Dagboek

Dagboek

Dagboeken kunnen helpen om elke dag in de Bijbel te lezen. Onze ervaring als gezin is dat er weinig dagboeken zijn die geschikt zijn voor kinderen. Of ze zijn te moeilijk. Of ze gaan steeds over dezelfde thema’s, zoals dat je door God geliefd bent.
Daarom ben ik begonnen om een soort dagboek bij de Bijbel te maken. Voor elke week een eigen persoon, thema of Bijbelboek. Zodat als je enkele dagen mist, niet steeds het gevoel hebt dat je achterloopt. Voor elke zondag een overdenking uit een Psalm, die bij het thema van die week past. Voorlopige opzet:

Week Thema Week Thema
1 Abraham 27 Jaloezie / Tiende gebod
2 Wonderen van Jezus 28 Inkeer
3 Bidden 29 Leven als christen
4 Gelijkenissen van Jezus 30 Negende gebod
5 Vriendschap 31 Kerk
6 Mozes 32 Job
7 Op weg naar Jeruzalem 33 Petrus, brief van
8 Goede Vrijdag 34 David
9 Pasen 35 Psalmen – 2
10 Sterven en opstanding 36 Spreuken
11 Avondmaal 37 Verloren zoon
12 Openbaring 38 Jozef
13 Psalmen -1 39 Doop
14 Hemelvaart 40 Brief van Paulus
15 Heilige Geest 41 Woestijnreis
16 Pinksteren 42 Efeze
17 Zending 43 Intocht
18 Romeinen 12 (en omgaan met anderen) 44 Jakobus
19 3e gebod 45 Jeremia
20 Kruistheologie 46 Schuld belijden en vergeving
21 Paulus (Handelingen) 47 Koningen
22 Ouders / 5e gebod 48 Hemel
23 School, leren 49 Wederkomst
24 Schepper van hemel en aarde 50 Jesaja
25 Beeld van God 51 Kerst
26 Zonde 52 Oudjaar / nieuwjaar

Voorbeeld:

Maandag: Lukas 15:11-14
En de jongste van hen zei tegen zijn vader: Vader, geef mij het deel van de goederen dat mij toekomt. (Lukas 15:12)

Een vader heeft twee zonen. Deze twee zonen heeft hij goede opvoeding willen geven. Want als hij er niet meer is, moeten deze twee zoons het bedrijf voortzetten. Hij wil dat zijn jongens dan een goede baas zullen zijn: eerlijk, betrouwbaar en rechtvaardig.
Bij de jongste zoon is dat niet gelukt. De vader merkt het als de jongste zoon door het bedrijf loopt meer geïnteresseerd is in wat alles kost dan wat er in het bedrijf gebeurt. Die zoon denkt bij zichzelf: ‘Als ik dat geld nu eens had, zou ik een leuk leven kunnen leiden. Dan zou ik nooit meer hoeven te werken.’
Op een dag krijgt hij een idee. Hij gaat naar zijn vader toe: ‘Pa, later als je er niet meer bent, krijg ik toch een deel van dat bedrijf? Kan ik dat deel niet nu al krijgen? Ik heb er later toch recht op!’

Om over door te praten
1) Wie leert jou om eerlijk, betrouwbaar en rechtvaardig te zijn?
2) Zou jij die vraag van de jongste zoon ook aan je vader stellen? Hoe zou jouw vader reageren?

Dinsdag: Lukas 15:14-16
En toen hij er alles doorgebracht had, kwam er een zware hongersnood in dat land en begon hij gebrek te lijden.

De vader luistert naar zijn jongste zoon. Hij verdeelt zijn bedrijf. De jongste zoon wordt directeur van het ene deel van het bedrijf. Misschien heeft zijn vader gedacht: ‘Mijn zoon moet een kans krijgen om zich te bewijzen. En als hem het niet lukt, spring ik wel bij om hem te helpen.’
Maar zijn zoon wil helemaal geen directeur zijn. Hij wil niet werken, maar genieten en elke dag feestvieren. Het bedrijf van zijn vader interesseert hem helemaal niet. Zodra hij directeur is, verkoopt hij dat deel van het bedrijf waar hij nu eigenaar van is. Als hij dat geld heeft, wil hij ook niet bij zijn familie blijven. Hij gaat zo ver mogelijk weg. Hij heeft nu zoveel geld. Hij kan elke dag feestvieren.
Dit verhaal vertelt Jezus om te laten zien dat er mensen zijn, die van het leven willen genieten en daarom niet aan God willen denken.

Om over door te praten
1) Stel dat jouw vader directeur is en dat jij zijn opvolger wordt, wat doe je dan: verkoop je dat bedrijf of blijf je voor dat bedrijf werken? Waarom?
2) Als je later volwassen bent, blijf je dan bij je familie wonen? Of ga je juist heel ver weg wonen.
3) Zou jij zonder God kunnen?

Woensdag: Lukas 15:16-20
Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegenover u.

Zolang hij geld heeft, heeft die jongste zoon vrienden. Die vrienden komen graag op zijn feestjes. Het interesseert hen niet dat zijn vader hard heeft moeten werken om dat geld te verdienen. Aan zijn vader denkt hij niet.
Maar dan komt er een economische crisis. Alles wordt steeds duurder: eten, drinken, kleding en feestjes. Zijn geld raakt op. Daar had hij niet op gerekend. Hoe moet hij nu verder? Bij anderen om geld vragen? Daar piekert hij niet over. Dan gaat hij nog liever werken. Het enige werk dat hij vindt, is werk dat in die tijd alleen maar door slaven werd gedaan: zorgen voor de varkens. Hij heeft honger, maar mag het eten van de varkens niet eens opeten.
Nu hij zo’n honger heeft, beseft hij opeens dat hij verkeerd is geweest. Hij moet terug naar zijn vader, om te zeggen: ‘Vader, ik ben verkeerd bezig geweest. Ik heb gezondigd.‘

Om over door te praten
1) Zou jij het doorhebben als je iets verkeerds hebt gedaan?
2) Zou je durven toegeven aan als je iets verkeerds hebt gedaan?
3) Zou je dat ook aan God durven toe te geven? Hoe zou Hij reageren?

Donderdag: Lukas 15:20-24
Want deze, mijn zoon, was dood en is weer levend geworden. En hij was verloren en is gevonden. En zij begonnen vrolijk te zijn.

Hoe ver hij ook bij zijn vader vandaan is, zijn vader merkt op dat hij terugkomt. Stond hij misschien al op de uitkijk? In de verte herkent hij de man die aan komt lopen direct als zijn zoon. De jongen krijgt niet eens kans om te zeggen dat hij verkeerd is geweest. Zijn vader rent op hem af en omhelst hem: ‘Welkom, jongen, ik ben zo blij dat je er weer bent!’ De jongen probeert nog wel om zijn excuus aan te bieden, maar de vader luistert er niet naar. Hij geeft zijn knechten de opdracht: ‘Haal een mantel, haal een ring, want iedereen moet kunnen zien dat hij mijn zoon is. Geef een feest voor heel het dorp. Want mijn jongen was dood, maar is levend teruggekomen.’
Wanneer je ziet dat je verkeerd hebt gedaan en naar God teruggaat om dat te erkennen, is Hij blij met jouw komst.

Om over door te praten
1) Geloof je dat God ook op jou staat te wachten?
2) Zou jij blij zijn als iemand, die verkeerd deed, de weg naar God terugvindt?
3) Waarom zegt de vader over de jongen dat hij eerst dood was? En waarom zegt hij dat hij weer levend is geworden?

Vrijdag: Lukas 15:25-30
Maar hij werd boos en wilde niet naar binnen gaan. Toen ging zijn vader naar buiten en spoorde hem aan. (Lukas 15:28)

De oudste zoon is er ook nog. Hij heeft toegekeken hoe zijn vader het bedrijf opdeelde. Hij kreeg zijn deel. Maar het werd harder werken omdat het bedrijf nu kleiner geworden was. En zijn jongere broer verkocht direct zijn deel van het bedrijf direct en ging weg om feestjes te houden. Als zijn jongere broer thuiskomt, is hij niet bij zijn vader. Hij is buiten in het veld. Aan het werk. Verbaasd hij bij thuiskomst de muziek en de feestvreugde. Als hij de reden van het feest hoort, wordt hij boos. Zijn broer heeft alles weggegooid en een slecht leven geleid. Waarom zou hij dan blij moeten zijn dat zijn broer thuisgekomen is? Maar zijn vader wil hem niet buiten laten staan: ‘Doe mee. Ik heb een reden om blij te zijn. Je broer was dood. Nu is hij levend thuis gekomen. Dan kunnen we toch niet anders dan feestvieren?’

Om over door te praten
1.) Kun je uitleggen waarom die oudste zoon niet blij is dat zijn broer weer terug gekomen is?
2.) Begrijp je de reactie van die oudste zoon? Waarom wel/niet?
3.) Waarom wil de vader die oudste zoon erbij hebben op het feest?

Zaterdag: Lukas 15:28-32

En hij zei tegen hem: Kind, jij bent altijd bij mij en al het mijne is van jou.

Geluk hoef je meestal niet ver weg te zoeken. Wie goede ouders heeft, kan al gelukkig zijn. Maar de oudste zoon heeft dat niet door. Als hij aan zijn vader denkt, is er een boosheid in hem: ‘Mijn vader laat mij nooit eens een feestje geven voor mijn vrienden. Hij weet niet wat ik nodig heb. Hij kent mij niet.’
Hij is zo vol boosheid dat hij nooit de liefde van zijn vader heeft gezien. ‘Jij bent altijd bij mij,’ zegt zijn vader. ‘Mijn jongen, besef je niet hoe gelukkig ik met jou ben? En weet je waarom ik zo zuinig ben? Omdat dit alles van jou is. Maar nu mijn kind weer levend is geworden, heb ik geen andere keus. Ik moet dat feest wel geven!’
Daarmee is het verhaal van Jezus uit. Hoe loopt het af? Begrijpt de oudste zoon zijn vader? Of blijft hij toch buiten staan?

Om over door te praten
1) Bedenk hoe dit verhaal verder zal gaan: Wat doet de oudste zoon? Hoe gaat de jongste zoon verder met zijn leven?
2) Kennen jouw vader en jouw moeder jou goed? Waarom wel/niet?
3) Wat wil de Heere Jezus ons met dit verhaal duidelijk maken?

God in het godsdienstonderwijs

God in het godsdienstonderwijs

In een handleiding voor leraren bij een lesboek over het Thema: God staat: ‘De vraag naar God kan gelden als de kernvraag van elk godsdienstonderwijs.’

Georg Plasger (hoogleraar Systematische theologie) plaatst hier in het Handboek Bijbeldidactiek een kanttekening bij: vanuit Bijbels perspectief gaat het niet op, dat God in het middelpunt staat. Dan zou God slechts een antwoord zijn op een vraag die al eerder is gesteld. In de Bijbel is het andersom: God is Degene die van mensen een antwoord verwacht. God bevraagt de mens.

Gods vrijheid
Vanaf het begin tot het einde van de Bijbel wordt een grote geschiedenis van God verteld: God handelt, regeert, redt. Reeds aan het begin wordt duidelijk dat God handelt. God begint te handelen zonder externe reden: Hij schept de wereld, kiest Israël als Zijn volk, leidt Israël uit de slavernij in Egypte, komt in Zijn Zoon naar deze wereld.
De enige reden voor dit handelen is steeds: omdat God zelf dit wilde. God is niet gedwongen om te handelen. Om in theologische vaktermen te spreken: God handelt in vrijheid. Deze vrijheid is een vrijheid tot handelen (en geen vrijheid als beperking, zoals vrijheid in modernere zin betekent).

Naam
In Exodus 3:14 geeft God een antwoord op de vraag van Mozes naar Gods naam: IK BEN DIE IK BEN (HSV); IK ZAL ER ZIJN (NBV). In het Hebreeuws: JHWH.
Van groot belang is dat hier de naam van God onthuld wordt. Er wordt geen definitie gegeven. De Bijbel gaat ervan uit dat er maar één God is en dat die God deze naam heeft. Het is deze God die als enige te eren en te dienen is.
Vanuit Bijbels perspectief is het onjuist om eerst een (menselijke) definitie of typering van God te bedenken en vervolgens de kenmerken van die ‘god’ op God toe te passen.

Schepper
Deze God kiest Israël als Zijn volk. In het Nieuwe Testament komt de kerk erbij louter en alleen door Gods verkiezend handelen. God is Degene die kiest.
De God die Israël gekozen heeft, is ook de schepper van hemel en aarde. God en mens zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Gods handelen stopte niet na de schepping. Na de schepping heeft God de wereld die Hij geschapen had niet losgelaten: vanaf de tijd dat Hij schiep, heeft God is in Zijn zorg met de wereld bemoeit. In theologische termen: God bewaart de schepping. Hij waakt over Zijn schepping.

Het scheppend handelen is niet alleen in het Oude Testament te vinden. Ook in het Nieuwe Testament wordt gesproken over schepping. Aan de ene kant komt Christus naar voren als degene door wie God de wereld geschapen heeft (Jezus Christus als scheppingsmiddelaar, zie Kol. 1:15-20). Aan de andere kant kunnen de wonderen en genezingen van Jezus vanuit de schepping begrepen worden: de schepping is onderdanig aan Jezus en Zijn genezend handelen is een teken van Zijn volmacht en geven aan dat het rijk van God in Hem is aangebroken.

Beelden en beeldverbod
Opvallend is dat de Bijbel vooral over God vertelt. In de Bijbel wordt weinig over Gods ‘zijn’ of ‘wezen’ gespeculeerd. Er wordt vooral verteld hoe Hij door Zijn handelen laat zien wie Hij is. Het Nieuwe Testament volgt dit spoor. In het NT wordt niet gespeculeerd over het ‘zijn’ van Jezus, maar wordt in verhalen verteld hoe Jezus door Zijn handelen laat zien wie Hij is.

In de Bijbel worden veel beelden voor God en Jezus gebruikt: herder (Ps 23), hen (Mt. 23:37), rechter (Ps 7:9), arts (Ex 15:26). Deze beelden laten zien dat God op mensen gericht is. Tegelijkertijd bevat de Bijbel ook een beeldverbod: het 2e gebod van de Tien Geboden. Dit gebod waarschuwt voor het gevaar om God vast te leggen met een bepaald beeld. De begrippen en beelden die voor God gebruikt worden hebben het gevaar van eenzijdigheid in zich en dienen steeds gecorrigeerd te worden door het Bijbelse spreken over God.

God redt
Het is van belang om de concreetheid waarmee de Bijbel over God spreekt niet te verliezen. De rode draad in de Bijbel is het reddend handelen van God. De door God geschapen wereld wordt steeds als een bedreigde wereld getypeerd. Israël wordt bedreigd door vijandelijke buurvolkeren maar vooral door zichzelf.
Ook het Nieuwe Testament laat zien dat mensen bedreigd zijn en nog sterker dan het Oude Testament wordt hier getoond dat de mens door zichzelf wordt bedreigd, omdat hij niet volgens de wil van God en niet in vrede met zichzelf leeft (=zonde).
Typerend voor God is dat Hij zich ontfermt, dat Hij komt om te redden, dat Hij mensen niet aan het verderf overlaat. Zelfs het oordeel is – bij de profeten – een onderdeel van Zijn reddend handelen.

Donkere kanten
En de donkere kanten van God (zie de boeken van Christian Link en Walter Dietrich over De donkere kanten van God). Daarin wordt willekeur en geweld ervaren. Hierbij helpt het ook niet, zoals Luther deed, om een onderscheid te maken tussen de verborgen God (deus absconditus) en de geopenbaarde God. Dit onderscheid roept vragen op: Is Jezus dan de ‘eigenlijke’ God? Heeft de God die wij ervaren en die zich aan ons voordoet ook nog een andere kant? Uiteindelijk is God niet te verklaren.

Drie-enige God
In de Bijbel komen formuleringen tegen die wijzen op een drie-enige God. Een uitgewerkte leer over Gods drie-eenheid kent de Bijbel echter niet. De besluiten die concilies in de Vroege Kerk namen over de drie-eenheid van God en over de verhouding tussen de menselijke en goddelijke natuur in Christus kunnen gezien worden als een commentaar op de Bijbel.

Voor de schrijvers van het Nieuwe Testament is de Schrift niet meer te lezen zonder de ervaring van de gekomen Messias. Daarom is de Zoon van God reeds van eeuwigheid de Zoon van God en niet (op aarde of bij Zijn sterven) tot Zoon gemaakt of geworden. Vanuit christelijk perspectief is de God die in Oude Testament bekend is reeds de drie-enige God. De leer over de drie-enige God integreert verschillende aspecten:

– God is van eeuwigheid reeds een God in relatie
– God heeft de schepping niet nodig gehad om in relatie te leven; toch wilde Hij Zijn schepping
– God verbond Zich onlosmakelijk met Zijn schepping, zodat Zijn schepping niet meer als god-loos te duiden is
– In de Heilige Geest keert God zich tot de individuele mens en tot de kosmos in het geheel

De leer over de drie-enige God is een hulpmiddel bij het begrijpen van de Bijbel. In deze leer gaat het niet om abstracties, maar om de God die zich in reddend handelen tot de wereld wendt en in deze wereld gekomen is.

God in het godsdienstonderwijs
Het Bijbelse getuigenis over God en de vraag van mensen – en ook van kinderen en jongeren – naar God is te onderscheiden.
Kan men in het huidige onderwijs nog veronderstellen dat kinderen en jongeren naar God vragen? Plasger is sceptisch en vraagt zich af of in de toenemend seculiere maatschappij de verlangens over het leven en de vraag naar de zin van het bestaan nog wel met de vraag naar God geïdentificeerd kan worden. Bovendien: doet dat ook wel recht aan de mens die niet naar God vraagt?

Een belangrijk doel van het godsdienstonderwijs is volgens Plasger: vasthouden aan de vreemdheid van de Bijbelteksten en voorkomen dat Bijbelteksten geclaimd worden. De verhalen vertellen ons geschiedenissen en daarin de ene geschiedenis van God met de wereld. De verhalen dagen ons uit om in gesprek te treden met de Bijbelse overlevering.

Basisonderwijs
In het basisonderwijs (Primarstufe) komen volgens de leerplannen vooral de verhalen uit de Bijbel aan de orde. Van belang is het wel om deze verhalen als geschiedenissen over God te begrijpen. De verhalen zijn vaak concreet, maar in de concreetheid ook verhalen over God.

Wanneer het onderwijs erin slaagt dat de kinderen de verhalen waarnemen als een geschiedenis over God en zij leren om de vragen die zij zelf hebben of de vragen die hen aangereikt worden te stellen aan de hand van de in deze geschiedenis geopenbaarde God, zal de vraag naar God steeds concreter worden.
En dat betekent ook dat de vraag naar de – drie-enige – God steeds meer verweven raakt met het leven van de kinderen.

Onderbouw
Ook in de onderbouw van de middelbare school (Sekundarstufe I) is God steeds opnieuw een thema. Vanuit het perspectief van de Bijbel gaat het erom, dat de in de Bijbel specifieke getuigenis over God een stem is die niet in te wisselen is.
Als het godsdienstonderwijs alleen vanuit een godsdienstwetenschappelijke invalshoek (d.w.z. als een neutrale beschouwing over godsdienst) doet geen recht aan het getuigenis van de Bijbel. Daarom is het goed als de Bijbelse stemmen gehoord worden als een uitdaging. Door middel van de Bijbelse stemmen worden de reeds aanwezige godsbeelden die iedereen in de les aan (Bijbelse) kritiek onderworpen.

Besluit
In het godsdienstonderwijs treffen de veelstemmige Bijbelse getuigenissen over God en de situatie van de scholieren met hun op het heden gerichte vragen elkaar. Dat maakt het godsdienstonderwijs zo uitdagend. Deze ontmoeting of confrontatie kent immers twee kanten: om de vraag van de kinderen en jongeren naar God en om Gods vraag aan hen.

N.a.v. Georg Plasger, ‘Gott’, in: Mirjam Zimmermann & Ruben Zimmermann (Hg.), Handbuch Bibeldidaktik (Tübingen: Mohr Siebeck, 2013) 99-106

Een selectie maken uit de Bijbel voor het onderwijs

Een selectie maken uit de Bijbel voor het onderwijs
Een pleidooi voor de ‘canon van de canon’.

big_25433743_0_333-250

De Bijbel is een omvangrijk boek. Te omvangrijk om als geheel in het godsdienstonderwijs aan de orde te komen. Als men de Bijbel in het onderwijs aan de orde wil stellen, zal men dus een selectie moeten maken.

Nu is het godsdienstonderwijs niet het enige die tegen dit probleem aanloopt. Op veel terreinen van de geloofsopvoeding komt men het probleem van de omvang van de Bijbel tegen: van de kinderbijbel tot de Bijbelgedeelten die in de preken aan de orde komen. In de praktijk wordt reeds een selectie gemaakt.

Kinderbijbel
In een kinderbijbel bijvoorbeeld wordt geregeld een selectie gemaakt van verhalen, waarbij bepaalde delen van de Bijbel niet aan de orde komen. Bij het niet-geselecteerde deel gaat het om een omvangrijk deel van de Bijbel: de voorschriften uit de Pentateuch, de profeten, wijsheidsliteratuur en nieuwtestamentische brieven vallen haast altijd buiten de boot.

Redenen
Er zijn verschillende redenen aan te geven, waarom een groot deel van de Bijbel buiten de boot valt:
– een tekst wordt in cognitief of emotioneel opzicht als te moeilijk voor kinderen en jongeren ervaren.
– wat er in een tekst beschreven is, wordt gezien als in tegenspraak met hedendaagse normen en waarden of wetenschappelijke inzichten.
– een tekst roept (te) moeilijke theologische vragen op, zoals de vraag naar God en het lijden.
De andere kant is dat wat er verwoord wordt, voor kinderen en jongeren niet geheel vreemd is.

Selecteren
Om de Bijbel te kunnen gebruiken, moet er een selectie worden gemaakt. Deze selectie dient niet, zoals vaak het geval is bij leerdoelen voor catechese of godsdienstonderwijs of bij het schrijven van kinderbijbels, subjectief en willekeurig te zijn. Een selectie behoort beredeneerd te zijn.
In de discussie van de Bijbeldidactiek zijn de volgende selecties voorgesteld:
– gebaseerd op basisinformatie (Horst Klaus Berg: ‘Grundbescheide’)
– gebaseerd op de basismotieven (Gerd Theiβen)
– gebaseerd op sleutels om de Bijbel te kunnen lezen.
Recent is op deze selecties kritiek gekomen van degenen die zich geïnspireerd weten door de canonieke exegese: deze selecties doen geen recht aan de Bijbelse canon.

Leeftijdspecifiek?
Binnen de Bijbeldidactiek is er vooral veel discussie over de selectie van gedeelten uit het Oude Testament. In de discussie komt men tegengestelde resultaten tegen. Zo kan bij de ene methode het verhaal van Noach gekozen worden vanwege de constructieve betekenis, bij de andere methode juist overgeslagen omdat de betekenis destructief is. In de ene methode geldt het verhaal van Job als geschikt voor kinderen; de andere methode vindt dat kinderen daarbij overvraagd worden.

big_25324840

Canon voor het onderwijs van de Bijbel
Eigenlijk zou er – analoog aan de canon van de geschiedenis – een canon voor het onderwijs van de Bijbel moeten komen. Een bereflecteerde ‘canon binnen de canon’ zogezegd. (Het geheel van de Bijbel heet immers ook ‘canon.) Zo’n ‘canon van de canon’ laat het elementaire van de Bijbel zien en kan door deze selectie en reductie tot het wezenlijke een brug slaan naar de leefwereld van de leerlingen. Dit pleidooi voor de ‘canon van de canon’ sluit aan bij het inmiddels in de Duitse godsdienstpedagogiek niet meer weg te denken principe van de elementarisering.
In die canon’ voor het onderwijs van de Bijbel zouden zowel bekende als onbekende teksten opgenomen moeten worden. Ook voor Bijbelverhalen en Bijbelteksten geldt dat het vreemde meer aantrekkingskracht heeft dan het (over)bekende.

canon

Canon voor de geschiedenis als voorbeeld
Een voorbeeld voor de canon voor het onderwijs van de Bijbel zie ik zelf in de canon voor de geschiedenis. Ook voor de Bijbelse canon zouden 50 vensters opgesteld kunnen worden. Bij die vensters zou aangegeven kunnen worden op welke manier deze thematiek, dit verhaal of deze personen verder in de Bijbel voorkomen. Bij een kenmerkend verhaal wordt een elementaire uitleg gegeven, waarbij uitgelegd wordt op welke manier er een brug geslagen kan worden naar de leefwereld van de kinderen en jongeren. Bij zo’n venster zou ook opgenomen kunnen worden hoe een verhaal, passage of persoon in kunst, literatuur, songs of (andere) media-uitingen aan de orde is gesteld.
De uitgeverij De Lubas heeft naar aanleiding van de canon voor de geschiedenis kinderboeken uitgebracht, die in de tijd van een bepaald venster spelen: de serie Terugblikken. Het zou mooi zijn als zo’n canon voor het onderwijs van de Bijbel een uitdaging voor kinderboekenschrijvers vormt om een verhaal bij een venster te schrijven. Ook zou het mooi zijn als zo’n canon bijdraagt tot een meer evenwichtigere kinderbijbel, waarbij onderbelichte delen van de Bijbel ook aan de orde komen.

N.a.v. Sabine Pemsel – Maier, ‘Der Kanon im Kanon’, in: Mirjam Zimmermann & Ruben Zimmermann (Hg.), Handbuch Bibeldidaktik (Tübingen: Mohr Siebeck, 2013) 91-99.