Preek zondag 26 januari 2020 morgendienst

Preek zondag 26 januari 2020 morgendienst
Afsluiting themaweek van School & kerk.
Schriftlezing: Numeri 21:4-9 en Johannes 3:1-16 (Bijbel in Gewone Taal)

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Midden in de nacht zoekt een man de weg door Jeruzalem.
Omdat het donker is moet hij de weg zoeken in een stad die hij  goed kent
en waar hij bij daglicht gemakkelijk de weg kan vinden.
De man die in het donker zijn weg zoekt, is een belangrijke man: een van de leiders.
De mensen in de stad hebben een grote waardering voor hem,
omdat hij iemand is die veel over de Bijbel en over God weet.
Veel mensen gaan naar deze man, Nicodemus toe, omdat hij wijs advies kan geven.
De mensen waarderen hem ook, omdat hij heel eerlijk en oprecht is.
Nu heeft hij, Nicodemus, die zoveel over God en over de Bijbel weet, zelf een vraag.
Een vraag waar hij het antwoord zelf niet op weet.
En zolang hij op die vraag geen antwoord weet is het in zijn hart net zo donker
Als in de stad, waar hij de weg moet zoeken.
Hij kan zelf een antwoord niet vinden en moet daarvoor naar iemand anders toe.
Naar Iemand, die in de afgelopen dagen in Jeruzalem veel opschudding heeft veroorzaakt.
Jezus heet deze man.
Deze Jezus is in de tempel geweest, waar hij de handelaars heeft weggejaagd
en de tafels van de geldwisselaars heeft omgegooid.
Terwijl hij bezig was, riep hij het uit: ‘Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!’
Die Jezus had ook iets bijzonders over de tempel gezegd,
dat prachtige gebouw dat in de stad stond, het huis van God:
‘Breek deze tempel maar af en ik zal in 3 dagen deze tempel weer opbouwen.’
Nicodemus wil er meer over weten en besluit naar Jezus te gaan.
Daarom loopt hij in het donker door de stad, op zoek naar het huis waar die Jezus is.
Eigenlijk is het maar vreemd dat hij naar die Jezus toe gaat,
omdat de mensen meestal naar hem, Nicodemus, toekomen
als ze willen weten over hoe God in hun leven bezig is.

Zo klopt Nicodemus bij Jezus aan:
‘Rabbi, wij weten dat u een leraar bent, die door God is gezonden. Niemand kan deze tekenen en wonderen doen die u doet, zonder de aanwezigheid van God.’
En dan opeens, weet hij welke woorden hij heeft voor wat er in hem omging,
waar hij eerst de vinger nog niet op kon leggen – wat hij aan Jezus wilde vragen:
hij bespeurt in Jezus de aanwezigheid van God.
Nicodemus weet veel over God.
Hij heeft over God gestudeerd vanaf zijn kindertijd,
jaren besteed aan het bestuderen van de Schrift en de rabbijnse wet.
Maar hij weet niets van de aanwezigheid van God.
Hij heeft veel informatie over God, maar verlangt naar een ervaring van God,
dat hij merkt dat God ook in zijn leven werkt.
Zou God naar wie hij zo verlangt hem op weg gebracht heeft om Jezus te ontmoeten?

Misschien denk jij juist: dat is toch raar voor iemand die zoveel van de Bijbel weet
en zoveel met God bezig is, elke dag bidt en elke dag de Bijbel heel nauwkeurig leest,
dat zo iemand zou willen merken dat God in zijn leven werkt.
Dat is toch niet zo moeilijk te merken?
Als je wakker wordt, dan weet je toch dat God er is? Want Hij geeft je een nieuwe dag.
Hij laat het weer licht worden, zorgt er voor dat straks in de lente de vogels weer fluiten,
dat er bladeren aan de bomen komen, dat je eten hebt.
Je merkt dat God er toch is, omdat Hij voor je zorgt.
Als de juffrouw of meester op school de verhalen vertelt, dan merk je toch ook iets van God?
Afgelopen week hebben jullie veel dezelfde verhalen gehoord:
– het volk Israël dat uit Egypte mocht gaan
– de koperen slang die op een stok werd gedaan
– over die man die een heel grote schuld had en die niets meer hoefde terug te betalen
– over Lydia die in de Heere Jezus ging geloven.
Jullie hebben niet alleen verhalen gehoord, maar ook liederen geleerd,
zoals De vrede van God en Je hoeft niet bang te zijn.
Als je zulke verhalen hoort en als je deze liederen hoort, dan merk je toch iets van God?

De Heere Jezus heeft trouwens een vreemd antwoord voor Nicodemus
en Nicodemus begrijpt er zelf ook niet.
Jezus zegt: ‘Nicodemus, als jij bij die nieuwe wereld wilt horen, die er door God komt,
dan moet je op een nieuwe manier geboren worden.’
Nicodemus kijkt verbaasd op. Hij had een heel andere reactie verwacht.
Hij had verwacht dat de Heere Jezus hem kon uitleggen, hoe God zou merken
En nu zegt die Jezus dat hij opnieuw geboren moet worden.
Hij is toch al geboren?
Hij ziet het al voor zich: dat hij opnieuw in de buik van zijn moeder kruipt:
Daar is hij toch veel te groot voor.
Dat kan toch niet?
Jezus zegt het nog een keer: ‘Nicodemus, als jij bij die nieuwe wereld wilt horen,
die er door God komt, dan moet je op een nieuwe manier geboren worden.’
Nicodemus kijkt de Heere Jezus vragend aan. Hij begrijpt er nog helemaal niets van.
Dan legt Jezus het hem uit: daar kan alleen de Heilige Geest voor zorgen.
De Heilige Geest komt uit de hemel, bij God vandaan, door God gestuurd
En door de Heilige Geest kunnen we merken dat God er is in ons leven.
In enkele klassen hebben we er afgelopen week over gehad wat de Heilige Geest doet.
Wat doet de Heilige Geest?
– De Heilige Geest helpt je met kennis over de Heere God
– de Heilige Geest helpt je om te begrijpen en te zien hoe de Heere God bij jou is.
– de Heilige Geest zorgt ervoor dat de Heere Jezus in je hart is.
– Hij kan er ook voor zorgen dat je verandert
– Hij kan je troosten als je verdrietig bent.
Nicodemus heeft de Heilige Geest nodig.
Je moet op een nieuwe manier geboren worden.
Je bent al een keer als kind geboren. Dat hoef je niet over te doen en dat kan ook niet.
Maar je moet wel de Heilige Geest in je krijgen en die heb je nodig.
Want als je de Heilige Geest hebt, krijg je eeuwig leven.
Iedereen die als baby geboren is, moet een keer sterven.
Je kunt sterven als je heel oud bent, maar ook als je jong bent.
Maar als de Heilige Geest in je woont, blijf je leven, ook al ben je gestorven.
Het wordt Nicodemus niet er niet duidelijker op: blijven leven, ook al ben je gestorven.
Iedereen die een begrafenis heeft meegemaakt,
weet dat als je gestorven bent, je dood blijft. Je zou wel willen dat je bleef leven.
Dan zegt Jezus tegen hem: Nicodemus, Ik zal het je nog een keer uitleggen,
op een andere manier. Nu met een Bijbelverhaal.
Dat Bijbelverhaal heb ik in de klas van groep 3 verteld:
Het was een verhaal van het volk Israël in de woestijn.
Het volk was al zo lang in de woestijn en het moest weer een omweg maken.
Omdat ze niet door Edom, ze moesten weer door de woestijn.
De mensen gingen mopperen: ze zijn al zo lang onderweg.
En ze eten elke dag manna: gisteren aten ze manna, eergisteren, vorige week, vorig jaar
En morgen zullen ze het weer eten, overmorgen weer, en volgende week, volgende maand.
Ze mopperden: in Egypte was het veel fijner.
Wat hadden ze in Egypte?
Ze waren niet vrij, ze moesten hard werken, ze waren slaaf, de jongetjes werden gedood.
Maar dat was beter dan die woestijn hier.
Ze mopperden niet alleen op Mozes, maar ook op de Heere God.
Er kwam een straf: er kwamen slangen.
Giftige slangen. Als de mensen gebeten werden, werden ze ziek en overleden ze.
Ze schrokken en beseften dat ze iets ergs gedaan hadden.
Ze hadden spijt en gingen naar Mozes toe of er toch niet iets gedaan kon worden,
zodat ze niet hoefden te sterven en konden blijven leven.
Mozes moest iets maken:
een slang van koper – op een stok en die stok omhoog houden.
Iedereen die de slang van koper zag op een stok, werd weer gezond en bleef weer leven.

De slang op de stok – dat is nu ook wat er met de Heere Jezus gebeurde.
De koperen slang moest op een stok staan, zodat iedereen die slang kon zien.
Zo werd de Heere Jezus ook opgetild: aan het kruis, zodat alle mensen Hem konden zien.
Wie de Heere Jezus aan het kruis zag, kon blijven leven.
Daar is Hij niet gebleven. Hij is nu naar de hemel gegaan.
Nu kun je niet met je gewone ogen kijken en Jezus zien, maar wel door de Heilige Geest
En dat mag je weten:
Jezus die aan het kruis hing en net als die koperen slang werd opgetild,
zodat iedereen Jezus kon zien – net als die slang toen in de woestijn,
Hij is nu in de hemel.
Door de Heilige Geest kunnen wij Hem in de hemel zien. Niet met gewone ogen,
maar met ogen van geloof.
En kunnen we naar hem toegaan, als we bidden, over Hem zingen, over Hem nadenken,
Als we geloven.
Dan krijgen we het eeuwige leven.
Want dat is wat God wil: dat we voor altijd blijven leven, dat we dat eeuwige leven krijgen.
Daardoor krijgt iedereen die in Hem gelooft, het eeuwige leven.
Want Gods liefde is zo groot, dat God zijn enige Zoon gegeven heeft.
Iedereen die in Hem gelooft zal niet sterven, maar voor altijd leven.
Amen

Afgelopen week was ik in groep 3 
en kreeg ik de vraag of ik het lied dat we gezongen hebben wilde uitleggen.
Dat lied is ook op de Looschool geleerd, op de Timotheüsschool, op de Regenboog.
Vrede van God – vrede betekent dat er geen ruzie meer is, geen oorlog of conflict.
Vrede van God betekent dat het weer goed is met God.
Dat alle verkeerde dingen die je gedaan hebt, de zonde, weg zijn, vergeven zijn.
Je bent weer vrij om naar God toe te gaan.
Die vrede is er door de Heere Jezus gekomen. Omdat Hij aan het kruis is gekomen.
De Heilige Geest zorgt ervoor dat ook wij die zegen kunnen ontvangen.
Dat die vrede, waar we over zongen, ook in jouw hart en mijn hart kan komen.

Vrede van God, de vrede van God,
De vrede van God zij met jou.
Vrede van hem, vrede van God,
De vrede van God zij met jou.

In Jezus’ naam, in Jezus’ naam,
In Jezus’ naam geef ik jou:
Vrede van hem, vrede van God,
De vrede van God zij met jou.

Heilige Geest, de Heilige Geest,
De Heilige Geest zij met jou.
Vrede van hem, vrede van God,
De vrede van God zij met jou.

Het mooie van dit lied is dat het een wens is, of eigenlijk een zegen:
Je wenst dat iedereen die dit lied hoort ook die vrede van God krijgt, in het hart.
Door dit lied te zingen geef je de vrede van God door.

Als die vrede in je hart komt, door de Heere Jezus, door de Heilige Geest,
dan wordt je vrij: vrij van de zonde, vrij van de duivel, vrij van de dood.
Al zul je nog wel sterven, maar dan mag je na je sterven voor altijd blijven leven
en bij de Heere Jezus in de hemel zijn.
Hij schenkt uit goedheid zonder peil, ons ‘t eeuwig zalig leven.
Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naadren van de dood
volkomen uitkomst geven. Amen

 

 

Preek zondag 31 maart 2019

Preek zondag 31 maart 2019
Afsluiting Winterwerk
Johannes 12 en 19

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Elk jaar voeren we actie om geld op te halen voor een aantal doelen.
Elk jaar heeft de actie ook een naam en dat is dit jaar : Geloven in delen.
Geloven in delen: we geloven dat het zin heeft (belangrijk is) om te delen.
Een klein voorbeeld: Ik kan een zak snoep voor mijzelf houden,
maar ik kan die zak ook delen met anderen.
Ik kan die zak snoep voor mijzelf houden, want ik heb die zelf gekocht.
Maar als ik uitdeel, maak ik niet alleen anderen blij, maar ook mijzelf.

In de afgelopen maanden hebben we actie gevoerd voor drie doelen
en met die actie hebben gedeeld.
We deelden iets van ons geld door bij een actie is te kopen.
Dat kan bij de chocoladeletteractie van de zondagsschool zijn geweest,
of de oliebollenactie, de sinaasappelactie. Dit jaar is er zelfs een actiedag geweest.
We hadden het geld voor onszelf kunnen houden,
maar we geloven dat het goed is om een deel van je geld te geven aan anderen,
mensen die we niet kennen, die arm zijn misschien, of geholpen moeten worden.

Waarom doen we dat eigenlijk?
Dat heeft met het eerste woordje te maken: geloven.
Daarmee bedoelen we niet alleen dat we geloven dat delen werkt, zin heeft of mooi is,
maar dat delen te maken heeft met ons geloof in de Heere Jezus.
In het afgelopen seizoen hebben jullie op de clubs en op catechisatie over Christus gehoord
en op zondagsschool en in de kindernevendienst zul je ook verhalen hebben gehoord.
We hebben met elkaar een gedeelte over de Heere Jezus aan het kruis.
Dat was het tweede stukje uit de Bijbel dat we lazen.
We lazen over soldaten. Deze soldaten namen de Heere Jezus mee om te kruisigen.
Hij liep tussen hen in, toen hij bij Pilatus wegging en Hij droeg zelf zijn kruis.
Als ze bij Golgotha aankomen, om Hem daar te kruisigen, doen ze Hem alle kleren uit.
Als ze de Heere Jezus aan het kruis hebben vastgespijkerd,
Waar Hij straks zal sterven, rapen ze de kleren bij elkaar en verdelen die onder elkaar.
Ze scheuren de kleren in 4 stukken, zodat elke soldaat evenveel heeft.
Ook zij geloven in delen: je deelt in de buit, de buit die ze hebben afgepakt
van de man die ze aan het kruis hebben vastgespijkerd.
Misschien was dat hun beloning voor het werk wat ze delen:
dat ze de kleren mochten hebben.
Bij de kleren is er echter één stuk, dat ze niet kunnen scheuren: dat is te bijzonder.
In één stuk geweven: van boven naar onder.
Ze vinden het zonde om dat stuk in stukken te scheuren en dan te verdelen.
Als ze er nu eens om loten, dan krijgt een van vieren het hele stuk.
Het is een beetje vreemd verhaal, dat ene kledingstuk dat helemaal heel blijft.
Waarom vertelt Johannes dat? Dat heeft misschien wel een betekenis.
Een mogelijkheid is dat Johannes wil aangeven: dat onderkleed is bijzonder
omdat priesters zo’n kledingsstuk droegen en Johannes wil aangeven: Jezus is priester.
Aan het kruis brengt Hij een belangrijk offer: het belangrijkste offer dat ooit werd gebracht.
Alleen: nergens anders maakt Johannes duidelijk dat Jezus een priester is.
Wel een koning, maar geen priester.
Een andere, ook heel mooie uitleg is dat die mantel staat voor de gelovigen.
De gelovigen van Jezus vormen een eenheid.
Zelfs door de dood van Jezus worden ze niet verscheurd, maar blijven ze één.
In het afgelopen jaar heb je dat misschien wel gemerkt, bij een van de acties:
Gemeenteleden die verschillend denken en toch je merkt:
je hoort bij elkaar, omdat je bij de Heere Jezus.
En bij het actievoeren merkte je dat buren, die lid zijn van een andere kerk,
ook van jou iets wilde kopen en zo de actie van onze kerk wilde steunen,
omdat ze weten: hoe verschillend als kerk, we zijn één in Christus.

Het kan ook zijn – een derde mogelijkheid – dat Johannes wil laten zien
dat het kruis betekent, dat Jezus alles geeft – alles weggeeft wat Hij heeft,
zelfs Zijn kleren en straks als Hij sterft Zijn eigen leven zal geven.
Jezus kon alles delen wat Hij had en hield voor Zichzelf niets over.
Als Hij zoveel over had voor mensen, dan kunnen wij ook wel iets delen.
Omdat deze winteractie Geloven in delen heet, heb ik er nog een stukje bij gelezen
over de Heere Jezus die uitleg geeft over wat het kruis betekent.
Je zou het zo kunnen zeggen: door te delen wordt iets meer, wordt iets groter.
Dat klinkt misschien gek, want als je iets deelt, wordt het meestal kleiner,
maar als de Heere Jezus aan het kruis, zijn leven deelt, dan wordt het meer.
De Heere Jezus vergelijkt het met een graankorrel:
Je stopt een graankorrel in de aarde en doet er aarde overheen.
Die aarde moet je erover heen doen, anders kan een graankorrel niet groeien,
niet uitgroeien tot een plant, waar weer nieuwe graankorrels in zitten.
Dat in de aarde doen, lijkt wel op sterven.
Zo ging de Heere Jezus sterven,
maar net als bij een graankorrel die in de aarde wordt gestopt,
leverde zijn sterven veel op: veel vrucht.
En weet je wat die vrucht is: dat zijn wij – als we in Hem geloven zijn wij die vrucht.
Wij kunnen leven, groeien en bloeien, omdat de Heere Jezus zijn leven gaf.
Geloven in delen begint bij de Heere Jezus die bereid was om Zijn leven te delen.
Als ik een zak snoep zou hebben, zou ik niet aan iedereen iets kunnen geven,
Ik kan alleen maar een paar kinderen en volwassenen wat geven
en de rest zit te kijken: waarom krijgen wij niet.
Maar als de Heere Jezus gaat delen, dan kan iedereen krijgen
En iedereen krijgt genoeg.

Er zit nog een kant aan delen:
Als ik deze zak snoep wil delen, moet ik niet op de kansel blijven,
maar ervan af komen en naar beneden gaan en dan kan ik het uitdelen.
Om te delen moet ik naar beneden toe.
Dan kan ik gelijk zien hoe het beneden is, om daar in de kerk te zitten.
Dat is ook belangrijk aan delen als iemand komt om je leven te delen.
In dezelfde plaats te wonen: Hij weet dan hoe het hier in Oldebroek is om te wonen.
Stel dat je in Groningen zou wonen en er zo op een dag een belangrijk persoon komen:
een minister, of zelfs de minister-president of zelfs de koning,
dan loopt hij langs de huizen en ziet hij hoe er scheuren in huizen zitten
en kan hij verhalen horen,
Maar hoe het echt is, om te wonen in een huis en een aardbeving te voelen
en te denken dat je huis zomaar kan instorten en bang te zijn om te slapen,
dat kun je alleen maar voelen als je er zelf gaat wonen.
Weet je wat zo bijzonder is: de Heere Jezus kwam uit de hemel naar de aarde.
Hij had kunnen zeggen: Ik heb het in de hemel goed, Ik blijf daar mooi.
De mensen op aarde hebben het er zelf een probleem van gemaakt.
Zij hadden God niet nodig en verkozen verkeerd
Laat ze maar lekker voelen dat ze arm zijn.
Nee, Hij kwam uit de hemel. Al het mooie liet Hij achter in de hemel.
Denk je dat het een pretje voor Hem was om op aarde te komen?
Hij kon hier te maken met pijn, terwijl het in de hemel goed was.
Aan het kruis kreeg Hij te maken met de spot van de mensen.
Dat is trouwens een vierde betekenis van die kleren die de soldaten verdelen:
Alle mensen zullen Hem uitgelachen hebben.
Omdat Jezus naar de aarde kwam, maakte Hij hetzelfde mee,
ook de spot,uitgelachen worden. Hij deelt daarin.
Zijn kleren verdeeld – dat komt uit een psalm waarin de mensen zeggen:
God helpt Hem toch niet., God heeft Hem helemaal in de steek gelaten.

En dat gebeurde aan het kruis ook. Dat Jezus al Zijn kleren kwijtraakte,
betekent ook – de 4e betekenis – dat voor de mensen God zich teruggetrokken had.
Omdat Jezus dat toen ervaren heeft, hoeven wij dat nooit meer te ervaren.
Ja, je kunt het wel eens hebben en denken en zo ervaren,
maar nooit meer zo diep als Jezus, want omdat God Jezus aan het kruis alleen liet,
zal God ons nooit meer alleen laten.
Geloven in delen – betekent ook dat we geloven dat Jezus deelt in onze nood,
zodat wij daarvan los kunnen komen, bevrijd.

Het mooie van de drie doelen is, dat ze allemaal daar iets van laten zien:
* Stichting Gave: delen van je tijd met vluchtelingen
* Stichting Tot Heil des Volks: wonen in Amsterdam, tussen de mensen
die op straat zwerven, in de prostitutie werken.
* Vrienden van GGZ de Hoop: mensen steunen, die psychische problemen hebben.
Ze doen dat, omdat ze geloven dat Jezus naar de aarde kwam
om bij ons te zijn, onze nood te dragen en ook de zonde die voor die nood zorgde.

Op de clubs hebben jullie erover gehoord, op de zondagschool, kindernevendienst,
tov-groep, catechisatie, Bijbelkring.
Ik hoop dat je gegroeid bent.
Bijzonder dat gemeenteleden hun tijd willen delen, met anderen in de kerk:
kinderen, tieners, volwassenen.
We hebben wel een zorgpunt: in september willen we een nieuwe TOV-groep opstarten.
Het lukt heel moeilijk om leiding te vinden.
Natuurlijk, ik weet, eigenlijk doen de meesten hier in de gemeente al iets (of heel wat).
Maar het zou wel jammer zijn als de jongeren niet bij elkaar kunnen komen,
omdat de leiding ontbreekt.
Ik hoop dat jij, of dat u erover na wilt denken om iets van uw tijd te delen.
Uit dankbaarheid, omdat Christus naar de aarde kwam,
om door met hen mee te doen, te laten zien dat Christus kwam om te delen
in ons leven te komen, ons bestaan en dat te delen
En zo te weten wat we doormaakten, maar ook met ons en voor ons stierf.
Aan het kruis werden zijn kleren verdeeld. Hij hield niets over, zou je denken,
maar ook al raakte Hij alles kwijt, Hij kreeg er veel voor terug:
net als die graankorrel, die moest sterven, aarde erover, maar wel veel vrucht droeg.
Hij kwam bij ons, heel gewoon. Amen

Een nieuwe gemeenschap

Een nieuwe gemeenschap
Toen nu Jezus Zijn moeder zag en de discipel die Hij liefhad, bij haar zag staan, zei Hij tegen Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon (Johannes 19:27)

Onder aan het kruis, waaraan Jezus hangt, staat een aantal mensen die nauw bij Jezus betrokken zijn: Zijn moeder, de zuster van Zijn moeder, en Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena en de discipel van wie Jezus houdt. In dit uur laten ze Hem niet alleen. Ze staan daar bij het kruis en moeten wel beseffen dat het snel voorbij zal zijn met Jezus, met Zijn leven en met Zijn werk hier op aarde. Als Jezus er niet meer is, wat zal er dan nog overblijven?

Jezus zelf weet dat Zijn werk niet zal ophouden. Binnen enkele momenten zal Hij zeggen, dat alles is volbracht, zal Hij sterven en in het graf gelegd worden. Na Zijn dood houdt het niet op: Hij zal opstaan. Nadat Hij is opgestaan, zal Hij teruggaan naar Zijn Vader in de hemel. Ook dan zal Zijn werk niet ophouden.
Als Jezus aan het kruis hangt, valt Zijn oog op Maria en op de discipel die er ook staat. Hij gaat wat tegen hen zeggen. In de manier waarop Hij tegen Maria spreekt, komt er een herinnering boven aan die allereerste keer dat Jezus een wonder verrichtte: in Kana, toen het water in wijn werd veranderd. Opnieuw niet een tedere aanspraak van: ‘moeder!’, maar eerder wat afstand: ‘Vrouw!’ Maria staat hier voor Jezus namelijk niet als Zijn moeder bij het kruis, maar als voorbeeld van iedere gelovige die iets van Christus verwacht. Dat deed ze in ieder geval wel, toen in Kana bij die bruiloft de wijn op was en ze bij Jezus aanklopte om de bruiloft te redden. Toen gaf haar Zoon aan, die ook haar Heer is, dat de tijd van Jezus nog niet was gekomen. Nu aan het kruis is de tijd wel gekomen. Dit is Gods tijd.
Nu de tijd gekomen is, Gods tijd, om te sterven, geeft Jezus aan Maria een plek bij Johannes en zal Johannes de plek van Jezus als zoon overnemen. Johannes kan Jezus niet vervangen. Geen enkele levende kan iemand die gestorven is vervangen, laat staan dat een mens de Zoon van God kan vervangen. Het is hier Jezus ook niet te doen om Zijn vervanging, om te zorgen dat de zorg voor Maria verder gaat als Jezus er zo dadelijk niet meer is. Als Jezus Zijn aardse moeder een plek bij Johannes aanwijst, gaat het Hem er om te laten zien, welke betekenis Zijn sterven heeft aan het kruis: Het sterven van de Heere Jezus brengt een nieuwe gemeenschap. Allereerst gemeenschap met God. Het kruis verbindt hemel en aarde. Maar ook tussen mensen brengt de Here Jezus een nieuwe gemeenschap, die belangrijker wordt dan familiebanden en belangrijker dan vriendschap. Aan het kruis Jezus schenkt Zijn moeder aan Zijn vriend en Zijn vriend aan Zijn moeder. Ze vormen samen een gezin, maar niet zomaar een aardse familie. Nee, een nieuwe gemeenschap: de kerk, het gezin van Christus, verenigd om het kruis.

Daardoor kunnen we zien, wat het betekent om gemeente van Christus te zijn. Allereerst betekent dat een eenheid rondom het kruis. Maar het betekent ook dat we elkaar als gemeenschap hebben ontvangen van de Here Jezus. We hebben niet voor elkaar gekozen, zoals vrienden dat doen. Deze nieuwe eenheid moeten we niet te romantisch voorstellen: ook in de gemeente van Christus kan het zijn dat we niet met elkaar en niet zonder elkaar kunnen. Het gaat om een eenheid van andere orde: een eenheid die er komt, omdat de liefde van Christus in ons werkt. Wie gelooft in Christus, wordt lid van dat gezin van Maria en Johannes: het gezin dat één is om het kruis.

Preek zondag 27 januari 2019 – morgendienst

Preek zondag 27 januari 2019 – morgendienst
Afsluiting van de Themaweek van School & Kerk
Schriftlezing: Johannes 13:1-15 (Bijbel in Gewone Taal)

Gemeente
(1) Introductie
Myrthe is aan het spelen in de kamer als haar moeder haar roept.
‘Myrthe, kom eens!’
Ze kijkt op. Ze moet vast een klusje gaan doen,
maar daar heeft ze geen zin in, want ze is zo lekker aan het spelen.
Ze gaat naar haar moeder toe
en inderdaad haar moeder heeft een klusje voor haar om te doen.
‘Myrthe, jij moet voor mij het konijnenhok schoonmaken.’
‘Nee he,’ zegt Myrthe, ‘het zijn niet eens mijn konijnen, ze zijn van Simon!
Kan Simon het hok niet schoonmaken, hij wilde konijnen!’
‘Simon is er niet en het hok moet nodig schoongemaakt worden.’
Myrthe gaat naar buiten en maakt het konijnenhok open.
Het ruikt niet fris en ziet er niet fris uit, ze gaat dit echt mooi niet doen.
Dat moet Simon maar doen als hij thuis komt.
Als moeder later kijkt, blijkt het konijnenhok niet schoongemaakt te zijn.

In een ander gezin heeft een moeder ook een klusje te doen.
Mark krijgt van zijn moeder te horen dat hij de wc moet schoonmaken.
Hij reageert verontwaardigd: Weet je wel wat voor vies werk het is.
Je maakt zelf ook gebruik van de wc, zegt zijn moeder.
En toch ga ik het niet doen, zegt Mark, wc schoonmaken is vrouwenwerk.
Mark maakt de wc echt niet schoon en daarom blijft de wc zoals die is.

(2) Pagina 1: Petrus wil niet dat Jezus zijn voeten wast
Toen de discipelen met elkaar aan tafel gingen, dachten ze vast ook:
Er moet nog iets gedaan worden: de voeten van iedereen moeten gewassen worden.
Maar dat ga ik echt niet doen.
Stel je voor dat ik de voeten van Johannes moet wassen,
dan geef ik aan dat Johannes een belangrijkere discipel is dan mij
en Johannes trekt al zoveel met Jezus op.
Het lijkt wel alsof hij de discipel die door Jezus het meest geliefd wordt.
En denk je dat ik de voeten van Judas ga wassen?
Ik vertrouw die Judas niet. Hij voert iets in zijn schild.
Ik weet niet waar hij mee bezig is, maar hij is de laatste tijd zo anders.
Net of hij er niet meer helemaal bij hoort.
Als Jezus iets vertelt, kijkt hij bedenkelijk en als we met elkaar iets doen
is hij niet meer zo enthousiast als hij eerst was.
Denk je trouwens dat Jakobus míjn voeten ooit eens zal wassen.
Nou, dan moet hij niet denken dat ik zíjn voeten eens zal wassen. Mooi niet!
Uiteindelijk is er niemand die gezegd heeft: ik doe het wel.
Zo zitten alle leerlingen van Jezus aan tafel, zonder dat de voeten gewassen zijn.
Ze eten vaker met elkaar, maar vanavond is het een speciale maaltijd.
De leerlingen voelen dat er iets bijzonders gaat gebeuren.
Zou het eindelijk die bijzondere dag zijn waarop ze gehoopt hebben,
het moment waarvoor Jezus naar Jeruzalem zou komen?
Of zou er iets anders gebeuren? Iets waar ze liever niet aan willen denken.
Want steeds als ze in Jeruzalem komen, hangt er een spanning.
De mensen in Jeruzalem, ze mogen Jezus niet
en ze hebben al eerder gezegd dat ze Jezus willen doden.
Zou Jezus tijdens deze maaltijd vertellen wat Hij in Jeruzalem wil doen.
Maar ondertussen zitten ze daar, zonder dat iemand bereid was om de voeten te wassen.

Dan staat Jezus op. Zou Hij nu gaan vertellen wat ze moeten gaan doen?
Zou Hij zijn plan om in Jeruzalem iets te gaan doen vertellen?
Zou Hij iemand aanwijzen die aan de voeten moet gaan wassen van de anderen?
Nee, kijk eens wat Jezus doet.
Hij staat op van de maaltijd en loopt weg.
Hij doet zijn bovenkleren uit en doet een schort om.
Hij pakt een schaal en een linnen doek en loopt naar de plek waar je water kunt halen.
Dan komt Hij terug bij de kring van de leerlingen.
Het is stil geworden in de zaal. Niemand durft iets te zeggen.
Ze zwijgen als Jezus bij hen komt, bij hen neerknielt en de voeten beetpakt
en met water het vuil van de voeten wast.
Als hij nou was opgestaan, had Jezus hier niet bij mij hoeven te knielen.
Waarom zijn die andere discipelen nou nooit bereid om de minste te wezen.
Moet je zien: nu moet Jezus het doen, omdat anderen het niet willen doen.

Alleen Petrus kan niet stil blijven.
Hij springt op als Jezus bij hem komt en wil Jezus omhoog trekken.
Dat Jezus zijn voeten wast – dat gaat niet gebeuren! Nee, echt niet.
Petrus die ook opsprong in de boot, toen ze wisten dat geen spook was,
maar Jezus die over het water liep en Petrus die naar Jezus wilde toelopen.
PEtrus die eerst visser was, maar door Jezus geroepen werd
om een visser van mensen te worden.
(Op de Timotheüsschool hadden ze een net met vissen gemaakt,
ze zeiden: daar moeten eigenlijk mensen in en geen vissen)
Petrus springt op: nee, Jezus, u bent te belangrijk om mij de voeten te wassen.
Ik wil mij niet door u laten dienen.
Jezus laat zich niet zomaar tegen houden:
‘Petrus, je begrijpt niet waarom ik jouw voeten kom wassen.
Later, als ik mijn taak volbracht heb in Jeruzalem zul je het begrijpen.’

(2) Page 2: Zelf niet bereid om te dienen en je ook niet willen laten dienen
Zou jij opstaan om bij de anderen de voeten te wassen?
Er zullen kinderen zijn, die best bereid zijn om iets voor anderen te doen.
Niet ieder kind zal net als Myrthe gaan protesteren, als zij iets moet doen.

Ik weet zeker dat er best kinderen bereid zijn om te helpen,
Zelfs al is dat niet zo’n fijn klusje, zoals een konijnenhok of wc schoonmaken,
die zelfs bereid zijn om de vieze voeten van iemand anders te wassen,
voeten die door stof en door modder hebben gelopen,
waar misschien schrammen of korsten opzitten.
Je hebt dat vast ook meegekregen van je moeder of vader
of je hebt een vader of een moeder die in de zorg werkt en andere mensen wast
en dan niet alleen de voeten.

Wellicht hadden de discipelen het ook gedaan als Jezus het aan hen gevraagd had.
Maar nu keken ze naar elkaar en dachten bij zichzelf:
Je denkt toch niet, dat ik iets voor hem ga doen?
Dat kan bij jou ook in de klas gebeuren.
Je wilt best iemand helpen met een som uitleggen,
maar niet bij dat meisje uit de klas dat altijd zo irritant is.
En je wilt best samenwerken aan een werkstuk,
maar niet met die jongen, die altijd de baas wil spelen en altijd ruzie maakt.
Je wilt best met andere kinderen mee laten doen met je voetbalteam,
maar niet die jongen die zo’n sukkel is.
Als je dat toch moet doen, juist dat meisje dat zo irritant is helpen met de som,
of samen met die jongen die altijd de baas wil spelen een werkstuk maken
of die jongen die niets van voetballen snapt,
dan is de aardigheid er toch af, dan is er niets meer aan.
Als je één keer begint met helpen kun je altijd wel gaan helpen
en mag je altijd helpen en kunnen anderen achterover leunen.
Jij mag iets doen en zij doen lekker niets.

Bij Petrus is er nog iets: Hij weigert niet alleen om te helpen,
PEtrus die anders altijd zo snel iets doet, zo impulsief,
eerst iets doet en dan pas gaat nadenken of het wel zo verstandig was.
Petrus doet nu niets, ook hij wacht en kijkt naar de anderen.

Bij Petrus blijft niet alleen met de armen over elkaar zitten wachten op de anderen,
als Jezus bij hem komt, wil hij ook niet geholpen worden.
Snap je dat? Iemand wil je komen helpen en dan denk je: nee, dat wil ik zelf doen.
Ik wil me niet laten helpen.
Ik wil me niet laten helpen met mijn jas aan doen, met mijn veters strikken,
ik wil zelf mijn kleren uitzoeken en niet dat iemand anders mij daar bij helpt.
Als ik ruzie heb met iemand anders, wil ik niet dat de juf op school dat oplost,
als iets niet lukt, dan wil ik niet geholpen worden, ik wil het zelf proberen.

(3) Jezus is gekomen om te dienen
Petrus wil niet, dat Jezus bij hem komt zitten, door de knieën gaat en zich klein maakt,
alsof hij, Petrus, belangrijker zou zijn dan Jezus.
Dat moet niet gekker worden.
Maar Jezus zegt tegen hem: ‘Petrus, je snapt nog steeds niet,
Dat ik juist naar de aarde gekomen ben om jou te helpen, om jou te dienen.’
Waarmee moet Jezus Petrus helpen? Hoe kan Jezus Petrus dienen?
Moet het niet andersom: Petrus die Jezus helpt en Petrus die veel voor Jezus doet?
zo had Petrus zich dat vast voorgesteld.

Als je wilt begrijpen, hoe Jezus Petrus en de andere discipelen helpt,
dan moet je kijken naar wat Jezus doet, voordat Hij de voeten wast.
Hij doet Zijn kleren af.
En weet je wanneer dat nog een keer gebeurt, dat de kleren van Jezus uitgaan?
Als Hij aan het kruis gaat, dan doen de soldaten de kleren van Jezus uit.
Ze maken er zelfs een spelletje wie de kleren van Jezus mag hebben.
Net zoals je in de klas een getal moet raden als je de tractatie van de juf mag hebben..
Als Jezus zijn kleren uitdoet om de voeten te gaan wassen,
laat Hij zien dat Hij hen nog een keer wil helpen, nog een keer wil dienen,
als Hij voor hen aan het kruis gaat.
Als Jezus de voeten wast van de leerlingen, zegt Hij tegen hen:
Ik doe het voor jou, voor jou ga ik aan het kruis.
Als je niet wilt dat ik je voeten was, dan hoor je niet bij mij
en dan heb je er niets aan dat ik voor jou aan het kruis ga.
Jezus had kunnen zeggen: Ik houd mijn kleren aan en blijf liggen. Dan maar vieze voeten.
Hij had ook kunnen zeggen: Ik blijf in de hemel.
Maar wat zou er dan met de leerlingen gebeurd zijn en wat zou er met ons gebeurd zijn?

(4) Jezus kwam om ons te dienen.
Jezus is de allerhoogste die er is: de Zoon van God.
Hij woonde in de hemel, bij God en was God, en verliet toen de hemel
waar alles goed was, en mooi, zonder pijn en verdriet,
naar de aarde, waar mensen trots zijn en wachten tot iemand anders iets doet
om te helpen en zelf niet willen helpen.
Hij kwam naar mensen, die helemaal niet geholpen willen worden.
Wij kunnen allemaal die mensen zijn, die een ander niet willen helpen.
Wij kunnen ook iemand zijn, die tegen de Heere Jezus zegt:
Wij willen helemaal niet geholpen worden. U bent veel te belangrijk om mij te komen helpen.
Dat Jezus de voeten wast, dat betekent dat Jezus tegen zijn discipelen zegt: Je hoort bij mij.
Zou hij de voeten van Judas gewassen hebben? Hij zal die vast niet overgeslagen hebben.
Wij kennen dat niet: dat in de kerk de voeten gewassen worden.
Wij hebben iets anders, waardoor Jezus zegt: je hoort bij mij.
Dat is als je als kind wordt gedoopt. Dan zegt Jezus: Ik ga voor jou aan het kruis.
Dat lijkt op wat Jezus doet als Hij de voeten van de leerlingen wast.
Maar je kunt ook zeggen: dat ik gedoopt bent, ach, dat hoort,
maar verder doe ik daar niets mee.
Ik hoef niet te geloven en er hoeft met mij niets te gebeuren.
Dan ben je net als Petrus, die zegt: U hoeft mijn voeten niet te wassen.
Dat laat ik niet gebeuren. Alleen als je zegt: Ik wil door U geholpen worden,
Je laten helpen dat betekent: Heere Jezus, ik weet dat U ook voor mij aan het kruis moest.
Jezus maakt het dan voor mij goed met God.
Wat ik verkeerd gedaan heb, daar denkt God niet meer aan, het is vergeven.

Dan geeft Jezus ons wel er een opdracht bij: Wat ik gedaan heb, dat moeten jullie ook doen.
Dat klinkt gek. Want wij kunnen niet aan het kruis voor iemand anders.
Dat kunnen wij niet doen.
We hoeven straks ook niet bij elkaar de schoenen uit te doen om de voeten te wassen.
Wel elkaar helpen, niet trots zijn of denken: Hij moet eerst eens iets doen.
Nee, omdat Jezus bereid was om ons te helpen, om zijn kleren uit te doen,
de voeten te wassen, aan het kruis te gaan, zegt Hij tegen ons:
Ik verwacht dat je ook bereid bent, om iets voor een ander te doen.
Al is dat iets heel kleins. Want dan laat je iets van Jezus zien.
Amen

Preek zondag 8 april 2018

Preek zondag 8 april 2018
Kinderdienst. Thema: Groeien & bloeien
Schriftlezing: Johannes 15:1-8. Bijbel in Gewone Taal

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

De lente is weer begonnen.
De narcissen bloeien volop en de tulpen gaan beginnen
en de bomen beginnen al groene knoppen te krijgen.
Gisteren was het mooi weer:
Je merkte dat bij het voetballen, bij het spelen in de speeltuin, bij buitenspelen.
Als het mooi weer is, kunnen de bloemen gaan bloeien, de bomen weer groen worden.
Dan worden de lammeren geboren en kunnen de koeien naar buiten.
Dat alles groeit en bloeit, dat de lente gekomen is, dat jonge dieren geboren worden,
dat gebeurt niet zomaar, maar dat komt, omdat de Heere God dat laat groeien.
Een paar weken geleden was het nog heel koud.
Er bloeiden hooguit wat krokussen en misschien een eerste narcis.
De bomen waren nog kaal.
Dan kun je je afvragen: komt de lente nog wel?
Ja, natuurlijk komt de lente, want die komt elk jaar
Het lijkt zo gewoon, dat het weer lente wordt,
dat alles weer groen wordt, dat de bloemen gaan bloeien, dat er jonge dieren komen,
maar het is de zorg van God voor de aarde.
Hij heeft de wereld geschapen en Hij zorgt ervoor dat er weer een nieuw seizoen komt.

Vorige week hebben we Pasen gevierd.
Pasen lijkt op de lente: er is weer nieuw leven, omdat Christus opstond uit de dood.
Alleen het verschil is, dat we de lente heel gewoon vinden.
Dat hoort elk jaar zo te zijn
en het verschil is ook dat na de lente de zomer en de herfst komen en alles weer dood gaat.
Maar het nieuwe leven, de lente die Christus bracht
door op te staan uit de dood
gaat nooit voorbij.

Het bijzondere is dat wij dat nieuwe leven ook kunnen krijgen,
dat er voor ons ook dat nieuwe leven kan komen,
waarvoor Christus stierf aan het kruis en opstond uit de dood.
Jezus zegt: Ik ben een stam en jullie zijn takken.
Takken die afgezaagd zijn, die kunnen niet lang meer leven.
Vorig jaar was een grote tak van een kastanjeboom afgezaagd
En daarna bleven de bladeren toch nog even doorgroeien,
maar uiteindelijk gingen de bladeren dood, omdat ze geen voedsel kregen.
Die voeding die ze nodig hebben, krijgt een tak alleen als hij aan de boom vastzit.
Zo kunnen wij alleen dat nieuwe leven krijgen als we aan de Heere Jezus verbonden zijn.

Daar gaat het dus om: ben jij verbonden met de Heere Jezus?
Net zoals een tak aan een boom vastzit.
Als dat zo is, dan kun je leven, dan kun je groeien, dan kunnen er vruchten aan je komen.
Maar als dat niet zo is, als je niet aan de Heere Jezus verbonden bent?
Wat gebeurt er dan?
Dan gebeurt hetzelfde met een tak die van een boom wordt afgehaald.
Die tak gaat dood en aan die tak kunnen er geen vruchten meer komen.
Dat die tak dood gaat, dat die tak geen vrucht kan dragen, ligt niet aan de boom.
Als jij niet aan de Heere Jezus verbonden bent, als een tak aan een boom,
ligt dat niet aan de Heere Jezus:
Ik ben de stam van Gods druivenplant.
Dat is misschien een gekke vergelijking. Wie vergelijkt zich nu met een stam, een plant?
Nou, in het Oude Testament wordt het volk Israël vaak vergeleken met een druivenplant,
of met een wijngaard, een hele tuin vol druivenplanten.
Die tuin of die druivenplant is door God geplant,
Eerst uitgegraven in Egypte en opnieuw geplant in het land Kanaän.
Waarom deed God dat dan?
Omdat Hij voor Israël wilde zorgen, omdat de Heere wilde
Dat er vruchten aan Israël, de druivenplant, zouden komen: druiven om wijn van te maken.
Wijn om je dorst te lessen, wijn die je kunt drinken als je feest gaat vieren.
Alleen: Israël wilde geen vruchten laten zien. Israël; was niet zo geïnteresseerd in God.
Ondanks dat God zorgde, kozen ze ervoor andere goden te dienen.
Ondanks de zorg van God geen vruchten, geen druiven aan de plant.

En wat doe je met een plant die niets opbrengt?
Als de plant dood is, zaag je de plant om, of hak je de plant om
en gebruik je het hout van de plant om een vuur aan te steken.
Nu zegt de Heere Jezus over zichzelf: Ik ben de stam van Gods druivenplant.
Ik ben de ware wijnstok: Ik zorg dat al die takken wel vruchtdragen,
dat die takken, als ze dood waren, weer nieuw leven krijgen
en toch doen waarvoor God ze geplant heeft: dat er vrucht, fruit aan komt.
Als je aan de Heere Jezus verbonden bent, dan ga je leven en dan komen er vruchten.
De Heere Jezus zei het tegen de discipelen, maar ook tegen ons:
Jullie zijn de takken en zorg dat je aan Mij vast zit en dat je niet meer losgaat.
Want als je los bent, als je nog niet vast zit, of als je losraakt, dan gaat het mis, goed mis!
Daar gaat het om – dat je verbonden bent met de Heere Jezus.

Hoe kun jij vastkomen aan de Heere Jezus?
Als je gaat geloven. Als je de woorden van de Heere Jezus hoort,
als je Hem hoort – en dat kan als je een Bijbelverhaal hoort, of een preek,
Als je je vader of je moeder, iemand van de clubleiding,
een juf op school hoort vertellen over Hem
en je weet, je merkt: dat is waar! Ik wil bij Hem horen, ik wil in Hem geloven.
Dan maakt de tuinman jou als tak vast aan de boom
en Jezus zegt: Mijn Vader, God zelf, is de tuinman.
Hij zorgt ervoor dat je aan de Heere Jezus vast komt te zitten, dat je aan Hem gaat groeien.
Als je gelooft, dan hoef je daar dus niet meer druk over te maken.
God doet het, je bent verbonden.
Het gaat er om of wij willen, of wij aan de Heere Jezus vast willen groeien.
God als tuinman en de Heere Jezus als de stam willen dat. En jij en u?
Als je dat wilt, dan kun je verder groeien.
Je hebt misschien wel ergens in huis een plek waar je een streepje zet
om aan te geven hoe hard je groeit.
Zo kun je ook in geloof groeien: door meer te weten, meer te geloven, meer vrucht.

Wat is nu die vrucht die aan ons kan groeien?
Wat zijn nu vruchten die aan je groeien als gelovige?
Dat je trouw blijft geloven, ook als het niet makkelijk is bijvoorbeeld.
Of dat je merkt dat je geen verkeerde dingen meer wilt doen,
omdat je weet dat je daardoor bij God weggaat, omdat daardoor je tak weer los gaat
en dan gaat het alsnog mis.
Een andere vrucht is liefde – ook voor iemand waar je eigenlijk niet van wilt houden,
maar je weet dat God alle mensen geschapen heeft
en wilt dat alle mensen aan de Heere Jezus verbonden zijn,
dan doe je je best ook van hen te houden.
Misschien heb je pas nog het verhaal gehoord van de Heere Jezus
die de voeten van de leerlingen waste. Hij zei: jullie moeten net zo doen.
Als je bij de Heere Jezus hoort, ga je groeien en bloeien.
Dan kunnen andere mensen dat zien.
Niet alleen maar door wat je zegt, maar door hoe je bent.
Ze zien dan dat in jou de Heere Jezus leeft. Dat noemt de Heere Jezus vrucht dragen.

Dat kan dus alleen als je bij Hem hoort. Als je gelooft.
Alleen dan stroomt het leven dat de Heere Jezus heeft
en dat Hij aan ons wil geven omdat Hij gestorven is en opgestaan
naar jou toe door.

Een boom geeft aan de takken sappen door, voeding.
Als je bij de Heere Jezus hoort, dan merk je ook dat er iets van Hem in jou komt.
Zijn woorden, die ga je doen
Maar ook het slechte waar je aan denkt en dat je doet, wilt doen,
dat wordt uit je gehaald.
Je wordt schoongemaakt van binnen. Gereinigd van de zonden. Door de Heere Jezus.

Er gebeurt nog iets. Dat gebeurt door de tuinman, door God dus die de tuinman is.
Er worden takken weggesnoeid.
Wij hebben om de tuin een coniferenhaag staan.
In die haag van coniferen zitten bepaalde gaten.
Daar hebben vorig jaar takken van andere struiken gezeten.
Zij hebben het zonlicht tegengehouden.
Er kan ook bij ons, bij jou iets zijn, dat het zonlicht van God tegenhoudt
en dat zonlicht is dan: Zijn liefde en genade, Zijn zorg.
Je kan dan niet groeien, en ook geen vrucht dragen.
Dan kun je denken aan een zonde, die groeit.
Of dan kun je denken aan onverschilligheid: je wilt niet geloven, geen zin in.
Of je denkt: geloven, dat komt later wel, als ik volwassen ben.
En dan komt de tuinman, God de Vader, die haalt dat weg.
Die haalt die zonde uit je weg. Die haalt die onverschilligheid uit te weg.
Die haalt de gedachte uit je weg, dat het later wel komt
en je beseft: ik moet nu gaan geloven.
Snoeien kan pijnlijk zijn, maar het is wel beter voor je:
Want dan ga je weer groeien en komen er nog meer vruchten aan je.
Het is pijnlijk, maar het is juist de zorg van God om je beter te maken.
Net als er een splinter in je voet of je hand.
Die kun je laten zitten, omdat het niet fijn is die er uit te halen en toch is dat beter.

Als je groeit en bloeit komt dat door de Heere Jezus,
Die zoals een boom aan de takken voeding doorgeeft aan jou Zijn liefde doorgeeft.
Als je niet groeit, als er geen vruchten zijn, dan ben je maar een kale tak,
een dode tak. Dan doe je niet waarom God je gemaakt heeft.
Hij kan je afknippen en weggooien en verbranden.
Eens zal God alle zonde wegdoen, alles wat niet bij Hem hoort wegdoen, voor altijd.
Maar het is Pasen geweest. Wat dood is, kan levend worden.
Wat dood is, kan door de Heere Jezus tot leven gewekt worden.
Als jij nog dood bent, is er hoop voor je.
Als je bij de Here Jezus gaat horen, ga je leven.
maar altijd bij Hem te blijven: altijd naar Zijn woorden luisteren.
Het is een waarschuwing om niet bij Hem weg te gaan.
Doe je dat, dan kun je veel mooie dingen laten zien: vruchten groeien er aan je!
En alle mensen zullen zeggen: Wat is God goed!
Ze zullen zeggen: We zien dat God werkt, dat God een tuinman is, die zorgt.
Dat willen wij ook. Wij willen ook bij de Heere Jezus horen.
Zo maken jullie de hemelse macht van Mijn Vader zichtbaar
Dan groei je en bloei je – tot eer van God.
Amen

Preek zondagavond 18 juni 2017

Preek zondagavond 18 juni 2017
Zangdienst met Elburgs Mannenkoor OBK
Schriftlezing: Johannes 10:1-16

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Afgelopen maandag kwam er om 22.15 uur een berichtje in de app-groep van mijn familie:
Help! Wie heeft een fietsendrager en heeft nu tijd?
Jw was een stuk fietsen, maar zijn band is lek.
Hij is ergens in Wageningen.
En ik kan natuurlijk niet autorijden. En ma is in gesprek en pa neemt niet op.
Het is een bericht van mijn zusje die net als de meeste familieleden in Veenendaal woont
en Jw is haar man.
Een andere zus appt terug: ik heb geen fietsendrager.
Maar ik kan wel voor je langs pa rijden voor je.
Maar goed,even later komt het berichtje van mijn zus dat ze mijn moeder aan de lijn heeft
en dat mijn vader mijn zwager gaat halen.
Gelukkig, want anders moest hij 2 uur lopen.
Dan ben je vader en woont je dochter al enkele jaren op zichzelf
en dan nog kun je bijspringen om je schoonzoon op te halen met de auto.
‘Wel mooi makkelijk van je zus,’ zijn mijn vrouw, ‘om zo je vader hiervoor te vragen.’
‘Ach,’ was mijn reactie, ‘hij is toch bij huis en deze zwager komt vaak bij mijn ouders
en mijn vader doet dat graag: anderen helpen als hij dat kan.’
Als vader zet je je in voor je kinderen, ook als ze de 30 zijn gepasseerd
en al enkele jaren uit huis zijn en op zichzelf wonen.

Ik was de avond waarop dat berichtje van mijn zus binnnenkwam,
bezig geweest met Johannes 10 en ik had me steeds afgevraagd
op welke manier ik een beeld uit onze eigen tijd voor de herder zou kunnen gebruiken.
Na dat berichtje had ik er direct een idee bij:
iemand die je komt ophalen als je niet zo makkelijk verder kunt
en daar ook niet moeilijk over doet en direct op weg gaat.
Ik zet mijn leven in voor de schapen, zegt Jezus.
Hij is bereid om je op te zoeken, als je niet meer verder kunt,
zegt hij over de herder in een andere, bekende gelijkenis.
Ophalen en thuisbrengen, er op afgaan en als het moet Zijn leven in de waagschaal stellen.
Nadat ik de berichtjes had gelezen, bedacht ik me ook nog iets anders:
opgehaald worden omdat je niet verder kan en thuis gebracht moeten worden,
je mee laten nemen – dat zegt niet alleen iets over wat Christus voor ons wil doen,
maar dat laat ook iets over onszelf zien:
dat we vaak minder sterk zijn dan we van onszelf denken
en dat we het helemaal niet alleen redden en steeds moeten aankloppen om hulp.
Zo denk ik niet vaak over mijzelf na,
als iemand die opgehaald moet worden en thuisgebracht moet worden,
als iemand die geleid moet worden, omdat ik anders niet thuis kom.
Want als kind droomde ik vaak dat ik een redder zou zijn.
Dan zag ik het voor me, hoe ik de juf die ik had zou redden,
of hoe ik in een oorlog de vijand in mijn eentje tegen zou houden,
zodat de rest zou kunnen vluchten.
Ik fantaseerde dan hoe ik zelf mijn leven zou kunnen inzetten om anderen te redden.
Dat dit niet alleen een fantasie van jongens is,
blijkt wel uit een film die sinds deze week draait: Wonder women,
over een vrouw die een superheld is en steeds voor uitredding zorgt.
De droom om een held te zijn en anderen te redden komt blijkbaar meer voor.

Hier draait Jezus het om: jullie zijn niet de held, die de wereld verandert
die voor redding zorgen en de kwaaddoeners verslaan,
maar jullie zijn eerder een buit, die geroofd kunnen worden.
Schapen zijn jullie op wie veedieven het gemunt hebben,
om jullie weg te roven uit de schaapskudde,
omdat ze niet willen dat je van Mij bent.
Zij zetten zich niet voor je in om je te redden, maar ze willen je stelen om je te verslinden.
Wie zou Jezus bedoelen met die huurlingen, die niet bereid zijn om alles te geven,
ingehuurde krachten, die geen hart hebben voor de kudde,
maar alleen aan zichzelf denken en zichzelf verrijken ten koste van de schapen,
ten koste van u als gelovige.
Dat is allereerst de satan, de tegenstander van Christus.
Dat kunnen ook mensen zijn, die leiding geven over een gemeente
maar ook op andere plekken – een bedrijf, een instelling, een organisatie –
dat alleen maar doen om er zelf beter van te worden.
Dat kunnen verleidingen zijn, die je een gelukkig leven voorspiegelen,
maar je ondertussen in beslag nemen en bij God vandaan voeren.
Dat kan je werk zijn, waardoor je kunt denken:
ik heb het goed, ik kan het zonder God wel redden.
Ik heb niet Iemand nodig die mij thuisbrengt, omdat ik zelf nog wel verder kan
en zelf ervoor kan zorgen dat ik thuis kom.
En zolang mijn hypotheek kan betalen, mijn auto heb afbetaald, op vakantie kan gaan,
de sport en de studie van mijn kinderen kan bekostigen heb ik het hier goed
en hoef ik niet na te denken over het leven dat komt in Gods heerlijkheid.

Afgelopen week was ik bij de opticiën en moest ik mijn ogen weer laten opmeten.
Hij vroeg aan mij: heb je problemen met lezen?
Ik keek hem verbaasd aan, waarop hij naar mijn leeftijd vroeg
en aangaf dat ik inderdaad nog niet aan multifocale glazen hoefde te denken,
maar toch … en of ik medicijnen gebruikte die van invloed waren op de ogen.
Ik had verder niets.
Zolang ik maar gezond ben, hoef ik nergens over na te denken
en zolang ik maar kan gaan en staan waar ik wil, kan ik gedachteloos leven.
Ik ging erover nadenken: een goed leven hebben en gezondheid, dat zijn zegeningen,
maar als je daarbij God vergeet, is het zo’n ingehuurde kracht,
die net doet of die voor je zorgt, maar je erbij laat zitten als er gevaar dreigt
en als je niet oplet, je in een val lokken.
Toen ik studeerde was er spaarproduct, dat je garandeerde dat je inzet zou verdubbelen.
Het werkte met aandelen.
Maar er werd er niet bij verteld dat het geld geleend was, waarmee belegd was
en dat je dat zou terugbetalen
en er werd ook niet goed uitgelegd dat als de aandelen onderuit zouden gaan
ik daar zelf de dupe van zou zijn.
Zelf ontsprong ik redelijk de dans en had er niet veel schade van,
maar een broer van mij heeft jaren geen hypotheek kunnen krijgen,
omdat deze spaarconstructie hem een schuld opleverde.

En dan zegt Jezus:
Mijn schapen hebben door als ze worden verleid.
Ze trappen er niet in.
Is dat zo?
Trapt u er niet in als er iemand op u afkomt
en ook u wilt leiden en u een mooi leven voorspiegelt,
waar van je diep in je hart wel weet dat alleen Christus maar dat kan bieden,
dat je dan tegen jezelf zegt: niet aan meedoen, want het is niet de Heere.
Niet op ingaan, want het is niet de goede Herder,
maar een ingehuurde kracht?
Die van Mij zijn, zegt Jezus, trappen er niet in:
Want ze herkennen Mij aan Mijn stem.
Ze weten het wanneer Ik het ben en ze weten ook wanneer Ik het niet ben.
Die ingehuurde krachten kunnen nog zo’n mooi leven voorspiegelen,
het heeft geen zin om de schapen van Christus te verleiden.
Dat is wel heel stellig, toch?

U roept ons mensen in Uw heerlijkheid,
leven om Jezus’ wil in eeuwigheid.

Waarom roept Hij ons, waarom haalt Hij ons op als we niet verder kunnen?
Om het leven te geven in al zijn volheid, leven geven, zoals alleen Christus dat geeft.

Ook daar had ik de afgelopen week een associatie bij.
Voor de cursus die ik volg waren we naar het fotofestival in Naarden
en een van de series foto’s heette Bank run:
mannen in driedelig pak en vrouwen in mantelpakje- allemaal rennend
waarschijnlijk naar hun volgende afspraak.
Bij die foto’s stond: dat jachtige is hun echte leven
en dan is het leven in de volheid die Christus geeft een contrast met dat jachtige leven.
Al gauw hadden we met elkaar een gesprek of het wel eerlijk was
om deze mensen rennend te fotograferen, want uiteindelijk wist de fotograaf niets van hen
en gebruikte hij alleen maar hen om zijn punt te maken
Zijn niet meer mensen zo druk, dat ze al rennend – misschien figuurlijk- door het leven gaan?
Het leven dat Jezus geeft – biedt wel meer, leven in al zijn volheid
En dat zit niet in materiële voorspoed, niet in rijkdom, gezondheid.
Een christen kan zelfs zingen: ‘t zij vreugde mijn deel of smart mij verteert
‘t is goed wat God doet.
Heer, laat in mijn sterven uw troost mij nabij, ‘t is goed wat God doet.
Een rust, grazige weiden en stille wateren, die de Heere nu al geeft,
omdat je Hem kent en Hij voor je zorgt.
Meer heb je toch niet nodig?


De Heer is mijn Herder!
Hij waakt voor mijn ziel,
Hij brengt mij op wegen
van goedheid en zegen,
Hij schraagt m’, als ik wankel,
Hij draagt m’, als ik viel.
Amen

Preek Eerste Pinksterdag 2017

Preek Eerste Pinksterdag 2017
Belijdenisdienst
Schriftlezing: Johannes 15:1-17

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Op de eerste woensdagavond in oktober begon de eerste avond van belijdeniscatechisatie.
Zo’n eerste keer is het altijd spannend:
Hoeveel komen er? Wie komen er allemaal?
Dit keer had ik het iets anders aangepakt:
Ik had een aantal uitnodigingen laten afdrukken en die bij een aantal huizen afgegeven,
in de hoop dat ik daarmee er een aantal over de streep kon trekken om mee te doen.
De eerste avond stapten er tien mensen bij ons de drempel over
en enkele weken later kwam de elfde erbij.
Ze kwamen aarzelend binnen, onzeker of belijdeniscatechisatie wel iets voor hen was.
Het was al een grote stap om aan de belijdeniscatechisatie te beginnen,
en of ze er aan toe waren om belijdenis te doen, wisten de meesten niet zo goed,
en avondmaal stond al helemaal ver weg – nu nog steeds wel,
maar ze hadden wel het idee dat ze er aan moesten beginnen.
Het duurde misschien even voor het echt op gang kwam,
wellicht ook door hoe ik de belijdeniscatechisatie deed
het was wel even slikken toen halverwege de vraag kwam of het anders kon,
maar het werden steeds mooiere avonden.
Met als mooiste avond misschien wel, die van afgelopen woensdagavond,
met vier leden van de kerkenraad, die zelf aangaven hoe zij belijdenis gedaan hadden
en heel persoonlijk over zichzelf vertelden,
over hoe zij zelf waren meegenomen door iemand anders, of de vragen die ze later hadden,
een tijd hadden gehad, waarin geloof wel heel ver weg was door hun manier van leven.
Of hoe tegenslag in het leven onverwacht dichter bij God bracht.
En die openheid gaf ook jullie gelegenheid om te vertellen, hoe jullie erin staan.
Dat jullie ook je vragen hebt, door wat je allemaal bent tegengekomen.
dat er ook heel wat nodig was om je op belijdeniscatechisatie te krijgen,
En dat het avondmaal echt nog een hele stap is,
maar ook dat jullie gegroeid zijn en dat jullie zelfs gingen uitkijken naar deze dag,
waarop je voor in de kerk “Ja!” tegen God zou gaan zeggen.
‘Ik wil mijn doop overnemen, toen mijn ouders “Ja!” zeiden tegen God,
toen ik het nog niet kon.”
Ik denk dat de ouders, die deze dag mee kunnen maken, alleen maar dankbaar mag zijn,
om te zien dat uw kind nu belijdenis doet
en in het openbaar aangeeft met de Heere verder te willen gaan.
Zelf vind ik het een voorrecht om getuige te mogen zijn van jullie groei in geloof.
Al zullen jullie zelf misschien zeggen, dat je nog lang niet uitgegroeid bent,
misschien zeg je wel dat je nog maar net begonnen bent met groeien in geloof.
En toch is dat al die vrucht, waar de Heere Jezus over spreekt, die aan je groeit,
Als je verbonden bent met Hem, zoals een tak verbonden is aan een druiventak

Je draagt nu al vrucht, omdat het geloof in jullie is gaan werken
en omdat je daar iets van kunt aangeven, door in het openbaar belijdenis af te leggen.
Vandaag wordt het zichtbaar dat jullie aan Christus verbonden zijn.
Dat is niet iets wat vandaag pas gebeurt.
Dat je aan Hem verbonden raakte, dat is al eerder gebeurd.

Voor de een in de kindertijd en daarna altijd met Christus verbonden,
voor de ander na een tijd waarin de kerk en het geloof op een heel laag pitje stond.
Voor de één een aarzelend geloof, waarin de vragen gebleven zijn,
voor de ander een geloof waarin je steeds overtuigder raakte.
Maar toch allemaal aan Christus verbonden, als je Heer.

Het idee om over dit gedeelte te preken was toen er bij ons aan het begin van het voorjaar
in de tuin een tak van de kastanjeboom lag, die was afgezaagd.
In de tijd dat er knoppen aan de boom kwamen, werd de tak afgezaagd.
De afgezaagde tak lag daar al en de knoppen kwamen uit, de tak kreeg bladeren.
De bladeren waren ook gewoon groen, alleen waren ze wat slapper.
Hoe stevig de tak ook – het was een forse tak – de bladeren zouden niet blijven leven.
Er kwam een moment dat de tak dood zou gaan,
omdat de tak was afgesneden van de boom.
Ik bedacht bij mijzelf, dat als je losraakt van Christus, dat je dat niet altijd direct merkt.
Je leven kan gewoon doorgaan.
Alleen heel langzaam aan ga je dood in geestelijk opzicht.
Zoals het voor die tak van levensbelang is om aan de boom vast te zitten,
is het voor ons als gelovigen ook van belang om aan Christus vast te zijn,
op Hem aangesloten te zijn.
Misschien heb je meegemaakt, dat je als tak afgebroken bent geweest, een tijd zonder geloof.
Of dat je slechts een klein beetje aan Christus vastzat, of de voedingsstoffen niet nodig had.
We geloven en we zien dat gelukkig ook dat God afgebroken takken weer vastmaakt
aan Hem, met Hem verbindt, zodat je weer gaat leven,
kracht van Hem krijgt en wijsheid, liefde en zelfs gaat groeien en vrucht gaat dragen.
Ik ben de ware wijnstok.
Daar begint het mee.
Als je teruggaat, hoe dat geloof in je leven gekomen is, zul je ontdekken
dat je niet zelf de eerste bent, maar dat Christus de eerste is
en dat je aan Hem vastgemaakt bent en dat er vanuit Hem als de stam
al kracht naar je toekomt – de Heilige Geest, geloof, betrokkenheid, interesse,
voor dat je dat goed en wel door hebt.
Dat heeft Hij al bij je doop beloofd en het is mooi om te merken dat Hij die belofte waarmaakt.
En dat Jezus de ware wijnstok is, geeft aan, dat je alleen aan Hem verbonden kunt zijn.
Je kunt het wel ergens anders zoeken en misschien heb je dat ook wel geprobeerd,
maar wat Christus je biedt, kan niets of niemand anders je geven.
Daarom zijn jullie te feliciteren dat je van Christus bent, dat je dat mag belijden vandaag!

Jezus zegt ook iets over Zijn Vader: Mijn Vader is de wijngaardenier.
Dat is een mooie typering,
want een wijngaardenier is iemand die veel zorg besteed aan zijn planten.
Wat Jezus hier zegt over Zijn Vader is dat God een vakman is, een ambachtman,
die met liefde en zorg met ons leven bezig is, steeds heel precies en heel nauwkeurig,
zoals een wijngaardenier steeds langs zijn planten loopt, elke dag weer opnieuw
en stuk voor stuk de takken bekijkt, of ze er goed bijhangen
en kan genieten van de vruchten die groeien en straks dankbaar de vruchten plukt.
Zo is de Heere steeds elke dag weer zorgvuldig met het leven van ons allemaal bezig,
Stuk voor stuk besteedt Hij als een vakman liefde, zorg en aandacht aan ons leven.

Er zijn momenten waarop je die zorg van God voor je leven merkt.
In de geboorte van een kind bijvoorbeeld, als de Heere dat verlangen vervult.
Of al eerder, als je samen komt.
Dat is het mooie van een bruiloft: dat zichtbaar wordt dat God twee mensen samenbrengt
om hen gelukkig te maken door hun levens bij elkaar te brengen.
Wanneer een stel bij mij in de kamer zit om het huwelijk voor te bereiden,
vraag ik nogal eens, hoe ze bij elkaar gekomen zijn.
Niet alleen uit nieuwsgierigheid (dat ook!), maar om hen ervoor de ogen te openen,
dat God toen al in hun leven bezig was.
Vaak waren ze zelf niet zo met God bezig; dat groeide pas tijdens de verkeringstijd.
Vaak hebben ze elkaar ontmoet, op plaatsen waar ik niet mocht komen.
Gods werk in ons leven is vaak verrassend
en God is al bezig om ons bij Hem te brengen, aan Christus te verbinden
voor wij dat door hebben.
Vaak gaat dat ook geleidelijk aan. Een plotselinge bekering komt maar zelden voor.
Vaak is het een lange weg, waarbij je eerst wat onrustig wordt,
op zoek gaat, weer naar de kerk gaat,
of als je naar de kerk bleef gaan, dat de preken en de liederen je gaan aanspreken
en dat je na blijft denken over wat er tijdens de dienst gezegd en gezongen wordt.
Je raakt wat meer thuis in de gemeente, je gaat met meer plezier naar de kerk.
Je gaat er echt naar verlangen en je gaat het missen als je er niet bent geweest.
Je gaat er doordeweeks ook steeds meer mee bezig
en anderen om je heen merken dat misschien ook wel.
Je draagt vrucht, soms nog voordat je daar zelf van bewust bent.
We hebben het daar ook over gehad.
Dat je de vrucht niet altijd zelf ziet.
En de vrucht die je aan je draagt is ook geen perfect geloof.
Want een perfect geloof is niet mogelijk, je blijft zondigen,
ook nadat je bent gaan geloven en ook nadat je belijdenis hebt gedaan, zul je dat blijven doen.
De vrucht die aan je groeit, is dat je ondanks je onvolmaaktheid
het steeds bij de Heere zoekt en van Hem verwacht en naar Hem toegaat.
De vrucht die aan je groeit is dat je je leven niet meer zonder de Heere kunt voorstellen
en het ook niet meer zonder Hem wilt doen
Vrucht is ook, dat je ondanks je vragen die je hebt, blijft vasthouden en blijft zoeken
en God niet loslaat, ook al is Hij voor je gevoel niet te bereiken.
Dat gebeurt niet bij iedereen. Je kunt ook in moeilijke tijden juist dichter bij God komen.

De Heere Jezus vertelt dat het niet altijd makkelijk is om te geloven.
De Vader als wijngaardenier snoeit ook.
Daar kunnen heel wat die hier in de kerk zijn over mee praten
en dat is voor jullie, die belijdenis doen, ook niet onbekend.
Momenten in het leven, waarop het tegenzit, waarop God ver weg is,
waarin iemand wegvalt, die veel voor je had kunnen betekenen:
een vader, een moeder, een opa, oma, een vriend, een vriendin.
Als je ermee geconfronteerd wordt, dat gezondheid niet vanzelfsprekend is,
omdat je zelf ziek wordt, of iemand van wie je veel houdt,
Omdat een diepe wens, om een partner te vinden, om een kind te ontvangen,
niet vervuld wordt.
Dat snoeien kan soms diep insnijden
en kan bij de een ook wel eerst een afstand tot God geven,
of een geloof waarin je met God worstelt:
Als U mijn Vader bent, waarom moet mij dat overkomen?
Die vragen kunnen overkomen als ongeloof.
Het heeft mij geholpen om van die vragen af te komen, door te ontdekken
dat een worsteling met God niet persé ongeloof is,
maar uiteindelijk een diep geloof, een intens verlangen om iets van God te merken.
Zo kan God ook werken: doordat je iets mist, doordat je kan hebben,
dat je God niet ervaart in je leven, dat je maar doorzoekt
een zoektocht, een worsteling, waarbij je achteraf gezien vastgemaakt werd aan Christus.
Om niet de vrucht van een perfect geloof te dragen,
maar de vrucht van een hartstochtelijk verlangen, een gemis aan God.

Dat snoeien van God kan ons klein houden en nederig,
het kan onverwacht zijn en diep insnijden, maar uiteindelijk is het vooral zorg en liefde,
van God die als vakman weet hoe Hij ons leven bij Hem kan brengen
en hoe ons leven aan Hem verbonden blijft
en hoe, door aan Hem verbonden te zijn, wij vrucht kunnen dragen – tot eer van God.
Daarom ben ik van harte dominee,
omdat ik de gemeente steeds weer die vrucht tegenkom,
waarin ik mag zien hoe iemand gehecht is aan Christus en leeft uit Hem.
Vaak is diegene er dan heel bescheiden over, vaak heel verbaasd,
en eigenlijk onzeker of er wel vrucht te vinden is.
Dat vrucht dragen is iets dat gebeurt, doordat je aan Christus verbonden bent,
uit Hem leeft en de Heilige Geest in je werkt.
Daarom is het van belang om bij Christus te blijven en aan Hem gehecht te zijn.
Raak je los, dan raak je Christus kwijt – en dat is niet wat jullie willen.
Daarom hebben jullie de gemeente ook nodig, die om je heen staat
met gebed en met dezelfde zorg en aandacht als de Vader:
Om jullie aan te spreken als je Christus kwijt dreigt te raken,
om je verbonden te houden aan Christus.
Door de ervaringen te delen, dat hoeven geen succesverhalen te zijn
over hoe geweldig je bent als gelovige, maar eerlijke en open verhalen,
hoe je God soms kwijt bent, maar hoe Hij je dan weer vindt,
Hoe je door God wordt vastgehouden en hoe je zelf je best doet, voor wat je kan,
om aan Christus verbonden te blijven.
Om te delen met elkaar, hoe je die zorg van God, de Wijngaardenier, de Vakman,
in je leven merkt, ook hoe je merkt hoe God je snoeit.
En vaak hebben we dan elkaar nodig, om in die tijden te merken,
dat God juist bezig is om ons uit Christus, vanuit die gehechtheid aan Christus,
zoals de tak vastzit aan de stam, te laten groeien en vrucht te laten dragen.
Dat jijzelf en de anderen om je heen merken dat je van Christus bent en door Hem leeft.

Het is vandaag Pinksteren.
Pinksteren is het feest, waarop we vieren dat het Evangelie van Christus verspreid wordt.
Hoe mensen stuk voor stuk aan Christus verbonden worden.
Vandaag mogen we allemaal getuige zijn, hoe jullie aan Christus verbonden zijn geraakt.
Dat is voor ons een een bemoediging, voor degenen die al eerder belijdenis deden.
en het zet ons ook aan het denken, ook degenen die geen belijdenis hebben gedaan:
Waarom staan wij daar eigenlijk niet?
wat houdt ons nog tegen om volgend jaar mee te doen?
Het mooie is dat bij het vrucht dragen de aandacht ook naar God gaat.
Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent.
Dat laatste zullen jullie wel beamen: Ik ben discipel geworden.
Maar dat je vrucht draagt en dat God door jullie wordt verheerlijkt?
Ja dat is zo! Dat zijn we allemaal, die hier in de kerk zijn.
We zijn getuige van jullie vrucht en we zijn daar God enorm dankbaar voor.
Die dankbaarheid is er bij jullie ook,
maar jullie kijken ook vooruit: zal ik het waarmaken? Val ik niet terug?
Daarom dat gebed – en we geloven dat Christus dat zal verhoren:
Leer mij Uw weg, o Heer, leer mij Uw weg.
schenk van Uw kracht mij meer, leer mij Uw weg.
Houdt mij in evenwicht, dat ‘k voor Uw aangezicht,
wandel in ‘t volle licht. Leer mij Uw weg.

Het lied eindigt in een belijdenis, daar mag je je ook aan vasthouden:
Hoe sterk ook satans macht, Jezus geeft licht en kracht
ieder die Hem verwacht; Hij is nabij
Amen

Preek zondagmorgen 21 mei 2017

Preek zondagmorgen 21 mei 2017:
de Geest als Aanmoediger, als Opvanger en Confronteerder

Johannes 14:15-31
Tekst: Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam,  Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb (Johannes 14:26)

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Tijdens een voetbalwedstrijd gaat het eerst goed met een team.
Er worden enkele doelpunten gescoord en de ouders langs de kant juichen bij elk doelpunt,
maar halverwege de eerste helft gaat er iets mis.
Opeens scoort de tegenpartij en de tegenpartij gaat daarna beter voetballen.
Weer een doelpunt van de tegenpartij. Als het rust is, is het bijna gelijk.
De trainer roept de voetballers bij elkaar en spreekt hen toe:
‘ Het ging eerst zo goed. Kom op, deze ploeg kunnen we best aan.’
Als de tweede helft begonnen is, moedigt hij samen met de ouders het team aan.
De woorden van de trainer lijken te hebben geholpen.
Het team voetbalt beter en uiteindelijk wordt het een overwinning.

Ingrid heeft hard geleerd voor haar examens.
Het is best spannend om de examens te maken,
want het kan nog alle kanten op:
met een beetje geluk slaagt ze; als het tegenzit zakt ze.
Nadat ze de examens heeft afgerond, denkt ze dat het redelijk is gegaan,
maar ze weet het niet zeker.
Op de dag dat de uitslag bekend wordt gemaakt, wordt ze gebeld.
Ze heeft het niet gehaald. Ook een herkansing zal geen zin hebben.
Ze is er helemaal van slag van. Hier had ze niet op gerekend.
De moeder van Ingrid had er voor de zekerheid gezorgd dat ze thuis was.
Als haar dochter geslaagd was, kon ze gebak halen en feestvieren, de vlag uithangen.
Als ze het niet haalde, was ze er om haar dochter op te vangen.
Dat laatste, dat opvangen blijkt nodig te zijn.
Ze loopt op de dochter, slaat een arm om haar heen.

De ouders van Jort worden opgebeld: of ze in de Boni langs willen komen.
Daar aangekomen, worden ze meegenomen naar het kantoor van de bedrijfsleider.
Er zit ook twee agenten en de ouders schrikken en ze begrijpen waarom ze moesten komen.
Jort is betrapt op winkeldiefstal.
En dan horen ze dat Jort al een tijdje in de gaten werd gehouden,
omdat het winkelpersoneel al het vermoeden had, dat hij stal.
Nu hebben ze hem op heterdaad betrapt en de politie gewaarschuwd.
Daarna hebben ze ook de ouders van Jort ingelicht.
Thuisgekomen gaan ze het gesprek met Jort aan.
Hij krijgt een aantal beperkingen: een maand lang krijgt hij geen zakgeld, geen spelcomputer
en moet de boete helemaal terug betalen
Na school een week lang niet naar vrienden, maar direct naar huis.
Als het weer voorvalt, dan zal de straf strenger zijn.

Het zijn drie verschillende voorbeelden, maar in het Grieks van het Nieuwe Testament

kan er één woord voor worden gebruikt
En dat is het woord dat in onze tekst is weergegeven met Trooster,
een woord dat verschillende betekenissen heeft:
– aanmoedigen en stimuleren als je de moed verliest, om toch door te gaan, zoals in het voorbeeld van het voetbalteam, dat eerst goed gaat, maar daarna inzakt.
– je opvangen en troosten als het tegenzit, zoals bij Ingrid, die een teleurstellend resultaat behaalt bij haar examens.
– je corrigeren en terugroepen, vermanend toespreken,
of zelfs straffen in de hoop dat je inziet wat er misgegaan is, zoals dat bij Jort nodig was.

Dat zijn ook allemaal taken die de Heilige Geest doet.
Zijn taak als onze Trooster is dat Hij ons zowel aanmoedigt, als opvangt en troost,
als corrigeert en weer op het juist pad brengt.
We zouden ook kunnen weergeven als: de Heilige Geest als Aanmoediger, Moed-inspreker,
de Geest als Opbeurder,
de Geest als degene die je laat weten dat het zo niet kan.
Dat kan allemaal in het Grieks in één woord worden weergegeven
en wat al die verschillende betekenissen bij elkaar houdt,
dat is dat we bij Christus behouden worden,
verbonden aan Christus, bewaard in Zijn gemeenschap.

Het is Zijn taak om ons als mensen aan de Heere Jezus te verbinden,
vast te maken aan Hem,
een band hebben met Christus die in de hemel is
en Christus, die in de hemel is in ons woont.
De Geest legt die band aan en maakt de verbinding,
zodat we gaan geloven in de Heere Jezus, die nu in de hemel is
En zodat we met Hem leven, zodat we Zijn woorden ook in praktijk brengen.
Dat is geloof: dat je verbonden met Christus,
of nog sterker: dat je in Christus bent, als de ruimte waarin je hier op aarde al leeft.
Hij is daar ook met u en met jou mee bezig, om die band te leggen,
om je bij Christus te brengen en aan Hem te verbinden.

Waar het hier in dit gedeelte om gaat, is dat de Geest er ook voor is
om ons bij de Heere Jezus te houden.
Om ervoor te zorgen, dat die band blijft bestaan, een levende relatie is en blijft,
een hartelijke band, een band van liefde tussen Christus en ons.
Het is Zijn taak ook om ons bij Christus te houden, zodat we niet van Christus losraken.
Het is Zijn taak om u en jou bij Christus te houden.

Bij de een kan de band met Christus losser worden, als het geloven tegenzit.
Eerst was een enthousiasme, wilde je bezig zijn met God,
je probeerde om meer in de Bijbel te lezen, om meer over Christus na te denken,
meer tijd om te bidden
en meer in je doen en laten iets van Christus te laten zien.
Totdat er de klad in kwam: je sloeg het bidden over,
er waren dagen waarop je de Bijbel niet pakte.
En waarom? Ja, zeg met maar.
Een paar dagen van heel veel drukte op het werk, waardoor je moe thuis kwam
en je de energie er niet meer voor had.
Je hebt het zelf niet eens door, maar opeens is er iets,
je weet het zelf niet zo goed, misschien alleen maar een gedachte,
of je ziet je Bijbel liggen op je nachtkastje en je beseft: die heb ik al dagen niet open gehad.
Het is net als de trainer die je in de pauze bij het voetbalelftal de voetballertjes aanspreekt:
Kom op, ga er tegenaan, pak het weer op, zoals je eerst deed.
Het is de Heilige Geest als trooster, als Aanmoediger, die met je bezig is,
Want Hij weet, dat als jij het Bijbel lezen erbij laat zitten,
als jij uit jezelf niet het patroon doorbreekt, dat je langzaam losraakt van Christus,
zonder dat je het wellicht nog door hebt ook.
Hij is dan een Aanmoediger, een trooster, want Hij wil je bij Christus houden
en spreekt je juist aan op wat je nodig hebt.

Of er gebeurt iets in je leven waarop je niet had verwacht,
en ook al wil je het niet, je raakt door die gebeurtenis zomaar ver van Christus vandaan.
Je wilt wel bidden, maar het lukt niet om de handen te vouwen
en je gedachten op God te richten, om de aandacht bij het Bijbel lezen te houden.
Je hebt de Bijbel een aantal minuten op je schoot liggen.
Je ogen zoeken de letters op, je leest ze ergens wel,
maar de woorden bereiken je hart niet, omdat je je zorgen maakt om het huwelijk van je zoon,
omdat je in spanning wacht op de uitslag van het onderzoek,
omdat je net het bericht hebt gekregen, dat de operatie die je moet ondergaan
heel spannend is en dat er ook behoorlijke risico’s aan verbonden zijn.
Of je hebt het gevoel dat de grond onder je voeten is weggeslagen,
Dat je wegzinkt en dat niemand je kan opvangen.
Dan is de Geest er om je op te vangen, om je op te beuren,
om je te laten weten, dat wat er ook in jouw, in uw leven gebeurt,
dat het niet bij machte is om je bij Christus weg te slaan,
dat je niets van de liefde van Christus kan scheiden, geen leven of dood,
geen engelen, geen krachten of machten die op je leven losbeuken of je meesleuren,
maar dat jouw leven door de Heilige Geest zo sterk aan Christus is verbonden,
dat je in Christus verankerd bent, verzekerd bent in Christus.
Een houvast, die je misschien niet voelt, maar die er wel is.
Dan is de Geest een opbeurder, een trooster, zoals de moeder van Ingrid haar dochter
moest opvangen en troosten toen het tegenvallende bericht van het examen kwam.
Zo is de Heilige Geest ook onze Opbeurder en Trooster,
want Hij wil ons bij Christus houden
en weet dat op zulke momenten de tegenstander van Christus
ook van je zwakte gebruik kan maken, door je het gevoel te geven dat je van Christus losraakt.
Dan zal de Heilige Geest je herinnering brengen,
dat Christus aan jou een belofte heeft gedaan:
Dat je van Hem bent, en dat Hij voor je bidt, dat je geloof niet op zal houden,
dat je geborgen blijft in Zijn gemeenschap
en dat je weer weet, weer gelooft, dat ook al is Christus in de hemel
en niet zichtbaar voor ons is, dat je niet onbereikbaar bent en zeker niet los van Hem bent,
maar verbonden en dat het geloof, ook al wordt het op de proef gesteld
door de Geest wordt versterkt
en dat die moeilijke periode, waarin zo aan je geschud wordt, een verdieping voor je wordt,
omdat je in die periode merkt of daarna, dat je toch wordt vastgehouden.
Dat je toch moed hebt, dat je er niet alleen voorstaat.

Er is nog een manier om van Christus los te raken, de manier van Jort uit het begin,
Die de regels overtrad.
Ook in het leven met Christus zijn er regels.
Een van die regels wordt hier in het hoofdstuk ook genoemd:
de geboden van Christus houden, liefde die ook moet blijken in je houding naar anderen toe.
Er kunnen momenten zijn, waardoor je je niet door die liefde laat leiden.
Als je een roddel over iemand anders doorverteld,
Als je bewust een verhaal over iemand de wereld in helpt, dat niet klopt,
omdat je die persoon niet mag, als je je laat leiden door haat of jaloezie.
Als je dat doet, zegt de Heere Jezus tegen Zijn leerlingen,
dan laat je zien dat je niet met Mij verbonden bent,
en dan ben je van Mij losgeraakt.
Je kunt daar door de Geest op aangesproken worden,
maar soms is er meer nodig, dan alleen maar aangesproken worden,
omdat je anders met het verkeerde gedrag doorgaat.
Soms heb je nodig, om door een duidelijke confrontatie van de Heilige Geest,
zoals de ouders van Jort hem ook confronteerden,
niet alleen om te straffen, maar ook om door die straf bewustwording op gang te brengen.
Zo kan de Geest ook ons aanpakken, als het nodig is.
Dat doet Hij om ons weer bij Christus te brengen en aan Hem te verbinden,
want Hij weet dat als we losraken doordat we de regels niet houden,
dat dat niet goed voor ons is en steeds verder van Christus afgaan.
Daarom grijpt Hij in.

Voortdurend is de Geest met ons bezig
om ons bij Christus te brengen en bij Hem te houden.
Het moeilijkste is wanneer dat tegen onze eigen inzichten ingaat.
Als de Geest het nodig vindt om ons aan te sporen, als wij geneigd zijn
om het geloof er wat bij te laten hangen, omdat het allemaal tegenzit
en het niet meer lukt, zoals in het begin,
als een voetbalteam die niet meer gelooft in de overwinning
en daardoor niet meer zo fanatiek voetbalt en maar wat over het veld sloft.
Dat kan ook in het geloof, dat we het er maar wat bij laten hangen,
omdat we denken dat het toch niet veel meer wordt met ons, met de kerk, met Gods Koninkrijk
en dat de Geest ons dan toespreekt en dat kan net zo streng zijn als een trainer dat doet
omdat we dat nodig hebben, want zonder dat wat de Geest zou doen,
zouden we afdrijven en Christus meer en meer kwijtraken.

Of dat de Geest, wanneer Hij troost, Hij niet direct met een oplossing komt,
maar een weg gaat door die teleurstelling heen,
omdat de Geest van mening is dat deze weg ons vormt in het geloof
en ons toch meer verbindt met Christus, zoals soms bij gelovigen zo is,
dat tegenslag hen meer besef geeft dat ze het bij Christus moeten zoeken.

Of wanneer je een andere weg gaat dan God je gewezen heeft,
of wanneer je de regels van de liefde bewust overtreedt,
dat je stil gezet wordt en dat je eerst nog tegensputtert, beledigd haast, waarom God dat doet,
maar later zie je in dat je op een verkeerde manier bezig was,
en kun je zelfs dankbaar zijn dat de Geest je zo confronteerde,
omdat je wist: als ik op die manier verder ging, ging ik verder van Christus af.

De Geest – Hij herinnert je aan Christus en als Hij in je leven bezig is,
merk je dat omdat je Christus ervaart en ziet, Zijn stem hoort, Zijn hand in je leven opmerkt,
Zijn vergeving ervaart, en steun vindt in Zijn overwinning op de dood.
Christus die op aarde sprak en nu in de hemel is.
In de hemel, dat lijkt een afstand, maar juist die afstand wordt door de Geest overwonnen,
waardoor wij hier op aard verbonden zijn met Christus in de hemel, in Hem.
En dat Christus omgekeerd ook in ons is.
De Geest – Hij verbindt je aan Christus, Hij houd je bij Christus.
Niet dat we daarbij met de armen over elkaar zitten.
De Geest spoort ons aan, ook om zelf te zoeken, om onszelf te verbinden,
om zelf alles te doen om uit Christus te leven en bij Hem te blijven.
Maar het is een geruststelling én een aansporing tegelijk, dat de Geest daar ook mee bezig is.
Geruststelling, omdat als wij er niet alert op zijn, de Geest wel ingrijpt
en een aansporing, omdat een van de manieren van de Geest is: ons aan het werk te zoeken.
De Geest die gestuurd is door God de Vader en de Zoon, vanuit hun onderlinge band,
om ons die band op te nemen en te bewaren.

Gij zijt de Trooster, die ons leidt,
de gave, die ons God bereidt,
de bron, waaruit het leven vloeit,
het vuur, dat heel ons hart doorgloeit. (NH Bundel 1938 Gezang 78:2)
Amen

Preek zondagavond 9 april 2017

Preek zondagavond 9 april 2017
Johannes 19:1-16

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Elke keer als ik de verhalen over de kruisiging lees en daarover nadenk,
heb ik het gevoel dat ik heilige grond betreed.
Dan zie ik voor mij hoe de Heere Jezus daar staat voor de hogepriester,
Voor Pilatus voor Herodes.
Het valt mij dan zwaar om er een preek over te maken,
omdat ik dan alleen maar stil zou willen zijn
en willen toezien hoe de Heere Jezus die weg ging.
Het is niet alleen het lijden dat hij ondergaat, niet de pijn van de geseling, van de slagen,
de pijn van de lange doornen die in het hoofd gedrukt worden,
die mij stil doen zijn en mij de woorden ontnemen,
niet alleen de spot, die zo diep in de ziel van Jezus ingesneden moet hebben,
maar vooral het besef dat Hij die weg ging voor mij.
En ook het besef dat ik niet helemaal kan doorgronden wat Jezus moest doorstaan,
want omdat Jezus die weg ging naar Golgotha,
omdat Hij het oordeel van God over ons leven op zich nam,
hoef ik dat oordeel zelf niet te dragen.
Ik zou dan stil van verwondering willen zijn,
of iemand willen hebben die het voor mij verwoordt
wat het ontzaglijke is dat daar op die weg naar Golgotha en op Golgotha zelf gebeurde.

Zie de mens, zegt Pilatus.
Wat zien we dan?
Je zou denken een man die ineengekrompen is door de pijn
die de geselslagen op zijn rug hebben aangericht,
met een gepijnigd hoofd door de slagen en de doornenkroon.
Je zou denken dat je een lachwekkende verschijning zou zien,
een parodie op wat een koning is: de mantel die de soldaten om hem hebben gehangen,
De rietstaf in zijn hand.
De doornenkroon, waarschijnlijk een parodie op de goddelijke status die Jezus zou hebben.
Hadden de Joden niet aangegeven dat Jezus zichzelf Gods Zoon had genoemd
en had die opmerking Pilatus geen vrees ingeboezemd?
Met die doornenkroon, die een parodie zijn op de stralen
die goden op een afbeelding hebben, wordt die vrees weggenomen.
Want als je iemand kunt bespotten, geef je aan dat je niet onder de indruk bent,
spot is een vorm van verzet, van je nog niet gewonnen geven.
Zien we een gebroken man, geknakt door de pijn en de spot?
Nee, het is Jezus zelf die naar voren loopt, met de mantel om en de kroon op.
Pilatus kan Jezus willen tonen aan het volk,
maar het Jezus die zelf naar voren komt om zich te laten zien, om zich te tonen.
Heel subtiel legt Johannes, de evangelist, een link met de allereerste keer
dat Jezus in de openbaarheid kwam, toen Hij zich de eerste keer liet zien.
Toen was daar Johannes, die over Jezus zei: Zie, het Lam Gods,
dat de zonden van de wereld wegneemt.
Nu is het Pilatus die ook op Jezus wijst: Zie, de mens.
Voortdurend worden de lezers van het evangelie van Johannes, worden wij,
opgeroepen om Jezus te zien, op te kijken naar Hem
en kijken is bij Johannes altijd geloven in Hem,
die gekomen is vanuit de hemel, God om mens te worden op aarde.
Zie, kijk! Dat is een oproep om actief toe te kijken,
om het op ons te laten inwerken wat we zien
en met de ogen van het geloof te kijken.

Het geloof ziet meer dan Pilatus wil laten zien.
Het geloof ziet hier haar Koning staan
en geloof stoort zich niet aan de doornenkroon en de nepmantel,
omdat ook een echte kroon en een echte mantel nog te weinig is
om de heerschappij van deze Koning uit te drukken,
die niet een aards koninkrijk bestuurt, maar koning is van heel de wereld, heel de schepping,
ook over alle machten die er zijn en over de engelen.
Zie de mens, zegt Pilatus.
Ja zegt het geloof, dat we een mens zien,
dat is juist het bijzondere, want we weten dat deze mens hier op aarde kwam,
het Woord van God is vlees geworden en heeft onder ons gewoond
en wij hebben zijn heerlijkheid gezien, de heerlijkheid van de Eniggeborene van de Vader.
Hier, Pilatus, laat je zonder dat je het doorhebt, die heerlijkheid zien.
Want die heerlijkheid wordt niet zichtbaar in een kroon, een scepter, een mantel,
wordt niet zichtbaar in de macht die je hier op aarde hebt,
maar wordt juist zichtbaar in die doornenkroon, in die mantel die de spot wil aangeven.
Wordt straks nog het meest zichtbaar als op Golgotha een kruis staat opgericht
en daar deze Koning gehangen wordt voor het oog van heel de wereld.
Deze Koning zal vanaf het kruis Zijn heerlijkheid laten zien.
Pilatus, hoe je deze Koning ook wilt bespotten, je krijgt Hem niet klein.

Pilatus heeft een doel om Jezus op deze manier te laten zien.
Een beroep op het volk om Jezus vrij te laten.
Is Hij al niet genoeg gestraft met de geseling en die doornenkroon, met die bespotting?
Is deze vernedering, waarin al Zijn eer is weggenomen, niet genoeg straf,
om Hem de rest van Zijn leven te laten weten dat Hij geen pretenties meer moet hebben
om zich als koning van de Joden op te werpen.
Pilatus wil medelijden met deze Jezus, die zo te kijk staat.
Het geloof wil geen medelijden voelen,
want het geloof ziet hoe haar Koning deze stap naar voren zet
en daarmee aangeeft: Hier ben Ik, om Uw wil te doen.
Het geloof herinnert de woorden die Christus al eerder gesproken heeft,
dat een echte herder bereid is om Zijn te sterven voor Zijn schapen.
Het geloof ziet niet alleen haar Koning, maar ook haar Herder,
de goede Herder, die bereid is om een lam te worden,
het lam van God, zoals Johannes de Doper Jezus al aankondigde.
Het geloof weet dat deze dag, waarop Jezus getoond wordt door Pilatus en zichzelf toont,
niet zomaar een dag is, maar de dag is waarop het Paaslam wordt uitgekozen en geslacht
en het weet dat vandaag de uitspraak van Johannes:
Zie het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt
een bijzondere betekenis krijgt, want het is vandaag de dag van dit Lam,
Christus die het Lam Gods is, dat zal sterven op de dag waarop het paaslam wordt geslacht.
Zie de mens, zegt Pilatus,
maar het geloof ziet meer dan een mens, meer dan een koning,
en herinnert zich de woorden van Abraham aan zijn zoon Izaak
op de dag dat hij zijn zoon Izaak moest offeren: dat God zelf in een lam zal voorzien.
Hier ziet het geloof dat lam gekomen, dat het offer van God zal zijn.

Hoe zie je dat dan, als je Jezus zo wel wilt zien, maar nog niet ziet?
Johannes vertelt ons daarom de verhalen, zodat als wij die verhalen horen
Jezus zien als degene die op aarde kwam, de koning, die mens werd en een lam,
zodat we gaan geloven
en wanneer we Jezus getoond zien, buigen voor Hem en zeggen:
U wordt hier getoond als Koning, U bent ook mijn Koning,
U wordt hier bespot en als ik niet zou geloven, zou ik meedoen in die spot
U wordt hier getoond als een koning die een lam wil zijn,
ik mag zien hoe U uw leven wilde geven, ook voor mij
Op Golgotha – als het lam van God dat ook mijn zonden weggedragen heeft.

Wanneer je die ogen van het geloof niet hebt, dan kun je Jezus zo niet zien.
Dan zie je Hem als iemand met een gevaarlijke pretentie,
iemand die onrust veroorzaakt en het zwijgen opgelegd wordt,
of als iemand die een pretentie heeft die ongepast is,
omdat Hij zichzelf aan God gelijk maakt, een godslastering die niet ongestraft mag blijven.
De mensen die voor Pilatus staan, zij moeten niets van Jezus hebben,
zij voelen geen mededogen en willen die ook niet voor Jezus tonen.
Het zijn Joden, schrijft Johannes.
Nu kunnen wij daar gevaarlijk mee aan de haal gaan
en de schuld aan de Joden toeschuiven, omdat zij Jezus hebben gekruisigd.
Ik denk niet dat Johannes dit aan ons doorgeeft, om ons beter te voelen,
alsof wij Jezus beter ingeschat zouden hebben
en wil in Hem geloofd zouden hebben, als wij daar hadden gestaan.
Het zijn niet alleen de Joden die Jezus hebben gekruisigd,
ook de Romeinen hebben hun aandeel
En als Johannes het toont dat de Joden riepen om de kruisiging van Jezus
om daarmee een boodschap door te geven, zou het zijn dat niemand van de mensen
zat te wachten op deze Koning die ook een lam wilde zijn,
op deze koning die zijn leven wilde geven voor de zijnen.
Hij kwam tot de zijnen, maar de zijnen hebben Hem niet aangenomen,
schrijft Johannes in het begin.

Het moet hem pijn gedaan hebben, dat zijn eigen volksgenoten niet in Jezus geloofden.
Johannes die zelf Jood was en wil geloofde, omdat zijn ogen open gegaan zijn
en nu niet anders meer dan met de ogen van geloof kan kijken.
Voor dr. Henk Vreekamp was dat een serieuze vraag,
waarmee hij een groot deel van zijn leven geworsteld heeft:
Het nee van het Joodse volk, van Gods volk, dat moeten we serieus nemen.
Blijkbaar past dat in de weg die God gaat met deze wereld en Zijn eigen volk,
dat Hij niet geloofd wordt, dat Hij aan de kant geschoven wordt
en dat als Hij zelf op aarde komt, dat Hij niet direct op geloof kan rekenen,
maar dat er geroepen wordt om een kruisiging.

Zie de mens, zegt Pilatus,
maar het volk roept dat ze deze Koning niet willen
en ze betuigen hun loyaliteit aan de keizer in Rome
waarmee ze ten diepste aangeven dat ze afscheid nemen van de Heere als hun koning.
Met Jezus verwerpen ze God als koning.
Dat moet ons bescheiden maken – ook wij kunnen God als onze koning verwerpen.
Het zegt vooral iets over God.
Zie de mens, zegt Pilatus.
Bij de Schriftgeleerden en de hogepriesters die voor Pilatus stonden,
had een bel kunnen rinkelen,
Want in hun eigen Schrift wordt er ook op deze manier een koning getoond,
als God Saul aan Samuël toont, Saul een bijzondere koning, want de eerste,
maar niet het voorbeeld van de goede koning,
een koning die uiteindelijk door God verworpen wordt.
Deze koning, Jezus, wordt Hij ook door God verworpen?
OF menen zij dat zij alvast het vonnis over deze koning moeten vellen – in Gods naam.

Kruisig Hem

(slot van de preek niet digitaal beschikbaar)

Preek Tweede Paasdag 2017

Preek Tweede Paasdag 2017
Johannes 20:11-18

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Maria blijft bij het graf.
Dat geeft aan dat zij niet van het graf kan loskomen,
ook al is Jezus daar niet meer te vinden, omdat Hij is opgestaan.
Zij mist haar Heer op een dubbele manier: eerst is Hij gestorven
en nu is Hij ook nog eens van haar weggenomen.
Ze zoekt het lege graf nog eens op, het laatste spoor dat ze van haar Heer had,
in de hoop toch nog iets van Hem op het spoor te komen.
Ze draalt daar rond bij het graf. Ze kan de moed niet vinden het graf te betreden.
Ze blijft daar buiten bij het graf staan.
Nu is er een uitspraak van Christus, die in het Johannesevangelie is opgenomen:

Alles wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen; en wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen.
Wie naar Mij op zoek is, zegt de Heere Jezus, zal zeker niet door Mij buiten gezet worden.
Het verhaal van Maria Magdalena gaat daarom over het opgenomen worden
in de gemeenschap van Christus, over het weer vinden van Christus.
En het bijzondere bij Maria is dat hoe dieper zij in haar wanhoop en verdriet komt,
hoe dichter zij bij Christus uitkomt.
Dat is bemoedigend, want het verhaal van Maria Magdalena laat zien
dat op het moment dat wij Christus het meest kwijt zijn, Hij juist kan komen in ons leven
om ons op te zoeken en ons op te nemen in Zijn gemeenschap.
Haar weg begint buiten bij het graf en ze zal eindigen met een ontmoeting met de Heer zelf.

Buiten bij het graf is ze in verdriet.
Ze huilt. Dat is in de Bijbel niet alleen een emotionele reactie,
huilen is aanklampen bij God en je nood bij God brengen
in de hoop dat Hij je kan bijstaan en kan redden.
Er is er maar Eén die je nu nog kan helpen en dat is de eeuwige God.
Terwijl ze zich aan God vastklampt, heeft ze niet door dat God haar al geholpen heeft.
Haar wanhoop en teleurstelling is nog te groot
om te kunnen zien wat God reeds heeft gedaan.
Ze betreedt het graf in de hoop wat aanknopingspunten te vinden
die haar iets kunnen helpen over bij het op het spoor komen van de vermiste Jezus.
Zonder dat zij het weet, is haar afdalen in het graf,
voor haar gevoel een neerwaartse gang, dieper de put in, de weg om Hem te vinden.

Als Maria het graf binnentreedt, ziet ze weer iets anders dan de twee leerlingen zagen.
Ze ziet niet meer de doeken liggen die aangaven waar het lichaam van Christus lag,
maar nu zijn het engelen, boodschappers van God, die naar de aarde gekomen zijn
om goed nieuws te vertellen.
Het lichaam van Christus is weg en de plek is ingenomen door engelen,
die met hun witte kleren aangeven dat zij uit de hemel gekomen zijn, gestuurd door God zelf.
Deze boodschappers hebben alleen maar een vraag voor haar.
‘Maria, waarom huil je?’
‘Maria, waarom klaag je je nood bij God?’
Normaal gesproken wordt in de Bijbel de klacht van een gelovige serieus genomen.
God laat geen bidder staan!
Maar hier op deze plaats, waar een groot wonder is gebeurd,
waarin God reeds heeft ingegrepen en Jezus uit het rijk van de dood tevoorschijn trad,
is er geen enkele reden om te treuren, om te klagen.
Maria treurt waar de hemel open is en het graf is opengebroken en de dood verslagen.
Daarom vragen de engelen waar ze huilt, waarom ze haar nood klaagt bij God:
‘Maria, waarom huil je?’
‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem neergelegd hebben.’
In de christelijke traditie wordt gesproken over traagheid als zonde:
dat wil zeggen – lang tijd nodig hebben om te geloven wat God doet,
achterblijven en niet mee kunnen komen, terwijl God Zijn grote daden laat zien.
Geen oog hebben voor het handelen van God,
omdat dat niet past in je ervaring, in wat je meemaakt, in je manier van denken.
Traagheid is eigenlijk een onbewuste manier om God buiten je eigen werkelijkheid te plaatsen.
‘Ze hebben mijn Heer weggehaald.’
Ze – terwijl het hier over een daad van God gaat, maar Maria herkent de hand van God niet.

Zonder dat ze het doorheeft, wordt Maria door de vraag van de engelen in beweging gezet.
Terwijl ze onder woorden brengt waarom ze haar nood bij God klaagt,
draait ze zich om.
Maria wendt zich af van de engelen en van het lege graf,
alsof ze niet geconfronteerd wil worden met de leegte van het graf,
omdat daar het gemis van haar Heer zo duidelijk zichtbaar wordt.
Maria draait zich om, omdat ze die witte kleren van de engelen niet kan verdragen.
Maar juist als ze zich afwendt, is daar haar Heer.
‘Ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd.’
Maar Jezus, Hij is niet neergelegd, Hij staat, als teken van de overwinning die Hij behaalde,
Jezus Christus, triomfator, mijn verlosser, middelaar.
Ze ziet hem staan, ze zou Hem kunnen waarnemen, als de Overwinnaar, de Opgestane.
Maar ook hier die traagheid van haar ogen, van haar denken.
Ze ziet wel de feiten, maar ze ziet niet in wat er werkelijk is gebeurd.
Dan spreekt Jezus haar aan.
Dat is nu het pastoraat van onze Heer, dat Hij ons opzoekt, juist als we het moeilijk hebben
en met ons in gesprek gaat als we Hem niet verwachten,
om door dat gesprek te laten merken dat Hij er is, dat Hij leeft, dat Hij overwonnen heeft.
Opnieuw die vraag: ‘Waarom huil je?’  Maria waarom klaag je juist hier je nood bij God?
Als het al een verwijt zou zijn, is het een verwijt uit liefde, uit bewogenheid,
om haar verder te helpen in de weg van het geloof, om haar uit te dagen
en haar te brengen waar ze Hem kan zien en kan geloven dat Hij is opgestaan.
Daarom een vraag erachter aan: ‘ Wie zoek je?’  ‘ Naar wie ben je op zoek?’

Door deze vraag veert Maria iets op: deze man kan haar verder helpen.
Hij weet waar Jezus is.
De tuinman! De man die verantwoordelijk is voor het hele gebeuren hier!
Dat geeft aan dat de tuin waarin het graf van Jezus een tuin met allure was,
koninklijke status had en het graf van Jezus een monumentaal gebeuren,
waarbij iemand verantwoordelijk is gemaakt voor het beheer.
De tuinman, dat is voor Johannes niet zomaar een vergissing,
maar dat wijst terug naar de allereerste tuin die er was: de hof van Eden.
Bent u verantwoordelijk voor deze tuin?
Als U Hem hebt weggehaald – zeg mij dan waar U Hem gelaten hebt.
Maria is met Jezus in gesprek over Jezus zelf:
heeft Jezus zichzelf weggehaald uit het graf?
Waar is Hij dan achtergelaten? Waar is Hij dan gebleven?
Waar kan ik Hem vinden?

Dan is alleen haar naam genoeg.
Jezus spreekt haar aan bij haar naam:
Hij roept haar, persoonlijk en intiem, maar ook helder en duidelijk.
Zoals Jezus over zichzelf zei:
De herder roept Zijn schapen bij hun naam en leidt hen naar buiten.
Alleen door haar naam te noemen, wordt ze naar buiten geleid,
naar buiten de duisternis die haar gevangen houdt,
buiten het verdriet,
De stem die haar roept bij haar naam wordt herkend.
De Meester! Haar Heer! de Goede Herder!
Ze wordt geroepen –

En of een mens al diep verloren
en ver van U verzworven is,
Gij noemt zijn naam, hij is herboren (…)
Uw woord (…) heeft uit het graf ons opgericht.

Als je wilt weten wat wedergeboorte is, wat het betekent om opnieuw geboren te worden,
dan kunnen we dat hier zien in de reactie van Maria,
Die, als ze haar naam hoort noemen, zich omkeert,
omdat ze de stem herkent. Dat moet Jezus wel zijn.
Ze draait zich nu opnieuw om – merkwaardig eigenlijk,
Want ze was al van het graf afgekeerd en keek Jezus aan
en toch is daar een nieuwe omkering – zo ingrijpend, dat ze uitgeleid wordt,
opnieuw geboren, dat ze bij Jezus komt, omdat Hij haar roept.
Rabbouni, Meester.
In die uitroep klinkt vreugde door, liefde, intimiteit: ik heb U weer gevonden.
U bent er weer!

Zo verrast door vreugde is Maria, ze wil dit nooit meer kwijtraken.
Niet nog een keer Jezus kwijtraken. Hij is nu terug. Dit wil ze vasthouden.
Nee, zegt Jezus – houd me niet vast.
Het is niet meer zoals voor het kruis en voor het graf.
Het is niet meer als vroeger, dit is een nieuwe tijd.
Jezus, die net teruggekeerd is uit het graf, kondigt Maria direct aan
dat Hij opnieuw zal gaan.
Dat zal voor Maria niet eenvoudig geweest zijn:
Jezus teruggevonden en Hem gelijk weer moeten afstaan,
omdat Jezus verder gaat, nu naar Zijn Vader in de hemel.
Dat is Jezus’  weg, want door naar de Vader te gaan
kan Hij er meer bereiken dan Maria alleen.
Kunnen ook wij, nu vandaag de dag Jezus ontmoeten.
Niet alleen als we over Maria horen.
Dat kan ons wel helpen, die verhalen te horen
omdat we dan voor ons zien wat er gebeurt, we staan bij Maria en kijken toe
en zien hoe Jezus met haar bezig is, haar ontmoet en aanspreekt.
Jezus ging naar de Vader, om ook hier vandaag in ons midden te zijn
en om elk moment waarop we Zijn naam uitspreken, met elkaar spreken over Hem.
en als we geen erg hebben in Hem, dan kan Hij onze naam noemen,
ons roepen bij onze naam, zodat wij ook de stem van de goede Herder horen.
Maria, zegt Jezus, houd mij niet vast bij jou.
De tijd is veranderd.
Dat kunnen we ook zien in de manier waarop Jezus over Zijn leerlingen spreekt:
Het zijn niet meer leerlingen, het zijn niet meer vrienden,
maar het zijn broeders, het zijn kinderen geworden van de Vader in de hemel.
omdat er met Goede Vrijdag en Pasen zoveel is veranderd.
Een nieuwe gemeenschap bij het kruis,
een nieuwe gemeenschap – niet bij het lege graf, maar daar waar Jezus’ naam genoemd wordt, waar over Hem verteld wordt, waar van Hem getuigd wordt,
daar sticht Christus zelf gemeenschap, daar spreekt Hij zelf, daar is Hij zelf in het midden.
En Maria, zij mag een apostel zijn, getuige van Jezus
en door haar woorden heen spreekt Jezus de andere leerlingen aan:
Ik heb de Heer gezien!

Zo mogen wij voor elkaar een Maria zijn
naar elkaar toe getuigen: Ik heb de Heer gezien
en de Heer, Hij is dan bij ons, in ons midden
en maakt zelf een gemeenschap van broeders en zusters, die verenigd zijn in Hem,
de levende Heer.
Amen