Interview met Michael Herbst over zijn nieuwe boek over pastoraat

Michael Herbst is directeur van het Instituut voor Evangelisatie en Gemeenteopbouw (IEEG) in Greifswald en een wat evangelicaal georiënteerde theoloog. Onlangs publiceerde hij een boek over pastoraat: ‘beziehungsweise’. In de nieuwsbrief van de IEEG staat een interview met hem over zijn nieuwe boek:

Professor Herbst, als directeur van het IEEG hebt u zich in de afgelopen jaren in lezingen en referaten beziggehouden met de thematiek van gemeenteontwikkeling en gemeenteopbouw. Wat heeft u bewogen om een boek van 700 pagina’s over pastoraat te schrijven?

‘Als praktisch-theoloog houd ik mij met nagenoeg alle deelterreinen van de praktische theologie bezig en niet alleen met gemeenteontwikkeling. Ik zie een direct verband tussen gemeente en pastoraat: In de eerste plaats krijgt iedere missionaire gemeenteontwikkeling al vrij snel te maken met een grote behoefte aan pastorale contacten. Mensen die zich intensiever met het geloof en de gemeente bezig gaan houden, maken ook een begin om na te denken over complexe thema’s die te maken hebben met hun eigen leven. In de tweede plaats kan een goed en competent pastoraat ook toegang tot de gemeente zijn. Vooral als de gemeente zichzelf verstaat als draagster van het pastoraat en dit niet alleen aan de predikant overlaat.’

In het dagelijks spraakgebruik kennen wij  “beziehungsweise” (= respectievelijk) meest als een conjunctie of als een afkorting. Waarom heeft u uw boek deze titel gegeven en heet het boek niet gewoon “Leerboek voor het pastoraat”?

‘De titel behiehungsweise’ laat al zien wat ik het meest belangrijk vind aan het pastoraat: pastoraat is een relationeel gebeuren. Het gaat om relaties, die weliswaar tijdelijk zijn, maar die in de begeleiding van mensen heilzame effecten kunnen hebben. Bovenal gaat het om de heilzame relatie die God zelf met ons kan leggen en die in het pastoraat van grote betekenis is.’

Hoe zou u het “proprium”, het eigenlijke, het onopgeefbare van het christelijke pastoraat willen omschrijven?

‘Het pastoraat heeft veel gemeenschappelijk met andere aanbieders van hulpverlening en raadgevingen. In het pastoraat worden geen bijzondere thema’s aan de orde gesteld. Al kunnen er gesprekken zijn over geloof en gebed bijvoorbeeld. Vaakechter zijn het heel aardse en heel alledaagse menselijke thema’s die in het pastoraat aan de orde komen. Het bijzondere is ook niet de vaardigheid om zich met mensen in te laten, hun vragen of wat hen bezighoudt te begrijpen. Het bijzondere is dat elk thema vanuit het geloof wordt bekeken en in een opmerkzaam luisteren naar datgene wat God in Zijn Woord aan ons tot hulp heeft aangereikt. Het bijzondere is dus dat pastoraat een driehoeksverhouding is tussen degene die advies zou willen hebben, de pastor en de drie-enige God.’

Wat is volgens u ‘een goede pastor’?

‘Een goede pastor is allereerst iemand die opmerkzaam is, die er vreugde aan beleeft om mensen op een deel van hun levensweg te begeleiden. In de tweede plaats moet een goede pastor iemand zijn die kundig is en zich in levenverhalen van mensen verdiept en kennis van zaken heeft met betrekking tot de vragen en thema’s die hij of zij kan tegenkomen in een gesprek. En tenslotte is een goede pastor iemand die in staat is om te luisteren en te spreken, iemand die geleerd heeft om te luisteren naar de zachte stem van Gof en hetgeen gehoord is op een sensitieve manier en op het juiste ogenblik tegen de ander te zeggen.’

En hoe zou men dat kunnen leren?

‘Dat kan men oefenen door onder goede begeleiding de eerste stappen in het pastorale dienst te doen. Onze studenten doen een semester lang bezoeken in het ziekenhuis of verzorgingstehuis. Zij weten heel goed dat zij daardoor nog geen pastor zijn, maar zich erin oefenen om voor een bepaalde tijd werkelijk bij een ander te zijn en te blijven. Ik ben ervan overtuigd dat pastoraat ook veel te maken heeft met levenservaring en dat het bij het ouderworden gemakkelijker gaat. Daarnaast is er ook het bezigzijn met de pastorale vragen, het eenvoudige lezen en leren, maar ook het oefenen van de reeds door mij aangegeven geestelijke houding. Het is altijd goed wanneer het eigen leren met betrekking tot de vragen van het pastoraat begeleid wordt door mentoren, door zelf de ervaring van pastoraat te ontvangen en ook door supervisiegroepen.’

Is pastoraat dan voorbehouden aan degenen die er in opgeleid zijn?

‘Nee, ik ben ervan overtuigd dat theologen hier geen principiële voorsprong hebben. Als het goed gaat hebben zij een zekere oefening in het pastoraat gedurende hun studie en nascholing. Als het goed is, hebben zij door hun dienst ervaring in pastorale begeleiding opgebouwd. Ik geloof echter dat er zeer veel begaafde pastores in de christelijke gemeente zijn.  Zijn hebben een zekere mate aan levenseravring en niet zelden de door mij genoemde geestelijke houding. Zij zijn daarom niet minder geschikt als pastor dan predikanten. Het is verstandig om deze pastorale vrijwilligers ook te trainen en hen te begeleiden in hun pastorale dienst. Maar het pastoraat in de gemeente begint met het gesprek over de heg en ze gaat verder in de vrijwilligers die mogelijk een intensieve pastorale opleiding hebben gevolgd.’ 

Peter Bukowski is van mening dat er in het nadenken over het pastoraat lange tijd een strijd was tussen degenen met liefde voor de Bijbel maar die niets konden aanvangen met mensen (‘bibelfreundliche Menschenfeinden’) en anderen met liefde voor de mensen maar die weer weinig konden beginnen met de Bijbel (‘menschenfreundliche Bibelfeinden’). Is dat vandaag de dag anders?

‘Ja. Deze stijd is vandaag de dag niet meer bepalend voor het nadenken over het pastoraat. Het is nu niet meer twijfelachtig of bijbelse verhalen zinvol kunnen zijn in pastorale contacten. Bukowski heeft daar zelf het nodige aan bijgedragen. Ook staat het niet meer ter discussie om met degenen die om raad verlegen zitten te bidden of hen te zegenen. Omgekeerd is het ook zo dat de aanhangers van het verkondigende pastoraat vandaag de dag bereid zijn om heel veel te leren van psychologie en psychotherapie. Tot zijn er vragen die tot discussie leiden. Bijvoorbeeld of pastoraat specifiek christelijk ingevuld mag worden of dat pastoraat algemeen-religieus moet blijven. Ook de verwachting van de ons door God geschonken bijstand is omstreden.’

De door u uitgewerkte praktijkgebieden van het pastoraat reiken van schuld en vergeving via dovenpastoraat, burn-out, kinderziekenhuispastoraat en huwlijkspastoraat tot het begeleiden van het proces van ouder worden.

‘Deze selectie komt voort uit mijn eigen ervaringen met pastoraal werk. Het hoofdstuk over pastoraat aan zieke kinderen gaat terug op de vier jaar dat ik als ziekenhuispastor werkzaam was in een kinderziekenhuis. Samen met mijn vrouw heb ik ervaring in huwelijkspastoraat. Voor mijzelf was de biecht altijd van groot belang. Ik zie dat met de vragen rondom dementie een (in)dringend en enorm pastoraal thema hoe langer hoe meer op ons afkomt. Het dovenpastoraat is een weerspiegeling van alle vormen van pastoraat die gebruik moet maken van andere talige middelen en die te maken krijgen met mensen die in het reine moeten komen met hun beperking.’

U staat bekend als voetballiefhebber. Wat zijn de overeenkomsten van pastoraat en voetbal?

‘Voetbal is natuurlijk als metafoor geschikt voor bijna alles! Er is een mooie uitspraak: het voetbalspel is veel eenvoudiger als er geen tegenstander zou zijn. Wellicht is dat een goed beeld. Ons leven speelt zich af in constellaties die ons voorgegeven zijn en waar wij vaak geen invloed op kunnen uitoefenen. Wij moeten in het reine komen met relaties die heel verschillend zijn. Er zou veel gewonnen zijn als wij ons spel zouden spelen volgens goede spelregels. Dat geldt voor het vruchtbaar samenzijn in goede verhoudingen net zo goed als voor het voetbalspel. Alleen dan geeft het ‘spel’ vreugde.

Eenvoudige versie van het Doopformulier

Van een collega kreeg ik een vereenvoudigde versie van het (klassieke) Doopformulier

Dopen betekent eigenlijk: dompelen, onderdompelen. Zo werden in de tijd van de bijbel in het oosterse land de mensen ook gedoopt: buiten in de rivier. In onze gemeente besprenkelen wij het voorhoofd met water. De betekenis is echter hetzelfde als wanneer de dopeling vanmorgen ondergedompeld zou worden.
De doop wijst erop dat wij mensen vanuit onszelf, ook al is ons lichaam schoongewassen,  geen rein hart hebben. Volgens het Woord van God zijn wij allen zondige mensen. Wij kunnen niet bij de Heere in Zijn koninkrijk komen als onze zonde niet van ons wordt afgewassen.
De doop als besprenkeling laat zien dat de zonde in ons hart woont. Wij worden opgeroepen om onze zonde voor God te belijden en Hem te vragen of Hij onze zonde van ons wil afwassen.  
Vanuit onszelf kunnen wij ons niet rein maken. Ook het water van de doop wast de zonde niet af. Dat kan alleen de Heere Jezus doen – op basis van het offer dat Hij heeft gebracht aan het kruis op Golgotha.
En in de doop zegt Hij ons, dat Hij dat vast en zeker wil doen. De doop spreekt niet alleen van vergeving door het offer van Christus aan het kruis, maar is tegelijkertijd ook een sterke bevestiging van deze belofte. Daarom worden wij gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Gedoopt worden in de naam van de Vader betekent: God de Vader maakt een vaste afspraak met ons. Die afspraak blijft altijd, voor eeuwig van kracht.
De bijbel noemt die afspraak een verbond. Die afspraak die God met ons en onze kinderen maakt is een verbond van genade: dat dit verbond gesloten wordt is niet onze verdienste. Deze afspraak laat Gods goedheid en barmhartigheid met ons zien.
In de doop zegt God de Vader: ‘(… ), Ik ben je Vader. Ik neem jou aan als Mijn kind. Ik zal voor je zorgen. Ik geef aan jou goede gaven. Ik zal je beschermen voor al het kwade. En als dat kwade toch komt, zal ik dat voor jou doen meewerken ten goede.’
Wij worden ook gedoopt in de naam van de Zoon. Dat betekent: de Heere Jezus, de Zoon van God, zegt: ‘(… ), Ik ben voor jouw zonden aan het kruis gestorven. Omdat Ik jou laat delen in Mijn dood en opstanding, word jij bevrijd van jouw zonden en mag je weer delen in Gods gemeenschap.’
Wij worden ook gedoopt in de naam van de Heilige Geest. Dat houdt in: de Heilige Geest, de Geest van God, schenkt ons wat Christus voor ons volbracht heeft aan het kruis. Hij belooft ons dat Hij in ons hart komt wonen, zodat wij de Heere Jezus gaan liefhebben en ons leven elke dag vernieuwd wordt. Dat doet de Heilige Geest tot op de dag, waarop de Heere Jezus weer terugkomt en wij met allen, die bij de Heere Jezus behoren, voor altijd bij Hem zullen zijn in Zijn koninkrijk.

Door de hechte band die God ons schenkt, vraagt de Heere tegelijkertijd van ons, dat wij Hem vertrouwen en liefhebben met heel ons hart en met al onze kracht. Hij verlangt van ons, dat wij de zonde uit de weg gaan, tegen de zonde strijden en dat wij leven zoals Hij dat van ons vraagt. Vanuit onszelf kunnen wij niet op deze manier leven. Als wij door onze zwakheid toch weer in zonde vallen, moeten wij niet bij onszelf bedenken: “Nu zal de Heere niet meer naar ons willen omzien.” Wij moeten de zonde ook niet blijven doen. Wij mogen de Heere om vergeving vragen. Want de doop betekent dat Hij ons liefheeft en ons alle kwaad wil vergeven. De doop zegt ons dat deze afspraak van God voor altijd geldt.

Nu begrijpt een klein kind dat wordt gedoopt daar nog niets van. Er zijn daarom mensen die zeggen: ‘Wacht maar met dopen tot een kind groot genoeg is om te begrijpen wat de doop betekent.’
Maar bij het volk Israël werd het bewijs van Gods liefde en trouw al gegeven aan een kind van acht dagen oud.
Daarom dopen wij ook kleine kinderen. Want ze zijn al vanaf de geboorte onrein, maar ontvangen ook Gods belofte van vergeving van de zonde. Ook al hebben ze van dat alles nog geen weet.
In de bijbel staat: De Heere sprak tot Abraham: ‘Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en u – én uw kinderen, een eeuwig verbond. Ik zal uw God zijn en de God van uw kinderen.’

De bijbel vertelt ons ook dat er kinderen bij de Heere Jezus werden gebracht. Hij heeft hen niet weggestuurd, maar hen omhelst, de handen opgelegd en gezegend. Ook de kinderen behoren tot het verbond dat God met Abraham heeft opgericht. Daarom is ook Gods belofte van vergeving van zonde en van het eeuwige leven voor hen.
Omdat die belofte ook voor onze kinderen geldt, mogen zij ook het bewijs van die belofte ontvangen: de heilige doop. En u, als vader en moeder, heeft de vreugde en de roeping uw kind, als hij opgroeit, de betekenis van de doop en van Gods verbond te vertellen en uit te leggen.

Nadenken over de Heilige Doop

Nadenken over de Heilige Doop

Het wordt hoog tijd dat ik op mijn blog aandacht besteed aan de doop. Omdat er allerlei karikaturen bestaan over de (kinder)doop. Maar ook omdat de doop een fundamenteel onderdeel is van de gereformeerde visie op kerk en geloof.

Nadenken over de doop wordt bemoeilijkt door een discussie over de tijdstip wanneer gedoopt mag worden. Mag een klein kind gedoopt worden of mag iemand pas gedoopt worden wanneer hij of zij blijk geeft van een persoonlijk geloof? Deze discussie is een steekspel met Bijbelteksten over het recht of onrecht van de kinderdoop.
Door deze discussie ben ik de doop als thema (dat doordacht kan worden)  lange tijd uit de weg gegaan.

Voor mij werd de doop pas interessant toen ik tijdens mijn studie in aanraking met de praktisch-theologische doordenking van de doop:
– De doop als bijzonder moment in de menselijke levensloop
– De doopdienst als een moment dat de betrokkenen meer raakt dan de gewone diensten. (De zogenaamde Kasualien als thema binnen de (praktische) theologie).
– De liturgische en rituele analyse van de doop.

Persoonlijke betrokkenheid
Door deze praktisch-theologische doordenking raakte ik geïnteresseerd in de theologische achtergronden van de doop.
Ook de doop van onze kinderen en doop die ik geregeld mag bedienen stimuleert mij om verder na te denken over de doop.

Goed recht van de kinderdoop
In deze serie ga ik uit van het goed recht van de kinderdoop. Naar mijn idee is de bestrijding van de kinderdoop minder sterk dan vaak gesuggereerd wordt. Alleen al de voorwaarde van persoonlijk geloof voorafgaande aan de doop komt niet overal in de Bijbel voor. In Handelingen 16 wordt bijvoorbeeld gesproken over de doop van het gehele huis van Lydia, terwijl alleen maar over het geloof van Lydia gesproken wordt. De rest van het huis van Lydia wordt gedoopt op basis van haar geloof.

Wat deze serie brengt
In deze serie wil ik de achtergronden van de doop laten zien. Daarbij staat de gereformeerde visie centraal (omdat ik mij als predikant verbonden weet met deze traditie). Dat houdt onder andere in:
– een uitleg van wat een sacrament is
– de betekenis van de Heilige Doop
– waarom de gereformeerde traditie het als een (door God gegeven!) opdracht ziet om kinderen van gelovige ouders te dopen

Verder zal deze serie van alles brengen wat mij interesseert over de Heilige Doop. Ik hoop dat het van dienste kan zijn aan anderen.
Dit is geen project dat in enkele weken is afgesloten. Ik kom erachter dat ik reeds het nodige heb staan over de doop. Deze blogs zijn toegevoegd aan deze serie.

 

Oordeel

Oordeel
De reformatorische traditie als theologie voor jongeren (8 – slot)

‘Bij alles wat ik doe, heb ik voortdurend een camera op mijzelf gericht. Alles wat ik doe, wordt steeds door mij beoordeeld: Lach ik niet te hard? Ben ik niet teveel aan het woord? Doe ik het wel goed?’ Ik kom ze steeds meer tegen: jongeren die continue bezig zijn om zichzelf te beoordelen. Vaak is dat oordeel negatief. Ze zijn van mening dat zij het niet goed doen. En ze zijn van mening dat ook anderen vinden, dat zij falen.
Het zijn vooral meisjes. Ze twijfelen vaak aan zichzelf en aan de waarde van wat zij presteren. Daarom leggen zij de lat hoog, want als zij tevreden over zichzelf zijn, zullen anderen dat waarschijnlijk ook zijn. In deze maatschappij, die heel erg gericht is op het behalen van prestaties, hebben zij het niet gemakkelijk. Al hebben zij dat vaak niet door, omdat zij het niet vreemd vinden dat de maatschappij veel van hen eist. Zij vragen dat immers ook van zichzelf? Waarom zouden anderen het dan niet van hen verlangen?
Het is een neiging naar perfectionisme, die deze jongeren in hun geloof meenemen. Ze houden de boot af als het gaat om belijdenis te doen van het geloof. Want zij hebben te weinig Bijbelkennis om belijdenis te doen. Willen ze belijdenis doen, moeten ze eerst de Bijbel grondig kennen. Ze doen veel voor de kerk, want God vraagt toch dat zij hun leven inzetten voor het evangelie? En toch hebben ze het idee, dat er van alles aan hun geloof schort. Als zij al ontevreden over zichzelf zijn, hoe streng zal het oordeel van God over hun leven en geloof dan wel niet zijn? En dat leidt er toe, dat zij nog wel meer willen doen.
Door de strenge eisen aan zichzelf, door hun perfectionisme lopen veel jongeren lopen daarom in hun geloof of in hun studie. En ook dat nemen ze zichzelf weer kwalijk.
Weinig thema’s uit de reformatorische traditie zijn zo behulpzaam als de rechtvaardiging van de goddeloze. En toch stuit het allereerst op weerstand. Wat je doet, telt toch voor God? Hoe kan God een gunstig oordeel vellen over je leven als de hoge norm van een heilig leven niet haalt? Dat wij niet door onze werken zalig worden, weten ze vaak wel. In theorie. Maar dat prestaties een hedendaagse variant op goede werken is, hebben ze niet door. Ze kunnen niet accepteren, dat de genade van God onvoorwaardelijk. Zozeer zijn ze gewend om het oordeel over zichzelf af te laten hangen van de prestaties die ze leveren. Was dit ook niet de weg, waarop Luther vrij  
Ze kunnen niet geloven, dat liefde onvoorwaardelijk is. Tijdens voorbereiding van een huwelijksdienst vroeg ik aan de aanstaande bruid, van wie ik de indruk kreeg dat zij een neiging tot perfectionisme had: ‘Geloof je dat je vriend van je houdt.’ ‘Nee,’ zei ze eerlijk. ‘Maar ik zie zoveel aan hem, dat ik het wel moet accepteren.’ Ik zei tegen haar: ‘Wie weet, geeft de Heere je wel dit huwelijk om te leren, dat je ook Zijn liefde mag accepteren.’
Het is moeilijk voor een perfectionist om zalig te worden. Omdat het moeilijk is om te ontvangen, zonder dat er van tevoren om een behalen van een norm is gevraagd.  Voor hen is het vaak schokkend om te horen, dat Gods liefde genade is.
Menselijke woorden kunnen dit patroon, dat zo diep zit, niet doorbreken. Alleen woorden, die het gezag van God zelf hebben, kunnen hier een uitweg bieden. Daarom geef ik hen één regel mee uit de Bijbel. Omdat het in de Bijbel staat, zijn het geen menselijke woorden meer, maar is het God die het tegen hen zegt: Zo is er geen veroordeling meer voor wie in Christus Jezus zijn (Romeinen 8:1a). Voor perfectionisten geldt hetzelfde als voor andere gelovigen: niet onze prestaties redden ons, maar de gemeenschap met Christus. Het oordeel over ons leven is in Christus een genadig geschenk. Dat is voor perfectionisten confronterend én bevrijdend.

 

Preek dankdag 2012

Preek Dankdag 2012
Psalm 145:9
: De HEERE is voor allen goed

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Het is onze bestemming om God te loven. Het is onze levenstaak en onze roeping om God te loven. Jochend Arndt, een Luthers theoloog uit de 17e eeuw heeft het eens kras onder woorden gebracht: Wie God niet dagelijks looft, is voor niets geschapen.
Als het onze bestemming is om God te loven betekent dat, dat het meer moet zijn dan een levenstaak of een plicht die wij in het leven hebben te vervullen. Als het onze bestemming is om de Heere te loven, wil dat zeggen: in het loven van God is ons diepst geluk te vinden. Wij zijn als mensen het meest gelukkig wanneer wij God loven. Wanneer wij niet onszelf en onze wensen in het middelpunt plaatsen, maar gericht zijn op de Heere en op Zijn eer. Wanneer wij ons verheugen in God.
Geloven betekent dat wij ons verheugen in God. Dat wij dankbaar en blij zijn God te mogen kennen. Dat we dankbaar zijn dat God is, zoals Hij is. Een vreugde om God zelf. Psalm 145 gaat ons er in voor:

Mijn God en Koning, ik zal u roemen.

Ontzag en intimiteit klinkt in deze regel tegelijkertijd door. Het zijn de twee stemmen, waaruit het loven van God bestaat.
Ontzag voor de grootheid van God. Een grootheid die voor ons mensen niet is te doorgronden. In de wereld om ons heen kunnen wij iets opmerken van de grootheid van God. In alles wat Hij geschapen heeft, in de zorg die de Heere heeft voor Zijn schepping. Het is een grootheid die ons mensen ons begrip overstijgt. Mijn God, mijn Koning. Wie is er met God te vergelijken? Alles wat er is, is door God geschapen. Niets op onze aarde heeft verder die grootheid van God. Mijn Koning zingt de lofprijzing: niets op onze aarde, in de schepping heeft de macht die de Heere heeft. Lofprijzing bestaat uit de verwondering en het ontzag voor Gods grootheid.
En tot die grote God, de Koning van deze wereld mogen wij zeggen: mijn God, mijn Koning. Loven betekent niet alleen dat wij oog hebben voor de grootheid van God, maar dat er ook een intieme band, een vertrouwensband met de Heere is. Mijn God, mijn Koning, waarbij het woord ‘mijn’ de liefde verwoordt die er tot God is. Zoals wij ook vol liefde kunnen zeggen: mijn man of vrouw, mijn kind, mijn ouders. Geloven heeft ook de betekenis van verwondering over het feit dat die grote God mijn God en Koning wil zijn. Dat Hij het toelaat, dat wij ons verbonden weten met Hem. Dat Hij het zelfs stimuleert en ons ertoe oproept naar Hem toe te komen en heel ons leven aan Hem toe te vertrouwen. Wanneer een jong stel op de trouwdag elkaar het ja-woord geven, houdt dat in dat zij samen door het leven gaan. Na de bruiloft keren zij niet elk terug naar het huis van de ouders, maar betrekken samen een nieuwe woning, een gezamenlijk huis. Ze vertrouwen elkaar en ze geven ze aan elkaar over. Mijn man, mijn vrouw, dat wil niet zo zeer zeggen dat de ander van jou is, maar dat je je overgeeft aan de ander. In vertrouwen. Meer nog is het met de Heere. Als wij zeggen: mijn God en Koning betekent dat wij ons geheel overgeven aan Hem. Wij zijn van Hem – Zijn eigendom. En het maakt ons gelukkig te weten dat wij Zijn eigendom mogen zijn. Het schenkt ons zo’n diep geluk, dat wij weten: zo ben ik bedoeld, als een schepsel dat leeft tot eer van Zijn schepper. Het maakt ons gelukkig om aan Hem te denken en met Hem te leven. Het geeft ons vreugde om over de Heere te spreken. Ik zal u roemen. Ik zal … dat kan bij ons nog wel eens de betekenis hebben van: ik doe het als ik er aan denk, als het er van komt. Zo is het in deze psalm niet bedoeld. Het is een niet anders kunnen. Wie de lofzang op God aanheft, wil niets liever dan dat God geëerd en geprezen wordt. Het is een overstromen van het hart van geluk en liefde en verlangen tot God. Ik zal U roemen – waar het hart vol van is stroomt de mond van over.
Het is geen eenmalige gebeurtenis, maar het loven is een terugkerend refrein op elke dag. Het gebeurt elke dag en het duurt tot in eeuwigheid. Het gaat om de korte termijn en om de langste termijn die er is. Elke dag – en tot in eeuwigheid. Voor eeuwig en altijd. Dat klinkt wel erg definitief. En toch we doen het geloof tekort als we het alleen maar als een voornemen zouden opvatten. We doen het werk van de Geest in ons leven tekort wanneer wij de lofprijzing alleen zien als een voornemen, dat wij snel weer zouden vergeten. Ons verheugen in God is een vrucht van de Geest. Het loven van God, het God dankbaar zijn houdt niet op. Het kan mensen wel eens benauwen dat het loven van God tot in eeuwigheid duurt. Dat de eeuwigheid zal bestaan uit loven. Maar hier op aarde kunnen wij toch ook vaak intens genieten van onze kinderen of van onze man of vrouw. Wanneer wij genoeg zouden hebben van onze man of vrouw, van onze kinderen, zou het geen goed teken zijn. Hoe zouden wij dan wel genoeg kunnen krijgen van de Heere? De Heere is voor ons een bron van goedheid, van troost en vertrouwen.
Deze hooggestemde woorden over de Heere hebben een reden. Er ligt een ervaring aan ten grondslag. De ervaring wordt vanaf vers 8 verwoordt:

Genadig en barmhartig is de Heere
geduldig en groot aan goedertierenheid
De Heer is goed voor allen
Zijn barmhartigheid rust op al Zijn werken.

Uit deze woorden blijkt dat de Heere Zijn grootheid en macht heeft ingezet voor ons. Uit Zijn optreden, uit wat Hij doet blijkt Zijn genade en Zijn barmhartigheid. Uit deze woorden spreekt niet alleen ontzag voor de grootheid en macht, maar ook de verwondering voor de manier waarop de Heere deze macht en grootheid gebruikt: om Zijn volk bij te staan en te zegenen. Om Zicht met Zijn volk te bemoeien – al is die zorg onverdiend. Onze ogen zijn geopend voor de genade en barmhartigheid, die ten grondslag liggen aan wat God doet. Vandaag zijn we als gemeente bij elkaar om hier in Oldebroek gehoor te geven aan de oproep uit Psalm 145: generatie op generatie zal Uw werken roemen. Het is ook de reden waarom wij vanavond als gemeente bij elkaar zijn. In ons eigen dagelijks leven mogen wij merken hoe de Heere goed voor ons is, hoe Hij ons genadig is en Zijn barmhartigheid nog steeds laat gelden.
We mogen dat zien in wat vaak zo gewoon voor ons is: dat wij elke dag een nieuwe dag van de Heere ontvangen. Dat is al een reden om Hem dagelijks te loven. Elke dag die wij ontvangen is een teken van Gods zorg, waarin Zijn genade en barmhartigheid zichtbaar wordt. Waarin Zijn goedheid door ons kan worden opgemerkt.
We mogen hem danken voor de gezondheid die wij hebben, het werk dat wij mogen doen. Het eten dat wij ontvangen. De vrede en welvaart die er in ons land is. Een huwelijksjubileum. Een geboorte. Lofprijzing heeft vaak een concrete aanleiding. Een daadwerkelijk ervaren van Gods goedheid. De Heere is het waard dat wij er bij stil staan. En vaak gebeurt dat ook. Is die dankbaarheid er ook op zulke momenten. In de vorige gemeente ben ik een keer gevraagd om voorafgaande aan een feest ter gelegenheid van een huwelijksjubileum een kerkdienst te leiden, waarin het jubilerende echtpaar hun dank bij de Heere brachten. De gemeenteleden, die tijdens deze dienst aanwezig waren, zeiden tegen mij: als wij een huwelijksjubileum hebben, doen wij het ook op deze manier. Willen wij u ook vragen om een dienst te beleggen. Dankbaarheid aan de Heere wil gedeeld worden. We zien dat ook in deze psalm terug. Het is een oproep om de Heere te loven.
Tegelijkertijd als we alle redenen opsommen om dankbaar te zijn, weten we ook dat er ook onder ons zijn voor wie dit te hoog gestemd is. Er zijn er die zorgen maken over hun werk. Ik heb al verschillende gemeenteleden gehoord, die dagen vrij kregen, omdat er minder werk was. Dan kun je zorgen hebben: zal ik mijn baan behouden? Of anderen die al geen baan meer hebben en al geruime tijd op zoek zijn naar werk. Ook onder ons zijn er gezinnen die de eindjes aan elkaar moeten knopen. De Heere doet aan allen goed – dan wordt het wel erg stellig gezegd.
En als we de zorgen niet zelf hebben, weten we ook wel anderen die in de kerk zitten. Wellicht hebt u in de preek ook wel geluisterd met de oren van degene die naast of voor u in de kerk zit en van wie u weet dat het een ingrijpend jaar is geweest. De Heere is goed voor allen? Hij ontfermt Zich over heel Zijn schepping? Heeft deze psalm dan geen weet, dat het leven zo anders kan zijn?
Jawel, alleen zien we dat niet aan de psalm zelf, maar aan de plaats die deze psalm in het psalmboek heeft. Als we enkele voorgaande psalmen lezen, komen we ervaring van nood, van achtervolging, van wanhoop tegen. Deze psalm, psalm 145, komt op uit de nood. Weet aan den lijve wat het is om moeilijkheden te hebben. Om een kruis te dragen. Lofprijzing wordt door ook door gestempeld. Het loven van God is geen vlucht van de aarde. Geen ontkenning van alle moeilijkheden die er zijn. Het is de ervaring dat God helpt. Er is een God die hoort. Mijn God en Koning – het ontzag en de intimiteit komt op uit de nood en de ervaring van hulp in die nood. Het is de ervaring uit het verleden, dat God helpt, die hoop geeft voor de toekomst. Waardoor wij uitzien naar Gods hulp en bijstand. De machtige daden van God, die we doorvertellen, zijn niet van het verleden.
De psalmen zijn een geliefd deel van de Bijbel, omdat zij de ervaringen van mensen verwoorden: worstelingen met de leiding van God, de uitredding en de dankbaarheid. In het psalmboek, dat zo gestempeld is door de menselijke ervaring, de menselijke reactie op God, heeft de lofprijzing het laatste woord. Nadat Psalm 145 is afgesloten klinkt er een finale: Psalm 146-150 waarin het thema wordt gevormd door het halleluja: looft God.
Want daardoor wordt het psalmboek ook gestempeld, zeker ook Psalm 145: het verheugen in God. Ook al is de wereld niet verlost – er is nu al wel de lof tot God, de vreugde in God. Als een voorbode van Gods rijk die komt.
Deze psalm krijgt namelijk een vervolg in het Nieuwe Testament. In de verkondiging van de Heere Jezus over het Koninkrijk van God dat in Hem gekomen is. Er loopt een lijn van deze psalm naar de bede van het Onze Vader: Uw koninkrijk kome. Het gebed om Gods rijk. Wij loven God nu nog in de gebrokenheid. In een wereld die onderworpen is aan de dood en de zonde. En dat merken wij geregeld dat het Koninkrijk van God er nog niet is. De een meer dan de ander. Met onze loflied willen wij dat verdriet en de pijn niet overstemmen. Het wakkert wel ons verlangen aan, naar de wereld waarin wij God in alle volmaaktheid mogen dienen. De wereld waarin wij ervaren dat God ons lijden heeft gezien. De wereld waarin de lofprijzing zuiver is, omdat het niet meer wordt ontstemd doordat wij ook met onszelf bezig zijn, maar wij volledig God de eer brengen. Die wereld is er nog niet. Pas als Christus in Zijn heerlijkheid komt. Hij doet aan allen goed – is een ervaring en ook een belofte, die ons houvast geeft, die ons de vreugde in God geeft. Ik ken de rots waarop ik bouwe: Hij faalt niet die uw heil verwacht. Eens aan de avond van mijn leven breng ik van zorg en strijden moe, voor elke dag mij hier gegeven, U hoger, reiner loflied toe.
Amen

ds. M.J. Schuurman

Kinderen en psalmen

Kinderen en psalmen

Wanneer we kinderen kennis willen laten maken met de Bijbel, maken we vaak gebruik van de verhalen die de Bijbel heeft. Vaak worden de psalmen over het hoofd gezien.
Dat is jammer. Want het zijn juist de psalmen die voor kinderen heel herkenbaar kunnen zijn. In de beelden, die in een psalm gebruikt worden, kunnen ze hun eigen ervaring terugvinden. Ook in een kindernevendienst of tijdens een godsdienstles op de openbare basisschool zijn psalmen goed te gebruiken.

Waar zullen de kinderen aan denken als u het begin van Psalm 69:4 op het bord zet?
Uitgeput ben ik van het roepen,
mijn keel is schor geschreeuwd
‘Hij heeft zo lang geroepen, dat hij er moe van werd.’ ‘Misschien was het een kind.’ Ze gaan in hun eigen ervaringen en herinneringen na, of zij dit herkennen.
De juf: ‘Waarom zou hij dan geroepen hebben?’ Antwoord:‘Misschien omdat hij alleen thuis moest blijven?’ ‘Of omdat hij zijn moeder kwijtgeraakt is in de winkel?’ ‘Of hij is bij de dokter.’
Net zoals volwassenen praten kinderen niet graag over hun angsten. Een psalmregel kan hun helpen om de ervaring van angst onder woorden te brengen.
In de psalmen staan veel ervaringen die kinderen herkennen:
* ik ben alleen en ellendig. Mijn hart is vol van angst  (25:16-17)
* Honden staan om mij heen, een woeste bende sluit mij in (22:15-18)

Gebeden

 Het gesprek op God brengen hoeft niet gekunsteld, want dat doen de psalmen zelf. Neem een klassengesprek over Psalm 31. De juf schrijft: ik ben als gebroken aardewerk. Het krachtige beeld uit vers 13. De kinderen reageren:
‘Iemand denkt: ik ben niets meer waard.’
‘Die vaas is als een gebroken hart.’
De juf vraagt: ‘Als het aardewerk eens kon praten?’
Reacties:
‘Kan iemand mij maken?’
‘Ik kan niet meer gebruikt worden. Nu word ik weggegooid.’
De juf schrijft er een commentaar bij op het bord: Ze kijken op mij neer en draaien het hoofd om.
‘Een kind die is gevallen en iedereen staat er om heen te kijken.’
‘Het is niet fijn om zo aangestaard te worden.’
Daarna schrijft ze er nog iets bij: maar u kent mijn ellende. Op deze manier kunnen de kinderen leren, wat de Here doet in deze omstandigheden.

Gebeden en klacht
Wat doen deze psalmregels met kinderen? De angsten die zij herkennen, leren zij om in de hand van God  te leggen. Een kind leert, dat hij in zijn angsten niet aan zijn lot is overgelaten. Op deze manier kunnen de psalmen helpen om een taal aangeleerd te krijgen. Een taal, die ons leert om te vertrouwen op de Heere. Op deze manier leren de kinderen hun nood bij de Heere te brengen.
De nood zal niet direct opgelost zijn. Dat weten de psalmdichter ook. In de psalmen wordt daar vaak over geklaagd, dat de nood nog steeds aanhoudt. In onze cultuur heeft klagen een negatieve betekenis. In de psalmen niet. Daar is de klacht een vorm van verzet tegen de angst, tegen de wanhoop en tegelijkertijd een diep vertrouwen, dat alleen de Heere uitkomst kan bieden.
Het is van pastoraal belang dat kinderen ook de bijbelse klacht leren. Veel mensen lopen op latere leeftijd vast in het geloof, omdat zij alleen maar hebben geleerd om hun vertrouwen uit te spreken op God. Sommigen kunnen dan alleen nog door de klacht heen God vinden.
Het is – ook voor later – goed, dat kinderen leren dat die andere ervaring ook in de Bijbel aanwezig is: de ervaring van ondergaan.

Dankbaarheid
De psalmen kunnen kinderen ook helpen om hun dankbaarheid naar de Heere onder woorden te brengen. Omdat ook de dankbaarheid in duidelijke beelden wordt weergegeven. De Heere die voor regen zorgt (Psalm 104:10-13), die de bomen geplant heeft (104:16), die de dieren voedt (Psalm 147:7-9). De kinderen kunnen uitgedaagd worden om zelf een lied te maken met de beelden die in de psalmen voorkomen.
De Here wordt ook vaak gedankt voor de redding die de Here geeft. Zo bieden ook de psalmen na een bijzondere ervaring woorden om de Here te danken. De psalmen kunnen ons zo ook helpen, waarvoor wij kunnen danken.

Geloofsoverdracht
In materiaal voor kindernevendienst en in kinderbijbels komen vaak alleen bijbelverhalen aan bod. (Een van de uitzonderingen is de Startbijbel, waarin enkele psalmen zijn overgenomen). Andere soorten bijbelgedeelten komen nauwelijks aan bod. Ik denk hierbij aan de brieven uit het Nieuwe Testament, de psalmen, spreuken.
Psalmen kunnen behulpzaam zijn om het geloof aan kinderen over te dragen. Wanneer onze oudste dochter zelf een keuze mag maken voor een Bijbelgedeelte, kiest zij steevast voor Psalm 22. Vanwege de beelden die deze psalm bevat. Op dit moment maakt zij nog niet voor haar eigen leven de link met de beelden van deze psalm. Ze vindt het gewoon een mooie psalm.
Wanneer we kinderen laten kennismaken, heeft dat tot doel om hen verder op de weg van het geloof te helpen. Een kind gaat zijn eigen weg in het geloof. Het is goed om dat bij de voorbereiding en tijdens de kindernevendienst om dat te blijven beseffen. Een kind kan wel geholpen of uitgedaagd worden om verder te gaan.

Concreet taalgebruik
Kinderen denken vaak heel letterlijk. Wanneer zij een figuurlijk bedoelde uitdrukking horen, nemen zij deze vaak letterlijk. Ouders kunnen van deze denkwijze ook weer leren. Deze manier van denken is heel bruikbaar om de psalmen te gebruiken. In psalmen komen hele duidelijke beelden voor. Volwassenen hebben vaak de neiging om die concreetheid van de beelden te verwaarlozen.
Die concrete taal kan kinderen helpen. Bijvoorbeeld om ervaringen en emoties onder woorden te brengen. Kinderen leren een taal kennen en gebruiken waarin hun emoties worden verbonden met de Here. Een geloofstaal, die heel dicht bij hun eigen belevingswereld komt.

Verwoorden van emoties
Met emoties moet overigens zorgvuldig omgegaan worden. Zeker als het gaat om angst. Kinderen laten hun angst niet zien. Uit schaamte voor anderen. Of omdat ze zich kwetsbaar voelen. Net als volwassenen vinden kinderen het niet prettig om geconfronteerd te worden met hun angsten. Wanneer psalmen behandeld worden, leren de kinderen ook woorden die sterker zijn dan de angst.
In de psalmen komt veel angst voor. Vaak met hele duidelijke beelden, die voor kinderen herkenbaar zijn. Bijvoorbeeld omdat ze er wel eens over dromen: want honden hebben mij omringd (22:17), een vloed overstroomt mij (69:3), ik ben moe door mijn roepen, mijn keel is hees (69:4). Of omdat ze het wel eens hebben meegemaakt: een bende boosdoeners heeft mij omsingeld (22:17). Kinderen leren dat hun gevoelens niet vreemd zijn, omdat anderen die ook hebben.
De psalmen leren ook hoe kinderen hun angst bij de Here kunnen brengen. Veel moderne kinderliederen over vertrouwen op God wordt de angst niet onder woorden gebracht. Voor kinderen kan een lied als ‘k Stel mijn vertrouwen een mooi lied zijn. Maar veel kinderen zullen dit lied niet kunnen toepassen, als ze echt bang zijn. Daarvoor is het lied te weinig concreet. Soms bereiken liederen ook het tegenovergestelde effect. Onze zoon van 2 wordt telkens juist bang van het lied Je hoeft niet bang te zijn.

Verschillende vormen
In de psalmen wordt op verschillende manieren over God gesproken: Het loflied is het meest positieve spreken over God. In een loflied wordt de Heere gedankt voor Wie Hij is: barmhartig en genadig is de Heere. Er wordt bezongen welke grote daden Hij allemaal heeft gedaan: de schepping, bevrijding van vijanden. Men kan om verschillende reden een loflief aanheffen. Men ervaart Gods zorg daadwerkelijk en is Hem dankbaar. Het volk is net bevrijd. Het loflied kan het verlangen naar nieuwe daden van God verwoorden.
Een psalmdichter kan ook het vertrouwen verwoorden dat hij in God heeft. Dat kan ook met behulp van beelden: mijn erfdeel, mijn beker(16:5). Soms kan de dichter zichzelf of anderen ook oproepen om te schuilen bij de Heere.
In een psalm kan ook een smeekbede voorkomen. Een bepaalde nood wordt in een gebed verwoord: achtervolging, onterechte beschuldigingen, inval van vijandelijke legers.
Wanneer de bidder het gevoel krijgt, dat God niet hoort, veranderd de smeekbede in een klacht. Een klacht is een nog dringender appèl aan de Heere om in te grijpen. Bij een klacht staat de goedheid van God op het spel.
Dat de Here niet ingrijpt, heeft niet alleen met de verborgenheid van de Here te maken, maar kan ook aan de bidder of het land zelf liggen. In een schuldbelijdenis wordt het afdwalen verwoord.
Daarnaast kan de nood zo hoog zijn, dat de bidder niet anders kan doen dan roepen om het ingrijpen van God. In een wraakbede wordt gevraagd of God wil ingrijpen in een situatie van ongerechtigheid. In dit gebed klinkt de wanhoop en de woede door. Door deze te bidden, gaat men niet zelf aan de slag, maar ziet men af van daden. De Here zal rechtspreken.
Deze verschillende manieren, waarop een psalm in gesprek is met en over God,  kunnen helpen om kinderen voor hun eigen weg met de Heere.

Bewerking van oudere blogs, die enkele jaren geleden als artikel verschenen in HWConfessioneel. Deze bewerking is gepubliceerd in de Veluwse Kerkbode.

Voor wie meer wil lezen, kan terecht bij het mooie boek van Ingo Baldermann over kinderen en psalmen