De afgelopen week

De afgelopen week
Bijgehouden voor www.domineeworden.nl

Zondag 23 januari
Deze week zou ik beschrijven wat ik door de week doe. Voor mij begint de week (nog steeds) op zondag. Vandaag stond in het teken van de viering van het Heilig Avondmaal. Eerst om 9.00 in Watergang. We zijn normaal al niet met veel, maar vandaag was het door de hardnekkige griepvirus enigszins uitgedund. Om 10.30 in Ilpendam. De preek ging over de doop van Jezus. In de beschrijving van Lukas ligt de nadruk op de open hemel, nadat Jezus dezelfde doop als het volk heeft ontvangen. Aan de gemeente heb ik uitgelegd dat dit betekent dat Jezus ons leven op zich neemt en in onze plaats gegaan is. De preek was niet lang. Er werd goed naar geluisterd, was mijn indruk. Ik merkte dat in beide gemeenten viering iets met de gemeente deed. (Ik kan dat merken aan kleine dingen: aan de handdruk bij de uitgang, het gebed van de ouderling van dienst, aan de sfeer in de kerk). Dat stemde mij dankbaar.
Omdat wij ’s avonds geen dienst hebben, ga ik ’s avonds vaak elders voor. Dit keer ook een avondmaalsdienst. Voordat ik aankwam, kwam ik in een file terecht. Dit was de eerste keer dat het mij overkwam. Niet prettig, maar het (behalve de late start van de dienst) weinig invloed op het verloop. Voor mijzelf was het mooi om deze dienst te doen. Een dienst ’s avonds staat altijd in het teken van de dankzegging.
Al sinds de Kerst is het hier thuis een ziekenboeg. Vannacht moest onze oudste een flink aantal keren overgeven. Iedereen ligt al voor half tien op bed. Ik vind dat zelf te vroeg om te gaan. Ik zou morgen nog een artikel inleveren voor Maandblad Réveil. Onderwerp mag ik altijd zelf weten. Niet altijd even gemakkelijk. Ik had bedacht om een wat intiem en overwogen artikel te schrijven. Gisteren bedacht ik dat ik wel eens kon reflecteren op een opmerking van een gemeentelid: “U bent tenminste een dominee die niet altijd over geloof praat.” Ik heb in het artikel voor mijzelf nagegaan, waarom mijn theologie en spiritualiteit steeds robuuster worden, maar dat in mijn pastoraat nauwelijks doorwerkt. Zoiets uitschrijven helpt mij altijd heel erg. Ook na te lezen op mijn weblog.

Maandag
Vanmorgen een kort bezoek bij een gemeentelid. Nu ze met de chemo bezig is, kom ik elke week even langs. Alleen al door langs te komen, kun je iemand weer wat moed geven. Ook het lezen uit de bijbel en gebed geeft weer nieuwe moed om verder te gaan.
Verder vandaag Romeinen 13 doorgenomen, omdat ik morgen met enkele gemeenteleden dit hoofdstuk lees. Als ik het vandaag doe, kan ik morgen wellicht nog een bezoek afleggen. Verder 2 catechisaties voorbereid van vanavond. Gids voor beroepingswerk uitgeprint en begonnen door te lezen. Deze week heb ik als consulent een vergadering met een beroepingscommissie.

Dinsdag
Vanmorgen Romeinen 13 voorbereid. Vooral gefocust op hoe Paulus over de rol van de overheid als dienaar (diaken en liturg) van God spreekt. Ik had een vermoeden dat het gesprek daarover zou gaan. Op een gegeven moment bedacht ik om de Theologische Verklaring van Barmen erop na te slaan en lees ook na in de uitleg van Eberhard Jüngel (Mit Frieden Staat machen). Een boeiend gesprek over welke overheid er gediend moet worden. Al gauw kwam het gesprek op Hitler in 1933 en de Duitse inval in Nederland (1940). De Theologische Verklaring van Barmen werd met interesse ontvangen.
Na thuiskomst een meditatie van Christian Möller over “Die Zeitmaß des Reiches Gottes” (over Mk. 4:24-27) bewerkt voor ons kerkblad: De norm van het Koninkrijk van God: groeitijd. Christian Möller, emeritus hoogleraar Praktische theologie van de universiteit van Heidelberg, lees ik graag.
’s Avonds gegeten bij de AlphaCursus van onze buurgemeente. Ik geef daar enkele avonden een inleiding en dit was ter kennismaking met de groep. Mooi om de cursisten van vorig jaar te zien. Een vrouw had haar man mee. Na de AlphaCursus van de vorige keer begon zij thuis naar ds. Van de Veer te kijken en haar man keek mee. Hij is daardoor een kerkganger geworden en wilde nu ook naar de AlphaCursus.

Woensdag
Deze dag was oorspronkelijk mijn vrije dag. Daar is weinig van terecht gekomen. De laatste tijd probeer ik deze dag (in ieder geval de morgen) te gebruiken voor schrijfwerk. Vanmorgen schrijf ik een artikel voor in het kerkblad over “Met anderen over God spreken”. ’s Middags begin ik alvast wat met de exegese voor de preek van volgende week zondag. ’s Avonds komen enkele gemeenteleden langs om te eten.

Donderdag
Vanmorgen 2 bezoeken gedaan. Meestal doe ik er één op een dag, omdat een bezoek behoorlijk wat concentratie vraagt. Ik doe er twee, omdat ik al vanaf december niet meer aan bezoeken toegekomen ben. Van tevoren bedacht hoe ik zou reageren op verwijten als zou ik te lang zijn weggebleven. ’s Middags de laatste voorbereidingen voor de dienst en voorbereiding voor de Bijbelkring.
Bij aanvang van de dienst bleek de organist (een zeer professionele organist, die vindt dat ouderen in een verzorgingstehuis ook recht hebben op goede muziek en daarom vrijwilliger is) er nog niet te zijn. Hij stond vast in de file. Met bewondering heb ik toegekeken hoe hij de zettingen en de voorspelen improviseerde. Na afloop zei de pastoraal medewerker van dit huis (die dezelfde achtergrond heeft als ik, maar daar behoorlijk van weggegroeid is), dat zij het een mooie overdenking vindt.
’s Avonds om 19.30 een gesprek met de afvaardiging van de kerkenraad van de buurgemeente, omdat ik als consulent hun beroepingswerk mag begeleiden. Voor mij de eerste keer om consulent te zijn. Daarna om 20.30 nog een Bijbelkring over het thema “discipelschap”.

Vrijdag
Een late opstart omdat onze dochter vandaag vrij is van school. Op bezoek bij een jong gemeentelid. Het was een mooi gesprek, omdat zij erachter kwam dat het evangelie betekent dat God naar ons toekwam en wij onszelf voor God niet hoeven te bewijzen. Iemand die heel erg zelfkritisch is, velt over zichzelf een oordeel. Ik zei tegen dit gemeentelid: ‘Er is er volgens de Bijbel maar Eén die een oordeel over ons leven mag vellen.’ De opmerking werd begrepen. Aan het einde van het gesprek las ik Romeinen 8:1. Ik merkte dat de ander echt geraakt door deze tekst. Daarnaast las ik Mattheüs 11:26-29 en zei erbij: “Dit is een opdracht van Jezus. Hij zegt het als een opdracht, want anders zouden wij het niet doen. En ik lees het voor jou ook als een opdracht.” Aan het einde van het gesprek de afspraak gemaakt dat ik de komende tijd om de week langskom.
’s Middags catechisatie voorbereid en alvast wat exegese gedaan voor de preek van volgende week. Ook het gesprek op catechese was een mooi gesprek. Met 2 jongeren begon ik over de hemelvaart, maar uiteindelijk belandde ik in de uitleg dat geloven te maken heeft met vertrouwen. Ik leg dat altijd uit aan de hand van verkering. Eerst vind je elkaar aardig en heb je daar genoeg aan. Maar als je relatie verdiept, dan moet je tegen je vriend(in) ook vertellen wat er in je hart leeft. Dat is niet gemakkelijk. Geloven vraagt dus om jezelf bloot te geven voor God, omdat je Hem vertrouwt.

Om 20.00 is het weekend. Voor het eerst sinds maanden, denk ik. Zelfs op zaterdag hoef ik deze keer niets voor mijn werk te doen. Als gezin gaan we er een dag op uit.

Zondag
’s Morgens een dienst in Nieuw-Vennep. ’s Middags een afscheidsdienst van een collega. Meestal ga ik naar deze diensten niet heen, maar ik ben nu consulent van deze gemeente. ’s Avonds in de buurgemeente (van oorsprong een Gereformeerde kerk) een avonddienst. Dit contact is in de loop van mijn predikantschap ontstaan. Bijzonder, omdat ik dat niet verwacht had in deze omgeving. Vorig jaar leidde ik met een andere collega de AlphaCursus van deze gemeente en dit jaar die ik enkele avonden.
Nadat ik in deze gemeente de eerste keer voorgegaan was, zei een gemeentelid tegen mij: “U bent zeker van de Gereformeerde Bond?” “Hoezo dan?” “Nou, zulke preken horen wij niet zo vaak.” “Bedoel je dat positief of negatief?” “Ik zou best meer van zulke preken willen horen!” Deze opmerking en die ik eerder hoorde bevestigen mij in de mening, dat de reformatorische traditie ook in de breedte van de kerk gehoord mag worden. Daar hoop ik op mijn manier een steentje aan bij te dragen.

ds. M.J. Schuurman

Bijgehouden voor www.domineeworden.nl

Met anderen over God spreken

Met anderen  over God spreken

Met anderen over God spreken: we voelen wel allemaal ergens aan dat het onze opdracht is. Maar hoe doen we dat? Daarom wil ik een aantal aanwijzingen geven hoe we met anderen over God zouden kunnen spreken. Ik ben bezig met een boek over dit onderwerp, dat in het najaar zou moeten verschijnen.

Drempels
Er zijn verschillende drempels om met anderen over God te spreken. Hoe kun je zo’n gesprek beginnen? Welk aanknopingspunt is er? Het eigen geloof is bovendien een terrein, dat mensen verborgen houden en waar ze niet zo gemakkelijk iemand binnenlaten. Nadenken over God is iets persoonlijks, dat je niet zomaar met een ander deelt. Dat geldt niet alleen voor onszelf, maar ook voor een ander die weinig met het christelijk geloof heeft. In gesprekken over God en geloof geven we ook iets van onszelf prijs. Jezelf blootgeven doe je niet aan alleman.

Op de ander gericht
Aan een gesprek over God gaat iets anders vooraf: de ander wil zich eerst vertrouwd voelen en serieus genomen worden. Voordat het gesprek over God kan gaan, wil de ander eerst weten of ik werkelijk in hem of haar geïnteresseerd ben. Pas als de ander oprechte interesse proeft, zal hij of zij bereid zijn om te luisteren wat ik wil zeggen. Voor een ander naar mij luistert, zal ik zelf eerst zorgvuldig naar de ander luisteren.  
Door op de ander gericht te zijn (en niet op onszelf), laten we iets van God zien. Al Zijn handelen is op ons gericht: het sturen van Zijn Zoon naar deze aarde. Zijn zorg en aandacht voor ons.
Onze houding naar de ander toe is veel belangrijker dan wat wij zeggen. De manier waarop wij aanwezig zijn zegt vaak veel meer dan woorden. Als Job getroffen is door verschillende rampen komen zijn vrienden bij elkaar. Voordat deze vrienden iets tegen Job zeggen, zitten ze eerst een week lang zwijgend bij hem. Ze laten zijn pijn en verdriet op zich inwerken en vluchten daar niet voor weg. Zij delen in zijn moeite en zorg en houden dat uit. Ook de Here Jezus heeft in zijn optreden oog voor de mensen die naar Hem toekomen. Zij zijn geen mensen aan wie Hij Zijn woorden of wonderen “kwijt” moet. Hij luistert ook naar hen en deelt in hun bestaan.

Bescheidenheid in het spreken over God
Het kan voorkomen dat we niet zo goed weten, wat wij over God zouden kunnen zeggen. Ook dat goed zijn. Als mensen ergens een hekel aan hebben, is dat aan mensen die het beter weten. Dat wij God kennen en met Hem leven, wil niet zeggen dat wij alles beter weten. Wij begrijpen God ook niet altijd. Ook wij tasten vaak mis. Bovendien zijn we Hem ook geregeld kwijt. Bescheidenheid in het spreken over God doet vaak veel meer. Bescheidenheid kan anderen juist ook helpen. De weg van geloof begint vaak heel voorzichtig. Het kan een bemoediging zijn als de ander ontdekt, dat deze voorzichtigheid ook heel goed is.
Wij kunnen de ander het geloof niet geven. Wijzelf hebben het geloof ook van de Heilige Geest ontvangen. Daarom ben ik zelf huiverig voor het bewijzen van Gods bestaan. We overtuigen de ander vaak niet met woorden of gedachten, maar meer met onze houding. We kunnen een ontspannen houding aannemen, omdat we mogen geloven dat God het geloof wekt. Dat kan Hij op een heel andere manier doen dan wij verwachten.

Hoe dan?
Vanuit oprechte interesse in de ander en met een bescheiden houding kunnen we met anderen over God spreken. Daarbij is het verstandig om in het oog te houden dat gesprek over God niet het gemakkelijkste onderwerp is. Als we in de ander geïnteresseerd zijn, zijn we er niet op gespitst om onze boodschap kwijt te kunnen. De houding is er een van meeleven en meedenken met de ander. Vanuit dat meeleven kunnen er aanknopingspunten zijn om God op een bescheiden wijze ter sprake te brengen.
Deze aanknopingspunten kunnen een opstap zijn om over God te spreken. Maar niet alleen een opstap, maar op zichzelf al waardevol genoeg, want ze laten ons meeleven en meedenken zien:

* Ervaring en gevoel
Wanneer iemand iets vertelt, kan het heel waardevol zijn om stil te staan bij wat het met de ander heeft gedaan. Een mogelijke reactie zou kunnen zijn:
– ‘Dat is nogal wat, wat je mij vertelt!’
– ‘Wat naar voor je!’
– ‘Ik zie dat het je nog steeds bezighoudt!’
– ‘Wat een mooi bericht!’
– ‘Het lijkt me nogal ingrijpend wat je mij vertelt. Hoe ben je er zelf onder.’
Door zorgvuldig te luisteren, kan er een heel verhaal komen. Een luisterend oor is heel belangrijk. Want zoeken wij dat in gebed ook niet vaak bij de Here? Na zo’n gesprek is er misschien de mogelijkheid om te wijzen op het gebed of te vragen of je voor de ander mag bidden.

* Betekenis en zin
Wanneer iemand iets vertelt, kan het heel waardevol zijn om stil te staan bij wat het voor de ander betekent. De ander kan een verlangen hebben, dat nu niet meer in vervulling kan gaan. Een droom die vervliegt. Of juist een droom die uitkomt, een blijde gebeurtenis.
– ‘Hoe ga je er mee om?’
– ‘Heeft deze gebeurtenis je veranderd?’
– ‘wat betekent dit voor je?’
– ‘Dat is net wat je nodig had, toch?’
Soms weten mensen niet hoe ze er betekenis aan kunnen geven. De geloof en bijbel kan helpen om er betekenis aan te geven. Soms kan de betekenis ook zinloosheid en vertwijfeling zijn. In de klaagpsalmen worden ingrijpende gebeurtenissen verwoord. Wanneer mensen ontdekken dat dit in de bijbel staat, kan hen dat erkenning geven voor wat hen overkomt.
Op de opleiding kreeg ik een tip, voor als we in gesprek zouden komen met iemand van wie we niet weten, of hij of zij gelooft. We zouden dan kunnen vragen: “Waar haal je je kracht vandaan?”

* Geloof
Na aandacht voor wat het met de ander doet en wat het voor de ander betekent, kan er ruimte ontstaan om iets over God te vertellen of naar Hem te vragen. Bij zulke vragen is het wel verstandig om God zelf te kennen en te leven uit de Bijbel.
– ‘Zou het je helpen als je wist dat er een God was?’
– ‘Hoe denk je dat God zou reageren op wat je meemaakt?’
– ‘Wat je nu vertelt, doet me denken aan iets uit de Bijbel. Mag ik je dat vertellen?’
Nogmaals: geloof wordt geschonken door de Geest. Het gaat in het geloof om de relatie met God en Christus. Het is al een hele stap als u de ander bereid vindt om na te denken over God. Nog beter is het om de ander aan te moedigen zelf het gesprek met God aan te gaan. Op die weg zullen ze nog veel ontdekken van Gods trouw en liefde.
Het mooie van het geloof is dat het niet afhangt van onze prestaties. Het kenmerkende van het christelijk geloof is dat God op ons gericht is en naar ons toekomt. Hij heeft het beste met ons voor. Hij wil ons gelukkig maken. Wanneer iemand het contact met God weer aangaat, kan Hij zijn of haar Schepper terugvinden.

Komt het niet tot een gesprek over God, vergeet dan niet dat het gesprek vanuit oprechte belangstelling als zodanig waardevol is. Vertrouw erop, dat de Geest ook zo’n gesprek kan gebruiken in Zijn dienst.

ds. M.J. Schuurman

Geschreven voor De Kerk thuis

Zie ook:
https://mjschuurman.wordpress.com/2010/04/12/791/
https://mjschuurman.wordpress.com/2010/08/18/met-anderen-spreken-over-het-geloof-voorwoord/

De norm van Gods koninkrijk: groeitijd

De norm van Gods koninkrijk: groeitijd

24 En Hij zeide tot hen: Ziet toe, wat gij hoort. Met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden, en u zal boven die maat gegeven worden. 25 Want wie heeft, hem zal gegeven worden; en wie niet heeft, ook wat hij heeft zal hem ontnomen worden.
26 En Hij zeide: Alzo is het Koninkrijk Gods, als een mens, die zaad werpt in de aarde, 27 en slaapt en opstaat, nacht en dag, en het zaad komt op en groeit, zonder dat hij zelf weet hoe. (Markus 4:24-27)

Elkaar beoordelen en de maat nemen gebeurt dagelijks. Vaak ook onbewust. Ouders letteren er op dat hun kinderen groeien en goede resultaten behalen op school. Kinderen letten er op of zij een voorbeeld kunnen nemen aan hun ouders. Zijn hun ouders eerlijk? Docenten beoordelen hun leerlingen. Wat weten zij al? Wat moet hen nog bijgebracht worden? Voor bepaalde beroepen moet men gekeurd worden: is men wel geschikt? Leven zonder op elkaar te letten en elkaar te beoordelen kan niet.
De kwestie is alleen welke maatstaf wij hanteren. Het maakt nogal uit wat onze norm is, zegt de Here Jezus. Met de maat waarmee gij meet, zal u gemeten worden. Het is een waarschuwing van Jezus. Een beoordeling kan mensen ook in de hoek zetten. Je kunt je erdoor beter voelen dan anderen. Uiteindelijk is dat verlies, houdt Jezus ons voor.
Het is pijnlijk om na een bepaalde periode tot het inzicht te komen dat je hebt gefaald. Daardoor kun je aan jezelf gaan twijfelen: weet ik wat ik wil? Weet ik wie ik ben?
Maar degene die zelfgenoegzaam achterover leunt, omdat het succes toestroomt, is misschien wel het ergste eraan toe. Jezus vertelt een gelijkenis over een succesvolle boer. Aan het einde van die gelijkenis staat er: Dwaas! In deze nacht zal men uw ziel van u opeisen; en wat u gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn?” (Lukas 12:20) Welke maatstaf gebruik ik om mijn eigen leven en dat van anderen te beoordelen?

Jezus houdt de maatstaf van het Koninkrijk van God voor. Een man die het zaad de tijd gunt om te groeien. Groei heeft tijd nodig. Het voordeel voor de boer is dat hij ook kan rusten. Door het zaad de tijd te geven om te groeien, kan hij zichzelf de tijd gunnen om te slapen.
Met deze gelijkenis strooit Jezus de gelijkenis in ons eigen hart. In het koninkrijk van God is het belangrijk iets te laten groeien. De groei komt van God. Niet van de boer en ook niet van het zaad zelf. Het zaad kan alleen maar ontkiemen als het sterft en begraven wordt. (Johannes 12:24) Jezus spreekt daarmee allereerst over Zijn eigen sterven. Groei komt dus, doordat Jezus stierf voor ons. Daarmee geeft de Here Jezus een nieuwe maatstaf: je bent het door Christus waard om onderdeel te worden van het Koninkrijk van God. Je mag vrucht dragen tot Gods eer.
Wie durft dan nog te zeggen dat hij niets waard is? Dan meet je je wellicht nog aan de verkeerde norm. De norm is niet: succesvol zijn. De norm is: door het zaad van het koninkrijk het waard zijn om vrucht te dragen. De norm is niet: wat wij hebben. Want dat zal van ons afgenomen worden. De norm is: wat wij ontvangen in Christus’ naam.

Deze vergelijking met het zaad kan ons ook helpen om het Heilig avondmaal te begrijpen. Avondmaal geeft ons niets anders dan wat de woorden van Christus ons willen geven: Christus zelf.

Door deze vergelijking met het zaad wil de Here Jezus tegen ons ook zeggen: gun jezelf de tijd om te groeien in geloof. Gun anderen de tijd om te groeien. Er is zaad dat in de lente gezaaid wordt en snel opkomt. Er is zaad dat in de herfst gezaaid wordt. Je ziet er niets van. Het lijkt niets op te brengen. Maar na een lange winter komt er opeens iets boven de grond.
Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht zou blijven, opdat wat u ook maar van de Vader vraagt in Mijn Naam, Hij u dat geeft (Johannes 15:16)

ds. M.J. Schuurman

Geschreven voor De Kerk thuis

Bewerking van Chr. Möller, “Die Zeitmaß des Reich Gottes”, in: Der heilsame Riss. Impulse reformatorischer Spiritualität (2003)185-189.

“U bent tenminste een dominee die niet alleen over geloof praat.”

“U bent tenminste een dominee die niet alleen over geloof praat.”

“U bent tenminste een dominee die niet alleen over geloof praat.” Hoewel het als compliment was bedoeld, raakte het bij mij toch een gevoelige snaar. In de vier jaar dat ik predikant ben, probeer ik waar het in de kerk om gaat en waar het in levens van mensen om gaat met elkaar te verbinden. Maar het lukt me niet. In gesprekken met mensen gaat het nauwelijks over Christus of over eeuwig zieleheil of over het navolgen van Christus. Terwijl ook tot mijn ambt behoort om daar men mensen over te spreken.

Misschien komt het wel goed. Ik heb het met mijn preken ook gehad. Veel verkondiging zat er niet in mijn eerste preken. In mijn eerste preken ging het vooral over wat ik zelf nog met God kon. Als ik mijn eerste preken terug zou lezen, denk ik met God niet veel kon. Door het werk in de gemeente en misschien ook wel mijn eigen groei in het geloof is dat veel meer geworden. Ik merk dat ik bij het gezamenlijk bidden het Onze Vader nu hardop meebidt, terwijl ik dat voorheen niet deed. Ik merk dat ik kriegelig wordt als anderen gaan twijfelen, maar het naar mijn idee eerder een pose is dan een werkelijk worstelen met God. Door eenvoudige gebeurtenissen is mijn eigen geloofsleven robuuster geworden: door gesprekken met mensen die hun vertrouwen daadwerkelijk op God stelden. Doordat ik gevraagd werd om meditaties te schrijven voor een dagkalender over onbekende Bijbelgedeelten. Gedeelten, waarin het veelvuldig ging over de toorn van God. Die Bijbelgedeelten deden me behoorlijk wat. Al duurde het een tijd voor dit in mijn preken doorwerkte. Maar het gebeurt steeds meer. Al is het tastenderwijs.
Alleen in mijn bezoekwerk niet. Wordt mijn eigen theologie steeds robuuster, tijdens mijn bezoeken ben ik nog steeds voorzichtig om het gesprek op God of Christus te brengen. Ik weet dat zorgvuldig luisteren naar wat de ander vertelt, een goede houding is. Dat probeer ik ook te doen. Tegelijkertijd is het mijn ervaring dat degene bij wie ik op bezoek ben, uit zichzelf vaak niet over Christus begint. Daarbij maakt het niet uit of ik zoals in mijn eigen gemeenten buiten de Biblebelt bevindt of dat ik in een degelijke Gereformeerdebondsgemeente zou zijn.
Lange tijd heb ik mij afgevraagd of ik wel iets met Christus heb. Ik merkte dat ik Hem lang niet altijd een plaats kon geven in mijn gebeden en preken. Terwijl in mijn nadenken over God en geloof Hij wel een belangrijke rol speelde. En steeds belangrijker wordt als Degene die in mijn plaats wilde gaan en mijn schuld op zich nam. Alleen zo zeg, dreigt het een lege formulering te worden, die ik wel in preken gebruik, maar nooit de diepgang kunnen verwoorden die het voor mij heeft. Ook al gebruik ik ze soms bij gebrek aan beter. Zinnen die gemakkelijk tot lege formuleringen worden: zou dat een reden, waarom het in mijn gesprekken weinig over Christus gaat?
Wellicht is er een andere reden. Het eigen geloof is een terrein, dat mensen verborgen houden en waar ze niet zo gemakkelijk iemand binnenlaten. De ander wil zich eerst vertrouwd voelen, erkenning krijgen voor het levensverhaal. Dat geldt niet alleen voor degene bij wie ik op bezoek ben, maar ook voor de ander. Dat is het kader waarbinnen het gesprek over God (en misschien zelfs over Christus) een plaats kunnen krijgen. Het kost mij tijd om te weten wie de ander is. Vaak wordt de ziel van de ander eerder geraakt door oprechte belangstelling dan door een verplicht gesprek over God. Daarbij bedoel ik: als ik vind dat ik we nu hoognodig ook over de relatie met God moeten praten.
Vaak zie ik echter signalen, die kunnen leiden tot een gesprek op dit verborgen terrein, over het hoofd. Als ik eerder in het gesprek teveel bezig ben met wat ik wil weten in plaats van wat de ander wil vertellen. Of als ik zelf graag iets kwijt wil. Over God bijvoorbeeld.
Mijn onmacht heeft mij ook de ogen geopend. Voor hoe God aanwezig is. Ik hoef Hem niet present te stellen. Voor de ander is Hij er vaak al. Omdat ik als Zijn dienaar kom. Zijn aanwezigheid wordt ook ervaren als ik met aandacht luister naar wat de ander te vertellen heeft. Ik breng Hem mee, zonder dat ik er erg in heb. Want de gesprekken vinden voor Zijn aangezicht plaats. Dat is niet alleen mijn beleving, maar ook dat van degene bij wie ik op bezoek ben. Ik merk dat als ik uit de Bijbel een gedeelte lees, dat over hun leven gaat en voor hen bidt. Dat wordt vaak met dankbaarheid en ontroering ontvangen. Gods aanwezigheid is niet afhankelijk van hoe ik Hem ter sprake breng. Hij is er. Het is slechts mijn taak om mij en de ander daar op het juiste moment aan te herinneren. Dat kan alleen door zorgvuldig te luisteren naar wat de ander wil vertellen.

ds. M.J. Schuurman

Preek 23 januari 2011 Lukas 3:21-22

Preek 23 januari 2011
Viering Heilig avondmaal

Lukas 3:21-22:  En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende, en de heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem nederdaalde, en dat er een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen.

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

(1) Ook Jezus laat zich dopen
Als Johannes de Doper aan de Jordaan staat

En het volk oproept om zich te laten dopen,
vindt zijn boodschap gehoor.
In het volk komt het verlangen om om te keren naar God.
Het volk laat zich aanspreken.
Zoals Lukas het vertelt, lijkt het erop dat heel het volk, het volk als geheel zich laat dopen.
Het volk als geheel heeft zich door Johannes laten vermanen,

Laten terugroepen.
Het volk gaat de grens over van de Jordaan om weer als volk van God het land te betreden.
Terugkeer tot God was noodzakelijk, maar ook een mogelijkheid die door God geboden werd.

Als het volk verlangt om terug te keren,verschijnt Jezus op het toneel.
De omkeer van het volk is voor Hem het moment om zichzelf te tonen aan het volk.
Dat is voor God steeds het juiste moment om Zich te laten tonen.

Op het moment dat Zijn volk tot Hem terugkeert, zich tot Hem bekeert,
is Hij er zelf ook en laat Zich vinden.
Het moment waarop God zegt: “Zie, Ik ben er weer!”
Als het volk zich als geheel laat dopen en zich laat terugroepen
in dienst van de Here is dat het uitgelezen moment
waarop Jezus wordt getoond.
Alle vlees zal het heil van God zien
Wat God aan ons geeft door de bekering is Zijn Zoon.

De openbaring van Jezus, het tonen van Jezus gebeurt op een bijzondere manier:
Jezus laat zich dopen.
Het is dezelfde doop, waarmee ook het volk is gedoopt.
Hij die zal dopen met de Heilige Geest wordt eerst zelf gedoopt.
Alsof Hij daarmee aangeeft:voor Ik iets geef, onderga ik wat iedereen moet ondergaan.
Hij die aan ons gehoorzaamheid kwam brengen, is zelf ook gehoorzaam
aan de vermaning om terug te keren tot God.
Ook Hij, Jezus, die de redder zal zijn, laat zich dopen
ten teken dat Hij bereid is om Zijn leven met God te vernieuwen.
Dat is het eerste: Hij deelt in onze omkeer.
Hij deelt in ons bestaan.
Hij die ons oproept om Hem te volgen, wordt eerst zelf een volgeling.
Niet alleen van Johannes, maar ook van ons.
Hij gaat in ons spoor.
Door de doop te ondergaan, verklaart Jezus zich solidair met Zijn volk.

(2) Eenwording; meer dan solidariteit
Of misschien is solidariteit nog wel te mager,
Want je kunt solidair zijn en toch op een afstand blijven.
Ik bedoel: ook al word je solidair, blijf je toch jezelf.
Als je jezelf solidair verklaart met mensen die in armoede leven,
wil nog niet zeggen dat je zelf arm wordt.
Je steunt hen om uit de armoede te komen.
De doop van Jezus is dezelfde doop als de doop van het volk.
Hij deelt het lot van Zijn volk.
Hij laat zien, dat Hij één is met Zijn volk.

Jezus redding bestaat eruit, dat één wordt met een verlorene
Hij ondergaat wat heel het volk, wat iedereen moet ondergaan.
Hij neemt een voorschot op Zijn eigen verlorenheid aan het kruis.
Jezus neemt daarin onze verlorenheid op zich.
Hij wordt met ons één.
Dat zegt de doop.
Hij laat zich tegelijk met de anderen dopen.

Als iemand ons leven deelt, is dat al bijzonder.
Neem bijvoorbeeld de vrienden van Job.
Voordat zij tegen Job beginnen te spreken, zijn ze een week stil met Job.
ze lijden mee en rouwen mee.
Ze delen in de pijn en het verdriet.
Dat kan heel troostvol zijn als iemand zo nabij is.
De eenheid van Jezus met ons is niet alleen dat Hij hetzelfde als ons ondergaat
en daardoor ons kan aanvoelen.
Hij deelt niet alleen met ons.
Hij neemt ons leven, ons bestaan op zich.
Jezus, leven van mijn leven,
Jezus, dood van mijne dood
die voor mij U hebt gegeven
.

Jezus neemt het leven van de tollenaars op,
die de passanten hebben opgelicht
en zich hebben verrijkt ten koste van anderen.
Jezus neemt het leven op zich van de soldaten,
die vinden dat ze te weinig krijgen en door te plunderen hun soldij zelf verhogen.
Jezus neemt het leven op zich van degenen
die er niet aan hadden gedacht om de armoede van anderen te verminderen
door met hen te delen wat zij zelf teveel hadden.
Jezus neemt het leven op zich van degenen die denken
dat zij wel onder het oordeel van God vandaan komen
omdat zij tot het verbond van God behoren.
Hij neemt het leven van de verloren zoon op zich
die alles verkwist had wat hij had en zo diep zonk dat hij niet durfde terug te keren.
Jezus, leven van mijn leven
Jezus, dood van mijne dood.
Eenwording met het verlorene.
Hij stapt in de Jordaan en laat zich ondergaan
in onze schuld en verlorenheid.
Hij neemt dat van ons over.
Door in de Jordaan te stappen, neemt Hij ons op in Zijn gemeenschap.
Een eenheid die te vergelijken is met een huwelijk.
Juist degenen die van zichzelf denken: wat stelt mijn leven voor?
Wat breng ik in bij God?
Ik heb het verprutst voor God, hopeloos laten afweten,
dan zegt Jezus: ik neem je aan. Je wordt de mijne.
De doop van Jezus is de voltrekking van een huwelijk.
Tussen Jezus en ons.
Tussen het verlorene en de door God gezondene.
 Jezus verbindt zich aan de zondaren.
Hij eet en drinkt met zondaren.

Zo sprak men er schande van.
Maar het gaat nog dieper.
Hij verblijft niet alleen bij hen.
Hij wordt één met hen.
Een intieme gemeenschap.
Die eenheid tussen Christus en ons vieren we aan het avondmaal:
dat we één geworden zijn met Hem.
Gemeenschap met Hem.
Het huwelijk wordt niet voor niets beeld van de relatie tussen Christus en de gemeente.
Een intiemere eenheid tussen man en vrouw is er niet: éénwording.
Zo wordt Christus met ons één.
Dat Hij ons wordt, waardoor wij Hem worden.

(3) Eenheid
Als Jezus laat zien, dat Hij één met ons wordt,
daarvoor gekomen is, opent de hemel zich.
Jezus wordt niet alleen één met ons,
Hij is ook één met de Vader.
Waar Jezus is,  is de Vader ook.
Jezus is in persoon de eenheid tussen God en ons.
Ik kan hier de preek van Eerste Kerstdag herhalen:
Ere zij God en vrede op aarde in de mensen van Zijn welbehagen.
Wat voor ons niet verenigd kan worden, verenigd Jezus in Zich.
God toont zich één met Jezus.
Om Hem gaat het.
Hij, Jezus, verenigt, brengt samen, redt.
Jezus brengt een open hemel.
Dat vieren we ook aan het avondmaal.
Bij het avondmaal gaat de hemel open
en biedt God alvast een voorproefje van hoe het in de hemel zal zijn:
verenigd met Hem.
Een open hemel – een verbinding met God

Een brug naar God, die door Jezus is gebracht.
God verklaart achter Jezus te staan, met Hem eens te zijn.
Met Hem één te zijn.
Daar op die grens, waar het volk zich omkeert,
waar het volk doordrongen raakt van de noodzaak tot omkeer
Daar gaat de hemel open.
De Vader geeft Zijn Zoon een referentie mee: met Hem moet je het doen.
Om Hem gaat het.

Juist omdat Jezus één met ons wil zijn, ons leven en onszelf op ons wil nemen,
daarom wordt Hij de geliefde genoemd.
Daarin, in Zijn werk, zijn bemiddeling tussen God en ons,
in het samenbrengen van ons en God,
daarin kunnen wij God kennen.
De geliefde: zoals Abraham zijn zoon, de zoon van wie hij hield, moest offeren,
zo offert Jezus Zijn leven.
Jezus, de geliefde, omdat Hij ons tot geliefden van de Vader maakt.
Jezus, in wie God welbehagen heeft, omdat Hij ons tot mensen van Zijn welbehagen wil maken.
Het is God om ons te doen. Daarom zond Hij Jezus en opende Hij de hemel
Doordat Jezus onderging, kunnen wij tot God naderen.
Aan het avondmaal is God het om ons te doen.
Het nieuwe begin, de ommekeer wordt gevoed uit wat Christus deed.
We gedenken en vieren de dood van Christus:
We kijken niet alleen terug, maar ook omhoog
een open hemel, waarin Christus naast de Vader is.
Hij die ons leven op zich nam, Hij biedt ook aan het avondmaal Zijn gemeenschap aan.
Opdat wij als vernieuwde mensen, verenigd met Hem
uit Hem zouden leven – door Zijn Geest.
Zo zien wij en ontvangen wij het heil van onze God.
Amen

ds. M.J. Schuurman

Preek Palmpasen 2010

Preek Palmpasen 2010
Mattheüs 27:1-26
Tevens voorbereiding voor het Heilig avondmaal

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

(1)   Jezus verworpen
In het boek van de Duitse schrijver Heinrich Böll, Biljarten om half tien beschrijft deze schrijver de periode van voor WO II, het tijdperk waarin Hitler aan de macht kwam.
Er waren mensen die het geweldig vonden wat Hitler deed, zich mee lieten slepen in het geweld dat hij bracht. Omdat je daar niet openlijk over kon spreken als je daar tegen was, moest je dat in bedekte termen doen. Zo iemand had gegeten van het sacrament van de buffel.
Wie van het sacrament van de buffel gegeten had, koos voor zichzelf, gebruikte ook dwang en geweld om zijn doel te bereiken. Op een oneerlijke manier kreeg met dat voor elkaar. Er waren ook mensen die niets van Hitler moesten hebben, de slachtoffers, degene die de dupe waren van de komst van Hitler en de dupe waren van al die mensen die in het kielzog van Hitler op een oneerlijke manier hun eigen belangen nastreefden. Die slachtoffers hadden gegeten van het sacrament van het lam, omdat diegenen als een weerloos lam het allemaal over zich heen lieten komen. Een weerloos lam dat naar de slacht wordt geleid.

Als een weerloos lam ondergaat Christus zijn proces. Nadat Christus is opgepakt in de hof van Gethsemané en hij meegenomen wordt, vindt er een proces plaats. Een proces waarin Christus wordt verhoord en veroordeeld. Dat proces ondergaat Hij.
De passiviteit, dat Jezus het over zich heen laat komen, valt op in de gebeurtenissen voorafgaande aan die weg naar Golgotha, de via dolorosa – als hij Zijn kruis heeft te dragen naar de ene plaats. De gelatenheid, de kwetsbaarheid valt des te meer op omdat er zovelen zijn die als een buffel zich op Jezus werpen.
En ondertussen de schijn ophouden dat men Christus een eerlijk proces aandoet. Getuigen die men oproept om Jezus te laten beschuldigen – niet rustend voordat men Jezus heeft veroordeeld. Snelrecht in optima forma. Zoals de Heiland niet ernstiger verloochend kan worden dan Petrus, kan Christus niet ernstiger verworpen worden dan op deze manier.
Zowel de Joodse leiders, als de Romeinse overheid, als het volk: ze zeggen allemaal dat ze niets met Jezus te maken willen hebben. Ze erkennen hem niet als hun Messias, als de Christus. Pilatus die spreekt over de zogenaamde Christus. Een uitspraak waar de spot in doorklinkt. De hogepriesters en de andere leiders, die niet kunnen wachten tot Christus uit de weg is geruimd. Het volk dat meegesleurd wordt in die haat tegen Christus: ‘Aan het kruis met Hem.’ Hoe kan deze Jezus nu de messias zijn? Hij is toch opgepakt? Hoe kan Hij de messias zijn? Er is toch geen vrede met die gehate Romeinen in het land? Het onrecht viert toch nog hoogtij? Hoe durft deze man, die hier zo kwetsbaar voor hen staat, te zeggen dat Hij de Zoon des mensen is, de machtige gestalte van God die uit de hemel zou neerdalen? Dwazer kun je het niet bedenken. Als God hem terzijde stond, zou Hij hem toch wel redden? Wij zagen Hem als iemand die door God verstoten is – zegt de profeet Jesaja.Het volk van God, dat de gezondene verwerpt, omdat dit volk er niet in geloofd. Hij kán het niet zijn

(2)   Gelijkenis
Op die manier komt uit wat de Here Jezus zelf heeft voorzegd. Die gelijkenis van de wijngaard. Er is een landheer die een wijngaard laat bouwen. De wijngaard – beeld van Israël. Hij laat er muren omheen bouwen, er een uitkijktoren opzetten en verpacht de wijngaard, omdat hij op reis moet. Op het moment van de oogst stuurt hij zijn boden. De pachters wilden echter niets geven en gingen zich te buiten aan die boden. De ene werd gedood, de ander mishandeld. Uiteindelijk stuurde de eigenaar zijn eigen zoon. En ook die zoon werd gedood. Jezus wordt in een oneerlijk proces veroordeeld, verworpen – het doodvonnis uitgesproken. Het onrecht dat de Zoon van God wordt aangedaan. Daarmee wordt niet alleen de Zoon van God verworpen, maar ook God Zelf. Door Jezus te aan de kant te schuiven, wordt God zelf aan de kant geschoven.
In de kakofonie van alle beschuldiging, in de drukte van de verwerping van Gods Zoon, een omstandigheid die roept om het ingrijpen van God, is niet alleen Jezus passief. Ook God zelf.
Terwijl alles om Jezus heen roept om het ingrijpen van God, is de Here God in de ebeurtenissen die naar Golgotha toe, de grote Afwezige is. Hij laat niet van zich horen. Hij komt niet met een groots engelenleger om Zijn Zoon te ontzetten. Waar is God in dit alles?
Laat Hij dat zomaar toe dat er onrecht gebeurd, dat Zijn Zoon verworpen wordt, uitgekotst wordt als een crimineel. Die afwezigheid van God valt des te meer op, omdat we als gelovigen weten en gelovigen dat dit de weg van God is. De weg die God met Zijn Zoon is gegaan. God handelt door niets te doen. Wij zagen Hem als iemand die door God verstoten is – zegt de profeet Jesaja.
Tegelijkertijd kunnen we daardoor ook zien, dat als God handelt mensen voor de 100% verantwoordelijk zijn. Het zijn de mensen, die Jezus verwerpen en aan de kant schuiven.
Petrus, Judas, de discipelen die gevlucht zijn, de Joodse leiders die hem oppakken, de Romeinen die met hem de spot drijven en een smadelijke dood laten sterven.

Kan Jezus de messias wel zijn? Kan Hij de Christus zijn? Dat is niet alleen een vraag uit onze tijd, maar ook uit Jezus’ eigen tijd. Men heeft niet doorgehad, wie Hij werkelijk was – pas nadat alles achter de rug was. Maar ook toen nog niet. Pas nadat Hij was opgestaan uit de dood en Zich bekend maakte aan Zijn leerlingen, toen werd pas duidelijk dat Zijn weg geen mislukking is, maar de overwinning. Pas later – achteraf.
Maar niet alleen in Zijn eigen tijd stelde men vragen bij Jezus, geloofde men niet dat Hij de Christus kon zijn. Moslims geloven dat niet.  Afgelopen week is er een gemeenteavond geweest over de Arabische Wereldzending. Moslims denken dat Jezus niet is gestorven aan het kruis. In plaats van Hem een ander. Een anders sterft in de plaats van Jezus. De omgekeerde plaatsvervanging – zou men kunnen zeggen. Niet Jezus die in onze plaats sterft, maar Jezus die wordt gered van de kruisdood.
Kan Jezus de Christus zijn? Vandaag de dag zijn er velen die zeggen, dat Jezus dat nooit van zichzelf heeft gezegd. De kerk heeft Jezus later opgetuigd, omdat men niet kon geloven dat met die smadelijke dood het einde zou zijn. Op die manier is het leven van Jezus een mooi, een indrukwekkend voorbeeld waarin Jezus ons leert.
Maar wanneer Jezus alleen maar een voorbeeld is (en wij moeten afmaken wat Jezus in gang heeft gezet), wordt Hij ook weer verworpen, wil men niet zien dat de levende God alleen op deze manier handelt, door Zijn Zoon te laten verwerpen door de mensen: zowel Joden als Romeinen. Ook vandaag de dag past Jezus niet in het denken van veel mensen. Dat God aan zet is met de weg die Jezus gaat.

(3)   Openbaring: oordeel
Hoewel hier in deze gebeurtenissen niet wordt verteld, wat God doet, is het vooral God die hier handelt en Zich openbaart. De Here laat zien, hoe mensen – die door hem geroepen zijn om Zijn volk te zijn – de Here Jezus steeds weer verwerpen. De dood van Jezus als een zwarte bladzijde van ons leven: kijk maar naar Jezus, zoals Jezus verworpen wordt en weggebracht wordt aan het kruis om te sterven, daarmee wordt niet alleen onthuld hoe het volk Israël in die tijd handelde, in die weg wordt ons de spiegel voorgehouden: dit zijn wij ten diepste ook.
Dat wij vanmorgen niet meebrullen met die buffels, dat wij niet meescanderen in het spreekkoor is alleen maar genade van God, die ons te sterk is geworden. Wij zagen Hem als iemand die door God verstoten is – zegt de profeet Jesaja. Maar de allerdiepste waarheid is anders: dat Hij om onze zonden werd doorboord.
In deze lijdenstijd valt het me steeds weer opnieuw op, hoe de Here Jezus een weg gaat, die wij niet kunnen gaan. Een weg die uniek is. Aan de ene kant, omdat wij als Petrus falen – niet volharden tot het einde. Aan de andere kant – toeschouwer, omdat we zo gemakkelijk worden meegetrokken in dat spreekkoor: ‘Aan het kruis met hem.’ ‘Kruisig hem!’
We kunnen natuurlijk zeggen: ‘Ja maar dat zijn wij niet. Wij roepen niet mee. Wij zijn toch hier bij elkaar in de kerk.’ Dat klopt. Maar wij zijn hier bij elkaar als gemeente op de opstandingsdag, als de gemeente van Christus die gelooft dat het met Goede Vrijdag niet ophoudt, het kruis niet het einde is. Als we zo reageren, dan is dat net als met een schaderapport na een brand. Het gevaar wegwuivend. Als we mensen onderling elkaar al gemakkelijk kunnen laten vallen, waarom zouden wij God niet gemakkelijk laten vallen? Als wij mensen, die als messias worden binnengehaald al gemakkelijk kunnen laten vallen, omdat zij dingen die ons niet aanstaan, waarom zouden wij Christus niet laten vallen. Heden hosanna, morgen kruisig hem! Zo onthult Hij ons diepste wezen wie wij werkelijk zijn. We kunnen in ieder geval niet zeggen, dat wij beter zijn dan anderen. Van nature geneigd tot alle kwaad.

(4)   Voltrekken van het oordeel
Het kruis onthult niet alleen onze aard. Het kruis van Christus is het grote kantelpunt. Aan het kruis is het oordeel van God over ons leven voltrokken. Onze wandaden heeft de Here op Hem doen aankomen. Daarom deed Hij zijn mond niet open. In die kantelpunt zit het evangelie van Jezus’ kruis over ons leven. Aan het kruis is het oordeel over ons leven voltrokken – dat is pijnlijk dat het moest gebeuren; en veel mensen verzetten zich ook tegen dat oordeel – zo slecht ben ik toch nog niet. Dat oordeel over ons leven heeft Christus weggedragen. De schuld neemt Hij van ons over.
Wat wij anderen hebben aangedaan, wat wij God hebben aangedaan. In onze plaats. Die zogenaamde Christus, die messias genoemd werd – Hij moest sterven. Dat is de weg die God met Zijn Zoon gaat. Dat is het koninkrijk van God: dat onze schuld wordt weggedaan. Zo is God. Wat Paulus over zichzelf zegt om het volk Israël te redden: dat hij uit het boek des levens geschrapt zou worden, dat doet de Zoon van God. Jezus laat zich verwerpen, daarom verzet Hij zich niet. Om voor ons de poort naar het koninkrijk van God te openen. Omdat Hij het oordeel over ons leven heeft weggenomen.
We worden niet aan onszelf overgelaten als wij met onszelf worden geconfronteerd. Het is niet de spiegel van onze eigen tekorten die God hiervoor houdt, een doodlopende steeg (van nature geneigd – en dus kan het niet meer; einde oefening). Nee, wat voor de mensen einde oefening lijkt, een doodlopende steeg, dat is door God gebruikt om de toegang tot het koninkrijk van God voor ons te openen.
De steen verworpen – Christus, maar juist die steen is door God naar voren gehaald als de belangrijkste, de steen waarop heel het gebouw van de kerk rust.
Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik vind de manier waarop de bijbel spreekt over het oordeel van God – het oordeel dat over ons leven gesproken wordt – een bevrijdend spreken. Het oordeel van God – als dat in Christus voltrokken wordt – dan hoeven wij dat niet meer te dragen. Dan is degene die het oordeel over ons leven velt: Christus, degene die wij hebben lief gekregen, naar wiens komst wij uitzien, die onze Here en heiland is. Het bevrijdende – het evangelie ziet hierin: dat het Gods genadig oordeel is. Dat Hij door ons heen weet te prikken: ‘Adam waar zijt Gij.’ ‘Het is met je ziel nog niet op orde.’ ‘Zo kun je niet voor God verschijnen.’ Maar vooral ook dat andere: ‘Ik heb het oordeel weggedragen.’
Het oordeel van God geeft ons ruimte en vrijheid – laat ons als het volk Israël als vrij volk gaan. Gods oordeel is vaak genadiger dan wij over ons leven vellen: wij kunnen onszelf verwerpen. En anders hebben anderen dat wel gedaan. En je gaat er nog in geloven ook. Wat ben ik waard? Doe ik het niet goed? Onschuldige voorbeelden misschien, maar die een levenlang bepalend kunnen zijn, je gevangen kunnen houden. We hoeven onszelf niet te verwerpen, omdat Christus dat deed.
Hij voor ons. Hij kunnen als een Petrus naar Hem terugkomen, als de verloren zoon, schoorvoetend, als wij volgende week het avondmaal vieren, is aan de ene kant dat strenge oordeel over ons geveld, maar aan de andere kant als je van dichtbij hebt meegemaakt, hoe gemakkelijk soms iemand de ander kan laten vallen of kan belazeren en daar boos over worden – valt op hoe groot de genade van God is, dat Hij dat voor ons heeft over gehad. Om ons over te brengen naar Zijn kamp. Niet om een heel patroon in stand te houden, maar zodat wij breken met de zonde.
Toeschouwer, omdat het lam zich liet leiden naar de slacht. Het offer dat Hij zo bracht om ons verzoening te brengen.
Amen

ds. M.J. Schuurman

Preek Goede Vrijdag 2010

Preek Goede Vrijdag 2010
Mattheüs 27:45-56

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

(1)   Het geheim onder woorden gebracht
Hoe zouden wij kunnen beschrijven wat er op Golgotha is gebeurd? Dat wat daar op die heuvel gebeurde, is zo’n grootse gebeurtenis die de gehele wereld raakt en ook ons eigen leven. Hoe zouden wij daar woorden voor kunnen vinden?
Ik bedoel niet een zwijgen omdat de betekenis voor ons onbekend is. Dat we moeten gissen naar de betekenis van dit gebeuren. Nee, hoe kunnen wij het geheim onder woorden brengen, dat God zelf hierbij betrokken is. Dat het gebeuren op Golgotha, waar Christus stierf aan het kruis, dat Zijn sterven voor ons een ernst maar ook een bevrijdende betekenis heeft. Wie kan werkelijk peilen wat daar is gebeurd – ons ten goede?
Het Woord van God brengt het voor ons onder woorden. En vanavond luisteren we hoe de evangelist dit onder woorden brengt. Dat menselijke taal, dat menselijk besef haast tekort schiet, kunnen wij ook zien aan de manier waarop Mattheüs het vertelt. Mattheüs, de evangelist gebruikt de woorden uit de psalmen (psalm 22, psalm 69), woorden uit de profeten (Jesaja 53) om aan te geven wat hier gebeurde.

Het gebeuren op Golgotha, de kruisdood, kan gemakkelijk worden misverstaan. Mattheüs vertelt het ons ook: de mensen geloven niet dat God er mee te maken heeft. Het roept de spot en de hoon van de omstanders op. Voor hen is het duidelijk: de machteloosheid van de man die daar hangt aan het kruis, weerloos, hoe kan hij nu Gods Zoon zijn? Hier aan het kruis wordt het toch zichtbaar dat Hij het onmogelijk kan zijn.

Hij heeft zijn vertrouwen op God gesteld; laat die Hem nu verlossen, indien Hij een welgevallen in Hem heeft

Voor de omstanders is het duidelijk – ook zonder de roep van Jezus: God heeft Hem, Jezus, verlaten. Terwijl Jezus van zichzelf gezegd heeft dat Hij de zoon van God is. Hier aan het kruis valt die zogenaamde Zoon van God door de mand. Dat krijg je als je teveel pretenties hebt. Hoogmoed komt voor de val.

(2)   Het antwoord van God
Wat de menigte niet ziet – misschien ook niet wil zien – is dat God antwoordt.

Laat God hem verlossen, redden

Ze vergeten te kijken naar het antwoord van God: de duisternis. De duisternis die het eerste signaal van God is mbt tot het kruis. Dan blijkt dat met oppervlakkig kijken de werkelijke betekenis van het sterven van de Here Jezus niet kan worden opgemerkt. De duisternis die over de aarde komt  laat ook aan ons zien, op welke manier de Vader aanwezig is op die dag, dat Jezus daar sterft op Golgotha.
De omstanders dagen God uit en Hij antwoordt… Alleen … ze zien over het hoofd dat Hij antwoordt. Omdat ze de mogelijkheid al bij voorbaat hebben uitgesloten, dat God er iets mee te maken heeft. Dat God niet aanwezig is.
Daarom merken ze het niet op, op welke manier God aan hen laat zien, dat Hij erbij betrokken is. Voor het oog lijkt het alsof alleen de mensen hier op het toneel zijn. Zij zijn actief – met kruisigen – met spot.
Maar God, waar is Hij? Hij verlaat toch Zijn Zoon? God antwoordt met een duisternis. Als een aankondiging van wat hier gaande is. De omstanders zien en merken het niet, omdat hun hart gesloten is voor de aanwijzingen die de Vader geeft.
De schriftgeleerden, die zo thuis zijn in de Bijbel, zien over het hoofd dat God zijn oordeel voltrekt. Dat dit de dag is die door de profeten is aangekondigd, de dag waar Jezus ook over gesproken heeft: de dag des Heren. De dag waarop God rekenschap komt vragen.
De duisternis is het teken dat de dag op Golgotha de dag van het oordeel is.

Dag des oordeels, dag des Heren.
Alles zal tot as verteren,
Zoals de profeten leren.

Dag van schrik die aan zal breken
Als de Rechter recht zal spreken
En het kwaad op aarde wreken.

En dan wordt het boek gelezen
En de wereld wacht vol vrezen
Hoe het vonnis wordt gewezen.

En dat weet de Zoon, dat weet Christus, omdat Hij daarvoor juist gekomen is. Om dat oordeel te dragen. Golgotha is het kantelpunt, waarop de Zoon van God het oordeel op zich neemt. Het oordeel, dat over ons mensen, over ons zou moeten worden uitgesproken.

(3)   Oordeel wordt voltrokken
Een zwaar woord, want oordeel wordt zo gemakkelijk opgevat als veroordelen. Zo hebben velen dat beleefd. Dat er vanuit God bezien een oordeel over hun leven is gekomen, waarover zij niets te zeggen hadden. Een vonnis dat over hen wordt gewezen, waarop zij geen enkele inspraak hadden. Voor hun eigen gevoel onterecht veroordeeld.

God klaagt aan. Geen sterveling
Kan bestaan in dat geding
Allen zijn in schuld verloren
Bergen, werpt u op ons neer
Roepen zij, laat ons niet meer
Van dit vreeslijk spreken horen.

Op Golgotha werd inderdaad een vonnis voltrokken, waar wij geen invloed op hadden. Maar wel een vonnis dat in ons voordeel werd beslist. Er spreekt veel meer voor ons dan wij denken. Niet om wie wij uit onszelf zijn, maar vanwege onze Here. Op Golgotha wordt er vonnis gewezen – over ons.
Maar het oordeel luidt dat wij de straf niet hoeven dragen – niet kunnen dragen. Hoe zwaar het woord ook zou kunnen zijn, hoe wij ons ook veroordeeld zouden kunnen voelen, het oordeel dat geveld wordt, is uiteindelijk evangelie. De blijde boodschap voor ons – over ons leven.

Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden

Dwars door al het menselijke handelen heen gebeurt er iets van Godswege wordt het heil geschonken. Wat er op Golgotha gebeurde is het geheim van God zelf. Hier kunnen we zien wie God werkelijk is. Zijn hart, zijn bewogenheid, de wetenschap die Hij heeft dat wij zonder hem verloren zouden zijn. Zo barmhartig, dat Hij ervoor kiest om het oordeel over ons leven te voltrekken aan Zijn eigen Zoon. Zijn eigen Zoon neemt de straf, die wij verdiend hadden op zich. Hij neemt onze veroordeling op zich.

God vergeeft. Wie weerloos zwicht
Voor het opperste gericht
Die ontdekt met vrees en beven
Dat de eiser voor hem pleit
Dat de rechter met hem lijdt
Dat het vonnis luidt: het leven.

(4)   Over ons
Toen het volk Israël in de woestijn rondzwierf en van de Here de wetten kreeg, werd ook verteld hoe men moest offeren. Een offer voor de zonden van het volk. Een dier werd genomen, de hogepriester legde de handen op het hoofd van dat dier en het dier werd de woestijn ingestuurd. Dat dier werd in de plaats van het volk verbannen. In de verbanning van dat dier werd het volk Israël verbannen. Dat dier was eigenlijk het volk Israël. En doordat het dier de woestijn inging, mocht het volk Israël blijven leven. Het mocht niet alleen blijven leven, maar het mocht ook weer voor God verschijnen. Doordat het dier in hun plaats werd weggestuurd – alsof zij zelf waren weggestuurd – daardoor werden zij gereinigd. Eerst onheilig – nu konden ze verschijnen voor de heilige God. Ze konden Hem onder ogen komen.
Dat offer zorgde voor redding, het gaf leven, maar gaf ook de verbondenheid weer met God. God herstelde de breuk die er was.
Als de Here Jezus sterft op Golgotha is Hij voor ons dat offer. Handen vasthouden – identificatie. Zo neemt Christus onze handen vast aan het kruis. Hij duwt ons niet aan de kant, Maar sterft alsof Hij ons is – wij hangen daar aan het kruis. Hij draagt het oordeel over ons leven. Avondmaal zegt: verlenging van ons leven en gemeenschap met God – omdat  Hij in onze plaats ging. Gebonden, opdat Hij ons zou ontbinden. Onze smaad geleden, opdat wij nimmer meer te schande hoeven worden. De vloek gedragen, opdat Hij ons zou vervullen met Zijn zegen. Godverlatenheid – ‘Mijn God, mijn God.’ Opdat wij door God aangenomen en nooit verlaten

(5)  
Vrolijke ruil
Dat oordeel over ons leven: Christus. Het vonnis luidt: het leven. Het kruis – Jezus als middelaar. Die tussen God en ons instaat, die ons tesamen verenigd. Middelaar: niet allebei een beetje inschikken. Nee, God komt naar ons toe. Niet eigen menselijke prestaties. Hij komt naar ons toe – deur open! Scheuren van de tempel van boven naar beneden. Het kruis is de sleutel die het slot op de deur naar het koninkrijk opent. Goede Vrijdag: niet een stemmig gebeuren – verdrietig alsof onze held gestorven is. Vreugdevol – intense dankbaarheid. Dat ook in ons leven mag gebeuren: opstanding der doden – voorsmaak van die ene dag, waarop Christus komt en de doden zullen opstaan. Nu al – ontwaakt Gij die slaapt. Maar ook dan: op de jongste dag.
Avondmaal: vol verlangen naar die ene dag, dat wij verenigd zijn met Christus . Hier al voorsmaak, maar dan voorgoed de maaltijd in aanwezigheid van de Heer zelf. De weg is open. Niet slechts een terugkijken of gedenken, Maar een vieren dat het vonnis voor ons reeds is voltrokken. Komt in, gij gezegenden mijns Vaders.
In het heilig Avondmaal gedenken wij hoe onze Heer en Heiland Jezus Christus in de wereld is gekomen om ons te verlossen.
Wij komen niet naar de Tafel om onze eigen volmaaktheid en gerechtigheid te betuigen. Integendeel: door ons leven te zoeken in Jezus Christus erkennen wij dat wij in de dood zijn.
Zie dan in dat dit sacrament een medicijn is voor arme zieken en dat de waardigheid die de Heer van ons vraagt niets anders is dan onszelf te kennen onze tekortkomingen de rug toe te keren en onze blijdschap, vreugde en innerlijke vrede alleen te vinden in Hem.
Laten wij dan boven alles geloven  in Zijn beloften,  door Hem met eigen mond gesproken – Jezus Christus, die de onfeilbare waarheid is. Dan weten wij dat Hij ons werkelijk deel wil geven aan Zijn lichaam en bloed, ons zo eigen, dat Hij in ons leeft en wij in Hem.
En ook al zien wij slechts brood en wijn, wij twijfelen er niet aan dat Hij  innerlijk in ons volbrengt wat Hij uiterlijk door deze zichtbare tekenen toont: hemels brood dat ons verzadigt, voedsel ten eeuwigen leven.
Door zich zo aan ons te geven Betuigt Hij dat al wat Hij heeft het onze is. Want wij ontvangen dit sacrament  als een rechtvaardig loon, ons toegerekend  uit de kracht van zijn lijden en dood als hadden wij dit in eigen persoon doorleden.
Amen

ds. M.J. Schuurman

Preek over Mattheüs 26:74-75

Preek over Mattheüs 26:74-75

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

74 Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de mens niet. 75 En terstond kraaide een haan. En Petrus herinnerde zich het woord, dat Jezus gesproken had: Eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij ging naar buiten en weende bitter.

(1)   Petrus’ verloochening
Een tragische gebeurtenis: Petrus die hier zijn Meester verloochent. Ook als het verhaal niet bekend is, kan bij het eerste aanhoren de spanning en de tragiek duidelijk zijn. Tragiek – niet alleen omdat we voelen de ernst van wat Petrus doet: dat hij zijn Meester verloochent, terwijl de Here Jezus bezig is met een proces en verhoord wordt. De evangelist brengt deze beide gebeurtenissen bewust in een spanning met elkaar. Zo valt nog meer op, dat Jezus de weg naar Golgotha ook echt alleen moet gaan. Zo valt ook op, dat Petrus die weg niet kán gaan. Jezus die terechtstaat, onschuldig, ook voor Zijn discipelen en hier één discipel die zich afwendt. Petrus verwijdert zich steeds meer van Jezus. Letterlijk en figuurlijk. Niet alleen doordat Petrus Jezus steeds meer en meer verloochent, distantieert hij zich van Zijn meester.  Ook in zijn gang. De gebeurtenis begint ermee hoe Petrus het paleis van de hogepriester binnenkomt, maar eindigt ermee, dat Petrus buiten is. Weg van Jezus. Aan zichzelf overgeleverd.

Het begon zo hoopvol. Petrus die Jezus navolgt. Een echte discipel die bereid is om Zijn meester te volgen. Zelfs tot in de dood. Had Jezus het niet tegen hem gezegd over het volgen, dat volgen van Jezus betekent een kruis dragen? Dat discipelzijn betekent: je leven verliezen aan Christus. Het kan zijn dat Petrus deze woorden nog in zijn achterhoofd heeft.Dat die woorden hem bewegen om Jezus te volgen – ook op dit punt. Je moet er wel lef voor hebben, wat Petrus doet. Want Petrus heeft tussen de leerlingen van Jezus gestaan op het moment dat Jezus werd opgepakt.  Hij had het dus kunnen zijn – Mattheüs vertelt niet wie het heeft gedaan – hij had het dus kunnen zijn die het oor van die dienaar had afgeslagen. Reken maar, dat die andere dienaren van de hogepriester nog wel een appeltje te schillen hadden met degene die hun collega zo had toegetakeld. Als ze hem te pakken kregen… Maar Petrus maakt zich niet druk om, lijkt het zo.
Hij gaat het paleis binnen en zet zich neer tussen de andere dienaren. Hij wil iets te weten komen. Hij wil erbij zijn. Het einde, dat wil hij zien. Dat kan twee betekenissen hebben: dat hij het doel van deze gebeurtenissen zien. Dat hij doorkrijgt, wat de betekenis is dat Jezus is opgepakt, de zin van dit alles. Waarom moest dat gebeuren.
Maar ik denk dat de evangelist ook al vooruit wijst naar wat er gaat gebeuren, zo dadelijk als hij er mee geconfronteerd wordt dat hij er ook bij hoorde. Om te zien wat het einde is – Jezus had ook gesproken over het einde: wie volhardt tot het einde, die zal zalig worden. Het is alsof Petrus alle waarschuwingssignalen negeert (keer terug) en maar doorgaat, totdat  hij niet meer verder kan en alleen terug moet.

(2)   Herkenning
Nu wij zo als gemeente van Christus bij elkaar zijn, voor het aangezicht van de Here, komen wij in aanraking met iemand die zich van de Zoon van God afwendt, Christus de rug toekeert. De evangelist Mattheüs vertelt ons dit verhaal niet alleen om aan te geven hoe Petrus de mist in ging. Om een zwarte bladzijde uit het levensverhaal van Petrus te vertelen, in de trant van: elke volgeling van Jezus heeft wel een zwarte bladzijde. Soms kan het je als gelovige – gek  genoeg – ook wel eens bemoedigen, dat andere gelovigen uitgleden.
Want dan weet je dat er ook voor jezelf mogelijkheid is om weer terug te komen bij God. Dat is een les die wij er natuurlijk wel uit mogen halen.  Dat er een situatie kan ontstaan, waarin wij de Here Jezus verloochenen. Of verloochend hebben. Dat we dat misschien ook wel in ons leven hebben gemerkt, dat we Hem, onze Here en Heiland een keer verloochend hebben. Ik kan niet bepalen wat uw verhouding tot de Here Jezus is. Of u met Hem bent geweest of nog bent of dat u van uzelf moet zeggen: als het aan mij ligt… Als u uw eigen leven legt naast dat kruis van de Here Jezus…
Daar gaat het uiteindelijk om. Niet om Petrus. Niet hoe hij afhaakt en voor ons een les is, maar om dat kruis, dat hier door deze gebeurtenissen al heenschemert. De weg van het lijden, waar de Here Jezus voor kiest. Tegen de achtergrond van deze beide gebeurtenissen, wordt dat kruis nog wonderbaarlijker: dat de Here Jezus voor ons wilde sterven. Dat Hij die weg ging voor ons…
Net als Petrus kunt u vol goede moed begonnen zijn in de navolging. Ik ga Jezus volgen. Ik kies ervoor. Niets kan mij nog tegenhouden. Ik laat mij door niets afhouden. Bij Petrus ging het zo: Er komt een dienstmeisje naar hem toe: ‘Ú was er ook bij.’ Op dit moment is het geen eer om gerekend te worden tot die Jezus van Nazareth. Dat had Petrus toch kunnen weten dat de dat tegen hem zouden zeggen? Petrus krijgt niet meer de gelegenheid om te zien hoe het afloopt, wat de zin van deze gebeurtenissen is. Hij is alleen nog maar met zichzelf bezig. Om zijn eigen hachje te redden. Terwijl zijn Heer en heiland de weg naar de dood neemt en zo het leven aan Petrus kan geven, kiest Petrus voor zijn eigen leven. “Je weet niet wat je zegt. Ik weet niet waar je het over hebt.” Of hij zich er bewust van is of niet – Petrus zet hier een eerste stap bij Jezus vandaan. Een eenvoudig dienstmeisje dat naar hem toestapt, terwijl hij tussen de dienaren zit. ‘U hoort er toch ook bij.’ ‘Meid, ik weet niet waar je het over hebt.’ Petrus zegt het tegen de dienaren om hem heen. Je moet vooral niet denken dat ik er bij hoor. Bij die Jezus. Ík ben geen oproerkraaier. Ik ben alleen een onschuldige observeerder. Ik doe geen vlieg kwaad.’

Ik moest denken aan die keer tijdens de opleiding – ik zal het nooit vergeten – het was geen indrukwekkende gebeurtenis en toch ben ik het nooit vergeten, dat we als theologiestudenten bij elkaar zaten en dat de docent aan ons vroeg: welke bijbelse persoon lijkt het meeste op jou? Sommigen zeiden: David of Abraham. Mensen die vol geloof waren of zich geroepen wisten. Maar er waren ook een aantal die zich met Petrus identificeerden. Aan de ene kant dat vurige verlangen om voor de Here Jezus te gaan. Om er vol voor te gaan. Ik hoor bij Hem! En soms ook op momenten dat je je zo duidelijk losmaakt van de Here Jezus. Dat als mensen om je heen, collega’s of vrienden, tegen je zeggen: ‘Je hoort er toch ook bij. Je bent een van hen?’ dat je net als Petrus de neiging krijgt om te mompelen: ‘Nou ja…’

Is dat dan zo erg? Nu pas, nu ik de ontmoeting met deze verloochening zie ik pas de ernst hiervan, in de confrontatie. Want vanuit de andere evangeliën weten we hoe het afgelopen is. Dat het met Petrus goed is afgelopen. Dat er een moment is gekomen dat hij geroepen is als apostel er weer bij gehaald. En zo kan de dood van Jezus voor ons ook werken: Jezus is gestorven voor mijn zonden. Ik ben hem er dankbaar voor, maar dat het wel wat gewoon wordt, een vanzelfsprekendheid.
Maar wat als het verhaal van Petrus nu stopt? Als dit het einde is van Petrus? Het loopt hier af. Petrus zegt: ‘Ik ken deze mens niet.’ De Zoon des mensen die komt op de wolken van de hemel. Jezus van Nazareth: wat heb ik met u te doen?
Maar nog loopt hij het risico dat hij erbij gerekend wordt.  Dat zijn leven erbij inschiet. Alsof het nog niet genoeg is, dat hij de band met Jezus heeft doorgesneden. Hij gaat nog verder: ‘Ik ken die Jezus niet, maar als ik hem ken dan moge God mij doen…’ Hij haalt er God bij om Zijn Zoon te ontkennen.
Terwijl Jezus zich bekend maakt als de Zoon des mensen, als degene die komt met Zijn oordeel, heeft Petrus die veroordeling niet meer nodig. Hij heeft zichzelf veroordeeld.
God hoeft niet meer tegen hem te zeggen: ‘Ga weg van mij, ik heb je nooit gekend.’ Petrus is God voor. Petrus zegt dat zelf: ‘Ik heb hem nooit gekend.’ Hier houdt het voor Petrus op. Hij heeft Jezus helemaal buiten spel gezet.
Totdat de haan kraait: de haan die de nieuwe dag aankondigt. De nieuwe dag, de dag waarop de zonde overwonnen is, de schuld gedragen. De haan: bode van de nieuwe dag – hoop.
Voor Petrus is het een teken dat hij er niet meer bij hoort. Hij heeft zichzelf uit het boek des levens geschrapt. Nu hij de band met Jezus heeft doorgeknipt, kan hij ook niet meer naar Christus toe. Het gesprek met Jezus is gestopt. De band verbroken. Hij staat er alleen. Bitter bedroefd. Het enige wat hij nog kan doen: nog verder bij Jezus weg. Is er nog een weg terug? Mattheüs zwijgt erover. Als we alleen het evangelie van Mattheüs zouden hebben, zouden we niet weten hoe het afgelopen zou zijn.
Daarom moeten we ook niet te snel dat goede einde opzoeken. Waar huilt Petrus om? Tranen van berouw? Hij is overgeleverd. Aan die Jezus. Is dat nog een schuld die weg te doen is? Wat helpen nu nog de mooie woorden, die Jezus gesproken heeft. Over vergeving. Zijn die nog wel van toepassing op hem? Het leven van Petrus is een open einde. Waar moet hij het zoeken? Wie heeft voor hem nog woorden van leven? Van eeuwig leven? Wie kan voor hem nog de poort van het hemelrijk opendoen? De poort die hij zo hard heeft dichtgegooid? Welk recht heeft hij nog?
Er is nu geen reddende hand, die hem eruit kan trekken, omdat hij zichzelf verwijderd heeft. Petrus onttrekt zich aan Jezus en ook aan zijn vergeving. Een schuld die niet meer goed te maken is. Petrus kan het einde niet meer zien, omdat hij er zelf een einde aan heeft gemaakt.

Want tegen U, want tegen U alleen
Heb ik gezondigd, red mij van het kwade
In diep berouw belijd ik U mijn daden
Hoor naar de donkre stem van mijn geween.
Ik heb gedaan wat kwaad was in uw oog
Ja, ik erken, ik ben uw gunst niet waardig
Gij zetelt in gerechtigheid om hoog
Uw woord is waar, uw vonnis is rechtvaardig.Maar Petrus is zelfs dat verleerd. Zelfs die deur heeft hij dichtgegooid. Het is niet God die – zoals bij het offer van Kaïn – zijn gebed afwijst. Maar Petrus die niet meer naar God kan gaan.

Hier zou ik amen moeten zeggen. Dit is niet meer te repareren. Niet meer goed te maken. Dat is de werkelijkheid. Welke hoop heeft Petrus nog? Petrus heeft geen adres meer voor zijn schuld.
En wij als wij ons in Petrus herkennen. Als wij een schuld hebben naar God die niet meer goed te maken is. Bergen val op ons. Heuvelen bedek ons. Laat ons zo niet voor Gods aangezicht komen, want wij kunnen niet bestaan! Dit is het einde.
De film van Petrus, die tegelijkertijd met de film van Jezus’ terechtstelling getoond wordt, gaat op zwart. Het einde.

Er gaat er Eén verder. En daarom vertelt Mattheüs dit verhaal voor ons. Zodat wij die deur naar God niet dichtgooien. Het gebed niet verleren. Zal ons dat helpen?
Waar Petrus afhaakt, gaat Jezus verder. De Here Jezus gaat de weg die Petrus had moeten gaan. Na de ondergang van Petrus gaat Jezus onder. Nadat Petrus zich van de Zoon van God had afgewend, wordt de Zoon van God door God verlaten. Waar een gat valt in het leven van Petrus, een diep zwart gat, waar geen weg terug is, staat dat ene kruis. U weet toch waar u moet zijn? Jezus, die aan het kruis stierf – ook voor ons! Laat u met God verzoenen!Het enige wat wij kunnen doen, is hopen bidden smeken dat Jezus die weg ook voor ons is gegaan.
Maar neen, daar is vergeving – we kunnen dat zo gemakkelijk zingen. Maar is het ook waar? Ook voor ons? Als wij het niet meer in orde kunnen maken? Here, wij staan hier met lege handen. Als bedelaars. Wij kunnen U zo niet onder ogen komen. Wees mij, arme zondaar genadig. Wij zijn aangewezen op Uw genade. Wij hebben er geen recht op. Maar als U ons niet genadig bent, Heer… Laat ons niet verloren gaan.
Amends. M.J. Schuurman

Preek Eerste Kerstdag 2010

Preek Eerste Kerstdag 2010
Lukas 2:14

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

Ere zij God in den hoge,
en vrede op aarde bij mensen des welbehagens.
(Lukas 2:14)

(1) ‘En’: verbinding door God gelegd
‘En’ – het is een klein woordje. Toch kunnen er werelden met elkaar verbonden worden, die voor ons gevoel niet met elkaar te verbinden zijn: God en aarde, eer van God en onze aarde. Dat woordje ‘en’ is als een brug, een verbindingsweg tussen hemel en aarde.
Enkele weken gelezen kregen de kinderen van de zondagschool de opdracht een brug te bouwen tussen twee stoelen met behulp van papier, karton en plakband. Deze brug moest zo stevig zijn dat zij er zelf op konden zitten.  Een brug is een verbinding, waardoor je van de ene kant naar de andere kant kunt gaan. Zonder die brug zou je niet gemakkelijk van de ene kant naar de andere kunnen gaan. Zonder brug, zonder verbinding is er geen contact. Twee overzijden die elkaar vroeger schenen te vermijden (Martinus Nijhoff, ‘De moeder de vrouw’).
Heel het kerstevangelie zegt: God wil geen verbroken verbinding. De Here wil niet dat wij het contact met Hem kwijt zijn of Hem niet durven ontmoeten of ons niets van Hem aantrekken.
Wat de engelen komen vertellen is dat God een verbinding tot stand brengt tussen de wereld waar Hij woont (de hemel) en onze aarde: en.
Ere zij God in de hoge en vrede op aarde voor de mensen van Zijn welbehagen. De engelen komen op aarde die helemaal niet vol is van de eer van God. Zij komen zeggen: deze aarde zal weer vol zijn van de heerlijkheid van God. Daarom maakt God die verbinding: tussen hemel en aarde, tussen God en mens. Dat vieren wij vandaag: dat God die verbinding legt. Die verbinding heeft een naam, is iemand: Jezus.

(2) Ere zij God in de hoge
Jezus is gekomen, Hij werd kind, zodat ook er ook in ons leven de eer van God komt en zal zijn. De eer aan God, omdat Hij aan ons van Zijn eer, Zijn heerlijkheid geeft. Dat woordje ‘en’: God houdt Zijn heerlijkheid niet voor zichzelf. Zijn heerlijkheid straalt als een lichtglans over de aarde en ook wij mogen in Zijn licht, Zijn glans komen te staan.
Een Duits theologisch boek over vergeving van zonde kreeg de titel: De terugkeer van de glans in deze wereld. Daar is het God om te doen.
Eer aan de keizer – dat riepen de Romeinse legioenen, maar zij kwamen zij om te verwoesten en te plunderen. Als men sprak over de heerlijkheid van Rome, de Pax romana, was dat een heerlijkheid van een stad die anderen de baas was en knechtte.
Dat woordje ‘en’: Gods heerlijkheid, Gods glans gaat niet ten koste van ons, maar juist ten dienste van ons.
Voelt u dat daarmee ons leven, onze wereld weer een waarde krijgt? Een waarde geschonken door God; een waarde, een heerlijkheid die door niemand anders geschonken kan worden. Dat komt het kind in de kribbe ons brengen: de heerlijkheid van God over ons leven. De heerlijkheid, de glans die God ons gaf toen Hij ons schiep, maar die wij kwijtraakten.
Dat woordje ‘en’: God wil ons. Niet als Zijn slaven, niet als overwonnenen, maar als Zijn kinderen. Daarom komen de engelen plotseling: vóór de herders kunnen aarzelen en tegenstribbelen,vóór wij kunnen zeggen: “maar dat geloven wij niet”, heffen de engelen hun lied aan tot eer van God.
Van die ene engel kunnen wij zeggen dat hij is gestuurd door God om aan de herders te vertellen: “de Redder is voor jullie geboren.” De andere engelen zijn gekomen  -of ze nu op eigen houtje kwamen of gezonden werden door God – om dat te onderstrepen. Dit is wat God met jullie wil: jullie redding. Hij wil jullie Zijn eer, Zichzelf aan jullie geven. Door dat engelenkoor worden wij meegenomen in de vreugde.
Zodat hemel en aarde de lof van onze Here bezingen. Zodat het niet alleen een lied is van de engelen, maar ook wij kunnen instemmen: eer aan God. Ook in mijn leven.
Daarmee zeggen de engelen ook dat er veel is in ons leven dat niet  tot eer van God is. De engelen zeggen er ook bij: dat wordt verleden tijd. De tijd breekt aan dat je leven wel weer tot eer van God zal zijn. Dat het niet alleen blijft met goede bedoelingen en dat je halverwege strandt, dat er niets meer van terecht komt. Door dat engelenkoor worden wij meegenomen in de vreugde. Zodat hemel en aarde de lof van onze Here bezingen. Ook als mijn leven in deze wereld niet telt. Of mijn leven in mijn eigen ogen nauwelijks glans heeft en ik oploop tegen mijn belemmeringen en beperkingen. Eer zij God ook in mijn leven. Ook al kunnen wij het niet bevatten dat God ons op het oog heeft, dat Hij naar ons toekomt. Het is zo!  Dat is wat de engelen komen verkondigen. We hebben dat te geloven.
Omdat wij dat lang niet altijd over ons eigen leven kunnen zeggen, spreken de engelen dat uit over ons leven.

(3) In de mensen van Zijn welbehagen
Daarmee zeggen de engelen ook dat er veel in ons leven is dat niet tot eer van God is, omdat ons leven wordt bedreigd of beheerst. Dat het helemaal niet zo vredig is in ons leven. Als wij dan zelf zouden bedenken dat de komst van God met vrede is, gericht op de verbinding dan zouden wij het niet kunnen geloven. Als de Here die verbinding niet legde,  hoe zou er dan in de loopgraven het feest van de vrede gevierd kunnen worden, op een psychiatrische afdeling dat Christus als Licht der wereld al het duister verdrijft? Hoe zou anders in gevangenissen gevierd kunnen worden dat God een nieuw begin gemaakt heeft in Zijn Zoon Jezus Christus? Hoe zou in een hospice gevierd kunnen worden dat het Leven zelf kwam om ons het leven te geven? Hoe zouden wij in de kerk kunnen gedenken dat wij verzoend zouden worden met God? We zouden ons dan voor de gek kunnen houden.
Om dat te voorkomen, dat we dat zouden denken, zingt het engelenleger over ons Gods eer uit. Er is geen wereld, geen leven, waartussen die verbinding niet gelegd kan worden door God zelf: ‘en’. Met dat woordje ‘en’  leren wij een woord, dat wij nauwelijks meer begrijpen: welbehagen. Welbehagen: dat woordje ‘en’ staat er voor ons. Mensen van Zijn welbehagen: diegenen die verwonderd en met dankbaarheid naar die verbinding kijken die God heeft gelegd. Ook al kunnen ze het nauwelijks bevatten dat God in hun leven kwam, voor hen ter wereld kwam en die het alleen maar konden aanvaarden.
Dat woordje ‘en’ zegt alles over hoe God naar ons toe komt. Niet om ons ter verantwoording te roepen voor alles wat wij fout deden. Niet om te kijken of wij al genoeg presteren zodat Hij eindelijk eens kan komen. Dat woordje ‘en’ laat dus ook alles zien over wie God zelf is. Op zoek naar ons. Daarom komen de engelen de eer van God verkondigen, omdat zij weten dat het feest zal zijn in de hemel. Elke keer als er een verloren schaap wordt thuisgebracht. Elke keer als de verloren zoon de weg terug naar huis vindt. De engelen nemen daar een voorschot op, omdat zij weten dat het er niet weinigen zullen zijn. Eer aan God, omdat het werk van Christus, dat kind in de kribbe velen terug zal brengen.
Dat noemen we welbehagen: dat Gods verlangen hier naar uit gaat. ‘en’. Dat is de basis: aan de geboorte van Christus ligt Gods verlangen, Gods bewogenheid ten grondslag. Hij besloot om Zijn Zoon naar deze wereld te sturen.

(3) Vrede op aarde
Met dat woord ‘en’ kunnen verschillende werelden met elkaar worden verbonden, maar of die te verbinden zijn? God en mens, hemel en aarde? Vrede en onze wereld?
Zie ik verkondig u grote blijdschap, omdat de Redder, de Hersteller geboren is, de Thuisbrenger. De bruggenbouwer, God zelf. De weg die begon met een kribbe en eindigde met een kruis. Uit beide, kribbe en kruis, blijkt dat ‘en’: het ‘en’ van God. In dat ‘en’ leren wij God kennen zoals Hij is. Hij brengt Zijn wereld naar ons toe.
Als we naar een gelijkenis zouden luisteren, zouden we spreken van het koninkrijk van God. Met Kerst spreken we over vrede: vrede op aarde. Vrede tussen God en ons. Hij doet ons hoe met schuld beladen, reeds voor het oog des Vaders treên.
Wat zullen wij voor Gods troon anders zeggen dan wat wij in dit leven al zeggen? Ere zij God in de hoge, omdat Hij in ons een welbehagen had en heeft.
amen

ds. M.J. Schuurman

Preek dankdag 2010 (Genesis 21)

Preek dankdag 2010
Genesis 21:1-20

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

(1) De verandering in het leven van Sara
Hebben wij woorden om de diepe vreugde van Sara te beschrijven? De diepe, intense blijdschap van Sara. De dankbaarheid van Sara. Als Sara haar kind, – haar eigen kind – in de armen houdt, breekt de lach door op haar gezicht.
Als de zon doorbreekt na een aantal sombere dagen, worden wij ons bewust van het licht, van de vreugde die de zon kan brengen. Zo is breekt ook de lach door op het gezicht van Sara. Haar gezicht is niet meer het gezicht van een oude, verbitterde vrouw, maar een gezicht waarop mildheid te zien is en wijsheid, omdat je aan haar ziet dat ze veel heeft meegemaakt. Wat kan de dankbaarheid van Sara onder woorden brengen? Een lied van vreugde: het is God die een lach op mijn gezicht brengt.

Mijn ervaring is: Bijbelteksten kunnen ervaringen onder woorden brengen, zoals Psalm 30. Mijn rouwklacht hebt Gij veranderd in een reidans, mijn rouwkleed hebt Gij losgemaakt, met vreugde mij omgord.
Een lied waarin de grote wending bezongen wordt, de ommekeer in haar leven. Een ommekeer die God in haar leven bracht.
En nu kan ze ervan zingen, dat het voorbij is. Voorbij de periode dat zij vergeten was hoe het voelde om gelukkig te zijn. Dat zij, Sara, het geluk in haar voelt stromen, dat had zij niet meer verwacht.
En Sara zeide: God heeft gemaakt, dat ik lach
Die woorden hebben de diepte van een paaslied. Een paaslied: dat bijzondere gebeuren – de Here Jezus uit het graf. Vanuit de vreugde dat het voorbij is de donkere, moeizame periode. Voorbij – over de moeizame periode wordt gezongen als een loflied. De Here heeft een einde eraan gemaakt aan die periode. Sara, haar periode van moeite en verdriet is ook tot een einde gekomen. Dankbaarheid: dat wat ons overkomt, in dat tekent staat van onze verrezen Heer. De opstanding van onze Heer, waardoor wij ook uit het graf worden geroepen:

Hij heeft gezegd: Gij mens, kom uit,
open uw dode oren;
kom uit het graf dat u omsluit,
kom en word geboren!

Uit het graf dat haar omsloot – als Izaäk wordt geboren, wordt Sara opnieuw geboren. Een nieuw leven, dat de Here haar geeft. Wie geen kinderen had, werd in die cultuur gezien als een dode. Iemand die afgeschreven is en niet meer meetelde. En nu? Sara ontvangt een leven – herboren!

In de lach van Sara schuilt niet alleen de vreugde om de geboorte van haar kind, een verlangen dat eindelijk wordt vervuld, waar ze zo naar toe geleefd had,waar ze zo op gehoopt had. Maar ze ontvangt een nieuw leven uit de hand van de Here. Want dat is ook voorbij: de schande die zij met zich meedroeg, dat zij aan Abraham geen kind kon geven, is nu voorbij. Haar leven was tot dan toe vergeefs geweest.  Maar nu mag zij zingen: Het is de Here die mij met eer bekleed!  De lach op het gezicht van Sara, dat betekent: ik mag weer iemand zijn. Ik ben niet meer een nutteloze vrouw, een sta-in-de-weg,  een blok aan het been, iemand die Abraham zijn geluk ontneemt – het geluk van een eigen zoon. De Here geeft zin aan haar leven. De Here heeft haar schande weggenomen. Ze hoeft niet meer de spot te ondergaan, van degenen die het haar zo fijntjes konden laten weten: jij, Sara, stelt toch eigenlijk niets voor. Voorbij! Ze hoeft zich niet meer te schamen voor wie ze is. De lach op haar gezicht : een ommekeer in mijn leven. De Here heeft mijn leven veranderd.
Sara kan het lied van haar verre dochter nazingen.  Het lied van Maria, toen de engel haar het goede nieuws had gebracht:

mijn hart juicht om God, mijn redder:

48 hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.

Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,

49 ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan,

heilig is zijn naam.

50 Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht,

voor al wie hem vereert.

Wie is onze God? Wie is zoals Hij? Daarbij past alleen de dankbaarheid, de lofprijzing. Here, kunnen wij uw heilige Naam genoeg prijzen?

(2) De barmhartigheid van de Here
De lach op het gezicht van Sara – de vreugde in het leven van Sara, die onverwachte vreugde. God maakt dat ik kan lachen. Sara heeft geen cursus positief denken gehad in de somberheid toch nog enige lichtpuntjes te vinden. Het geluk, de lach op haar gezicht – dat is wat de Here haar geeft. De lach op haar gezicht – is een geschenk van de Here. Het is de HERE die haar verdriet heeft gezien, die haar schande heeft gezien. De Here heeft deze oude vrouw Sara niet aan haar lot overgelaten. De verbittering en de teleurstelling hebben niet het laatste woord. De Here verbreekt!
Dankbaarheid, lofprijzing: hoe reëel onze verbittering en teleurstelling ook is, ons staat een sterke macht terzij, die God ons heeft verkoren.
Aan de lach van Sara gaat iets bijzonders vooraf:  De Here bezocht Sara. Ook hier kan alleen het paasevangelie de diepte van deze ontmoeting aangeven. Zoals de Here Jezus verscheen na zijn opstanding aan Simon Petrus, de discipel die hem verloochend had. De Here bezocht, zocht op.
een woord van tederheid en bewogenheid. Een gebaar waarmee de Here Sara opneemt in de gemeenschap. Opgenomen in Zijn gemeenschap, omdat de Here naar haar omziet. Ziet wat er in haar leven gebeurt en daardoor haar opzoekt. De Here zegt niet tegen Sara: als je het moeilijk hebt, kom dan naar Mij toe. Nee, omdat de Here weet, daarom gaat Hij naar Sara toe. De grote en heilige God, Hij daalt af – voor één mens. Voor één vrouw.
Een vrouw die in de ogen van velen niet meer meetelt en afgeschreven is. Waar mensen niet zo gemakkelijk meer naar toegaan. Want wat moet je zeggen tegen iemand die zo verdrietig is en misschien ook wel verbitterd. Je voelt je ongemakkelijk. Zoals de Here Jezus het isolement van de discipelen doorbreekt – hen terugroept in de gemeenschap – Zijn gemeenschap, een gemeenschap die Hij aan mensen geeft. Zo wordt ook Sara weer bij de gemeenschap gehaald. Wie veel op zichzelf is, wie zich van de mensen afzondert, heeft soms een zetje nodig. Iemand die je ophaalt en meeneemt, in een groep vreemden niet aan je lot overlaat. De Here bezocht haar. Het paaslicht valt over haar leven.

(3) De belofte van de Here
Zoals Hij gezegd had. De lach op het gezicht van Sara – die lach herinnert de mensen om haar heen,  die herinnert ons aan Gods beloften. God doet geen loze beloften. God vervult wat Hij beloofd. Het kan lang duren – voor ons gevoel.  We kunnen er jaren en jaren op wachten – zoals Sara en de moed verliezen en soms zelfs het geloof en het vertrouwen. Maar de lach op het gezicht van Sara – is het bewijs: de Here houdt Zijn belofte. De belofte die Hij aan Sara deed was geen vage toezegging, om Sara goedkope troost te geven. De belofte was aan haar gegeven – om haar hoop te geven. De Here zei dat tegen haar, zodat zij naar de vervulling van de belofte kon toeleven. De lach op het gezicht van Sara, de lach die haar door de Here zelf is geschonken,  herinnert ons aan de beloften die de Here aan ons heeft gegeven. Namelijk dat onze gebeden niet vergeefs zullen zijn – wanneer wij ze bidden in de naam van de Here Jezus, in het vertrouwen dat God werkt en handelt. Dat Hij naar ons omziet. Dat Hij het rouwkleed van ons afneemt en de schande en ons bekleed met Zijn eer. De vreugde op het gezicht van Sara – zo had de Here ons bedoeld. Om als Zijn schepsel te genieten in Zijn hof. Om zorgeloos door het leven te gaan – omdat de Here zorgde. De vreugde, de dankbaarheid – zijn momenten die ons doen herinneren aan het paradijs. Vol vreugde en dankbaarheid, intens gelukkig omdat wij het leven uit Zijn hand verwachten – zo had de Here ons bedoeld.
De vreugde om de gemeenschap met de Here zelf. Want is dat niet de belofte die de Here ons wil geven en die Hij steeds weer vervuld? Dat we met Hem mogen leven. Dat wij in Zijn gemeenschap mogen leven. Had Hij ons daarvoor niet geschapen?
Dankdag betekent dat we ons die belofte gedenken: dat Hij als onze Schepper, als onze hemelse Vader voor ons zorgt, Zijn trouw van ons nooit laat wijken. Bij Sara betekent die belofte een vernieuwing van haar leven: een nieuwe zin. Gezien – opgezocht door de Here.

alles wat ten dode was gedoemd
 mag nu de hoop herwinnen.
Keerde de Heer der schepping weer
dan is het niet meer tevergeefs te bloeien en te minnen.

De lach van Sara – de Schepper die Zijn woord houdt. Die zich aan Zijn verbond houdt. Die trouw is aan wat Hij ons toezegt, trouw is aan ons.  De vreugde over die trouw van God – basishouding van christen. Dankbare verwondering – aanbidding

(4) Gemeenschap
Als wij goed nieuws ontvangen, popelen we om dat door te vertellen. We pakken meteen de telefoon en bellen iemand op die wij goed kennen. Door het vertellen van iets vreugdevols ontstaat er verbondenheid. En Sara zeide: God heeft gemaakt, dat ik lach; ieder die het hoort, zal om mijnentwil lachen.
De vreugde van Sara is spontaan – de lach van Sara steekt andere mensen aan. De vreugde van Sara neemt anderen en neemt ons mee in de lofzang voor onze Schepper.
Zo ontstaat er rondom Sara, rondom het werk van God een gemeenschap die de Here roemt en prijst. De intense vreugde – door ons gedeeld. Dankbaarheid – gemeenschap (lichaam v Christus) Als één lid leidt – dankbaarheid gezamenlijk beleefd – de HERE.  Voor anderen een middel om op God te wijzen. Zelf het bewijs. Bewogenheid Dit is onze God. Wie is als Hij? Die de armen, verdrukten recht doet.
Dankbaarheid wordt ook aan ons gegeven door de Here zelf:

Laat geslacht na geslacht van uw schepping verhalen,

uw machtige daden verkondigen.

Laten zij spreken over de glorie van uw majesteit,

ook ik wil uw wonderen bekendmaken.

Noot [sluiten]

(145:5) Laten zij spreken over de glorie van uw majesteit,/ ook ik wil uw wonderen bekendmaken – Volgens een Qumran-handschrift en sommige oude vertalingen. MT: ‘De glorie van uw majesteit en uw wonderwerken wil ik bekendmaken’.

 

Laten zij getuigen van uw geduchte daden,

ook ik wil van uw grootheid vertellen.

Laten zij de roem van uw goedheid verbreiden,

uw gerechtigheid luid bezingen:

 

‘Genadig en liefdevol is de HEER,

hij blijft geduldig en groot is zijn trouw.

Goed is de HEER voor alles en allen,

hij ontfermt zich over heel zijn schepping.’

 

10 Laten al uw schepselen u loven, HEER,

en uw getrouwen u prijzen.

11 Laten zij getuigen van de luister van uw koningschap,

spreken over uw machtige werken,

 

12 aan de stervelingen uw machtige daden verkondigen,

de glorie en de glans van uw koningschap:

13 ‘Uw koningschap omspant de eeuwen,

uw heerschappij omvat alle geslachten.’

Noot [sluiten]

(145:13) Psalm 145 is een acrostichon: de verzen beginnen steeds met een volgende letter van het Hebreeuwse alfabet. De veertiende letter (noen) ontbreekt echter in MT. Een Qumran-handschrift en sommige oude vertalingen lezen aanvullend: ‘Betrouwbaar is de HEER in alles wat hij zegt, heel zijn schepping blijft hij trouw.’

 

14 ‘Een steun is de HEER voor wie is gevallen,

wie gebukt gaat richt hij op.

15 Allen zien hoopvol naar u uit,

u geeft voedsel, op de juiste tijd.

16 Gul is uw hand geopend,

u vervult het verlangen van alles wat leeft.

 

17 Rechtvaardig is de HEER in alles wat hij doet,

zijn schepselen blijft hij trouw.

18 Allen die hem aanroepen is de HEER nabij,

die hem roepen in vast vertrouwen.
Amen

ds. M.J. Schuurman