Gereformeerde traditie als levensduiding

Jongeren hebben vandaag de dag nauwelijks nog een band met de gereformeerde traditie. Ze raken er steeds meer van vervreemd. Hoe kunnen jongeren de waarde van de gereformeerde traditie ontdekken?

Voordat we daarbij uitkomen, moeten we eerst ontdekken waarom jongeren steeds meer vervreemd raken van de gereformeerde traditie.
Dat jongeren vervreemd raken van de godsdienstige traditie waarin zij opgroeien, is een internationaal verschijnsel. Uit onderzoeken in alle westerse landen (inclusief Israël) komt het beeld naar voren dat jongeren weinig meer hebben met de officiële geloofstraditie. Niet dat jongeren een conflict ervaren met wat aan die traditie verbonden is (zoals de officiële leer, kerk, synagoge). Zoals het Latijn een dode taal is omdat die niet meer wordt gesproken, zo is het christelijk geloof een wereld die voorbij is. Alleen rituelen, symbolen en losse onderdelen spreken hen nog aan, maar zijn losgeraakt van de betekenis die het christelijk geloof daaraan toekent. Ze worden ingepast in de eigen spiritualiteit, die voor iemand die bewust in een traditie staat meer lijkt op een bouwvallige hut die uit verschillende losse onderdelen is opgebouwd.

Culturele verandering
Die vervreemding is ontstaan doordat de cultuur veranderde eind jaren-’60. Na die culturele breuk gleed bij velen het christelijk geloof weg. Ten tijde van de verzuiling kon het geloof in de identiteit van de jongeren nog bepalen. Daarna raakte deze traditie gewoonweg uit beeld. Er was geen verband meer tussen dat geloof en hun leven.
Het leven wordt een project dat men zelf moet realiseren. Jongeren moeten zichzelf uitvinden. Met het risico van mislukken. Er is niet meer een vaste traditie die jongeren kan helpen om de weg in het leven te vinden. Die hen helpt bij hun eigen identiteit. Uitdagend, maar soms ook zwaar. Je moet jezelf niet slechts een keer uitvinden, maar steeds weer opnieuw. Kun je vandaag de dag nog wel een (vaste) identiteit hebben?

Waarde van de gereformeerde traditie
Op dit punt kan de gereformeerde traditie zeer behulpzaam zijn. In de gereformeerde traditie zitten tal van aanknopingspunten om het leven te duiden. Om aan te geven wat er speelt, maar ook om grenzen aan te geven. Om slechts een voorbeeld te geven: Wanneer je je eigen identiteit steeds weer moet uitvinden, kun je ook aan die last ten onder gaan. Zeker als je perfectionistisch bent aangelegd. Je vraagt veel van jezelf. Je legt jezelf een last op, die je meeneemt naar God toe. Daar kwam ik achter toen ik iemand sprak, die veel van zichzelf vroeg. Haar perfectionisme kwam voort uit een slechte relatie met haar ouders. Om dat te compenseren wilde ze zich bewijzen. Naar anderen toe, maar ook naar God. Naar anderen kan ze de schijn nog ophouden. Naar God niet. Ze liep vast. Dat was aan de buitenkant overigens niet te zien. Hoe kon ik haar ervan weerhouden om zich voor de Here te bewijzen? Ik legde haar uit, dat we in dit leven zondaars blijven. Ons leven lang. Dat is geen excuus, maar helpt ons wel om niet krampachtig naar een heilig leven te streven.
Als je op die manier streeft naar perfectie, ga je gebukt onder je eigen last. Je kunt je wel inbeelden dat je gelukkig bent, maar dat is zelfbedrog. Het oordeel dat Christus uitspreekt, loopt uit op de nieuwe mens, die wij in Christus mogen worden: ‘Zo mag u in Christus zijn en worden.’ De nieuwe mens is niet de mens die zichzelf aanvaardt, maar de mens die door God aanvaard is.
Zo zijn er meer voorbeelden te geven waarbij de gereformeerde traditie kan helpen om het leven te duiden.

Ds. M.J. Schuurman

Geschreven voor HWConfessioneel 19-8-2010

Meditatie – Dankt onder alles (1 Thessalonicenzen 5:18a)

Meditatie – Dankt onder alles

Dankt onder alles – 1 Thessalonicenzen 5:18a


Paulus is niet bang voor grote woorden: Dankt God in àlles. Zo moet het leven er volgens Paulus uitzien: niet een klein beetje dankbaarheid of op enkele momenten van het leven. Altijd. Dankbaarheid met heel het bestaan. Met alles wat je hebt de Here dankbaar zijn.
Wie enige levenservaring heeft, leert wel af om zulke grote woorden te gebruiken: altijd, nooit, alles, niets. Maar als we de Schrift lezen komen we die grote woorden tegen. Als mensen die het nodige hebben meegemaakt, moeten we die woorden opnieuw leren. Paulus beseft dat. Het is ook een opdracht. De apostel weet dat die algehele dankbaarheid er nog al eens bij inschiet.
Deze opdracht staat aan het einde van de brief, als een ps. P.S.: Dankt God in alles. Als Paulus ziet zichzelf als apostel. Iemand die gezonden is; gezonden door zijn Heer. We zouden Paulus kunnen vergelijken met een postbode: iemand die Gods wensen en verlangens komt brengen. Niet Paulus is aan het woord, maar God zelf. Een opdracht van God zelf.

Het valt me op dat er meer van zulke opdrachten zijn. Iemand die met gezag iets tegen ons wil zeggen – alsof God het tegen ons zegt. Laat ik een voorbeeld geven. Gezang 180:
Beveel gerust uw wegen,
al wat u ’t harte deert,
der trouwe hoed’ en zegen
van Hem, die ’t al regeert
.
Daarin staan ook een aantal opdrachten. Lange tijd heb ik die gezongen als een vrome wens. Dat ik tegen mezelf zeg: ‘Laat ik dat maar doen, dat is voor mijn eigen bestwil. Als iets voor mijn bestwil is, heb ik nog al eens te denken: och, laat maar. Het loopt zo’n vaart niet. Laat maar zitten.’
Het gaat echter niet om een vrome wens. Zeker niet in de liederen van Paul Gerhardt. Maar om iemand anders, die met het gezag van de Ander tegen mij spreekt. Zodat ik wel moet gehoorzamen. Er wordt een indringend appèl op mij gedaan. Ik kan dat niet zomaar naast mij neerleggen.
Laat Hem besturen, waken,
’t is wijsheid wat Hij doet!

Zo ook de opdracht: dankt God in alles. Als een indringend appèl, dat we niet naast ons neer kunnen leggen. Het negeren van deze opdracht is niet alleen schadelijk voor onszelf, maar gaat tegen Gods wil in.
Dankt God in alles. In het christelijk leven staat dankbaarheid niet aan het einde, maar aan het begin. Als we God pas op het einde gaan danken, keren wij de juiste volgorde om. Dankbaarheid is niet het resultaat van onze zoektocht, van onze levenservaringen. Het is niet de vrucht, maar de grond. Dankbaarheid is de vruchtbare bodem waarop alles in ons leven groeit en gedijt. We beginnen met danken en dan volgt de rest: bidden, waken, strijden, zuchten, schreien. Het wordt alles gedragen door dankbaarheid.

Het staat er zo eigenaardig: dankt God in alles. Paulus zegt niet: dankt God ondanks alles. Nee, Paulus wil dat we onder alle omstandigheden danken. God danken ondanks alles betekent: we zoeken net zolang tot we iets kunnen vinden waardoor we God nog kunnen danken. We krikken onszelf op tot dankbaarheid. Dat is heel wat, maar we houden het niet lang vol. En wellicht doen we daar de Here mee tekort.
Dankt God in alles is ook meer dan God overal voor danken. Dan dank je de Here voor tegenslag, voor beproeving voor smart. Ook dit is heel wat, want vraagt een geweldige levenservaring.
God danken in alles, omdat Jezus eens zei: ‘Het is volbracht.’ Omdat Hij dat zei na Zijn lijden aan het kruis, weten we dat alles eens goed zal worden. Dat is ons leven en daar houden wij ons aan vast. De Here Jezus zal al het lijden verdrijven en een wereld brengen die onvoorstelbaar goed is. Daarom God in alles danken, omdat dit Zijn wil is. God geeft Zijn schepping niet prijs – ook al heeft de mens Hem losgelaten. Heel het leven, ons leven, heel de wereldgeschiedenis staat in dat teken: dat God trouw is en blijft. Ook in het kruis dat is te dragen. Ook in de wegen die God ons laat gaan. Daarom danken. De oproep om te danken betekent: Gods trouw gedenken en daar uit leven.

ds. M.J. Schuurman

Bewerking van een meditatie van A.A. van Ruler, Verhuld bestaan (Nijkerk: G.F. Callenbach N.V., 1949) 166-167.

De kerkdienst als multiculturele gebeurtenis

De kerkdienst als multiculturele gebeurtenis
Albrecht Grözinger over de prediking in een pluralistische maatschappij (2)

Wat kan de kerkdienst betekenen in een multireligieuze maatschappij? In zijn essay over de betekenis van de prediking komt Albrecht te spreken over de eredienst. De preek krijgt immers gestalte in een kerkdienst. In deze multiculturele samenleving is het goed om te bedenken dat de kerkdienst is door invloed uit verschillende culturen.

Het is niet vanzelfsprekend om de kerkdienst als een culturele gebeurtenis te zien. In de twintigste eeuw lag de nadruk op het gegeven dat de kerkdienst vooral haaks staat op de cultuur. Vanaf het begin is de christelijke eredienst ontstaan vanuit verschillende culturen.
De liturgische modewoorden van dit moment benadrukken niet het verschil van eredienst en maatschappij, maar in de overeenkomst: ritueel en enscenering. De ars liturgica is daarom de hoge kunst van syncretistische vormgeving.
In de multiculturele samenleving zijn rituelen en symbolen belangrijker geworden, omdat rituelen en symbolen helpen bij de vorming van identiteit. In een plurale samenleving is het juist ingewikkeld om een oriëntatie voor je leven te vinden. De eigen identiteit moet uitgevonden worden. In een risico-samenleving (Ulrich Beck) is ook de eigen levensweg een riskante onderneming. Rituelen en symbolen kunnen helpen bij overgangen en grenzen.
De eredienst is in de multiculturele samenleving een ritueel dat steeds meer verbleekt. De eigenheid van de eredienst kan wel worden herwonnen door:
* de eredienst te zien als ontmoeting met het heilige.
* de eredienst te zien als herinnering aan de Gottesgeschichte (God Story)
* de eredienst als actualisering van de Heilige Schrift.

Ontmoeting met het heilige
Manfred Josuttis heeft met zijn godsdienstfenomenologische wending het nadenken over het heilige weer ingevoerd. Zijn concept is kritisch ontvangen:
(1) Men vindt het heilige te vaag voor de God van de Bijbel. Volgens Grözinger klopt dit gedeeltelijk, want God heeft een Naam. De Here presenteert zich echter ook als de heilige God.
(2) Het begrip mist theologische correctheid. Volgens Grözinger ontnemen theologisch correcte begrippen vaak het zicht op de werkelijkheid.
Het heilige geeft het hedendaagse levensgevoel met betrekking tot religie goed weer: men is niet expliciet religieus, maar voelt zich zowel aangetrokken (fascinosum) als zeer onder de indruk (tremendum).

De hedendaagse eredienst richt zich vaak echter alleen op de aantrekkingskracht en vergeet de heimelijkheid. Daardoor wordt de kerkdienst vaak gekenmerkt door kleinburgerlijkheid. Het heilige is niet zo nabij dat het mij op de schouder klopt, maar geeft mij ook de ervaring van afstand en vreemdheid.
Als voorbeeld hiervan geeft Grözinger het gesprek weer met zijn kapper, toen hij zich vlak voor Kerst liet knippen. De kapper ging alleen naar de kerstnachtdienst. Dan moest hij het gevoel krijgen dat onze lieve Heer naast hem in de bank zat. ‘Hoe zou je daarop reageren?’ vroeg Grözinger nieuwsgierig. Zijn antwoord: ‘Ik zou me wild schrikken!’
Vandaag de dag is er behoefte aan ‘kardinale discretie’ met betrekking tot het heilige: heilig ontzag, het naderen met vrees en beven.

Rituele herinnering aan Gods geschiedenis
In de Schrift is de heilige een Persoon met een naam. Het ervaringsspoor van God in Jezus Christus moet merkbaar zijn in de eredienst. Enscenering van dit ervaringsspoor is daarom noodzakelijk. Maar nog meer de theologische reflectie op dit ervaringsspoor.
In de theologie wordt binnen de triniteitsleer (de leer over de drie-enige God) op deze geschiedenis gereflecteerd. De triniteitsleer verwoordt de veelvoud van de geschiedenis van God (God Story, Gottesgeschichte) in Oude en Nieuwe Testament. In de triniteitsleer gaat het om die levende geschiedenis. Het gaat om de trouw en betrouwbaarheid van God in zijn omgang met mensen. Deze leer verzandt echter vaak in speculatie.
In de eredienst wordt de triniteitsleer in rituelen vormgegeven. Vandaar de noodzaak tot enscenering. In elke kerkdienst gaat het om Gods handelen in de schepping, in zijn uitverkiezing van Israël (de triniteitsleer is bewust anti-marcionitisch), in Jezus Christus tot verlossing van schepping en mensheid.
De triniteitsleer biedt volgens Grözinger een goede basis voor de betekenis van de kerkdienst in onze plurale samenleving.
In deze samenleving hebben mensen vaak alleen via-via een indruk van een kerkdienst. In films ligt er vaak de nadruk op dat een kerkdienst iets van het verleden is. De eredienst is daarom van belang: het gaat om de actuele, levende geschiedenis van God. Het christendom is nog niet voorbij. Ook een kerkdienst is niet doods gebeuren, zoals het Latijn een dode taal is, maar wordt volop gepraktiseerd en volop doorontwikkeld.

Actualisatie van de Heilige Schrift
De verdere ontwikkeling van de eredienst  gebeurt binnen het protestantisme door de actualisering van de Schrift. In binding aan de Schrift ontstaat vrijheid voor verdere doordenking en ontwikkeling.
In de protestantse traditie is God zelf aan het woord in de verkondiging. Het gesproken woord is daarom het meest passend voor het woord van God. Voor de reformator Martin Luther gaat het in de preek om een actueel en publiekelijk woord van God:
* actueel: het woord gebeurt steeds weer opnieuw en wordt steeds weer opnieuw waargenomen.
* publiekelijk: het gaat niet om een privé-openbaring of een mysterieus gebeuren.
In de prediking gaat het dan om de actualisering van dit woord van God. Deze actualisering is door de nauwe binding tussen Godswoord en mensenwoord nooit zonder risico’s. Deze actualisering vindt plaats door middel van enscenering.
Dit woord enscenering (een woord uit de wereld van film en toneel) betekent: het materiaal is van een ander (het woord van God is van God), maar in de publieke vertoning heeft de uitvoerder een eigen verantwoordelijkheid (de prediker die de preek houdt). De liturg heeft dus oefening in enscenering nodig om de geschiedenis van God in de prediking en liturgie te kunnen ensceneren. Net als een interpretatie van een kunstwerk of de uitvoering van een muziekstuk is de opvoering van de God Story in de preek open.
Bij een enscenering is nagedacht hoe het ‘verhaal’ in een toneelstuk of een film het beste kan worden weergegeven. Een goede regisseur is in staat om een indruk achter te laten bij de luisteraar of kijker, al heeft hij het niet in eigen hand. Een bezoeker gaat naar huis met de ervaring dat er iets met hem gebeurde. Die analogie bedoelt Grözinger als hij de kerkdienst een gebeurtenis noemt. Door de opvoering van de geschiedenis van God gaat de luisteraar met een indruk naar huis. Er gebeurde iets, maar de prediker had dat niet in eigen hand

ds. M.J. Schuurman

N.a.v. ALBRECHT GRÖZINGER, Toleranz und Leidenschaft. Über das Predigen in einer pluralistische Gesellschaft (Gütersloh: Chr. Kaiser / Gütersloher Verlagshaus, 2004) p. 37-57.

 

 

 
 
 
 

 

De preek als open kunstwerk

De preek als open kunstwerk
Albrecht Grözinger over de prediking in een pluralistische maatschappij (1)

Wat kan de prediking betekenen in een multireligieuze maatschappij? En hoe kun je dat als predikant aanpakken? Over deze vragen schreef de praktisch-theoloog Albrecht Grözinger in 2004 een uitgebreid essay: Tolerantie en hartstocht. Over de prediking in een pluralistische maatschappij.

Aan het begin van zijn essay signaleert Grözinger dat predikanten weinig vertrouwen hebben in de prediking. Tegelijkertijd merkt hij dat predikanten op zoek zijn naar de betekenis van de prediking in de hedendaagse samenleving. Om predikanten te helpen bij die zoektocht schreef Grözinger zijn boek.
Wie zich vandaag de dag wijdt aan de prediking dient afscheid te nemen van veel vanzelfsprekendheden. Het homiletische landschap is fundamenteel veranderd. De pluraliteit van onze samenleving kan niet meer ongedaan gemaakt worden. Aan de andere kant dient een prediker zich ook bewust te zijn van de hedendaagse gevaren en de oppervlakkigheden. Daarvoor is moed en vertrouwen nodig.
De huidige tijd wordt ook wel getypeerd als postmoderniteit. Grözinger vindt dat de postmoderniteit een positieve ontwikkeling is die veel nieuwe kansen en ruimten biedt voor de prediking. Om die kansen te laten zien, voert Grözinger een postmodern begrip in: het kwetsbare denken.
Dit begrip is afkomstig van de filosoof Gianni Vattimo. Het kwetsbare denken staat sceptisch tegenover ontologische claims en aannames. Wie op een kwetsbare manier denkt gaat niet uit van vast uitgangspunt, maar heeft een beweeglijke manier van denken. Interpretaties zijn principieel onaf. Een interpretatie is geen definitieve visie, maar opent een nieuw perspectief. Waarheid is geen bezit, maar wordt steeds weer opnieuw ontdekt.
Een essay is daarom bij uitstek geschikt om na te denken over de rol van de prediking in de postmoderniteit.

Als een kunstwerk
Als praktisch-theoloog heeft Grözinger veel nagedacht over het waarnemen (esthetiek). Volgens hem kan een preek op dezelfde manier worden waargenomen als een kunstwerk.
Tegenwoordig wordt een kunstwerk gezien als een autonoom object. Dat houdt in dat een kunstwerk niet hoeft te verwijzen naar een realiteit, maar zelf een werkelijk creëert. Een kunstwerk bevat niet een enkele boodschap, maar roept verhalen (story, Geschichte) op. Daarvoor bevat een kunstwerk bepaalde symbolen en codes. Die codes en symbolen vormen een eigen taal. Op basis van die codes, symbolen en taal ontvouwt een kunstwerk zijn werking.
Een kunstwerk is kwetsbaar. Doordat de gebruikte codes, symbolen en taal meerduidig zijn, kan iedereen zijn eigen verhaal ervan maken. Een kunstwerk is principieel open voor meerdere interpretaties. De definitieve interpretatie bestaat niet. Het kunstwerk ontvouwt zich voor wie zich openstelt voor (de werking van) het kunstwerk.
Wat voor een kunstwerk geldt, geldt ook voor de preek. Ook de preek is open voor meerdere interpretatie. Dat komt door de gebruikte codes, symbolen en taal. Hierdoor ontvouwt een preek zijn werking voorde luisteraar. Een preek verwijst wel naar de werkelijkheid: de werkelijkheid van God.
Toch is ook de preek autonoom. In een preek gaat het om wat de hoorder oppikt en niet wat de prediker eigenlijk bedoelde. Het effect van een preek kan niet afgedwongen worden. Een preek is vooral bedoeld als een uitnodiging om in de wereld van de preek binnen te stappen.

De impliciete luisteraar
De gemeente die bij elkaar komt, bestaat uit een gemengd publiek. Het open karakter van de preek doet recht aan de verscheidenheid van de gemeente en biedt voor al die verscheidene aanwezigen de mogelijkheid om de wereld van de preek binnen te stappen.
Als de preek vergelijkbaar is met een kunstwerk, kan men ook de preek als een kunstwerk bestuderen en analyseren. Net zoals Rudolf Bohren dat deed in zijn indrukwekkende Predigtlehre (1971), ontleent Grözinger inzichten aan de literatuurwetenschap. In de literatuurwetenschap is er sprake van de impliciete lezer.
Elk boek creëert zijn eigen lezer(s). Een schrijver heeft zijn boek voor deze lezer(s) geschreven. Volgens Grözinger is het een uitdaging om deze gedachte homiletisch (d.w.z. met het oog op de prediking) te doordenken: Is er een impliciete luisteraar? Welke luisteraar had de prediker op het oog toen hij deze preek voorbereidde? Welke signalen zendt hij uit naar deze impliciete luisteraar?
Grözinger wil de gedachte van de impliciete luisteraar uitbuiten. De prediker kan zich bewust gaan richten op die impliciete luisteraar. De onverwachte gast In deze multireligieuze samenleving is de impliciete luisteraar een onverwachte gast (Fremde Gast): iemand die voor eerst ergens komt, zomaar binnenstapt en er niet automatisch bijhoort, misschien wel verdwaald is en deze taal, symbolen en rituelen voor het eerst ondergaat.
In deze multireligieuze samenleving weten de luisteraars immers weinig van het christelijk geloof. Er is sprake van een breuk met de traditie.
Niets is meer vanzelfsprekend. Alle vanzelfsprekendheden zijn verdampt in het proces van individualisering en globalisering (Grözinger komt hier later op terug als hij de gedachte van Peter L. Berger over de gedwongen keuze verder uitwerkt). Het is niet meer vanzelfsprekend om christen te zijn. De samenleving is seculier geworden. De volkskerk bestaat niet meer.
We zijn vreemden geworden in wat eerst ons thuisland was. Daarbij zijn we vreemden voor onszelf geworden. Voor Grözinger is dat niet alleen negatief! Ook al is het leven als vreemde gast niet altijd even gemakkelijk, het kan wel veel vreugde bieden.
Een preek zou zich op deze onverwachte gast moeten richten: een gastvrije preek. Zodat die onvermoede gast ook de wereld van de preek binnen kan stappen en niet belemmerd wordt door een traditie waarmee hij niet vertrouwd is. Grözinger is niet tegen traditie, maar denkt vooral na hoe iemand die niet vertrouwd is met de traditie, toch kan deelnemen aan de preek. Zo’n gastvrije preek is volgens Grözinger ook geschikt voor iemand die zijn of haar thuis heeft in het kerkelijke milieu.

Kwetsbaar in een mediacultuur
Heeft de preek nog betekenis in een mediacultuur? Een preek is immers een kwetsbaar werk dat door de allerhande media gewoon verpulverd kan worden.
Grözinger denkt dat er ruimte is voor de prediking. De preek is een vreemde eend in de bijt. Door de vreemdheid kent de preek ook een zekere dwarsheid. Die vreemdheid en die dwarsheid bieden de preek een plaats in de postmoderne samenleving. De preek kan de luisteraar tijd geven. De preek kost niet alleen tijd, maar geeft ook tijd:
* De preek verbindt de luisteraar met een eeuwenoude traditie: godsdienstige en theologische kennis van generaties geleden worden op een eenvoudige manier doorgegeven. De luisteraar hoeft daar niet extreem veel moeite voor te doen.
* De preek kent een ernst, die in deze samenleving nauwelijks meer gevonden wordt. In de preek krijgt de luisteraar de tijd om na te denken over wat er in het leven echt toe doet. In de prediking moet aan ernst recht gedaan worden. Net zoals Martin Nicol wijst Grözinger erop dat schrijvers en journalisten, colleaga’s als het gaat om het gebruik van taal, vaak meer respect hebben voor de preek en aan de preek meer waarde aan de preek hechten dan predikanten.
* De luisteraar die naar de kerk komt, wil graag iets te weten komen. Over zichzelf of over God. De prediker spreekt voor een geïnformeerd publiek dat nog meer meegenomen en ingewijd wil worden. In de kwaliteit van de preek schuilt de aantrekkingskracht.
Wanneer de prediker weet waarover hij spreekt en ook concreet is, heeft de preek een niet te onderschatten waarde in deze multireligieuze en postmoderne samenleving.

ds. M.J. Schuurman

N.a.v. ALBRECHT GRÖZINGER, Toleranz und Leidenschaft. Über das Predigen in einer pluralistische Gesellschaft (Gütersloh: Chr. Kaiser / Gütersloher Verlagshaus, 2004) p. 9-33.

Preken voor kinderen

Preken voor kinderen

Doordat er in veel gemeenten kindernevendienst wordt gehouden, is het vandaag de dag niet meer vanzelfsprekend dat er kinderen tijdens de preek aanwezig zijn. In bijzondere diensten wordt geprobeerd om hen te laten wennen aan de kerkdienst. Vaak betekent dat dan dat de preek wordt afgestemd op de kinderen. Maar hoe doe je dat: preken voor kinderen?

Schrijvers van zitten met een soortgelijke vraag. Daarom las ik de tips, die kinderboekenschrijver Wim Daniëls geeft.
Volgens Daniëls is de manier waarop een verhaal beschreven wordt net zo belangrijk als de inhoud zelf. De meeste tips gaan dan ook over het om-schrijven van een verhaal:om een verhaal goed leesbaar te maken, dient het enkele keren te worden herschreven.
Hij geeft enkele criteria waar de schrijver op moet letten bij het herschrijven. Deze criteria zijn behulpzaam bij het voorbereiden van een preek voor kinderen.
In een kinderboek moet al vrij snel iets aangereikt worden wat de lezer bezig gaat houden. Daniëls noemt dat de problematisering. Men kan ook denken aan een gemis dat door de hoofdpersoon ervaren kan worden. Het verhaal bestaat uit het oplossen van het probleem. Op weg naar de oplossing zijn er bepaalde personen die de oplossing tegenwerken (antagonisten) en bepaalde personen die het probleem willen oplossen (protagonist). Het verhaal dat naar een ontknoping gaat is een weg die afgelegd wordt.
De weg naar de oplossing is de weg van het bekende naar het nieuwe. De weg naar de oplossing langs verschillende routes: strijd, magie, onthulling van een geheim, onderzoek of een combinatie. Deze oplossing gebeurt vaak via kleine tussenstapjes. Die tussenstappen dienen wel in verband te staan met het hoofdprobleem. De ontknoping of de weg naar de ontknoping geeft body aan het verhaal, zoals spanning of ontroering.
In een kinderboek is het wel van belang dat het verhaal tempo en vaart heeft. Uitvoerige beschrijvingen zijn aan kinderen niet zo besteed.
Een kinderboek kan niet zonder problematisering. Problematisering wil nog niet zeggen dat het probleem waar het verhaal om draait een zwaarwichtig probleem is, zoals de dood. Ook een loszittende schoenveter kan als een probleem worden ervaren.
In een kinderboek moet de problematisering ook nog eens vrij snel aan het begin van het verhaal komen. Kinderen willen graag weten, waar het verhaal over gaat.
Daniëls geeft een eenvoudig schema:
1) Wat is het probleem?
2) In welke zin levert het probleem herkenning voor de lezers op?
3) Wat is het nieuwe dat ik de lezers te bieden heb?
4) Wat is de (verrassende) ontknoping?

Via Daniëls kwam ik erachter dat ik nooit aan een problematisering in een preek had gedacht en dus geen vaart had.
Omdat het thema Zoeken & vinden was, besloot ik voor kinderen te het verloren-zijn te problematiseren. Aan de hand het verhaal van Zacheüs of van de rijke jongeling kan het verloren-zijn én de redding door Jezus op kinderniveau goed worden naverteld.

Tot slot: het is goed om te bedenken dat hedendaagse kinderen nauwelijks nog in aanraking komen met de bijbelse verhalen. Thuis wordt lang niet altijd meer gelezen en veel christelijke scholen bieden vaak een spiegelverhaal aan in plaats van het bijbelverhaal. De taal, de woorden en de gebeurtenissen zijn vaak onbekend.
Een gezinsdienst is dan ook een kans om kinderen in te wijden in de bijbel en bekend te maken met de God van de bijbel. Hét gevaar van een preek voor kinderen is dat de boodschap van het bijbelverhaal afgezwakt wordt. Daarmee bewijzen wij onze kinderen geen dienst.

Ds. M.J. Schuurman

NB: in dit artikel sta ik vooral slechts bij de technische, ambachtelijke kant; qua inhoud komt men uit bij de vragen die elke homiletiek aan bod dienen te komen

Geschreven voor HWConfessioneel