Preek Tweede Paasdag 2024
Schriftlezing: 1 Korinthe 15:1-11
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Paulus moet het met de gemeente van Korinthe over de opstanding hebben.
Omdat er in de gemeente van Korinthe zijn,
die niet geloven dat degenen die overleden zijn ook eens zullen opstaan,
dat het na dit leven gedaan is.
Er is naar mijn idee nog een reden waarom Paulus het over de opstanding moet hebben.
Als je deze hele eerste brief van Paulus aan de gemeente leest,
dan zijn er allerlei groepen in de gemeente.
Het is misschien niet eens een grote gemeente,
een gemeente die een paar jaar eerder is ontstaan door het zendingswerk van Paulus.
Deze gemeente kent wel een diversiteit,
doordat ze allemaal hun eigen voorman hebben.
Ik stel me zo voor dat deze groepen tegen elkaar opbieden, haast opscheppen
over wie het meest bijzondere verhaal heeft te vertellen over Pasen.
Er zijn er die als het gaat om de ontmoeting met de opgestane Heer Petrus bewonderen.
Petrus was van alle apostelen de eerste die Jezus mocht ontmoeten.
Hij was naar het graf gegaan en was apart door Jezus opgezocht
en nadat Jezus hem apart opgezocht had was hij gaan geloven,
De eerste die – na de vrouwen bij het graf – was uitgekozen om Jezus te zien.
Je kunt wel merken dat Simon Petrus een bijzondere plek in de kerk mag hebben,
speciaal uitgekozen door Christus om Zijn kerk te dienen
en dan met name de kerk buiten Jeruzalem,
om daar als een soort reizende bisschop gemeenten te stichten en te blijven steunen.
Wij horen bij deze Petrus – hij is ons voorman!
Als die groep Petrus zo naar voren schuift, wordt er tijdens de Paasbijeenkomst gegniffeld.
De anderen zeggen tegen deze ene groep die de ervaring van Petrus zo roemt:
Vertel je ook wat ervoor gebeurd is? Hoe jullie Petrus Jezus heeft verloochend?
Hoe hij in het huis van de hogepriester tot 3 keer toe gezegd heeft
dat hij Jezus niet kende en niet bij Jezus hoorde?
Als je over de ervaringen van die Petrus van jullie spreekt,
moet je niet alleen die mooie ervaring van Pasen vertellen,
maar moet je ook eerlijk zijn en zeggen dat Petrus in de nacht vooraf aan Golgotha
zo gefaald heeft, zo gevallen is, ontrouw was aan onze Heer.
Je kunt beter Jakobus hebben, de broer van onze Heer.
Ook hij mocht de Opgestane ontmoeten.
De Heere Jezus kwam persoonlijk naar zijn eigen broer toe
om hem te laten zien dat Hij is opgestaan uit de dood,
dat Hij niet alleen zijn broer is, zijn halfbroer eigenlijk,
maar dat Hij ook de Zoon van God is, die uit de hemel is neergedaald om mens te worden,
geboren uit dezelfde moeder als Jakobus.
Na de ontmoeting is deze Jakobus gaan geloven
en bleek hij een stabiel figuur te zijn, iemand die de gemeente kon leiden en opbouwen,
een echte steunpilaar, een zuil waar het huis van de gemeente op kan rusten.
Als de groep die zich achter Jakobus schaart, zijn ervaring van Pasen vertelt,
klinkt er ook kritiek op deze Jakobus.
Jakobus wilde eerst niet in Jezus geloven.
Petrus geloofde al in Jezus voor Hij aan het kruis ging.
Petrus was een echte volgeling, die heel wat bijzondere momenten heeft meegemaakt
en kan vertellen over de wonderen waar hij ooggetuige van was,
kan vertellen over de verhalen die Jezus vertelde, de lessen die Jezus doorgaf.
Jakobus had dan een ontmoeting met Jezus die was opgestaan,
maar zonder die ontmoeting was hij nooit gaan geloven
en had hij nooit kunnen uitgroeien tot de betrouwbare figuur
waar de moedergemeente van Jeruzalem op rust.
Dat wisten degenen die achter Jakobus stonden ook wel,
maar toch bleven ze bij Jakobus, misschien ook wel omdat hij principiëler was
dan Petrus, meer stipt in het houden van de Joodse gebruiken.
Er was ook een kleine groep, die het liever over Paulus had.
Dat er een gemeente was ontstaan, een kleine gemeente in de grote wereldstad Korinthe
was het werk van Paulus geweest.
Hij had hier anderhalf jaar gewerkt en door zijn toedoen – met hulp van de Geest –
was deze gemeente er gekomen.
Misschien bestond de groep die zich achter Paulus schaarde,
uit degenen die door hem gedoopt waren.
Dat waren er niet veel.
Ik ben blij, zegt Paulus aan het begin van de brief, dat ik er niet veel heb gedoopt.
Alleen Crispus en Gajus – oha, ook nog Stefanas en zijn huisgenoten.
Deze mensen die zich achter Paulus schaarden, vertelden Paulus’ ervaring.
Hoe Paulus tot geloof gekomen was, op de weg naar Damaskus.
Paulus heeft een bijzondere ervaring.
Dat van Simon Petrus is een bijzonder verhaal
en ook van de ontmoeting van de Jezus met Jakobus valt een mooi verhaal te vertellen,
toen Jezus hem na Zijn opstanding opzicht
– maar het meest bijzondere is toch dat verhaal van Paulus.
Het is Paulus die er ook op uittrok om te gaan vertellen over Jezus,
als de gekruisigde en als de opgestane – en zo had hij dat ook in Korinthe gedaan.
Paulus hoorde op die manier over een gemeente van Korinthe die verdeeld was,
Groepen in de gemeente, met ieder een eigen voorman met een bijzonder verhaal.
Als we niet oppassen kunnen we vandaag de dag ook die verdeeldheid hebben.
Dat je bij de koffie het niet hebt over de boodschap van Pasen,
over het bijzondere van de opstanding van Christus uit de dood,
maar dat je tegen elkaar opbiedt hoe de dienst van Pasen was.
Bij ons kun je tenminste ook gezangen en liederen zingen.
Bij jullie zing je alleen maar Psalmen.
Die psalmen zijn mooi, maar in die psalmen wordt de naam van Christus niet genoemd.
Of omgekeerd: jullie zoeken het in de emotie en daarom zing je liederen en gezangen,
bij ons zijn het tenminste psalmen die uit de Bijbel komen – we zingen Gods Woord.
Je kunt je eigen kerk naar voren schuiven en dan op een ander wat neerkijken.
Zoals jullie het doen, dat kan niets zijn. Bij ons was het bijzonder.
Toen ik 12,5 jaar geleden in Oldebroek kwam hoorde ik geregeld:
Wij kunnen in de familie niet meer over de kerk praten, want dan heb je zo gedoe.
Nu is het niet altijd erg als je niet over de kerk en de kerkdienst en de vorm kunt spreken,
maar als je daarmee niet meer kunt spreken over onze Heer,
over wie je samen dient, al doe je dat op een verschillende manier, dan mis je veel.
Dan is de verdeeldheid een belemmering om samen Christus te dienen.
Dan schrijft Paulus in zijn brief aan de gemeente van Korinthe:
Mooi dat je allemaal voormannen hebt, die je naar voren schuift,
die allemaal een bijzondere ervaring hebben met de opgestane Heer,
maar je moet dat niet tegen elkaar uitspelen.
Ik heb de boodschap die ik jullie heb doorgegeven ook alleen maar van horen zeggen.
Ik was er niet bij toen Jezus rondliep op aarde, de wonderen deed en de verhalen vertelde.
Ik was er niet bij toen Jezus verscheen aan Petrus, aan de twaalf leerlingen, aan Jakobus.
Ik ben de laatste in de rij die Jezus mocht zien, de allerlaatste.
Zo bijzonder ben ik niet.
Maar wat we allemaal samen gemeen hebben, is dat we geloven in Jezus die is opgestaan,
dat Jezus de levende is en nu in de hemel is en dat we Hem verwachten.
Wat we samen geloven is dat Jezus aan het kruis is gegaan voor onze zonden.
Dat moet je bij alle discussies in de kerk niet uit het oog verliezen.
Dat bindt ons samen.
Als je dat kwijtraakt, dit geloof dat Jezus is opgestaan, dan raak je alles kwijt,
hoe principieel je ook bent, hoe ruimhartig je het evangelie ook wilt delen.
Ik moest het van horen zeggen hebben – en zo is het ook bij jullie gegaan.
Jullie kennen Christus, omdat je van mij over Hem hebt gehoord.
Maar de manier waarop je bent gaan geloven, is helemaal niet zo belangrijk.
Het gaat er om dat je gelooft en dat je blijft geloven.
Ja, Jezus is aan Petrus verschenen. En ja, Petrus heeft een belangrijke plek.
Hij was een van de allereersten die Jezus mocht ontmoeten na de opstanding.
Ik was niet bij de ontmoeting van Petrus met Jezus,
maar ik vermoed dat Jezus het ook gehad heeft
over dat moment in het huis van de hogepriester
en of dat moment waarop Petrus Jezus verloochende geen belemmering was
om later er op uit te gaan om te vertellen over de opgestane Heer.
Dat Jezus als eerste is aan Petrus is niet om van Petrus een uitzondering te maken,
iemand die het meer voor het zeggen heeft.
Het was wel een voorrecht om een van de eersten te zijn.
Maar Jezus zocht daarna de andere leerlingen ook op
en rekende Petrus als een gelijke aan de andere leerlingen. Hij maakte geen onderscheid.
Het gaat Christus om de gemeente, het geheel.
Daarbinnen mag iedereen zijn plek hebben, met zijn eigen ontmoeting met Jezus,
Zijn eigen plek, zijn eigen talenten en gaven.
Als het maar dienstbaar is aan het geheel van de gemeente
en het niet voor een verdeeldheid zorgt, waarbij je tegen elkaar gaat opbieden.
Want Jezus verscheen daarna aan een groep van 500 mensen, die bij elkaar waren.
Zo bijzonder is het dus ook weer niet om Jezus als de opgestane te zien.
Als je die ervaring met elkaar deelt, dan maakt het je tot een gemeenschap,
een gemeente – één lichaam van Christus, dat niet verdeeld mag zijn.
Ja, ook aan Jakobus is Jezus verschenen.
Jakobus heeft zijn eigen verhaal met Jezus.
Dat mag hij best vertellen en als Jakobus dat vertelt,
dan mag je daar ook je geloof door laten voeden,
maar die ervaring moet je niet gebruiken om aan jouw groep binnen de gemeente
een speciale plek toe te kennen, alleen maar omdat je Jakobus zo geweldig vindt.
Het is mooi dat Jezus Zijn eigen broer opzocht en dat Jakobus mocht geloven.
Bemoedigend.
Jullie weten dat ik ook mijn verhaal heb met de opgestane Heer.
Jullie weten van mijn ontmoeting met de levende Jezus.
Dat zal jullie bekend zijn.
Mijn verhaal is er niet een om over op te scheppen.
Het is meer een verhaal waar ik me voor schaam,
dat ik Jezus zo laat pas liefkreeg en dat ik de gemeente eerst vervolgde.
Je moet het ook niet doorvertellen als een spectaculair verhaal, vol dramatiek.
Als je het doorvertelt, moet je daarin laten doorschemeren dat het alleen maar genade is
en dat die genade er voor iedereen kan zijn.
Als zelfs ik geroepen kan worden, kan geloven,
een ervaring mag hebben van een ontmoeting met de levende Heer,
dan kan iedereen die ervaring hebben, want ik ben zo ongeveer de slechtste die er was.
Aan de buitenkant leek ik vroom
en mijn omgeving was waarschijnlijk erg onder de indruk van wat ik allemaal voor God deed.
Maar dat was het niet.
De Heer kwam pas laat in mijn leven en nog steeds ben ik als gelovige niet uitgegroeid.
Ook al trek ik rond en sticht ik overal gemeenten
en schrijf ik brieven die eeuwen later nog gelezen worden,
ik voel me een beginneling – iemand die te vroeg geboren is, nog niet gerijpt als gelovige.
Dan kun je beter Petrus hebben, of Jakobus.
Zij zullen verder in het geloof zijn dan ik. Echte steunpilaren waar de gemeente op steunt.
In die zin heb je aan mij niet zoveel.
Ik ben nog niet zoveel verder dan jullie
en net als jullie, die bekeerlingen zijn, die niet opgegroeid zijn met het geloof,
heb ik op latere leeftijd moeten ontdekken wie God werkelijk is.
Ik heb het willen goedmaken voor Christus, iets terugdoen voor die genade
door hard mijn best te doen, overal rond te gaan om te vertellen over Christus,
die aan het kruis de genade verwierf en die genade deelde aan mij en jullie.
Of we nu ver in het geloof staan, of beginneling zijn, een zuil, een steunpilaar, of onvolgroeid
wat we samen delen is dit geloof:Jezus is voor ons gestorven en met ons opgestaan.
Dat bindt ons samen.
Dan maakt het niet uit in welke kerk je zit: of het hervormd is, VEG of OGG.
De reactie zal misschien anders zijn.
Iemand uit de OGG zal wellicht reageren met een psalmregel:
Gij maakt eerlang mij ’t levenspad bekend,
Waarvan in druk ’t vooruitzicht mij verheugde.
Iemand van Vrij Evangelie zal misschien reageren met een lied van Sela:
God van leven, eeuwig leven,
in de nood bent U nabij.
Jezus, leven van mijn leven,
mijn verlosser leeft in mij.
Hoe verschillend de taal wellicht ook, de bron blijft dezelfde: de opgestane Heer.
wij verkondigen allemaal de boodschap die ik u verkondigd heb,
en door die boodschap bent u tot geloof gekomen.
Door te geloven hebt u het leven gevonden – Christus gevonden. Daar gaat het om.
Amen