Preek Tweede Pinksterdag 2024

Preek Tweede Pinksterdag 2024
Schriftlezing: Jesaja 32:15-20 / Handelingen 18:24-19:7

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Paulus komt in Efeze mensen tegen die de Heilige Geest niet hebben.
Als ik zoiets lees, dan vraag ik me af hoe Paulus dat bij deze mannen waarnam?
Wat had hij aan hun optreden gemerkt, waardoor hij zich ging afvragen:
Hebben ze de Heilige Geest wel ontvangen?
Waren ze niet enthousiast genoeg?
Had hun manier van vertellen iets saais, iets plichtmatigs?
Was dat wat Paulus bij hen bemerkte: jullie brengen een boodschap,
maar het lijkt wel alsof die boodschap niet door jullie heen gegaan is.
Jullie praat over iets, maar het leeft niet bij jullie.
Zou dat het geweest zijn, waarom Paulus naar deze mannen toegaat
om aan te geven dat ze in zijn ogen iets missen.

Of zou er iets anders zijn geweest, waardoor Paulus oplettend is geworden,
hen een tijdje heeft gadegeslagen en toen naar hen is toegestapt en tegen hen zei:
‘Jullie zijn tot geloof gekomen, maar volgens mij missen jullie een wezenlijk onderdeel,
namelijk de Heilige Geest.’
Zou het hem opgevallen zijn dat ze het niet over Jezus hebben,
of dat er doordat Christus gestorven is aan het kruis voor hen ook redding te vinden is?

Ik had een keer de omgekeerde ervaring.
Ik was nog student en ik preekte in een voor mij doen hele moderne gemeente,
een gemeente die op hemelvaartsdag geen kerkdienst had gehad
en ik preekte op de zondag erna – deze zondag – over het belang van hemelvaart,
namelijk dat als Christus niet naar de hemel was gegaan
er geen Heilige Geest gegeven zou worden.
Zonder hemelvaart geen feest.
Na afloop van de dienst was er koffiedrinken
en iemand zei tegen mij: ‘Over de Heilige Geest hoor je nooit iets bij ons.’
En ze zei erachter aan: ‘U hebt wel iets van de Heilige Geest.’
Ik vond dat wel heel snel – alsof ik de Heilige Geest zou hebben,
alleen omdat ik het over de Heilige Geest had gehad.

Ik kreeg ook een keer de vraag, in mijn eerste gemeente, of ik wel geloofde wat ik zei.
Blijkbaar hadden ze in mijn manier van preken iets gemist,
gemist dat het een boodschap was die door mijzelf heen gegaan was.
Het had ermee te maken dat ik de preek had uitgeschreven
en blijkbaar ervoeren ze dat ik de preek meer voorlas dan voordroeg.
Ze dachten waarschijnlijk dat hoe meer ik uit het hoofd preekte,
hoe meer ik uit mijn hart preekte en meer van de Geest zou hebben.
En omgekeerd: als je vast aan je papier zit, dat de Geest dan minder ruimte had.

Voor Paulus zal het vast om iets gegaan zijn dat dieper gegaan was,
iets waaraan je echt kon merken dat ze de Geest nog niet hadden ontvangen.
Ze staan met één been in het geloof en zijn zelfs al van betekenis voor de kerk,
maar toch missen ze de Heilige Geest.
Paulus zegt dat niet als verwijt, maar hij gunt het aan hen dat ze de Geest ook krijgen.
Dat ze Gods aanwezigheid in zich ervaren,
de Geest die vanuit de hemel gezonden is, omdat Christus naar de hemel ging.
De Geest is is Gods aanwezigheid in je hart, in je leven,
vanuit de hemel door Christus naar je gezonden.
De Geest is dan een kracht die in je werkt, om je bij God te brengen en bij God te houden,
de kracht die vanuit God in je werkt, zodat je op de weg van de Heere blijft.
Paulus gunt hen de Heilige Geest, omdat ze zonder die Geest zo kwetsbaar zijn.
Ze missen de kracht die hen bewaard in het geloof, die hen van vol Christus laat zijn.

Hun reactie roept is ook verbazingwekkend:
Wij hebben nog nooit gehoord van de Heilige Geest.
Je bent tot geloof gekomen, je bent volgeling geworden,
maar een van de belangrijkste onderdelen heb je niet meegekregen: de Heilige Geest.
Dat is bijzonder, want het is de Heilige Geest die ervoor zorgt dat iemand gaat geloven.
Hoe kun je nu gaan geloven, zonder dat je de Heilige Geest in je hart hebt.
Stel je voor: We zijn hier vanmorgen in de kerk, we zingen en bidden,
de preek wordt gehouden en je luistert naar de preek, je hebt belijdenis gedaan
en iemand komt hier nieuw in de kerk, doet een tijdje mee
En stapt naar de kerkenraad toe en zegt: Volgens mij mis ik hier in de kerk de Heilige Geest.
En dat de kerkenraad zou zeggen: U hebt het over de Heilige Geest,
maar wie of wat is de Heilige Geest. Wij hebben nog nooit van de Heilige Geest gehoord.
Dat zou betekenen dat er nooit een Pinksterfeest is gevierd.
Nooit een verhaal verteld is, waarin de Heilige Geest een rol gespeeld heeft.
Dat er nooit een ervaring geweest is, waarvan de gemeente weet:
Dit is niet zomaar een kracht die hier werkt, maar dit is de Heilige Geest.
Het is er nooit op catechisatie over gegaan, omdat niemand weet van de Heilige Geest.
Er is niemand die bij een aannemingsavond de reden waarom hij of zij is gaan geloven
terug kan voeren op het werk van de Heilige Geest.
Omdat de Geest niet gekomen is en daarom ook nooit over de Geest is verteld.
Ze konden niet het lied zingen dat we vanmorgen zongen:
Heilige Geest wil niet voorbij gaan, sla mij niet over,
want ze hadden nog nooit van de Heilige Geest gehoord
en de Geest had hen dus ook overgeslagen.
Dit stuk van Gods werk in deze wereld hadden ze gemist.

Het heeft een reden: het verhaal over God is bij hen gestopt met Johannes de Doper.
Na Johannes de Doper zijn ze uitgestapt en hebben de rest niet meer meegekregen.
Dat geldt ook voor Apollos,
die door Paulus’ medewerkers Priscilla en Aquila wordt aangesproken.
Ook hij is niet verder dan Johannes gekomen.
Ook hij weet niet van de beslissende stap van God die na Johannes kwam:
De Zoon van God die mens werd en op aarde kwam en in de Jordaan zich liet dopen.
Misschien hebben ze nog wel meegekregen dat Johannes de Doper het had
over iemand die meerder was dan hij,
maar hebben ze niet meegekregen dat Jezus bij Johannes is geweest
en zich door Johannes heeft laten dopen en de Geest als een duif op Hem neerkwam.
Als ze alleen tot Johannes de Doper zijn meegekomen,
hebben ze helemaal niets over de Heere Jezus meegekregen.
Misschien zijn ze nog steeds in afwachting van Degene
die door Johannes werd aangekondigd: Hij is veel meer dan ik.
En misschien hebben ze alleen maar de boodschap die Johannes bracht.
Dat was een ernstige boodschap: er een van oordeel, van noodzaak om jezelf te bekeren.
Zo kan het langer, zei Johannes de Doper, je moet je omkeren, een nieuw leven leiden.
Het is zelfs zo ernstig dat er een bijl klaar ligt om je levensboom om te hakken.
Dat zou zomaar de boodschap van deze mannen geweest kunnen zijn:
Een indringende boodschap: wacht niet te lang, want dan is het te laat
en dan komt God met Zijn oordeel en ben je onvoorbereid
en wordt de boom van je leven omgehakt en in het vuur geworpen.
Wel een boodschap van oordeel: het moet anders.
Maar dan zonder evangelie: dat je door Christus aan dat oordeel kunt ontkomen,
dat er redding mogelijk is.
Dat door Christus de boom van je leven overeind blijft staan,
kan bloeien als een boom die aan het water staat geplant.
Dat missen ze – zonder dat ze het weten dat ze het missen.
Paulus mag hen er op attent maken dat er meer is
en hij mag ook een middel zijn om hen de Geest te geven.
Door Paulus komt de Geest in hun leven:
ze worden door de doop aan Christus verbonden
Paulus legt hen de handen op, om hen te zegenen in de naam van Christus,
en ontvangen zo  de Heilige Geest.

Dat ze de Geest hebben, kun je deze keer wel merken bij die 12 mannen.
Ik weet niet hoe u hier in de kerk kunt merken of de Geest ontvangen is,
maar je kunt het merken aan de manier waarop ze praten.
Het is geen gewone taal.
De een zou het vertalen als tongentaal, klanktaal.
De ander vertaald het als spreken in vreemde talen.
Je ziet dat vertalingen een verschillende keuze maakt.
Wanneer je het als klanktaal zou kunnen zien, zou het een ervaring zijn
die zo overweldigd dat je de woorden er niet voor kunt vinden.
Je kunt alleen maar stamelen, zo vol, zo overweldigd ben je, zo vol van Gods Geest.
Je wilt praten, maar je buitelt over de woorden heen
en wat je zegt is niet te verstaan, zoveel emotie zit er in.
Je kunt het dan vergelijken met een ervaring die zo bijzonder is,
zo onverwacht dat je alleen maar kunt hakkelen en kunt stotteren.
Dat je je achteraf afvraagt: wat heb ik eigenlijk gezegd?
Maar of het nu die klanktaal is of het spreken in vreemde talen,
het is dezelfde ervaring als op de eerste pinksterdag in Jeruzalem,
als de Geest wordt uitgestort en de mensen beginnen te spreken over God
en de mensen daar horen het in hun eigen taal.
Het is een manier van communiceren, waarbij de Geest het overneemt.
Je vindt de woorden niet, het is wel je stem, maar de woorden die je hebt
komen niet van jezelf en wat je ook zegt, stamelt of stottert,
het komt wel bij de ander over.
Je kunt het later misschien niet meer herinneren wat je nu precies gezegd hebt,
maar die ander hoort wat hij of zij horen moet: namelijk hier is God aan het werk.
Hier is iemand die vol is van de Heilige Geest
en die Geest niet alleen voor zichzelf hoeft te houden, maar die Geest ook uitdeelt,
doorgeeft, vertelt, stamelt, stottert over dat geweldige dat Christus gekomen is.
Het gaat niet eens zo zeer om de bijzondere fenomenen,
niet om de klanktaal als zodanig, niet om dat profeteren dat die twaalf mannen doen,
maar dat het een beweging is, waarbij deze twaalf helemaal bij de kerk worden gehaald.
Ze delen in dezelfde ervaring als op de eerste pinksterdag.
Ze komen misschien via een andere route, maar mogen nu helemaal onderdeel zijn
van de kerk van Christus, volledig discipel, zonder dat ze nu iets missen van Gods werk.
Ze zijn niet meer achtergebleven en ze delen volledig in de gemeenschap.
Ze zijn niet tweederangs.
Als er een achterstand was, een gemis, dan is dat nu voorbij.
Ze horen er helemaal bij.
Als in Handelingen de Geest wordt uitgestort
is dat niet alleen iets persoonlijks, iets dat een persoon overkomt,
maar van een hele gemeenschap: de 120 mensen in Jeruzalem
en hier de twaalf mannen.
De belofte dat God Zijn Geest aan iedereen zal geven,
dat iedereen, jong en oud, dromen zal dromen en profeteren,
dat geen enkele man, geen enkele vrouw is uitgesloten,
dat elke leeftijd bereikt wordt, krijgt hier een vervolg.
Deze twaalf mannen die de eerst de Geest niet hadden,
krijgen alsnog de Geest en mogen delen in de volledige gemeenschap van Christus,
helemaal, met alles wat ze hebben, onderdeel van het lichaam van Christus.
Als de groep in klanktaal begint te praten, is dat niet om hen extra bijzonder te maken,
niet een speciale status binnen de kerk te geven,
maar juist hen op te nemen als volledig lid van de gemeente.
Dat spreken in klanktaal is dan niet bedoeld om een aparte groep te creëren
binnen de gemeente, alsof er mensen zijn die een speciale gave hebben gekregen
die anderen binnen de gemeente niet hebben ontvangen.
Maar het is een gave die aan de hele gemeente gegeven wordt
en daarom krijgt ieder afzonderlijk lid ook de Geest.
Het is ook een gave die gebruikt wordt om de gemeente op te bouwen.
Dit effect waaraan te merken dat de Geest in hen gekomen is,
is bedoeld om de gemeente op te bouwen en te versterken.
Dat was Paulus’ missie in die dagen.
Hij trok rond, niet alleen om nieuwe gemeenten te stichten,
maar de reeds bestaande gemeenten toe te rusten, voor te bereiden,
moed in te spreken voor die tijd dat hij er niet meer zou zijn,
niet meer langs zou kunnen komen, om hen te begeleiden op de weg van Christus.
Nu moeten ze op eigen benen staan.
Zelf kerk zijn op de plaats waar ze wonen en daarvoor krijgen ze de Geest.
De Geest die helemaal door hen heen gaat en hen in dienst neemt,
een middel laat zijn voor Christus.

Wat gebeurt er eigenlijk als de Geest in je komt?
Dat kunnen we zien bij Jesaja: de Geest die wordt uitgegoten.
Als een regenbui na een lange droge periode.
In de afgelopen jaren hebben we een paar droge zomers gehad,
waarbij het gras en en de bomen in de zomer bruin begonnen te worden.
In de eerste zomer sproeide ik het gazon veelvuldig, omdat ik bang was
Dat het anders dood zou gaan.
Dat bleek achteraf niet nodig te zijn.
Toen aan het einde van die zomer er eindelijk regen viel, werd het gras weer groen.
Het is bij Jesaja het beeld voor nieuw leven dat door je heen gaat.
Waardoor je weer helemaal opleeft, het doodse is voorbij, er gaat leven door je heen.
Het kan weer groeien en je kunt er weer wonen.
Er is eten en veiligheid.
Wat voorheen afgeschreven was, doodverklaard, dat komt weer tot leven.
Wat is Pinksteren? Volgende week hopen we het te vieren.
Pinksteren is dat Pasen ook in jouw leven gebeurt.
Dat je door de opstanding van Christus zelf ook weer levend wordt.
Dat je mag ervaren hoe je uit de dood weer opstaat.

Dat kan heel groots – je kunt aan een opwekking denken, waarbij een hele gemeente,
Een hele groep dit mag ervaren, net als die eerste groep in Jeruzalem,
op dat eerste Pinksterfeest.
Soms is het veel alledaagser, waardoor het heel gewoon lijkt.
Ik vind het altijd bijzonder als het aan het einde van de winter de eerste lentedag komt.
Dit jaar heeft het langer geduurd dan anders.
Ik heb veel mensen gesproken in februari en maart, die het zwaar vonden.
Het is zo donker en vooral die kou.
Toen kwamen er een paar dagen met wat zon, een bleke zon, even wat betere temperaturen
maar de kou kwam weer terug en de meesten vervielen weer terug in die somberheid.
Toen het in de afgelopen weken echt zonnig werd, en warmer,
zag je dat de mensen opvrolijkten.
Zoals de lentezon, de warmte van deze zon de kou van de winter verdrijft,
zo verdrijft de Heilige Geest de zonde, de macht van de dood.
Wat Apollos en wat die 12 discipelen mochten ervaren, toen ze de Geest ontvingen.
Dan komt er nieuw leven in je, je voelt dat je leeft.
Het is niet je eigen kracht, maar de kracht van Christus,
de Geest die vanuit de hemel komt, gezonden door de Vader en de Zoon.
Uitgezonden om je weer nieuw te maken, op te wekken uit de dood.
Er is weer leven mogelijk, je kunt er weer wonen.

God zal Zijn Geest op allen zenden, op iedereen. Niemand wordt uitgezonderd.
Iedereen mag deze ervaring hebben: dat je uit de dood opstaat, nieuw wordt,
als voorbode van die grote opstanding op de jongste dag.
En totdat het zover is, mag je hier een middel zijn.
Stamelen misschien, stotteren, omdat het zo overweldigend is wat je mag ontvangen,
dat de Geest in je komt wonen. Dat Gods aanwezigheid je vult.
Amen



Walter Brueggemann, Our Hearts Wait. (recensie)

Walter Brueggemann, Our Hearts Wait. Worshipping through Praise and Lament in the Psalms. The Walter Brueggemann Library 2, Davis Hankins (ed.). (Louisville, Kentucky: Westminster John Knox Press 2022). (recensie)

De toonaangevende oudtestamenticus Walter Brueggemann (*1933) publiceert nog steeds. Zelfs nu hij de 90 jaar gepasseerd is verschijnen per jaar meerdere boeken van zijn hand: gebeden, bijbelstudieboekjes, boeken rondom een bepaald thema.

In de serie The Walter Brueggemann Library brengt Davis Hankins fragmenten uit eerder verschenen boeken en artikelen bij elkaar en bewerkt het materiaal, zodat het boek als een geheel te lezen is. In dit tweede deel van deze Walter Brueggemann Bibliotheek voegt Hankins een aantal artikelen en boekfragmenten over de psalmen samen.

In dit boek komt de visie van Brueggemann op de liturgie en op de daarin gebruikte psalmen naar voren: in de psalmen wordt niet alleen de God van Israël de eer toegebracht die Hij waard is, maar wordt ook de deelnemer aan de liturgie gevormd met een beeld over God, over hoe de maatschappij dient te zijn en wat de taak van de gelovige is. De psalmen en de eredienst hebben niet alleen een theologische functie (het groot maken van God), maar ook een ethische en politieke functie (het verbeelden en verwoorden van hoe de rechtvaardige samenleving hoort te zijn en wat de gelovige daaraan kan bij dragen).

In dit boek komen twee uitersten van psalmen aan de orde. Allereerst gaat Brueggemann in op de lofprijzing, de doxologie. De lof op God is ook antithetisch: er wordt een counterculture (een visie op hoe de samenleving anders kan zijn) verwoord.
De lof op de overvloed die God geeft, laat zien dat we een economie niet alleen om schaarste kunnen laten draaien. De lof op God die de garantie voor waarheid en recht is veronderstelt dat de gelovige niet kan meedoen met de leugenachtige wereld, waarin waarheid wordt verdraaid als het beter uitkomt. De lof op de inzet en betrokkenheid van God betekent ook dat wij ons niet kunnen afwenden van onze medemens.
De manier waarop onze economie is opgebouwd heeft volgens Brueggemann meer weg van het harde regime van de farao dan van laten delen uit Gods overvloed. In een samenleving die op zichzelf gericht is, waar het recht van de sterkste heerst, waarin over de zwakken wordt heen gewalst, is lofprijzing daarom een daad van verzet (een subversieve daad). Om met Jaap Zijlstra te spreken: Bidden is verklappen dat het anders kan.

Het andere uiterste van de psalmen zijn de klaagpsalmen. Hankins heeft een artikel uit 1977 overgenomen, waarin Brueggemann laat zien hoe de klaagpsalmen helpen om een vorm te vinden voor verdriet. Wie met ingrijpend verlies te maken krijgt, ervaart dat de wereld de vorm en de vastigheid verliest. Hij vergelijkt de klaagpsalmen met de theorie over rouw van Elisabeth Kübler-Ross.

In 1986 schreef Brueggemann een artikel dat het in onbruik raken van de klacht een ingrijpend verlies is (‘The Costly Loss of Lament’). Exegeten als Sigmund Mowinckel, Claus Westermann, Rainer Albertz en Erhard Gerstenberger hadden het belang van de klaagpsalmen laten zien. Brueggemann verbaast zich erover dat ze niet het theologisch belang van deze psalmen hebben gezien.
De klaagpsalmen laten volgens hem zien, dat de theodicee niet een vraag naar Gods handelen is, maar een vraag naar waarom er geen rechtvaardige samenleving is. In de klaagpsalmen wordt Gods hulp ingeroepen, omdat Hij beloofd heeft garant te staan voor de zwakken en kwetsbaren. God komt voor hun recht op.

De psalmen laten zien welke relatie God met gelovigen aangaat. Het is een relatie van dialoog, waarbij gelovigen een appèl op God kunnen doen om hun leed en hun situatie in ogenschouw te nemen en daarnaar te handelen. De psalmen klinken in een gemeenschap. Wanneer de bidder gehoord is, deelt de gehele gemeente en zelfs de hele wereld in de lof op God.

Een sleutelwoord bij Brueggemann is de verbeelding: Psalmen helpen om woorden te vinden voor een samenleving die anders kan zijn. Psalmen helpen om te verbeelden hoe God gaat ingrijpen. Psalmen bevatten verhalen – over het ingrijpen van God en die andere samenleving – die niet vergeten mogen worden. Psalmen helpen de gelovige op die manier om weerbaar te worden in een samenleving die sterk op het regime van de farao lijkt.

Verdere delen uit The Walter Brueggemann Library
1) Deliver Us. Salvation and the Liberation God of the Bible (2021)
(over de exodus-ervaring en profetische kritiek)
3) Hope Restored. Biblical Imagination against Empire (2023)
(over het bijbelse visioen van een eerlijke samenleving)
4) Grace Abounds. God’s Abundance against the Fear of Scarcity (verschijnt dit jaar)

Andrew Root / Blair Bertrand – Wachten op God (recensie)

Andrew Root en Blair Bertrand,  Wachten op God. Vanuit geloof en geduld bouwen aan je gemeente.  KokBoekencentrum Uitgevers, 2024. 160 pag. 20,- (recensie)

In de afgelopen jaren schreef Andrew Root een aantal boeken, waarin hij uitlegt op welke manier onze tijd een crisis in de kerk en de theologie veroorzaakt. Die crisis wordt niet zozeer veroorzaakt door de kerkverlating, maar door een ingrijpendere crisis: het gebrek aan geloof dat God in deze tijd nog handelt. Omdat er geen vertrouwen meer in Gods handelen, is de gedachte dat de kerkleiding en kerkleden zelf van alles moeten doen om de kerk te redden. Volgens Root deelt de kerk daarom in de malaise van deze seculiere tijd: God doet het niet meer en dus moeten wij het doen. Omdat Root in deze serie in gesprek was met sociologen en theologen heeft hij nu samen met Blair Bertrand een compactere en vereenvoudigde versie geschreven. Onlangs is een vertaling verschenen. Er is niet gekozen voor de vertaling van de Engelse titel. Dan zou het boek heten: Als de kerk stopt om te werken. Een toekomst voor je gemeente zonder dat geld, beleidsplannen en innovatie de hoofdrol spelen. De titel luidt nu: Wachten op God. Vanuit geloof en geduld bouwen aan je gemeente. De vertaling is van Milly Born-Wegman.
Root en Bertrand leggen eerst uit dat de crisis van de kerk anders is dan je zou denken en dat de oplossing die vaak gekozen wordt de verkeerde oplossing is, die de kerkleden overvraagt en uitput. De gedachte is dat de crisis veroorzaakt wordt door krimp en kerkverlating en dat deze krimp alleen door innovatieve ideeën, die aantrekkingskracht hebben, kan overwonnen worden. De gedachte dat innovatieve ideeën helpen om de krimp tegen te gaan, wordt versterkt door het idee dat groeiende kerken vaak innovatief zijn. Deze gedachte rekent echter niet met God, die de kerk bouwt en leidt. De seculiere crisis zorgt ervoor dat de kerk óf vol nostalgie in het verleden blijft hangen en het verleden idealiseert als een tijd waarin de kerk van maatschappelijke betekenis was, óf dat de kerk met het hoofd in de wolken loopt en droomt van een toekomst, die wel eens nooit zal aanbreken. Root en Bertrand voeren het pleidooi om in het hier en nu te leven en Gods handelen te verwachten. Doet de kerk dat niet, dan krijgen krachten vrij spel die afbreuk doen aan het evangelie. Root en Bertrand wijzen op megakerken, die hun leden schoffeerden omdat zij niet konden blijven aanhaken. Een voorganger met succes mag grensoverschrijdend gedrag vertonen, want het succes is heiliger dan het evangelie zelf. Root en Bertrand wijzen erop dat God vaak niet via succes werkt, maar vaak onopvallend ruimte schept voor Zijn handelen.
De kerk moet daarom niet zelf als eerste handelen, maar leven in verwachting dat God zelf zal handelen. De keuze voor de titel is daarom niet gelukkig gekozen. Want het gaat de schrijvers niet om een afwachtende houding, maar om een houding vol verwachting. Tijdens het verwachtend uitzien naar Gods handelen vertellen de leden van de gemeenschap elkaar verhalen over hoe zijzelf Gods handelen hebben ervaren. Het is niet eenvoudig om pas op de plaats te maken. Het kan zelfs het sterven betekenen – sterven in de zin van het afsterven van het ongeloof en de oude mens. (Ik moest daarbij denken aan een korte discussie van langgeleden over een column van Willem Maarten Dekker, waarin hij het had over het begraven van de kerk.) Door het sterven heen kan de kerk als gelouterde gemeenschap zien welke taken God voor deze kerk op het oog heeft. In de verhalen die aan elkaar verteld worden komt een wachtwoord bovendrijven dat de inspiratiebron vormt voor het doen en laten van de kerk in alle facetten. Zo’n wachtwoord is geen slogan of goedkope leus, maar een korte geloofsbelijdenis aan de ervaring ontsprongen. Wanneer de kerk handelt vanuit dit wachtwoord, deze korte belijdenis dient de kerk dit wachtwoord als een op ervaring gestoelde geloofsbelijdenis in ere houden. Wanneer het wachtwoord losraakt van de ervaring, wordt het wachtwoord een mantra. Dan wordt het meer een opdracht die de gemeente zichzelf heeft opgelegd en niet een belijdenis die helpt om Gods handelen te blijven verwachten en een belijdenis die helpt om de roeping ter plekke te vinden.
Root en Bertrand schreven dit boek voor kerkenraadsleden. Ik denk dat er nog een vertaalslag nodig is naar het niveau van kerkenraadsleden. Er zouden meer verhalen opgenomen kunnen worden, waarin de gedachten van Root en Bertrand worden uitgelegd. Daarbij hadden er meer aanwijzingen en (groeps)opdrachten of gespreksvragen opgenomen kunnen worden, waarbij kerkenraden uitgedaagd worden om niet in de gebruikelijke reflex van handelen te schieten, maar om verwachtingsvol uit te zien naar Gods handelen. Ook had duidelijker uitgelegd mogen worden hoe je dat doet: hoe je de tijd vult met verwachtingsvol uitzien naar wat God doet en hoe je dat doet: elkaar die verhalen vertellen waarin je iets van Gods werk en aanwezigheid hebt gemerkt.

Preek hemelvaartsdag 2024

Preek hemelvaartsdag 2024
Schriftlezing: Psalm 47 / Handelingen 1:4-12

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Stel dat je als gemeente de mogelijkheid krijgt aangeboden om uit te leggen
Waarom Hemelvaartsdag voor de kerk een belangrijke dag is – hoe zou je dat aanpakken?
Er is een stichting, een organisatie die je een aardig bedrag geeft
en je mag zelf weten hoe je het aanpakt.
Het hoeft niet alleen een uitleg te zijn. Je mag ook iets laten zien, iets neerzetten,
Waarbij de aanwezigen kunnen ervaren: dit is waarom de kerk hemelvaartsdag viert.
Hoe zou je het aanpakken, als je mocht laten zien wat de hemelvaart van Christus betekent?
Zou je dan het verhaal navertellen van Jezus die afscheid neemt van de leerlingen?
Of zou je iets anders laten zien, laten horen – van de betekenis van hemelvaart?

In de huidige godsdienstpedagogiek is er een stroming die zegt:
je moet aan kinderen en jongeren niet zozeer uitleg geven over het geloof,
maar je moet ze hen er in meenemen, hen het laten ondervinden,
bijvoorbeeld in een kerkdienst, op een reis naar een bijzondere plek (pelgrimage),
net zoals de oorlog hen wel eens meer zou kunnen zeggen als je hen een bloem laat leggen
bij een van de graven van de geallieerde soldaten die hier begraven liggen
dan wanneer je alleen iets uitleg geeft over de oorlog.
Laat het ze meemaken, laat hen er iets van ervaren. Dan zegt het meer.

Zo zou het ook met hemelvaart kunnen: niet alleen uitleg,
maar laat de kinderen, jongeren, volwassenen er iets van ervaren.

Om iets met zo’n opdracht te kunnen, moet je zelf ook weten wat de betekenis is
van deze dag, weten waarom we als kerk deze dag vieren,
waarom het op deze dag anders is dan op een gewone donderdag.
Weet jij het? Weet u het?
Misschien heb je wel moeten uitleggen, gisteravond of vanmorgen,
dat je vanmorgen naar de kerk gaat
en was de reactie van je zoon of dochter: Waarom gaan we eigenlijk naar de kerk?
Waarom moet je met hemelvaartsdag naar de kerk? Valt er iets te vieren dan?
Wat valt er te vieren als je bedenkt dat Jezus naar de hemel is gegaan
en ons heeft achtergelaten hier op deze aarde – zonder dat Hij bij ons gebleven is.
Goed, Hij heeft Zijn Heilige Geest gegeven en door Zijn Geest is Hij nog steeds bij ons.

In Handelingen 1 zien we maar één kant van hemelvaart: het weggaan van Jezus,
Jezus die Zijn leerlingen zegent en terwijl Hij hen zegent hen achterlaat op aarde
en in de hemel wordt opgenomen.
Je ziet er iets van de verbazing dat Jezus hen verlaat, want ze blijven naar de hemel kijken
en er zijn twee engelen nodig om hen te vertellen dat Christus eens terugkomt
en dat zij, de leerlingen, ondertussen naar Jeruzalem moeten gaan.

Er is ook een andere kant – niet alleen het weggaan van Christus van de aarde,
maar ook Zijn aankomst in de hemel.
Als we dat nu eens zouden kunnen laten zien: hoe Christus de hemel weer binnentreedt,
ontvangen door de engelen die er in de hemel zijn.
Er zijn bepaalde gedeelten in het Nieuwe Testament die daarnaar verwijzen::
Jezus die de hemel binnentreedt en in de hemel de troon bestijgt,
of plaatsneemt naast de Vader in de hemel – gezeten aan de rechterhand van God de Vader.
Dat onze Heer van de aarde is heengegaan, opgestegen, weggenomen,
dat is wat er voor ons zichtbaar was, voor de leerlingen die erbij waren.
Er is ook die andere kant: de aankomst in de hemel.

Hoe moet dat er uit gezien hebben: de aankomst van onze Heer in de hemel,
het ontvangst van de engelen, een grote menigte bij elkaar, hun Heer weer terug.
Want zo wordt Jezus in Hebreeën genoemd: de Heer van de engelen.
De vreugde die deze engelen hebben: hun Heer is terug na de grote missie op aarde.
Hoe zag Jezus er uit op het moment van de aankomst in de hemel?
Had Hij weer de hemelse glans en glorie, de hemelse heerlijkheid die Hij eerst had,
die Hij aflegde om mens te worden, om zelfs een slaaf te worden,
Van het allerhoogste – de Heer over alles – tot het laagste – een slaaf die dient.
En hoe klonk het Christus de hemel binnenkwam?

Toen prins Charles op de dag van de kroning de kerk binnenkwam,
klonken er trompetten die zijn komst aankondigden,
en om de mensen te doen opkijken naar dat moment dat hij de kerk binnenkwam.
Toen hij de kerk binnentreed, zette het orgel in en werd er gezongen:
I was glad when they said unto me : We will go into the house of the Lord.
Het waren woorden uit Psalm 122:
Ik ben verblijd, wanneer men mij

Godvruchtig opwekt: “Zie, wij staan

Gereed, om naar Gods huis te gaan;

Kom, ga met ons en doe als wij.”

Wat hebben de engelen gezongen, begeleid op de trompetten en de harpen?

In Openbaring meldt Johannes een van de lofzangen die er in de hemel klinken:
Aan Hem die op de troon zit, en aan het Lam
zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht
in alle eeuwigheid. Amen

De verlosten uit de tijd van het Oude Testament, die door Christus de vrijheid kregen
toen Hij neerdaalde in het rijk van de dood – om hen de vrijheid aan te kondigen,
om in het rijk van de satan, om waar zij gebonden waren, te bevelen
dat zij moesten uitgaan.
Zij zullen hebben meegezongen en gedanst hebben vanwege de verkregen vrijheid
– als de bevrijde Nederlanders die zongen toen de Canadezen binnentrokken.

Vanuit Psalm 47 wordt bij hemelvaart ook wel gedacht aan zo’n intocht,
als de intocht van de koning, als een processie van de koning die zijn macht toont,
als een keizer in Rome die met een overwinningstocht aan de inwoners van Rome
de overwonnen volken en de buitgemaakte schatten toont,
zo de intocht van Christus in de hemel,
een indrukwekkende optocht met achter Hem degenen die overwonnen zijn,
de  machten die in Hem de meerdere moesten erkennen:
De duivel, de zonde, de dood – en elke andere macht, of demon, of geest
die het leven op aarde kapot maakt en God tegenwerkt.
Daar lopen ze, die machten die op aarde het voor het zeggen hebben,
achter Christus aan, gedwongen, verslagen, van hun macht beroofd.
Je hoeft er niet meer bang voor te zijn: voor de duivel niet, de dood niet, de zonde niet.
Ze zijn overwonnen en lopen als verslagenen achter Christus aan.
Ze worden tentoongesteld aan de aanwezigen in de hemel:
de verlosten die op aarde gezucht hebben onder het juk van de zonde,
die in de macht van de duivel waren, die vreesden voor de dood,
omdat ze zich daar niet konden bevrijden.
Ze zien nu hoe die vijanden overwonnen zijn en in hun machteloosheid getoond worden
en aan het hoofd de Heer van alles: Christus de overwinnaar.

We zingen het hier op aarde geregeld:
Prijs de Heer. De weg is open naar de Vader naar elkaar

Jezus Christus, Triomfator mijn Verlosser, Middelaar

De koning wordt met alle eer binnengehaald, de eer die Hij voor de overwinning krijgt,
de overwinning die Hij betaalde met Zijn eigen dood.
Misschien – we weten het niet – zijn de littekens van het kruis nog zichtbaar:
de doorboorde handen, de tekenen van de doornenkroon op Zijn hoofd,
maar als Hij daar binnenrijdt de hemel in, zijn het tekenen van Zijn overwinning.
De dood kon Hem niet houden. De duivel kon Hem niet de baas.
De zonde wist Hem niet in de macht te krijgen.
En nu rijdt Hij daar de hemel binnen, in een overwinningstocht.

Als de trompetten die klonken toen prins Charles de kerk binnenkwam
om zijn komst aan te kondigen en aanwezigen mee te nemen naar dat moment
dat hij binnen zou treden op weg naar de kroning,
zo worden we in Psalm 47 opgeroepen om te gaan staan en mee te doen,
om de Koning van de wereld, de Heer boven aller heren met alle eer te ontvangen:
Juich o volken juich, handklap en betuig.
Alle volken, klap in de handen, juich voor God met luide vreugdezang.

Wij waren er niet bij in de hemel, toen Christus daar binnenkwam.
Wij kunnen er alleen met onze verbeelding bij zijn,
wij kunnen alleen van dat moment zingen – om er op die manier bij te zijn
in geloof – nog niet in aanschouwen,
maar wel in de zekerheid dat Christus zo door de hemel ging,
in die triomftocht, met de overwonnen machten achter Hem aan.

Het moet een eer geweest zijn voor de kinderen van Korach
om de muziek te componeren, de psalm te schrijven die bij de intocht klinkt.
Soms wordt wel gedacht dat deze psalm klonk bij een processie
waarbij de ark door de straten van Jeruzalem werd gedragen.
Dat kwam in het Oude Nabije Oosten wel voor
dat het beeld van de godheid in een processie door de stad werd gedragen
om zo de zegen die ervan uit die god zou komen te tonen, te verspreiden.
De ark was bedoeld als een troon, voor de God van Israël, de Koning der wereld
de Heer over alle volken, die wel Zijn troon in Jeruzalem in de tempel had,
maar regeerde vanuit de hemel over heel de wereld.
Daarom moet iedereen meedoen.
Niet alleen het volk van Israël, niet alleen de inwoners van Jeruzalem,
maar iedereen op deze wereld, alle mensen die er zijn,
die het leven van onze Schepper hebben ontvangen, de Allerhoogste.

Indrukwekkend moet het zijn geweest toen Christus de hemel binnenkwam,
om daar bij de troon de plaats te nemen, om nu vanuit de hemel te regeren,
samen met de Vader op de troon.

In God de Vader op zijn troon
geloven wij en in de Zoon
uit God geboren voor de tijd
Hem zij de macht in eeuwigheid. (Gezang 342:1 Liedboek 2013)

De allerhoogste Heer is ontzagwekkend:
Je hebt als mens ontzag voor Hem.
En zelfs de duivel, de dood, de zonde – al zijn ze tegen Hem ingegaan
sidderen en buigen voor Hem, de allerhoogste Heer.
En die macht is er niet alleen in de hemel, maar ook op aarde
en daarom zijn we vandaag bij elkaar, omdat de processie in de hemel,
de overwinningstocht van Christus door de hemelse gewesten
ook gevolgen heeft voor ons hier op aarde.
Met diezelfde macht waarmee Hij de duivel, de dood en de zonde versloeg
regeert Hij over de aarde en beschermt Hij de zijnen.
Iedereen moet Hem eren.
In ieder mens moet het ontzag voor deze God zijn, de enige God die er is.
Die in Christus naar de aarde kwam.

Hier op aarde klinkt de lof op deze God:
Lof zij de Vader, die ons schiep
en het licht uit nacht tevoorschijn riep.
Lof zij de Zoon die onze nood,
ons kruis verdroeg en onze dood.

Israël was door de Heere uitgekozen als de plaats op aarde,
de plaats waar de tempel stond, waar het volk kon samenkomen.
God is in ons midden.
Een plek die door de Heere beschermd werd:
Zijn volk kon er veilig wonen, beschermd tegen vijanden.
Een klein volk, een klein land – geen wereldmacht, geen wereldstad
en toch het volk en de plaats van de Heere, om daar te zijn
en van daaruit te regeren.
Psalm 47 zingt van de vreugde die losbarst als zichtbaar wordt dat de Heere regeert.
Niet dat Hij dan pas begint, maar het is tentoonspreiden van die macht,
die zichtbaar wordt, terwijl de Heere vaak meer in het verborgen regeert.
De vreugde die er op aarde is, de vreugde die er in de hemel is,
nu nog van elkaar gescheiden, maar eens in een gezamenlijk lied,
met het visioen uit Openbaring als laatste gelovigen uit alle volken mogen aankomen
en iedereen voor de troon staat en zal zingen ter ere van deze Koning.
Deze Koning die bereid was koning-af te zijn, Zijn heerlijkheid af te leggen,
mens, slaaf te worden, van het allerhoogste naar het allerlaagste, tot in de hel en de dood.
De lofprijzing, de heerlijkheid, de wijsheid, de dankzegging, de eer, de kracht en de sterkte
is aan onze God in alle eeuwigheid. Amen.

Zo bijzonder, zo indrukwekkend als het daar zal klinken,
zullen we het hier op aarde nooit kunnen laten klinken.
Zo’n grootse menigte van verlosten, van bevrijden zullen wij hier nooit samenbrengen,
de kerk van alle tijden en alle plaatsen,
de kerk die op aarde streed en nu in heerlijkheid is aangekomen. Bij Hem.
Lichtstad met uw paarlen poorten, wondre stad zo hoog gebouwd
nimmer heeft men op deez aard ooit uw heerlijkheid aanschwoud.
Daar zal ik mijn Heer ontmoeten.
Het hemels Jeruzalem, waar de Heer Zijn intocht hield, voor altijd regeert.
Nu al, maar dan volledig, met ieder verzameld die bij Hem hoort.

Iedereen moet Hem kennen. Iedereen moet Hem dienen.
Hij is het waard.
En hoe meer mensen Hem kennen en dienen, hoe groter die menigte zal zijn,.

Hoort! Een woord van eeuwig leven –
Christus die ten hemel vaart:
Mij is alle macht gegeven
in de hemel en op aard;
gaat vertolken alle volken
wat u werd geopenbaard!
Amen

Een woord voor nu

Niels de Jong, Een woord voor nu. Bijbelstudies over Handelingen. KokBoekencentrum Uitgevers, 2024. 128 pag. 13,99. (recensie)

In deze maanden zullen de boekjes voor de bijbelkringen weer worden uitgezocht. Een goede suggestie is dit boekje van ds. Niels de Jong met bijbelstudies over Handelingen. De Jong is predikant van de missionaire protestantse gemeente Noorderlicht (Rotterdam). In het boek Handelingen ziet De Jong een aantal thema’s aan de orde komen die hij herkent uit de praktijk van vandaag. Het boekje is goed voor 10 avonden, allemaal rondom een thema dat in dat bijbelgedeelte aan de orde komt. Thema’s zijn zoal: missie, Geest, gebed, gemeenschap, bekering, bemoediging. Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd: een introductie, een beknopte uitleg, het bijbelgedeelte in het geheel van Handelingen, een woord voor nu, gespreksvragen en een bijpassend gebed. Doordat de hoofdstukken niet te lang en ook niet te ingewikkeld zijn geschreven, is elke deelnemer van de bijbelkring in staat om zich voor elke avond voor te bereiden. Genoeg ingrediënten voor een seizoen met mooie avonden. Daarbij is het boekje ook geschikt als bijbelse verdieping wanneer een kerkenraad, een kring, een groeigroep of gemeente aan de slag wil met missionaire bezinning.

Preek zondag 28 april 2024

Preek zondag 28 april 2024
Schriftlezing: Jesaja 12  / Handelingen 16:14-40

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

In deze weken van april en mei kunnen er bij stil staan hoe bijzonder onze vrijheid is.
Op 17 april 1945 werden de laatste Duitsers bij IJsselvliedt overmeesterd.
Dat gebeurde door de Binnenlandse Strijdkrachten.
Een dag later kon burgemeester Bakker doorgeven dat Oldebroek was bevrijd.
Weer een dag later, 19 april, kwam er een groep Canadese soldaten naar Oldebroek.
19 april is ook de datum waarop Oosterwolde de vrijheid weer mocht hebben.
Komende zaterdag kunnen we dat weer gedenken,
op de begraafplaatsen van Oldebroek en Oosterwolde,
Waar we degenen kunnen gedenken die hun leven gaven voor onze vrijheid.
Deze soldaten, vliegeniers meestal, die hier begraven zijn, zijn gestorven
in de oorlog die ons de vrijheid gaf.
De soldaten die hier begraven hadden, hadden waarschijnlijk ook mensen thuis
die van hen hielden en die op hen wachtten en moesten missen,
omdat ze niet thuis kwamen, maar tijdens de oorlog stierven.

Ook hier heeft de oorlog grote gevolgen gehad.
Een jaar voordat de bevrijding kwam waren er razzia’s in zowel Oosterwolde als Oldebroek.
De Duitsers gingen de huizen langs om onderduikers op te pakken, zoals in Oosterwolde,
of om mannen mee te nemen die moesten helpen om verdedigingswerken aan te leggen.
Van degenen die opgepakt werden, kwam niet iedereen terug.
We gedenken hen: de soldaten die hier begraven liggen,
de soldaten en verzetsmensen die hier zijn omgekomen in de oorlog,
samen met de burgers die door oorlogsgeweld zijn gestorven.

Wanneer je land bezet is en de vijand die je land bezet, steeds wreder wordt,
dan kun je uitkijken naar de bevrijding.
In de afgelopen jaren heb ik van een aantal die de bevrijding nog konden herinneren
gehoord hoe bijzonder dat moment was:
het moment dat er Canadese soldaten het dorp kwamen binnenrijden,
Waardoor je wist: de oorlog is nu echt voorbij.
Niet meer de vliegtuigen die overvliegen om het spoor of de weg te beschieten,
geen angst meer dat er soldaten je huis binnenvallen om iemand mee te nemen,
bidden dat degenen die gevangen zijn, of in de kampen verblijven kunnen terugkeren.
Zo’n moment van bevrijding vergeet je je leven nooit meer.
De angst is weg, de onderdrukking is weg, je bent weer vrij!
Het is daarom belangrijk om steeds er bij stil te staan hoe bijzonder het is
om te leven in vrijheid.

Voor deze zondag ben ik op zoek gegaan naar een gedeelte uit de Bijbel
waarin er ook sprake is van het beleven van de vrijheid.
In bepaalde tradities heeft elke zondag bepaalde Schriftlezingen die vaststaan
– dat wordt ook wel een leesrooster genoemd.
In zo’n leesrooster kwam ik deze twee Schriftlezingen tegen voor deze zondag.
Het is namelijk de vierde zondag na Pasen – zondag Cantate:
Zing de Heere een nieuw lied, want Hij heeft wonderen gedaan!
Met heel je hart zingen voor God, omdat Hij dat moment van bevrijding geeft.

Jesaja 12 lazen we.
Dat hoofdstuk is een lofzang op God.
Er komt een dag dat je vol vreugde zult zingen,
omdat je mag meemaken dat God je bevrijd heeft.
Het bijzondere ervan is dat die ervaring van weer vrij te zijn nog toekomstmuziek is.
Die bevrijding heb je nu nog niet meegemaakt.
Je kijkt ernaar uit, je verlangt ernaar, je bidt erom dat het zal gebeuren.
Nu leef je nog onder een bezetting en ben je niet vrij,
maar je krijgt van de Heere de garantie dat het moment van bevrijding eraan komt
Dan zul je er van zingen.
Dat gebeurt vaker in de Bijbel: zeker bij de profeten.
Er wordt met een stelligheid aangekondigd dat God gaat helpen en bevrijden.
Dat Hij komt, dat Hij uitredding biedt.
Je hebt nu al de zekerheid dat je op dat moment van vreugde zult zingen.
En je kunt er nu al van zingen, want God gaat dit doen.
Dat is het bijzondere van het geloof, zoals de Bijbel dat doorgeeft:
dat hoe moeilijk de situatie ook is toch kunt zingen,
omdat je weet dat God er bij is
en dat wanneer God er niet is, dat je weet dat Hij zal komen.

Afgelopen week zongen we bij een afscheidsdienst:
In de nacht van strijd en zorgen kijken we naar U omhoog,
biddend om een nieuwe morgen, om een toekomst vol van hoop.
En we zongen gelijk ook van de zekerheid dat die toekomst er zal zijn,
ook al neem je afscheid van iemand van wie je zoveel gehouden hebt,
een liefde die niet voorbij gaat, die je in je hart meedraagt:
U geeft een toekomst vol van hoop; dat heeft U aan ons beloofd.                       

Niemand anders, U alleen, leidt ons door dit leven heen.
We zingen, omdat we weten dat God er is, dat Hij zal dragen nu er verdriet is.
We zingen, omdat we weten  – hoe ingrijpend ook is dat er iemand overleden is
van wie je zoveel houdt, omdat je dan afscheid moet nemen –
dat God sterker is dan de dood.
We zingen, omdat we weten dat waar wij niet verder kunnen
– wij staan aan deze kant van de rivier en degene van wie je zoveel houdt,
wordt opgehaald door Christus, de trouwe bootsman.
Hij kan je door de dood heen geleiden, die rivier laten oversteken.
Daarom kunnen we zingen, zelfs bij zo’n verdriet,
omdat we van Christus mogen weten.

Op die dag zul je zingen, zegt Jesaja.
Je begrijpt het nu misschien niet hoe dat kan,
omdat die bevrijding er nog niet is, omdat je die bezetting nog ervaart,
omdat je nog midden in de oorlog bent.
Maar God komt, Hij blijft niet weg. Hij zal redden, Hij zal die bevrijding brengen.

In de psalm die Jesaja zingt, alvast in het voren, een voorschot op de komende bevrijding,
zingt hij ook dat ook de volkeren rondom Israël moeten horen van onze God,
zij moeten weten dat onze God zo bijzonder is.
Dat geeft vreugde, vrolijkheid, je wordt er opgetogen van.
Je kunt er van zingen, je kunt er van dansen.
En je houdt het niet voor jezelf.
Je zingt niet op je slaapkamer, zodat niemand anders dan God je hoort,
maar je zingt het buiten, je neemt anderen er in mee.
Zij moeten weten hoe bijzonder onze God is.

Dat is wat Paulus en Silas ook gaan doen, als ze in Filippi komen.
Ze komen het evangelie brengen.
Ze komen er als zendeling met de boodschap over Jezus Christus.
Maar de zending begint niet pas in het Nieuwe Testament.
Het Oude Testament is vol van de verwachting dat ook andere volken over God zullen horen
en dat ze zo onder de indruk zullen zijn van de God van Israël
dat ze ook bij deze God willen horen.
Zo komen Paulus en Silas in Filippi:
In het Oude Testament wordt er al naar uitgekeken, wordt de hoop al uitgesproken:
niet alleen de Joden, maar ook andere volken zullen onze God dienen.
Nu is die tijd dan ook echt aangebroken en mogen die andere volkeren over God horen
en kunnen ze mee doen met die lof die in Jesaja 12 klonk,
de lof waartoe in Psalm 98 wordt opgeroepen – Zing voor de Heere een nieuw lied.
In Filippi wordt er gezongen – op een bijzondere plek, een onverwachte plek:
diep in de gevangenis, op de meest donkere plek die er is.
Dat is denk ik ook de reden waarom deze Schriftlezing voor deze zondag gekozen is:
zingen in de nacht – net als Psalm 42, zingen omdat je God verwacht.

Maar ik eerst nog even dat meisje, die slavin.
Voor haar is het leren kennen van Jezus een echte bevrijding.
Die ervaring die het volk Israël had, toen het uit Egypte mocht,
de ervaring van Jesaja 12, dat God zo’n geweldige bevrijding geeft.
Dat kan je ook gebeuren wanneer je in aanraking komt met Jezus, zoals die slavin.
Die slavin heeft een bepaalde geest – een bepaalde manier van denken,
van aanvoelen, van weten wat op je afkomt.
Ze kan van mensen zien wat hen te wachten staat.
Als iemand bij haar komt, die een verre reis wil maken,
om in een verre stad een handel te beginnen, kan zij zien of iemand daar slaagt
en veilig terugkomt, rijk geworden door de winst – of dat het een mislukking wordt.
Wanneer iemand die ziek is bij haar komt, kan ze zien of hij weer beter wordt.
Zij kan zien of iemand een geschikte kandidaat is, niet omdat ze die ander kent,
maar omdat ze weet wat er in de toekomst gaat gebeuren.
Daar valt geld mee te verdienen.
Dat het een verkeerde geest is, die haar beheerst, dat maakt de eigenaars niet zoveel uit.
Want zijzelf hebben er baat bij.
Zij kunnen veel verdienen door deze gave die ze heeft.
Wanneer iemand in Israël deze gave had, mocht hij of zij er niet mee aan de slag,
dit niet in praktijk brengen, niet uitoefenen.
Waarom niet? Het is toch te begrijpen dat je zekerheid over je toekomst wil,
dat je wil weten of je na een lange reis wel aankomt op je bestemming
en dat de handel die je wilt opzetten kans van slagen heeft
of dat wanneer je ziek bent weer beter kunt worden?
Omdat je dan in Gods wereld komt,
omdat je dan als mens op een terrein waar je niet mag komen.
Misschien omdat je dan de toekomst naar je hand wilt gaan zetten,
de toekomst wat wilt bijsturen, wat wilt gaan manipuleren.
Maar wij zijn God niet. Wij kunnen dat niet: bepalen wat er moet gaan gebeuren.
Het is voor de slavin ook geen gezonde situatie.
Om met woorden van onze tijd te zeggen: ze is zichzelf niet.
Ze kan zichzelf niet zijn, want die geest stuurt haar aan,
die geest heeft de regie overgenomen.
Je kunt spreken van een bezetting – bezetenheid.

In naam van Jezus geeft Paulus haar de vrijheid terug.
Want deze vrouw had steeds Paulus en Silas nageroepen.
Wat ze zegt was de waarheid, maar het kan een toon gehad hebben,
Waarmee ze het werk van Paulus en Silas belachelijk wilde maken:
Zij komen namens de allerhoogste God
en als je gered wilt worden, dan kun je bij hen terecht.
Stel dat je bij een groep mensen komt, die niet geloven en weinig van de bijbel weten
– en daar hoef je vandaag de dag niet eens zo ver –
en je zegt dan tegen iemand: Wil je gered worden? Dan vertel ik je over Jezus.
Dan zul je vast vreemd aangekeken worden.
Maar wat die vrouw ook kon aan zien komen,
dat ze zelf die redding zou krijgen, waar ze over sprak, had ze vast niet zien aankomen.

Dan komt die bevrijding.
Zoals de Oldebroekers en Oosterwoldenaren in april 1945 dat mochten ervaren,
zoals het volk Israël dat mocht ervaren, toen het uit Egypte ging,
zo mocht deze vrouw het ook ervaren.
In naam van Jezus – als Jezus de Zoon van de allerhoogste God is,
Als ze dan in naam van die allerhoogste God bevrijding en redding aankondigt,
mag ze die redding, die bevrijding zelf ervaren.
Ze mag het met Jesaja mee uitzingen:
Op die dag zult u zeggen:

Dank de HEERE, roep Zijn Naam aan,
maak Zijn daden bekend onder de volken,
roep in herinnering dat Zijn Naam hoogverheven is.

Dat ze die geest niet meer heeft, dat zij niet meer in Gods werkelijkheid kan kijken,
is al snel bekend als iemand komt voor een voorspelling en zij geen antwoord kan geven.
Dat wordt niet op prijs gesteld.
Ze hebben geen oog voor de bevrijding.
Zij zullen de vreugde niet kunnen begrijpen, die moet tintelen in deze vrouw
nu ze door Jezus weer zichzelf mag zijn, vrij, bevrijd, gered.

Zo komen Paulus en Silas in de gevangenis, een donker hol,
met de voeten vastgezet – een extra manier om te pijnigen.

En wat denk je wat ze gaan doen?
Wat zou jij doen als je ten onrechte in de gevangenis komt.
Als je niet weet of je er uit zult komen?
Weet je wat Paulus en Silas gaan doen? Zingen.

Daar zitten ze in de inktzwarte duisternis van deze vochtige gevangenis. 

Onterecht beschuldigd, tot bloedens toe geslagen, hun voeten in blokken. 

Zij hebben verkondigd hoe Jezus de Heer van de wereld was, de redder van de kosmos. 

Elk klein hoekje van deze wereld behoort Hem toe.

 En nu overkomt hen dit.


Paulus stelt voor om te gaan zingen.

‘Zingen? Nou, vooruit,’ zegt Silas weinig enthousiast, ‘jij begint.’

Paulus begint te zingen uit Psalm 9
(misschien was het de oude berijming uit het oude psalmboekje van lang geleden):

Ik zal met al mijn hart den Heer’,
blijmoedig geven lof en eer.

Je kunt Paulus onmiskenbare bas de psalm vol overgave horen zingen.
Silas gaat meezingen met een onzekere tenorstem.

Mijn tong zal mijn gemoed verzellen
en al Uw wonderen vertellen.

Twee Joodse mannen van middelbare leeftijd die een thuis zoeken in deze donkere wereld door samen een psalmduet te zingen.
Je kunt je erover verbazen. Jezus is Heer van deze wereld.
Elk klein hoekje behoort hem toe. Werkelijk!


Psalm 42 zingt: Ik zal Zijn lof zelfs in de nacht,
zingen daar ik Hem verwacht.
Als je opgesloten zit in een donker hol, zoals Paulus en Silas.
als de golven over je heen slaan, zoals in Psalm 42.
Als je in een afscheidsdienst bent, zoals de families in de afgelopen week.
Als je stilstaat bij de oorlog zoals komende zaterdag.
Zingen van de opgestane Heer. Het is Pasen geweest. Jezus leeft.
Amen

Preek zondag 21 april 2024 morgendienst

Preek zondag 21 april 2024 morgendienst
Johannes 21:1-23

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Er is een ongemakkelijke stilte op het strand, daar bij het Meer van Tiberias.
Niemand durft Jezus iets te vragen.
Ze kijken elkaar aan: ‘Vraag jij het?’ lezen ze in elkaars ogen.
Dan kijken ze naar Jezus, maar ze houden hun mond.
Ze durven het niet. Ze durven de vraag niet te stellen: ‘Wie bent U?’
Ze hopen allemaal dat een van de andere discipelen die vraag zal stellen,
zodat zij die vraag niet hoeven te stellen.
Ze wachten tot Jezus iets zegt en het zwijgen doorbreekt
en het antwoord op de vraag geeft, het antwoord dat ze eigenlijk al weten.
Het hoeft niet uitgelegd te worden: Hij is het.

Zou dat ook kunnen vandaag de dag? Dat je gaandeweg merkt: Het is Jezus!
En dat je je tegelijkertijd nog afvraagt: Bent U het echt wel?
En dat je het antwoord al weet, omdat je voelt: Ja, U bent het echt!
Dat het gebeurt tijdens een kerkdienst: dat het stil valt en je met z’n allen voelt.
Hij is er echt. Hij is nu aanwezig.
En dat het een blijdschap geeft, maar ook een bepaalde spanning:
Bent U hier nu echt aanwezig? Ja, Ú bent het echt.
Je bent verrast en toch is dat vreemd om verrast te zijn,
want is de kerkdienst niet de plek waar Jezus zich aan je voordoet?
Of tijdens een bezoek: Je komt namens de kerk.
En gaandeweg het gesprek komt er een bepaalde verdieping,
die je zelf niet hebt gezocht, maar die gaandeweg ontstaat, er komt een heilige sfeer.
Je voelt het zelf aan en ook degenen bij wie je op bezoek bent
en het is niet nodig om het te benoemen dat Christus er ook bij gekomen is,
omdat je allebei aanvoelt: Hij is er ook bij,
zo maar erbij gekomen, zoals Hij er ook toen was op de vroege morgen aan het strand.
Of dat je een diaconievergadering hebt en je praat met elkaar over een bepaald doel
en je voelt met elkaar aan: dit doel moeten we steunen, je voelt het met elkaar aan
en je weet ook: dit doen wij niet zelf,
hier is de Heer van de kerk zelf aan het werk: Christus, zoals Hij ook daar was
bij het meer van Tiberias, op het strand, waar de discipelen elkaar zwijgend aankijken.

Jezus zelf zegt ook niets, maar geeft alleen iets: een stuk brood.
Dat heeft bij Johannes altijd de klank van het avondmaal.
Als Jezus brood geeft, is dat niet omdat je zomaar honger hebt,
maar honger hebt naar God, naar Christus zelf.
Jezus hoeft niets erbij te zeggen. Het gebaar is genoeg. Hier voor jou.
Het brood des Levens, dat Ik zelf ben, voor jou. Pak het, neem het, eet het!
Word gevoed, word gesterkt in je geloof! Ik ben het.
Jezus geeft ook vis, waar de discipelen de nacht opgevangen hebben.
De hele nacht zijn ze bezig geweest: voel je al wat in de netten zitten?
Als we nu ophalen, zit er dan wat in? En dan de teleurstelling: nee, leeg.
De hele nacht door. Steeds weer opnieuw: de spanning of er iets in de netten is,
de hoop dat het net vol is, dat ze het niet voor niets doen,
dat het net vol spartelende vissen zal zitten en dat ze het net kunnen legen in het schip.
Maar bij het brood dat Jezus aanreikt,
het brood dat je eraan herinnert dat Jezus zichzelf geeft als het brood dat je leven geeft,
geeft Hij die vis, waar ze de hele nacht zo vergeefs naar gevist hebben
en hier is het er gewoon en ze krijgen het van Hem,
de Heer die je voedt, zoals een herder zijn schapen voedt
en je voelt je gesterkt door wat Hij geeft en je proeft dat Hij daarin Zichzelf geeft.
Zonder te zeggen, het gebaar: Hier, neem, Ik geef het jou!
Je hoeft het niet zelf op te vissen, maar je krijgt het,
Vanuit de overvloed die er bij de Heere te vinden is, die het je geeft.
Niemand hoeft iets te zeggen, want het is duidelijk: Hier is de Heer. U bent het zelf.
Hier verschijnt Jezus, die in de dood geweest is maar nu is opgestaan.
De dood kon Hem niet houden en Hij heeft zich niet weggestopt in de hemel,
maar is hier gewoon, hier bij ons, om ons te voeden en te sterken.

Deze gebeurtenis is vaak gelezen als een gebeurtenis over de kerk.
Wanneer we er zelf niet uitkomen, zelf maar vissen en vissen zonder resultaat,
om er wanhopig van te worden en je zelf teleurgesteld naar de kant gaat,
dit wordt het niet, ik ben voor niets bezig geweest, hard gewerkt, maar voor niets,
dat dan, als wij met de leegte naar wal gaan, Jezus daar staat en overvloed geeft,
om ons te aan te moedigen: je bent niet alleen.
Ik ben wel naar de hemel gegaan, maar Ik heb je een trooster gegeven,
Die je opbeurt, die je laat weten: Hij is er gewoon bij, ook nu, nu jij denkt niets te hebben.
Je hoeft het niet alleen te doen, ook niet in de kerk. Juist niet in de kerk.
Je mag uitdelen van wat Ik aan jou geef.
Ook als je niets hebt, kun je delen, want Ik geef. Ik geef Mijzelf en dat mag je doorgeven.
In de kerk geven we niet wat wij hebben, wat wij voor elkaar hebben gekregen,
voor elkaar hebben gebokst na hard zwoegen – toch mooi resultaat.
We geven alleen maar wat we zelf hebben ontvangen.
Er mag wel iets van jezelf bij zitten. Het gaat door je heen. Je eet er zelf ook van.
Je wordt opgebeurd en getroost, gesterkt in je geloof
en je mag doorgeven: Hier, ook jij, neem, eet, dit is Christus, dit is het Brood des levens,
ook jij mag het aanpakken, ook jij mag je laten voeden en sterken.
Het enige eigenlijk wat je hoeft te doen, is te vertellen, hoe het jezelf gevoed heeft,
hoe je nieuwe krachten hebt gekregen.
Bent U het echt? Ja, U bent het echt. Ik hoef het niet te vragen. Ik zie het. Ik proef het.

Hierbij had Jezus het kunnen laten, deze ervaring dat Hij er is, dat Hij geeft
en de ongemakkelijke stilte opgevuld met Zijn aanwezigheid.
Maar Jezus doorbreekt de stilte, die juist net niet meer ongemakkelijk was,
maar een heilige stilte, gevuld met Zijn aanwezigheid van de opgestane Heer.
Als Jezus dan het woord neemt en de stilte doorbreekt,
Zal er misschien nog wel ongemakkelijkere stilte vragen dan er net was,
zo’n ongemakkelijke stilte van Iemand die vraagt naar iets dat iedereen weet,
maar niemand aan de orde durft te stellen, omdat het een pijnlijke herinnering oproept.
Maar Jezus is niet iemand die om de hete brij heendraait, bang om iemand te kwetsen.
Want alleen zo kan er bij Petrus een wond genezen, die hij anders met zich mee zou dragen
en die hem zou belemmeren om Jezus te volgen wanneer Jezus er niet meer zou zijn.
‘Simon!’
Hoe zou Petrus hebben gekeken als hij wordt aangesproken door Jezus. Juist hij.
Zou hij aanvoelen wat Jezus zou gaan zeggen? Zou hij nu al weten wat er komt?
Zou Petrus worden aangesproken met zijn bijnaam, zoals Jezus hem steeds noemde:
‘Simon Petrus’.
Nee, er klinkt een andere naam
en als er al gesprekken waren, zou het helemaal stilvallen en zou iedereen opkijken,
geschrokken om wat Jezus zei, gespannen om wat komen gaat.
Wat gaat Jezus zeggen? Wat gaat Jezus doen?
‘Simon, zoon van Johannes.’
Zo sprak Jezus Simon de allereerste keer aan: Simon, zoon van Johannes.
Is hij zijn bijnaam kwijt? Is hij geen Petrus meer? Geen rots op wie je kunt bouwen?
Wordt hij uit de kring gezet?
‘Simon, zoon van Johannes, heb jij Mij meer lief dan dezen?’
Is dit een toelatingsexamen waarbij hij zijn liefde moet aantonen?
Simon, als je jouw liefde vergelijkt met die van de anderen hier aanwezig,
is jouw liefde de grootste van allemaal? Heb jij Mij het meest van iedereen lief?
Stel dat het aan jullie gevraagd wordt, nu je het ambt op je neemt:
Is jouw liefde voor Jezus groter dan de anderen die nu bevestigd worden?
Is jouw liefde groter dan de liefde van degenen die hun periode(s) er op hebben zitten?
Wat moet je hier op zeggen?

Voor Petrus is het in ieder geval een pijnlijk moment,
omdat de woorden van Jezus hem meenemen naar eerder.
Naar het huis van de hogepriester, maar ook nog naar een moment eerder,
naar een moment toen Jezus Zijn afscheid aankondigde
en Petrus vol bravoure en zelfvertrouwen zei: Ik zal U volgen,
al moet ik mijn leven voor U geven.
Jezus is het waard. Hij is alles voor mij. Hij geeft iets wat niemand anders mij kan geven.
Simon, houd je van Mij? Is je liefde voor Mij oprecht?
Kun je het opbrengen om alles te geven? Zelfs als anderen terugdeinzen?
Zal Petrus nog zijn eigen woorden herinneren, die hij in zijn overmoed zei,
ervan overtuigd dat hij die woorden zou kunnen waarmaken?
De woorden nemen hem mee naar die ene nacht, toen hij Jezus wel gevolgd was,
maar ook zei dat hij Jezus niet kende, niet bij Jezus hoorde.
Toen bracht hij dat offer niet. Toen deed hij een stap terug.
Petrus, als het er op aan komt, doe je dan weer die stap terug?
Ga je dan weer bij Mij vandaan? Trek je jezelf dan weer terug?

Wat moet Petrus daarop zeggen?
Hij kan alleen maar zeggen: Heer, dat weet U.
U wist toen al dit ik het niet waar zou maken.
Of ik als er weer een keuze gemaakt zou moeten worden weer die keuze maak
die keuze  om U te verloochenen, of dat ik trouw blijf – dat weet U.
Dat weet U beter dan ik.
Ik kan mijzelf overschatten. Ik kan denken dat ik het wel aankan, wel volhoud,
maar of dat echt zo is? Ik kan mij vergissen. U niet.

Dan zegt Jezus tegen Petrus: ‘Nu jij dit zo zegt, heb ik een opdracht voor je.
Kijk naar de anderen die hier zijn. Wees als een herder voor hen.
Zoals Ik voor jou ben, en de anderen hier.
Zoals een herder voor zijn schapen zorgt.
Zorg juist voor hen als ze kwetsbaar zijn, met een klein geloof,
steun nodig hebben en geleid moeten worden
En Ik in de hemel ben en ze Mijn aanwezigheid niet opmerken.
Dan moet jij opstaan. Niet om te laten zien dat jij het allemaal zo goed doet,
dat jouw geloof als een rots boven iedereen uittorent,
maar wees een herder.
In de Bijbel in Gewone Taal staat: Zorg dan goed voor mijn volk,
zoals een herder voor zijn schapen zorgt – voor de kudde zorgt.
Geef jij hen dan het brood dat Ik jou gaf,
deel het brood van het avondmaal uit, leid ze naar het water,
naar de bron van het levende water – bij Johannes is dat de Heilige Geest.
Neem ze mee naar een plek waar Ik ook ben.
De groten en de kleinen, degenen die sterk in het geloof zijn, volwassen in het geloof
en de beginnelingen, degenen die nog springerig zijn als de jonge lammetjes.
Houd de kudde bij elkaar. Laat de kudde niet uit elkaar vallen.
En als het moet, moet je er zelf voor gaan staan.

Tot drie keer toe vraagt Jezus dit aan Petrus en drie keer krijgt Jezus een antwoord.
De derde keer is Petrus er emotioneel bij: U weet het toch, Heere?
U kunt het overzien. Ik niet. Ik weet niet hoe ik het ervan afbreng.

Jezus zegt: Wees als een herder. Zie naar je broeders om. Steun en sterk hen.
Wees geen opschepper. Wees niet iemand die zich boven anderen verheft.
Als je je opwerpt, is dat niet om te tonen dat jij het zo goed kunt en begrepen hebt,
maar doe dat dan om de kudde te beschermen,
om desnoods, als het nodig is, je leven te geven om hen te beschermen.
Je hoeft je liefde niet aan Mij te bewijzen.
Wat Ik je vraag is om in Mijn afwezigheid zorg te dragen voor de kudde,
Voor de anderen die bij Mij horen.

Hoe het zal verlopen, heb je niet zelf in de hand.
Het enige dat je moet doen, is Mij volgen.
Nu kun je nog je eigen keuze maken, maar er kan een moment komen,
dat je niet zelf meer de regie over je leven hebt, maar dat een ander voor je kiest.
Er kan een moment zijn, dat je je armen moet uitspreiden,
omdat ze, net als met Mij gebeurde, aan een kruis geslagen zullen worden.
Dan moet je er staan. Dan moet je je armen niet terugtrekken.
Dan moet je bereid zijn, net als Ik was. Om dan een herder te zijn.

Petrus heeft het begrepen en Hij weet: Jezus weet wat hij, Petrus, zal doen.
Dat hij zich niet zal terugtrekken als toen in die ene nacht,
maar dat hij bereid zal zijn om de martelaarsdood te sterven.
Het enige dat Petrus wil weten, of elke volgeling van Jezus deze dood zal sterven.
Zal elke discipel op die manier een einde kenen: door als martelaar te sterven?

Nee, zegt Jezus.
Er zijn twee manieren om je leven te geven als volgeling:
De een als martelaar, de ander door te blijven leven en trouw te zijn
en in woord en daad van Mij te getuigen.
Beide getuigenissen zijn Mij even dierbaar en even bruikbaar
en Ik bepaal welk getuigenis een dienaar geeft – een martelaarsdood of niet.
Dat wordt niet van iedereen gevraagd.
Wat gevraagd wordt, is om Mij te volgen. Om trouw te zijn. Om niet weg te lopen.
Om daarnaast voor de anderen zorg te dragen, om te zien naar Mijn gemeente,
zodat er niemand verloren gaat en iedereen gevoed wordt, geleid wordt in Mijn naam.
Zodat ze weten dat ze een herder hebben.
Dat je leven, dat je manier van doen, in de zorg die je voor elkaar hebt,
wijst naar Mij, de Goede Herder.

Zo mag je Christus volgen, als ouderling, als jeugdouderling, als kerkrentmeester, als diaken
met de gaven die de Heere je gegeven hebt, met de taken die er zijn,
Waarbij de ene taak niet meer is dan de andere,
maar elke taak nuttig is om de gemeente te leiden, te bouwen, te bewaren, te voeden
– om een herder te zijn, zoals Christus is.
Niet om Christus te vervangen – hoe zou dat kunnen.
Maar om aan die Goede Herder te herinneren, zodat ze bij Christus zijn.
Zodat ze zich gaan afvragen: Bent U het, Heere?
En dat ze het antwoord weten: Ja, U bent het echt! Amen


Israël aan de Tiber

Leonard Rutgers, Israël aan de Tiber. Joods leven in het oude Rome. Uitgeverij Balans, 2022. 24,99
(recensie)


Leonard Rutgers maakte ik tijdens mijn studie nog even mee, toen hij als jong docent was benoemd aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Enthousiast kon hij vertellen over zijn betrokkenheid bij het archeologisch onderzoek naar de catacomben in Rome. In Israël aan de Tiber is datzelfde enthousiasme nog steeds te merken. In dit boek laat Rutgers zien hoe het archeologisch onderzoek naar de Joodse catacomben kan helpen om meer te weten te komen over het Joodse leven in Rome. Boeiend is om te merken dat de muurschilderingen en de opschriften in de catacomben laten zien dat de Joden ingeburgerd waren en toch hun eigenheid probeerden te bewaren. De Joodse catacomben stonden lang in de schaduw van de catacomben die bij de christenen in gebruik waren. Pas in de laatste decennia wordt hier onderzoek naar gedaan. Rutgers vertelt hoe dat onderzoek op gang kwam. In korte hoofdstukken laat Rutgers zien hoe muurschilderingen, de opschriften op de muren en andere vondsten kunnen helpen om meer te weten te komen over het Joodse leven in het oude Rome. Zo  Lang werd gedacht dat de catacomben een christelijke uitvinding waren. Maar het onderzoek laat zien dat we er serieus rekening mee moeten houden dat de Joodse gemeenschap met het bijzetten in de catacomben begonnen was. Lange tijd was de band van de Joodse gemeenschap met de Romeinen een goede band geweest. De band begon waarschijnlijk toen de Makkabeeën steun in Rome een bondgenoot zochten in hun strijd voor de vrijheid. Dat veranderde na de Joodse opstand in 66 na Christus. De opstand was pas in 73 helemaal de kop in gedrukt. Met de veroverde schatten uit Israël werd in Rome een triomfboog en een Colosseum gebouwd. Lange tijd konden de Joden in Rome hun eigen identiteit bewaren. De vondsten in de catacomben getuigen van zowel inburgering als eigenheid.

God verwachten

Evert Leeflang, God verwachten. Een theologie van de toekomst. KokBoekencentrum Uitgevers, 2024. 398 pag. 29,99. (recensie)

Evert Leeflang, docent Systematische Theologie aan het Evangelisch College, wil een visie op toekomst en profetische prediking zoals binnen de evangelische wereld gebruikelijk is corrigeren: profetieën gaan niet over de (verre) toekomst, maar over het heden. Daarbij hoort een bepaalde houding in het heden bij: hopen, zuchten, dulden, waken, bidden en voorbereiden. Deze aspecten werkt Leeflang uitgebreid uit.
Hoewel ik de correctie die Leeflang wil aanbrengen in mijn ogen terecht vind, ben ik ambivalent over het boek: Leeflang doet in de theoretische onderbouwing een aantal merkwaardige dingen. Zo creëert hij een paar modellen, die ook nog eens gebaseerd op de toekomstverwachting van Joodse stromingen uit de tijd van Jezus. Van die stromingen geeft Leeflang echter niet altijd het juiste beeld, zodat er karikaturen ontstaan over deze stromingen. Vrij lukraak deelt Leeflang een aantal theologen in die modellen in. In zijn boek leunt Leeflang veel op prof. dr. A. van de Beek en N.T. Wright, waarbij als ze botsen Leeflang de kant van Wright kiest. Leeflang had beter die theoretische onderbouwing weg kunnen laten, want het tweede deel komt beter uit de verf.

Groene Catechismus

Sam Janse, Groene Catechismus. Vragen en antwoorden over geloof en duurzaamheid. KokBoekencentrum Uitgevers, 2024. 95 pag. 12,99. (recensie)

Dr. Sam Janse, emeritus-predikant van de Protestantse Kerk in Nederland, vindt het belangrijk dat christenen een groene en duurzame levensstijl op na houden. In zijn ogen raakt deze levenshouding aan de belijdenis dat God de schepper is. Om aan te geven dat deze levenshouding de belijdenis raakt, schreef Janse een Groene Catechismus: in 75 vragen en antwoorden wil Janse laten zien waarom een duurzame levensstijl nodig is en vanuit de belijdenis geboden is. Van deze vragen gaan enkele over het geloof; de meeste vragen gaan over het nut, de noodzaak en de praktische invulling ervan. Het boekje is er vooral op gericht om degenen die niet overtuigd zijn van het nut en de noodzaak te overtuigen. Persoonlijk vind ik de thematiek belangrijk en waardevol. Ik betwijfel echter of Janse er in slaagt om de andersdenkenden te overtuigen.