Preek zondagmiddag 18 februari 2018
Mattheüs 12:22-37
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
In de verhalen die ons zijn verteld over de Heere Jezus
zien we dat God een tegenstander heeft, een vijand
die het werk van God dwarsboomt en stuk wil maken.
Voor die tegenstander worden verschillende namen genoemd:
duivel – een naam die aangeeft dat de tegenstander van God verdeelt,
de eenheid die er in een familie, in een kerk, in een samenleving kan zijn verstoort
mensen tegen elkaar en tegen God opzet,
door wantrouwen te zaaien, geruchten de wereld in te helpen,
door zoveel pijn aan beide kanten te brengen, dat verzoening nauwelijks nog mogelijk is.
verzoeker – wordt hij genoemd als Jezus in de woestijn is.
degene die je van Gods weg afbrengt en je influistert dat er een andere weg is,
makkelijker begaanbaar, interessanter, van meer gemakken en comfort voorzien
dan de weg die God met je gaat.
De verzoeker die je in verleiding brengt en je wil doen laten wankelen en struikelen,
zodat je niet meer van Christus bent.
satan wordt hij genoemd, als degene die voortdurend gelovigen bij God aanklaagt
en ook in je eigen hart allerlei gedachten en stemmen oproept
Die je willen doen laten geloven dat jij toch echt niet bij God kunt horen,
jij met jouw verhaal en jouw fouten en gebreken.
De tegenstander van God die zelf macht over Gods schepping en Gods werk wil hebben,
die probeert om de invloed van God terug te dringen
en in plaats van de goede zorg en leiding van God
een dictatuur van de zonde heeft gebracht op deze aarde,
een koninkrijk, een macht waaraan je als mens zelf niet kunt ontsnappen,
waar je alleen door Gods macht uit verlost kunt worden, als Hij deze dictatuur verbreekt.
Het is een sfeer waarin wij als mensen leven,
Waarin we het goede niet meer kunnen doen,
omdat er in ons een neiging gekomen is,
door de zondeval, door de invloed van deze tegenstander,
om niet meer voor het goede te kiezen, maar het verkeerde.
Als we de verhalen over Jezus lezen,
dan zijn er mensen in wie de invloed van deze tegenstander van God goed te merken is,
bezeten worden ze genoemd, bezeten van een kwade demon, door de duivel of duivels,
Deze mensen hebben niet meer de macht over zichzelf,
Daarom kunnen ze niet spreken, niet horen, hebben ze niet meer de controle over zichzelf.
Er zijn verhalen van mensen die zichzelf pijnigen, die zichzelf in het vuur gooien.
Ook in Mattheüs 12 lezen we hoe zo iemand bij Jezus wordt gebracht.
Dat kan ons op het verkeerde been zetten,
alsof bezetenheid zich vooral uit in lichamelijke beperkingen of in geestelijke aandoeningen.
Het zijn echter uiterlijke gevolgen van een macht die in hen gekomen is,
Waardoor contact met de buitenwereld niet meer mogelijk is,
geen communicatie mogelijk: niet meer spreken, niet meer kunnen horen, niet meer zien.
Totale afhankelijkheid van anderen. Het maakt je machteloos.
Als je zulke verhalen leest, kun je heel makkelijk denken: dat heb ik niet.
Ik hoef me niet druk te maken over de invloed van Gods tegenstander op mijn leven.
Maar als we dit gedeelte verder lezen, dan gaat het om iets wat veel dieper gaat.
Dan gaat het om ons innerlijk, om wat er in ons hart leeft,
wie daar de macht heeft en ons leven aanstuurt.
Luther gebruikte eens het beeld van een paard: Wij zijn een paard.
En er kunnen er twee zijn, die de teugels in handen hebben en ons aansturen:
Of Christus, of Zijn tegenstander, de duivel.
Als we het breder trekken: wat beïnvloedt ons het meeste.
De journalist Joris Luyendijk verkeerde een tijd onder bankiers in Londen
en ontdekte dat degenen die daar werkten, twee soorten levens hadden:
Hun privéleven, persoonlijke opvattingen, normen en waarden.
Maar dat deel van hun leven werd weggelaten als ze aan het werk waren.
Daar waren ze in een heel andere sfeer,
waar ze achteloos omgingen met grote geldbedragen,
zonder zich er rekenschap van te geven dat dit geld van anderen was.
Er was daar een andere macht: niet voor elkaar onder willen doen,
Denken dat je dat zo wel even kunt doen, omgaan met veel geld,
zonder te beseffen dat juist geld een macht kan zijn die over je kan heersen.
Daarom, als er in de evangeliën over mensen gesproken wordt, die bezeten zijn,
moeten we niet alleen kijken naar de symptomen als doofheid, stomheid, blindheid,
neigingen tot zelfdestructie
en moeten we niet alleen naar deze mensen kijken,
want aan deze mensen wordt het zichtbaar dat er een tegenstander van God is,
maar we mogen nooit vergeten dat die tegenstander sinds de zondeval
over ieder mens de macht heeft en ons beheerst.
Dat ook wij een paard kunnen zijn, dat draaft,
waarbij niet Christus de ruiter is, die ons leven aanstuurt, maar zijn tegenstander,
die ons verleidt en aanzet een andere weg te kiezen.
Door alleen naar de symptomen te kijken
van lichamelijke beperking, geestelijke aandoeningen
gaan we voorbij aan de invloed op ons hart.
Daar gaat de discussie over van de Heere Jezus met de Farizeeën.
Die discussie ontstaat als Jezus iemand geneest die bezeten is,
totaal niet in staat om te communiceren, totaal niet in staat om zijn eigen leven te leiden,
maar volkomen hulpeloos is, met veel beperkingen.
Dan zijn er twee reacties: de menigte zegt dat dit de Zoon van David is
en de Farizeeën die zeggen: dit is niet uit God, maar dit is Gods tegenstander,
die je hier in de luren legt, die je voor de gek houdt en verleidt
en je zo – door de mooie schijn – in zijn invloed wil krijgen.
Het is maar beeldvorming, dat Jezus tegen de duivel is,
maar ondertussen weet de overste van de duivelen de massa weer in de greep te krijgen.
Zou de duivel ook zichzelf en zijn aanhangers verdelen en tegen elkaar opzetten?
Dat wil er bij Jezus niet in.
Het is of – of: een radicale tweedeling, een tussengebied is er niet.
Het vraagt om een duidelijke keuze: Of Jezus is een handlanger van de boze,
of Jezus is het middel waarmee God de boze doet inbinden en zal verslaan.
Voor Jezus is het duidelijk, dat dit laatste zijn taak is.
Om het hol van de leeuw te betreden en allen die gevangen zitten in de macht van de boze
te bevrijden en een nieuw leven te geven.
Je kunt daarbij niet als neutrale toeschouwer blijven staan.
Het gaat ook over ons en ons hart, over wie ons bij de teugels neemt en ons bestuurt.
Ooit leerde ik op catechisatie dat er verschillende soorten geloof zijn.
Een van die soorten is een historisch geloof.
Met zo’n geloof heb je heel veel bijbelkennis
en ga je ervanuit dat de verhalen
zoals ze in de Bijbel staan ook zo gebeurt zijn als ze beschreven zijn.
Alleen bij zo’n geloof gebeurt er niets met je.
Het raakt je hart niet. Je hart gaat er niet van open voor Christus.
Het blijft kennis met het hoofd – alleen theorie.
Ik leerde op catechisatie dat de duivel ook zo’n historisch geloof heeft.
Als het alleen maar theorie blijft, als het jezelf niet raakt,
als het buiten je eigen hart omgaat, dan ben je niets opgeschoten,
dan is je hart onveranderd en ben je een boom die bedorven vruchten voortbrengt.
Het gaat om het verschil tussen de binnenkant en de buitenkant.
Je kunt je mooi voordoen voor anderen, vroom, gelovig, recht in de leer,
maar ondertussen in je hart, kun je heel anders zijn.
Dan ben je in je werk een ander, dan heeft je relatie niets met je geloof te maken,
dan staat je dagelijks leven los van Christus,
Dan is dat alleen iets van de zondag en niet iets van je hart
en heeft Christus niet de teugels van je leven in handen, maar is er een ander die je leidt.
De buitenkant helpt je niet verder.
Een mooie buitenkant levert je niets op – ja voor de mensen misschien,
maar niet voor God.
Aan de buitenkant kan iemand heel ongelovig zijn.
Dan kan iemand de zondag niet houden, dan kan iemand vloeken als een ketter.
Maar, zegt Christus hier, dat gaat niet zo diep wanneer je hart niet open gaat.
Wanneer je een zondige levensstijl hebt
en zelfs wanneer je vloekend door het leven gaat,
dan kan dat je vergeven worden,
maar wanneer je je hart niet opent, om daar de boze uit te laten verdrijven,
Als je de Geest buitensluit, als je je hardnekkig verdedigt is dat al erger.
Wie leeft er in je hart?
Dat wordt zichtbaar aan wat er uit je voortkomt.
Als daar in je hart Christus is, als Hij je leven bestuurt, ben je een boom
waaraan goede vruchten hangen,
dan is wat uit je handen komt tot eer van God,
Dan is wat je bedenkt, hoe klein dat ook is, nuttig voor God.
Als een boom goed is, zijn de vruchten goed.
Als de boom niet goed is, zijn de vruchten bedorven.
Voor mensen kun je dat nog lang verborgen houden
en kun je je mooie voorkomen lang overeind houden,
Zeker als er niemand doorheen prikt,
maar God prikt door de schone schijn heen
en kijkt dieper, naar je gedachten die voor iedereen verborgen zijn,
naar de vruchten die uit je voortkomen.
Nogmaals naar het begin:
Er wordt iemand genezen.
Dat is waarom Jezus kwam:
Daarin zien we iets oplichten van waarom Jezus kwam.
Een vooruitwijzing naar het kruis, een vooruitwijzing naar het Koninkrijk van God.
De nieuwe wereld die Jezus kwam brengen.
Dat is het hoopvolle: ons hart kan veranderd worden
als Christus het hol van de leeuw betreedt
en die sterke macht die ons gevangen houdt bindt en ons bevrijdt.
Laat je meenemen en je hart reinigen,
laat de Geest ruimte maken in je hart voor Christus,
zodat je vrucht kunt dragen tot eer van God.
Amen