Pastorale instructies
voor wijkouderlingen, bezoekbroeders en bezoekzusters
Pastoraat is een belangrijk onderdeel van ons gemeentezijn. Binnen onze gemeente wordt er veel tijd besteed aan pastoraat. Door betaalde krachten als de predikant en de kerkelijk werker. Door vrijwilligers, die als ambtsdrager bezoekbroeder of bezoekzuster, een deel van hun vrije tijd besteden aan het bezoeken van gemeenteleden.
Door een groot deel van de gemeente wordt het pastoraat heel erg gewaard. Degene die bezoek heeft gekregen, geeft aan dat het bezoek op prijs werd gesteld. Bij de deur wordt ook nog gevraagd: ‘Kom je snel weer? De deur staat altijd open!’
Als er geen bezoek afgelegd wordt, terwijl dat bezoek wel werd verwacht, kan iemand teleurgesteld raken: ‘Ik heb niemand van de kerk gezien!’
Wat is pastoraat?
Pastoraat is afgeleid van het Latijnse woord pastor. Pastor betekent: herder. Pastoraat is dus herderlijke zorg. Zoals een herder voor zijn kudde zorgt, zo zorgt de pastor voor de gemeenteleden.
De keuze voor dit woord heeft er alles mee te maken, dat de Heere Jezus zichzelf als herder voorstelt: Ik ben de Goede Herder. De zorg van ambtsdragers en gemeenteleden die bezoeken afleggen is niet zomaar zorg, maar zorg namens de Goede Herder. Een ambtsdrager is niet zelf de Goede Herder, maar vertegenwoordigt de Heere Jezus. Een bezoekbroeder komt namens de Heere Jezus op bezoek.
Zelf heb ik vaak de indruk dat als gemeenteleden tijdens een bezoek veel over hun leven vertellen, dat ze dat niet alleen aan mij vertellen, maar dat ze voor hun gevoel eigenlijk met God in gesprek zijn. Mijn bezoek is dan een aanleiding en een mogelijkheid om het hart bij de Heere uit te storen.
Een woord dat vroeger vaak gebruikt werd, was zielszorg: zorg voor de ziel. De ziel stond dan voor de band met God.
Pastoraat heeft daar alles mee te maken. Het huisbezoek is ontstaan uit de week van voorbereiding voor het Heilig Avondmaal. De predikant ging de huizen langs met de vraag of er een belemmering was om deel te nemen aan de viering. In de loop van de tijd is die praktijk uitgegroeid tot wat we nu kennen als het huisbezoek door wijkouderlingen en predikanten. De ‘zorg voor de ziel’ is tijdens zo’n bezoek nog steeds een belangrijk thema. Het huisbezoek wordt door de ouderlingen gedaan om het geloof van de gemeenteleden te versterken.
De naam zielszorg is naar de achtergrond verdwenen, omdat tijdens een huisbezoek meer aan de orde komt dan alleen het geestelijk wel en wee. Alles wat mensen bezighoudt kan tijdens een huisbezoek worden gedeeld. Vaak is er een link met hoe het geloof wordt beleefd. Vanwege die verbondenheid is het woord zielszorg vervangen door pastoraat.
Waarom pastoraat en huisbezoek?
Pastoraat bestaat voor een belangrijk deel uit bezoeken. (Er zijn meer vormen van pastorale contacten. Die komen verderop aan bod.) Zo’n bezoek wordt gepland. Door bijvoorbeeld de wijkouderling. Een bezoek kan ook worden afgesproken, omdat een gemeentelid de predikant of de wijkouderling opbelt: ‘Ik zit ergens mee. Zou u eens willen komen praten?’
Het afspreken van bezoeken houdt in dat er veel moeite wordt gedaan om mensen op te zoeken. Soms zit iemand niet op een bezoek te wachten. Als het bezoek dan ook nog eens moeizaam verloopt, kan het bezoek als een zware opgave worden ervaren. Gelukkig zijn er ook mooie ervaringen van bezoeken die goed verliepen of gesprekken die op een verrassende wijze diepgang hebben.
Waarom gaan we eigenlijk op bezoek? Waarom doen we zoveel moeite om mensen op te zoeken en wachten we niet tot ze bij ons aankloppen? Omdat de Heere Jezus ook mensen opzocht. Hij kwam vanuit de hemel om onder ons te wonen. Hij zocht mensen op, zoals Zacheüs en de Emmaüsgangers. Tegen Zacheüs zei de Heere Jezus: Ik moet heden in uw huis zijn. Bij de Emmaüsgangers liep de Heere Jezus mee vanuit Jeruzalem naar Emmaüs en liet zich overhalen om bij de maaltijd aanwezig te zijn. Om uit te leggen dat Hij gekomen is om het verlorene te zoeken, vertelde Christus de gelijkenissen van het verloren schaap en de verloren penning. De kerk heeft met het pastoraat de werkwijze van de Heere Jezus overgenomen door mensen op te zoeken in hun huis.
Pastoraat betekent dus dat we iemand opzoeken in de naam van de Heere Jezus. Als we op bezoek gaan, vertegenwoordigen wij de Heere Jezus.
Wie is er verantwoordelijk voor het pastoraat?
Elke gelovige straalt iets uit van Christus. Elke gelovige kan door de Heere worden gebruikt om Hem te vertegenwoordigen. Pastoraat is niet voorbehouden aan een speciale groep binnen de gemeente. Toch berust de verantwoordelijkheid voor het pastoraat wel bij de kerkenraad. De kerkenraad is verantwoordelijk voor het geestelijk welzijn binnen de gemeente. Daarbij staat de kerkenraad niet boven de gemeente. Kerkenraadsleden zijn leden van dezelfde gemeente, die door de gemeente – daarmee door God – worden geroepen.
Door de verantwoordelijkheid bij de kerkenraad te leggen krijgt het pastoraat een stevige basis. De gemeente mag ervan uit gaan dat de kerkenraad het pastoraat goed regelt. De kerkenraad kan door de eigen gemeente, maar ook door naburige gemeenten (via de classis) aangesproken worden als het pastoraat en de zielszorg niet goed gebeurt.
Gevaar hierbij is wel dat de gemeente het bezoekwerk als geheel overdraagt aan de kerkenraad. De kerkenraad is dan niet alleen verantwoordelijk voor het pastoraat, maar dient zelf al de bezoeken af te leggen.
In de Bijbel zien we iets anders. De gehele gemeente wordt opgeroepen om om te zien naar elkaar. De Heere Jezus zendt de discipelen 2 aan 2 uit. Paulus heeft verscheidene medewerkers die, ook al zijn ze geen apostel, hem in zijn werk ondersteunen. In al zijn brieven noemt Paulus wel 40 namen van medewerkers.
Het is daarom een goede zaak als een kerkenraad andere gemeenteleden betrekt bij het bezoekwerk. De last en de werkzaamheden worden gedeeld. Daarnaast kunnen ook bezoekbroeders en – zusters de ervaring hebben dat hun geloof wordt verrijkt door de gesprekken met andere gemeenteleden. Niet alleen de last wordt gedeeld, maar ook de vreugde.
Wat is allemaal pastoraat?
Bij pastoraat denken we allereerst aan het afleggen van bezoeken. Tijdens zo’n huisbezoek vindt er een gesprek plaats, waarbij de zorgen en de vreugden worden gedeeld en waarbij ook het leven met de Heere aan de orde komt.
Pastoraat is echter veel breder. Er is veel verborgen pastoraat. Als kerk, als ambtsdragers en als bezoekbroeders- en zusters kunnen we dat verborgen pastoraat gemakkelijk over het hoofd zien.
Wat zijn nog meer vormen van pastoraat?
– Een ouderling geeft in de kerk even een knikje aan iemand uit de eigen wijk en laat daarmee zien: ‘Ik heb je opgemerkt! Fijn dat je er bent!’
– Een gemeentelid luistert aandachtig naar de preek. Hij wordt helemaal in beslag genomen en vergeet alles om zich heen. Hij heeft dat zelf niet door, maar jongere in de kerk ziet aan hem dat hij geroerd wordt door de preek. En dat raakt die jongere weer, waardoor hij gaat nadenken over wat er gezegd wordt, over deze man, over God.
– Een gemeentelid is kapster. Ze komt bij iemand thuis om te knippen. Terwijl ze de spullen klaarzet, vraagt ze: ‘Hoe was je vakantie.’ En dan begint de ander te vertellen hoe de vakantie tegengevallen was en wat er allemaal niet was gebeurd.
– Een deurwaarder komt bij iemand die schulden heeft. Hij ziet dat iemand heel diep zit. Tijdens het gesprek vraagt hij: ‘Ben je lid van een kerk?’ ‘Nee’, is het antwoord, ‘ik ben teleurgesteld geraakt in de kerk. Ik heb nooit iemand gezien.’ De deurwaarder besluit om dit adres anoniem door te geven aan de kerk waartoe deze persoon behoort met de vraag of ze deze persoon eens willen opzoeken.
– Bij de Emté ziet een gemeentelid iemand lopen, die enkele weken geleden was afgekondigd. Ze tikt die persoon op de schouder en vraagt: ‘Joh, hoe is het nu met jou?’
– Na de vergadering blijven ze nog even hangen en raken ze met elkaar in gesprek. Ze praten elkaar bij hoe het gaat.
– Na de Bijbelkring blijft een gemeentelid nog even hangen om even iets tegen de predikant te zeggen: ‘Volgende keer kan ik er niet bij zijn.’ ‘Wat jammer!’ ‘Ja, ik had graag erbij willen zijn, maar mijn dochter moet naar het ziekenhuis…’
– Een collega klopt op het werk bij je kantoor aan: ‘Heb je even tijd? Wat denk jíj hiervan?’
Pastoraat bestaat voor een groot deel ook uit ‘toevallige’ ontmoetingen, onverwachte gesprekken, contact dat ongemerkt tussen de bedrijven door gebeurt. Margriet van der Kooi, ziekenhuispredikant, noemt zulke onverwachte ontmoetingen ‘gesprekken die je toevallen’. Het zijn korte contacten, maar toch gebeurt er iets, waardoor beide personen zich gezegend voelen.
Het is de moeite waard om na te gaan hoeveel u van die korte, onverwachte contacten heeft. Het zou de moeite waard kunnen zijn om ruimte te scheppen voor zulke onverwachte contacten en niet alleen te focussen op gesprekken die langer duren.
Afspraken maken
Toch moeten er ook bezoeken worden afgesproken. Wat is de beste manier om tot een afspraak te komen?
Ouderling F. pakt soms de fiets om ergens aan te waaien bij iemand. Spontane bezoeken hebben iets van een positieve verrassing. Ook voor ouderling F. zelf. Want zijn oorspronkelijke plan was om bij de familie J. langs te gaan, maar daar was niemand thuis. Hij zag beweging in het huis aan de overkant en bedacht dat mw. K. ook wel bezoek kon gebruiken. Bij een huisbezoek is mw. K. altijd heel gespannen. Nu heeft ze daar geen last van. Ze was wel even overvallen door het onverwachte bezoek, maar is juist ook blij met het onverwachte bezoek.
Een ouderling met een volle agenda doet er goed aan om enkele keren in het seizoen ‘een rondje door de wijk’ in te plannen voor onverwachte bezoeken. Nadeel is wel dat veel mensen, ook de ouderen, een volle agenda hebben en dat degenen voor wie het bezoek bedoeld wordt niet thuis zijn. Het kan voorkomen dat u tijdens zo’n ‘rondje fietsen’ niemand thuis aantreft en dus ook geen bezoek hebt afgelegd. Zie dat rondje fietsen niet als een verloren tijd, want juist door de wijk door te gaan kun je weer op namen komen bij wie u langs zou kunnen gaan.
Ouderling Z. plant bij zijn aantreden als ouderling een aantal avonden om bij de leden van zijn wijk langs te gaan. Zo kan de wijk met hem kennismaken en weet hij welke gezichten bij de namen horen. Het zijn vaak ongedwongen bezoeken. Ze duren wel langer dan gepland, omdat de kennismakingsbezoekjes gewaardeerd worden. Ouderling Z. spreekt af wanneer zij een afspraak voor een bezoek tegemoet kunnen zien. Tegelijkertijd spreekt hij af dat als er wat is dat ze met hem contact opnemen.
Ouderling B. beging bovenaan de lijst. De familie A. is als eerste aan de beurt. Hij belt hen op. Het kostte wel moeite om het telefoonnummer te achterhalen, want de familie A. staat niet in het telefoonboek en ook niet in het LRP.
Hij moet uitleggen wie hij is, want de familie A. heeft al geruime tijd de kerk niet bezocht. Door de telefoon hoort hij dat ze de familie eigenlijk niet zit te wachten op een bezoek. Als het moment van bezoek is aangebroken, staat hij gespannen voor de deur. Als de deur opengaat, wordt hij binnengelaten. Na de kennismaking is het ijs gebroken. De spanning vooraf is aan beide kanten niet nodig geweest, want het werd een mooi gesprek.
Ouderling W. heeft het geluk dat zijn voorganger zijn bezoeken goed heeft bij gehouden. Dat bezoekwerk kent ook een bepaald systeem. Voor ouderling W. blijkt het ook een bruikbaar systeem. Zo kan hij heel goed zien wanneer welke gemeenteleden een bezoek moeten krijgen. Hij hoeft geen achterstallig werk in te halen. Bovendien kan hij thuis duidelijk aangeven welke avonden hij weg is en welke avonden overblijven voor het gezin.
Doel van het huisbezoek
Huisbezoek gebeurt niet zomaar. Met het opzoeken van de gemeenteleden wordt een bepaald doel beoogd. Bijvoorbeeld: versterken of stimuleren van de band met God, bieden van geestelijke steun in moeilijke tijden, uitleg geven over de weg die de Heere gaat. Veel bezoeken hebben iets wederkerigs: de ouderling leert erg veel van degenen die hij in de wijk bezoekt.
Ook hier zijn verschillende werkwijzen mogelijk:
Wijk 3 van de hervormde gemeente te Q. werkt met een jaarthema. De wijkouderlingen kregen aan het begin van het themajaar aanwijzingen hoe zij dat thema konden gebruiken tijdens de huisbezoeken.
Ouderling G. houdt van spontaniteit. Hij houdt ervan als de gesprekken anders lopen dan gepland. Onbevangen gaat hij het gesprek in, benieuwd naar wat er komen gaat.
Ouderling N. wil juist van tevoren weten wat er komen gaat. Dan kan hij zich daar alvast op voorbereiden. Dan weet hij wat hij moet zeggen of hoe hij moet reageren. In zijn hoofd heeft hij enkele vragen die hem helpen als het gesprek anders verloopt dan hij zou willen. Juist de stap naar het geestelijke gesprek vindt hij niet zo eenvoudig. Hij is blij dat de ouderling bij wie hij enige tijd mocht meelopen hem wat eenvoudige aanwijzingen gaf. Die ouderling gaf aan: ‘De mensen weten waarvoor je komt. Je hoeft er niet om heen te draaien. Het is goed om aandacht te hebben voor wat er in het gezin leeft. Daarna kun je de overstap maken naar het geloof. Dan zeg je bijvoorbeeld: “U weet dat ik ook gekomen ben voor …” Of: “U heeft verteld hoe het met u gaat. Merkt u bij dat alles ook de aanwezigheid, de steun of de leiding van de Heere?”’
Het is helemaal niet verkeerd om een bepaalde methode te hanteren. Zo’n methode kan helpen om ontspannen te worden tijdens een gesprek. Een methode is een hulpmiddel. Wanneer de methode niet werkt, laat u de methode los. Later in het gesprek zou u die werkwijze die u gewend bent kunnen oppakken. Het komt een gesprek ten goede als u in staat bent om te variëren in uw gespreksmethoden. Dan kunt u beter inspelen op wat er in een gesprek gebeurt en begrijpt u beter wat er in een gesprek gebeurt.
Sfeer tijdens een gesprek
De sfeer tijdens het gesprek is heel bepalend. Wanneer er een open sfeer is en een sfeer van vertrouwen laten mensen zich makkelijker in hun hart kijken. Als de sfeer ongemakkelijk is, zal het gesprek stroever verlopen.
Een vertrouwde sfeer ontstaat wanneer iemand die het bezoek ontvangt merkt dat u als ouderling niet oordeelt. Of wanneer u persoonlijk bent als de sfeer dat toelaat. Of dat u juist even niets over uzelf vertelt, omdat u anders alle aandacht op uzelf zou vestigen.
Het kan helpen als u bepaalde achtergronden weet. Van de dorpsgeschiedenis, van gebeurtenissen in een familie in het verleden. Het kan helpen als u kunt invoelen wat een gebeurtenis voor die ander betekent. Dat kan ruimte bieden om verder te vertellen. Als iemand bijvoorbeeld een scheiding in de naaste familie heeft meegemaakt, begrijpt hij heel goed als een vader en moeder tijdens het huisbezoek de pijn, de verwarring en de zorgen delen over de scheiding van hun zoon.
Tegelijkertijd kan het ook heel erg helpen als u niet op de hoogte bent van bepaalde gebeurtenissen. De ander is dan in staat om het verhaal opnieuw te vertellen en bent u in staat om onbevangen te luisteren. Het kan een voordeel zijn om niet geboren en getogen te zijn in het dorp waar u nu ouderling, bezoekbroeder of bezoekzuster bent. Daardoor staat u onbevangen in de gemeenschap en wordt uw beeld niet gekleurd door de verhalen die in de gemeenschap worden verteld. Gemeenteleden kunnen soms ook opener zijn, omdat ze weten dat wat ze vertellen niet bij familieleden terecht zal komen.
Entree
Het gesprek begint met het aanbellen bij de deur of bij het binnenstappen via de achterdeur. Een ongedwongen entree vergemakkelijkt het gesprek. Het ijs is dan al snel gebroken. De fase van entree is een fase waarin veel gebeurt: kennismaking, de eerste indruk van de personen en de huiskamer. In deze fase kan al de toon worden gezet en het verloop van het gesprek worden bepaald.
Zelf spreek ik zoveel mogelijk af rond een tijdstip waarop koffie of thee wordt gedronken. Dat geeft degenen bij wie ik op bezoek ben gelegenheid om hun gastvrijheid te tonen. Door koffie of thee te bestellen geef ik aan dat ik tijd voor hen heb. Dat wil niet zeggen, dat ik alle tijd heb. Maar op dat moment ben ik er voor hen. Ik ben beschikbaar en ik stel me in op hun verhaal. Tijdens het koffiezetten is er ook even tijd voor mij om te acclimatiseren.
In deze fase is er ook alle ruimte voor vragen of opmerkingen die betrokkenheid tonen: ‘Hoe gaat het nu?’ ‘Hoe is het in de afgelopen tijd gegaan?’ ‘Er is echt veel gebeurd bij u.’ ‘U vertelde de vorige keer over … Hoe is het daar nu mee?’
– wordt vervolgd –
Gespreksvragen
1.) Wat was uw reactie toen u gevraagd werd om ouderling, bezoekbroeder of bezoekzuster te worden? Wat waren uw aarzelingen? Wat waren uw redenen om “ja” te zeggen?
2.) Wat waren uw verwachtingen voordat u hieraan begon? Waar keek u toen naar uit? Waar zag u tegen op? Hoe kijkt u nu terug op die verwachtingen? Viel het mee of viel het tegen?
3.) Wie uit uw omgeving zou u aanraden om bezoekwerk op te pakken? Als ouderling of als bezoekbroeder/-zuster?
4.) Merkt u dat de bezoeken en gesprekken uw geloof verrijken? Wat is het mooiste dat u hebt meegemaakt ? (zonder te vertellen over wie het gaat!)
5.) Welke aanpak van het bezoekwerk past het meest bij u: rondje fietsen, kennismakingsronde, lukraak bezoeken, bezoeken volgens een vast systeem? Wat zijn de sterke kanten van uw werkwijze?
6.) Hoe bereidt u een bezoek voor?
7.) Hebt u van tevoren een doel dat u tijdens dat gesprek wilt bereiken? Welk doel is dat? Wat doet u als u het doel hebt bereikt? Wat doet u als u dat doel niet hebt bereikt?
8.) Bent u een geboren en getogen Oldebroeker? Welke voordelen en nadelen ondervindt u daarvan?
En als u vrij recent in Oldebroek bent komen wonen: Lukt het u om de mensen te leren kennen en begrijpen? Welke voordelen en nadelen ervaart u als ‘buitenstaander’?
9.) Gaat u voor uzelf eens na hoeveel onverwachte gesprekken u had, die achteraf gezien een pastorale kant hadden. Sla de gesprekjes die maar enkele minuten niet over!
10.) Wat valt u op aan de sfeer tijdens de bezoeken die u aflegt?
11.) Kunt u iets vertellen hoe u de overstap maakt van naar de thematiek van het geloof. Heeft u daar een bewuste methode voor? Of juist niet?