Preek zondag 27 september 2020

Preek zondag 27 september 2020
Genesis 16

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Een vader belooft aan zijn zoon,
dat als hij 18 is hij van zijn vader een sportauto krijgt én geld voor een rijbewijs.
Dat knoopt de jongen goed in zijn oren.
Als hij 16 wordt, weet hij: ik zal nu heus wat krijgen, maar over 2 jaar…
Als hij 17 wordt, denkt hij: volgend jaar is het zover. Dán krijg ik wat mij beloofd is.
Het hele jaar kijkt hij er naar uit om jarig te zijn
en vooral dat ene cadeau dat zijn vader hem zal geven.
Zijn vader zal hem meenemen naar een dealer en zal de auto betalen,
de rijlessen die hij zal volgen hoeft hij helemaal niet te betalen.
Zijn vader geeft het aan hem. Hij kan er nu al van genieten.
Eindelijk is de grote dag aangebroken.
Er ligt voor hem een klein pakketje klaar. Zijn vader geeft het hem.
Vol spanning pakt hij het uit. Het blijkt  … een boek te zijn.
Teleurgesteld draait hij zich om en gaat zijn kamer in
en gooit het boek het raam uit.
De hele dag voelt hij zich niet meer jarig.
Op zijn eigen kosten neemt hij rijlessen en als hij geslaagd is, koopt hij een autootje.
Het contact met zijn vader is stroef en over de auto en het rijbewijs wordt niet meer gepraat.
Als hij in de zomer in de tuin zit, ziet hij het boek liggen dat hij voor zijn verjaardag kreeg.
Hij voelt zich weer boos worden om de streek die zijn vader hem geleverd heeft.
Toch wordt hij nieuwsgierig: Wat voor een boek heeft zijn vader hem destijds gegeven?
Hij pakt het boek op en begint er in te bladeren.
Dan blijkt als hij het boek open doet in de bladzijden een gat te zitten
En in dat gat zit een autosleutel.
Achter in het boek blijkt een envelop te zitten.
In die envelop zit een brief en een bankpas.
In die brief staat waar de auto te vinden is en wat het pincode van de bankpas is.
Voor niets heeft hij dus van zijn eigen geld het rijbewijs gehaald en een auto gekocht.
Had hij maar zijn vader vertrouwd.

Als God iets belooft, dan zorgt Hij er zelf voor dat die belofte uitkomt.
Alleen Hij laat die belofte vaak niet uitkomen
op de manier waarop denken dat het gebeuren zal.
Abram had de belofte gekregen dat hij een groot volk zou worden.
Alleen had Abram geen kinderen. Hoe kan Abram dan een groot volk worden?
De jaren gaan maar voorbij.
Abram is nu al 10 jaar in Kanaän en hij was al niet de jongste meer toen hij aankwam.
Abram wordt alleen maar ouder en ouder.
Het wordt steeds onwaarschijnlijker dat God die belofte kan laten uitkomen.
Alleen: de Heere heeft het wel beloofd: Abram, je zult zelf een zoon krijgen.
Abram wacht al die jaren dat hij in Kanaän is op de komst van een zoon.
Niet alleen Abram wacht. Ook zijn vrouw Saraï wacht.
Zij is Abrams vrouw, maar zij is al die jaren niet zwanger geworden.
Ze blijft er maar over nadenken: hoe zal die belofte uitkomen?

Moeten zij, Abram en Saraï, soms zelf de Heere helpen
om die belofte te laten uitkomen? Is dat wat de Heere van hen verwacht?
Dat zij al die jaren maar niet zwanger is geworden, is vast een boodschap van de Heere.
En die boodschap is dan dat zij, Saraï, niet voor de zoon van Abram zorgen zal,
al is zij wel de vrouw van Abram.
Het gaat niet ook om haar, maar om de belofte die de Heere Abram gegeven heeft.
Blijkbaar moet zij een stap opzij te doen.

Saraï trekt de verkeerde conclusies uit wat zij ziet.
Ze kunnen dat kleingeloof noemen.
Kleingeloof betekent dat je te klein van God denkt.
Je gelooft wel in God, maar je denkt toch dat Hij iets niet kan.
Hij kan Abram geen zoon meer geven via Saraï.
Het effect van kleingeloof, van te klein over God denken,
is dat wij dan vaak gaan denken, dat wij dan maar de Heere moeten helpen.
Net als Saraï dat doet.
Ik moet het zelf maar gaan doen als God het niet lijkt te gaan doen.
Saraï weet hoe zij Abram en hoe zij de Heere kan helpen.
Want ze heeft in haar huishouden een persoonlijke dienares.
Iemand die ze goed kent en met wie ze heel vertrouwd is.
Net als Eliëzer komt ze niet van oorsprong mee uit Haran of uit Ur.
Ze komt uit Egypte. Misschien is ze wel door de farao meegegeven.
Hoe zij bij Saraï in het huishouden gekomen is, is niet belangrijk.
Wel dat zij niet zomaar een slavin is, maar iemand die met Saraï nauw samenwerkt
en veel van Saraï weet en meemaakt.
Zij moet maar de zoon geven aan Abram die zijzelf niet aan hem kan geven.
Hagar moet maar het middel zijn om de belofte van God in vervulling te laten gaan.
Ze zegt het ook tegen Abram: Je moet maar een kind krijgen bij Hagar,
bij mijn persoonlijke bediende.
Dat kind zal dan als mijn kind gelden.
In de uitleg kwam ik tegen dat wat Saraï hier doet, lijkt op wat Eva deed.
Zoals Eva de vrucht aan Adam gaf en hem zo op de verkeerde weg bracht,
geeft Saraï haar eigen bediende aan Abram en brengt hem op de verkeerde weg.
Dat heeft ze eerst nog niet door, dat het een verkeerde weg is.
Als je de weg van de zonde opgaat, brengt dat ellende.
Ook als je die weg inslaat, omdat je denkt dat je God moet helpen,
omdat je niet zeker weet of God het wel gaat doen.
Het wordt duidelijk dat het de verkeerde weg is, als Hagar anders gaat doen.
Ze is niet meer de bediende van Saraï die haar helpt.
Ze gaat meer rechtop lopen, er komt een bepaalde trots op haar gezicht.
Ze lacht Saraï in haar gezicht uit.
Als Saraï vraagt aan Hagar om wat te doen, schudt ze trots haar hoofd.
‘Waarom zou ik naar je luisteren, zegt ze spottend. Nu ben ik Abrams vrouw/
Jij bent afgedankt. Ik ben nu de eerste vrouw van Abram.’
Dat was niet de bedoeling. Zo had Saraï het niet in gedachten.
Hier moet iets aan veranderen.
Ze spreekt haar man er op aan: Abram, er gaat iets mis en dat is jouw schuld.
Blijkbaar heb jij in je manier van doen laten doorschemeren
dat Hagar nu jouw eerste vrouw is en dat ik ben afgedankt.
Het is voor Saraï serieus, want ze haalt God erbij.
Eerst wilde zij God helpen, nu wil zij dat God haar helpt:
Laat de Heere maar over ons beiden oordelen.
Ze zegt er nog net niet bij: Ik heb een mooi plan voor God uitgedacht
en door jou gaat dat nu bijna mislukken en het was nog wel om jou te helpen.
Verbaasd kijkt Abram haar aan:
Hoe kom je erbij dat het mijn schuld is dat Hagar zo is gaan denken.
Ze is jouw dienares en voor mij is zij niet meer geworden nu ze zwanger is.
Ik wil Hagars kind heus als jouw kind zien, maar Hagar is niet opeens meer dan jij.
Jij moet haar aanpakken, want ze is jouw dienares, niet de mijne.

Saraï krijgt het voor elkaar. Het leven wordt Hagar zo moeilijk gemaakt,
dat het gaat lijken op wat later het volk Israël in Egypte moet meemaken,
in de tijd dat Mozes geboren werd.
Saraï weet Hagar heel goed duidelijk te maken, wat haar plek hier is.
Ze moet niet in haar hoofd gaan halen, dat zij meer dan Saraï wordt.
Hagar kan er niet meer tegen, zo zwaar krijgt ze het bij Saraï.

Voor wie zou de Heere nu partij kiezen?
Saraï wist heel zeker dat de Heere haar kant zou kiezen.
Als God over ons beiden zou oordelen, Abram, dan weet ik zeker,
dat Hij zou zeggen dat ik gelijk heb.
En als Hij zou moeten oordelen wat er gebeurt tussen Saraï en Hagar.
Zou Hij Saraï dan weer gelijk geven en Hagar maar aan haar lot overlaten?
Zij was toch degene die begon met Saraï dwars te zitten
En Saraï vernederde, omdat zij liet merken dat de Heere haar wel zwanger maakte.
Zij steeg daarmee boven Saraï uit.
Daar zit ze alleen in de woestijn bij een waterput.
Water in de woestijn, dat betekent dat er leven te vinden is.
Zou er ook voor Hagar leven te vinden zijn, nu zij daar alleen zit,
op de vlucht voor haar meesteres en met het kind in haar buik
dat voor Abram is bestemd, dat mogelijk Gods belofte moet doorgeven.
Daar wordt ze gevonden.
De engel van de Heere vindt haar. Een engel die gestuurd wordt, en niet zomaar één.
De belangrijkste engel die er in de hemel is.
Er zijn er die in de Engel des Heeren ook wel Christus zien.
Deze bijzondere gezant uit de hemel vindt Hagar en gaat met haar het gesprek aan:
Hagar, wat doe je hier? Wat is je weg? Waar kom je vandaan en waar ga je naar toe?
Je bent toch de dienares van Saraï?
Als je bij Saraï hoort en haar hoort te dienen, wat doe je dan alleen in de woestijn?
Wat God door middel van deze engel, deze bijzondere gezant wil laten weten:
Hagar, je was een onderdeel van een plan van Saraï en Abram.
Misschien had je er zelf wel helemaal niets over te zeggen,
maar Ik, de Heere, heb dat wel gezien en Ik zal je ook bijstaan en steunen.
Ook jij krijgt van Mij een belofte: ook jij wordt een groot volk door die zoon van jou.
Je moet je zoon een bijzondere naam geven: Ismaël.
In die naam klinkt door dat God je gehoord heeft, toen je zuchtte onder Saraï.
Ik heb het gezien dat je het niet makkelijk had.
Ik heb gehoord dat je in jezelf liep te foeteren, dat er een stil gebed om hulp was.
Dat heb Ik allemaal gehoord.
Daarom moet je de zoon die je krijgt deze naam geven: Ismaël.
Hij is niet de zoon van de belofte voor Abram, maar hij zal wel bijzonder zijn.
Al was het allereerst Saraï’s idee en dacht zij Mij op deze manier te helpen,
daarom is je zoon voor mij nog niet waardeloos.
Ik kan hem een taak geven, die toch bij Mijn plan hoort.
Hij zal bijzonder zijn: net als een wilde ezel zal hij zich niet willen laten binden.
Hij past niet tussen de mensen en zal eerder alleen horen,
hij zal steeds de strijd aangaan en met iedereen ruzie maken,
maar, al klinkt dat onwaarschijnlijk in je oren, zo kan Ik hem toch gebruiken.

Er is een uitdrukking: Met een kromme stok een rechte slag slaan.
God kan met een kromme stok een rechte slag slaan.
Wanneer wij als mensen Gods stok verbuigen, door onze verkeerde keuzes,
wordt dat plan niet waardeloos, maar weet God er toch iets van te maken
dat past bij zijn plan.
Want weet iemand, waarom Ismaël toch nuttig is in het plan van God,
al lijkt hij heel vaak op een concurrent, eerst van Izaäk
en zijn nakomelingen concurrenten van Israël.
Hij komt te wonen tussen Israël en Egypte.
Als Egypte een groter rijk zou willen en daarbij het land Kanaän wil veroveren,
zullen ze eerst met Ismaël en zijn nakomelingen moeten afrekenen.
Ismaël zal een buffer zijn, een bescherming aan de grens van Israël,
daar waar Hagar nu zich bevindt, zal Ismaël zijn neef beschermen,
al zal hij ook heel wat keren de strijd aangaan met zijn neef.

Hagar ziet nu wat zij aan God heeft.
Misschien heeft ze heel wat keren in de tent van Saraï gemopperd:
God ziet helemaal niet wat er met mij aan de hand is.
Ik ben voor Hem niets waard. Hij is zeker alleen maar de God van Saraï en Abram.
Maar nee, nu is Hij ook de God die naar mij omziet,
al ben ik minder dan Saraï, op de tweede plaats en toch niet minderwaardig.
Ik heb een andere taak dan Saraï in het plan van God,
maar dat wil niet zeggen dat God niets voor mij in petto heeft.
Ik heb God gezien, zegt ze, God die naar mij omziet.
Ze geeft de put daarom een naam, zodat iedereen die daar bij die put komt, weet:
God heeft naar mij omgezien. Ik word net als Saraï en Abram door God gezien.
Ook voor mij is het waar:
Maar de Heer zal uitkomst geven, Hij die ‘s daags Zijn gunst gebiedt.
Ik zal in dit vertrouwen leven en dat melden in mijn lied.
Hagar gaat wel terug, maar ze weet: God gaat mee.

Vandaag is het startzondag: We beginnen aan een seizoen,
waarvan we niet weten hoe het gaat lopen.
Maar wel: God die naar Hagar omzag, zal ook naar ons omzien.
En we hoeven heus niet stil te zitten, maar we hoeven niet zo voor God te werken,
omdat we te klein denken van Hem,
alsof Hij in deze tijd Zijn gemeente niet in stand houden kan en bewaren kan.
God vervult Zijn belofte, ook voor onze gemeente,
al is dat niet direct op de manier waarop wij dat zouden willen.
Laten we genoeg hebben aan de belofte van de Heere:
Dat Hij onze gemeente ook in deze tijd zal leiden en zal bouwen.
Amen

Preek zondag 20 september 2020 avonddienst

Preek zondag 20 september 2020 avonddienst
Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren vergeven (Mattheüs 6:12)

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Er zullen er vanavond zijn, die bij deze regel uit het Onze Vader gelijk moeten denken
Aan wat zij hebben meegemaakt:
Aan hun moeder, die hen geen liefde bood in de opvoeding,
maar hen alleen maar kon kleineren, door scherpe opmerkingen.
Of aan een bekende van hen, die zijn handen niet thuis kon houden
en niet tegen zijn lust wilde strijden en door grenzen over te gaan veel kapot maakte.
Of aan degene die je op de basisschool altijd moest hebben,
een rotgeintje met je uithaalde, je voor schut zette of je steeds weer pestte.
En dan hoor je de regel uit het Onze Vader, die je misschien het liefst wilt overslaan
en als je die bidt pijn in je buik voelt en zou willen stoppen met denken,
maar toch weer de herinneringen aan wat toen gebeurde weer door je heen voelt gaan
en je weet: ik bid wel om vergeving voor mijzelf
en ik zeg wel dat ik degenen die mij iets schuldig zijn, heb vergeven, maar dat is niet waar.
Ik heb niet vergeven, want ik kan dat niet. Het lukt mij niet om te vergeven.
Dat het mij niet lukt om te vergeven, komt omdat ik nog steeds de gevolgen merk.
Omdat mijn moeder mij geen liefde kon geven en mij alleen maar kon kleineren
worstel ik met wie ik ben en ben ik steeds op zoek naar iemand die van mij houdt,
maar als er iemand is die van mij houdt vertrouw ik het niet,
want ik heb nooit geleerd wat echte liefde is.
Omdat die bekende deed alsof mijn lichaam van hem was,
heb ik een hekel aan mijn lichaam gekregen en durf ik niet bij anderen te zijn,
uit angst dat ik bij hen niet veilig ben en het opnieuw met mij gebeurt.
Dat pesten mag misschien dan wel over zijn,
Maar de pijn van die woorden die toen tegen mij gezegd zijn,
ben ik nog steeds niet vergeten.
Als je zulke ervaringen met je meedraagt, zal het niet eenvoudig zijn om te vergeven,
is het misschien wel helemaal onmogelijk voor je om te vergeven.
Dat maakt het er niet makkelijker op, want je kent de opdracht van Christus om te vergeven:
zeven maal zeventig maal als je broeder tegen je gezondigd hebt
en je weet van dit gebed in het Onze Vader: gelijk ook wij onze schuldenaren vergeven.

Als je zelf al niet de druk voelt van binnen om te vergeven kunnen er ook anderen zijn,
die vinden dat het je taak is als christen om te vergeven wie jou iets heeft aangedaan.
In plaats dat je er aandacht is voor wat je met je meedraag,
houden ze je voor dat het je plicht is als christen om te vergeven.
Nadat in Amerika twee jongens op een school een aantal leerlingen hadden doodgeschoten
kregen de nabestaanden niet de kans om te vertellen welke impact dat op hen had,
of tijd om het verdriet tot hen door te laten dringen,
maar werden ze al met de vraag geconfronteerd of ze deze jongens konden vergeven.

Soms kan een dader vinden dat het nu tijd is om vergeving te ontvangen.
Larry Nasser was een dokter die voor het Amerikaanse turnteam werkte.
Een aantal jaar terug kwam een jonge vrouw met het verhaal naar buiten
dat deze Nasser haar, toen zij als tiener gecoacht werd door deze man, misbruikt was.
Haar verhaal van deze Rachael Denhollander maakte veel los,
want zij bleek niet de enige te zijn.
Sterker nog, nadat deze DenHollander, bleken er heel wat anderen te zijn
die dezelfde ervaring van misbruik door deze man hadden meegemaakt.
Uiteindelijk was zijn veroordeling gebaseerd op het verhaal van 156 meisjes en vrouwen.
Toen deze Larry Nasser de eerste keer de rechtszaal binnenkwam,
droeg hij een Bijbel onder zijn arm de rechtszaal binnen.
De suggestie was duidelijk: Larry Nasser ziet zichzelf als christen
en als christen heeft hij recht op vergeving, van de rechter en van de meisjes en vrouwen.
Na een tijd mocht Rachael Denhollander, die deze zaak aan het rollen bracht,
haar verhaal voor de rechtbank doen als slachtoffer, waar Nasser bij zat.
Denhollander, zelf ook een christen, besloot Nasser aan te spreken op zijn geloof:
Je bent een man geworden die geregeerd wordt door egoïstische en perverse verlangens. Een man die getypeerd wordt door zijn dagelijkse keuzes
om iedere keer weer het egoïsme en de perversie te voeden.
Je koos ervoor om je goddeloosheid na te jagen, ongeacht wat het anderen kostte.
Dan gaat ze in op de vergeving: ze wil inderdaad vergeving bieden. Ze zei:
Ik kies ervoor om het tegenovergestelde te doen van wat je hebt gedaan. Ik kies ervoor om opofferende liefde te geven, ongeacht wat het me kost.
Er is echter nog iets, dat Nasser moet weten.
Want hij kan wel de Bijbel met zich meedragen om te laten zien
dat hij recht op vergeving zou hebben van de vrouwen, de meisjes en de rechter.
In de Bijbel staat echter meer dan alleen het vergeven.
De Bijbel waar jij over spreekt, heeft het over een laatste oordeel
waarin alle toorn van God en de eeuwige verschrikking wordt uitgestort op mensen zoals jij. Mocht je ooit het punt bereiken dat je echt geconfronteerd
wordt met wat je hebt gedaan, dan zal de schuld verpletterend zijn.
Als je echt beseft, wat je gedaan hebt, dan zul je een zware last voelen,
die je zelf niet meer kunt dragen, zo zwaar is die last.
Dat is wat Denhollander de man die haar misbruikte voorhield.
En ze zegt het niet uit wraakzucht, maar uit geloof dat dit de enige manier is
om werkelijk vergeving te ontvangen, werkelijk verlost te worden van die last.
En dat maakt het Evangelie van Christus zo zoet.
Omdat het genade, hoop en ontferming geeft waar er geen te vinden zou moeten zijn.
En het zal er dan ook voor jou zijn.
Ik bid dat jouw ziel de verpletterende last van de schuld zal ervaren,
zodat je op een dag echt berouw en ware vergeving van God mag ontvangen.
Wat je veel meer nodig hebt dan vergeving van mij
– alhoewel je die ook van mij kan krijgen.

Wat deze woorden van Denhollander zo bijzonder maken,
is dat ze inderdaad vergeving kan bieden en wil bieden,
maar niet omdat Nasser er recht op heeft,
maar omdat ze door haar eigen pijn iets van merkt
welke last er wel op die man zou moeten rusten als hij werkelijk doorkrijgt
wat hij heeft aangedaan.
En ze weet dat als deze man voor God, die de hemelse rechter is, zal verschijnen
ook werkelijk zal beseffen wat hij op zijn geweten heeft,
al kan hij zijn geweten hier op aarde uitschakelen en wegvluchten voor wat hij deed,
eens zal er een moment komen dat hij geen uitvlucht meer heeft.

Als de Heere Jezus het Onze Vader geeft als gebed om te bidden,
laat hij in het gebed waarin gebeden wordt om vergeving van de schuld
ook zien in de woorden die hij aanreikt dat schuld een last is die op ons neerdrukt.
De schuld naar God toe is een last, die wij meedragen, die wij onder ogen moeten zien.
Wij kunnen die last niet zelf van ons afleggen. Die last kan alleen God van ons afnemen.
Als Hij die last niet van ons afneemt, blijft die last onze schouders rusten.
Dragen wij die last mee, hebben wij een stem in ons die ons aanklaagt,
een onrust in ons, die ons steeds voorhoudt dat wij schuldig staan tegenover God.

Waarom is het aanbieden van vergeving zo moeilijk?
Dat is omdat de gevolgen van wat gebeurd is, niet zomaar weg zijn.
Als een getrouwde man of een getrouwde vrouw een relatie met een ander aangaat,
dan raakt, als de ander erachter komt, het huwelijk verstoord.
Vaak breekt de relatie en gaan ze uit elkaar en is de breuk onherstelbaar.
Als degene die de breuk veroorzaakt, spijt krijgt, is het te laat.
En al komen ze weer bij elkaar, er zal een hele lange tijd overheen gaan,
voordat het wantrouwen, de pijn, het verdriet weg is en de relatie weer vertrouwd is.
Daarom is vergeven zo moeilijk, omdat de zonde die je wordt aangedaan,
een breuk veroorzaakt, die niet zomaar te herstellen is.
Wat er was, het huwelijk, de relatie, is er niet meer en komt niet meer terug.
De moeder die haar zoon of dochter kleineert is nooit een moeder geweest
en zal ook nooit een echte moeder worden als ze niet inziet hoe ze was.
De onbevangenheid die een meisje had voor het misbruik plaatshad,
komt niet zo maar meer terug en heeft een lange tijd van herstel nodig.

Vergeving kan daarom niet zonder herstel van wat kapot gemaakt is.
Dat herstel kan uiteindelijk alleen maar van God komen.
Volgens het Oude Testament kan dan ook alleen maar God vergeven
en is het niet mogelijk voor ons als mensen om een ander te vergeven.
Als mensen kunnen wij een ander niet vergeven,
omdat wat wij als mensen kapot hebben gemaakt ook niet kunnen herstellen.
Wat je ziet in het Oude Testament is dat er sprake is van een zekere compensatie.
Als tijdens een ruzie jou een tand werd uitgeslagen,
mocht je bij een ander een tand uitslaan.
Als je oog beschadigd werd tijdens het conflict en je daardoor minder zag,
had je het recht dat die ander ook aan het oog werd beschadigd.
Oog om oog, tand om tand.
De gedachte van oog om oog en tand om tand is niet een vorm van wraak,
maar een vorm van de ander te laten ervaren wat hij heeft aangedaan.
Het moet inzicht bewerkstelligen dat hij een ander schade heeft berokkend
En dat daar iets tegenover moest staan.
Dat hij hetzelfde letsel moest dragen als hij had veroorzaakt.
Zwaarder straffen mag trouwens niet: Als een ander je in je oog raakt,
mag je niet meer doen dan de ander raken in het oog.
Als een ander je een tand uitslaat, mag je niet meer letsel aanbrengen.
Het is geen oproep tot wraak of geweld, maar het indammen van geweld
vanuit het besef dat geweld grote schade veroorzaakt,
die vaak niet zomaar hersteld kan worden,
waar de rest van het leven mee geleefd moet worden.
Daarom kan alleen God vergeven, omdat alleen God kan herstellen.

Om dat herstel bidden we ook in het Onze Vader: Vergeef ons onze schuld.
Wij als mensen hebben gezondigd,
waardoor er een breuk is ontstaan tussen ons en U
en wij kunnen die breuk niet herstellen of overbruggen.
Alleen U kunt die breuk herstellen.
Alleen U kunt goed maken wat wij kapot gemaakt hebben.
God heeft op een bijzondere manier die breuk hersteld.
Door Zijn Zoon onze kant op te sturen.
Door Zijn Zoon onze last te laten dragen.
Aan het kruis werd de breuk geheeld, de door ons veroorzaakte breuk.
Aan het kruis werd de relatie hersteld, die wij geschonden hadden.
Vergeef ons onze schulden.
Zo wordt in de Heidelbergse Catechismus ook dit gebed uitgelegd:
Wij, arme zondaars, bidden of U al onze misdrijven en verdorvenheid die er nog in ons is
om het bloed van Christus niet wil toerekenen.
We hebben die zonde gedaan, vaak opzettelijk, soms onopzettelijk,
maar we vragen of U het ons niet meer wilt aanrekenen,
dat we ervan ontslagen worden.

Daar hoort voor Christus wel iets bij:
We kunnen die vergeving niet alleen voor onszelf verwachten.
Als de band met God verbroken hadden, als de schuld naar God toe wordt weggedragen,
dan vraagt dat ook van ons, dat wij de breuk herstellen die er in onze relatie is.
Gelijk ook wij onze schuldenaren vergeven.
Het is geen voorwaarde vooraf die Christus stelt:
Je krijgt pas vergeving als je zelf eerst kunt vergeven, maar het is een gevolg:
Als je vergeving ontvangt, als het weer goed is tussen jou en God,
werkt dat ook door in de relaties die je hebt.
Je kunt niet zeggen: Ik wil vergeving hebben, ik klop bij God aan,
maar ondertussen gun ik jou die vergeving niet.
Hier heeft het niet kunnen vergeven allereerst met trots te maken:
Als je te trots bent om die ander te vergeven,
moet je niet verwachten dat God jou wel gaat vergeven.
Als je wilt dat God jouw zonden van je afneemt,
kun je die ander niet steeds blijven nadragen dat hij of zij jou nog iets schuldig is.
Als een rekening die je nog te vereffenen hebt: die ander staat bij jou in het krijt.
Dat is geen gemakkelijke stap. Dat is ook niet wat Christus ons wil voorhouden.
Om te kunnen vergeven is ook kracht nodig.
Zo gaat de Catechismus ook verder: Wij vragen of U onze misdrijven niet meer toerekent,
zoals wij zelf ook het getuigenis van uw genade in ons gevoelen,
dat wij een vast voornemen hebben onze naaste van harte te vergeven.
God werkt in ons een voornemen om te gaan vergeven
en dat voornemen is niet gekunsteld, niet afgedwongen, niet onoprecht,
omdat we anders zelf geen vergeving ontvangen,
maar het wordt onze eigen wil,
omdat we zelf weten hoe zwaar een zonde op ons kan drukken.

In de laatste jaar van de basisschool werd er iemand uitgenodigd om te vertellen
over wat er in Veenendaal in de oorlog was gebeurd.
Mijn school had Rik Valkenburg uitgenodigd,
een man die veel verhalen over de oorlog had verzameld en had opgeschreven.
Deze Rik Valkenburg vertelde over een Nederlander, die een ander had verraden.
De details weet ik niet meer.
Ik weet niet meer of het een NSB’er was of een Nederlandse SS’er.
De man die verraden werd, werd opgepakt en overleefde de oorlog niet.
Hij overleed door een executie voor het vuurpeleton of in een strafkamp.
Na de oorlog werd deze verrader opgepakt en berecht.
De rechter sprak de doodstraf over deze man uit.
De moeder van de man die verraden was en omgekomen was
door het verraad van de man die ter dood veroordeeld was
hoorde van het vonnis en ze besefte: deze man komt voor God.
Ze stuurde de man in de gevangenis een Bijbel toe.
Het verdriet om haar zoon was groot,
maar die man zou straks als hij oog in oog kwam te staan met God
het nog veel zwaarder krijgen dan zij die haar zoon moest missen.
De man in de gevangenis ontving de Bijbel en ging er in lezen
en zijn hart ging open en hij besefte dat hij de vergeving nodig had,
waar de Bijbel over sprak.

De Catechismus verwoordt het pastoraal:
Er groeit een voornemen om te vergeven.
Je zou willen dat je zou kunnen vergeven.
Om daadwerkelijk te kunnen vergeven is nog een hele stap,
zeker als die ander nooit heeft willen inzien wat er gebeurd is
En net doet of het niet zoveel voorstelt.
Vergeven is een kracht die je van God ontvangt, die Hij in je gaat werken.
Die vergeving heeft een doel: de redding van die ander.
Want met die schuld die de ander heeft, kan hij of zij niet voor God verschijnen.
We moeten niet vergeten, dat in hetzelfde hoofdstuk waar Petrus vraagt
hoe vaak hij een broeder moet vergeven
het antwoord krijgt dat hij 7×70 maal moet vergeven,
aan het begin nog iets anders staat:
Een broeder of zuster die zondigt moet worden aangesproken op die zonde.
Eerst onder 4 ogen en dan met een ander erbij.
Als er geen inzicht komt, geen bereidheid is om tot inkeer te komen,
kan dat ertoe leiden dat iemand buiten de gemeente komt te staan.

Vergeving betekent dus niet dat zonde vergoelijkt wordt en gezegd wordt: het valt wel mee.
Vergeving is ook niet hetzelfde als het toedekken en er nooit meer over spreken
maar vergeven is het in Gods handen leggen, omdat je weet dat God de hemelse rechter is
die over jou en de ander zal oordelen.
Vergeven is er om die ander te redden van het oordeel,
omdat je niet wilt dat hij of zij verloren gaat.
Je mag zelf weten dat er behoud voor je is,
omdat door Christus het oordeel aan je voorbijgaat
en omdat je het zelf hebt mogen ervaren hoe het is van je zonden bevrijd te worden
en hoe het is om te weten dat je in Gods koninkrijk mag komen
omdat je zonden je niet meer worden toegerekend
ga je dat een ander ook gunnen
– al betekent dat niet altijd dat je ook daadwerkelijk kunt vergeven.
Je gaat willen dat je zou kunnen vergeven
en als je niet kunt vergeven, omdat de pijn te groot is, mag je dat in Gods handen leggen.
Want Hij weet wat er is voorgevallen en zal er niet zomaar overheen stappen.
Hij zal rechtzetten en herstellen.
Amen

Preek zondag 20 september 2020

Preek zondag 20 september 2020
Genesis 15

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Als de kracht van het geloof moet worden uitgelegd, wordt vaak het woord rust gebruikt.
Iemand die naar het ziekenhuis moet voor een operatie
en daar in de dagen vooraf heel erg tegenop ziet en een bepaalde spanning voelt,
maar dan in het ziekenhuis vlak voor de operatie opeens, onverwacht rustig wordt,
een rust over zich heen voelt komen.
Een rust die God geeft: geef het maar over in Mijn hand. Ik ben erbij. Ik ga mee.
Net of God de hand op je schouder legt.
Na afloop wordt vooral over die rust verteld.
Dat was hèt bijzondere moment in het ziekenhuis waar steeds over verteld moet worden.

Of je moet ergens een keuze over maken. Bijvoorbeeld van baan of van studie veranderen.
Je weet nu wat je hebt en dat geeft wel duidelijkheid,
maar je merkt ook dat je het je geen plezier meer geeft.
Je overweegt of je voor iets anders moet gaan kiezen,
maar dat geeft zoveel onzekerheid:
Gaat die nieuwe baan mij wel dat plezier teruggeven.
Kan ik die andere studie wel aan en haal ik daar wel de voldoening die ik nu mis?
Zo lang je nog niet weet wat je moet kiezen, is er een onrust in je.
Je slaapt er slecht van en het vraagt veel aandacht in je hoofd.
Dan neem je een beslissing en je merkt dat je van binnen rustig wordt.
Al heb je er lang over moeten denken: dit is de juiste keuze.
En al kun je nu nog niet alles overzien
en zul je straks weer even twijfelen of je er goed aan doet
de rust die je nu ervaart laat je weten dat je de juiste beslissing hebt genomen.
Die rust is niet van jezelf. Je ervaart die rust als een geschenk van de Heere.
Zo laat Hij weten dat je er goed aan gedaan hebt.

Rust is er ook voor Abram. Hij is teruggekeerd van het strijdtoneel
en heeft de lange mars met zijn manschappen er weer opzitten.
Nu hebben we de Abram zoals je hem zou indenken:
In de rust, wat mijmerend voor de tent, nadenken over de belofte die God hem gaf.
Dit is het land dat God hem wilde wijzen. Hier is de plek door God gewezen.
Maar ook als je je gezegend weet, als je de zegen om je heen merkt,
kan er van binnen een bepaalde onrust zijn.
Er is één ding wat in zijn leven ontbreekt.
Iemand aan wie hij dit kan doorgeven.
Een zoon, een erfgenaam die deze zegen die hij van God heeft ontvangen,
zelf ook weer mag ontvangen en verder gaat in het spoor van Abram
en net als hijzelf voor andere volken tot zegen mag zijn.
Met hem houdt het op, een spoor dat niet meer verder gaat, bij hem eindigt.
Het einde van een tijd die nog maar net begonnen is,
nog niet zo lang geleden toen God hem riep om weg te gaan uit Ur der Chaldeeën.
Als Abrams einde gekomen is, is het ook met het spoor van God gedaan.
Als een bloem op het veld, zo bloeit hij,
Wanneer de wind erover is gegaan, is hij er niet meer

en zijn plaats kent hem niet meer.
Dat geldt niet alleen voor hem, maar voor wat God begonnen is.
Wie zal nog met God bezig zijn, hier in dit land van Kanaän, als hij er niet meer is.
Het is nog maar een dun spoortje geworden, met hem die man op hoge leeftijd,
wiens tijd weldra voorbij is en die geen kinderen heeft om dit alles voort te zetten.
God is mijn hulp – dat is de naam van de man die het dan gaat overnemen:
Eliëzer, de man van Damaskus, zijn naam betekent: God is mijn hulp.
iemand die onderweg is opgepikt, of die is komen aanwaaien,
niet afkomstig uit het Ur en het Haran waar hij zelf vandaan komt.
Is hij dan de hulp die God voor hem heeft, die zijn taak zal voortzetten?
Die zijn roeping hier gestalte moet geven als hij er  niet meer is?
Hij moet vertrouwen hebben in God.
God gaat Zijn weg, al is het lang niet altijd voor ons zichtbaar hoe God bezig is.
De zegen die hij van Melchizedek heeft ontvangen zal hem vast gesterkt hebben.|
Een bevestiging dat hij op het goede spoor zit, dat hij Gods weg volgt.
Soms heb je dat even nodig. Iemand die je moed inspreekt.
Iemand die je sterkte wenst in Gods naam, de kracht van God toe bidt.
Melchizedek was niet zomaar iemand, maar priester van de allerhoogste God,
die namens die allerhoogste God, de schepper van hemel en aarde,
Abram de zegen meegaf.
Abram, je krijgt de zegen van de allerhoogste God.
Geprezen zij de allerhoogste God, die jou zal beschermen.

Wat is er dan mooier als God zelf komt. Als je Hem zelf mag ervaren.
Als Hij zich bij je aankomt, zoals dat bij Abram gebeurt.
Nadat die strijd is gevoerd en Abram weer terug is.
Dat zit nog vers in het geheugen. Net als de zegen van Melchizedek.
Daar kan hij nog steeds op teren.
Soms kun je een langere tijd kracht putten uit een bemoediging die iemand je laat toekomen.
Als God dan zelf tot je komt, is dat een nog veel sterkere bevestiging,
Een ervaring waar je nog lang aan kunt terugdenken, waar je nog lang op kunt teren.
Er zijn heel wat momenten dat je naar zo’n ervaring kunt verlangen,
dat je zelf iets verneemt van God.
Een kind die elke avond daarvoor zichzelf om bidt, omdat hij wil weten hoe God is.
Iemand die graag wil gaan geloven en met God wil leven,
maar nooit die ervaring heeft gehad en daardoor niet weet je je dan gelovig mag noemen.
Als je de Bijbel doorleest, is het eerder een zeldzaamheid dat God op die manier verschijnt.
Er zijn wel een aantal verhalen: Samuël, die geroepen wordt,
Salomo die mag vertellen wat hij kan krijgen als hij koning geworden is
hier Abram, die God verneemt als hij weer bij zijn tent bij de eik van Mamre terug is.
Wat hier bij Abram gebeurt is een bijzonderheid
Het woord dat hier gebruikt wordt, visioen, komt maar een paar keer voor in de Bijbel.
God laat zich aan Abram zien, al ligt er meer de nadruk op wat Abram te horen krijgt.
Het woord van de Heere komt tot Abram in een visioen.
Abram krijgt daarmee iets van een profeet.
Een profeet was je niet omdat je een speciale gave had,
Een soort zintuig waarmee je meer dan andere mensen iets van God opving.
Een profeet was je omdat God met een speciale boodschap naar je toekwam.
Dat God zich tot je richtte, dat God met Zijn woord naar je toe kwam,
dat maakte je een profeet.
Vaak wordt gedacht bij een profeet aan iemand die de toekomst kan voorspellen
of die een boodschap heeft voor een verre toekomst,
een boodschap die veel later uit zal komen.
Vaak is het wel dat een profetische boodschap later een nieuwe betekenis kan krijgen,
maar een profeet krijgt vaak een boodschap voor het heden,
over hoe God er nu is.
Daarom is een preek ook een vorm van profeteren,
omdat het vertelt wat God nu aan het doen is in onze tijd.
Zo komt God ook met een boodschap, die niet alleen voor een langere termijn geldt,
Al komt die verre toekomst wel ter sprake,
maar die verre toekomst brengt de Heere ter sprake om Abram iets over het nu te leren.
Je kunt ernaar verlangen dat God iets van zich laat merken.
Maar dat is niet zomaar iets, als de heilige God naar je toekomt, iets van zich laat horen.
God moet Abram ook eerst gerust stellen: Vrees niet.
Ik kom als de heilige God naar je toe, de Schepper van hemel en aarde,
in wiens naam je onlangs gezegend bent, de machtige God de hele wereld bestuurt.
Als de Heere komt, is er eerst een geruststelling van Zijn kant nodig.
Na die geruststelling volgt een machtige belofte: Abram, ik ben voor jou een schild.
Ik lag en sliep gerust van ‘s Heeren trouw bewust.
In de vertaling is dat niet duidelijk te zien,
maar het is een herhaling van de zegen die Melchizedek over Abram uitsprak.
Hier zien we een mooie trek van het geloof, van de relatie met de Heere.
De Heere die het gesprek opent door te komen en Zijn belofte te geven.
En al is de ervaring dat je van God zelf iets verneemt niet voor iedereen weggelegd,
dat gesprek gaat God wel met ons allemaal aan,
vaak gebeurt dat via iets: je leest iets in de Bijbel, je hoort een preek, zingt een lied
en daarin verneem je iets van God.
Daar vragen we ook om in het gebed, voordat we gaan lezen in de Bijbel.
Je kunt ook iets van God vernemen als iemand anders iets tegen je zegt
dat je enorm in je geloof helpt, waardoor je merkt dat God met jou in gesprek wil.
Zo gaat God met Abram het gesprek aan: Abram je valt onder mijn bescherming.
Zoals je Lot beschermde en terughaalde, bevrijdde, zo zal Ik je beschermen.
de Heere zegt er nog iets bij: Uw loon zeer groot.
Abram, je wilde niet dat die koning van Sodom jou rijk maakte,
maar sta me wel toe dat Ik je rijk maak.
Abram, je hoeft dit allemaal niet voor niets te doen,
dat je weggetrokken bent, dat je hier in Kanaän bent, dat je geroepen bent.
Het leven met de Heere brengt ook een zegen met zich mee.
God is niet karig voor wie Hem gaan dienen
en de Heere weet dat Hij soms ook best wat van Zijn kinderen vraagt,
maar Hij stelt er ook iets tegenover. God eist niet alleen, maar geeft ook. Ruimhartig!
Je zou verwachten dat Abram daar dankbaar van wordt, dat hij er stil van wordt.
Dat hij het eerst moet laat bezinken wat God allemaal tegen hem zegt.
Maar nee, Abram gaat gelijk in verweer.

Er klinkt wel het besef in door dat hij onderdanig is aan de Heere
en toch, juist omdat hij de Heere wil dienen, kan hij niet stil blijven.
Abram protesteert. Abram uit een klacht.
U kunt dat wel zeggen, U kunt mij dat allemaal wel beloven,
maar wat zie ik er van? Wat heb ik aan Uw belofte?
Dit is geen vorm van opstandigheid, geen vorm van ongeloof.
Abram weet nog heel goed hoe hij eerder die belofte heeft gekregen,
dat dit land voor zijn nageslacht zal zijn
en als God iets belooft, dan moet hij dat toch nakomen, waarmaken.
Stel dat God zich niet houdt aan wat Hij belooft, wie kun je dan nog vertrouwen?
God moet Zijn belofte wel tot uitvoer brengen, omdat Hij dat zelf beloofd heeft.
Geloven is God aan Zijn woord houden,
En Abram houdt zich niet in omdat hij met de Heere te maken heeft.
Met God in gesprek gaan, de discussie aangaan, in beroep gaan,
juist omdat je in God gelooft, juist omdat je zoveel waarde eraan hecht
dat God God is.
Zo gaat u misschien ook wel het gesprek aan met de belofte die God u gaf,
toen uw zoon of dochter jaren terug werd gedoopt,
maar nu niet zoveel meer met de kerk en het geloof op heeft.
Heere, U hebt de belofte gegeven, dat de Geest in zijn, haar hart zal werken
en ik merk niet dat U die belofte toen gegeven nu in vervulling laat gaan.
God houden aan Zijn woord, zoals Abram doet.
U kunt mij wel allemaal zegeningen geven, mij belonen
en tegen mij zeggen dat ik al die opofferingen niet voor niets hoef te doen,
maar als er geen zoon is, geen opvolger, wat heb ik dan aan al die zegeningen?
Moet die Eliëzer dat dan van mij overnemen?
Hij is niet met U vertrouwd. Heeft een heel andere achtergrond.
Hij zal best de verantwoordelijkheid aankunnen om leiding te geven,
maar kan hij ook de verantwoordelijkheid dragen voor het geestelijke aspect,
voor die roeping om anders te zijn, de roeping om tot voorbeeld te leven,
om hier in Kanaän op een andere manier te leven dan die volkeren doen
die er nu in het land zijn?
God accepteert dat Abram zo met hem in discussie gaat.
Hij weet dat Abram meer nodig heeft dan alleen de woorden,
een bevestiging dat die woorden eens gegeven ook zullen uitkomen.
Ja, Abram je zult ook een zoon krijgen.
De bezittingen die je hebt gaan ook niet naar die Eliëzer.
Maak je geen zorgen over de toekomst,
zit er maar niet over in dat je nu nog geen kinderen hebt,
want, Abram, Ik, die schepper van hemel en aarde geschapen ben je God.
Ik zal er voor zorgen. Vertrouw Mij maar.
Wat moet God doen om ons als mensen gerust te stellen?
God komt opnieuw met Zijn woord. God weet dat Hij nog niet klaar is met Abram.
Abram ga eens naar buiten en kijk naar de lucht, tel de sterren die aan de hemel staan.
Al die sterren heb ik aan de hemel gezet. Al die sterren heb ik geschapen.
Weet gij hoeveel sterren aan de blauwe hemel staan?

Is dit een opdracht om te tellen?
Ik las: Dit is goddelijke humor. Zo drukt God Abram met zijn neus op zijn eigen zonde.
Nu kan Abram niet meer tellen. Hij raakt bij al die sterren de tel kwijt.
En zo was hij rijp voor het geloof.
Zo kan God je tot geloof brengen, meer vertrouwen geven.
Door je weg te halen uit je eigen manier van piekeren,
waardoor je denkt: heeft het nog wel zin? Kan God hier nog iets mee?
Om tot geloof te komen, om meer vertrouwen te hebben,
kan het nodig zijn dat God ons weg haalt uit ons gepieker:
Je ziet niet meer op tegen de operatie, je merkt dat je een goede keuze gemaakt hebt,
je kijkt omhoog naar de sterren, die je zovaak in je leven hebt gezien,
maar die nu een extra betekenis krijgen.
Elke keer als ik naar de sterren opkijk, dan weet ik: zo’n nageslacht krijg ik ook.
Dit accepteert Abram. Hier kan hij wat mee.
Dit geeft hem geloof.
Geloven betekent, zal de Hebreeënbrief later uitleggen, niet zien en toch vertrouwen.
Je hebt nog niets in handen, je merkt er nog niets van.
Het enige dat je hebt, is de belofte, is de zekerheid dat God je dit alles zal geven.
Daar heeft Abram genoeg aan.
Dat betekent nog niet, dat Abram nu de perfecte gelovige is
en nooit meer een misstap zal begaan, en altijd het juiste zal doen.
Maar voor God is dit vertrouwen genoeg. Om dit vertrouwen is het God te doen.
Dat je je zo kunt laten leiden door Hem.

Zo kan Abram de toekomst in met God. Zo heeft hij die rust die alleen God kan geven.
Die toekomst zal geen gemakkelijke toekomst zijn. Ook niet voor zijn nageslacht.
Ze zijn wel het volk dat God belooft en dat God geroepen heeft,
maar hun weg zal niet eenvoudig zijn.
In wat er verder beschreven staat zien we iets oplichten van de tijd van Egypte:
Een tijd lang onderdrukking, leven in een ander land, waar ze niet horen,
waar ze vreemdeling zijn, slavernij, een hard bestaan.
En toch, zoals God zich nu aan Abram toont, zo zal Hij zich ook aan Zijn nageslacht tonen.
Abram moet een aantal dieren nemen, snijdt die middendoor.
Als Abram die uiteen gelegd heeft, met een pad er tussen, komen er roofvogels:
het verbond dat God met Abram en zijn nageslacht zal sluiten, zal steeds bedreigd worden.
Dreiging van buitenaf: grootmachten die Israël zullen veroveren,
maar ook een dreiging van binnenuit.
Als Abram in een diepe slaap is, komt hij iets te weten
over wat dat volk dat uit het voorkomt zal meemaken.
Dan als het donker wordt, al het licht verdwenen is, geen sprankje daglicht,
als je denkt dat je van God afgesneden bent, er helemaal alleen voorstaat,
dan mag je je hieraan vasthouden, Abram en ook allen die uit je voortkomen.
Abram krijgt in dat bijzondere visioen in die nacht te zien
hoe God er zal zijn in die donkere nacht, zal komen.
Een oven met rook en een brandende fakkel,
We zien hier iets van de wolkkolom en de vuurkolom,
de tekenen die voor het volk uitgingen, toen Israël uittrok uit Egypte,
de vrijheid tegemoet.
Overdag wees de wolkkolom de weg en ‘s nachts was de vuurkolom een bescherming.
Zo sloot God een verbond met Abram.
Abram, maak je geen zorgen over de weg die Ik ga.
Ik weet wat Ik doe. Ik raak het spoor niet kwijt, mijn weg gaat niet verloren,
ook niet in deze wereld van Kanaän, waar het met jou afgelopen lijkt te zijn.
Wanneer het zo donker is, dat jij geen weg meer weet,
mag je weten dat Ik als die oven en die fakkel, als later de vuurkolom en de wolkkolom,
voor je uitga en een weg baan, waar die er voor jouw idee niet is,
want Ik ben de Heere, die jou uit Ur der Chaldeeën uitleidde.
Als Ik iets begin, maak Ik het af en breng Ik het tot een goed einde,
een einde zoals Ik had bedacht.
En Abram, jij bent daar een onderdeel van. Jij mag er iets van zien
en door jou werk Ik Mijn plan uit.
De nacht is haast ten einde, de morgen niet meer ver.
Zo begint een lied van Advent, dat zingt over de komst van Christus.
Zo is ons God verschenen in onze lange nacht.
Hoeveel zware nachten van bitterheid en pijn,
en smartelijk verwachten ons deel nog zullen zijn
op deze donkere aarde
toch staat in stille pracht de ster van Gods genade
aan het einde van de nacht.
God lijkt wel diep verborgen in onze duistere nacht,
maar schenkt ons toch een morgen die vol luister is.
Een oven met rook en een brandende fakkel, een vuurkolom en wolkkolom,
zo gaat God ons door alle tijden heen voor en baant Hij voor ons een weg.
God wijst mij een weg als ik zelf geen uitkomst zie.
Langs wegen die geen mens bedenkt, maakt Hij mij zijn wil bekend.
Hij geeft elke dag nieuwe liefde, nieuwe kracht.
Als ik mijn hand in zijn hand leg, wijst Hij mij de weg, wijst Hij mij de weg.

Al moet ik door de wildernis Hij leidt mij. Hij toont mij een rivier in de woestijn.
Alles zal ooit vergaan maar zijn liefde blijft bestaan.
Amen

Preek zondag 13 september 2020 avonddienst

Preek zondag 13 september 2020 avonddienst
Schriftlezing: Mattheüs 6:5-15. Thema: Bidden / Het Onze Vader (deel 1)

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Wat is voor jou, wat is voor u de reden om te bidden?
Nou, zegt iemand, ik bid omdat het hoort. Dat hoor je als christen te doen.
Het is mij opgedragen door Christus.
Bidt dan zo: het gebed dat Christus ons geeft
gaat gepaard met een opdracht om dat gebed uit te spreken, te gebruiken.
Bidden is een opdracht voor een leerling van Christus.
Ik bid omdat ik gehoorzaam wil zijn aan mijn Heer.
Het is niet van belang of ik er behoefte aan heb, of ik er tijd voor kan vrij maken.
Dan moet ik maar tijd vrij maken en mij er toe aanzetten te bidden.
Ik mag me er niet van afmaken.
Niet dat ik het met tegenzin doe.
Want het is voor mij altijd een vreugde om te doen wat mijn Heer vraagt
en het is voor mij een vreugde dit gebod in praktijk te brengen.
Het is voor mij een vreugde om te bidden, om voor de troon van de hemelse Heer te komen.

Een ander kan zeggen: ik bid omdat er zoveel aan de hand is hier op aarde.
In mijn eigen gezin, in het huwelijk van mijn kinderen, in mijn familie.
Ik bid omdat er er zoveel ellende is op deze wereld: armoede, oorlog, mensen op de vlucht.
Als ik daar iets van zie of over hoor, voel ik mijn eigen machteloosheid
en ik weet er Eén, die er iets aan kan doen.
Ik bid, omdat ik de wereld zo anders zou willen zien: vreedzamer, liefdevoller, barmhartiger.
Ik kan er niet in berusten dat de wereld zo afwijkt van hoe God deze wereld heeft bedoeld.
Daarom klop ik bij God aan, in de hoop dat Hij er iets aan zal doen.
Ik sprak ooit iemand, die mij vertelde dat ze steeds
als ze aan iemand dacht die het moeilijk had, door ziekte, door zorgen in het gezin,
dat ze haar bezigheden onderbrak en op de knieën ging om tot de Heere te bidden.
Deze oudere vrouw zei: Ik lijk wel een moslim, zo vaak ga ik op de knieën.
Toen ze dat zei, zag ik voor me hoe ze dat deed.
Als ze bijvoorbeeld aan het stofzuigen was en ze dacht aan iemand
Deed ze de stofzuiger uit en boog ze haar stramme knieën
om in de kamer naast de stofzuiger geknield te bidden tot God.

Of u, jij nu bidt omdat het opgedragen is, of dat u, jij bidt omdat je zoveel ziet om je heen,
bidden is altijd een kenmerk geweest van de gelovige, van de kerk.
De kerk is altijd een biddende kerk geweest en een gelovige een bidder.
Wie God kent, zal Hem steeds zoeken in gebed, zal steeds in gebed gaan.

Toch is bidden geen vanzelfsprekendheid. Ook onder christenen, onder gelovigen niet.
Ik las bij een interview met een twintiger,
die stelde dat zijn generatiegenoten niet aan bidden toe komen,
omdat ze de discipline missen om te bidden. Gebrek aan regelmaat.
Je bidt niet omdat het hoort, of omdat het een onderdeel is van je bestaan,
maar je bidt als het je zo uitkomt.
En omdat je als twintiger heel veel hebt te doen
en veel ballen in de lucht moet houden
en nog veel wilt meemaken in deze wereld
kan het gebeuren dat het bidden erbij inschiet.
Bidden is wel belangrijk, maar je komt er niet altijd toe. Er zijn zoveel andere dingen.
Wil je dan bidden, dan moet je zoeken naar regelmaat en structuur.
Regelmaat en structuur in je dagelijkse bestaan
En regelmaat en structuur in je omgang met de Heere.

Je kunt het bidden achterwege laten, omdat je niet goed weet
hoe je woorden vindt voor wat er in je omgaat.
Je hebt nooit geleerd, niet van ouders, niet op catechisatie, niet op school om te bidden.
Je zou wel willen bidden, maar je weet niet hoe je dat zou moeten doen.

Of je zou wel willen bidden, maar je ziet er tegen op om in gebed te gaan.
God is zo groot en zo heilig en zelf ben je klein en zondig.
Dat gaat toch niet samen.
Hoe kun je met je kleinheid en je zondigheid voor de heilige God verschijnen?
Ik schaam me ervoor om God onder ogen te komen.
Ik zou wel willen bidden, maar ik ga Hem uit de weg.

Bidden is inderdaad iets bijzonders.
Het is een voorrecht, dat we kunnen bidden.
Dat we bij de Koning der koningen aan kunnen kloppen met onze gebeden.
Als er door de regering een belangrijke beslissing moet worden genomen,
dan wordt de deur afgegrendeld en moet iedereen buiten afwachten wat er binnen gebeurt.
Als buitenstaander heb je daar geen invloed op.
Alleen als je een van de betrokken ministers goed kent
En het telefoonnummer hebt van die minister kun je een appje sturen met jouw appèl.
Als er een militaire missie moet worden voorbereid, gebeurt dat in het geheim.
Je hebt daar alleen toegang toe als je een hoge officier bent
of als je als commando vooruit gestuurd bent gestuurd met een verkenningsopdracht.
Maar bidden betekent dat we aankloppen bij het Allerhoogste Bestuur dat er is,
bij de Allerhoogste Koning met de vraag of op een andere manier kan.
Bidden is een appèl op de heilige God.
Met bidden gaan wij hier op aarde de heilige ruimte van God in de hemel binnen.
En dat doen we, omdat we de toegang hebben gekregen door Christus.
Hij heeft ons de bevoegdheid gegeven om aan te kloppen bij de Allerhoogste.
Zo moet je bidden: Onze Vader in de hemel.
In dat begin van het gebed zit een dubbelheid:
Het mogen naderen tot God, de intimiteit die je kunt hebben met God,
De nabijheid die je kunt ervaren en die er is als je bidt
en tegelijkertijd de grootheid van God: Hij is in de hemel.
Dat betekent niet alleen maar een grote afstand tot de aarde,
want in ons gebed kunnen we die afstand overbruggen.
Bidden is een hemelvaart in woorden.
Dat onze Vader in de hemel is, betekent vooral dat Hij van een andere orde is.
Dat we geen gelijke zijn van God, maar dat Hij oneindig veel groter is.
Hij beslist over ons leven en Hij bepaalt wat er op aarde gebeurt.
Hij is onze schepper, onze maker. Niemand is zoals Hij.
Zo komt dat ook vaak in de Bijbel naar voren.
Met wie is onze God te vergelijken? Wie is aan Hem gelijk?
Wie heeft dezelfde wijsheid, dezelfde macht, dezelfde barmhartigheid?
Het is niet voor niets dat je in het Oude Testament merkt
dat je niet zomaar voor God kunt verschijnen.
Als Mozes vraagt of hij het aangezicht van God mag zien,
krijgt hij te horen dat niemand God kan zien en in leven kan blijven.
Dat betekent niet dat alle communicatie onmogelijk is
en dat de toegang tot de hemel voor ons verboden is.
We krijgen permissie. We krijgen toegang geschonken.
Het is niet voor niets dat het Christus is, die deze toegang ons schenkt.
God onze Vader noemen in het gebed kan heel vertrouwd klinken.
Dat heeft ook iets intiems als iemand het gebed zo begint: Vader in de hemel.
Als we God onze Vader noemen, dan zeggen we daarmee ook iets over onszelf.
Dan zeggen we ook iets over hoe wij tegenover God staan.
Als we God onze Vader noemen, betekent dat wij kinderen van God geworden zijn.
Door Christus kinderen van God geworden zijn.
Wie een kind van God is, is een kind van de hemelse Vader
En omdat onze hemelse Vader de Koning der koningen is zijn we koningskind geworden:
Kind van de allerhoogste Koning.
Dat zegt niet iedereen makkelijk van zichzelf: Ik ben een kind van God.
Want je weet dat er ook iets anders waar is: in zonde ontvangen en geboren.
Ik ben niet zomaar kind van God
en omdat ik nog niet weet of het goed gemaakt is met God
kan ik mijzelf nog niet zomaar een kind van God noemen.
Want daarmee zeg je heel wat.
In het Onze Vader zeggen we dat ook niet zomaar,
maar spreken we God aan als onze Vader, omdat Christus die woorden ons voorzegt.
Omdat de hemelse Vader de Vader van onze Heere Jezus Christus is,
mogen wij Hem onze Vader noemen.
Omdat we delen in Zijn genade, omdat we verzoening ontvangen door Hem,
kunnen wij God op diezelfde manier aanspreken als onze Heere.
Misschien is het maar goed ook, dat Hij ons opdraagt om dit te bidden.
Want als het onze opdracht niet was,
zouden we het bidden wel eens achterwege kunnen laten.
We hebben de permissie om te bidden. We hebben de opdracht om te bidden.
Door te bidden scharen we ons aan Zijn kant, gaan we over naar Gods zijde.
Het kan zijn dat als we God aanspreken als onze Vader,
dat we net zijn als de verloren zoon en terugkomen en willen zeggen
tegen onze hemelse Vader dat we het niet waard zijn om Zijn kind te zijn.
Toch spreken we Hem aan als onze Vader, al kan dat aarzelend zijn.
Ik kwam tegen dat het aanspreken van God als onze Vader
ook wel de betekenis hebben dat we tot inkeer zijn gekomen,
op de weg terug zijn naar de Vader die we waren kwijt geraakt
en dat het ons voornemen is om bij Hem te blijven en met Hem te leven.
Een relatie die hernieuwd wordt.
En steeds als we het onze Vader in de mond nemen en God aanspreken,
zeggen we tegen onszelf dat het waar is:
Dat we weer terug zijn, terug in de gemeenschap met God, de relatie hersteld.
We zijn weer thuis, we hebben weer contact, we zoeken Hem weer
En dat willen we nooit meer kwijt.

Bidden betekent de relatie onderhouden met God:
Niet alleen voor onszelf, maar ook voor God.
Als onze schepper, als onze maker is Hij het waard dat we Hem zoeken.
Is Hij het waard dat we ons in ons gebed tot Hem richten.
Bidden doen we niet alleen voor onszelf, maar ook voor God.
Daarom bidden we ook om de heiliging van de naam van God.
Gods naam, dat is zoals Hij is.
Een naam die niet uitgesproken mocht worden, omdat God zo heilig is.
Hij is het waard om door iedereen geëerd en geprezen te worden.
Hij is het waard dat iedereen Hem als Vader aanspreekt
en als Vader erkent en daarmee als de enige God die er is.
Dat iedereen in Hem gaat geloven.
Uw naam worde geheiligd.
Daarmee vragen we of iedereen die leeft de lof op God wil aanheffen
en vol eerbied en ontzag deze God wil belijden als Heer.
En dat niet alleen met woorden, maar ook met de daad.
Wilt U ons en alle mensen zo vormen dat we leven tot Uw eer.
Dat ons doen en laten geen smet op uw naam werpt,

dat anderen vanwege ons geen schande over U spreken.
Dat is ons verlangen, dat iedereen U weer zal vinden,
dat iedereen die afgedwaald is, U is kwijt geraakt U weer zal vinden.
Het is een gebed of de Heere onze aarde zo wil veranderen,
Dat de aarde vol is van de Heere, vol van Zijn heerlijkheid.
Daarom volgt daar direct achteraan: Uw koninkrijk kome.
We leven niet voor onszelf en deze aarde is niet van ons alleen.
Deze wereld behoort de Heere toe
En onze Meester die ons leert bidden,
vertelde ook over een koninkrijk dat zal komen.
Een koninkrijk waarin Christus koning is
En God door alles en iedereen wordt geëerd en gediend.
Een wereld zonder zonde, zonder satan, zonder dood, ellende.
Laat dat een wereld zijn, waarin wij ook zullen behoren.
Overwin in de wereld alle machten van het kwaad.
Overwin ook in ons de macht van de zonde en de duivel,
zodat de aarde gelijk aan de hemel wordt.
Dat Uw wil er wordt gedaan, dat er geen wantrouwen is meer naar U toe.
Dat we niet meer aarzelen om naar U toe te gaan,
Dat we U niet meer uit de weg gaan.
In het gebed dat Christus ons leert, wordt al deels afstand overwonnen.
Wordt God erkend als Heer, wordt Zijn naam geheiligd, wordt Zijn wil gedaan.
Door te bidden krijgt het koninkrijk al wat gestalte in ons.
Het is niet zomaar dat een gelovige en God zoekt in het gebed
omdat waar in dit gebed om gebeden wordt ook is wat de gelovige wil:
Dat God geëerd wordt, door hemzelf en door heel de wereld,
dat Gods koninkrijk komt in onszelf, in allen om ons heen en over heel de wereld.
Dat Gods wil wordt gedaan.
Het is niet voor niets dat Christus ons opdraagt om te bidden
en ons dit gebed geeft als hulpmiddel om te bidden.
We hoeven niet onze eigen woorden te bedenken, al mag dat wel.
We hebben genoeg aan deze woorden, die Christus ons aanreikt.
Wanneer we ertegen opzien om te bidden, kunnen we deze woorden in de mond nemen.
Met regelmaat om deze opdracht van Christus te vervullen,
waarbij ik hoop dat die opdracht ook steeds meer en meer een vreugde wordt om te doen.
Amen




Preek zondag 13 september 2020 morgendienst

Preek zondag 13 september 2020 morgendienst
Schriftlezing: Genesis 14

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Wat zou u doen als u het voor het zeggen zou hebben in deze wereld?
Wat zou jij doen als je de baas was over alles?
Daar kun je wel eens over nagedacht hebben:
Als ik premier was in ons land, dan zou ik…
Als ik het voor het zeggen had in de wereld, dan zou alles heel anders zijn.
Ik zou beginnen met het aanpakken van…
… noem maar een thema dat je bezig houdt:
– Je maakt je zorgen over het milieu en als je het voor het zeggen hebt,
zou je bezig zijn met allerlei maatregelen om het milieu te sparen.
– Of je bent begaan met mensen die op de vlucht zijn en alles achter moesten laten.
Als jij, als u het voor het zeggen zou hebben,
zou u, zou jij ervoor zorgen dat ze ergens zouden kunnen wonen, werk zouden krijgen.
– Of je weet van kinderen in gezinnen die geen geld hebben:
Geen geld voor kleren of eten, niet op vakantie kunnen gaan, geen uitje.
Voor hen zou je er willen zijn, om te zorgen dat ze er op vooruit gaan.
Dat ze goed onderwijs kunnen krijgen, waardoor ze later niet meer arm hoeven te zijn.
Zo kunnen er heel wat onderwerpen zijn, waar u, waar jij mee bezig bent
en waarvan je graag zou zien dat het er heel anders aan toe zou gaan in deze wereld.
Dit zijn allemaal nobele doelen:
zorg voor het milieu, voor vluchtelingen, bestrijding van armoede.
Niet iedereen zou als hij of zij de baas zou worden in een land of de wereld
Aan anderen denken, om hen te helpen, om anderen een beter leven te geven.
Er zullen er ook heel wat zijn die alleen aan zichzelf denken:
Als zij maar rijk worden en het goed hebben, als zij maar de macht hebben.
Dan maakt het niet uit hoe het met anderen gaat.
Wie het nieuws in de afgelopen weken heeft gevolgd,
weet dat er in Wit-Rusland iemand aan de macht is, die deze macht wil behouden
En de protesten die er tegen zijn regering zijn met geweld bestrijdt:
Een speciale soort politie, leger, knokploegen
– alles zet deze dictator in om te zorgen dat hij zijn macht niet kwijtraakt.
Hij heeft het voor het zeggen en hij geeft zijn macht niet zomaar op.
Dat hij daarvoor hard moet zijn tegen de mensen zijn van zijn eigen volk
dat deert hem blijkbaar niet – hij moet zijn land blijven leiden, koste wat kost.

De macht hebben en de macht houden, daar gaat het in het begin van Genesis 14 om.
We lazen over vier koningen: Amrafel, Arioch, Kedorlaomer en Tidal.
Zij beginnen een oorlog tegen 5 andere koningen.
Er komen allemaal namen voorbij van koningen, volken en landen
en de meesten van die koningen, volken en landen zijn moeilijk thuis te brengen.
Als u er weinig van begreep van dit gedeelte bent u in goed gezelschap.
Bij de voorbereiding kwam ik een aantal keer de verzuchting tegen:
Wat doet dit verhaal tussen al die andere verhalen van Abram?
De gebeurtenissen in dit hoofdstuk hebben nauwelijks met zijn leven te maken.
Hij komt alleen in actie omdat zijn neef Lot is meegenomen door dat leger.
Bovendien komt hier een heel andere Abram naar voren dan in de andere verhalen.
Abram is hier een strijder, iemand die oorlog voert.
En als je hier een mooi geestelijk verhaal verwacht op een zondag,
die eigenlijk in het oorspronkelijke rooster een avondmaalszondag had geweest,
Dan zal er een teleurstelling zijn: in deze gebeurtenis gaat het nauwelijks over God.
Alleen aan het einde als de koning die ook priester is, Melchizedek komt,
om Abram namens de God van hemel en aarde de zegen te geven.
Daardoor weet je dat het een verhaal uit de Bijbel is
en niet zomaar een verhaal dat in een geschiedenisboek had kunnen staan.
Toch staat dit verhaal niet zomaar in de Bijbel en is het ook een verhaal over God,
Een verhaal waarmee de Bijbel ons iets wil duidelijk maken
over de wereld waarin wij leven en hoe God daarin Zijn plan uitvoert.
Dit verhaal is een voorbeeld van Bijbelse vertelkunst
en met Bijbelse vertelkunst bedoel ik een speciale manier van vertellen
zoals dat in de Bijbel gebeurt in een bepaalde gebeurtenis te zien wat God doet.
Bij de Bijbelse vertelkunst is het belangrijk om erop te letten hoe er verteld wordt.
Het woord dat het meeste voorkomt is het woord koning.
In een groot deel van het Oude Testament heeft een koning geen beste reputatie.
Dat komt omdat de koningen meestal niet doen waarvoor ze bedoeld zijn.
Een koning is bedoeld om als een herder voor zijn volk te zijn:
zijn volk te leiden als een eerlijke leider, met wijsheid en rechtvaardigheid.
Een goede koning laat in zijn manier van regeren iets doorschemeren
van hoe God de wereld als koning regeert.
Maar meestal houdt een koning zich niet zo met God bezig
en heeft hij zijn eigen regels en gewoonten.
Geen wonder dat als het volk Israël een koning wil Samuël verdrietig regeert.
Van een koning word je niet gelukkig is zijn mening
en bovendien: het volk heeft een koning: de Heere is de Koning van Israël.
In deze voor ons vreemde episode uit het leven van Abram zien we 10 koningen,
waarvan er 9 koningen zijn waar de Bijbel zo kritisch op is.
Vier koningen zijn er van vier grote volken: vier wereldmachten.
Deze koningen zijn oorlogszuchtige monsters.
Als ze al regels kennen, is dat het recht van de sterkste.
Wie het sterkst is heeft gelijk. Die mag alles bepalen.
En je moet het niet proberen om met deze koningen oneens te zijn,
want dan wordt je uit de weg geruimd met grof geweld.
Oorlog voeren betekent dat er een oorlogsmachine op je af komt.
Een leger waarvan de soldaten huishouden: de mannen worden gedood,
vrouwen en meisjes als seksslavinnen meegenomen, al het vee geroofd,
de bezittingen worden op transport naar het vaderland gebracht
en wat niet mee kan wordt in brand gestoken.
Deze oorlogsmachine, die door niets te stoppen is, struinde de hele wereld af.
Niet voor niets wordt dat  in de Bijbel vergeleken met een zwerm sprinkhanen.
Er is niets veilig voor hen.
God bestaat niet voor hen. Ja, ze hebben wel hun eigen goden,
maar zolang zij blijven winnen geloven ze dat ze gelijk hebben
en gaan ze door, omdat ze door niemand worden tegengehouden.
Dit is een wereld waarin de leiders niet om God geven, wil dit verhaal ons vertellen.
Ze hebben geen geweten en als ze over God horen, kunnen ze Hem alleen maar bespotten.
Dit is een wereld waarin leiders geen geweten hebben
En alleen maar bezig zijn met hun eigen macht en om hun macht groter te maken.
Totaal geen besef, dat je op aarde kunt zijn met een roeping die Abram kreeg:
Een zegen te zijn voor alle andere volkeren op aarde die er zijn.
Die andere volkeren zijn er alleen maar om hun macht en rijkdom groter te maken.
Goed genoeg om als slaven te dienen, om als dwangarbeiders te werken.
Een tijd terug is deze legermacht ook in Kanaän geweest en heeft alles verpletterd.
Verschillende steden hebben zich gewonnen moeten geven aan deze bruutheid.
Ze waren niet opgewassen tegen die overmacht.
Jaar in jaar uit moesten ze laten zien dat ze bleven buigen voor deze koningen
door een deel van de oogst en een deel van het inkomen aan hen af te staan.
Na twaalf jaar zijn ze het zat en weigeren ze die belasting nog te betalen
en schudden ze het juk van zich af. Ze willen vrijheid voor zichzelf.
Of hun motieven nobel zijn, wordt niet verteld.
De koning van Sodom blijkt later een koning als alle andere koningen te zijn,
Die zomaar even over het leven van anderen en bezittingen van anderen kan bepalen.
Even kunnen ze van hun vrijheid genieten,
maar zodra het bericht is gekomen daar in het verre Elam trekt het leger op.
Kedorlaomer wil zijn gram halen. Hij laat dat niet over zijn kant gaan.
Geen enkel besef dat je als God kunt zijn, die Zoon gaf
voor mensen die tegen hem in opstand waren gekomen.
Toen wij nog vijanden waren, zegt het formulier voor het avondmaal Paulus achterna,
toen wij nog in opstand waren, vijanden van God,
net als de koningen van die vijf steden die genoemd werden, die in opstand komen.
Onderweg pakt dit leger ook nog een aantal volkeren aan, die in de weg zitten.
Niet zomaar volkeren, maar volkeren waar Israël het later mee te stellen krijgen.
Nietsontziend is deze Kedorlaomer. Alles wat in de weg zit, wordt weggevaagd.
Een mensenleven telt niet.
En daar komt het bijzondere van de Bijbelse vertelkunst,
want voor God telt een mensenleven wel.
God is anders dan Kedorlaomer.
De koning van Elam zal zich niet druk gemaakt hebben over hoe die gevangenen heetten
en zal zijn schouders opgehaald hebben als er gevraagd zou worden naar Lot.
Hoe kan hij nu weten wie er allemaal buitgemaakt zijn en zijn weggevoerd.
En al is het Lot zelf, die ervoor gekozen heeft om daar bij of zelfs in Sodom te gaan wonen
en daarmee zijn eigen leven in gevaar heeft gebracht,
omdat hij alleen maar oog had voor het mooie van de omgeving en geen gevaren zag,
Lot wordt door de Heere gered
en alleen vanwege Lot wordt de hele geschiedenis omgegooid
en krijgen die grootmachten te maken met een macht die sterker is dan zij,
met Iemand die hen de baas is: de God die hemel en aarde schiep.
Alleen omdat in die mensenmassa die werd afgevoerd Lot mee liep.
Als op het oorspronkelijke rooster niet had gestaan dat we avondmaal zouden vieren,
had ik niet aan die overeenkomst gedacht, maar nu zie ik wel een overeenkomst.
God die bereid is om heel wat overhoop te halen om er één te redden.
De God van hemel en aarde is als een herder, die de kudde achter laat
om één schaap, die op de verkeerde weg is, die verdwaald is, op te zoeken en te redden.
Hij stuurde geen strafexpeditie naar de aarde, toen Adam en Eva afvallig werden,
maar beloofde hen redding.
Ook hier bij Lot geen onverschilligheid van de God die hemel en aarde schiep.
God draait hem niet de rug toe en zegt niet: zoek het zelf maar uit,
want je hebt het er naar gemaakt.
Vreugde over één zondaar die wordt gered.
Bevrijding uit de macht  van een boze macht, die Lot gevangen hield.
En die bevrijding gebeurt, net als aan het kruis met het sterven van Christus,
niet op een spectaculaire manier, niet met groots vertoon van macht.
Een kleine legermacht: 318 soldaten.
Normaal gesproken geen partij voor zo’n machtig leger.
Dat had Abram nooit op zichzelf gewonnen. Hoeveel tactisch inzicht hij ook zou hebben.
Een klein leger, net zoals Gideon met een klein leger de vijand in de nacht verslaat.
De vier grootste koningen die er op aarde zijn, die heel wat volken verslagen hebben,
die net 5 andere koningen hebben uitgeschakeld en gekleineerd,
worden verslagen door iemand die geen koning is,
nooit koning genoemd is en zich ook nooit als koning gevoeld of gedragen heeft.
Abram, die als hij meer is dan een knecht van God is een priester is of profeet.
Een priester, omdat hij offert aan de Heere.
Een profeet, omdat hij laat zien dat de Heere op een andere manier regeert
dan de koningen die met hun eigen macht bezig zijn.
De HEER zal opstaan tot de strijd. Hij zal Zijn haters wijd en zijd,
verjaagd, verstrooid doen zuchten
.
Maar dan wel op een speciale manier: met een handjevol mannen,
een legertje dat niet in tel is, niet als gevaar zou worden gezien.
En ook met een speciaal doel: om Lot te redden en terug te brengen.
De Heere heeft als God van hemel en aarde daar geen grootse macht voor nodig.
Hij gebruikt Abram en die paar mannen die hij bij zich heeft
om te laten zien wie met de God van hemel en aarde rekening houdt,
door Hem bijgestaan wordt en gezegend wordt.
Abram wordt een bevrijder, in Gods naam.
Daarmee laat hij iets zien van zijn verre nakomeling, die bijzondere nakomeling,
die uit de hemel kwam en mens werd om de strijd aan te gaan en bevrijding te brengen,
De strijd tegen de satan en bevrijding uit de macht van de zonde.
Tot dan toe is er van God nog geen sprake geweest.
Niet in de tijd van die koningen, niet in de strijd die er was, niet als Abram optrekt.
Zelfs niet als hij wint en met de mensen en de buit terugkomt.
Bij terugkomst wordt het duidelijk dat het niet zomaar een strijd was die Abram voerde,
maar dat er een God boven hem stond, de God van hemel en aarde,
Die alles geschapen heeft, die alles bestuurt naar Zijn raad, die alles in Zijn hand heeft.
Als deze God bepaalt, dan gebeurt het zoals Hij dat wil.
Een God die uitredding brengt, die bevrijdt, die Zijn zegen wil geven.
Die zegen is een leven met de Heere,
Een leven met de Heere is een leven onder Zijn bescherming, zoals Lot mocht merken.
Een leven met de Heere is een leven uit genade, bevrijd worden.
Ook dat mocht Lot meemaken: een nieuwe kans die hij krijgt van de Heere.
Abram krijgt de zegen.
Eeuwen later zal uit Abram die hier gezegend wordt Christus komen,
die voor ons de zegen wil zijn, die ons heeft bevrijd.
Vandaag hadden wij aan de tafel willen vieren hoe Christus voor ons die zegen is,
hoe Hij tot ons kwam en ons brood en wijn gaf.
Abram kreeg van Melchizedek brood en wijn:
waarschijnlijk het teken van vriendschap. Abram, je hoort er nu bij.
Abram, je bent geen vreemde meer,
maar je hoort bij mij. Meer nog: je hoort bij de God die ik dien,
de God van hemel en aarde wiens priester ik ben.
Het brood en de wijn van het avondmaal laten ons zien
dat God ons zijn teken van vriendschap biedt.
Je hoort nu bij Mij. Je bent geen vreemde meer. Geen vijand meer.
Maar mijn kind. Thuisgebracht. De schuld is weg, de zonde vergeven.
Je mag nu in vrijheid leven en net als Abram tot zegen zijn.
Met deze God kan ik het wagen.
In de strijd die ik heb te voeren, sta ik niet alleen.
En als ik verlies en meegenomen wordt, redt Hij mij eruit en bevrijdt Hij mij.
Hij is een schild en schutsheer voor den vrome,
Voor wie tot Hem de toevlucht heeft genomen,
Wie is een God, als Hij, in tegenheen?Wie is een rots, dan onze God alleen?

De komst van Melchizedek houdt een belofte in:
Er komt een andere wereld, waarin niet de Kedorlaomers het voor het zeggen hebben.
Geen wereld vol geweld en dreiging,
maar een rijk van vrede, met een bijzondere koning.
Een koning die in rechtvaardigheid regeert, zoals de naam Melchizedek betekent.
Een koninkrijk waar Christus koning is.
Daar is al het onrecht uitgebannen, de strijd gestreden, de vrede voor altijd.
Daar is ook geen opstand, maar een samenleven met God, verzoening met Hem.
Amen

Preek zondag 6 september 2020

Preek zondag 6 september 2020
Schriftlezing: Genesis 13

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Volgens de oorspronkelijke planning zouden we volgende week avondmaal hebben
en zouden we ons vandaag voorbereiding op die viering volgende week.
Dit is al de tweede keer dat de viering van het heilig avondmaal niet doorgaat.
In juni kon de viering niet doorgaan, omdat we maar met 30 man samen konden komen.
Dit keer gaat het niet door, omdat we nog niet helder hebben hoe we dat moeten vieren,
niet alleen omdat we de richtlijnen van het RIVM in de gaten moeten houden,
maar ook omdat een deel van de gemeente nog niet naar de kerk komt.
Dat zou betekenen dat, als we wel een vorm gevonden zouden hebben,
avondmaal zouden vieren zonder dat deel van onze gemeente dat nog niet komt.

Al twee keer geen avondmaal dus.
Twee keer dat we niet met de viering van het heilig avondmaal
konden stilstaan bij het  de kruisdood van onze Heere en Heiland voor ons.
Misschien hebt u, heb jij dat ook wel gemist,
omdat je het nodig hebt om zo heel nadrukkelijk bepaald te worden bij Zijn sterven.
Of omdat dat viering van het avondmaal en de week van voorbereiding
je helpt om na te denken hoe je band met Christus is,
Een tijd van intensief leven met Christus en ook weer naar Hem terugkeren
als je merkt dat je van Hem afgedwaald bent.
Door de tijd te nemen om na te denken over jezelf en je band met de Heere
kom je er dan achter dat je Hem tekort hebt gedaan.
Zo’n week van voorbereiding is dan ook een week waarin je belijdt aan de Heere:
Ik heb het niet goed gedaan. Ik was teveel met mijn eigen dingen bezig
en heb te weinig tijd aan U besteed, te weinig vertrouwen gehad.
Dan kan de viering van het avondmaal en de week van voorbereiding
ook een moment zijn van vernieuwing van je geloof,
Van weer terugkeren naar de Heere en opnieuw met de Heere beginnen
En je weer voornemen met de Heere verder te gaan.

Dat is de reden waarom ik voor deze zondag gekozen heb voor Genesis 13,
het verhaal van Abram en Lot, die uit Egypte komen
en terug in het land Kanaän elkaar in de weg gaan zitten.
Ik kan me voorstellen dat u, dat jij bij het lezen van dit gedeelte dacht:
Wat moet ik hier mee? 

Een beschrijving van de reis die Abram maakt en een conflict tussen de herders.
Op het einde komt er weer een ontmoeting met de Heere,
maar daarin klinkt dezelfde belofte als Abram al eerder ontvangen had.

We moeten naar mijn idee dit gedeelte lezen als Abrams poging
om zijn geloof te vernieuwen, om weer terug te keren op Gods spoor,
nadat hij er eerder van afgeweken was van de opdracht van God,
omdat hij niet binnen de grenzen van Kanaän bleef,
maar de grens weer overstak en uiteindelijk in Egypte kwam.
Hoe doe je dat: je geloof weer vernieuwen, weer een nieuwe start maken met God?
Voor ons kan dat met de viering van het avondmaal en de voorbereiding,
of met een kerkdienst, met een voornemen om meer tijd te nemen voor gebed en lezen,
of met iemand afspreken om samen te zoeken naar wat de Heere in je leven doet.
Voor Abram is dat terug gaan naar de plek waar hij de Heere voor het laatst ontmoette,
Waar ook iets tastbaars te vinden is van die ontmoeting:
tussen Bethel en Ai, waar eerder zijn tent heeft gestaan en waar hij een altaar bouwde.
Dat Abram daar naar terugkeerde is niet zomaar,
dat is een bewust zoeken om de Heere terug in zijn leven te krijgen.
Hij zoekt ook het contact met de Heere: Hij roept de naam van de Heere aan.
Hij gaat in gebed
en dat gebed kan een lofprijs zijn waarin hij de Heere dankt:
Dankuwel dat U mij weer terug brengt op deze plaats, het land dat U mij beloofde.
Al dwaal ik zelf, U leidt mijn leven en brengt mij weer terug bij U.
Daar op het altaar kan ook een offer gebracht worden voor zijn zonden,
Waarmee hij de Heere vraagt om zijn zonden weg te doen en hem te reinigen
en met hem opnieuw te beginnen.
Misschien moeten we daarbij zeggen, dat Abram het niet uit zichzelf zag
dat hij op de verkeerde weg was en Egypte niet goed zat
en dat hij pas toen hij Egypte moest verlaten inzag dat hij er niet goed aan had gedaan.
Ik bedoel niet om een makkelijk oordeel over Abram te vellen,
maar tegen elkaar te zeggen dat wij vaak pas achteraf zien dat we niet goed zaten
en dat we dat door hebben omdat de Heere ons terug brengt,
net zoals het voor Abram niet zijn eigen keuze was om terug te gaan naar dat altaar,
maar hij moest noodgedwongen Egypte verlaten, omdat farao hem eruit zette.
Zo kan er bij ons ook iets gebeuren, waardoor je opeens beseft: dit is niet zomaar.
Nu zet de Heere mij stil.
Ik heb in pastorale gesprekken gemerkt dat gemeenteleden dat kunnen ervaren
als ze ziek worden, of als ze hun baan kwijt raken, of hun huwelijk in een crisis komt.
Dat geldt niet voor iedereen en ik zeg ook niet dat het voor iedereen zo moet zijn,
maar ik zeg wel, dat als u, als jij merkt dat de Heere je stil zet,
Dat je dat serieus moet nemen, een roepstem die in je leven klinkt.
Een aanwijzing dat de Heere het mist dat je Hem zoekt, dat je naar Hem luistert.

Als je weer op zoek gaat naar de Heere neem je wel jezelf mee.
Een nieuwe start maken met de Heere, van Hem een nieuw begin ontvangen,
omdat Hij met je verder wil en het verkeerde ook echt wil weg doen,
kan betekenen dat je niet dezelfde blijft.
Dat je geleerd hebt van de verkeerde weg die je koos
en dat je een voornemen hebt om nu dan wel met de Heere verder te gaan.
Het mooie en het troostvolle van het avondmaalsformulier vind ik
dat dit voornemen om opnieuw te willen beginnen en nu wel in gehoorzaamheid te gaan
genoeg is om aan de tafel aan te gaan, genoeg is om brood en wijn te ontvangen,
genoeg om die tekenen van vergeving, van het sterven van Christus ook voor mijn zonden
te mogen ontvangen en dat het niet eerst heb moeten bewijzen,
eerst heb moeten laten zien, maar dat ik ook mag komen als ik anders wil,
al breng ik daar niet gelijk iets van terecht.
Ook bij Abram is er een poging om opnieuw te beginnen
en tegelijkertijd zit er bij Abram nog iets van de oude mens,
die ook ons steeds weer parten speelt als we opnieuw willen beginnen
en ervoor zorgt dat we toch weer terugvallen, ook al nemen we ons nog zo voor
om het anders te doen dan voorheen.
Die oude mens van Abram zit in een klein detail van het verhaal:
Abram die rijk uit Egypte weg komt.
Is dat nou zo opvallend?
En kan ik het wel maken om dat te koppelen aan de oude mens van Abram,
Want daarmee zeg ik toch dat hij vasthoudt aan de zonde?
Die rijkdom heeft Abram wel verkregen in ruil voor Saraï,
waarmee de farao Saraï gekocht heeft van Abram.
En het is die rijkdom die gaat zorgen voor de spanningen tussen Abram en Lot.
Het is het vee, waarvan Abram dus een deel uit Egypte heeft meegenomen,
dat er voor zorgt dat er geen ruimte is voor hem en Lot allebei.
Het is nog niet een conflict tussen Lot en Abram, maar wel tussen hun herders,
die elkaar blijkbaar in de weg zitten en vinden dat zij recht hebben op het land.
Abram merkt de spanning op die er onder de herders gekomen is.
Ook dat is een onderdeel van het avondmaal: de onderlinge band waar je om denkt.
Zo zullen wij allen, die door het waarachtige geloof in Christus ingelijfd zijn,
door broederlijke liefde samen één lichaam vormen, omwille van Christus,
onze geliefde Zaligmaker, die ons tevoren zo bijzonder heeft liefgehad. Dit zullen wij niet alleen met woorden, maar ook met daden aan elkaar bewijzen.
Het doet ertoe hoe je met elkaar omgaat als christen.
Conflicten kun je niet altijd vermijden en dat is ook niet altijd gezond,
maar het is wel belangrijk hoe je met conflicten omgaat
en dat ze niet uit de hand gaan lopen, waardoor je elkaar niet meer kunt zien als broeders.
Dat is ook wat Abram tegen Lot zegt: Wij zijn broeders. Wij horen bij elkaar.
We moeten voorkomen dat we uit elkaar gedreven worden
En dat er allerlei verwijten tussen ons in komen te staan,
waardoor die broederschap verloren gaat.
Nu kwam ik in de uitleg tegen, dat je soms maar beter uit elkaar kunt gaan,
dat broederschap ook betekent dat je elkaar de ruimte gunt,
dat je elkaar moet los laten, omdat het anders te hoog oploopt.
Maar ik denk dat er voor ons hier een andere boodschap is:
dat we Abram en Lot hier voor ons een voorbeeld zijn in de keuzes die ze maken.
Abram laat zijn neef Lot de eerste keuze.
Hij als oudere had waarschijnlijk het recht om als eerste te kiezen,
maar hij doet een stap op zij om zijn neef een goede toekomst te gunnen.
Hij mag als eerste kiezen. Abram wil hem niet zomaar afschepen.
Als jij de ene kant kiest, dan ga ik de andere kant op. Jij mag eerst.
Ik had dat er niet uitgehaald, maar er is iets met de manier waarop Lot kiest.
Abram laat Lot kiezen tussen links en rechts.
Dan maakt het uit hoe je staat.
Wat ik begreep was dat links en rechts hetzelfde is als noord en zuid.
En dat is niet waar Lot zijn ogen naar toewendt.
Zijn oog wordt getrokken door een heel ander deel van het land: het oosten.
Dat klinkt voor ons als een onschuldige aanduiding, maar dat is het niet.
Het oosten, dat is de kant waar Kaïn naar toe gaat
en als na de zondvloed de mensen elkaar opzoeken om een toren te bouwen in Babel
wordt er op dezelfde manier over de tocht verteld: Toen zij naar het oosten trokken.
Het is niet zomaar een keuze voor een mooi stukje land.
De Bijbel zegt er net even iets meer over:
Een mooi stukje land dat oogt als het paradijs.
Maar de Bijbel vertelt ook een paar waarschuwingen:
Het is er net als Egypte, dat land waar ze vandaan kwamen en waar ze gevaar liepen.
Ze zochten daar hun toevlucht om zich in leven te kunnen behouden,
maar liepen op een andere manier gevaar voor hun leven.
En het zijn de plaatsen Sodom en Gomorra.
Geen fijne plaatsen om er te wonen : slechte mensen en grote zondaars.
Een kwaadaardige plek waar je als buitenstaander niet veilig bent,
Waar een mensenleven niet telt.
Ik zag een keer een promotiefilmpje van Syrië: propaganda van de regering van Assad.
Een mooi strand, een mooie zee, en iemand die met een waterscooter over dat water ging.
Een ideale vakantiebestemming.
Maar wat het filmpje niet liet zien, was dat er iets verderop in het land hard gevochten werd,
dat er martelkamers waren waar tegenstanders wreed werden gemarteld,
dat er een gruwelijke burgeroorlog werd uitgevochten, een wreed regime.
Zo’n plek is dat gebied bij Sodom ook: voor het oog een mooie plek.
Als je daar bent, hoef je niet bang te zijn voor hongersnood,
dan hoef je niet af te vragen of er geld te verdienen is.
Wat Lot alleen niet overziet, is dat het een riskante plek is.
Een riskante plek is voor zijn geloof en voor zijn kinderen,
maar ook riskant voor zijn bestaan. Hij zal daar met dreigingen moeten leven.
Zowel dreigingen als verleidingen.
Heb je dat er voor over, Lot?
Maar zijn ogen worden er naar getrokken.
Van heel het land dat hij kan overzien, valt zijn oog juist daarop.
Bewaar mijn oog, dat niet de valse schijn,
dat niet de lege vreugd mijn hart bewege (vers 14)

Geef mij een hart dat U met vreugde groet,
geef mij verstand, daar zal ik wel bij varen,
dat ik niet haak naar zilver, goud en goed,
niet gretig schatten om mij heen vergare.

Daar gaat Lot. Het gebied trekt hem toch aan.

Abram blijft alleen achter, met Saraï en zijn enorme bezit,
maar geen opvolger.
Dan komt opnieuw de stem van God.
Die had nog niet geklonken toen Abram uit Egypte was terug gekomen.
Abram had wel de Heere gezocht, gebeden, gedankt.
Maar nu hoort hij ook iets van de Heere.
En zoals Abram Lot liet kijken, laat de Heere Abram kijken.
Met een oude benaming kan avondmaal ook wel teerkost onderweg genoemd worden.
Proviand voor als je onderweg bent.
Iets te eten zodat je geen honger hoeft te lijden en weer op krachten komt.
Abram blijft alleen achter en moet alleen zijn weg verder zoeken in dat land.
Maar alleen is hij niet.
Hij hoeft er niet aan te twijfelen: God wil voor eeuwig zijn hemelse Vader zijn
die hem alles geeft wat hij nodig heeft.
en dat is niet alleen een veilig bestaan, een land waar hij kan leven.
Al geldt het wel voor hem:
Getrouwe Heer, Gij wilt mijn goed, mijn God, mijn erfenis en ‘t deel mijns bekers wezen.
Gij onderhoudt gestaag het heuglijk lot, dat Gij zo mild voor mij hebt uitgekozen.
In het avondmaal zien we dat het niet alleen gaat om het aards bestaan,
maar ook om het leven met de Heere.
Lot maakt de verkeerde keuze, brengt zichzelf in gevaar. Ook geestelijk.
De brede weg, waar de Heere Jezus later over zal spreken.
In de week van voorbereiding gaan wij na op welke weg wij zijn:
op de brede weg van Lot: een makkelijk leven met een bepaalde toekomst,
met zijn verleidingen en bedreigingen voor ons,
een paradijsje, maar wel met een enorm risico God kwijt te raken.
Of het land dat Abram ontvangt van de Heere.
Waarbij hij de Heere zelf ontvangt en ook de belofte van de Heere:
Ik wil je God zijn. Ook nu is de stap naar het avondmaal niet groot.
Ook daarin zegt de Heere ons: Ik wil je God zijn en wil met je mee optrekken.

We kunnen volgende week geen brood en wijn tot ons nemen,
en toch mogen we geloven dat de Heilige Geest zo in ons wil werken
dat we net als met het avondmaal worden gevoed en gekwikt
en zoals het anders zou klinken bij het breken van het brood

de gemeenschap met het lichaam van Christus hebben.


We gaan nog even terug naar het altaar dat Abram terugvond daar bij Bethel,
waar hij weer met God wilde beginnen.
laat ieder zijn of haar hart onderzoeken of u de betrouwbare belofte van God gelooft, dat u al uw zonden alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus vergeven zijn en dat de volkomen gerechtigheid van Christus u als uw eigendom toegerekend en geschonken is. Ja, zo volkomen alsof uzelf, in eigen persoon, voor al uw zonden betaald en alle gerechtigheid volbracht had.
laat ieder zijn of haar geweten onderzoeken of u ook gezind bent voortaan met uw hele leven waarachtige dankbaarheid aan God de Heere te bewijzen en oprecht te wandelen voor Gods aangezicht. En eveneens of u, terwijl hij van harte alle vijandschap, haat en afgunst aflegt, zonder enig huichelen, een ernstig voornemen heeft voortaan in waarachtige liefde en eensgezindheid met uw naaste te leven.

Amen

Jesus & John Wayne (verkorte versie)

Jesus & John Wayne (verkorte versie)

In 2016 stemde 81% van de blanke evangelicals op Donald Trump. Volgens Kristin Kobes du Mez, hoogleraar Geschiedenis aan de Calvin University (Michigan) moeten we daar niet van opkijken. Want in eerste instantie lijkt het erop, dat Trump met zijn levensstijl mijlenver van de evangelicalen afstaan: hij is meermaals gescheiden, is seksistisch in zijn optreden, wordt omgeven door verhalen over seksschandalen. Toch past juist hij heel goed bij de evangelicalen in de VS, omdat hij het evangelicale ideaal van de mannelijkheid belichaamt.

De man is voor deze evangelicals een echte ruige man en geen verwijfd persoon en is bereid om letterlijk en figuurlijk te vechten voor zijn gezin en voor zijn vaderland. Waarbij aangetekend moet worden dat het vaderland als een christelijk vaderland moet worden beschouwd, maar dan wel een blank, protestants Amerika. Dat christelijke vaderland wordt bedreigd door gevaren van binnenuit en buitenaf: door communisme, door de islam, door feminisme en homoseksualiteit.

De ideale man volgens evangelicals is bereid om alles te geven in de strijd om gezin en vaderland te beschermen. Gezin en vaderland horen bij elkaar, want een ideale vader die zijn gezin beschermt is ook in staat om zijn vaderland te beschermen. Het prototype van deze ideale man volgens de evangelicals is John Wayne, een filmster die populair is geworden door de rol als stoere cowboy en als ruige soldaat die voor de vrijheid van zijn land vecht. Na het verschijnen van deze films gaan evangelicale schrijvers en voorgangers dit ideaal uitdragen: denk aan Billy Graham en James Dobson, Jerry Falwell, Mark Driscoll.

Evangelicalen worden heel succesvol in het opzetten van een netwerk van christelijke tv-stations en boekhandels, waardoor dit gedachtengoed ook onder niet-evangelicale christenen wordt verspreid en met succes ook wordt geëxporteerd naar andere landen.

Het ideaal van deze evangelicals is een militaristische mannelijkheid: de man heerst over zijn gezin. Vrouw en kinderen zijn aan hem onderworpen. In het huwelijk is de rol van de vrouw er vooral om de kinderen op te voeden volgens het ideaalbeeld en volledig ter beschikking te staan voor hun man. Dat gaat zelfs zo ver, dat vrouwen altijd klaar moeten staan voor seks met hun man. Sommige evangelicale voorgangers, zoals Mark Driscoll, gingen zelfs zover de mannen in hun gemeente te vertellen dat hun vrouwen orale seks niet mogen weigeren. Een man die seksueel bevredigd wordt, kan als leider schitteren.

Zowel binnen de kerk als binnen de maatschappij gaat de voorkeur van evangelicalen uit naar krachtdadige en autoritaire leiders. De evangelicalen ontwikkelen een militaristische spiritualiteit, waarbij Jezus trekken krijgt van een superheld, een machtige strijder, een Jezus aan het kruis die met gebalde vuisten zijn macht laat zien.

Evangelicalen krijgen een voorkeur voor het leger en krijgen ook veel invloed in het leger. Douwhegens als George Patton, Douglas MacArthur en Oliver North kunnen op bewondering rekenen. Ook in de politiek gaat de voorkeur uit naar krachtige leiders, die echt man zijn. Alleen presidenten als Ronald Reagan en Donald Trump, die beiden totaal geen evangelical zijn, zijn in staat om de dreigingen af te slaan. Alleen zij kunnen de vijanden van buiten verslaan.

Evangelicalen ontwikkelen in de jaren-’80 een visie op het Buitenlands beleid, waarin Amerika zich militant opstelt en niet schroomt om landen binnen te vallen. Reagan en Trump zijn ook de juiste mensen om de invloed van het feminisme en homoseksualiteit tegen te houden. Want zowel feminisme en homoseksualiteit ondergraven een het beeld van de militante man, die autoritair over gezin en vaderland regeert. Diepe afschuw is er voor presidenten als Jimmy Carter en Bill Clinton, terwijl die qua geestelijke achtergrond veel dichterbij de evangelicalen staan. Maar omdat zij uit eigen kring komen, worden ze als verraders gezien. Ook Barack Obama, die toch een veel duidelijke christelijke achtergrond dan Trump heeft wordt geminacht, omdat hij zowel het mannelijkheidsideaal als het land verkwanselt.

In de laatste decennia is duidelijk geworden hoe invloedrijk deze visie op militante mannelijkheid is, waarbij ook de schaduwzijden heel nadrukkelijk naar voren zijn gekomen. Deze visie leverde een onveilige situatie voor vrouwen en kinderen op: Seksueel misbruik is een niet te onderschatten factor binnen de evangelicale wereld. Diverse toonaangevende evangelicale voorgangers hebben het veld moeten ruimen vanwege misbruikschandalen.

Daarnaast is deze visie een onmiskenbare voedingsbodem voor racisme en witte suprematie. Het is geen wonder dat de een groot deel van de Afro-Amerikaanse christenen zich afzijdig houdt van de evangelicale beweging, omdat ze aanvoelen dat er voor hen geen ruimte is vanwege de hang naar een christelijk blank Amerika.

Kobes du Mez doet als historicus onderzoek naar de visie op vrouwen in de Amerikaanse geschiedenis. Door haar studenten, die mede uit de evangelicale beweging komen, is zij deze evangelicale visie op militante mannelijkheid op het spoor gekomen. Zij komt zelf uit de Christian Reformed Church, een kerk die in jaar jeugd juist kritisch is op de Amerikaanse cultuur, maar door het succesvolle uitdragen van het evangelicale gedachtengoed ook steeds meer beïnvloed wordt. Met haar boek wil ze een bijdrage leveren aan de bestrijding van de militante mannelijkheid en voor een gelijkwaardige behandeling van man en vrouw.

N.a.v. Kristin Kobes du Mez, Jesus and John Wayne. How White Evangelicals Corrupted a Faith and Fractured a Nation (New York: Liveright Publishing Corporation, 2020).