Preek zondagmiddag 18 februari 2018

Preek zondagmiddag 18 februari 2018
Mattheüs 12:22-37

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

In de verhalen die ons zijn verteld over de Heere Jezus
zien we dat God een tegenstander heeft, een vijand
die het werk van God dwarsboomt en stuk wil maken.
Voor die tegenstander worden verschillende namen genoemd:

duivel – een naam die aangeeft dat de tegenstander van God verdeelt,
de eenheid die er in een familie, in een kerk, in een samenleving kan zijn verstoort
mensen tegen elkaar en tegen God opzet,
door wantrouwen te zaaien, geruchten de wereld in te helpen,
door zoveel pijn aan beide kanten te brengen, dat verzoening nauwelijks nog mogelijk is.

verzoeker – wordt hij genoemd als Jezus in de woestijn is.
degene die je van Gods weg afbrengt en je influistert dat er een andere weg is,
makkelijker begaanbaar, interessanter, van meer gemakken en comfort voorzien
dan de weg die God met je gaat.
De verzoeker die je in verleiding brengt en je wil doen laten wankelen en struikelen,
zodat je niet meer van Christus bent.

 

satan  wordt hij genoemd, als degene die voortdurend gelovigen bij God aanklaagt
en ook in je eigen hart allerlei gedachten en stemmen oproept
Die je willen doen laten geloven dat jij toch echt niet bij God kunt horen,
jij met jouw verhaal en jouw fouten en gebreken.

De tegenstander van God die zelf macht over Gods schepping en Gods werk wil hebben,
die probeert om de invloed van God terug te dringen
en in plaats van de goede zorg en leiding van God
een dictatuur van de zonde heeft gebracht op deze aarde,
een koninkrijk, een macht waaraan je als mens zelf niet kunt ontsnappen,
waar je alleen door Gods macht uit verlost kunt worden, als Hij deze dictatuur verbreekt.
Het is een sfeer waarin wij als mensen leven,
Waarin we het goede niet meer kunnen doen,
omdat er in ons een neiging gekomen is,
door de zondeval, door de invloed van deze tegenstander,
om niet meer voor het goede te kiezen, maar het verkeerde.

Als we de verhalen over Jezus lezen,
dan zijn er mensen in wie de invloed van deze tegenstander van God goed te merken is,
bezeten worden ze genoemd, bezeten van een kwade demon, door de duivel of duivels,
Deze mensen hebben niet meer de macht over zichzelf,
Daarom kunnen ze niet spreken, niet horen, hebben ze niet meer de controle over zichzelf.
Er zijn verhalen van mensen die zichzelf pijnigen, die zichzelf in het vuur gooien.
Ook in Mattheüs 12 lezen we hoe zo iemand bij Jezus wordt gebracht.
Dat kan ons op het verkeerde been zetten,
alsof bezetenheid zich vooral uit in lichamelijke beperkingen of in geestelijke aandoeningen.
Het zijn echter uiterlijke gevolgen van een macht die in hen gekomen is,
Waardoor contact met de buitenwereld niet meer mogelijk is,
geen communicatie mogelijk: niet meer spreken, niet meer kunnen horen, niet meer zien.
Totale afhankelijkheid van anderen. Het maakt je machteloos.

Als je zulke verhalen leest, kun je heel makkelijk denken: dat heb ik niet.
Ik hoef me niet druk te maken over de invloed van Gods tegenstander op mijn leven.
Maar als we dit gedeelte verder lezen, dan gaat het om iets wat veel dieper gaat.
Dan gaat het om ons innerlijk, om wat er in ons hart leeft,
wie daar de macht heeft en ons leven aanstuurt.
Luther gebruikte eens het beeld van een paard: Wij zijn een paard.
En er kunnen er twee zijn, die de teugels in handen hebben en ons aansturen:
Of Christus, of Zijn tegenstander, de duivel.
Als we het breder trekken: wat beïnvloedt ons het meeste.
De journalist Joris Luyendijk verkeerde een tijd onder bankiers in Londen
en ontdekte dat degenen die daar werkten, twee soorten levens hadden:
Hun privéleven, persoonlijke opvattingen, normen en waarden.
Maar dat deel van hun leven werd weggelaten als ze aan het werk waren.
Daar waren ze in een heel andere sfeer,
waar ze achteloos omgingen met grote geldbedragen,
zonder zich er rekenschap van te geven dat dit geld van anderen was.
Er was daar een andere macht: niet voor elkaar onder willen doen,
Denken dat je dat zo wel even kunt doen, omgaan met veel geld,
zonder te beseffen dat juist geld een macht kan zijn die over je kan heersen.

Daarom, als er in de evangeliën over mensen gesproken wordt, die bezeten zijn,
moeten we niet alleen kijken naar de symptomen als doofheid, stomheid, blindheid,
neigingen tot zelfdestructie
en moeten we niet alleen naar deze mensen kijken,
want aan deze mensen wordt het zichtbaar dat er een tegenstander van God is,
maar we mogen nooit vergeten dat die tegenstander sinds de zondeval
over ieder mens de macht heeft en ons beheerst.
Dat ook wij een paard kunnen zijn, dat draaft,
waarbij niet Christus de ruiter is, die ons leven aanstuurt, maar zijn tegenstander,
die ons verleidt en aanzet een andere weg te kiezen.
Door alleen naar de symptomen te kijken
van lichamelijke beperking, geestelijke aandoeningen
gaan we voorbij aan de invloed op ons hart.

Daar gaat de discussie over van de Heere Jezus met de Farizeeën.
Die discussie ontstaat als Jezus iemand geneest die bezeten is,
totaal niet in staat om te communiceren, totaal niet in staat om zijn eigen leven te leiden,
maar volkomen hulpeloos is, met veel beperkingen.
Dan zijn er twee reacties: de menigte zegt dat dit de Zoon van David is
en de Farizeeën die zeggen: dit is niet uit God, maar dit is Gods tegenstander,
die je hier in de luren legt, die je voor de gek houdt en verleidt
en je zo – door de mooie schijn – in zijn invloed wil krijgen.
Het is maar beeldvorming, dat Jezus tegen de duivel is,
maar ondertussen weet de overste van de duivelen de massa weer in de greep te krijgen.

Zou de duivel ook zichzelf en zijn aanhangers verdelen en tegen elkaar opzetten?
Dat wil er bij Jezus niet in.
Het is of – of: een radicale tweedeling, een tussengebied is er niet.
Het vraagt om een duidelijke keuze: Of Jezus is een handlanger van de boze,
of Jezus is het middel waarmee God de boze doet inbinden en zal verslaan.
Voor Jezus is het duidelijk, dat dit laatste zijn taak is.
Om het hol van de leeuw te betreden en allen die gevangen zitten in de macht van de boze
te bevrijden en een nieuw leven te geven.
Je kunt daarbij niet als neutrale toeschouwer blijven staan.
Het gaat ook over ons en ons hart, over wie ons bij de teugels neemt en ons bestuurt.

Ooit leerde ik op catechisatie dat er verschillende soorten geloof zijn.
Een van die soorten is een historisch geloof.
Met zo’n geloof heb je heel veel bijbelkennis
en ga je ervanuit dat de verhalen
zoals ze in de Bijbel staan ook zo gebeurt zijn als ze beschreven zijn.
Alleen bij zo’n geloof gebeurt er niets met je.
Het raakt je hart niet. Je hart gaat er niet van open voor Christus.
Het blijft kennis met het hoofd – alleen theorie.
Ik leerde op catechisatie dat de duivel ook zo’n historisch geloof heeft.
Als het alleen maar theorie blijft, als het jezelf niet raakt,
als het buiten je eigen hart omgaat, dan ben je niets opgeschoten,
dan is je hart onveranderd en ben je een boom die bedorven vruchten voortbrengt.

Het gaat om het verschil tussen de binnenkant en de buitenkant.
Je kunt je mooi voordoen voor anderen, vroom, gelovig, recht in de leer,
maar ondertussen in je hart, kun je heel anders zijn.
Dan ben je in je werk een ander, dan heeft je relatie niets met je geloof te maken,
dan staat je dagelijks leven los van Christus,
Dan is dat alleen iets van de zondag en niet iets van je hart
en heeft Christus niet de teugels van je leven in handen, maar is er een ander die je leidt.
De buitenkant helpt je niet verder.
Een mooie buitenkant levert je niets op – ja voor de mensen misschien,
maar niet voor God.

Aan de buitenkant kan iemand heel ongelovig zijn.
Dan kan iemand de zondag niet houden, dan kan iemand vloeken als een ketter.
Maar, zegt Christus hier, dat gaat niet zo diep wanneer je hart niet open gaat.
Wanneer je een zondige levensstijl hebt
en zelfs wanneer je vloekend door het leven gaat,
dan kan dat je vergeven worden,
maar wanneer je je hart niet opent, om daar de boze uit te laten verdrijven,
Als je de Geest buitensluit, als je je hardnekkig verdedigt is dat al erger.

Wie leeft er in je hart?
Dat wordt zichtbaar aan wat er uit je voortkomt.
Als daar in je hart Christus is, als Hij je leven bestuurt, ben je een boom
waaraan goede vruchten hangen,
dan is wat uit je handen komt tot eer van God,
Dan is wat je bedenkt, hoe klein dat ook is, nuttig voor God.
Als een boom goed is, zijn de vruchten goed.
Als de boom niet goed is, zijn de vruchten bedorven.
Voor mensen kun je dat nog lang verborgen houden
en kun je je mooie voorkomen lang overeind houden,
Zeker als er niemand doorheen prikt,
maar God prikt door de schone schijn heen
en kijkt dieper, naar je gedachten die voor iedereen verborgen zijn,
naar de vruchten die uit je voortkomen.

Nogmaals naar het begin:
Er wordt iemand genezen.
Dat is waarom Jezus kwam:
Daarin zien we iets oplichten van waarom Jezus kwam.
Een vooruitwijzing naar het kruis, een vooruitwijzing naar het Koninkrijk van God.
De nieuwe wereld die Jezus kwam brengen.
Dat is het hoopvolle: ons hart kan veranderd worden
als Christus het hol van de leeuw betreedt
en die sterke macht die ons gevangen houdt bindt en ons bevrijdt.
Laat je meenemen en je hart reinigen,
laat de Geest ruimte maken in je hart voor Christus,
zodat je vrucht kunt dragen tot eer van God.
Amen




Preek zondagmorgen 18 februari 2018

Preek zondagmorgen 18 februari 2018

Mattheüs 11:2-19

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Inleiding: een vraag hebben
Heeft u nooit eens vragen over Christus?
Ik kan me niet voorstellen dat u nooit uw vragen hebt.
Over wat Christus doet in uw leven:
Waarom moest ik mijn man kwijtraken, mijn baan, mijn gezondheid?
Dat kunnen vragen zijn, die je bezig houden
en waardoor je geloof toch minder sterk was dan je dacht.
Er komt zachtjes aan een twijfel boven: is het allemaal wel waar?
Die vraag kan sterker worden als je niemand hebt om over die vraag te spreken,
als je niemand hebt, die begrip heeft voor je vraag,
die er naar luistert en er op een wijze manier op kan reageren.

Je hoeft niet zelf iets meegemaakt te hebben om zulke vragen te hebben.
Ook door wat er in de wereld gebeurt, kunnen vragen boven komen
waardoor je het allemaal niet meer zo zeker weet
of God deze wereld wel leidt, zoals Hij gezegd heeft.
Je hoeft maar naar een gebied te kijken als Syrië of als Jemen,
gebieden waar de oorlog niet ophoudt en steeds weer grote aantallen slachtoffers maakt.
Waarom doet God er dan niets aan?
Hij kan dat toch? Of wil Hij toch niet? Of kan Hij het toch niet?

Zo kunnen er in het hart van een gelovige heel wat vragen leven over God.
Mag je die vragen eigenlijk wel hebben?
Is het wel gepast om vragen te stellen bij God?
Maar al wil je die vragen wegdrukken, door mooie liederen te zingen
of het nieuws niet meer te volgen, die vragen krijg je niet weg.
Ze blijven leven in je hart.
Dan kun je hier in de kerk zitten, aan de buitenkant lijkt het dat je vol overgave mee doet,
maar van binnen kunnen er zoveel twijfels leven dat je je afvraagt
wat je hier in de kerk nog doet
en of je er niet beter aan doet om te stoppen met de kerk, met geloven.

(1) De vraag van Johannes
Ook Johannes heeft zijn vragen over Jezus.
Johannes heeft Jezus aangekondigd: Hij is degene die we verwachten.
Naar Hem hebben we uitgekeken. Hij is eindelijk gekomen!
Johannes heeft zelf zijn bijdrage geleverd.
Hij zei tegen de mensen van zijn eigen volk dat ze hun leven moesten veranderen.
Want het leven van zijn volksgenoten paste niet bij een leven met God.
Ze hadden God buitengesloten door hun manier van leven.
Johannes was doordrongen van de grote ernst van de situatie, de kritieke toestand:
Straks als God verschijnt hier in ons midden zal God onze rechter zijn.
Hij zal over jullie levens oordelen
en zoals het er nu voorstaat, is niemand het waard om bij Hem te horen.
Jullie zijn een boom, waaraan vruchten zouden moeten groeien,
maar jullie brengen niets voor God op.
Het is 5 voor 12, het is al zo erg dat er al een bijl aan jullie levensboom klaarligt.
God hoeft die bijl alleen nog maar op te pakken en jullie om te hakken.
Jullie zijn alleen nog maar geschikt om in het vuur te branden.

Er is nog een mogelijkheid om te ontkomen aan dat oordeel:
door je te laten dopen.
Door in de Jordaan de doop te ondergaan geef je als gelovige aan:
Ik begin helemaal opnieuw.
Mijn leven hiervoor heb ik verkeerd geleid
en ook mijn besnijdenis was geen garantie dat ik op de goede weg was.
Alleen door opnieuw te beginnen, opnieuw geboren te worden,
ontkom ik aan Gods oordeel.

Johannes zag zich geroepen om het volk te waarschuwen,
om hen de ernst te laten zien: zo op deze manier gaat het mis.
Er moet iets veranderen in je leven: bekeer je en laat je dopen.
Johannes is radicaal en spaart niemand.
Hij spaart niet de eenvoudige, gewone mensen.
Hij zwijgt niet als de Farizeeën en de Schriftgeleerden komen, maar klaagt hen fel aan.
Hij houdt zijn mond niet als er soldaten zijn: nee, ook zij moeten de wapens neerleggen.
Ook Herodes wordt niet gespaard.
Hij spreekt hardop uit dat wat de koning doet niet in de haak is.
De relatie die Herodes heeft aangeknoopt,
Herodes die het aanlegde met de vrouw van zijn broer
en zo het huwelijk van zijn broer kapot gemaakt heeft
door een relatie aan te gaan met zijn schoonzus Herodias.
Johannes zwijgt daar niet over. Publiekelijk vertelt Johannes dat dit niet kan.
en dan wordt Johannes in de gevangenis gegooid.

Als Johannes in de gevangenis zit, is hij niet pessimistisch.
Nee, hij is juist hoopvol gestemd.
Want hij, Johannes, mag dan wel vast zitten in de gevangenis,
maar er is iemand gekomen, die zijn taak overneemt en voortzet: Jezus.
Heel de verkondiging en ook het dopen is op de komst van Jezus afgestemd.
Want was er bij Johannes nog een mogelijkheid om tot inkeer te komen,
als Jezus Zijn werk zal doen, zal die mogelijkheid voorbij zijn.
Jezus zal de troon beklimmen en het volk aanklagen,
als rechter het volk oordelen: Wat heb je gedaan met de geboden van God?
Vol hoop wacht daar in de gevangenis Johannes
totdat Jezus orde op zaken zal stellen als Zoon des mensen,
vanuit de hemel gekomen om het volk te zuiveren van de goddelozen.

Dan hoort Johannes de verhalen over Jezus.
Zijn leerlingen komen bij hem in de gevangenis
en vertellen wat Jezus doet, terwijl Johannes in de gevangenis zit.
Jezus die zelf door Johannes is gedoopt
en over wie Johannes zei: Hij is degene die we verwachten.
Hij komt meer doen dan ik: Hij komt om het volk te dopen met Geest en vuur.
Mocht de prediking van Johannes al scherp en radicaal zijn,
Jezus zal met Zijn verkondiging en optreden Johannes overtreffen.
Zijn leerlingen komen met de verhalen.
Ze hebben Jezus zelf bezig gezien, of ze hebben over hem gehoord.
Ze vertellen over hoe Jezus  geneest.
Jezus heeft oog voor de zieken en de mensen met een lichamelijke beperking.
Blinden, die helemaal afhankelijk zijn van de hulp van anderen, worden genezen
en kunnen weer zien.
Mensen die verlamd zijn en zichzelf niet kunnen verplaatsen, kunnen weer lopen.
Mensen die te maken hebben met melaatsheid, huidvraat, worden genezen
en hoeven niet meer in afzondering te verblijven,
maar mogen weer terug naar huis.
Zelfs doden worden door Jezus opgewekt.
En Jezus heeft een boodschap – soms radicale uitspraken, verhalen en gelijkenissen.
Jezus vertelt over een nieuwe wereld die komen gaat: het koninkrijk der hemelen.

Mooie berichten – en toch komt er aarzeling bij Johannes:
Is dit het nu? Is dit nu er nodig is in Israël op dit moment?
Is dit wat Gods plan was?
Het is voor ons vreemd, want voor ons is met Jezus juist Gods plan uitgekomen
en zijn die wonderen die Jezus die verteld.
Waarom komt dan de twijfel bij Johannes? Wat had hij verwacht?
Waar blijft dat optreden van Jezus, waar Johannes op zou te wachten:
Schoon schip maken bij het volk, zodat het volk weer heilig genoeg is om met God te leven.

Daarom stuurt Johannes enkele van zijn leerlingen naar Jezus met een vraag:

‘Bent U het die komen zou, of verwachten wij een ander?’
Hebben we met Jezus wel de goede te pakken?
Het is een officiële delegatie die door Johannes wordt gestuurd.
Het is meer dan twijfel,
het is zelfs openlijke kritiek van Johannes op Jezus:
‘Waarom doe je niets? Je bent toch niet voor niets uit de hemel gekomen?
Waar wacht je nog op?
Waar blijft dat optreden van je? Waarom laat je de goddelozen hun plek behouden?
Waarom doe je niets aan de zonden van het volk
en trek je alleen maar rond om te genezen en te preken
Dan ben je toch geen messias? Ben je dat dan niet? Ben je niet de messias?

(2) Het antwoord van Jezus
Met deze vraag komen de leerlingen bij Jezus.
Kan Jezus wel tegen deze kritische vraag van Johannes?
Johannes staat dicht bij Jezus: Jezus is gedoopt door Johannes
en Johannes heeft op Jezus gewezen: naar Hem hebben wij uitgekeken.
En dan deze vraag van Johannes aan Jezus.

Christus blijft kalm.
Geen felle verdediging en Jezus reageert ook niet beledigd, maar rustig:
‘Zeg tegen Johannes wat je hier ziet en hier hoort.’
En dan volgt precies wat Johannes al weet.
Zeg tegen Johannes dat blinden weer kunnen zien, dat verlamden kunnen lopen,
dat de mensen die melaats zijn of te maken hebben met huidvraat genezen zijn.
Doden worden opgewekt.
Aan armen wordt het evangelie verkondigd.
Voor Johannes is er niets vreemds – dit weet hij al.
Zoals Jezus het echter vertelt, krijgt het een bepaald gezag.
Dit hebben de profeten aangekondigd, dat dit zou gaan gebeuren
als God weer terug zou komen in het midden van Zijn volk.
Dit zijn de tekenen die dan zouden gebeuren als God er weer was.
En dat Zijn de wonderen die nu gebeuren, nu Jezus er is.
Dat zijn de daden die de messias verricht.
‘Johannes, je had het kunnen weten, want dit staat ook in je Bijbel.’
Tegen Johannes, die vindt dat Jezus orde op zaken moet gaan stellen,
zegt Jezus: Ik ben ook gekomen om orde op zaken te stellen.
Ik ben namelijk gekomen om iedereen die buiten de boot viel, terug te brengen,
de verloren schapen van Israël weer terug te brengen naar dit volk.
Omdat ze anders ook niet bij God horen.
Johannes, jij wilt weten wat ik hier kom doen.
Je hebt over die wonderen gehoord, die Ik verricht,
maar het allerbelangrijkste, de climax, is de verkondiging,
de armen die over Gods nieuwe wereld horen,
de blijde boodschap, het Koninkrijk van God.

we vinden het mooi om te horen dat blinden weer kunnen zien, dat doven kunnen horen,
dat lammen kunnen opspringen en dat de doden uit hun graven komen,
maar de climax, het allerbelangrijkste is de verkondiging:
degenen die niets hebben, horen de blijde boodschap dat ook voor hen het Koninkrijk is:
zalig de armen van Geest, want voor hen is het koninkrijk der hemelen.
Al de wonderen die Jezus verricht ondersteunen de boodschap van Jezus.

Overtuigt dit antwoord?
Zou Johannes tevreden zijn met dit antwoord dat Jezus geeft?
Zal hij zeggen: ik weet genoeg, U bent inderdaad de messias?
Jezus zegt er trouwens nog iets bij, niet duidelijk of dat voor Johannes bedoeld is,

 

 

voor de leerlingen van Johannes of voor de menigte:
zalig degenen die geen aanstoot neemt. Zalig degene die niet over Mij struikelt.
Als we het zo lezen, dan komt op ons het antwoord van Jezus niet zo geloofwaardig over.
Jezus herhaalt wat de discipelen van Johannes ook al gemeld hebben aan Jezus.
Heeft Jezus dan niet meer te zeggen?
Is het ook niet onze vraag: Waarom doet Jezus niets?
Waarom blijft de aarde sinds het kruis hetzelfde en hebben oneerlijke mensen, zondaren,
goddelozen hun macht in deze wereld nog even goed als voor dat kruis?
Het antwoord van Jezus: Kijk naar wat ik doe, naar wat ik zeg
en let daarop wat het met God te maken heeft, het het over God zegt:
Eerst barmhartigheid. Barmhartigheid staat voorop.

Jezus laat het oordeel overigens niet achterwege.
Spreken over het oordeel en over Jezus die zal oordelen
is niet alleen iets van de Vrije Oud Gereformeerde Gemeente of de HHK.
Want Jezus zal later nog vaker over het oordeel spreken
en wat er gebeurt als Jezus terugkomt,
hoe dat over iedereen het oordeel wordt uitgesproken.
vgl. Betsäida en Chorazin.

(3) De vraag van Jezus
We kunnen niet alles aan de orde stellen.
Maar nog even wel de aandacht voor de vraag die Jezus stelt.
Aan de menigte.
Ooit las ik een boek van een hoogleraar Nieuwe Testament,
waarin hij iets schreef over deze passage.
Ik had daarvan in mijn Bijbel een aantekening bij gemaakt.
Deze hoogleraar was het opgevallen dat als er mensen bij Jezus komen met een vraag
er een antwoord komt en een wedervraag.
Die wedervraag, de vraag van Jezus, was bedoeld om die ander tot geloof te bewegen,
te doen nadenken over zichzelf en God, een uitnodiging om te bekeren
om het leven radicaal te veranderen en Jezus te volgen.
Want al was de insteek van Johannes en Jezus anders: het doel was wel hetzelfde.
Bekering, zodat het volk weer leeft met God.
Daarom komt die vraag van Jezus nu aan de menigte die de vraag hoorde
en die hoorde wat Jezus zei tegen Johannes.
Nu is het opeens weer positief over Johannes:
Toen jullie naar Johannes gingen, wat gingen jullie toen zien?
Iemand die zo instabiel is, steeds weer wijzigt van standpunt en plannen
net zoals riet in de wind op en neer beweegt?
Iemand die tegen de een scherp is en tegen de ander heel voorzichtig,
omdat die ander veel meer geld heeft? Nee, als er iemand stabiel is
en steeds dezelfde boodschap had, was het Johannes de Doper
Hoe denken jullie, mensen die om Mij heen staan, van Johannes?
Wat zag je in hem? Waarom gingen jullie zover weg om Johannes in de woestijn te zien?
Het is een vraag naar hun geloof,
naar de manier waarop ze tot inkeer komen.
Heb je de confrontatie van Johannes nodig of de barmhartige wijze van Jezus?
Heb je een scherpe kritiek nodig, waardoor je ogen opengaan
en je leven veranderd wordt?

Wat heb jij nodig om zover te komen dat Christus een plek in jouw hart heeft?
Geldt voor jou, dat je niet ging dansen,
toen het evangelie op een vrolijke manier werd gespeeld?
Ik hoor dat wel eens mensen van buitenaf zeggen: Bij jullie heb je vrolijke liedjes.
Maar doen ze wat? Brengen ze je zover dat je meedoet, dat je meezingt,
Ik wil zingen van mijn Heiland
Of zing je, maar blijft je hart koud en kil, onbewogen?
Of heb je een ernstige boodschap nodig, zoals ik pas hoorde bij de Vrije Oud GerGem.
Ook dat kan je hart afsluiten: ouderwets, niet meer van deze tijd.
Ik bedacht dat de inhoud weinig afwijkt van onze manier van preken.
Goed een andere toepassing, een andere manier van preken en diensten,
maar wel een ernst – het gaat ergens om: om je eeuwige zaligheid
om in te gaan in het koninkrijk van God.
Of ben je net als degene die zag hoe de kinderen begrafenisje speelden,
maar je deed niet mee, je stond erbuiten.
Nu even geen zwaar gedoe.
Het gaat om je hart, het gaat erom dat je je gewonnen geeft.
Juist als je twijfelt wie Jezus is, juist als je twijfelt of dit Gods weg is,
dan kan het volgen moeilijk worden,
dan is het niet eenvoudig om je over te geven en te knielen en te zeggen:
U bent mijn God.

Ik geef mij gewonnen:

Ja ik geloof, ja ik geloof,
dat Jezus voor mij stierf
en dat Hij aan het smaad’lijk kruis,
mijn eeuwig heil verwierf.

Wat is er nodig? Radicale en ernstige verkondiging – een preek van Johannes?
Of de manier van werken van Jezus – Gods barmhartigheid, eerst toch weer een kans?
Beide manieren kun je afwijzen. Voor beide manieren van preken kun je je hart sluiten.
Hoort u bij die generatie, die niet luisterde toen het ernstig was
maar ook niet meedeed toen het een vrolijke boel was of omgekeerd.
‘Dit is niet iets voor mij!’ Waarom zou het niet voor u, voor jou zijn?
Of het nu op een liefdevolle manier gaat, vol barmhartigheid,
of ernstig, onder dreiging van het komende oordeel:
Het doel is hetzelfde: dat u komt en zich gewonnen geeft
aan deze messias, deze Christus
en dat u zegt, dat jij belijdt: Mijn Heere en mijn God.
We begonnen met onze vraag aan Jezus.
Het eindigt met de vraag van Jezus aan ons.
Dan zijn niet alle vragen weg, maar hebben we wel te antwoorden Zijn vraag.
Zijn vraag die ons wil winnen voor Zijn koninkrijk
en dat u zegt, dat jij belijdt: Mijn Heere en mijn God.
Amen

 

 

Vragen bij 1 Petrus 3:1-12

Vragen bij 1 Petrus 3:1-12
(gebaseerd op de Bijbel in Gewone Taal)


1) Vrouwen, jullie moeten luisteren naar jullie man (vers 1). In de Herziene Statenvertaling staat zelfs: Wees uw mannen onderdanig.

  • Voor de vrouwen: Is het moeilijk om als vrouw naar je man te luisteren? Wat is daarvoor nodig?
  • Voor de mannen: In welke situatie zou je vrouw naar je moeten luisteren?
  • Algemeen: Waarom wordt deze opdracht gegeven?

2) Je zult hem op die manier voor het geloof winnen. Op welke manier kun je in je relatie of huwelijk de ander voor Christus winnen? Wat is daarvoor nodig?

3) Schoonheid zit niet aan de buitenkant, maar aan de binnenkant: het gaat om hoe je hart is. Hoe is jouw hart? En wat heeft Christus met jouw binnenkant, jouw hart te maken?

4) Die innerlijke schoonheid hadden Bijbelse vrouwen ook. Welke Bijbelse vrouwen zijn voor jou een voorbeeld? En welke Bijbelse mannen hebben een innerlijke schoonheid volgens jou. Zijn zij ook een voorbeeld?

5) Sara noemde haar man ‘Heer’. Dat wordt hier geprezen. Deze tekst is bekend en berucht, omdat deze tekst opgenomen is in het oude huwelijksformulier. We zullen dat in deze tijd niet meer zo snel overnemen. Hoe moet je nu als christelijke vrouw tegen je man aankijken? Hoe moet je hem benaderen? Wat vraagt dat van je? Wat vraagt dat van een man? Hoe passen jullie dat zelf toe in je huwelijk?

6) Mannen moeten respect hebben voor hun vrouw, omdat de vrouw een zwakker schepsel is. Kunnen we dat in deze tijd nog zeggen? Hoe moet je nu als christelijke man aankijken tegen de vrouw met wie je getrouwd bent? Hoe passen jullie dat zelf toe in je huwelijk?

7) Een respectvolle houden geldt niet alleen binnen het huwelijk, maar in iedere relatie die je hebt en in elk contact dat je hebt. Welke voorbeelden geeft Petrus? Wat kost dit om dit te doen? Wat helpt je om dit in praktijk te brengen?

Preek zondagmiddag 11 februari 2018

Preek zondagmiddag 11 februari 2018
Mattheüs 26:29-30
Dankzegging Heilig Avondmaal

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Afgelopen week was ik gevraagd om mee te werken met een avond van de HGJB.
De HGJB is een organisatie die zich richt op jongeren in de kerk.
De avond was georganiseerd voor jongeren die nadenken over het doen van belijdenis
of die dit jaar belijdeniscatechisatie volgen.
Het thema van deze avond was: Gelovend volhouden.
Hoe houd je het als gelovige vol?
Hoe voorkom je dat je geloof minder wordt? Of dat je ertoe komt je geloof op te geven?
Degene die de avond leidde gaf aan, dat dit het thema is wat onder jongeren leeft.
Ze horen dat bij activiteiten die voor jongeren worden georganiseerd.
Ze horen dit terug van predikanten, jongerenwerkers dat dit een thema is
wat zij bij jongeren steeds tegen komen.
Hoe houd ik het al gelovend vol? Dat is niet alleen een vraag van jongeren.
Dat is een vraag die onder volwassenen ook leeft, en ook onder ouderen.
Hoe houd ik het als gelovige vol?
Vanmorgen heb ik het avondmaal gevierd. Hoe houd ik dat vast?
Hoe blijf ik zo dicht bij Christus als ik vanmorgen was?
Hoe blijf ik geloven dat mijn zonden vergeven zijn,
zoals ik vanmorgen weer besefte bij het eten van het brood en het drinken van de wijn?
Vanmorgen is mijn geloof weer versterkt, ik was weer even bij Christus.
Hoe voorkom ik dat mijn geloof weer zwakker wordt?
Hoe voorkom ik dat Christus weer op een afstand komt te staan?

De avond begon met een korte bijbelstudie over Hebreeën 11.
Die gelovigen uit het Oude Testament die een voorbeeld zijn van hoe je gelovend volhoudt:
Noach, Abraham en Mozes.
Noach, die de ark bouwde, de enige was die geloofde
En 120 jaar werkte aan een project door God hem opgedragen en door niemand gelooft
en toch als enige bleef geloven dat God de redding van de wereld op het oog had.
Abraham, die alles achterliet, zijn familie, zijn land – en op reis ging,
omdat God hem daar de opdracht voor gegeven had.
Mozes, die een goede opvoeding had gehad aan het Egyptische hof
En een mooie carrière zou kunnen krijgen binnen die Egyptische wereld,
maar die erachter kwam dat hij ergens anders thuis hoorde,
bij een volk dat veel minder in tel was, achtergesteld, maar wel het volk van God.
De vraag was tijdens die bijbelstudie: Wie is voor jou een voorbeeld?
De jongeren met wie ik sprak verzuchtten: geen van drie.
Wij zijn meer als de discipelen, die als het erop aan komt, er vandoor gaan.
Ik zou wel willen volhouden, maar ik ken mijzelf, ik ben te slap.
Ik laat het zo weer zitten.

Met deze leerlingen zit Jezus aan tafel.
Leerlingen die wel met Jezus meeliepen, maar niet konden volhouden.
Die geen Noach waren, geen Abraham, geen Mozes,
maar Petrus en Judas en al die anderen die allemaal vluchtten.
Dat zijn dan degenen voor wie Jezus het deed – naar het kruis gaan, lijden en sterven.
Voor mensen die het niet konden volhouden, toen het er op aan kwam.
Allemaal lieten ze hun band met Christus los.
De een door Hem te verraden: Judas.
de ander door glashard te ontkennen iets met Hem te maken te hebben: Petrus
De rest op de vlucht en in geen velden of wegen te bekennen.

En toch kondigt Jezus iets opmerkelijks aan:
Ondanks de vlucht, ondanks het verloochenen, ondanks hun zwak geloof
zal er een moment zijn, waarop ze weer samen zijn
en samen aan tafel zullen zitten – met elkaar zullen drinken uit dezelfde beker,
De beker die Christus aanreikt.
Dat moment zal er zijn, zegt Christus, als we samen bij elkaar zijn
in het Koninkrijk van Mijn Vader.
Ook al zal er een uit elkaar gaan zijn, er zal een moment van vereniging zijn,
weer samen bij elkaar, op een bijzonder moment,
als het koninkrijk van Zijn Vader er zal zijn.
Tot die tijd zal Jezus geen wijn meer drinken,
omdat Hij dan alleen is, een eenzame weg gaat, alleen, zonder Zijn leerlingen,
een weg van lijden en van spot.
Maar die weg zal eens voorbij zijn en dan zal er een hereniging zijn
en tijd om te drinken, om feest te vieren, samen met elkaar.
Wanneer is dat dan? Die hereniging? Wanneer is dat dan? Dat Koninkrijk van de Vader?
Moeten wij daar ook nog op wachten? Moeten wij ook nog vooruit kijken?

Er is in het evangelie van Mattheüs toch nog een moment
waarop Christus wijn aangereikt krijgt en daarvan drinkt.
Weliswaar geen zuivere wijn, gemengd met gal, maar Hij drinkt.
Als Hij aan het kruis hangt.
Boven Zijn hoofd het bord: Dit is de koning van de Joden
en de soldaten hadden al eerder met Hem de spot gedreven: Wees gegroet, Koning!
Zou dat het moment zijn?
Ja, het kruis is het moment, waarop dat koninkrijk van de Vader is gekomen,
waarop Jezus koning is – een doornenkroon op Zijn hoofd, een kruis als troon,
bespot en uitgelachen, door iedereen afgewezen.
Maar niemand wil zien dat daar een nieuw koninkrijk wordt gesticht,
een nieuw tijdperk aanbreekt en het gedaan is met de macht van de duivel en de zonde.
Het kruis is een keerpunt, de grootste verandering die we kunnen bedenken.
De plaats waar het Koninkrijk van de Vader begint – al wordt dat dan nog bespot
en is er niemand die dat wil geloven en is het nodig dat Christus uit het graf kwam,

opstond uit de dood.

Dan zal Ik met jullie de vrucht van de wijnstok drinken.
DAt is niet pas in de verre toekomst, maar dat was kort daarop al
en elke keer als het avondmaal gevierd wordt,
vieren we dat Christus met ons de wijn drinkt.
Zo eindigt het evangelie van Mattheüs: Ik ben met u, totdat deze wereld voltooid is.
Steeds weer opnieuw als de gemeente avondmaal viert
is Christus erbij, is er een samenzijn.
Wij zijn niet alleen, maar onze Heer is aan de tafel aanwezig en viert mee.
Vanmorgen – samen met Hem – hier op aarde al in het Koninkrijk van Mijn Vader.
Had dit de leerlingen niet gelovend kunnen laten volhouden?
Als je weet dat een moeilijke periode ooit eens afgelopen kan zijn,
Dan kun je volhouden vanuit de wetenschap dat het eens voorbij is.
Daarom vieren we avondmaal –
om ons steeds ervan bewust te zijn, om dat geloof levend te houden
dat het Koninkrijk van de Vader er reeds gekomen is, dat we niet alleen zijn,
maar dat Christus steeds weer opnieuw de wijn drinkt.
Gelovend volhouden – omdat je er niet alleen voorstaat. Ik ben met u!
Avondmaal is bedoeld om ons gelovend te doen volhouden.
DAt als je merkt dat je zwakker wordt in het geloof,
dat je terugdenkt aan deze morgendienst en in herinnering roept:
Ik ben bij Hem geweest. Mijn geloof is gevoed. Hij was er in ik was bij Hem!
Er is wat veranderd. Ik moet niet de moed verliezen: Het kruis heeft op Golgotha gestaan
en Hij is opgestaan uit de dood.
Niets is meer hetzelfde als voorheen. Het kruis heeft alles veranderd.
Het Koninkrijk van de Vader is gekomen, door Christus: Zijn dood en opstanding.

Is dat moeilijk te geloven: Ja, als we alleen om ons heen kijken
en vergeten mee te nemen dat er een kruis gestaan heeft op Golgotha.
Als we alleen maar kijken naar de tegenslagen, wat tegenzit.
Maar dat moet je ook niet doen. Je moet dat kruis niet vergeten.
Dat heeft er niet voor niets gestaan op Golgotha.
Gelovend volhouden – Christus geeft Zijn leerlingen al een vooruitblik op wat komen gaat.
Ja, verraad en weglopen, dat ook – maar ook Zijn overwinning op de duivel en de zonde.
Zijn macht die op aarde teruggekomen is door dat kruis dat op Golgotha stond.

 

De Heere Jezus geeft Zijn leerlingen nog iets mee, waardoor ze kunnen volhouden.
Uitleg bij wat het kruis is – is de eerste, maar er is een tweede:
Jezus zingt.
Als de maaltijd achter de rug is, als de weg naar het kruis gaat beginnen,
heft Jezus een lofzang aan.
Zo zingen kun je alleen maar als je weet, als je echt gelooft dat God verschil maakt.
Als je weet dat je leven in Gods hand is en Hij niet prijsgeeft wat Zijn hand begon.
Als je weet: hoeveel stormen er ook over Mijn leven komen, ze krijgen Mij er niet onder.
‘k Zal Zijn lof zelfs in de nacht, zingen daar Ik Hem verwacht.
Gelovend volhouden – Christus zelf geeft hier het voorbeeld
van overgave, van gaan in vertrouwen.
Het is geen zingen om Zijn vertrouwen te versterken,
maar zingen waaruit blijkt dat Jezus weet wat Hem te wachten staat
en dat hoe moeilijk de weg ook zal zijn, uiteindelijk dat Koninkrijk van de Vader er is.
Daar zingt Jezus al van – alsof dat Koninkrijk er al is.
Zo zingen we in de kerk – dat God er is, al merken wij dat niet altijd.
Dat Zijn macht over heel de aarde heerst, al zien wij soms daar weinig van.
Zingen alsof we al bij Hem in de hemel zijn, al merken we geregeld een afstand.
‘Zingen is verklappen dat het anders kan.’ Dat God het anders doet.
Zingen is dat je verder kijkt en met God rekening houdt.

Wat zingt Jezus dan, voor Hij naar Gethemané gaat om daar te lijden.
In het bijzonder was het daar, dat op Hem de last van de zonde en Gods toorn drukte
zegt het avondmaalsformulier
en Mattheüs zegt: Jezus gaat dat lijden zingend tegemoet.
Wat zingt Jezus dan? Waarschijnlijk is dat het klein Hallel. De psalmen 113-118.
De naam van de Heere zij geloofd – Psalm 113: God die zo groot is
en vanuit de hemel Zijn macht laat zien, maar tegelijkertijd naar beneden kijkt
en ziet wat er gebeurt.
Die ziet wat de weg van Jezus zal zijn, die vanuit de hemel de ogen niet sluit
Voor de spot van de leiders, van de soldaten, het kruis.
Jezus zingt verder: Psalm 114, de psalm die gaat over de uittocht uit Egypte
hoe God vanuit Egypte een weg baande door de Rode Zee.
De zee en de bergen gaan op de vlucht, omdat met dat volk God meetrekt.
Daar gaat Jezus naar Gethsemané
en de demonische machten vluchten voor Hem uit
en Jezus baant een weg voor al degenen bij Hem horen,
een weg door de dood heen, waar een weg zal zijn,
Zoals er voor het volk Israël was, toen het uittrok,
zo baant Jezus voor ons door de dood heen een pad, waarover wij veilig kunnen gaan.
Steeds weer wordt de macht van de Heere bezongen.
Gelovend volhouden – wat heb je meer nodig te geloven in Zijn macht
en door te zingen oefenen we ons in dat geloof, oefenen we ons in het volhouden.
Zingen we van de grote Koning die komt – met Psalm 118 mee.
De weg naar het kruis wordt ingeluid met de lofzangen op de God van Israël.

Zingen is dat je verder kijkt en met God rekening houdt.
Als gelovigen zingen we op plaatsen waarvan anderen zeggen: daar kun je niet zingen.
In rouwdiensten, diensten waarin we afscheid nemen van iemand die overleden is.
Onlangs zongen we midden in een rouwdienst Glorie aan God.
Terwijl we iemand gingen begraven zongen we:
Overwinnaar zal Hij zijn, over zonde, dood en pijn
heel het rijk der duisternis, weet wie Jezus Christus is.
Zingen is verklappen dat het anders kan, dat God het anders doet.
Gelovend volhouden.

Zo zingen kun je vaak niet alleen.
Misschien doet u dat wel eens.
Ik doe dat wel eens aan het begin van de dag,
Als er niemand thuis is, dat ik om de dag te beginnen enkele liederen hardop zing.
Om zo de dag met de Heere te beginnen.
Ik zing het voor God, maar ook voor mijzelf
door te zingen weet ik weer dat God er zal zijn deze dag.
Gelovend volhouden – daar is zingen, net als het avondmaal een middel voor.

Zo gaat Jezus Zijn leerlingen zingend voor. Zingend van Zijn Vader.
Terwijl de nacht komt, terwijl het oordeel over Hem heen komt,
terwijl Jezus neerdaalt in het rijk van de dood, neerdaalt tot in de hel.
Jezus gaat ons zingend voor.
Wij volgen Hem zingend, door over Hem te zingen:

Ik wil zingen van mijn Heiland, van Zijn liefde, wonder groot,

Die Zichzelve gaf aan’t kruishout, en mij redde van de dood.

 

‘k Wil het wonder gaan verhalen, hoe Hij op Zich nam mijn straf;

hoe in liefde en genade, Hij ’t rantsoen gewillig gaf.

 

‘k Wil het wonder gaan verhalen, hoe Hij op Zich nam mijn straf;

hoe in liefde en genade, Hij ’t rantsoen gewillig gaf.

 

‘k Wil mijn dier’bre Heiland prijzen, spreken van Zijn grote kracht,

Hij kan overwinning geven over zond’ en satans macht.

Refrein

 

Ik wil zingen van mijn Heiland, hoe Hij smarten leed en pijn,

om mij ’t leven weer te geven, eeuwig eens bij Hem te zijn.


Zing, o zing van mijn Verlosser, met Zijn bloed kocht Hij ook mij,

aan het kruis schonk Hij genade, droeg mijn schuld en ik was vrij.

Amen

 







Preek zondagmorgen 11 februari 2018

Preek zondagmorgen 11 februari 2018
Tekst: Mattheüs 26:28
Viering Heilig Avondmaal

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Elke keer is het weer bijzonder om het avondmaal te vieren, vind u niet?
Bijzonder omdat je daar mag zitten – aan de tafel van Christus
en dat met ons geloof waar nog heel wat aan schort.
Bijzonder om als zondaar bij Christus aan tafel te mogen komen.
Dat kan, omdat we mogen weten, mogen geloven dat het weer goed is,
goed tussen ons en God.
Dat is elke keer weer iets om ons erover te verwonderen, om dankbaar te zijn.
Dat wij, dat u, dat jij, dat ik mag komen bij Christus aan tafel
om daar brood en wijn te krijgen.
Daar aan tafel te zitten, brood en wijn te ontvangen – dat maakt voor ons zichtbaar
dat het weer goed is tussen ons en God.
Avondmaal maakt zichtbaar dat Christus met zondaren wil samenwonen.
Dat Christus met u, met jou wil samenwonen.
Bent u daar nog mee bezig geweest in de afgelopen week:
het bijzondere dat Christus met u wil samenzijn?
Heb jij daar nog aan gedacht hoe bijzonder het is, dat jij ook bij Christus mag horen?
Want we verdienen dat niet.
En toch is daar vanmorgen de uitnodiging weer:
Kom naar Mij toe, kom bij Mij aan tafel.
Kom kijken naar het brood dat gebroken wordt, de wijn die wordt ingeschonken,
kom het proeven, kom erbij aan tafel zitten en neem dat brood en die wijn tot je!
En ook als je daar in de afgelopen week niet echt mee bezig geweest bent.
Als je daar niet aan toe kwam, als je de rust niet kon vinden
en je er nu vanmorgen over nadenkt omdat de tafel hier voor in de kerk staat,
laat het tot je doordringen dat het Christus’ diepste wens is,
dat jij van Hem bent, dat u bij Hem hoort en tot Hem komt, ook vanmorgen,
dat u opstaat en naar voren loopt en hier aan de tafel komt zitten,
naar Christus toe gaat, van Hem brood en wijn aanneemt, eet – om Hem te gedenken.

Het bijzondere van het avondmaal is dat het zichtbaar wordt,
dat onze band met God is hersteld, dat het goed gemaakt is.
Zoals Christus het noemde bij de eerste keer dat het avondmaal werd gevierd:
een nieuw verbond – een relatie die is hersteld, een relatie die eerst verbroken was,
aan onze kant verbroken en van Gods kant weer goed gemaakt.
De tafel hier voor in de kerk, het brood en de wijn – ze laten ons zien
dat God het alles er aan gedaan heeft
om wat door ons verbroken was, weer te herstellen.

Is het wel mogelijk voor ons om bij God te mogen komen,
om aan de tafel van Christus te komen?
Dat vraagt tot een geloof, een sterk geloof, dat vraagt toch dat je er naar leeft?
Dat kan uw vraag wel zijn: u hebt vorige keer nog weer gehoord
Dat het avondmaal alleen voor de gelovigen in ingesteld.
Mijn zwak geloof klaagt mij aan: je kunt wel naar voren gaan,
maar wat breng je ervan terecht?
Je kunt daar wel aan die tafel zitten, maar als er eens in je hart gekeken werd
wat daar allemaal leeft verborgen voor anderen.

Bij de eerste avondmaalstafel, discipelen die straks allemaal Hem in de steek zullen laten,
zegt Christus: een nieuw verbond – tot vergeving van zonden.
We kunnen ons dat niet voorstellen, dat God vergeeft.
Als iemand naar ons toe een fout gemaakt heeft, ons diep geraakt heeft,
zullen we dat niet snel vergeten
en is er vaak een lange weg nodig tot herstel, een lange weg om het weer goed te krijgen.
En dan zegt Christus: er is vergeving te krijgen voor je zonden,
voor de fouten die je maakte, de verkeerde keuzes, de pijn die je God aandeed.
Ik maak je vrij van je zonden, helemaal schoon, helemaal rein,
zodat je bij Mij kunt komen, ook vanmorgen, zegt Christus:
Niets staat je meer in de weg. Niets klaagt je meer aan.
Ja, dat merk je wel, dat ervaar je wel, maar Ik zeg je dat het goed is.
Ik heb ervoor gezorgd dat het weer goed is, dat je mag komen.
Als u naar voren komt en gaat zitten bij de tafel,
als u brood neemt van de schaal en dat eet, als u de breker krijgt en daaruit drinkt,
dan mag u dat bedenken: Mijn zonden zijn vergeven.
Dat mijn geloof niet zo sterk is als het zou moeten zijn.
Dat ik soms vergeet om mijn geloof te onderhouden, er tijd voor te nemen,
erover na te denken, met anderen erover te praten.
Maar nu zie ik het, nu weet ik het weer, nu geloof ik:
Het is volbracht – ook voor Mij.
Dan kom ik naar God – ik aarzel want ik weet wat er aan mijn kant aan mankeert.
Het zou veel beter kunnen, het zou veel beter moeten,
maar ik weet – het is volbracht, daar op dat kruis van Golgotha,
Christus die het avondmaal instelde, toen in die zaal met zijn discipelen
en die nu aanwezig is, hier vanmorgen bij de tafel.
Hij roept mij om te komen. Ik kan niet anders, ik moet wel gehoorzamen en komen!

Vergeving van zonden – ik zou dat willen, maar hoe krijg ik dat?
Ja via Christus, via Zijn offer aan het kruis,
maar hoe krijg ik daar deel aan? Hoe wordt dat iets van mij, van mij persoonlijk?
Door het aan te nemen, te ontvangen, te geloven
dat Christus ook tegen u, tegen jou persoonlijk zegt: Ik ben voor jou gestorven.
Ik ging ook voor jou aan het kruis. Vergeving van zonden voor velen.
Dat is ruim, dat is royaal, daar pas jij ook wel bij.
Christus wil met zondaren samenwonen, met zondaren aan één tafel, Zijn tafel.
Dat is Christus’ diepste wens. Daarom kwam Hij.
Daarom gaf Hij Zijn leven, aan het kruis. Zodat u ook zou komen. Kom! Amen

Les 12 Het Heilig Avondmaal

Les 12 Het Heilig Avondmaal

Op de Bijbelkring komt het op het Heilig Avondmaal. Jantine vertelt hoe ze er in de week vooraf mee bezig is. Ze denkt veel over zichzelf na, neemt meer tijd om te bidden en te lezen uit de Bijbel dan in andere weken. ‘Ik weet dat ik niet perfect ben. Ik doe nog steeds veel verkeerd. Maar elke keer kom ik weer uit bij de Heere Jezus. Ik kan niet zonder Hem. Daarom ga ik aan het avondmaal.’ Mark reageert: ‘Ik denk er ook veel over na. Ik kom er nooit uit. Ik zie wat ik allemaal verkeerd doe. Steeds weer vraag ik mij af: Wanneer komt voor mij het moment om aan het avondmaal te gaan? Maar goed, mijn ouders gingen ook nooit. Ze zullen het niet begrijpen wanneer ik wel zou aangaan. Want ik ben toch niet beter dan zij?’ Fred geeft aan: ‘Als het avondmaal is, ga ik niet naar de kerk. De dienst duurt mij te lang. Er is toch niets voor mij bij, want ik weet toch al dat ik niet aanga.’ Jantine kan het niet laten om te reageren: ‘Denk je dat het voor mij een makkelijke stap is? Elke keer is het heel intensief. Toch kan ik niet anders, want Christus roept mij. Soms denk ik wel eens dat al die mensen die blijven zitten of helemaal maar niet komen zich wel makkelijk afmaken van deze uitnodiging van Christus. Het is toch een opdracht die Hij gaf: Doe dat tot Mijn gedachtenis.’

 

Vraag 1: Op wie lijk jij het meest? Waarom?



Vraag 2: Wat zou jij reageren op Jantine als jij Mark of Fred was?



Vraag 3: Gaan je ouders aan het Heilig Avondmaal? Heeft dat invloed op hoe jij erover denkt?




Vraag 4: Hoe wordt / werd bij jullie thuis over het Heilig Avondmaal gepraat? Heeft dat invloed op hoe jij erover denkt?




Uitleg
Net als de (Heilige) Doop is het (Heilig) Avondmaal een sacrament. Met sacrament bedoelen we dat het Heilig Avondmaal door Christus is ingesteld. Het is door Hem ingesteld als zichtbare verkondiging: om door middel van de tafel, door middel van brood en wijn iets te laten zien en te laten proeven wat niet alleen in woorden verteld kan worden.
Wat zichtbaar is, is een tafel die is gedekt, met stoelen eromheen. Samen aan tafel zitten doe je als gezin of als belangrijke gasten. Of bij een feestelijk gebeuren als een bruiloft of een ander feest. Bij een ernstig gebeuren als een broodmaaltijd na afloop van een begrafenis. Det tafel bij het avondmaal laat zien dat Christus mensen in Zijn nabijheid wil hebben. Dat is een van de belangrijke onderdelen van het avondmaal: we horen als gelovigen bij Christus en mogen bij Hem horen. Onze fouten en zonden heeft Hij vergeven. Ook als is Christus niet zichtbaar, Hij is wel de gastheer.
Op de tafel staat brood en wijn. Dat brood wordt gebroken. Door te zien dat het brood wordt gebroken denken we terug aan Golgotha, waar de Heere Jezus stierf. Dat brood eten wij om aan te geven: Christus komt in ons. Het gaat om één-worden, verenigd worden met Hem. De wijn die wij drinken herinneren aan hoe de Heere Jezus voor ons gestorven. Hij heeft Zijn leven gegeven. Door Zijn sterven aan het kruis zijn onze zonden vergeven. Door het brood te eten en de wijn te drinken, geven wij aan: U bent ook voor mij gestorven. Het was nodig dat U dat deed. En ik geloof ook dat U dat voor mij deed.
Het avondmaal is ook ingesteld om ons geloof te versterken. Zoals je lichaam voedsel nodig heeft om weer op krachten te komen, zo heeft ons geloof ook voedsel nodig. Dat is gebed, dat is lezen in de Bijbel en daar over nadenken. Dat is ook het avondmaal.

Vraag 5: Ga voor jezelf na hoe een avondmaalsdienst is opgebouwd. Wat valt je op?






Vraag 6: Zou jij nu aan het avondmaal kunnen gaan? Waarom wel / niet? Wat heb je nodig om wel aan te kunnen gaan.





Vraag 7: Vraag eens aan iemand die aan het avondmaal deelneemt, wat hoe hij of zij dat beleeft. Wat vindt hij of zij mooi? Hoe wordt het geloof versterkt? Waar denkt hij of zij aan tijdens het avondmaal?




Het bijzondere in onze kerken is dat er een week van voorbereiding is. In deze week denk je na over het volgende: (1) Je denkt na over wat er allemaal fout is gegaan, (2) Je laat op je inwerken dat Christus ook voor jou gestorven is. (3) Je neemt je voor om in de komende tijd op een andere manier te leven: meer liefde en tijd voor God, meer liefde en tijd voor de mensen om je heen.
Dat je nadenkt over wat je allemaal verkeerd hebt gedaan, is niet voor niets. Het avondmaal is bedoeld voor wie geloven in de Heere Jezus. Je kunt van buiten wel doen alsof je gelovig bent. Maar hoe zit het van binnen? Het is niet de bedoeling dat je je weggestuurd voelt. Het gaat er vooral om dat je eerlijk naar jezelf kijkt. En dat je verandert of laat veranderen wat mis zit in je relatie met Christus. Daarom wordt in het formulier ook genoemd wie er allemaal niet aan het avondmaal mogen aangaan. De bedoeling daarvan is, dat wie op een verkeerde manier leeft, daarmee breekt en zich bekeert. Het is verkeerd om bij jezelf te denken: het avondmaal is toch niets voor mij, maar ik blijf wel op dezelfde manier leven.
Het bijzondere van het avondmaal is dat niemand echt aan de voorwaarden kan voldoen. Ieder kan wel iets vinden van zonden en gebreken. Iedereen kan wel iets vinden van een zwak geloof. Het gaat erom dat je dat eerlijk naar God belijdt en dat je vraagt of Hij je wil veranderen. De waardigheid die nodig is om aan de tafel te zitten wordt ons geschonken. Dat geeft God ons, omdat Christus is gestorven aan het kruis.

Als gelovigen zijn we niet alleen. We zitten met anderen aan tafel. Dat kun je ook breder zien: wie avondmaal viert is ook verbonden met broeders en zusters uit andere kerken. Als gelovigen horen we bij elkaar. Daarom is de band met elkaar ook belangrijk. Het avondmaal is ook bedoeld om die onderlinge band te versterken. Als er iets mis is tussen jou en iemand anders, ga dan naar iemand toe om het uit te praten.
In onze gemeente wordt in de week van voorbereiding ook censura morum gehouden. Censura morum betekent dat gemeenteleden kunnen aangeven wie er echt niet aan het avondmaal kan gaan. Heel soms is dat nodig dat er iets gemeld wordt. Want een gemeentelid kan een belemmering vormen voor een ander om aan het avondmaal aan te gaan. Stel dat iemand gestolen heeft, machtsmisbruik pleegt of iets anders doet wat een ander beschadigt, dan kan dat bij de kerkenraad worden gemeld. De kerkenraad kan in bepaalde gevallen besluiten dat iemand niet aan het avondmaal mag aangaan. Het doel daarvan is dat iemand door zo’n stevige maatregel tot inkeer komt. Het vraagt van iedereen natuurlijk heel veel wijsheid om hier op een goede manier mee om te gaan.

Vraag 8: Hoe kan voor jou het avondmaal de onderlinge band in de gemeente versterkt worden door het avondmaal?



Op de tafel staat ook een schaal. Daarin kun je collectegeld doen. Dat geld is niet om brood en wijn te betalen. De bestemming is altijd diaconaal. De gedachte daarachter is: in de vergeving die wij van Christus ontvangen, krijgen we zo’n grote rijkdom. Daarvan willen we iets aan anderen geven.

Vraag 8: Ga voor jezelf eens na welk collectedoel er deze avondmaalsdienst was. Wat is dat voor een doel? Waarom steunen wij dat als kerk?



Lezen: 1 Korinthe 11: 17-34

Vraag 9: Wat is er mis in de gemeente van Korinthe (zie vers 17-22)? Wat heeft dat voor gevolgen voor het avondmaal?






Vraag 10: Hoe doe je dat: het gedenken van Christus? Waar denk je dan aan? En wat hebben brood en wijn daarmee te maken?




Vraag 11: Je moet jezelf toetsen (vers 31). Hoe doe je dat? Waarop toets je jezelf?




Vraag 12: Wat moet er in de praktijk veranderen (vers 33-34)?




Vragen bij 1 Petrus 4:1-11

Vragen bij 1 Petrus 4:1-11

1.) Er is voor een gelovige een verschil tussen vroeger en nu. Vroeger werden we beheerst door verkeerde verlangens. Nu door ons geloof in Christus beheersen die verlangens ons niet meer. Je doet anders. Je gedrag is anders. Wat merk je van verandering in wat je doet of in je gedrag door je geloof in Christus? Gaat dat vanzelf of kost dat strijd?

2.) Het lijden waar je mee te maken hebt is een herinnering aan het lijden van Christus. En het is een bevestiging dat je van Christus bent. Herken je dat bij jezelf?

3.) Er kan een druk zijn van niet-christenen om met hen mee te doen. Merk je dat in je eigen familie, vriendenkring of op je werk? Hoe ga je daar mee om?

4.) Er wordt van ons als gelovige ander gedrag verwacht:
– verstandig zijn en nadenken
– van elkaar houden en door de liefde elkaar vergeven
– gastvrij zijn zonder te mopperen
– elkaar helpen.
Kun je hiervan een voorbeeld uit je eigen leven geven?

5.) God heeft daarvoor een bijzondere kracht (ook wel een gave) gegeven voor wat bij vraag 4 is aangegeven. Weet jij welke kracht of gave God jou gegeven heeft. Hoe werkt dat in jouw leven?

6.) Wat Petrus hier schrijft over de strijd en het lijden, over tegengaan van de druk, over verstandig zijn en dat andere gedrag heeft allemaal te maken met de Wederkomst en het oordeel dat Christus daarbij zal uitspreken. Op welke manier heeft de Wederkomst en het laatste oordeel effect op wat je doet (of juist nalaat)?

 

Preek zondag 4 februari 2018

Preek zondag 4 februari 2018
Voorbereiding Heilig Avondmaal
Schriftlezing: Mattheüs 26:17-30

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Er is weinig dat er zo erg inhakt als het verraad van je eigen vrienden.
Je hebt met ze opgetrokken, je hebt veel tijd met ze doorgebracht.
Je hebt hun verhalen aangehoord: Leuke verhalen, maar ook hun sores aangehoord.
Je hebt zelf veel met ze gedeeld.
Als ze je dan verraden, krijgt alles een wrange bijsmaak:
Wat heb ik allemaal niet aan ze verteld?
Hoeveel tijd heb ik niet aan ze besteed?
Je krijgt er zo’n knauw van, dat je niet snel meer vriendschap sluit
maar alles vanuit wantrouwen bekijkt.
In psalm 140, de psalm die we zongen, klinkt verbittering door:
Hun tongen scherpen zij als slangen.

Over de meest intieme bijeenkomst die Jezus heeft met Zijn leerlingen
hangt de schaduw van het verraad:
Jezus zal verraden worden door één van de twaalf leerlingen,
overgeleverd in de handen van Zijn vijanden,
zodat ze Hem ter dood kunnen brengen.
Eén van de twaalf een verrader.
Maar komen ze allemaal niet in de buurt van dat verraad?
Niet dat ze allemaal Jezus uitleveren.
Maar geen van de twaalf zal aan het einde van die nacht nog bij Jezus zijn.
Zo eindigt een maaltijd die bedoeld is om aan te geven
hoezeer Jezus en Zijn leerlingen bij elkaar horen
ermee dat Jezus alleen overblijft, verraden door één van Zijn leerlingen
En in de steek gelaten door de andere 11.
Jezus verraden en Jezus verloochenen.

Dr. Jan Koopmans, een Amsterdamse predikant die in de slotdagen van de Tweede Wereldoorlog omkwam door een verdwaalde kogel, schreef over de kerk:
De kerk is de plaats waar Christus met zondaren wil samenwonen.
Dat kan Christus wel willen, maar als het op aankomt,
staat Hij er alleen voor
en zijn de zondaren met wie Hij wil samenwonen bij Hem weggegaan,
omdat ze de andere kant hebben gekozen, Hem verraden,
of omdat ze gevlucht zijn en niet meer aankonden om bij Christus te zijn.
En is dat niet wat een zondaar typeert, wat ons als zondaars typeert:
dat terwijl Christus met ons wil samenwonen, we dat niet willen of aankunnen?

Dat klinkt wel heel scherp
en misschien zegt u bij uzelf: waarom zou ik dat niet willen, of niet kunnen.
Dat de discipelen dat niet konden volbrengen, dat zij dat niet konden,
dat wil nog niet zeggen, dat ik dat niet kan.
Ik vermoed dat de discipelen ook niet verwacht hadden
dat zij op de loop zouden gaan, hun Heer en heiland in de steek zouden laten,
het ziet er in het evangelie er ook niet naar uit
dat Judas een mol was, die zich bewust in de discipelkring van Jezus heeft ingewerkt,
vertrouwen gewonnen heeft, om als de tijd ervoor rijp was, zijn slag te slaan.
Nee, in korte tijd verandert Judas van een volgeling van Jezus
in een verrader, die Jezus aangeeft en in handen speelt van Zijn tegenstanders.
Dat kan blijkbaar.
Als gelovige ben je kwetsbaar voor teleurstelling,
loop je het gevaar dat je op de vlucht slaat en het niet zitten om met Jezus samen te zijn.
Als we in de week van voorbereiding over onszelf en onze band met Christus nadenken
is dit de eerste stap waar we over nadenken.
In het formulier heet dat: de opdracht om stil te staan, te overdenken
van je zonden en vervloeking.
Dat we weglopers zijn, dat we het niet uithouden, niet willen uithouden bij Christus.
Dat is onze basishouding, dat is de neiging die we hebben
En daarom is het eigenlijk ook niet mogelijk om bij Christus te horen.
Hoe kunnen schepselen die bij God weglopen bij God horen,
hoe kunnen degenen die voor de Verlosser op de loop gaan verlost worden?
Maar er hoort er wel iets bij.
Namelijk dat als we daarover nadenkt, dat je dat niet wilt
en dat dit een diepe wens die gegroeid is: Ik wil niet meer weglopen, niet meer op de vlucht.
En dat het ook niet meer hoeft, omdat Christus gekomen is,
die gekomen is om ons te bevrijden van onze neiging om weg te lopen,
om ons van Hem af te keren, tegen Hem in te gaan.
Sterker dan ons weglopen, sterker dan ons verraad is Zijn genade.

Om dat steeds weer te geloven, om dat geloof steeds te versterken,
dat Zijn genade sterker is dan ons weglopen, ons verraad
– want dat dat geloof wordt steeds weer in ons aangevallen en in twijfel getrokken –
gaf Christus het avondmaal,
de laatste maaltijd die Hij met Zijn discipelen had,
de laatste keer samen, samen met Christus,
De verrader erbij aan tafel, de discipelen die op de vlucht zullen slaan erbij,
samen om de tafel, één in Christus.
Dat is de kerk: de plaats waar Christus wil samenwonen met zondaars.
Waar de discipelen straks allemaal weg zullen zijn – en Jezus weet dat
zit Hij met hen aan tafel.

Het is een bijzondere maaltijd.
Nergens in de evangeliën wordt verteld hoe Jezus apart eet met de leerlingen.
Altijd zijn er anderen aanwezig: Farizeeën, tollenaars en zondaars, de menigte.
Deze maaltijd, een afscheidmaaltijd zonder dat de discipelen dat weten,
is voor Jezus en Zijn discipelen alleen.
Even geen anderen, op dit belangrijke moment, nu Zijn weg naar het kruis echt begint.
Juist dan, alleen met deze kleine kring, de twaalf leerlingen.
Tijdens de maaltijd van Pesach, de nachtelijke maaltijd
Waarop de uittocht uit Egypte werd herdacht.
Een maaltijd die je in de meest intieme kring vierde, van je gezin, familie.
Hier is Jezus, samen met Zijn twaalf leerlingen, als gezin, als hechte groep,
op de avond voordat deze groep uit elkaar zou vallen.

Het is een maaltijd die moet worden voorbereid.
Er mocht geen zuurdeeg in huis zijn, een soort gist waarmee het brood kon rijzen
en waarmee het brood een smaak kreeg.
En daarom moest het hele huis worden schoongemaakt.
Er moest een lam worden geslacht in de tempel van Jeruzalem
En de maaltijd moest het liefste worden gehouden in of kort nabij Jeruzalem.
Op een speciale manier moesten de gerechten worden bereid,
met bittere kruiden, zodat na eeuwen van bevrijding uit Egypte
De bitterheid van het lijden dat het volk in Egypte onderging kon worden geproefd.
Als herinnering hoe moeilijk het daar was in Egypte
en hoe geweldig het was dat God hen bevrijdde, hen liet gaan.

Ons avondmaal vraagt ook om voorbereiding.
Vraagt een innerlijke schoonmaak: de strijd tegen het weglopen bij Christus vandaan,
De strijd tegen de gedachte dat je het zonder Christus kunt redden, of zelfs beter hebt.
Vraagt om naar jezelf te kijken: leef ik echt met Christus?
Of is mijn geloof zo dun dat het bij de eerste de beste tegenslag omvergeblazen wordt?
Is er in mij iets dat concurreert met mijn liefde en aandacht voor Christus,
die mijn liefde opslokt, mijn aandacht opeist die voor Christus bedoeld was.
Er wordt in het avondmaalsformulier eigenlijk gewaarschuwd voor twee dingen:
Een zwak geloof en verlangens en begeerten die je op de verkeerde weg kunnen brengen.
Jezus had Zijn leerlingen gewaarschuwd voor een zwak geloof,
Voor een geloof dat ermee stopt als het spannend wordt,
een geloof dat het niet kan opbrengen om een offer te brengen,
maar voor de gemakkelijkere weg kiest omdat het leven hier aantrekkelijker lijkt.
De waarschuwing hebben de leerlingen steeds in de wind geslagen,
zelfs de opmerking van hun Heer dat als ze Hem verloochenen
er ook een moment komt dat Hij hen niet zal belijden voor Zijn Vader.
Ze hebben het wel gehoord, maar het drong niet tot hen door.

En die verkeerde verlangens, begeerten die je naar je ondergang leiden,
die je verloren kunnen laten gaan.
Wat er gebeurd is tussen Jezus en Judas – Mattheüs vertelt het niet.
Het gebeurde toen die vrouw Jezus met een dure zalf zalfde
en Jezus dat niet afkeurde door te zeggen dat het geld beter besteed had kunnen worden.
Integendeel, Jezus prees haar: je doet dit vanwege Mijn begrafenis.
En toen knapte er iets bij Judas.
Was het een verlangen naar geld? Dan is het een voorbeeld van zo’n verlangen,
die je naar de ondergang helpt en dan is het een verderfelijke begeerte.
Of is het een verwachting over Jezus die niet uitkomt?
Een zwak geloof, ongeloof waar we tegen moeten strijden.

Toch zitten die twaalf bij Jezus aan tafel.

Over Judas valt nog te twijfelen,
maar Petrus zit er wel aan, die in diezelfde nacht nog zal zeggen
dat hij Jezus niet kent en niets met Hem van doen heeft.
De 3 discipelen die niet met Jezus kunnen waken als Hij lijdt en worstelt in Gethsemané.
De anderen die ervandoor zijn gegaan.
Ze zitten daar bij Jezus aan tafel.
De kerk is de plaats waar Christus met zondaren wil samenwonen.
Dat de zondaren zondaren zijn, verhindert de kerk niet kerk te wezen, omdat immers Christus Christus is.
Christus is Christus – dat is het geheim van de kerk,
dat is de kern van het avondmaal
Christus is Christus, die stierf aan het kruis,
Die de schuld betaald heeft voor de zondaren
Uw schuld, mijn schuld.
Uw zwak geloof, jouw ongeloof, mijn zwak geloof en ongeloof.
Juist vanwege ons zwak geloof, ons ongeloof,
onze neiging weg te lopen, in te gaan op verkeerde verlangens
is het avondmaal ingesteld
als een herinnering aan hoe Jezus daar zat, bij die twaalf
die allemaal bij Hem vandaan zouden gaan:
Jezus die zich geeft – gaf aan het kruis, geeft bij het avondmaal.
Neemt, eet, gedenkt en gelooft.

Tijdens die maaltijd, dat fijne samenzijn
– wat zullen ze tijdens die maaltijd gezegd hebben: bijzonder om zo met elkaar te zijn,
dit samen te vieren, zo alleen even met Jezus te mogen zijn
en Hem niet te hoeven delen,
we kunnen ons voorstellen dat het avondmaal is ingesteld
om de onderlinge band te versterken.
Komt opnieuw de waarschuwing van de Heere:
Iemand van jullie zal mij verraden, zal Mij in handen spelen van Mijn tegenstanders.
Je proeft de schrik?
Dat ben ik toch niet, Heere?
Het geloof is er nog. Ze versterken hun band.
Door Hem Heere te noemen, geven ze aan: Wij kunnen niet zonder U.
Wij kunnen ons geen leven indenken zonder U.
Wij zetten een stap naar U toe. U laat ons wel schrikken.
En dan als laatste: Judas.
Een heel subtiel verschil.
Judas die Jezus niet aanspreekt als Heer, maar als Meester.
Zijn gelooft taant, glijdt van Hem af, is al stuk gebroken, nog niet eens zo lang geleden.
Judas die vergeet zijn geloof te laten versterken,
in het samenzijn bij Jezus met de maaltijd.
Judas die de hand in dezelfde schaal doopt, uit dezelfde beker drinkt,
die erbij zit, maar niet meer van Jezus is.
Meester, zegt Judas. Dat is hoe buitenstaanders Jezus aanspreken.
Niet meer het Heer, zoals een discipel Jezus aanspreekt, maar Meester.
Judas die zich buiten deze kring plaatst, ook al zit hij erbij.
Zijn hart is er niet meer bij.
Strijd tegen het ongeloof, zegt het formulier,
wees niet tevreden met de zwakheid van je geloof.
Doe eraan wat je kunt.
NAtuurlijk, het is de Heilige Geest, die je ongelukkig laat zijn met je ongeloof,
die je laat lijden aan de zwakte van je geloof.
Dat is genoeg, zegt het formulier, om te mogen zitten aan de tafel van Christus.

Dat de zondaren zondaren zijn, verhindert de kerk niet kerk te wezen, omdat immers Christus Christus is.


Daarom, al krijgen wij dat ongeloof en die begeerten zelf niet uit ons weg en al klaagt ons ongeloof en klagen die verkeerde verlangens ons aan, we mogen er ten volle van verzekerd zijn dat zij ons niet verhinderen om aan het avondmaal aan te gaan. Want ze zijn kunnen niet Gods genade tegenhouden die Hij ons schenkt. Door Gods genade ontvangen wij de waardigheid, ondanks ons ongeloof en onze verkeerde verlangens, om aan te gaan en Gods genade te ontvangen. Door die door God geschonken waardigheid ontvangen wij het brood en de wijn, die Christus ons schenkt.
Amen