijgen: stel ik wel de goede prioriteiten?
Zijn er geen aardse zaken die voor mij zo belangrijk zijn,
dat ze het bezig zijn, het gericht zijn op Christus in de weg staan?
Dan zeg je: ik ben genodigd en ik wil best eens een keer naar dat feest van God,
maar op mijn tijd, als ik er klaar voor ben.
Dan heb je niet door hoeveel vreugde God van tevoren reeds had
om het feestmaal voor te bereiden, zich verheugend op alle genodigden die zullen komen.
Hebt u er wel eens aan gedacht, hoeveel verdriet u de Heere doet
als u zich: het komt mij niet uit? Ik ben er nog niet aan toe. Nu nog niet, later, op mijn tijd.

In de gelijkenis richt de Heere Jezus zich tot degenen die van zichzelf denken:
Ik kom er wel. Ik hoef me niet druk te maken, ik zit wel goed.
Vandaag de dag zouden we kunnen zeggen:
Degenen die van zichzelf zeggen: ‘Ik kom er wel – in de hemel.
Daar heb ik de Heere Jezus niet voor nodig.
Als ik maar goed leef. Het op mijn manier doet, dan kom ik er best.’
Juist dan is deze gelijkenis een waarschuwing:
Denk niet dat je er zo wel komt.
Het gaat niet buiten de Heere Jezus om.
Door Hem, als je in Hem gelooft, je vastklampt aan Hem,
Hem ziet als je redder, zaligmaker, dan mag je ook alle vrijmoedigheid hebben om te gaan.
Dat is het royale aanbod van God.
Maar als je zegt: ‘Jezus, heb ik Hem echt nodig? Ik zie het wel als het zover is,
dan zit je mis en dan zeg je: Ach, dat genodigd worden, dat is niet nodig.’
Dan besef je niet dat je zonder Christus verloren bent, dat je niets hebt.
Daarom dienen we in de voorbereiding ook weer uit te komen bij Christus.
Dat je het beseft: zonder Hem red ik het niet. Ik heb Hem nodig!

Het feest dreigt te mislukken.
Dat is toch ook wat voor die man! Wat een schande moet dat geven!
En dan, toegepast op God: We hebben U niet nodig.
We komen er zo wel.
Dat royale gebaar, die overvloedige genade, aardig, maar niet nodig.
In de gelijkenis vertelt de Heere Jezus hoe de genade van God verder gaat,
op zoek naar wie wel die genade wil ontvangen.
Naar mensen die zich overrompeld voelen als ze genodigd worden:
armen en kreupelen, blinden en verlamden.
Degenen die volgens Gods richtlijnen geen offer mochten brengen,
Zij worden gehaald – voor een uitnodiging is geen tijd meer,
ze krijgen geen bedenktijd, ze moeten komen.
Een vreemde groep feestgangers.
Degenen die Jezus’ verhaal horen, voelen wat Jezus bedoelt:
De man verlaagt zich – waarmee de Heere Jezus aangeeft:
God verlaagt zichzelf
En dat is wat we binnenkort ook met Kerst weer vieren:
dat God vanuit de hemel naar de aarde komt,
Dat de Schepper van heel het universum zich tot een knecht, een slaaf maakt,

gelijk aan de armoedzaaiers, aan degenen met een beperking,
aan degenen die eraan lijden dat ze nooit perfect zullen zijn,
Aan degenen die van zichzelf weten: zo, op deze manier hoor ik niet bij God.
Aan hen maakt God zich gelijk – Hij verlaagt zichzelf
om hen bij Zijn feest te brengen.
En terwijl de feestruimte volstroomt, is er nog plek.
Ongehoord! Moet je voorstellen hoe groots dat feest van deze man moet zijn,
Dat als de hele onderklasse is uitgenodigd er nog volop plaats is.
Dan moet de knecht erop uit:
Haal degenen die er in het dorp niet bij horen, voor wie er geen plek is
in de gemeenschap: de zwervers, de schoffies, de mensen met een verleden,
met een strafblad, met een vergooid leven.
Dwing ze! Smeek ze!
Ze hebben uit zichzelf geen waardigheid, geen status.
God geeft die waardigheid, die status.
Ook zij – zij moeten komen.
Tot welke groep behoort u?
Tot de eerste groep, de uitnodiging ontving, maar die Jezus niet nodig heeft?
Tot de tweede groep, die tot zijn of haar eigen verrassing, stomme verbazing
mag komen aan de maaltijd van onze Heere.
Tot de derde groep, die er nooit bijhoorden, maar gedwongen worden
om in te gaan, omdat onze Heer dat wil.
Of een vierde groep, die deze gelijkenis hoort en er de les uit trekt.
Gelijk aan de eerste groep, maar dan wel beseft:
Het is ernst die uitnodiging.
Ik zal komen. Niet om er vanaf te zijn, maar omdat het ook voor mij een grote vreugde is
om bij deze Heer te zijn,
dankbaar dat Hij mijn Heer, mijn redder, mijn zaligheid is.
Lieve Heer, Gij zegt kom en ik kom
Amen



 

Kerst en Epifaniën

Kerst en Epifaniën

Morgen is het Eeuwigheidszondag, de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Volgende week op de eerste zondag van Advent start er weer een nieuw kerkelijk jaar.


In de Adventsperiode zal er vast ook weer een discussie over de oorsprong van Kerst starten. Net als de kritiek op de kerstfolklore tot de kerstfolklore behoort, behoort de stelling dat het Kerstfeest van heidense oorsprong is inmiddels ook tot die folklore. Nu is het niet gemakkelijk om de oorsprong van het Kerstfeest te achterhalen. Toch is de gedachte van een heidense oorsprong op basis van bronnen uit de 4e eeuw nauwelijks te handhaven:

Sol Invictus?
Soms wordt gesteld dat het Romeinse Sol Invictus-feest ten grondslag ligt aan de datum van 25 december. Uit apologetische motieven (om de Romeinen wind uit de zeilen te halen), zou de kerk hebben gekozen voor deze datum met Kerst als concurrerend feest.
Probleem is hierbij is dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat dit Sol Invintus-feest heeft bestaan. Bovendien is er in de oudste preken, die bewaard gebleven zijn, geen polemiek tegen de Romeinse cultus te vinden. Die polemiek duikt pas eeuwen later op.

Mithras-cultus
In de 2e eeuw komt er een cultus rondom de zon. Bij soldaten wordt de Mithrascultus populair. Ook voor dit feest zijn er geen bewijzen gevonden, dat de Mithrascultus ten grondslag ligt aan de opkomst van het Kerstfeest. Onderzoekers als Hans Förster en Martin Walraff zien de opkomst van de Mithrascultus als een parallelle ontwikkeling aan de opkomst van het Kerstfeest. Ze zien in de 2e-3e eeuw een ontwikkeling, waarbij de zon veel meer wordt vereerd dan voorheen. Vanuit de eigen traditie, waarbij Christus al in de Bijbel als de zon wordt getypeerd, heeft de kerk in deze tijd een sterke troef waarbij men kan ingaan op de tijdgeest. Het Kerstfeest raakt, gezien de snelle verspreiding, een snaar.
Heidense invloed is echter twijfelachtig. In en buiten de kerk waren er christelijke stromingen die de kerk bekritiseerden. Wanneer het Kerstfeest opkomt vanuit een pagane achtergrond, zouden deze stromingen hun kritiek niet onder stoelen of banken hebben gestoken. In de bronnen van deze stromingen is echter niets te vinden over kritiek op het ontstaan van het Kerstfeest.

Anti-arianisme
Volgens sommigen is dat het Kerstfeest opgekomen vanwege de strijd tegen het Arianisme. De volgelingen zien in Jezus een lagere godheid dan de Vader. In de strijd tegen de Arianen ontstaat er behoefte om de goddelijkheid van Jezus uit te dragen door middel van feesten. In die tijd ontstaat er een behoefte om aan de verschillende momenten van Jezus’ leven een feest te verbinden. Voorheen werd met Pasen het sterven en opstaan van Christus tegelijk gevierd. Deze momenten worden uit elkaar gehaald. Analoog hieraan ontstaat vanuit de eigen liturgie ook een Kerstfeest. Het ontstaan van het Kerstfeest is gebaseerd op het willen uitdragen van Jezus’ goddelijkheid. De duiding van Jezus als de Zonne der gerechtigheid geeft aan de tegenstanders van de Arianen een extra motief om de goddelijkheid van Jezus te benadrukken.
De vroegste aanwijzingen voor Kerst duiden op een viering in Rome rond 336, vrij recent na het concilie van Nicea. Op dit concilie koos de kerk voor de goddelijkheid van Jezus en wees men het Arianisme af. Dat de opkomst van het Kerstfeest aan de strijd tegen de Arianen is de danken, is waarschijnlijker dan een ontstaan vanuit een pagane achtergrond. De liturgie ontwikkelt zich vanuit de analogie met de Paasviering.
Tegen deze gedachte pleit echter dat er ook uit Ariaanse stromingen kerstpreken bewaard zijn gebleven.

Epifaniën
In het oosten ontstaat in dezelfde tijd het Kerstfeest op 6 januari. Ook hieraan ligt geen heidens feest ten grondslag, maar de strijd tegen de Arianen. Het oosten en het westen nemen elkaars feesten over. Athanasius, een felle bestrijder van Arius, zou mede de oorzaak kunnen zijn van een verspreiding van een feest op 6 januari in het westen. Vanuit Egypte wordt hij naar Trier verbannen. Daarnaast zou de opkomende pelgrimage naar Israël een reden zijn tot verspreiding van de beide data.
Omdat er vrij kort ervoor een discussie is geweest over de juiste datum van Pasen, kan de snelle overname van beide data door beide kanten van het rijk gezien worden als een streven naar eenheid in de liturgie. Daarbij wordt 25 december de datum voor Kerst en 6 januari de datum voor Epifaniën. (Armenië, dat geen onderdeel uitmaakt van het Romeinse Rijk, houdt echter het Kerstfeest op 6 januari.)
De invulling van Epifaniën verschilt: in het westen wordt Epifaniën gekoppeld aan de heidense magiërs, waarbij de heiland van de heidenen verschijnt en in het oosten aan de doop van Jezus. In beide gevallen wil Epifaniën de godheid van Jezus benadrukken. Met Kerst wordt dan gevierd dat God mens geworden is, met Epifaniën Zijn verschijning.

 

Naastenliefde

Naastenliefde als ethiek op ooghoogte: de ander écht zien

Het is een van de bekendste christelijke begrippen: naastenliefde. De Duitse theoloog Thomas Söding heeft er een boek over geschreven. Hij zet Jezus’ opdracht tot naastenliefde in een verrassend perspectief.

Naastenliefde is een toonaangevend begrip in de christelijke ethiek, omdat naastenliefde in het onderwijs en het leven van Jezus een belangrijke plaats innam. Die naastenliefde geldt ook voor degene met wie je het niet goed kunt vinden, zegt Jezus. ‘Ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel’ (Matteüs 5:44-45a).

Deze woorden van Jezus zijn zo bekend, dat gemakkelijk de indruk bestaat dat hij de liefde voor de naaste heeft ingevoerd, schrijft Söding, katholiek theoloog en nieuwtestamenticus aan de Ruhr-Universiteit. Dat is niet zo. Door deze opdracht aan zijn leerlingen te geven toont Jezus zich een zoon van Israël. Als hij in de Bergrede de opdracht tot naastenliefde geeft, citeert Jezus uit de Thora een gebod dat de Heer aan zijn volk heeft gegeven: Heb je naaste lief als jezelf (Leviticus 19:18, 34).

Ook in de radicale uitleg, waarmee hij de opdracht tot naastenliefde uitbreidt tot het liefhebben van de vijand, is Jezus niet uniek, benadrukt Söding. In de context van de Heiligheidswet (Leviticus 19-26) wordt ook de vreemdeling, de niet-Israëliet als naaste gezien. Ook op andere plaatsen in het Oude Testament wordt de vreemdeling als naaste gezien. Zo mag een Israëliet niet het hoofd wegdraaien als hij ziet, dat de lastdier van een niet-Israëliet onder de last bezwijkt (Deuteronomium 22:1-4).

31567-1_Soeding_Naechstenliebe_V7.indd

Over grenzen

In de Thora is de Heer de basis van de naastenliefde. Omdat de Heer Israël liefheeft en Israël heeft uitgekozen is, krijgt het volk de opdracht om als volk van de Heer die liefde naar anderen uit te dragen. Niet alleen binnen het eigen volk, maar ook over de grenzen van het eigen volk. De Heer is immers de enige God die er is en Schepper van hemel en aarde. De andere volken hebben ook hun leven aan de liefde en zorg van de Heer als schepper te danken. Naastenliefde is het doorgeven dan de zorg en de liefde die Israël zelf van de Heer ontvangt. In de uitwerking van de naastenliefde in de Heiligheidswet wordt zichtbaar dat de naastenliefde is een ethiek van aangezicht tot aangezicht is, aldus Söding. Een ethiek op ooghoogte waarbij men elkaar in de ogen kijkt om elkaar echt te zien.
Het is niet verwonderlijk dat het gebod tot naastenliefde een belangrijke kern is in het onderwijs van Jezus. In zijn onderwijs werkt hij steeds die ethiek van aangezicht tot aangezicht uit, beschrijft Söding. Zijn optreden wordt steeds gekenmerkt door die ethiek op ooghoogte, waarbij de ander echt wordt gezien. Maar niet alleen in zijn onderwijs en zijn praktijk is de naastenliefde voor Jezus belangrijk. Het unieke van Jezus is dat de naastenliefde een christologische invulling krijgt: zijn eigen leven en zijn komst naar deze aarde is zelf uitdrukking van de naastenliefde die God heeft. Ook in de radicalisering om de vijanden lief te hebben. Jezus geeft van zichzelf aan dat hij de vervulling is van de wet. Die vervulling van de wet houdt in dat Jezus niet de wetten en richtlijnen van de Heer uit de Thora afschaft, maar de oorspronkelijke intentie met zijn eigen leven vervult.

De naastenliefde staat in het teken van Jezus’ zending en van zijn boodschap over het koninkrijk van God. Zijn komst naar de aarde is de belichaming van Gods liefde, ook voor degenen die God afwijzen. Zijn komst, zijn optreden en zijn sterven aan het kruis is Gods naastenliefde. Hij vervult met zijn woorden en daden en met zijn leven dit gebod.
In het Oude Testament wordt het gebod van de naastenliefde wel gekenmerkt door een spanning. Wanneer iemand vijandig tegenover God is, is dat in het Oude Testament vaak wel een grens: Zou ik niet haten wie u haten, Heer, niet verachten wie tegen u opstaan? (Psalm 139: 21). De haat tegenover Gods vijanden krijgt echter niet een plaats in de ethiek. De Israëliet wordt niet opgeroepen de vijanden van God te doden. Deze haat krijgt een plaats in het gebed: in de worsteling met God, waarbij de bidder een appel doet op Gods gerechtigheid.

Spanning

Daarmee draagt de naastenliefde in het Oude Testament een spanning in zich: ieder met wie men omgaat is een naaste. Wanneer men zich echter tegen God keert is een grens bereikt: de grens van Gods gerechtigheid. In het vroege Jodendom blijft die spanning bestaan. De naaste is dan vaak de mede-Israëliet. De haat tegen de vijanden van God blijft ook aanwezig. Niet als een oproep om geweld tegen hen te gebruiken, maar als een oproep voor de Jood om zich van de kwaaddoeners af te keren.

In het onderwijs van Jezus krijgt deze spanning ook een plaats, door voor de vijand het tegenovergestelde te doen: in plaats te wreken,te reageren met een zegen en een gebed voor de vijand. Jezus bracht dat zelf ook in praktijk doordat hij, terwijl hij aan het kruis werd geslagen, bad om vergeving voor zijn vijand. In de Bergrede gaf Jezus aan, dat dit gebed in lijn staat met wat God doet: Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen (Matteüs 5:45).
Jezus draagt zijn leerlingen op hem na te volgen. Door de naastenliefde in praktijk te brengen, worden mensen onderdeel van het koninkrijk van God, dat Jezus verkondigde en dat in Jezus is aangebroken. Naastenliefde is een vorm van zelfverloochening en het dagelijks opnemen van het kruis. In de eerste gemeenten die ontstonden krijgt de naastenliefde een belangrijke rol. Naar binnen toe is de liefde die men zelf ontvangt de norm voor hoe men met anderen omgaat. Ook in conflicten die de gemeenten verdelen. Naar buiten toe is naastenliefde een manier om aan anderen de goedheid en genade van Christus uit te dragen. Kort nadat de gemeenten ontstaan begint ook de eerste vervolging. In die tijd neemt de naastenliefde toe: in het verdragen van het onrecht en het gebed om bekering van de vervolgers.

 

* N.a.v. Thomas Söding, Nächstenliebe. Gottes Gebot als Verheißung und Anspruch (Freiburg/Basel/Wien: Herder Verlag, 2015)


 

Preek kinderdienst 15 november 2015

Preek kinderdienst 15 november 2015
Johannes 4:4-15
Thema: Levend water

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Heer, uw licht en uw liefde schijnen,
waar U bent zal de nacht verdwijnen.
Dat lied zullen jullie allemaal wel kennen
en je zult het vast ook af en toe zingen – in de kerk, op club of op school.
Waar de Heere Jezus komt zal de nacht verdwijnen.
Waar Hij komt zal het goed zijn.
Daarom ben je ook hier gekomen, omdat je verwacht dat je hier de Heere Jezus tegenkomt
en je hoopt dat het ook voor jou geldt:
Waar U bent zal de nacht verdwijnen.
Ook mijn nacht zal verdwijnen, als U, Heere Jezus in mijn leven komt.

Als de Heere Jezus bij de put in Sichar komt, lijkt dat er eerst helemaal niet op,
dat waar Hij komt de nacht gaat verdwijnen.
Want het is midden op de dag, 12 uur, als de zon hoog aan de hemel staat.
En de Heere Jezus lijkt ook niet in staat om de nacht te verdrijven,
omdat Hij zelf hulp nodig heeft,
vermoeid als Hij is van het lopen in de brandende zon.
Zoals je zelf na een warme dag spelen in de speeltuin
of voetballen op een warme zomermiddag heel erg dorst kunt hebben
en dat je geen energie meer hebt om zelf water uit de kraan te pakken,
dat je op een stoel neerploft en tegen je ouders zegt: ‘Drinken!’
Of wat beleefder: ‘Mag ik wat drinken? Ik heb dorst!’
Zo ploft de Heere Jezus neer naast de put waar diep onderin heerlijk koel water is.
Hij pakt er zelf niets van, maar wacht tot er een vrouw komt om water te putten
en aan haar vraagt Hij: ‘Geef Mij te drinken.’
Is dit de Heere Jezus, van Wie Johannes de Doper zegt:
Hij is groter dan ik, want Hij was er al voordat ik geboren werd,
ja, voor dat de wereld geschapen was, was Christus al in de hemel.
Hij kwam vanuit de hemel en woonde onder ons op aarde
En toen we Hem zagen, zegt Johannes, hebben wij Zijn heerlijkheid gezien,
dat wil zeggen: de indrukwekkende glans die God in de hemel heeft, zagen we bij Hem.
Daar valt hier niet veel van te zien.
Moet je Hem zien, een man die te moe is om water te putten daar vlak bij hem.
Mij dorst.

Terwijl de Heere Jezus daar bij de bron met dat heerlijke koele water,
Waar Hij nog niets van genomen heeft – komt er een vrouw bij de bron.
Het is een vreemd tijdstip: midden op de dag als het al aardig heet begint te worden.
Dan ga je toch niet met een zware kruik sjouwen
– of je moet echt dringend water nodig hebben.
En waarom bij deze put? Er zijn in de buurt van Sichar putten die dichterbij zijn.
Heb je wel eens een emmer vol met water gesjouwd op een warme dag?
Daar moet je behoorlijk voor tillen.
Zo’n kruik met water moet voor deze vrouw heel zwaar zijn geweest.
Waarom gaat zij midden op de dag en zover weg van haar dorp water putten?
Zal er wat met haar aan de hand zijn?
Zal ze hier komen, om de mensen uit haar eigen dorp te ontlopen.
De mensen die zo makkelijk een mening over haar hebben.
Een mening die ze hard op kunnen zeggen:
‘Jij hebt het maar makkelijk, want je hoeft nu alleen nog maar voor jezelf water te halen.’
Of die ze in de ogen van de andere mensen bij de put zou lezen:
“Wat doe je hier? Hoe durf je hier te komen terwijl wij er ook zijn.
Je weet toch dat wij je niet willen zien?’
Zou er wat zijn?
Eigenlijk weten we vaak maar heel weinig over elkaar.
Zelfs als je bij elkaar op het dorp woont en elkaar geregeld tegenkomen,
weet je vaak maar weinig van elkaar.
Je denkt iemand te kennen, omdat je bepaalde dingen ziet van een ander.
Of je vult het in: ‘Ze zal wel hier boodschappen doen,
omdat ze de mensen uit Hoge Hexel of Wierden niet onder ogen durft te komen.’

Als ze bij de put komt, is de Heere Jezus er al.
Dat is de moeite waard om over na te denken,
Dat de Heere Jezus ergens aangekomen is, als wij er nog moeten komen.
Dat Hij hier al in de kerk was, toen je binnen kwam.
Dat Hij al op school was, terwijl de bel nog niet gegaan is.
Dat Hij al in het ziekenhuis was, toen je werd opgenomen.
Dat Hij er al was, in het gemeentehuis en de kerk toen je trouwde,
toen je kind, toen jij geboren werd.
Waar zal die vrouw al die tijd onderweg aan hebben gedacht?
Want zo gaat dat toch, als je naar toe moet lopen,
Dat er allerlei gedachten door je heen gaan,
Dat je aan allerlei dingen moet denken?
Aan de ruzie die je vanmorgen had met je man,
aan de vervelende opmerking die iemand uit de klas tegen je zei,
als iemand boos op je is, zonder dat je precies weet wat er mis is gegaan.
Misschien mopperde ze in zichzelf wel op die mannen die haar om een pleziertje opzoeken
maar te beroerd zijn om iets voor haar te doen.
Of zou het verdriet zijn die bij haar bovenkomt, omdat ze moet denken aan de mannen
die voor haar moesten zorgen, maar die alle 5 reeds overleden zijn.
Of zou ze inwendig woest zijn op de 6e, met wie ze zou moeten trouwen
maar die daar te bang voor is, omdat hij denkt dat hij dan ook zal sterven?
Wat weten we vaak maar weinig van anderen
en wat kunnen ze zo heel veel invullen als we anderen zien.
Ze zullen wel dit, of ze zullen dat.
De Bijbel zegt daar heel weinig over.
Alleen maar dat ze daar bij de put bij de Heere Jezus komt.

Ze is er op weg naar de put niet op bedacht
Dat daar bij de put haar leven helemaal anders zou zijn,
door de ontmoeting die ze daar bij de put heeft.
Zo zijn we er vaak toch ook niet op bedacht
als we een ontmoeting hebben met de Heere Jezus?
Dat gebeurt vaak heel onverwacht, als je er niet op gerekend hebt.
En dan, als je Hem tegenkomt, blijkt Hij je te kennen
en weet Hij wat je nodig hebt,
terwijl je daar zelf helemaal niet op bedacht was.
De vrouw ging naar de put, omdat ze water nodig had,
zonder water zou ze dorstig worden.
Water, dat was wat ze nodig had.

Zo kunnen wij ook van alles nodig hebben.
Als ik nou het politiebureau van LEGO voor mijn verjaardag krijg, kan ik er lang mee spelen.
Als ik nou eens facebook mag, dan kan ik met de andere kinderen in de klas meedoen.
Als ik nou eens net zo goed in taal en rekenen was, dan mag ik ook naar de plusklas.
Als ik nou eens net zulke grappige opmerkingen weet te maken,
dan vond iedereen in mijn klas mij de leukste.
Als ik nu eens de pijn van vroeger zou kunnen kwijtraken, dan zou ik helemaal gelukkig zijn.
Als ik weer helemaal gezond zou worden, geen pijn meer,
Als mijn huwelijk weer goed kon worden.
Als we iets nodig hebben, als we ergens naar verlangen,
zijn we nog niet direct verwende kinderen.
Vaak kunnen we echt ook iets nodig hebben,
maar kunnen we dat niet voor elkaar krijgen
en zijn we afhankelijk van een ander, van God!

Bij de put zit de Heere Jezus, vermoeid en dorstig.
Is Hij wel in staat om te geven wat die vrouw nodig heeft?
Moet Hij niet eerst zelf geholpen worden?
Geef mij te drinken, vraagt Hij aan de vrouw
die bij de put komt om voor haarzelf water te halen.
Waarom eigenlijk? Hij hoeft toch geen dorst te leiden?
Daar is de Heere Jezus toch te groot en te machtig voor?
Toch is dat niet zomaar.
Want daar bij de put wil de Heere Jezus aan de vrouw, maar ook aan ons, aan u, aan jou
iets laten zien.
Hij wil laten zien wat die vrouw echt nodig heeft.
En dat Hij daarvoor gekomen is.
Hij moest daar komen. De Heere Jezus kon niet anders.
Daar was de dorst ook voor nodig.
Want Hij zit daar niet bij de bron voor Zijn eigen dorst,
maar voor wat de vrouw nodig heeft.
Daarom moest Hij bij de bron komen.
Zoals de Heere Jezus uit de hemel op aarde moest komen,
zo moest Hij bij de put komen.
De Heere Jezus daalde vanuit de hemel af, om bij jou te komen,

om aan jou te geven wat je nodig hebt.
Daarvoor was Hij bereid om uit de hemel naar de aarde te komen
en daarvoor was Hij bereid om die zware tocht in de zon te maken
tot Hij dorstig bij de put zou zitten.
Want over die vrouw weten we niet zoveel,
maar over de Heere Jezus weten we genoeg:
Hij is alles wat ik nodig heb.
Als Hij bij ons komt – in ons leven
– nee, Hij is er al en wij komen ergens waar Hij al is.
Hier ben Ik – je hebt Mij nodig.

Na de vakantie kwam een groep jongeren op catechisatie,
nog vol van de verhalen van de vakantie.
‘Dominee, we hebben echt een fantastische vakantie gehad.’
‘Nou?’
‘We hebben er op los geleefd, gefeest. We hebben alles gedaan wat we niet mochten!’
‘Nou.’
‘Nou dominee, met meisjes en zo en drank, met pilletjes.’
De dominee was even stil en keek ze een voor een aan:
‘Je bent op zoek geweest naar leven, he?
Heb je dat ook gevonden?’

Dat vraagt de Heere Jezus ook de vrouw die bij de put komt, alleen maar om water te halen.
Je bent op zoek naar leven. Heb je dat ook gevonden?
OF eigenlijk zegt Hij tegen haar: Ik ben het leven, je hoeft niet te zoeken, want hier ben Ik.

Je hebt Mij nodig, zegt de Heere Jezus, de Zoon van God,
die voor jou naar deze aarde kwam.
Hier ben Ik – alles wat je nodig hebt.
Als je eens wist, wat God aan jou kon geven,
als je eens wist Wie met je in gesprek was.
Heb je dat dan niet gemerkt, dat Ik, de Heere Jezus, met jou bezig ben
en dat Ik je kan helpen.
Waar Ik ben zal jouw nacht verdwijnen,
omdat Ik in jouw nacht ben geweest op Golgotha
en hoeft het nooit meer donker in je leven te zijn,
omdat Ik, Christus voor jou het licht ben,
Ik zal je dorst lessen naar alles wat je nodig hebt, omdat Ik op Golgotha het heb uitgeroepen:
Mij dorst.
En hoef je nooit meer op zoek te gaan naar God,
omdat Ik, de Heere Jezus ervoor zorgde, dat je weer terug kwam bij Hem.
Ik ben alles wat je nodig hebt, zegt Jezus tegen jou. Amen

Waarom de preek echte verhalen nodig heeft

Waarom de preek echte verhalen nodig heeft
N.a.v. Scott Hoezee, Actuality. Real Life Stories for Sermons That Matter

Tell me the old, old story of unseen things above, of Jesus and His glory, of Jesus and His love.

7 Elements of Passionate Preaching041610


In veel preken wordt geen verband gelegd met de alledaagse werkelijkheid van de luisteraars. Dat is de ervaring van Scott Hoezee, rector van het Center for Excellence in Preaching van de Calvin Theological Seminary in Grand Rapids (Michigan).  Preken hebben vaak een boodschap, die ontzettend waar is. Ook de schoonheid van de preek komt niet tekort. Wat wel tekort komt, is wat de kerkganger met deze boodschap kan, omdat de boodschap abstract blijft.

Daardoor leert de kerkganger ook geen verbinding te maken tussen de Bijbel en zijn eigen leven. Volgens Hoezee kan er door middel van verhalen een brug worden geslagen tussen de boodschap en de leefwereld van de luisteraars. In verhalen heeft de luisteraar de mogelijkheid om zichzelf te herkennen en om te zien hoe de boodschap verschil maakt in zijn eigen leven.

actuality


Doel
Het verwerken van verhalen is geen gemakkelijke klus, erkent Hoezee. Kant-en-klare preekvoorbeelden werken averechts, omdat ze saai en voorspelbaar zijn en vaak ook niet echt zijn. Een predikant dient daarom zelf de voorbeeldverhalen te vinden. In de literatuur, de films, het nieuws of de eigen pastorale praktijk. Bij voorbeelden uit de eigen praktijk dient een predikant voorzichtig te zijn. Het ambtsgeheim is een groot goed. Daarom zijn voorbeelden uit de literatuur en film veiliger. Met dit boek geeft Hoezee een nadere uitwerking van wat zijn leermeester Cornelius Plantinga heeft verwoord in Reading for Preaching.

Pastorale zorg en liefde
Ook al is het vinden en verwerken van verhalen geen makkelijke klus. Het is volgens Hoezee wel een belangrijke taak voor een predikant. Door verhalen te verwerken, geeft de predikant woorden aan de ‘trouble’, waar gemeenteleden mee te maken hebben. Door verhalen laat de predikant ook zien hoe God aanwezig is in die ‘trouble’ en welke uitwerking Gods genade heeft. Het verwerken van verhalen is daarom geen vorm van zelfetalering, maar een vorm van pastorale zorg en liefde voor degenen die naar de kerk gekomen zijn om te horen wat God voor hen doet. Verhalen worden niet in de preek opgenomen om de preek interessanter te maken, maar om de preek echter en werkelijker te maken.

sharpton 910-091312


Show, Don’t Tell
De prediker dient concreet en specifiek te zijn in de uitwerking van de boodschap. De Amerikanen kennen daarvoor het principe Show, Don’t Tell. Als een predikant uitleg geeft of stelt (tell) blijft dat meer abstract en wordt het minder goed onthouden dan wanneer de predikant laat zien (show).
Een predikant kan voor het principe Show, Don’t Tell veel leren van schrijvers en filmmakers. Een voorbeeld geeft Hoezee met de eerste roman van Harper Lee, To Kill a Mockingbird (Spaar de spotvogel). In die roman is de hoofdpersoon Atticus een goed man. Lee gebruikt echter nooit deze typering voor Atticus, maar laat in gebeurtenissen en door het beschrijven van gebaren zien dat Atticus een goed man is.

Boodschap uitwerken
In een preek dient er ook uitleg gegeven worden. Het Tell-element kan niet ontbreken. Hoezee pleit voor een juiste balans tussen Tell en Show en voor een goede balans tussen beide. Uitleg dient wel gepaard te gaan met de concrete uitwerking in een verhaal. Want een predikant kan wel zeggen, dat God helpt, bemoedigt, erbij is, enz. Maar hoe dan? Wanneer de predikant dat uitwerkt in een concreet verhaal, leert de kerkganger zien hoe God in zijn alledaagse leven aanwezig is en werkt.
Dat predikanten deze uitwerking niet geven, zou ook wel eens te maken kunnen hebben, dat zij zelf het ook niet eenvoudig vinden om Gods aanwezigheid daar te zien. Een predikant dient te leren zien hoe God werkt en hoe Zijn genade verschil maakt.

Levendiger
Een preek wordt levendiger als de predikant dezelfde manier van spreken hanteert als in het alledaagse contact. Wanneer iemand bij de koffie vertelt over wat er thuis gebeurde, wat zijn vrouw of dochter zei, wordt iemand al sprekend geciteerd. ‘Ze zei tegen mij: “Bij anderen heb je er wel oog voor.” Hoezee pleit ervoor om ook op die manier te citeren, iemand in de 1e persoon sprekend in te voeren.
Wanneer een voorbeeld te algemeen is, helpt het nog niet verder. Maak een voorbeeld specifiek, door authentieke details te vermelden. Gebruik verbeelding, maar niet op een ongebreidelde manier. Zorgvuldig en gedisciplineerd, zegt Hoezee.
En vermijd ‘kunststof-heiligen’. Geen enkele heilige is alleen maar goed. Niets is moeilijker te beschrijven dan een heilige, zegt de predikant-schrijver Frederick Buechner. Ook het beschrijven van de aantrekkingskracht van een heilig leven is volgens hem het moeilijkst te beschrijven.

Showing trouble
Hoezee sluit in zijn boek aan bij Paul Scott Wilson, die in zijn The Four Pages of the Sermon aangeeft dat in elke preek zowel de menselijke trouble (zorg, nood, zonde) als de goddelijke genade verwoord moet worden. Naar mijn idee is de menselijke trouble gemakkelijker te tonen dan de werkzaamheid van God. Dat valt mij ook bij Hoezee op. Het hoofdstuk over ‘Showing trouble’ is veel uitgebreider dan het hoofdstuk over ‘Showing grace’.
Het belang van het tonen van de menselijke problematiek is dat de luisteraars woorden vinden voor wat hen bezighoudt. Door het lezen van literatuur en biografieën, door het kijken van films, door de eigen pastorale praktijk krijgt een predikant een sensitiviteit voor de menselijke problematiek. De kunst is om in de preek deze problematiek met de Bijbel te verwoorden. Door verhalen te vertellen kan de luisteraar op een veilige afstand blijven en zich toch herkennen.

Voor Hoezee zijn er 4 belangrijke vormen van menselijke trouble:
– de pijn van niet-functionerende gezinnen
– het verdriet om niet-uitgekomen dromen en vervlogen hoop
– menselijke karakters en de zonden
– De worsteling van eenzaamheid.
In zijn boek geeft Hoezee voorbeelden hoe deze trouble op een zorgvuldige en herkenbare manier voor luisteraars verwoord kunnen worden door te laten zien hoe hij zelf deze thema’s aan de orde stelt en verbindt met een Bijbelgedeelte. Alleen daarom al is dit boek de moeite waard om zelf te lezen!
De predikant stelt deze problematiek niet aan de orde uit een soort leedvermaak. De predikant vindt ook geen genoegen in het verwoorden van al deze ‘sores’. Deze nood wordt verwoord om aan te geven welk verschil God en Zijn genade maakt.

Showing grace
Het is een groot voorrecht voor de predikant om elke week te laten zien hoe God in Zijn genade werkzaam is. De uitwerking van Gods genade dient net zo echt en levendig uitgewerkt te worden als de menselijke trouble. Het ontdekken van Gods genade en het vinden van verhalen die Gods handelen uitwerken zijn niet eenvoudig te vinden. De predikant moet ook niet op zoek gaan naar grootse verhalen. Gods genade zit vaak juist in het kleine. Gods handelen komt vaak openbaar in iets dat onverwachts gebeurt. Ook Gods genade dient concreet en specifiek te worden uitgewerkt.
Hoezee vertelt dat zijn kinderen op de middelbare school de opdracht kregen om een opstel te schrijven over de glimpen van God, die zij om zich heen zagen. Alle kinderen van de klas zagen in die glimpen in hun alledaagse leven. Niet in de uitzonderlijke gebeurtenissen. Juist in de alledaagse gebeurtenissen zagen zij iets van Gods genade oplichten.

And when, in scenes of glory,
I sing the new, new song,
‘twill be the old, old story

that I have loved so long.

N.a.v. Scott Hoezee, Actuality. Real Life Stories for Sermons That Matter. Serie: The Artistry of Preaching (Nashville: Abingdon Press, 2014).

 

Vragen bij Bernhard Reitsma, Adembenemend, hoofdstuk 2

Vragen bij Bernhard Reitsma, Adembenemend, hoofdstuk 2

In onze gemeente gebruiken de meeste Bijbelkringen het boekje van Bernhard Reitsma, Adembenemend. Dit is het 2e deel over de gelijkenissen, dat hij geschreven heeft.
Voor de bespreking van hoofdstuk 2 heb ik extra gespreksvragen opgesteld. Dit hoofdstuk stelt de gelijkenis van de werkers in de wijngaard (Mattheüs 20:1-16) aan de orde.

werkers-in-de-wijngaard-sit

(1) In de gelijkenis worden er mensen op verschillende tijdstippen geroepen om in de wijngaard te gaan werken. Wanneer werd u geroepen? Bent u iemand van het eerste uur (dwz, van kindsaf aan) of bent u later geroepen?

(2) Hoe ging voor u dat geroepen worden door de Heere Jezus? Kunt u daar iets over vertellen?

(3) In de gelijkenis wordt door de Heere Jezus verteld, dat er mensen gevonden worden doordat Jezus hun leegheid ziet.

(4) Kunt u zich voorstellen dat mensen rondhangen op een plein, omdat ze zich leeg voelen (dwz een in eigen ogen nutteloos leven hebben)?

(5) Wat ervaart u van het zien en het vinden van de Heere Jezus?

90-Studielandschap - Werkvormen - 1.  Rembrandt De uitbetaling - Mattheus 20

(6) De werkers van het eerste uur waren bevoorrecht omdat ze de zekerheid van loon hadden. Als u iemand van het eerste uur bent, ervaart u ook dat u bevoorrecht bent? Welke voorrechten zijn er voor u?

(7) In de gelijkenis krijgen alle werkers hetzelfde loon. Wat is voor uzelf als christen het ‘loon’?

(8) Hoe kijkt u aan tegen mensen die erbij komen?

(9) De werkers van het eerste uur kijken door het gelijke loon opeens anders aan tegen hun werkzaamheden. Ze zien alleen nog maar de last en niet meer de vreugde. Herkent u dat, doordat mensen op latere leeftijd (weer) gaan geloven: dat u het leven voor God alleen als een last gaat zien?

(10) De gelijkenis eindigt scherp: de werkers van het eerste uur, die mopperen op de gelijke beloning, worden door de eigenaar weggestuurd. Het evangelie van Gods goedheid kent ook een waarschuwende kant. Hoe vaak moet die waarschuwing klinken (in de preek of in het pastorale gesprek)?

2009 werkers laatste uur

Preek dankdag 2015

Preek dankdag 2015
Lukas 12:13-34

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Enige tijd geleden kreeg ik van iemand een boek mee:
Hier, lees dit boek maar eens, dat zul je interessant vinden.
Omdat het een tweedehands exemplaar was, dacht ik dat ik het boek mocht houden.
Maar na enkele maanden kreeg ik de vraag
of ik het boek weer wilde teruggeven.
Wanneer het niet duidelijk is of het gegeven is of uitgeleend wordt,
kan er een heel vervelend misverstand ontstaan.
Je leent kinderkleren uit aan een vriendin
en je verwacht dat ze die kleren weer teruggeeft als haar kind eruit gegroeid is.
Maar na een tijd zie je op marktplaats dat zij al die kinderkleren te koop aanbiedt.
Als je die vriendin op aanspreekt, kan die wel eens net doen
alsof ze van niets weet.
Je gaat dan met andere ogen naar die vriendin kijken.
Je gaat nog wel met elkaar om, maar het contact is minder hartelijk
en je leent niet zo snel meer iets uit.
Het vertrouwen dat er eerst was, waarbij je haar van alles gaf, is weg.
Als het om kleine bedragen gaat kan het al misgaan,
kan het vertrouwen al verdwijnen.
Als het om grote bedragen gaat, bijvoorbeeld rondom een erfenis,
kan het helemaal uit de hand lopen,
Waarbij er geen contact meer is tussen de gezinsleden.
De één vindt dat hij in zijn recht staat,
maar de ander voelt zich benadeeld en vindt dat hij recht heeft op meer.

Wanneer iemand vindt dat hij recht heeft op meer,
kan hij op zoek gaan om het voor elkaar te krijgen dat hij meer gaat krijgen.
Zo komt er ook een man bij de Heere Jezus.
Er is een grote woede in deze man,
om wat zijn oudere broer heeft gedaan.
De oudere broer heeft van de erfenis meer genomen dan hem toekwam.
Voor hemzelf schoot er weinig over.
Dat is een pijn die hij altijd in zich mee draagt.
Er zijn genoeg woorden die deze boosheid zo weer in hem op kunnen roepen.
Familie bijvoorbeeld, dat woord kan al heel wat bij hem bovenroepen.
Van je familie moet je het maar hebben.
Een strijd om een erfenis is een strijd om geld en een strijd om de nagedachtenis,
van wie dat geld was en van wie het geërfd wordt.
Als het met de erfenis mis gaat, kan ook de nagedachtenis worden belast.
Dit is niet wat mijn vader of mijn moeder heeft gewild
en die erfenis had ik juist nodig om zelf een stap verder te doen.

Of recht – nog zo’n woord die de wond binnen in hem weer helemaal open kan halen.
Als hij de Heere Jezus hoort spreken over een conflict dat voor de rechter gebracht wordt
kan hij het niet houden en vanuit de menigte brengt hij zijn wanhoop en frustratie bij Jezus:
Doe wat. Doe wat aan mijn broer,
zodat hij mij geeft waar ik recht op heb.
Maar als hij geweten had, hoede Heere Jezus zou reageren,
had hij waarschijnlijk zijn mond gehouden.
Want de Heere Jezus steekt dieper af, naar een vraag die nog wezenlijker is
dan de vraag naar ons recht op bezit,
namelijk de vraag van wie ons leven is, de vraag hoe wij omgaan met ons leven,
dat ons – net als bezig – alleen maar gegeven is.
Dat is de overeenkomst tussen ons bezit en ons leven.
Op beide – op zowel bezit als ons leven – hebben wij geen recht.
Ons bezit en ons leven, dat is allebei een geschenk, door God gegeven.
Daarom hebben we vandaag dankdag, vieren we dankdag,
omdat alles wat we hebben, hebben we ontvangen van de Heere.
Als geschenk van God ontvangen, als blijk van trouw,
een teken van Gods goedheid voor ons.
En niet alleen wat we hebben, maar ons hele leven, ons hele bestaan,
Dat is een geschenk.
Een waardevol geschenk, waarbij we zuinig moeten zijn op wat we van God hebben gekregen, ons lichaam, ons leven dat de Heere elke dag weer verlengd.
Elke keer als de zon opkomt, is dat weer een geschenk,
waarbij de Heere ons die dag weer een dag geeft om te leven.
De dankbaarheid die we op dankdag hebben, moeten we niet alleen maar één keer per jaar hebben, maar elke dag weer opnieuw:
Dank U voor deze nieuwe morgen, dank U voor deze nieuwe dag.
Op dankdag staan we er bewust bij stil, oefenen wij onszelf,
zodat we elke dag die dankbaarheid hebben
en dat de dankbaarheid naar God doe een basispatroon in ons leven is,
een karaktertrek die niet meer weg te denken is.
Als we elke dag dankbaar zijn, kijken we elke dag naar wat God ons geeft.
Dan merken wij die geschenken van God op.
Ik wilde eerst kleine geschenken zeggen, omdat ze zo alledaags zijn,
maar het zijn elke keer weer grootse geschenken,
omdat de Heere daarin Zijn trouw laat zien, laat zien dat Hij onze Vader is.
Elke dag dat de zon opkomt, elke dag dat je weer leeft,
elke keer dat je weer veilig thuiskomt, al is het maar een klein stukje dat je onderweg was,
elke dag dat je gezond was, elke keer als er eten op tafel staat en je je kunt aankleden.
Dankbaarheid is van belang, omdat we dat steeds weer zien
als een geschenk dat God ons geeft
en niet iets waar we recht op hebben,
omdat we nu eenmaal leven en het goed moeten hebben.

Pas op, zegt de Heere Jezus, dat je van het geschenk van het leven geen recht maakt,
waarbij je net doet alsof je leven van jezelf is.
Dan ben je als iemand die het boek van een ander niet teruggeeft,
maar in eigen kast zet. Vanaf nu is het van mij.
Dan ben je als iemand die na het gebruik van de kinderkleren
er niet aan denkt om het terug te geven aan de eigenlijke eigenaar,
maar verkoop je de spullen om er zelf iets aan te verdienen.
Dankbaarheid is ook een manier van kijken naar je eigen leven,
waarbij je beseft: mijn leven is geen eigendom van mijzelf,
maar een geschenk van God.

De Heere Jezus vertelt een gelijkenis van iemand die uit het oog verloren is
Dat alles wat we hier hebben en wat we zijn van God komt.
Het is een verhaal over een rijke man
– nee het is een verhaal over de grond van de rijke man.
De man zou de akte kunnen laten zien, die aantoont dat hij de eigenaar is,
dat de grond van hem is.
Hij zal de factuur kunnen laten zien met het bedrag dat hij voor deze grond heeft betaald.
Grond die hij kocht, omdat hij wist dat het goede grond zou zijn.
Maar wat die grond nu opbrengt, daar had hij geen rekening mee gehouden.
Hij had van tevoren een berekening gemaakt.
Had berekend hoe groot zijn schuren moesten zijn om de oogst van het land te kunnen opslaan, maar op zo’n overweldigende oogst had hij niet gerekend.
Die overweldigende oogst, dat doet wat met hem.
Hij gaat nadenken en rekenen: die oogst komt mooi uit,
want met zo;n opbrengst krijg ik het zo goed, dat ik nooit meer hoef te werken.
Hij ziet het al voor zich: hoe hij op het terras achter zijn boerderij zit,
met een goed glas wijn voor zich,
terwijl hij in de verte zijn buurman – de stakker – nog hard ziet werken.
Die moet nog wel even. Die had niet zo’n geluk als hij
en die heeft het rendement ook niet zo handig uitgebuit als hij.

Geloven heeft te maken met hoe wij kijken.
Dankbaarheid is zien wat God doet, in alles om je heen,
in de grote gebeurtenissen, als krijgen van verkering, een bruiloft,
de geboorte van een kind, een huwelijksjubileum, het behalen van een diploma
zie je de hand van God: Hij geeft dit bijzondere aan je.
De Vaderhand, waarmee God Zijn belofte bij de doop waarmaakt:
Om als Vader in de hemel het goede te geven.
In de grote dingen, maar ook in de kleine dingen:
Dat het vandaag goed tussen jou en je man ging,
dat je je kinderen begreep in wat  hen bezighield,
de gezondheid die je hebt, de contacten om je heen,
de zon die schijnt, het eten dat op tafel staat. Heere, dat komt van U. Dankuwel!

De man uit de gelijkenis kan dat allemaal niet zien.
Hij ziet alleen maar het resultaat van zijn grond.
Zou hij ooit genietend over zijn grond hebben gelopen, terwijl hij de geur van de grond rook.
De sterke geur die er is als het na een lange tijd van droogte weer heeft geregend.
Zou hij aan het begin van de dag genietend kunnen kijken, vol dankbaarheid,
naar de zon die opkomt en het donker verdrijft,
naar het graan dat groeit, het wonder van de groei.
naar de vogels tussen het graan, of zal hij ze alleen maar lastig hebben gevonden,
omdat ze een bedreiging zijn van de opbrengst.
Zou hij wel eens, staande op zijn akker, aan God hebben gedacht?
Nee, deze man niet. Hij kan alleen maar aan zichzelf denken.
Aan het recht dat hij heeft op deze grond
Als de oogst behoorlijk meevalt, is dat een gelukje dat hem een goed leven gaat bezorgen.
Hij vraagt zich niet af, of er een bedoeling is met die enorme opbrengst.
In de Bijbel is bezit en rijkdom nooit is dat voor je alleen is,
maar altijd bedoeld om ook anderen, die het minder hebben, te laten delen.
De man kan dat allemaal niet zien: hij ziet alleen maar zichzelf,
met een goed leven, een glas wijn, rust, plezier in het leven.
Alles waar hij God voor nodig had, kan hij nu zelf voor elkaar krijgen.
Daar heeft hij de Heere niet meer bij nodig.
De overweldigende opbrengst maakt hem stil, maar dan op de verkeerde manier.
Hij zondert zichzelf af, trekt zich terug uit de gemeenschap: ik, ik, ik.
In plaats van een loflied op de Schepper, de Gever van al het goede
is het een lofzang op zichzelf, op het mooie leven dat hij krijgt: paradijs binnen handbereik.

Dankbaarheid is overal de hand van God in zien.
Ondankbaarheid is de hand van God niet willen zien
en ook niet de opdracht die de Heere geeft, die Hij op onze weg plaatst.
Dankbaarheid is de ogen sluiten voor wat de Heere om je heen doet.
Na de gelijkenis zal de Heere Jezus zeggen: kijk naar de raven, kijk naar de veldbloemen.
Je hoeft er maar een seconde naar te kijken of het is duidelijk.
Het ligt er dik bovenop, dat ze door God worden verzorgd.
Als je niet meer aan God denkt, komt de zorg voor jezelf helemaal bij jezelf te liggen.
Zolang dat goed gaat, heb je voor het oog geen probleem.
Dan lijk je het zonder God prima te redden.
De man kan heel pakken, nemen, waarvan een gelovige zegt:
dat neem je niet, dat pak je niet, dat krijg je, dat ontvang je.
Ik neem mijn rust – Gij biedt, Heer Jezus, rust mij aan.
Ik neem drinken – maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven,
zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen.
Zelfs het opbreken en het afbreken van de schuren zijn woorden
die vertellen wat God doet in Zijn oordeel.
De Heere stuurt Jeremia naar het volk Israël moet de boodschap
dat de Heere zal afbreken en opbouwen.
Deze man heeft God niet nodig, want hij heeft een goed leven.
Zonder God leven red je alleen maar als je het goed hebt.
Dat is een luxe die je kunt permitteren.
Maar het is wel de vraag of je dan wel een leven hebt, laat staan een goed leven.
Je hebt dan een leven, kaal en zonder diepgang, zonder de echte kern.
Echt leven heb je pas, als je met God verbonden bent.
Vandaag de dag wordt wel eens gesproken over kwaliteit van leven.
De man denkt dat kwaliteit van leven binnen handbereik ligt,
maar hij vergist zich, want hij mist het belangrijkste:
God die hem dit leven geeft.
Pas met God heb je echt kwaliteit van leven.
Dat leven dat ‘heb’ je nooit. Dat is nooit je bezit.
Van dat leven kun je nooit zeggen: Ik heb het eigendomsbewijs
en niemand heeft met mijn leven ooit iets te maken.
al heeft iemand overvloed, zijn leven behoort niet tot zijn bezit.
God kan dat leven weer opeisen – terugvorderen.
En wat heb je dan met je leven gedaan?
Heb je voor jezelf geleefd?
Echt rijk ben je pas als je leeft met God.
Als God je rijkdom is.
Je gelooft niet, omdat je in de hemel wil komen.
Je gelooft niet, om hier op aarde een beter leven te hebben.
Dat is allemaal belangrijk, en daar mag je best naar verlangen.
Maar geloven is dat je gelukkig bent, als je bij God hoort.
Rijk zijn in God.
Niet rijk omdat ik een baan heb en aan het eind van de maand een bedrag op de rekening.
Dat kan wel een goede gave van God zijn, waar je Hem voor mag, moet danken.
Geloven is: gelukkig zijn met God en in God.
Het beste wat je kan overkomen,
Dat je weer bij God mag horen, dat je weer van God bent, gevonden.
en dat je om je heen waarneemt de zorg van God.
Zou het makkelijker zijn om de zorg van God op te merken
als je het goed hebt?
Als je een baan met een vast inkomen hebt, werk waar je wordt gewaardeerd.
Geld genoeg om eten te kopen, leuke kleding.
Je hebt het dan wel materieel goed, maar dat is niet het echte leven, zegt de Heere Jezus.
Werkelijk leven, dat is als je de Heere kent.
Zoek niet naar rijkdom hier op aarde.
Laat dat niet je levensdoel worden,
want als God je leven terugvordert, dan heb je er niets aan.
Voor God telt het niet.
Voor Hem telt alleen of je kon ontvangen, Zijn zegeningen kon ontvangen.
Of je kon zien dat Hij voor je zorgt, Zijn zegeningen kon tellen.
Heer, U bent mijn leven, de grond waarop ik sta.
Heere Jezus, u bent gestorven en opgestaan, wanneer ik met u verbonden ben,
heb ik echt leven gevonden.
Voor alle goede gaven, Heer, zij U de dank en eer.
Wij danken U voor dagelijks brood, kracht en gezondheid, Heer.
Wij dank U voor Uw Zoon, die Zijn leven gaf,
Wij danken U voor Uw Geest, die ons roept en tot leven wekt,
De ogen opent en ons rijk maakt in U. Amen



Preek dankdag 2015 – morgendienst

Preek dankdag morgendienst 2015
Vooruit, blik terug!
Genesis 35: 1-15

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
beste kinderen van C.N.S. “De Regenboog”,

De Regenboog is voor jullie een vertrouwde plek.
Elke morgen en middag ga je er naar toe, lopend, met de fiets of met de auto.
Je weet wie de meesters en juffrouws op de school zijn.
Als je volgend jaar een andere meester of juffrouw krijgt,
Weet je nu eigenlijk al hoe die meester of juffrouw is.
Voor groep 8 is dat na dit jaar voorbij.
Dan begint er een periode op een nieuwe school.
Misschien ben je nu al bezig om je te oriënteren, open dagen of open huizen te bezoeken.
Na de de middelbare school ga je weer verder met leren,
mbo, hbo of de universiteit.
Of misschien ben jij iemand die school niet zo leuk vindt en liefst gaat werken.
Stel dat je over een aantal jaar aan het werk bent
en je moet als timmerman of elektricien aan de slag in De Regenboog.
Het nieuwe gebouw wel te verstaan.
Je loopt er wat onwennig rond.
Was dit de school waar ik op gezeten heb?
Ik ken er niets meer van terug.
Er zijn ook nieuwe meesters en juffrouws
en sommigen van de meesters en juffrouws werken er niet meer, zoals meester Hospers.
Je vertelt het ‘s avonds tegen het meisje met wie je uitgaat,
dat je op De Regenboog bent geweest voor je werk,
maar wat is er veel veranderd!
Dat meisje zegt: “Nou, dan zou ik er niet willen komen!’
“Waarom niet?”
“Ik wil eraan terugdenken zoals het was in mijn tijd.
Ik vind het niet leuk om terug te komen als er zoveel veranderd is.
Dan ken ik mijn school van vroeger niet meer terug!”
Of misschien wel: ‘Ik durf niet, er is zoveel op die school gebeurd.
Ik wil nooit meer terug naar die nare plek.’

Zou Jakob daarom niet teruggaan naar Bethel,
omdat hij bang is dat hij die bijzondere herinnering zou kwijtraken.
Want als hij nu aan Bethel denkt,
Dan denkt hij aan die bijzondere ervaring, aan wat hij heeft gezien:
De ladder die naar de hemel ging, met alle engelen die op en neer gingen en God bovenaan.
Zou hij die herinnering kwijtraken als hij in Bethel kwam,
omdat Bethel er na die 20 jaar dat hij weggegaan is, er zo heel anders uitziet.
De steen die hij overeind had gezet, was er misschien niet eens meer
en dan zou hij gaan twijfelen of het allemaal wel echt was gebeurd.
Of hij durfde niet terug,
omdat hij daar in Bethel weer al die nare herinneringen had,
de angst die hij toen had, omdat Ezau hem wilde doden
en dat hij daarom hard wegvluchtte om zijn leven te redden.
Het zou best wel eens kunnen zijn dat Jakob nooit iets over Bethel en die bijzondere ervaring heeft verteld. Dat was iets voor hemzelf.
Als Jakob na die ruim 20 jaar dat hij weg is, weer in Kanaän terugkomt,
koopt hij in de buurt van Sichem een stuk grond
En dat is een heel stuk van Bethel vandaan.
Dat stukje grond daar heeft zijn grootvader Abraham ook gewoond.
Dat moet maar zijn thuis in Kanaän worden.
Hier bij Sichem moet hij maar zijn bestaan opbouwen.
Daar waar hij is opgegroeid, helemaal in het zuiden,
dat zal wel zo veranderd zijn in al die 20 jaar dat hij weg is.
En Bethel, dat stopt hij maar weg. Daar wil hij niet aan denken.
Ook niet aan de belofte, die hij aan de Heere heeft gedaan:
Ooit, als ik nog eens terugkom, dan ga ik naar Bethel terug om U, Heere, te danken.
Maar nu hij terug is, wil hij niet of durft hij niet.
Waar hij gaat wonen, in Sichem, kan hij ook een altaar bouwen
om God te danken voor zijn terugkomst in zijn eigen land.
Eindelijk thuis, na al die jaren dat hij voor Ezau op de vlucht was en bij Laban moest werken.
Nu is hij weer thuis en Ezau is niet meer boos op hem.
Hij kan hier in Sichem vredig wonen.
Dankuwel, Heere voor Uw zorg.
Maar het blijft niet lang vredig.
Jakob heeft maar één dochter en met haar gebeurt er iets gruwelijks.
Ze is daar niet veilig waar ze wonen
en haar broers Simeon en Levi wreken haar door alle mannen te doden
en Dina te bevrijden
en de andere broers halen als rovers alles uit de stad weg wat kostbaar is.
Zo fijn is het niet om thuis te komen.
Jakob zal er zich heel wat anders van hebben voorgesteld.
Een mooi plekje om te wonen, in het land waar hij is opgegroeid.
Het land waar hij als kind heeft gespeeld, het uitzicht dat hij als kind had
vanaf de plek waar hun tenten stonden.

Je kunt soms heel erg heimwee hebben.
Als je volgend jaar naar het Oostenlicht gaat of naar het LFC heb je in de eerste tijd
misschien ook wel heimwee.
Op De Regenboog was het nog gezellig en kende je alle kinderen
En de leerkrachten en docenten kennen jou amper
want er zijn zoveel leerlingen op die grote school.
Of je bent verhuisd en je denkt nog steeds aan het vorige huis,
Waar je zo fijn kon spelen, met vriendjes en vriendinnetjes in de buurt
die je kwamen ophalen om mee te spelen.
Later als ik zelf groot ben, ga ik er nog naar terug.

En dan komt de Heere God.
Als er zoveel verschrikkelijke dingen gebeuren
En Jakob bang wordt, dat er andere mensen zullen komen
die hem en zijn familie zullen doden.
Dan is daar de Heere God.
Dat zou best wel eens vreemd kunnen zijn, dat de Heere God iets tegen Jakob zegt.
Want heb jij wel eens de stem van de Heere God gehoord
die iets tegen jou zei?
In de Bijbel wordt erover verteld dat de Heere God tot iemand spreekt,
maar dan vergeten we dat het heel bijzonder is
en dat niet zomaar gebeurt.
Ook Jakob zal vast heel verrast zijn.
En wat zegt de Heere God: ‘Jakob, ga terug naar Bethel en blijf daar wonen.’
Bethel – die plek waar hij nooit naar terugdurfde,
omdat hij bang was dat het niet meer hetzelfde is.
Bethel – de plek waar hij weer aan alle narigheid moest denken.
Soms heb je aan een naam genoeg om weer allerlei nare herinneringen te hebben.
Jakob, je bouwt hier in Sichem wel een altaar,
maar je moet dat niet alleen hier doen, maar daar in Bethel.
Vooruit, blik terug!
Denk terug aan dat moment waarop Ik, de Heere, naar je toekwam.
Daar moet je weer naar terug,

Ik vind het jammer dat er in Oldebroek geen monument is van de oorlog.
In Oosterwolde is aangegeven waar een vliegtuig is neergestort in de oorlog.
Er is een wandelpad langs en dan kun je naar de plek lopen
waar dat vliegtuig is neergestort.
Op de begraafplaats heb je wel de graven van de Engelse piloten
die in de oorlog zijn neergestort.
Elke keer als ik op die begraafplaats ben, bij die graven
word ik weer aan de oorlog herinnerd
En ook hoe bijzonder het is dat wij vrij zijn.
Dat jullie naar school kunnen, dat je kunt leren en daarna doorleren
op de middelbare school.
Met een monument kun je terugdenken aan wat er vroeger is gebeurd.
Daarom moet Jakob weer terug naar Bethel
om eraan te denken wat er vroeger is gebeurd.
niet alleen dat hij moest vluchten voor Ezau,
maar dat hij moest terug denken aan de zorg en bescherming van de Heere God.
Bethel is een bijzondere plek.
Als hij die naam weer hoort, moet hij denken aan die ladder
en beseft hij dat de Heere al die tijd voor hem heeft gezorgd.
Jakob roept zijn kinderen bij elkaar, alle knechten die hij heeft.
Jongens, we moeten hier weg.
Naar Bethel
Naar Bethel? Wat is er dan in Bethel? U hebt nooit over Bethel gesproken?
Ik zal het je vertellen.
Moet je goed luisteren. Heb ik je wel eens verteld hoe ik in Paddan-Aram kwam
bij oom Laban?
Omdat u moest vluchten voor Ezau.
Dat klopt. En weet je wat er in Bethel was?
Ik ging daar slapen.
Het was koud, want ik had eigenlijk geen denken. Alleen maar mijn mantel
en kon nergens een kussen vinden.
Ik ben toen maar met mijn hoofd op een steen gaan liggen
en ik viel in slaap.
Terwijl ik sliep, gebeurde er iets bijzonders. Ik zag God.
Ik zag hoe Hij boven aan een ladder stond en ik zag engelen die op en neer gingen op die trap.
Toen wist ik het: God is bij mij.
En nu zegt God: Ga terug naar Bethel.
Bethel is voor mij een bijzondere plaats.
Ik heb er nooit over verteld, omdat ik bij Bethel steeds moest denken hoe moeilijk ik het had.
Ik dacht: Ik red het nooit. Ik zal niet verder kunnen leven.
Maar de Heere God liet mij weten: Jakob, Ik ben met je, je hoeft niet bang te zijn.
Weet je wat de Heere God tegen mij zei?
Vooruit, blik terug.

Jullie moeten iets weten over Bethel.
Ik had het daar moeilijk.
En de Heere God heeft dat gezien en is naar mij toegekomen.

Voor jullie kinderen, voor jullie allemaal is het misschien vreemd,
want ik heb nooit over Bethel gesproken,
maar Bethel is voor mij wel heel belangrijk,
omdat de Heere God naar mij toekwam.
Daardoor wist ik, dat Hij heel de weg met mij mee zou gaan.

Jullie moeten iets voor mij doen.
Ik heb gezien dat jullie nog beeldjes van goden bij je hebt.
Die gaan we wegstoppen in de grond, begraven.
Jullie moeten je wassen en schone kleren aandoen.
Want de opdracht die de Heere aan mij geeft om naar Bethel te gaan
is een bijzondere opdracht. Weet je wat dat betekent?
Dat ik een nieuwe kans krijg van de Heere.
Alle fouten die ik heb gemaakt en die jullie hebben gemaakt, ze worden vergeven.
Vooruit, blik terug – ook naar wat je verkeerd hebt gedaan, want de Heere geeft je een nieuwe kans. Een nieuwe start. Opnieuw beginnen.

Als Jakob in Bethel komt, komt de Heere opnieuw naar hem toe
en zegent hem en zegt: ‘JAkob je wordt een groot volk en Ik ben jouw God.’
Daarop zet Jakob een steen overeind.
Elke keer als hij langs die steen loopt, weet hij het weer: God heeft iets aan mij beloofd.
Ik weet het weer, ik geloof het weer.
Die steen laat mijn dankbaarheid zien,
maar die steen is voor mijzelf ook een herinnering.

Het is ook voor jullie goed als je iets hebt, Dat je herinnert aan de zorg van God,
zodat je er elke keer weer aan denkt: o ja, God zorgt voor mij.
Maar natuurlijk, ik was het even vergeten, maar de Heere ziet mij echt wel
en helpt mij.
Elke keer als je terugdenkt aan een keer dat de Heere je hielp,
bijvoorbeeld toen je het met een toets moeilijk had, of verdrietig was, of je alleen voelde,
of je had iets verkeerds gedaan en durfde dat niet goed te maken
en je merkte dat de Heere God naar je toe kwam,
elke keer als je daaraan terugdenkt, weet je het weer: O ja, maar natuurlijk. Hij is er!

Iets om te herinneren: Monument.
Zelf heb ik een knielbank + kruisVooruit, blik terug.

Gewone dingen: vanmorgen bij het aankleden/ zonsopgang. Mussen.
Herinneren: vooruit, blik terug. Kun je ook weer verder.
Wat de toekomst brengen moge,
mij geleidt des Heeren hand
Moedig sla ik dus de ogen naar het onbekende land.
Vooruit, blik terug en dan kun je ook weer vooruit – met de Heere. Amen