Preek zondag 29 juni 2014
Psalm 4
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Er zijn veel momenten in ons leven waarop we roepen tot God.
Momenten waarop het gebed niet een rustig spreken is tot God maar een roepen.
Want een rustig in gebed gaan is er niet meer bij
Als de dokter zegt: ‘Ik heb slecht nieuws voor u.’
Dan weet je niet meer wat je zeggen moet
en klinkt er alleen een schreeuw in je naar boven: “Heer!”
Of als je kind op een onverwacht moment
en je voelt dat het niet gewoon is, er is iets aan de hand.
Als het hoge woord eruit komt: “We gaan uit elkaar!”
dan kan er een roep in je zijn: “Nee!”
een roep gelijk ook om God: “Heer, hoe moet het nu?”
Het zijn de zorgen waar we zelf niet uitkomen,
die ervoor zorgen dat wij roepen naar God.
Wanneer het leven gewoon is, z’n gangetje gaat,
dan zal het bidden niet snel roepen zijn.
Als we roepen tot God betekent dat er iets op het spel staat.
Iets voor onszelf of voor iemand met wie we verbonden zijn.
Dan willen we dat de Heere iets doet.
Als ik tot U roep, Heere, geef dan reactie!
Want daar vraagt David om en daarom roept David tot God:
omdat David wil dat de Heere iets doet,
dat de Heere niet werkeloos vanuit de hemel toekijkt naar wat er in zijn leven gebeurt.
Als ik tot U roep, doe iets! Want U bent bij machte!
U kunt wat ik niet kan!
Maar het roepen hier in deze psalm heeft een bijzondere achtergrond.
Uit deze psalm klinkt door dat David onder druk gezet wordt om zijn mond te houden.
Zoals dat vandaag de dag kan gebeuren,
bijvoorbeeld op een bedrijf als er oneerlijke praktijken zijn die je tegenkomt.
En je kaart het aan, maar je krijgt te horen:
Houd je mond want anders verlies je je baan.
Je wordt onder druk gezet van hogerhand om te zwijgen.
Een situatie van onrecht waar niets van mag worden gezegd
omdat er bepaalde mensen in het bedrijf belang bij hebben dat het zo blijft.
Tot wie moet je dan roepen? Bij wie kun je dan terecht?
Als ik tot U roep, doe er dan wat aan, o God van mijn gerechtigheid!
Of een andere ingrijpende situatie in een gezin.
een vader die de grenzen van zijn dochter overgaat
en haar lichaam aanraakt op plaatsen waar zij het niet wil
en waar het niet mag en toch doet.
En dan na afloop druk uitoefent: “Je zegt het tegen niemand,
want dan gaat ons hele gezin eraan.”
Of geniepiger: “Je kunt het tegen niemand zeggen,
want het is jouw schuld dat ik zo doe.”
Tot wie moet je dan roepen?
Wie gelooft je dan?
Dan kan het zelfs voorkomen dat de weg naar God toe geblokkeerd is
en zelfs je roepen naar God toe het zwijgen opgelegd wordt.
Als ik van binnen schreeuw naar U, hoor mij dan
en doe er wat aan!
Kom voor mij op, voor mijn recht! O God van mijn gerechtigheid!
Hier wordt niet zomaar een beroep gedaan op God,
maar het is een roepen tot God
omdat jouw recht geschonden is
en er niemand in mijn omgeving is die naar u wil luisteren.
Iedereen keert zich van je af.
Omdat ze niet geloven wat je vertelt.
Of omdat ze geen zin hebben om onrust
en dan maar hopen dat het vanzelf overgaat als je het negeert.
Als ik tot U roep, houd U zich dan niet afzijdig van mij?
Hier wordt een beroep gedaan op God
en dan vooral om de gerechtigheid van God.
Gerechtigheid heeft te maken met: recht zetten.
Door te luisteren naar degene die niet meer mag spreken
omdat het niet goed uitkomt.
Door degene die in een conflict overlopen wordt
naar voren te halen en zijn of haar verhaal te laten doen,
zodat het rechtgezet kan worden.
Zo is God.
Hij staat niet zomaar aan de kant van degenen die denken God aan hun kant te hebben
en opereren alsof ze God aan hun kant hebben
en denken dat zij het daarom in deze wereld kunnen maken
maar ondertussen over anderen heenlopen.
Nee, zo is God niet.
Als het je benauwd wordt van de spanning die het allemaal oproept
of benauwd wordt door de druk die op je uitgeoefend wordt,
is het God die je ruimte biedt.
zodat je ervaart: gelukkig, nu mag mijn verhaal eindelijk worden gehoord.
Nu weet ik dat ik er niet alleen voor sta
of dat God de kant kiest van degenen die het in deze wereld voor het zeggen hebben.
In deze psalm wordt gebeden of God Zijn grootheid op een bijzondere manier wil laten zien:
door voorover te buigen,
vanuit de hemel te buigen naar de aarde,
als een vader die door de knieën gaat om te horen wat zijn kind te zeggen heeft,
zoals een koning van de troon komt en een reis door het land maakt
om te kijken wat er werkelijk zich onder zijn dienaren afspeelt,
want de knechten kunnen informatie achterhouden die hen niet goed uitkomt.
De koning kan het alleen te weten komen
door zelf te kijken onder het volk.
Dat is de genade waar deze psalm over spreekt:
Heere, kom van Uw troon in de hemel
om te zien wat er in mijn leven gebeurt,
wees mij genadig, als ik roep,
zoals een heer zijn knecht bijstaat, een vader zijn kind niet in de steek laat.
Gebed en zekerheid wisselen zich af:
Het is God die voorover wil buigen om te horen,
juist diegene te horen die geen stem heeft, die moet zwijgen.
De Heere die het al eens heeft gedaan
om in een tijd van moeilijkheden en spanning rust en ruimte te geven.
Gebed en zekerheid: Ze wisselen zich vaak af in een mensenleven.
Zoals er vaak ook dat roepen is, roepen naar God.
Het leven is soms een heen-en-weer-geslingerd worden
tussen het vertrouwen dat God iets zal doen aan de ene kant
en de vertwijfeling en de wanhoop aan de andere kant.
Maar wel een vertwijfeling en een wanhoop die weet waar het gezocht moet worden:
bij de Heere.
Alleen daar ligt mijn recht.
Daar moet het ook gezocht worden: bij de God die recht zal doen!
God is rechter.
We zullen allemaal eens voor God komen te staan
en dan hebben we rekenschap af te leggen over ons leven.
Over wat we hebben gedaan.
Wat zou er in Gods boek over uw leven geschreven staan?
en hoe bereid je je voor op die ontmoeting voor de Heere?
Je kunt denken: ach, dat duurt nog wel even. Zo ver is het nog niet.
of je kunt denken: ik hoop dat God vooral mijn goede daden opschrijft
en ik gok erop dat God mijn verkeerde daden door de vingers ziet,
want God is toch liefde?
Zo zwaar zal God er toch niet aan tillen?
Er zijn in ieder geval mensen die er niet te zwaar aan tillen.
In de psalmen komen zij veelvuldig voor.
Goddelozen worden zij vaak genoemd of onrechtvaardigen.
Hier in de psalm worden zij “Aanzienlijken” genoemd.
Dat zijn de genen die geen angst voor het oordeel kennen.
Zij weten hier op aarde alles naar hun hand te zetten
en gokken erop dat dat met God ook wel kan.
alsof zij God op andere gedachten kunnen brengen.
Alsof God als rechter omkoopbaar is en zal zwichten voor hen.
Omdat zij zo zeker zijn van God
kunnen ze er hier op aarde wel wat van.
Ze weten alles voor zichzelf af te dwingen en op te eisen,
zodat zij het goed hebben.
Ten koste van anderen en als die anderen er wat van zeggen
starten zij een lastercampagne waar de ander weerloos tegen is.
Je komt er ver mee in het leven op aarde
en toch, zegt David hier: dat is een leven van schijn, van leegte.
Want je denkt God te kunnen ontlopen.
Alsof je God kunt voorschrijven wat er met je moet gebeuren.
Maar ze vergeten dat het God is, die kiest,
dat God zijn gunsteling uitkiest
en dat die gunsteling niet vanzelfsprekend diegene is die het hier voor het zeggen heeft.
Wie is die gunsteling die door God gekozen is?
De aanzienlijken zijn degenen die zich naar voren schuiven:
Ik ben Gods gunsteling, want kijk maar hoe ik het heb.
Ik heb het beter dan jij, dus ik ben het.
Wie is die gunsteling die door God gekozen is?
De aanzienlijken zijn degenen die zich naar voren schuiven:
Ik ben Gods gunsteling, want kijk maar hoe ik het heb.
Ik heb het beter dan jij, dus ik ben het.
Maar bij hen gebeurt er iets en de vertalingen kunnen het niet goed weergeven.
Hun bestaan wordt op hun grondvesten gekeerd.
De ontdekking van Augustinus:
Augustinus is iemand leefde rond het jaar 400.
Geboren uit een christelijke moeder en een heidense vader.
Hij vond zich te slim voor het geloof van zijn moeder en keek daar op neer.
Hij was wel zijn hele leven bezig met de vraag: waar komt het kwaad vandaan?
Hoe komt het dat mensen elkaar zoveel kunnen aandoen?
Hoe komt het dat er zoveel kwaad in deze wereld is?
Naar deze vraag ging hij op zoek.
Hij ontdekte een geloof dat zei: het kwade is er,
omdat de wereld niet goed geschapen is.
Het zit niet in mijzelf.
Het is niet zoals het geloof van zijn moeder dat het kwaad in je hart zit,
nee, buiten hem.
en door sober te leven en goed na te denken en een goede manier van leven
kon je het kwade buiten jezelf houden en het kwade ontstijgen.
Dat klinkt heel mooi: want je kunt er zelf iets aan doen. Bereikbaar!
Zijn manier van leven gaf ook aanzien in de plaats waar hij woonde.
Maar hij kwam er niet uit.
Er knaagde iets in hem: zijn theorie klopte ergens niet.
Hij wordt gedwongen om weer na te denken over het geloof van zijn moeder.
Om alles op een rij te krijgen trekt hij zich terug en begint te lezen in de Bijbel.
Dan leest hij deze psalm
en hij vertelt hoe deze psalm als een mokerslag hem treft.
Want waar hij altijd dacht Gods gunsteling te zijn
door goed te leven en het kwade geen toegang tot je leven te geven,
zag hij in deze psalm iets anders.
Er is er maar één die werkelijk de naam kan hebben Gods gunsteling te zijn,
die werkelijk geen enkel kwaad in zich draagt: Christus.
Tijdens het lezen van die Psalm zag Hij Christus voor zich opdoemen.
Christus die anders was dan hij
en toen hij Christus zag, zag hij wat er met hemzelf mis was.
Christus was de nederige, geen enkele vorm van hoogmoed,
de Allerhoogste die gekomen was om zich klein te maken,
terwijl hij, Augustinus, bezig was, te verheffen boven de mensen,
zodat zij tegen hem opkeken en hij op hen kon neerkijken.
In de ogen van Christus las hij zijn eigen trots
en wist: ik kan dit niet volhouden.
Dit breekt mijn trots.
Hij kon alleen maar door de knieën gaan: mijn leven was leegheid en schijn.
Zijn trots werd verbrijzeld.
Christus was voor hem de spiegel, confronterend, maar ook heilzaam, het medicijn.
Moet bij iedereen verbrijzeld worden?
Nee, degenen die zichzelf hier overeind houden
en denken zonder God het wel te kunnen redden
en zelfs in het oordeel van God de dans te kunnen ontspringen.
Alleen diegenen die niet willen knielen voor Christus
omdat ze dat niet nodig vinden.
Hen wordt de spiegel voorgehouden,
om die trots af te nemen, want daarmee kun je niet voor God verschijnen.
Maar dan is het te laat.
O God van mijn gerechtigheid.
Waar het in deze wereld erop lijkt, de schijn heeft
dat de aanzienlijken alles kunnen bepalen
en niet aangepakt kunnen worden, is God er nog.
Doet God iets.
Schudt Hij het leven van de machtigen door elkaar.
Maar doet hij ook voor de rechtelozen iets
wat weinigen op aarde snel zullen doen.
Hij wordt een plaats waar ze kunnen zijn: een woning.
Waar ze kunnen gaan slapen zonder zorgen.
Dat is wat: een leven zonder zorgen.
Dat kan alleen als het onrecht in het leven is rechtgezet.
De wereld om je heen kan nacht zijn, donkerheid
waar het kwaad overheerst, en niet gebroken lijkt te kunnen worden.
Dan is God een plaats waar je kunt zijn, kunt wonen,
waar je in vrede kunt slapen.
Kunt slapen! In een wereld van onrecht.
Slapen omdat je weet: God doet er wat aan!
Ik kan gaan slapen zonder zorgen,
want slapend kom ik bij U thuis.
Alleen bij U ben ik geborgen.
Gij doet mij rusten tot de morgen
en wonen in een veilig huis.
Amen