Preek zondagmorgen 26 januari 2014
Themadienst School & Kerk: “Water … dorst naar God”
Introductie: “Water”
De kinderen zijn deze week op school bezig geweest met het thema: “Water … dorst naar God”. Het ging over letterlijke dorst: het verlangen naar water. Er werden 3 bijbelverhalen verteld over dorst:
– Hagar
– Het volk Israël in de woestijn bij Mara
– Water uit de rots.
De dorst kan ook figuurlijk zijn: dorst hebben naar God. Zoals we water elke nodig hebben, hebben we God ook elke dag nodig. Soms kun je heel erg dorst hebben. Bijvoorbeeld na een partijtje voetbal op een warme zomerdag of na een gymles. Zo kunnen we soms ook heel erg verlangen naar God en Hem nodig hebben.
Preek
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Kennen jullie dat: dorst naar God?
Iedereen weet wat dorst is.
Je weet vast ook wel wat er gebeurt als je de hele dag niets drinkt.
Dan droog je uit.
Sommige kinderen hebben dat wel eens meegemaakt,
dat zij naar het ziekenhuis moesten omdat zij bijna uitdroogden.
Zij waren een aantal dagen ziek en moesten steeds overgeven
en ook al het drinken kwam er steeds weer uit.
Dat is niet goed, want dan droog je uit.
In het ziekenhuis wordt dan een infuus ingebracht
en krijg je extra vocht toegediend.
Dorst naar God.
Kennen jullie dat?
Dat je soms zo heel erg naar de Heere, naar de Heere Jezus verlangt
en dat je bij jezelf denkt:
Ik zou wel willen dat Hij er nu was.
Ik verlang zo sterk naar Hem – net of ik dorst heb,
dorst naar God.
Als een hert verlangt naar water, zo verlangt mijn ziel naar u.
Soms je kun zo’n dorst hebben, op zo’n warme zomerdag.
Je komt binnen en roept: “Drinken! Nu!”
Zo kan er ook een sterke dorst naar God zijn!
Dat we de hulp nodig hebben van de Heere.
Heere, help mij nu!
Als over enkele weken de SEO is en je bent gespannen
dan zou je aan de Heere willen vragen: “Wilt u mij helpen?
Dat ik niet zenuwachtig ben en alle antwoorden weet?”
Dorst naar God kun je ook hebben
als je het niet fijn vindt op school,
als je merkt dat de andere kinderen je uitlachen als je iets in de klas zegt
of als ze in de pauze steeds naar je toekomen
en als de meester of juffrouw die pleinwacht heeft even niet kijkt
gemeen tegen je doen.
Bij de Bijbelverhalen die jullie deze week gehoord hebben,
ging het ook om dorst.
Weten jullie het nog?
Hagar die wegliep bij Abraham en Sara,
terwijl zij in verwachting was.
Het verhaal over water uit de rots.
In die verhalen gaat het over dorst – naar water
In die verhalen gaat het ook over dorst naar God. (Hoe?)
Kijk maar naar het verhaal van Hagar.
Zij had de Heere nodig.
Niet alleen omdat ze anders zou sterven van de dorst
en ze God nodig had om water te geven.
Er was namelijk een reden waarom Hagar wegvluchtte bij Sara.
Er staat in de Bijbel dat Sara het voor Hagar zwaar maakte.
Misschien moest zij allerlei vervelende klusjes doen,
waardoor Sara aan Hagar wilde laten merken:
Je krijgt nu een kind en je denkt dat je heel wat bent
omdat je een kind van Abraham krijgt, maar ik ben toch echt wel je bazin.
Ze kreeg het zo moeilijk, dat ze alleen nog maar kon wegvluchten.
Als ze in de woestijn is en dorst krijgt, geeft de Heere haar water.
Hagar geeft aan de put een naam: Lachaï-Roï.
Deze naam betekent: de Heere heeft mij gezien.
En niet alleen mijn letterlijke dorst,
maar ook mijn figuurlijke dorst.
Hij heeft het gezien dat ik bij Sara moeilijk had,
met alle nare woorden die zij tegen mij zei,
met alle nare, vernederende klusjes die ik moest opknappen.
Ik had het niet gedacht, maar toch is het zo: de Heere heeft mij gezien
en daarom durf ik terug naar Sara.
Hagar had dorst.
Dorst naar water en dorst naar God.
We hebben God niet alleen nodig als we het moeilijk hebben.
Want als je pas water drinkt, als je het nodig hebt en je dorst hebt,
drink je veel te weinig.
aan het ontbijt zegt je moeder niet voor niets: ‘Nu je drinken nog opdrinken!’
Of je gaat van huis naar school: ‘Hé, je hebt helemaal nog niets gedronken!’
Zo hebben wij elke dag de Heere nodig.
Water is een eerste levensbehoefte, zo noemen wij dat.
Want als je geen water hebt, kun je niet leven.
Zo kunnen we zonder de Heere niet leven.
Zoals een hert verlangt naar water, zo verlangt mijn ziel naar u, o God.
U alleen kunt mijn hart vervullen, mijn aanbidding is voor U.
Als een hert – waarom eigenlijk een hert?
Waarom zingen we niet Zoals een leeuw verlangt naar water,
of een olifant, of een hond, of een koe?
Of ’t Hijgend konijn der jacht ontkomen?
Dat heeft met het Hebreeuws te maken.
In het Hebreeuws lijkt het woord ‘hert’ heel erg op ‘sterk’ of ‘kracht’.
Maar het is het tegenovergestelde:
een hert is juist niet sterk of krachtig.
Aan een hert heb je ook niets: een hert kan geen kar of ploeg trekken,
zoals een paard, een koe of een hond.
Een hert is vooral een zwak en kwetsbaar dier.
Een dier waar ook nog eens op gejaagd wordt.
Als we zingen: Zoals een hert dat verlangt naar water
of ’t Hijgend hert, der jacht ontkomen,
dan is het een woordspel.
Wat zingen we: Zoals een ‘sterke’ verlangt naar water
of de hijgende sterke, ontkomen aan de jacht.
Nee, een zwak en kwetsbaar hert.
Mannen willen vaak sterk en stoer zijn. Toch?
Sterk als een … en toch: zonder de Heere zijn we niets.
Daarom een hert.
Er zijn momenten waarop we dat heel sterk voelen.
Als het niet goed gaat bijvoorbeeld, als je je helemaal niet sterk voelt.
Soms kun je aan de buitenkant heel sterk of stoer zijn,
maar ben je het helemaal niet.
Bijvoorbeeld in de klas, als ze je uitlachen omdat je in de klas iets zegt.
Of al grinniken als jij je vinger opsteekt.
Of het toefluisteren zonder dat de meester het hoort.
Dat gebeurt in Psalm 42 ook: Waar is God?
Ze zien het helemaal niet, dat ze zo zeer kunnen doen, zulke woorden
en daarom gaan ze er maar mee door,
omdat zij het leuk vinden.
Zulke opmerkingen die je pijn doen of waarmee je je uitlachen,
kun je van school mee naar huis nemen.
Of daardoor ertegen opzien om naar school te gaan.
Ik dorst naar God, want ik zou zo graag willen dat Hij mij helpt.
Ik bid maar en bid maar. Elke dag wel en zelfs op school.
Ik zou God wel willen zien! Dan weet ik dat ik er niet alleen voor sta!
Was het maar zoals vroeger, staat er in Psalm 42.
De dorst naar God is ook een heimwee, toen het nog goed was.
Toen ik gewoon mee kon doen.
Tegen wie zou ik dat nu kunnen zeggen?
In Psalm 42 gebeurt dat tegen 2 personen: tegen de Heere en tegen mijzelf.
In gesprek met mijn ziel:
Waarom, ziel, heb je die zorgen in je?
Veel mensen hebben zo’n gesprek in zich.
als ze ergens bijvoorbeeld heel erg tegen opzien.
Ik durfde vroeger nooit met de telefoon te bellen.
Als ik wilde spelen bij een vriendje durfde ik niet te bellen.
Want wie zou ik aan de lijn krijgen?
Misschien was het wel zijn moeder? Of zijn vader? Wat moest ik dan zeggen?
Ik kon wel een half uur om de telefoon heen draaien.
Ik nam de telefoon op, maar legde die weer neer.
Toetse wat nummers in en toen gauw de hoorn er weer op.
Ik vond het raar van mijzelf: kom op! Maar nee.
‘Waarom, mijn ziel, heb je zo’n dorst naar God?’
‘Omdat ik er zelf niet uitkom en ik Hem nodig heb.’
‘Merk je dan niet dat hij er is?’
‘Nee, ik merk niets van God. Het lijkt wel alsof mijn gebed niet door het plafond heen komt?
Zou het wel zin hebben om te bidden? Want zou God mijn gebeden wel horen tussen al die gebeden van alle andere mensen?’
‘Maar verlies je de moed! Hoop op God! God kan je dorst toch lessen? Want je moeder laat je toch niet buiten staan als je op een warme zomerdag roept: ‘Drinken!’ Dan laat de Heere je helemaal niet staan! Hagar: God hoort en ziet! Een aansporing voor ons om naar Hem te gaan, met onze dorst.’
In de zomer moet je genoeg drinken bij je hebben als je onderweg bent.
Als je een lange tocht maakt en je krijgt halverwege dorst
wordt elke stap steeds zwaarder, je sjokt vooruit.
Zou je dan water uit de sloot drinken? Of elk vocht dat je maar tegen komt?
Dan kan je dorst nog erger worden.
Zo moeten wij met onze dorst naar God alleen naar de Heere toegaan!
Omdat wij niet altijd merken dat de Heere helpt, kunnen wij op zoek gaan naar ander water,
dat even de dorst lijkt te lessen.
Het is een fijn gevoel als je dorst gelest wordt.
Als je weer drinken krijgt, je voelt je lichaam weer opknappen.
Jezus zegt: Ik ben het levende Water.
Wie tot Mij komt, hoeft nooit meer te dorsten.
Die mag weten, dat de Heere er altijd is.
‘Wanneer hebt u God nodig?’ vroeg vandeweek een meisje op school.
Wanneer heb ik dorst naar God? Verlangen naar de Heere Jezus?
Altijd of soms? En u? en jij?
Levend water: Wanneer water heel lang stil staat, gaat het stinken, wordt het vies.
Jezus zegt: ik ben levend, fris water.
Als je bij Mij komt, les ik je dorst naar God.
Hij wist trouwens zelf ook wat dorst is.
Aan het kruis riep hij het uit:
Ik heb dorst! Hij deed dat, zodat wij nooit meer dorst naar God hoeven te hebben.
De goede Herder: neemt ons mee naar stille wateren.
een oase, zoals Israël.
God lost niet altijd al onze problemen op.
Maar Hij hoort ze wel en ziet ze wel.
Nogmaals Hagar.
Psalm 42 geeft aan: de ene keer geloof je dat, de andere keer zou je wel uit willen roepen:
Heere, ik heb dorst naar U.
En toch is het waar, dat de Heere die dorst lest en dat de Heere Jezus het levende water is.
Er komt een dag, waarop onze dorst helemaal over zal zijn
en wij bij de Heere mogen komen en Hem mogen zien.
Als je dorst hebt, kun je daar zo naar verlangen.
Soms mag je het hier merken: jij Hij is er toch!
Kent u dat verlangen naar God?
Amen