Pastorale instructies voor wijkouderlingen, bezoekbroeders en bezoekzusters

Pastorale instructies
voor wijkouderlingen, bezoekbroeders en bezoekzusters

Pastoraat is een belangrijk onderdeel van ons gemeentezijn. Binnen onze gemeente wordt er veel tijd besteed aan pastoraat. Door betaalde krachten als de predikant en de kerkelijk werker. Door vrijwilligers, die als ambtsdrager bezoekbroeder of bezoekzuster, een deel van hun vrije tijd besteden aan het bezoeken van gemeenteleden.

Door een groot deel van de gemeente wordt het pastoraat heel erg gewaard. Degene die bezoek heeft gekregen, geeft aan dat het bezoek op prijs werd gesteld. Bij de deur wordt ook nog gevraagd: ‘Kom je snel weer? De deur staat altijd open!’
Als er geen bezoek afgelegd wordt, terwijl dat bezoek wel werd verwacht, kan iemand teleurgesteld raken: ‘Ik heb niemand van de kerk gezien!’

Wat is pastoraat?
Pastoraat is afgeleid van het Latijnse woord pastor. Pastor betekent: herder. Pastoraat is dus herderlijke zorg. Zoals een herder voor zijn kudde zorgt, zo zorgt de pastor voor de gemeenteleden.
De keuze voor dit woord heeft er alles mee te maken, dat de Heere Jezus zichzelf als herder voorstelt: Ik ben de Goede Herder. De zorg van ambtsdragers en gemeenteleden die bezoeken afleggen is niet zomaar zorg, maar zorg namens de Goede Herder. Een ambtsdrager is niet zelf de Goede Herder, maar vertegenwoordigt de Heere Jezus. Een bezoekbroeder komt namens de Heere Jezus op bezoek.

guter-hirt

Zelf heb ik vaak de indruk dat als gemeenteleden tijdens een bezoek veel over hun leven vertellen, dat ze dat niet alleen aan mij vertellen, maar dat ze voor hun gevoel eigenlijk met God in gesprek zijn. Mijn bezoek is dan een aanleiding en een mogelijkheid om het hart bij de Heere uit te storen.

Een woord dat vroeger vaak gebruikt werd, was zielszorg: zorg voor de ziel. De ziel stond dan voor de band met God.
Pastoraat heeft daar alles mee te maken. Het huisbezoek is ontstaan uit de week van voorbereiding voor het Heilig Avondmaal. De predikant ging de huizen langs met de vraag of er een belemmering was om deel te nemen aan de viering. In de loop van de tijd is die praktijk uitgegroeid tot wat we nu kennen als het huisbezoek door wijkouderlingen en predikanten. De ‘zorg voor de ziel’ is tijdens zo’n bezoek nog steeds een belangrijk thema. Het huisbezoek wordt door de ouderlingen gedaan om het geloof van de gemeenteleden te versterken.

De naam zielszorg is naar de achtergrond verdwenen, omdat tijdens een huisbezoek meer aan de orde komt dan alleen het geestelijk wel en wee. Alles wat mensen bezighoudt kan tijdens een huisbezoek worden gedeeld. Vaak is er een link met hoe het geloof wordt beleefd. Vanwege die verbondenheid is het woord zielszorg vervangen door pastoraat.

Waarom pastoraat en huisbezoek?
Pastoraat bestaat voor een belangrijk deel uit bezoeken. (Er zijn meer vormen van pastorale contacten. Die komen verderop aan bod.) Zo’n bezoek wordt gepland. Door bijvoorbeeld de wijkouderling. Een bezoek kan ook worden afgesproken, omdat een gemeentelid de predikant of de wijkouderling opbelt: ‘Ik zit ergens mee. Zou u eens willen komen praten?’

Het afspreken van bezoeken houdt in dat er veel moeite wordt  gedaan om mensen op te zoeken. Soms zit iemand niet op een bezoek te wachten. Als het bezoek dan ook nog eens moeizaam verloopt, kan het bezoek als een zware opgave worden ervaren. Gelukkig zijn er ook mooie ervaringen van bezoeken die goed verliepen of gesprekken die op een verrassende wijze diepgang hebben.

Waarom gaan we eigenlijk op bezoek? Waarom doen we zoveel moeite om mensen op te zoeken en wachten we niet tot ze bij ons aankloppen? Omdat de Heere Jezus ook mensen opzocht. Hij kwam vanuit de hemel om onder ons te wonen. Hij zocht mensen op, zoals Zacheüs en de Emmaüsgangers. Tegen Zacheüs zei de Heere Jezus: Ik moet heden in uw huis zijn. Bij de Emmaüsgangers liep de Heere Jezus mee vanuit Jeruzalem naar Emmaüs en liet zich overhalen om bij de maaltijd aanwezig te zijn. Om uit te leggen dat Hij gekomen is om het verlorene te zoeken, vertelde Christus de gelijkenissen van het verloren schaap en de verloren penning. De kerk heeft met het pastoraat de werkwijze van de Heere Jezus overgenomen door mensen op te zoeken in hun huis.

road-to-emmaus

Pastoraat betekent dus dat we iemand opzoeken in de naam van de Heere Jezus. Als we op bezoek gaan, vertegenwoordigen wij de Heere Jezus.

Wie is er verantwoordelijk voor het pastoraat?
Elke gelovige straalt iets uit van Christus. Elke gelovige kan door de Heere worden gebruikt om Hem te vertegenwoordigen. Pastoraat is niet voorbehouden aan een speciale groep binnen de gemeente. Toch berust de verantwoordelijkheid voor het pastoraat wel bij de kerkenraad. De kerkenraad is verantwoordelijk voor het geestelijk welzijn binnen de gemeente. Daarbij staat de kerkenraad niet boven de gemeente. Kerkenraadsleden zijn leden van dezelfde gemeente, die door de gemeente – daarmee door God – worden geroepen.

Door de verantwoordelijkheid bij de kerkenraad te leggen krijgt het pastoraat een stevige basis.  De gemeente mag ervan uit gaan dat de kerkenraad het pastoraat goed regelt. De kerkenraad kan door de eigen gemeente, maar ook door naburige gemeenten (via de classis) aangesproken worden als het pastoraat en de zielszorg niet goed gebeurt.

Gevaar hierbij is wel dat de gemeente het bezoekwerk als geheel overdraagt aan de kerkenraad. De kerkenraad is dan niet alleen verantwoordelijk voor het pastoraat, maar dient zelf al de bezoeken af te leggen.
In de Bijbel zien we iets anders. De gehele gemeente wordt opgeroepen om om te zien naar elkaar. De Heere Jezus zendt de discipelen 2 aan 2 uit. Paulus heeft verscheidene medewerkers die, ook al zijn ze geen apostel, hem in zijn werk ondersteunen. In al zijn brieven noemt Paulus wel 40 namen van medewerkers.

Het is daarom een goede zaak als een kerkenraad andere gemeenteleden betrekt bij het bezoekwerk. De last en de werkzaamheden worden gedeeld. Daarnaast kunnen ook bezoekbroeders en – zusters de ervaring hebben dat hun geloof wordt verrijkt door de gesprekken met andere gemeenteleden. Niet alleen de last wordt gedeeld, maar ook de vreugde.

Wat is allemaal pastoraat?
Bij pastoraat denken we allereerst aan het afleggen van bezoeken. Tijdens zo’n huisbezoek vindt er een gesprek plaats, waarbij de zorgen en de vreugden worden gedeeld en waarbij ook het leven met de Heere aan de orde komt.
Pastoraat is echter veel breder. Er is veel verborgen pastoraat. Als kerk, als ambtsdragers en als bezoekbroeders- en zusters kunnen we dat verborgen pastoraat gemakkelijk over het hoofd zien.

4df9823a0540a11d71655b7368fdbd8b

Wat zijn nog meer vormen van pastoraat?
– Een ouderling geeft in de kerk even een knikje aan iemand uit de eigen wijk en laat daarmee zien: ‘Ik heb je opgemerkt! Fijn dat je er bent!’
– Een gemeentelid luistert aandachtig naar de preek. Hij wordt helemaal in beslag genomen en vergeet alles om zich heen. Hij heeft dat zelf niet door, maar jongere in de kerk ziet aan hem dat hij geroerd wordt door de preek. En dat raakt die jongere weer, waardoor hij gaat nadenken over wat er gezegd wordt, over deze man, over God.
– Een gemeentelid is kapster. Ze komt bij iemand thuis om te knippen. Terwijl ze de spullen klaarzet, vraagt ze: ‘Hoe was je vakantie.’ En dan begint de ander te vertellen hoe de vakantie tegengevallen was en wat er allemaal niet was gebeurd.
– Een deurwaarder komt bij iemand die schulden heeft. Hij ziet dat iemand heel diep zit. Tijdens het gesprek vraagt hij: ‘Ben je lid van een kerk?’ ‘Nee’, is het antwoord, ‘ik ben teleurgesteld geraakt in de kerk. Ik heb nooit iemand gezien.’ De deurwaarder besluit om dit adres anoniem door te geven aan de kerk waartoe deze persoon behoort met de vraag of ze deze persoon eens willen opzoeken.
– Bij de Emté ziet een gemeentelid iemand lopen, die enkele weken geleden was afgekondigd. Ze tikt die persoon op de schouder en vraagt: ‘Joh, hoe is het nu met jou?’
– Na de vergadering blijven ze nog even hangen en raken ze met elkaar in gesprek. Ze praten elkaar bij hoe het gaat.
– Na de Bijbelkring blijft een gemeentelid nog even hangen om even iets tegen de predikant te zeggen: ‘Volgende keer kan ik er niet bij zijn.’ ‘Wat jammer!’ ‘Ja, ik had graag erbij willen zijn, maar mijn dochter moet naar het ziekenhuis…’
– Een collega klopt op het werk bij je kantoor aan: ‘Heb je even tijd? Wat denk jíj hiervan?’

Pastoraat bestaat voor een groot deel ook uit ‘toevallige’ ontmoetingen, onverwachte gesprekken, contact dat ongemerkt tussen de bedrijven door gebeurt. Margriet van der Kooi, ziekenhuispredikant, noemt zulke onverwachte ontmoetingen ‘gesprekken die je toevallen’. Het zijn korte contacten, maar toch gebeurt er iets, waardoor beide personen zich gezegend voelen.
Het is de moeite waard om na te gaan hoeveel u van die korte, onverwachte contacten heeft. Het zou de moeite waard kunnen zijn om ruimte te scheppen voor zulke onverwachte contacten en niet alleen te focussen op gesprekken die langer duren.

Afspraken maken
Toch moeten er ook bezoeken worden afgesproken. Wat is de beste manier om tot een afspraak te komen?

Ouderling F. pakt soms de fiets om ergens aan te waaien bij iemand. Spontane bezoeken hebben iets van een positieve verrassing. Ook voor ouderling F. zelf. Want zijn oorspronkelijke plan was om bij de familie J. langs te gaan, maar daar was niemand thuis. Hij zag beweging in het huis aan de overkant en bedacht dat mw. K. ook wel bezoek kon gebruiken. Bij een huisbezoek is mw. K. altijd heel gespannen. Nu heeft ze daar geen last van. Ze was wel even overvallen door het onverwachte bezoek, maar is juist ook blij met het onverwachte bezoek.
Een ouderling met een volle agenda doet er goed aan om enkele keren in het seizoen ‘een rondje door de wijk’ in te plannen voor onverwachte bezoeken. Nadeel is wel dat veel mensen, ook de ouderen, een volle agenda hebben en dat degenen voor wie het bezoek bedoeld wordt niet thuis zijn. Het kan voorkomen dat u tijdens zo’n ‘rondje fietsen’ niemand thuis aantreft en dus ook geen bezoek hebt afgelegd. Zie dat rondje fietsen niet als een verloren tijd, want juist door de wijk door te gaan kun je weer op namen komen bij wie u langs zou kunnen gaan.

Ouderling Z. plant bij zijn aantreden als ouderling een aantal avonden om bij de leden van zijn wijk langs te gaan. Zo kan de wijk met hem kennismaken en weet hij welke gezichten bij de namen horen. Het zijn vaak ongedwongen bezoeken. Ze duren wel langer dan gepland, omdat de kennismakingsbezoekjes gewaardeerd worden. Ouderling Z. spreekt af wanneer zij een afspraak voor een bezoek tegemoet kunnen zien. Tegelijkertijd spreekt hij af dat als er wat is dat ze met hem contact opnemen.

Ouderling B. beging bovenaan de lijst. De familie A. is als eerste aan de beurt. Hij belt hen op. Het kostte wel moeite om het telefoonnummer te achterhalen, want de familie A. staat niet in het telefoonboek en ook niet in het LRP.
Hij moet uitleggen wie hij is, want de familie A. heeft al geruime tijd de kerk niet bezocht. Door de telefoon hoort hij dat ze de familie eigenlijk niet zit te wachten op een bezoek. Als het moment van bezoek is aangebroken, staat hij gespannen voor de deur. Als de deur opengaat, wordt hij binnengelaten. Na de kennismaking is het ijs gebroken. De spanning vooraf is aan beide kanten niet nodig geweest, want het werd een mooi gesprek.

Ouderling W. heeft het geluk dat zijn voorganger zijn bezoeken goed heeft bij gehouden. Dat bezoekwerk kent ook een bepaald systeem. Voor ouderling W. blijkt het ook een bruikbaar systeem. Zo kan hij heel goed zien wanneer welke gemeenteleden een bezoek moeten krijgen. Hij hoeft geen achterstallig werk in te halen. Bovendien kan hij thuis duidelijk aangeven welke avonden hij weg is en welke avonden overblijven voor het gezin.

Doel van het huisbezoek
Huisbezoek gebeurt niet zomaar. Met het opzoeken van de gemeenteleden wordt een bepaald doel beoogd. Bijvoorbeeld: versterken of stimuleren van de band met God, bieden van geestelijke steun in moeilijke tijden, uitleg geven over de weg die de Heere gaat. Veel bezoeken hebben iets wederkerigs: de ouderling leert erg veel van degenen die hij in de wijk bezoekt.
Ook hier zijn verschillende werkwijzen mogelijk:

Wijk 3 van de hervormde gemeente te Q. werkt met een jaarthema. De wijkouderlingen kregen aan het begin van het themajaar aanwijzingen hoe zij dat thema konden gebruiken tijdens de huisbezoeken.

Ouderling G. houdt van spontaniteit. Hij houdt ervan als de gesprekken anders lopen dan gepland. Onbevangen gaat hij het gesprek in, benieuwd naar wat er komen gaat.

Ouderling N. wil juist van tevoren weten wat er komen gaat. Dan kan hij zich daar alvast op voorbereiden. Dan weet hij wat hij moet zeggen of hoe hij moet reageren. In zijn hoofd heeft hij enkele vragen die hem helpen als het gesprek anders verloopt dan hij zou willen. Juist de stap naar het geestelijke gesprek vindt hij niet zo eenvoudig. Hij is blij dat de ouderling bij wie hij enige tijd mocht meelopen hem wat eenvoudige aanwijzingen gaf. Die ouderling gaf aan: ‘De mensen weten waarvoor je komt. Je hoeft er niet om heen te draaien. Het is goed om aandacht te hebben voor wat er in het gezin leeft. Daarna kun je de overstap maken naar het geloof. Dan zeg je bijvoorbeeld: “U weet dat ik ook gekomen ben voor …” Of: “U heeft verteld hoe het met u gaat. Merkt u bij dat alles ook de aanwezigheid, de steun of de leiding van de Heere?”’

Het is helemaal niet verkeerd om een bepaalde methode te hanteren. Zo’n methode kan helpen om ontspannen te worden tijdens een gesprek. Een methode is een hulpmiddel. Wanneer de methode niet werkt, laat u de methode los. Later in het gesprek zou u die werkwijze die u gewend bent kunnen oppakken. Het komt een gesprek ten goede als u in staat bent om te variëren in uw gespreksmethoden. Dan kunt u beter inspelen op wat er in een gesprek gebeurt en begrijpt u beter wat er in een gesprek gebeurt.

Sfeer tijdens een gesprek
De sfeer tijdens het gesprek is heel bepalend. Wanneer er een open sfeer is en een sfeer van vertrouwen laten mensen zich makkelijker in hun hart kijken. Als de sfeer ongemakkelijk is, zal het gesprek stroever verlopen.
Een vertrouwde sfeer ontstaat wanneer iemand die het bezoek ontvangt merkt dat u als ouderling niet oordeelt. Of wanneer u persoonlijk bent als de sfeer dat toelaat. Of dat u juist even niets over uzelf vertelt, omdat u anders alle aandacht op uzelf zou vestigen.


Het kan helpen als u bepaalde achtergronden weet. Van de dorpsgeschiedenis, van gebeurtenissen in een familie in het verleden. Het kan helpen als u kunt invoelen wat een gebeurtenis voor die ander betekent. Dat kan ruimte bieden om verder te vertellen. Als iemand bijvoorbeeld een scheiding in de naaste familie heeft meegemaakt, begrijpt hij heel goed als een vader en moeder tijdens het huisbezoek de pijn, de verwarring en de zorgen delen over de scheiding van hun zoon.


Tegelijkertijd kan het ook heel erg helpen als u niet op de hoogte bent van bepaalde gebeurtenissen. De ander is dan in staat om het verhaal opnieuw te vertellen en bent u in staat om onbevangen te luisteren. Het kan een voordeel zijn om niet geboren en getogen te zijn in het dorp waar u nu ouderling, bezoekbroeder of bezoekzuster bent. Daardoor staat u onbevangen in de gemeenschap en wordt uw beeld niet gekleurd door de verhalen die in de gemeenschap worden verteld. Gemeenteleden kunnen soms ook opener zijn, omdat ze weten dat wat ze vertellen niet bij familieleden terecht zal komen.

Entree
Het gesprek begint met het aanbellen bij de deur of bij het binnenstappen via de achterdeur. Een ongedwongen entree vergemakkelijkt het gesprek. Het ijs is dan al snel gebroken. De fase van entree is een fase waarin veel gebeurt: kennismaking, de eerste indruk van de personen en de huiskamer. In deze fase kan al de toon worden gezet en het verloop van het gesprek worden bepaald.

Zelf spreek ik zoveel mogelijk af rond een tijdstip waarop koffie of thee wordt gedronken. Dat geeft degenen bij wie ik op bezoek ben gelegenheid om hun gastvrijheid te tonen. Door koffie of thee te bestellen geef ik aan dat ik tijd voor hen heb. Dat wil niet zeggen, dat ik alle tijd heb. Maar op dat moment ben ik er voor hen. Ik ben beschikbaar en ik stel me in op hun verhaal. Tijdens het koffiezetten is er ook even tijd voor mij om te acclimatiseren.
In deze fase is er ook alle ruimte voor vragen of opmerkingen die betrokkenheid tonen: ‘Hoe gaat het nu?’ ‘Hoe is het in de afgelopen tijd gegaan?’ ‘Er is echt veel gebeurd bij u.’ ‘U vertelde de vorige keer over … Hoe is het daar nu mee?’


– wordt vervolgd – 

Gespreksvragen
1.) Wat was uw reactie toen u gevraagd werd om ouderling, bezoekbroeder of bezoekzuster te worden? Wat waren uw aarzelingen? Wat waren uw redenen om “ja” te zeggen?

2.) Wat waren uw verwachtingen voordat u hieraan begon? Waar keek u toen naar uit? Waar zag u tegen op? Hoe kijkt u nu terug op die verwachtingen? Viel het mee of viel het tegen?

3.) Wie uit uw omgeving zou u aanraden om bezoekwerk op te pakken? Als ouderling of als bezoekbroeder/-zuster?

4.) Merkt u dat de bezoeken en gesprekken uw geloof verrijken? Wat is het mooiste dat u hebt meegemaakt ? (zonder te vertellen over wie het gaat!)

5.) Welke aanpak van het bezoekwerk past het meest bij u: rondje fietsen, kennismakingsronde, lukraak bezoeken, bezoeken volgens een vast systeem? Wat zijn de sterke kanten van uw werkwijze?

6.) Hoe bereidt u een bezoek voor?

7.) Hebt u van tevoren een doel dat u tijdens dat gesprek wilt bereiken? Welk doel is dat? Wat doet u als u het doel hebt bereikt? Wat doet u als u dat doel niet hebt bereikt?

8.) Bent u een geboren en getogen Oldebroeker? Welke voordelen en nadelen ondervindt u daarvan?
En als u vrij recent in Oldebroek bent komen wonen: Lukt het u om de mensen te leren kennen en begrijpen? Welke voordelen en nadelen ervaart u als ‘buitenstaander’?

9.) Gaat u voor uzelf eens na hoeveel onverwachte gesprekken u had, die achteraf gezien een pastorale kant hadden. Sla de gesprekjes die maar enkele minuten niet over!

10.) Wat valt u op aan de sfeer tijdens de bezoeken die u aflegt?

11.) Kunt u iets vertellen hoe u de overstap maakt van naar de thematiek van het geloof. Heeft u daar een bewuste methode voor? Of juist niet?

Preek zondagavond 23 augustus 2015

Preek zondagavond 23 augustus 2015

1 Samuël 8
Serie over David – deel 1: roep om een koning

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Wat heeft Samuël bezield?
Wat heeft Samuël bezield toen hij zijn eigen zonen als richters aanstelde?

Het lijkt een onschuldige aanduiding:
Het gebeurde nu, toen Samuël oud geworden was, dat hij zijn zonen tot richters over Israël aanstelde.
Er kunnen immers allerlei redenen zijn voor Samuël om dit te doen:
hij is oud geworden; hij kan het wellicht allemaal niet meer aan.
Hij heeft hulp nodig van anderen.
Je zou dat toch in Samuël moeten prijzen, dat hij bereid is te delegeren
en niet tot het bittere einde alles in eigen hand wil houden.
Dat hij bereid is om een stap opzij te zetten voor de volgende generatie.
Oud geworden kan hij toch ook niet meer aanvoelen
wat er onder het volk leeft, welke trends er zijn, welke behoeften er leven,

waardoor hij ook geen leiding meer kan geven aan het volk.
Zijn zonen zijn van de nieuwe tijd. Zij kunnen het doen.

Een andere reden is dat Samuël zijn zorg heeft gehad
over de geestelijke leiding van zijn volk.
Toen hij door zijn lieve moeder naar Silo werd gebracht, heel wat jaren terug,
was er niemand die de stem van God kende
en dus ook niemand die vanuit het spreken van God leiding kon geven over Israël.
Israël zal een volk zonder geestelijke leider worden, blind en stuurloos,
overgeleverd aan de eerste de beste die zich zal opwerken als leider.
Het werk van God moet veilig gesteld worden.
Anders is het te kwetsbaar en zal er weer een tijd komen
net als bij de vorige richters dat Israël bij God vandaan dwaalde
en dat het volk tientallen jaren lang moest zuchten onder overheersing door de vijanden.
Samuël kan er zuivere bedoelingen bij hebben gehad.

Het punt is alleen dat Samuël voor anderen dacht: voor het volk en voor God.
als je voor anderen denkt, kon je soms vreemde beslissingen nemen.
Samuël stelt zijn zonen aan tot richter.
Hij zal best hebben aangevoeld, dat de tijden veranderd zijn

en dat er onder het volk heel andere wensen en verlangens leven
over hoe het volk geleid moest worden
dan in de tijd dat hij aantrad of actief was als richter.
Samuël kan het ook zelf hebben aangevoeld dat hij een overgangsfiguur was,
op de drempel van een nieuwe tijd, nog wel van de oude tijd,
maar ook bepalend voor de nieuwe tijd die kwam.

Samuël denkt voor anderen: hij is oud.
Hij heeft zichzelf afgeschreven.
Hij kan hebben gedacht: laat ik het volk maar voor zijn,
voor zij mij oud beginnen te vinden
en iets gaan mompelen over opvolging of nieuw leiderschap
laat ik hen maar voor zijn en een eerste stap zetten
door mijn zonen als richter aan te stellen.
Dat ouderen zichzelf al afschrijven, komt ook vandaag voor:
wie ben ik nog, ik ben maar oud.
Het valt mij op, dat alles wat met jeugd te maken heeft op veel aandacht kan rekenen.
Met je tijd meegaan, nieuwe politiek, een nieuwe koers.
Enige tijd geleden maakte ik mee dat een collega werd gevraagd in een commissie.
Deze collega was nog geen 2 jaar jonger dan ik, dat wist ik.
Deze collega werd lovend binnengehaald als jonge predikant!
Verjonging is dan bij voorbaat iets goeds.

Samuël gaat voor anderen denken en schrijft zichzelf af.
Samuël gaat ook voor God denken en schrijft zichzelf ook voor God af.
Nu hij oud geworden, is hij nutteloos voor God geworden.
De nieuwe generatie, die moet het doen.
Samuël houdt er geen rekening mee,
dat hij op hoge leeftijd nog van grote betekenis is voor God en Zijn volk:
Saul tot koning zalven,
geestelijk leiding geven aan Saul, Sauls persoonlijke pastor als het ware
en als opvolger van Saul ook nog David zalven tot koning.
We moeten onszelf nooit afschrijven voor God,
want God kan ons ook gebruiken als we van onszelf denken:
We stellen niets meer voor, mijn tijd zit er op.

Door zijn zonen tot richter op te volgen denkt Samuël ook voor God.
Want God zelf zorgde steeds voor een richter.
Wanneer God vond dat het tijd gekomen was om een nieuwe richter aan te stellen,
riep God een nieuwe richter: Ehud, Otniël, Samgar, Gideon, Simson, Samuël zelf.
Bij Samuël zelf was dat op een bijzondere manier gebeurd.
De Bijbel vermeld over de kinderjaren van Samuël dat Gods spreken zeldzaam was,
zelfs Eli herkende de stem van God niet
en toch, in het verborgene, werkte God aan redding
en aan de aanstelling van een richter.
Zou de Heere dat ook niet kunnen doen, als Hij vond dat het tijd was voor een nieuwe richter?

Hoe nobel ook gedacht, er zit iets verkeerds in het handelen van Samuël.
Hij krijgt iets van een koning, die zijn opvolging zelf regelt,
door voor God en anderen te denken, houdt hij zelf de touwtjes in handen.
Dat kan op een heel onschuldige manier gegaan zijn,
waarvan Samuël zich geen kwaad bewust was.
Dat kan op een heel doortrapte manier gebeurd zijn,
waarbij Samuël heel integer overkomt, maar ondertussen zijn eigen naam bouwt.
Er zit iets in van het opbouwen van een dynastie, van de zaak in eigen hand houden.
Uit angst dat God niet zorgt.
Nu is angst een slechte raadgever, maar de angst dat God niet zal zorgen is dat zeker.
Ook hier – net als vanmorgen: onze beste werken,
het beste dat we doen voor God, voor het volk van God, is met zonde bevlekt.

Deze daad van Samuël laat zien dat zonde grote gevolgen kan hebben,
ook een zonde die als heel klein ervaren kan worden:
voor God denken door te denken dat je niet meer meetelt en niet meer mee zal doen.
Alvast je opvolger naar voren schuiven
omdat je niet onzeker wil zijn of God nog een opvolger laat opstaan.
Je zonen naar voren schuiven om het toch allemaal in eigen hand te houden
en onbewust iets van een dynastie op te bouwen.

Het gaat mis.
Niet dat Samuël het door heeft.
Hij ziet het niet – of hij wil het niet zien.
Soms kun je als familie, als vader van,
de fouten van je kind niet willen zien,
je ziet ze wel, maar je wilt niet dat het waar is,
want dan heb jij gefaald in de opvoeding en zie je die fouten daarom ook maar niet.
De zonen van Samuël zijn niet beter dan de zonen van Eli.
Met grote gevolgen voor het volk:
door de zonen van Eli ging het volk de tabernakel mijden,
liet men de offers achterwege en miste men de verzoening en het contact met God.
Door de zonen van Samuël gaan ze nadenken over de leiding van God:
we willen niet meer uitverkoren zijn,
geen speciale plek in Gods hart en Gods plan,
geen heilig volk,
maar zijn net als de anderen.
We willen niet overal buiten vallen, meedoen en meetellen,
net als de anderen zijn.
Het volk heeft haarscherp door wat de consequenties zijn als je voor God gaat denken:
als je voor God gaat denken (en voor God gaat handelen),
dan heb je Hem helemaal niet meer nodig.
Dan kun je het net zo goed zelf.
Het optreden van Samuël, zijn eigenzinnig handelen
Roept iets dieps op bij het volk Israël, een oud verlangen,
dat in de geschiedenis steeds weer de kop op stak: een weg buiten God om.
We kunnen onszelf wel redden.
Wij hoeven geen volk van God te zijn.
Samuël is zich van geen kwaad bewust,
maar het volk heeft scherp in de gaten wat Samuël doet.
Als Samuël richters kan aanstellen kan hij ook een koning aanstellen.
Als Samuël toch voor God gaat denken en handelen,
kan hij het beter groots aanpakken.
Dan tellen wij in deze wereld ook mee.

Het lijkt wel of het volk het onrecht van Joël en Abia niet eens zo erg vindt.
Het is wel hinderlijk, vervelend genoeg om je te gaan beklagen bij hun vader,
de reis te ondernemen naar Rama,
maar wat die zonen doen is gelijk ook een mooie aanleiding
om aan dat oude verlangen stem te geven, te vertolken richting Samuël.
Voordat ze naar Samuël toegaan,
komen de stamhoofden eerst in een aparte vergadering bij elkaar,
achterkamertjespolitiek zouden we zeggen,
om iets te bekokstoven – samen sta je sterk.
Ze zullen van hun ouders of grootouders de verdeeldheid en de burgeroorlogen hebben gehoord, waarover het Richterenboek schrijft,
na Gideon en aan het eind van de richterentijd als de stam Benjamin bijna wordt uitgeroeid.
Nu zijn ze samen eensgezind.
dit verlangen overheerst en is sterker dan de verschillen.
Als ze samen een zijn kunnen ze ook een vuist maken naar de Filistijnen.
Kunnen ze zich wapenen tegen, zich bevrijden van hun vijanden.
Ook zij komen op het werkterrein van God!

Maar hebben wel andere normen.
Voor God zou het onrecht een reden zijn om in te grijpen.
Steeds stuurt de Heere profeten naar het volk als de rechters oneerlijk zijn
En zich laten omkopen door de rijken,
als er geen eerlijk recht gesproken wordt,
Als er gesjoemeld wordt met de gewichten en lengtematen,
als vriendjes worden bevoordeeld,
als armen worden uitgebuit
dan laat God van zich horen.
Dat die oudsten van zich laten horen, zou ook nog wel eens kunnen betekenen
dat de zonen van Samuël zich tegen de rijken, tegen de oudsten uitspraken
en meer de armen bevoordeelden.
Anders zouden ze niet geklaagd hebben.
Wie klaagt er als je bevoordeeld wordt, ook als dat op een oneerlijke manier gaat?
Die zonen gaan zich ook al een beetje als koning gedragen, zegt de Bijbel:
ze pakken een deel van de winst af, innen belasting,
Zij bepalen zelf wat recht is, ze maken hun eigen wetten,
die in hun eigen voordeel spreken.
We kunnen zien in Syrië, in de IS, in allerlei dictaturen
Wat het betekent dat leiders hun eigen wetten, hun eigen recht maken.
Daar wordt in de Bijbel voortdurend tegen gewaarschuwd.
Dan zeggen de oudsten: dan hebben we liever een echte koning,
geen surrogaat, geen zelfbenoemde, maar eentje die door God is aangesteld.
Een vroom sausje over een hele wereldse wens.
Meetellen. Ook hier het voor anderen denken.
De anderen zullen ons pas interessant vinden
Als we ook een koning hebben.
Niet onze God is interessant, de moeite waard, koning over hemel en aarde,
maar onze koning!
Zijn gezag straalt ook op ons volk af.

Het verzoek van de oudsten raakt Samuël heel diep.
Vragen om een koning, dat kan niet.
Israël is niet zomaar een volk, niet als alle andere volken.

Hij kan niet anders dan dit in gebed bij de Heere brengen.

De Heere spreekt terug: ‘Het is hen niet om jou te doen, maar om mij.
Ze zetten jou niet aan de kant, maar mij.’
En toch, het volk krijgt een koning.
Dat is het bijzondere: hoezeer het ook gevaar loopt
de bijzondere status als Gods volk te verliezen: het krijgt van God een koning.
Maar dan niet zonder waarschuwing.
Bedenk wel wat een koning gaat doen en van je vraagt:
de koning zal heel je bestaan opeisen.
Zoals God als koning betekent dat heel ons leven van Hem is,
zo zal een koning op aarde zich ook gaan gedragen,
alsof alle onderdanen en alles in het land van hem is.
Heel je toekomst lever je aan die koning uit:
Je zonen zijn niet meer voor jezelf
en ook niet meer om je op de boerderij op te volgen,

maar ze zijn nu van de koning.
Volgens de woorden van de HEER: het RECHt van de koning (ironisch of juist niet?)
Hij zal de opeisen om in zijn dienst te komen
als beroepsmilitair, met intensieve trainingen (strijdwagens = elitetroepen)
met een militaire carrière, zodat ze niet meer naar de boerderij terug willen.
Als ze nog als boer werken, is dat niet voor jullie families, maar voor de koning.
Je dochters zullen niet meer thuis werken,
of zorgen voor uitbreiding van de familie,
ze zijn er voor al die vrouwen van de koning, voor de hofhouding
om het hen naar de zin te maken.
Je akkers, juist de beste akkers, neemt hij van je af
om ze aan loyale hovelingen te geven.
Dmv jullie eigendom zal de koning zijn positie versterken.
Heel het proces, van zaaien tot oogsten, zal de koning als zijn eigendom beschouwen.
Als de koning zich zal gedragen, zoals bij de andere volken,
zal de koning zijn eigen wetten en regels hebben,
niet zijn wat een koning hoort te zijn: representant van de Heere.
Het gevolg van het verwerpen van de Heere is dat ze ook niet meer kunnen aankloppen
in geval van nood, als de koning te erg wordt, teveel een tiran en dictator.

Waarom geeft de Heere toch een koning aan Israël?
Waarom laat de Heere zich verwerpen?
Volgens mij een lijn in de Bijbel – zeker in het Oude Testament,
Waarop de Heere Zijn volk laat gaan op verkeerde wegen.
Niet uit onverschilligheid, maar juist als Koning van Zijn volk, die Zijn volk kent,
juist ook in hun hardnekkigheid en neiging om weg te dwalen.
De keuze om de verkeerde kant op te gaan
is geen vorm van onverschilligheid of onmacht.
Als ik de profeten lees, bijvoorbeeld Hosea, komt dat ook voor.
De Heere laat Zijn volk de verkeerde kant op gaan.
Zodat het kan ervaren, hoe het is om zonder God te leven,
zodat het de leegheid kan ervaren, door gebrek aan steun en hulp God gaat missen,
ervaart hoe het leven zonder God een zwerven is,
een hulpeloos uitgeleverd zijn aan alle machten die er hier op aarde zijn,
zonder dat er recht komt.
Net als de verloren zoon, die bij de varkens erachter komt,
dat hij het bij zijn vader veel beter zou hebben, ook als hij geen kind meer is.

Het bijzondere van de Heere is
dat Hij door al onze fouten, zonden, verkeerde keuzes heen
toch weer Zijn weg, Zijn plan doorgang kan laten vinden.
Israël mocht geen koning, want het had God als koning,
en toch mocht Saul en later David als koning optreden.
Toch kon de Heere koningen geven die iets van de Heere representeerden.
Niet om onze fouten goed te praten,
maar om aan te geven dat God Zijn weg en plan dwars door onze fouten heen
leidt naar het doel dat Hij voor ogen heeft:
een eigen volk dat leeft met Hem
en Hem dient als Koning.
De waarschuwing van de Heere dat Hij er niet meer zal zijn
en niet naar de gebeden zou luiserten
is geen loze dreiging, God kan zich terugtrekken
en toch doet Hij dat niet helemaal.
Steeds komt Hij weer terug, om zich om Zijn volk te bekommeren.
Ondanks de afwijzing van Zijn volk, zorgt de Heere er steeds voor
dat er leiders zijn en koningen, die iets van Hem uitstralen.
Daarom wordt David geroepen als koning,
niet als de perfecte koning, maar wel als de koning die geroepen is
om het volk te leiden in Gods naam.
Ondanks onze fouten en zelfs bij het afwijzen
maakt God het er het beste van
omdat Hij niet wil dat we als de anderen zullen zijn,
maar omdat Hij wil dat wij Zijn volk zijn: de schapen van zijn weide, Zijn kudde.
Amen

Preek afsluiting VBW 2015 – ‘De Bouwplaats’

Preek afsluiting VBW 2015 – ‘De Bouwplaats’
2 Samuël 7:1-17

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Wie van jullie is in de vakantie bij de zee geweest?
En wat heb je daar gedaan?
Weet je wat ik het leukste vind bij de zee?
Om een strandkasteel te bouwen,
een strandkasteel dat sterker is dan de golven van de zee.
Ik houd niet zo van zwemmen in de zee,
of van liggen zonnen op het strand.
Als kind vond ik de zee maar koud en vies door het zout.
Zwemmen in de golven vond ik ook spannend.
Ik had het ook koud, door de wind die waaide.
Wat ik wel leuk vond, was zo’n zandkasteel bouwen.
Het liefst een zandkasteel dat sterker is dan de golven.
Het was de sport om te kijken hoe lang zo’n kasteel zou blijven staan,
ook als de vloed opkwam en de golven steeds hoger kwamen.
Het mooiste was als er van dat kasteel de volgende dag nog iets te zien was.
Dan was ik daar trots op: dat kasteel had ík gebouwd
en het had toch maar voor een dag de golven doorstaan.

Iets maken dat langer niet zomaar kapot gaat en heel lang blijft staan
– is dat ook de wens van David?
Om voor God iets te maken dat niet zomaar kapot gaat,
dat lang blijft bestaan,
zodat het volk Israël eeuwenlang naar deze plaats kan toegaan?
Als David naar zijn eigen paleis kijkt
en dan denkt aan de tent waarin de ark van God staat,
valt hem een verschil op.
Het paleis dat hij heeft laten bouwen is een sterk en degelijk gebouw,
van het hardste hout dat hij had kunnen krijgen: cederhout.
Iedereen die het paleis ziet, is onder de indruk.
Dat paleis zegt ook iets over de regering van David:
net zo stevig en degelijk als het stevige, indrukwekkende paleis.
Stevigheid, dat straalt zijn paleis uit.
Als hij dan denkt aan de ark, de plaats waar God gediend wordt,
dat is maar een tent,
armoedig,
alsof God een zwerver is
en Zijn volk geen geld heeft om aan hun God iets degelijks te geven,
dat langer blijft bestaan.
Gods huis moet net zo lang blijven bestaan als het paleis dat ik heb gebouwd.
Dat is God wel waard: een mooi en kostbaar geschenk
voor alle hulp die de Heere aan David heeft gegeven,
waardoor David nu koning is en niet meer wordt aangevallen door zijn vijanden.
Het lijkt een mooi plan: om zo’n indrukwekkend gebouw voor God,
zodat iedereen die naar Jeruzalem kan zien aan het gebouw
hoe groot en indrukwekkend de Heere is
– en ook hoe dankbaar David is.
De profeet Nathan is dan ook gelijk enthousiast:
dat moet u doen, koning! Doe wat uw hart u ingeeft!
Dat is toch mooi als iemand zoiets over heeft voor de Heere.
Ook vandaag zal dat bewondering opwekken
als iemand bereid is om zoveel voor God te geven
als iemand voor God een monument opricht. Toch?

En toch krijgt Nathan diezelfde nacht de boodschap
dat David geen tempel mag bouwen.
David krijgt van God zelf geen toestemming.
Waarom eigenlijk niet?

Allereerst omdat het rustig in het land is.
David hoeft er niet meer met zijn legers op uit te trekken om oorlogen te voeren.
Nu hij rust heeft, gaat hij nadenken.
Ik kom dat vaak tegen.
Dat iemand gaat nadenken, omdat hij niet veel meer kan doen.
Een vrouw die altijd druk bezig is, in huis of voor anderen, nauwelijks tijd om te zitten.
Ze breekt haar been en moet gedwongen rust nemen.
Dat valt tegen. Er vallen opeens dingen op die ze voorheen niet gezien heeft
en ze gaat nadenken, terwijl ze daarvoor nooit tijd had.
Of een man die altijd druk met zijn werk bezig is.
Hij komt in het ziekenhuis.
Hij is te moe om iets te doen en de hele dag tv kijken of slapen is ook niets.
Omdat hij niets te doen heeft, gaat hij nadenken.
Over zichzelf, over hoe het gaat, over God.
Zo ook met David.
Omdat hij niet meer hoeft te vechten, gaat hij nadenken en rondkijken.
Je ziet hem door de stad gaan lopen,
de stad Jeruzalem had hij nog niet zo lang geleden veroverd op de Jebusieten.
Na zijn overwinning had hij de stad een andere naam gegeven:
stad van David.
Deze stad is van mij.

Ik had vroeger de neiging om overal mijn naam op de zetten:
op mijn schriften, op de kaft van mijn boeken, op mijn tas, soms op muren.
Ik denk dat ik daarmee wilde zeggen: ik was hier.
Zo doet David ook met Jeruzalem. Hij noemt de stad naar zichzelf:
Mijn stad – van mij – door mij bij Israël gekomen en door mij hoofdstad.
Ik was hier.
Zo loopt hij door zijn eigen stad, rond te kijken: van mij, mijn stad.
Mijn stad moet wel uitstraling hebben – allure!
Ik ben tenslotte koning geworden. Wie had dat gedacht,
Dat ik dat snotjochie, weggestopt bij de schapen, eens deze positie zou hebben.
Koning over heel Israël, bevrijder van mijn land.
Dat mag wel gezien worden
en over een poosje mogen ze mijn naam nog wel weten:
David, onze held, bij wie het begon: de vrijheid van Israël.
Hij versloeg de vijanden.
In zijn stad, zijn eigen stad loopt hij rond
en er is 1 plek dat hem tegenvalt.
Weet je welke plek? De plek waar de ark van God staat:
wat armoedig, een tent – geen stevige tempel

Weten jullie trouwens wat de ark is?
(De ark was troon,
gebouwd als een kist, waarop 2 engelen stonden, met de vleugels tegen elkaar.
De vleugels vormden de troon.
op die vleugels troonde de Heere der heirscharen, de Heere van de legers.
Die troon gaf aan: God is hier en
God is klaar om voor je te strijden tegen je vijanden.
Eeen tempel werd in die tijd gebouwd als een paleis, want God is Koning!
Dat hij dat niet eerder heeft gezien – de heilige plaats, de plaats van God.
Dat kan toch niet? Alsof God een zwerver is, een bedoeïen en geen Koning met macht,
die Zijn kracht ook heeft laten zien.
In een tent, dat hij dat niet eerder heeft gezien.
Maar ja, druk. Druk met koning worden, land verdedigen, concurrenten uitschakelen,
macht verstevigen.
Maar goed dat het rustig is en hij een kijkje kan nemen.

In mijn stad wil ik een huis voor mijn God, zoals ik wil en bij mij past,
in mijn stad wil ik God hebben, zoals Hij bij mij past.
De tempel, die David wil bouwen, is niet alleen voor God.
Ook een beetje voor David,
zodat de mensen later David nog herinneren.
Weet je wel, David, die goede koning, dapper en zo gelovig.
Kijk eens wat een mooie tempel hij voor zijn God heeft laten bouwen.
Dat moet wel een goede koning zijn geweest.

Zo is dat bij ons vaak, toch:
dat je de Heere aan de ene kant wil dienen en ook heel oprecht
en dat er toch ook iets van jezelf bij ziet.
Je doet iets voor God en eigenlijk ook voor jezelf,
om gezien te worden, zodat de mensen zeggen: hij was hier.
Kan het anders? Kunnen wij God dienen met 100% zuivere motieven?
Met een oprecht hart?
De Heidelberger Catechismus zegt: zelf onze beste werken zijn nog met zonde bevlekt.
Zelfs het beste dat we doen, zelfs voor God, is nooit helemaal goed.
Het is maar goed dat mijn naam op het predikantenlijst daar in de verte hangt.
In Watergang hing de predikantenlijst vlak tegenover de preekstoel.
Tijdens de kerkdienst keek ik recht tegen mijn eigen naam.
Ik was hier – hier in Watergang.
Ik was hier – mijn gemeente.
Voor je het weet ben je dan net als Nebukadnezer: de stad die ik heb gebouwd. Ik.
David zat er niet ver vandaan:
Jeruzalem, mijn stad – de stad van mij, die ik heb gebouwd,
inclusief de tempel. Mijn tempel voor mijn God.
Uit dankbaarheid, dat zeker ook. Een heel royaal, indrukwekkend gebaar.
En toch, ook een beetje voor jezelf.

De profeet Nathan heeft dat allemaal niet door.
Hij kan niet in het hart kijken.
Doe wat uw hart u ingeeft.
Het hart – ik denk dat er hier in de Bijbel niet voor niets over het hart wordt gesproken.
Toen Samuël in Bethlehem kwam,
keek iedereen op naar de oudste zonen van Isaï.
Zij maakten wel kans, zij hadden het, koningswaardig!
Dan zegt de Heere tegen Samuël: de mensen kijken naar de buitenkant,
wat voor ogen is, wat je met je ogen ziet, God ziet het hart aan.
Zo kijkt Nathan naar de buitenkant en ziet een indrukwekkend gebaar van de koning.
Hij ziet de binnenkant niet, het hart peilt hij niet.
God kent het hart van David.
Heer, die mij ziet zoals ik ben,
dieper dan ik mijzelf ooit ken,
kent Gij mij.

Davids hart was niet zuiver:
hij wilde dat er bij de tempel zo’n eerste steen kwam te liggen:
de eerste steen is gelegd door David, uit dank voor zijn God.
Doordat Davids hart niet zuiver is, kan hij ook niet zuiver kijken.
Dat hangt samen: als je hart vol is van jezelf, kan je God niet zien,
zoals Hij is, zoals God werkelijk is
Het tweede gebod: je mag van God geen beeld maken,
God is niet, zoals jij denkt dat Hij is.
God is zichzelf en vaak anders dan wij denken.
De Heere woonde niet voor niets in “die tent”.
Je hoort de minderwaardige toon in de stem van David: “die tent”, “tussen de gordijnen”.
De Heere corrigeert dat ook: David, die tent is de tabernakel.
Al die eeuwen door, vanaf de Sinaï heb ik in die tent gewoond.
Daar in die tent, woonde Ik, daar stond Mijn ark.
Al die tijd kon Mijn volk mij opzoeken en het was genoeg.
En dan komt er een schaapherdertje
die koning wordt, omdat zijn God hem tot koning uitgekozen heeft,
je bent koning omdat Ik jou heb uitgekozen.
Wie ben je wel dat je voor jezelf een naam bouwt?
Over 100 jaar weet hier in Oldebroek niemand wie ik was.
Misschien over 50 jaar al niet meer, of nog korter.
We zijn een zandkasteel op het strand – we denken heel lang te kunnen bestaan,
maar als de golven van de tijd komen, is er weinig meer van ons over.
Nee, dan God.
Hij is eeuwig, voor altijd.
Hij was er al in de tijd van David, dezelfde God.
David, jij hoeft voor Mij geen huis te bouwen.
Het huis dat jij voor Mij bouwt, hoe stevig ook – zal vergaan.
Dat gebeurde ook, toen Nebukadnezar de stad veroverde,
ging de stad van David en de tempel van David ten onder.

En toch, David ook al gaat jouw stad met de tempel die jij had willen bouwen ten onder,
jouw huis niet.
Jij bent sterfelijk, maar je huis niet.
Jij hoeft je naam niet te bouwen, je hoeft je naam niet overal op te schrijven
om aan de mensen en aan God te laten weten: ik was hier.
God bouwt jouw naam.
Je naam gaat bij God nooit verloren.
Davids naam niet en jouw naam niet.

Hoe kan dat koningshuis van David eigenlijk nooit ten onder gaan?
Want alles wat wij mensen maken, bouwen gaat ooit ten onder,
waarom dat koningshuis van David niet?
Dat heeft met de Heere Jezus te maken.
Jezus was een verre nakomeling van David,
Jezus’ koninkrijk kent geen einde.
Als je in Jezus gelooft, gaat ook jouw naam niet ten onder
maar krijg je in Gods koninkrijk, in de hemel van God een naam die nooit ten onder gaat.
Eeuwig leven bij God.
amen

Publicaties in het verschiet

Publicaties in het verschiet

Een kleine greep van de theologische publicaties in Duitsland in het najaar van 2015:

Oude  en Nieuwe Testament
978-3-525-51696-6

Jörg Jeremias komt met een Theologie van het Oude Testament. In de serie: Grundrisse des Alten Testaments – Ergänzungsreihe (Uitgeverij: Vandenhoeck & Ruprecht).

383_08226_159461_xl
Peter Mommer komt bij Gütersloher Verlagshaus met een Inleiding in het Oude Testament.

0004472929_0001_170
In oktober komt de nieuwe Klaus Berger: een commentaar op het Bijbelboek Openbaring.
383_08223_159554_xl
Gütersloher Verlagshaus komt met een serie Lebenswelten der Bibel. Het eerste deel daarvan gaat over oorlog en vrede.

Kerkgeschiedenis
9783290178284
In september verschijnt er een biografie over de reformator Hyldrich Zwingli door Peter Opitz.

78-3-374-02882-5
Bij EVA Leipzig verschijnt het derde deel van de heruitgave van Luthers Duitse geschriften. Thema: Christ und Welt.

Hoe ziet een geschiedenis van de Reformatie in Duitsland er vanuit katholiek perspectief eigenlijk uit? Rolf Decot schreef dat perspectief met het oog op de herdenking in 2017.

Systematische Theologie

978-3-525-56713-5 978-3-525-56714-2
Van Günther Wenz verschijnen deel IX (Versöhnung. Soteriologische Fallstudien) en deel X (Vollendung. Eschatologische Perspektive) van zijn serie Studium Systematische Theologie. (Uitgeverij Vandenhoeck & Ruprecht).

Matthias Freudenberg komt in de serie Theologische Bibliothek met een deel over de Heilige Geest. (Uitgeverij Neukirchener Verlag).

383_08197_156522_xl
De drie delen over esthetiek en theologie van schrijver-theoloog Klaas Huizing worden nu gebundeld uitgegeven: Esthetische theologie.

In de serie Theologische Studien verschijnt een deel van Ralf Koerrenz over het atheïsme.

Herder Verlag geeft het verzameld werk van Johann Baptist Metz uit.

Praktische theologie
04184_Schwier_Predigt
Bij EVA Leipzig verschijnt een boek met verschillende artikelen over ethische en politieke prediking, onder redactie van Helmut Schwier.

04128-2
Geestelijke veranderingsprocessen kunnen ertoe leiden dat de kerk uitgeput raakt. Daarover gaat een deel in de serie Kirche im Aufbruch.

Van Ralph Kunz verschijnt er een boek over gemeenteopbouw in tijden van veranderingenIn de serie Theologische Studien, dwz meer pamfletachtig.

9783290178376
Zoals in veel Europese landen verandert het predikantschap. Zo ook in Zwitserland. Reden om perspectieven voor het predikantschap te schetsen.