Preek zondagmorgen 25 juni 2017

Preek zondagmorgen 25 juni 2017
Voorbereiding Heilig Avondmaal
Schriftlezing: Psalm 36

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Psalm 36 begint met een innerlijke stem:
De overtreding van de goddeloze spreekt binnen in mijn hart.
Er zijn heel wat stemmen in onszelf
als je op zondagmorgen stil zit in de kerk kunnen die stemmen zomaar in je gaan spreken.
Stemmen die te maken hebben met wat er vanmorgen gebeurde:
– ‘Als mijn man eerder uit bed was, hadden we niet zo hoeven haasten op weg naar de kerk.’
– ‘Heb ik er wel goed aan gedaan om mijn kind te laten slapen
ipv te wekken om mee naar de kerk te gaan?’
– ‘Ik zit hier nu wel in de kerk, maar ik heb deze week geen tijd genomen voor God.’

Het kunnen stemmen zijn die met het Avondmaal te maken hebben:
– ‘Dat wordt een intense week van piekeren of avondmaal wel iets voor mij is.’
Of juist: ‘Wat fijn dat het volgende week weer avondmaal is. Ik kijk er altijd naar uit.’
– ‘Nu moet ik er toch echt over nadenken of ik aanga.
Toen ik nog geen belijdenis had gedaan, kon ik die stap voor mij uit schuiven.
Hoe zal dat zijn om de eerste keer aan te gaan?’
Of: – ‘Volgende week ga ik niet, want avondmaal is niets voor mij.
Niemand in onze familie heeft ooit deelgenomen aan het avondmaal.
Dat is niet voor ons en voor mij ook niet.’

Tussen al die stemmen is er ook nog de stem van God,
die tussen al die stemmen ook gehoord wil worden
en van alle stemmen misschien wel het minst gehoord wordt
omdat andere stemmen harder roepen of eerder onze aandacht krijgen.
Zelfs op zondagmorgen wanneer je toch speciaal gekomen bent om naar Gods stem te horen
kunnen allerlei andere stemmen in onszelf om aandacht roepen
en ons afleiden om werkelijk te luisteren naar de stem van God.
Zelfs al laat de wereld om ons heen de trouw van God aan ons weten,
zoals Psalm 36 daarover zingt: HEERE, Uw goedertierenheid reikt tot in de hemel,
Uw trouw tot de wolken

kunnen we daar aan voorbij gaan
en ons afvragen waarom wij niets van God horen,
terwijl eerder de vraag zou kunnen zijn,
waarom we niet openstaan voor alle signalen om ons heen, ook in de schepping,
die tot ons spreken over de liefde, de goedheid en trouw van de Heere, onze God.
Omdat we de handen vol hebben aan onszelf,
allerlei stemmen die in ons iets over onszelf zeggen:
– ‘Wat zal je moeder ervan vinden?’
– ‘Ik kan dit plan zelf wel geweldig vinden,
maar als die ene collega daar een opmerking over maakt,
is mijn zelfvertrouwen gelijk helemaal weg en ben ik niet meer bezig met het plan,
maar met mijzelf, waarom ik er niet in slaag iets voor elkaar te krijgen.’
Er kan vaak een innerlijke onrust zijn, een heel gesprek in onszelf
waarin we met anderen over onszelf bezig zijn,
of waarin je jezelf vergelijkt met anderen,
soms met een bepaalde boosheid, waarom die ander het toch altijd weer voor elkaar krijgt
om over jouw grenzen heen te gaan, waarbij jij je moet schikken.
Zo veel innerlijke onrust, dat er geen aandacht uitgaat naar de stem van God,
terwijl die stem veel belangrijker is dan al die andere stemmen om ons heen.

Zou dat ook komen, zoals in Psalm 36, dat we naar anderen kijken
en daar een mening over hebben,
waarbij je de misstap van een ander ziet, de goddeloze:
Dat is toch erg dat zoiets gebeurt!
Iemand die zo leeft en zo handelt als die goddeloze doet, heeft geen gezag voor God.
De Nieuwe Bijbelvertaling geeft dat eerste vers trouwens anders weer.
Daar is het een stem, die in de goddeloze zelf spreekt,
iemand die je op het verkeerde pad wil brengen, maar je ondertussen wijs maakt
dat het niet zo erg is wat je doet.
Een stem die allemaal redenen weet op te sommen,
Waarom je een verklaring hebt voor je gedrag.
Dat je in de afgelopen week geen tijd voor God had, dat is toch niet zo erg,
je had ook zoveel andere dingen te doen.
Dat je er niet toe kwam om voor anderen te bidden, of geen giften hebt gegeven,
ja, je kunt ook niet aan alles denken – ik heb al zoveel om aan te denken.
Natuurlijk kun je van de goddeloze, zoals hij hier wordt afgeschilderd denken:
Dat staat wel heel ver van me af, daar hoef ik me gelukkig mijzelf niet in te herkennen.
Dat je, zoals de goddeloze, wanneer je oog in oog met God staat,
Dat je dan nog geen ontzag voor God hebt,
dat je dan nog geen reden ziet om iets in je leven te veranderen
en zo zonder God verder te leven – dat staat ver van ons af – gelukkig!
Psalm 36 noemt het gedrag van de goddeloze ook als aan afschrikkend voorbeeld:
wanneer je zo bent en zo leeft, dan is het echt slecht met je gesteld.
Maar ik denk niet dat de bedoeling is dat we daar verder laconiek verder leven,
onze schouders ophalen en denken: met ons zit het wel goed.
Dat extreme voorbeeld van de goddeloze, waarvan we kunnen zeggen:
zo zijn we niet – gelukkig, Goddank!
is er voor bedoeld om jezelf onder de loep te nemen, naar je zelf te kijken:
Hoe zit het dan wel?
In deze Psalm – en dat geldt ook voor de rest van de Bijbel –
gaat het niet alleen om wat we doen: goed of fout,
maar wordt er verder doorgevraagd – naar ons hart, dat wil zeggen:
de intentie waarmee we de dingen doen.
Voor de goddeloze is de intentie duidelijk: hij wil zonder God leven,
hij heeft lak aan God. Al zou God bestaan, dan wil ik daar geen rekening mee houden.
Een intentie heeft altijd effect op wat we doen, op onze daden:
De woorden van zijn mond zijn onrecht en bedrog,
hij laat na verstandig te handelen en goed te doen.
Op zijn slaapplaats bedenkt hij onrecht;
hij gaat op een weg die niet goed is, het kwaad verwerpt hij niet.

Wat er in het hart leeft, komt altijd in daden naar buiten.
Daarom is het altijd van belang om te weten wat er in je hart leeft.
Nou, dat hart van die goddeloze is niet de onze.
Maar wat leeft er dan wel in ons hart?
Passen wij helemaal in de andere wereld, die de Psalm als contrast schildert,
de wereld van Gods trouw, die over heel de wereld is, die hoger dan de wolken is,
machtiger dan de bergen waar je tegenop kunt kijken.
Zitten wij er niet tussen in? Niet helemaal bij de goddeloze – zo zijn we niet,
maar toch ook – als we eerlijk zijn – niet bij God.
We zitten er tussen in, met onze zo je kunnen zeggen huis-tuin-en-keuken-zonden
en daarmee bedoel ik, dat de zonden die we doen vaak niet extreem erg zijn,
daarom huis-tuin-en-keuken, onze zonden zijn vaak net zo gewoon als ons dagelijks bestaan
en tegelijkertijd zijn het wel zonden, die ons tegenhouden om helemaal van God te zijn.
Wat laten die huis-tuin-en-keuken zonden zien van wat er leeft in ons hart?
Het treft mij steeds weer, dat het avondmaal gaat om ons hart, wat daarin leeft.
Niet alleen om de dingen die zichtbaar zijn.
Ja, er worden wel steeds punten opgenoemd die voor anderen zichtbaar zijn:

Alle afgodendienaars,

allen die zich een beeld van God maken,

allen die de Naam van God lasteren en misbruiken,

allen die het Woord van God en Zijn heilige sacramenten verachten,

allen die tweedracht zaaien in de kerk en in ons volk, die weigeren gezag te aanvaarden in kerk en samenleving,

allen die in haat en nijd tegen hun naaste leven of lichtvaardig hun woord breken, die het leven, van God geschonken, verachten,

allen die het huwelijk moedwillig in gevaar brengen, van zichzelf of van anderen,

allen die stelen, die in de ban zijn van geld en bezit,

allen die liegen, bedriegen of kwaadspreken,

allen die zich aan verslaving overgeven en van het genot hun god maken.

Daarbij gaat het er niet om, dat je naar anderen kijkt,
maar je eigen hart erop na gaat: hoe sta ik tegenover God?
Kan ik zelf God met hoe ik leef zelf wel recht in de ogen kijken?
Of zal ik mijn ogen neerslaan, omdat ik besef dat het toch niet goed gegaan is,
dat ik het er weer bij heb laten zitten, dat er aan mijn trouw toch eea ontbrak,
dat mijn hart toch niet onverdeeld was, alleen op God gericht, alleen op Zijn stem,
maar dat ik toch geluisterd heb naar die andere stemmen in mij,
Die mij meenamen op een andere weg, die niet goed voor mij was,
waarbij mijn geloof schade opliep, omdat het niet Gods weg was.
En die terwijl ik me ervan bewust was, dat het een verkeerde weg was,
sussend in mij spraken: ach, het is helemaal niet zo erg, want iedereen doet het.
Wat geeft het als je Bijbel een week hebt dicht gelaten,
Want denk je dat al die andere gemeenteleden daar wel tijd voor hadden?
Wat geeft het als je met elkaar niet gesproken hebt thuis over wat je bezig houdt
en hoe jullie samen staan tegenover God en hoe je elkaar scherp houdt,
want denk je dat die andere echtparen in de gemeente ook niet elke avond voor de tv zitten
en ook niet samen doorspreken over wat goed voor hen is in hun leven met de Heere?
En denk je nou echt, dat het zo erg is dat je meer aan geld verdienen hebt gedacht
dan dat je de tijd hebt genomen om God te danken voor de luxe die je hebt,
van werk en een goed inkomen, een mooie klus of een goede winst,
want God zal toch ook wel begrijpen dat er brood op de plank moet komen
en dat de hypotheek moet worden afbetaald?
En is het echt zo erg om een roddel over een ander de wereld in te helpen,
want iedereen doet dat, op verjaardagen, tijdens het wandelen, in de app.
En denk je dat het zo erg is als je ‘s avonds terwijl je vrouw al bed ligt,
Dat je op de computer foto’s opzoekt van erotische beelden,
want een man is toch snel geprikkeld en kan zijn lust toch niet altijd beheersen?
Dat zijn allemaal stemmen in ons
en zijn dat niet allemaal stemmen, die net als in de goddeloze
ons geweten in slaap sussen en ons verder doen gaan op die verkeerde weg,
een weg die ons uiteindelijk verder bij God vandaan haalt.

Die zonde is niet alleen erg, omdat het ons bij God vandaan haalt,
maar ook omdat vaak anderen er de dupe van zijn, schade lijden door ons gedrag,
doordat wij liegen een ander de waarheid niet meekrijgt,
doordat je roddelt een beeld creëert van een ander, dat niet klopt,
doordat je naar erotische beelden kijkt, niet meer onbevangen van je vrouw kunt genieten,
en alleen maar op haar gericht bent.
Het gaat om ons hart, dat ons hart zuiver op God is gericht
geleidt wordt door zuivere gedachten, over God, over onszelf, over de mensen om ons heen

Ons hart – ook in het avondmaal gaat het om ons hart,
over wat er leeft in ons hart, en dat ons hart gereinigd moet worden,
steeds weer opnieuw.
Geijkt moet worden – net zoals meetinstrumenten geijkt moeten worden.
Voorbereiding avondmaal geeft aan, dat wij zelf in ons hart kijken: Hoe staat het ervoor,
en dat we weer bij God aankloppen, dat Hij ons hart reinigt,
dat Hij een grote schoonmaak houdt, ons hart zuivert
en die andere stemmen, die zo aan ons trekken het zwijgen oplegt en uit ons leven bant
zodat we alleen nog maar aandacht hebben voor de stem van de goede Herder,
zodat het waar is door God zelf, wat Christus zegt:
dat de schapen de stem van de goede Herder horen, omdat ze Zijn stem herkennen
en dat ze daarom niet naar andere stemmen luisteren,
omdat ze weten, dat ze daarmee op de verkeerde weg worden gebracht.

Nu kan er altijd nog een stem in ons klinken, die bij het avondmaal steeds sterker wordt:
Als je in je eigen hart kijkt, en ziet wat er allemaal mis is,
dan kun je alleen maar schrikken en kun je beter wegblijven bij God.
Denk je echt dat je Hem onder ogen kunt komen?
Denk je echt dat je zo aan het avondmaal kunt zitten?
Er moet eerst heel wat gebeuren.
Je moet maar niet gaan.
Maar dan begrijpt u niet, waar het avondmaal over gaat.
Dat daar de Heere Jezus staat, die zegt:
je hart kan weer schoon worden, kijk maar naar het kruis op Golgotha,
Daar ben ik voor jou gestorven, en kijk maar naar het brood,
kijk maar naar de wijn – die wijzen naar mijn lichaam, die voor jou verbroken werd,
jij met je verkeerde leven, met je zonden, met je ongehoorzaamheid,
jij die eerder luistert naar verleiding dan naar mijn stem.
Nu roep Ik je om je te reinigen.
Door het avondmaal wordt u door dit betrouwbare teken en onderpand herinnerd aan en verzekerd van Mijn hartelijke liefde en trouw voor u.
Christus die zich overgaf in de dood, om u weer terug te brengen.

In de psalm is er een kloof, een grote overgang
en daar zullen we volgende week uitgebreid bij stil staan:
een loflied op God, op Zijn goedertierenheid en trouw.
Heere, Uw goedertierenheid reikt tot in de hemel,
Uw trouw tot in de wolken.
Dat is niet om afstand te scheppen.
Hoe heilig het avondmaal ook is, de stem van Christus roept u en jou
om erbij te zijn en erbij te horen bij Zijn gemeenschap
om Zijn goedertierenheid te ontvangen, die zo hoog is en zo wijd,
maar niet te hoog voor jou, voor u, maar juist er voor u, voor jou is,
als je van jezelf weet: ik red het zelf niet om rein voor God te staan
al ben ik geen grote zondaar, een heilige ben ik ook niet.
Of misschien bent u juist wel die grote zondaar.
Hoe ongelooflijk dat ook klinkt, er is ook die ene stem, die roept
de stem van Christus, van de goede Herder, jouw redder, Zaligmaker,
die jouw hart wil reinigen en zal reinigen:
Kom bij mij en ik zal je de waardigheid geven, die jij zelf niet hebt,
maar die je van Mij mag ontvangen om bij Mij aan tafel te zitten
om te proeven van Mijn goedertierenheid die zo hoog als de hemel is, die er ook voor jou is
Mijn trouw, die zichbaar werd op Golgotha en volgende week in brood en wijn.

Je mag komen, om bij Mij onder Mijn vleugels te schuilen, ook jij.
JE mag komen om verzadigd te worden met de overvloed van Mijn huis.

Bij het zien
van al die brokjes
denk ik
het is vogelbrood

Kom maar
schuwe hippe vogel,
kom maar
oude tamme kraai
kom maar
postduif moegevlogen
kom maar
mussen uit de goot.

Bij het zien van al die brokjes
weet ik
het is vogelbrood.

Amen

Uitleg Psalm 36

hoog als de hemel is uw liefde
Uitleg Psalm 36

Twee werelden die niet te verenigen zijn maar tegelijkertijd wel samen bestaan: het kleine wereldje van de goddeloze en de wereld van Gods trouw. De goddeloze is op zichzelf gericht; Gods liefde bestrijkt heel het heelal, de lengte, de breedte, de hoogte en de diepte (Efeze 3: 18).
In die allesomvattende trouw van God, die heel het heelal omvat, heeft de goddeloze zijn eigen kleine wereldje, niet geraakt door Gods liefde. Het enige dat de goddeloze met God heeft, is dat hij God brutaal in de ogen kijkt: ‘Wat maak je mij? Bang ben ik niet voor je.’ Dat blijkt ook wel uit wat hij doet. De goddeloze is iemand die zich in zijn doen en laten bewust negeert dat zijn daden ooit door God zullen worden geoordeeld. De goddeloze is van mening dat híj zich nooit voor God hoeft te verantwoorden. Zijn leven is daarom ook een totaal negeren van het goede van God.

Hij spreekt woorden van onheil en bedrog
en blijft ver van wat wijs en goed is,
op zijn bed bedenkt hij verderfelijke plannen
hij betreedt een verkeerde weg
en het kwade verwerpt hij niet.

Daarmee is de goddeloze het tegenbeeld van de rechtvaardige uit Psalm 1. Wat er met de goddeloze mis is, is dat zijn hart zich laat aanspreken door de zonde: de zonde spreekt tot de goddeloze, diep in zijn hart. Het hart is waaruit je leeft, waarvan uit je beslissingen neemt, de kern van je bestaan, je ziel ook. De goddeloze wil de stem van God niet horen. Hij hoort alleen maar de stem van de zonde, die hem gepersonifieerd als een souffleur influistert zijn verkeerde weg in te gaan en zijn kwade plannen uit te voeren. De zonde sust ook nog eens zijn geweten in slaap, waardoor hij geen besef van schuld heeft, geen afkeer van het kwaad. De goddeloze heeft daarmee het kwade in zijn hart, verdorven tot in de kern van zijn bestaan. Wat in je hart leeft, waar je hart vol van is, dat blijkt uit je daden.
Zonde, dat is een breuk met God en met je naaste. Zonde is niet meer solidair willen zijn met de mensen om je heen, geen rekening meer met hen willen houden, de mensen om je heen alleen maar zien is om jou te dienen, jou te plezieren, als slaaf, als lustobject. De zonde leidt tot een wereld die alleen maar om het ego draait. Om die wereld in stand te houden wordt gebruik gemaakt van de leugen, van afpersing of onderdrukking, van machinaties. Als er al een geweten is, wordt dat in slaap gesust. Deze wereld is het tegenbeeld van de schepping, van het Koninkrijk van God. Zo heeft God de mens niet bedoeld en zo zal de mens in de herschepping niet zijn.

En dan God. Over Gods volkomenheid kunnen wel alleen maar in een veelvoud van begrippen spreken en zingen.Ook al houdt de goddeloze geen rekening met God, met het oordeel van God, Hij is er wel. Een rechtvaardige rechter, strijdbaar voor het recht van de machteloze en kwetsbare. De machtige Heer, die koningen van de troon werpt en rijke mensen failliet kan laten gaan en armen kan oprichten uit het stof. Over God kan alleen maar in lyrische tonen gesproken worden. God kan alleen maar bezongen en aangeroepen worden: HEER, hoog als de hemel is uw liefde, tot in de wolken reikt uw trouw. Als er partij gekozen moet worden, dan weet David wel welke kant hij kiest: Van David, dienaar van de HEER. Zo hoog als de hemel is, zo hoog is uw liefde. De hemel die eerder dan de aarde werd geschapen, zodat deze aarde nooit zal zijn zonder de hemel erboven. Als ik omhoog kijk, is er niets dat de liefde van God kan overstijgen. De hemel toont ons niet hoe ver God van ons verwijderd is, maar hoe groot Zijn liefde voor ons is. Kijkend omhoog weet ik: Uit de hoge hemel daalde Hij neer. Het heelal is vol van Gods trouw en liefde. Het kwade is niet in staat om God een grens te stellen of een gebied te ontzeggen. Anders dan de goddeloze, die alleen maar erop gericht is alles naar zich toe te halen, deelt God uit. Het kwaad van de goddeloze gaat niet ongemerkt en ongestraft voorbij.
Waarom laat God dan toch ruimte in die wereld waarin Zijn liefde en trouw aanwezig is en heerst voor de goddeloze en zijn kwade wegen en plannen? Jezus zal er later over zeggen: Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen (Mattheüs 5:45) Laat God ruimte aan de goddeloze vanuit Zijn barmhartigheid ook voor hen, om hen ook de mogelijkheid te bieden Zijn weg te gaan. Om zich niet meer door de zonde te laten aanspreken, niet meer door hun egoïstische driften te laten beheersen? U, HEER, bent de redder van mens en dier. U redt mensen uit de hand van de goddelozen en de onrechtvaardigen. Maar ook de goddelozen en de onrechtvaardigen kunt U redden, uit de hand van de zonde.

Wat is er mooier dan die liefde te ontvangen? Wat is een mooiere plek dan te wonen bij God. Waar je gevoed wordt, waar je het water van het leven kunt drinken. In de schaduw van uw vleugels schuilen de mensen. Zo hoog als God woont, zo nabij kan Hij komen. Waar de goddeloze zich laat aanspreken door de zonde, leeft de mens die bij God woont uit God: door úw licht zien wij licht.

Wonen bij God en kijken vanuit het licht van God duwt het donker niet weg. Licht zal het pas helemaal zijn als God onder ons komt wonen. Als het nieuwe Jeruzalem uit de hemel neerdaalt en er geen nacht meer zal zijn en ook geen zon, omdat God, ons licht, er dan altijd is. Zover is het nog niet. Nog steeds is er de worsteling en de aanvechting, de strijd tegen het kwade, waarin de mensen die God trouw zijn ook nog onderspit delven. Ook daarin wordt God aangesproken: Laat de voet van de hoogmoedigen mij niet vertrappen. De rechtvaardige kijkt al verder, in een lofzang die op het eerste gezicht vreemd aandoen: daar liggen zij die verderf zaaien – gevallen, neergestoten, zonder kracht om op te staan. Het is de lofzang van de kwetsbare die ziet dat de machtige die zijn leven kapot maakt, zijn macht moet afstaan en zelf kwetsbaar en machteloos wordt. Het is de lofzang van degenen die zijn leven lang geknecht is en uitgebuit, gemarginaliseerd ziet hoe God gerechtigheid brengt. Zo ver is het nog niet, maar geloof kijkt vooruit en legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien. Door het geloof komen we tot het inzicht dat de wereld door het woord van God is geordend, dat dus het zichtbare is ontstaan uit het niet-zichtbare (Hebreeën 11:1, 3). Dat het koninkrijk van God dat nu nog niet zichtbaar is dan wel zichtbaar zal zijn. Dan zal de stem van de zonde zwijgen en de goddeloze kan zijn weg niet meer vervolgen. Dan zal alleen het loflied nog klinken:

HEER, hoog als de hemel is uw liefde,
tot in de wolken reikt uw trouw,
uw gerechtigheid is als de machtige bergen,
uw rechtvaardigheid als de wijde oceaan:
U, HEER, bent redder van mens en dier.
Hoe kostbaar is uw liefde, God!

Preek zondagavond 18 juni 2017

Preek zondagavond 18 juni 2017
Zangdienst met Elburgs Mannenkoor OBK
Schriftlezing: Johannes 10:1-16

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Afgelopen maandag kwam er om 22.15 uur een berichtje in de app-groep van mijn familie:
Help! Wie heeft een fietsendrager en heeft nu tijd?
Jw was een stuk fietsen, maar zijn band is lek.
Hij is ergens in Wageningen.
En ik kan natuurlijk niet autorijden. En ma is in gesprek en pa neemt niet op.
Het is een bericht van mijn zusje die net als de meeste familieleden in Veenendaal woont
en Jw is haar man.
Een andere zus appt terug: ik heb geen fietsendrager.
Maar ik kan wel voor je langs pa rijden voor je.
Maar goed,even later komt het berichtje van mijn zus dat ze mijn moeder aan de lijn heeft
en dat mijn vader mijn zwager gaat halen.
Gelukkig, want anders moest hij 2 uur lopen.
Dan ben je vader en woont je dochter al enkele jaren op zichzelf
en dan nog kun je bijspringen om je schoonzoon op te halen met de auto.
‘Wel mooi makkelijk van je zus,’ zijn mijn vrouw, ‘om zo je vader hiervoor te vragen.’
‘Ach,’ was mijn reactie, ‘hij is toch bij huis en deze zwager komt vaak bij mijn ouders
en mijn vader doet dat graag: anderen helpen als hij dat kan.’
Als vader zet je je in voor je kinderen, ook als ze de 30 zijn gepasseerd
en al enkele jaren uit huis zijn en op zichzelf wonen.

Ik was de avond waarop dat berichtje van mijn zus binnnenkwam,
bezig geweest met Johannes 10 en ik had me steeds afgevraagd
op welke manier ik een beeld uit onze eigen tijd voor de herder zou kunnen gebruiken.
Na dat berichtje had ik er direct een idee bij:
iemand die je komt ophalen als je niet zo makkelijk verder kunt
en daar ook niet moeilijk over doet en direct op weg gaat.
Ik zet mijn leven in voor de schapen, zegt Jezus.
Hij is bereid om je op te zoeken, als je niet meer verder kunt,
zegt hij over de herder in een andere, bekende gelijkenis.
Ophalen en thuisbrengen, er op afgaan en als het moet Zijn leven in de waagschaal stellen.
Nadat ik de berichtjes had gelezen, bedacht ik me ook nog iets anders:
opgehaald worden omdat je niet verder kan en thuis gebracht moeten worden,
je mee laten nemen – dat zegt niet alleen iets over wat Christus voor ons wil doen,
maar dat laat ook iets over onszelf zien:
dat we vaak minder sterk zijn dan we van onszelf denken
en dat we het helemaal niet alleen redden en steeds moeten aankloppen om hulp.
Zo denk ik niet vaak over mijzelf na,
als iemand die opgehaald moet worden en thuisgebracht moet worden,
als iemand die geleid moet worden, omdat ik anders niet thuis kom.
Want als kind droomde ik vaak dat ik een redder zou zijn.
Dan zag ik het voor me, hoe ik de juf die ik had zou redden,
of hoe ik in een oorlog de vijand in mijn eentje tegen zou houden,
zodat de rest zou kunnen vluchten.
Ik fantaseerde dan hoe ik zelf mijn leven zou kunnen inzetten om anderen te redden.
Dat dit niet alleen een fantasie van jongens is,
blijkt wel uit een film die sinds deze week draait: Wonder women,
over een vrouw die een superheld is en steeds voor uitredding zorgt.
De droom om een held te zijn en anderen te redden komt blijkbaar meer voor.

Hier draait Jezus het om: jullie zijn niet de held, die de wereld verandert
die voor redding zorgen en de kwaaddoeners verslaan,
maar jullie zijn eerder een buit, die geroofd kunnen worden.
Schapen zijn jullie op wie veedieven het gemunt hebben,
om jullie weg te roven uit de schaapskudde,
omdat ze niet willen dat je van Mij bent.
Zij zetten zich niet voor je in om je te redden, maar ze willen je stelen om je te verslinden.
Wie zou Jezus bedoelen met die huurlingen, die niet bereid zijn om alles te geven,
ingehuurde krachten, die geen hart hebben voor de kudde,
maar alleen aan zichzelf denken en zichzelf verrijken ten koste van de schapen,
ten koste van u als gelovige.
Dat is allereerst de satan, de tegenstander van Christus.
Dat kunnen ook mensen zijn, die leiding geven over een gemeente
maar ook op andere plekken – een bedrijf, een instelling, een organisatie –
dat alleen maar doen om er zelf beter van te worden.
Dat kunnen verleidingen zijn, die je een gelukkig leven voorspiegelen,
maar je ondertussen in beslag nemen en bij God vandaan voeren.
Dat kan je werk zijn, waardoor je kunt denken:
ik heb het goed, ik kan het zonder God wel redden.
Ik heb niet Iemand nodig die mij thuisbrengt, omdat ik zelf nog wel verder kan
en zelf ervoor kan zorgen dat ik thuis kom.
En zolang mijn hypotheek kan betalen, mijn auto heb afbetaald, op vakantie kan gaan,
de sport en de studie van mijn kinderen kan bekostigen heb ik het hier goed
en hoef ik niet na te denken over het leven dat komt in Gods heerlijkheid.

Afgelopen week was ik bij de opticiën en moest ik mijn ogen weer laten opmeten.
Hij vroeg aan mij: heb je problemen met lezen?
Ik keek hem verbaasd aan, waarop hij naar mijn leeftijd vroeg
en aangaf dat ik inderdaad nog niet aan multifocale glazen hoefde te denken,
maar toch … en of ik medicijnen gebruikte die van invloed waren op de ogen.
Ik had verder niets.
Zolang ik maar gezond ben, hoef ik nergens over na te denken
en zolang ik maar kan gaan en staan waar ik wil, kan ik gedachteloos leven.
Ik ging erover nadenken: een goed leven hebben en gezondheid, dat zijn zegeningen,
maar als je daarbij God vergeet, is het zo’n ingehuurde kracht,
die net doet of die voor je zorgt, maar je erbij laat zitten als er gevaar dreigt
en als je niet oplet, je in een val lokken.
Toen ik studeerde was er spaarproduct, dat je garandeerde dat je inzet zou verdubbelen.
Het werkte met aandelen.
Maar er werd er niet bij verteld dat het geld geleend was, waarmee belegd was
en dat je dat zou terugbetalen
en er werd ook niet goed uitgelegd dat als de aandelen onderuit zouden gaan
ik daar zelf de dupe van zou zijn.
Zelf ontsprong ik redelijk de dans en had er niet veel schade van,
maar een broer van mij heeft jaren geen hypotheek kunnen krijgen,
omdat deze spaarconstructie hem een schuld opleverde.

En dan zegt Jezus:
Mijn schapen hebben door als ze worden verleid.
Ze trappen er niet in.
Is dat zo?
Trapt u er niet in als er iemand op u afkomt
en ook u wilt leiden en u een mooi leven voorspiegelt,
waar van je diep in je hart wel weet dat alleen Christus maar dat kan bieden,
dat je dan tegen jezelf zegt: niet aan meedoen, want het is niet de Heere.
Niet op ingaan, want het is niet de goede Herder,
maar een ingehuurde kracht?
Die van Mij zijn, zegt Jezus, trappen er niet in:
Want ze herkennen Mij aan Mijn stem.
Ze weten het wanneer Ik het ben en ze weten ook wanneer Ik het niet ben.
Die ingehuurde krachten kunnen nog zo’n mooi leven voorspiegelen,
het heeft geen zin om de schapen van Christus te verleiden.
Dat is wel heel stellig, toch?

U roept ons mensen in Uw heerlijkheid,
leven om Jezus’ wil in eeuwigheid.

Waarom roept Hij ons, waarom haalt Hij ons op als we niet verder kunnen?
Om het leven te geven in al zijn volheid, leven geven, zoals alleen Christus dat geeft.

Ook daar had ik de afgelopen week een associatie bij.
Voor de cursus die ik volg waren we naar het fotofestival in Naarden
en een van de series foto’s heette Bank run:
mannen in driedelig pak en vrouwen in mantelpakje- allemaal rennend
waarschijnlijk naar hun volgende afspraak.
Bij die foto’s stond: dat jachtige is hun echte leven
en dan is het leven in de volheid die Christus geeft een contrast met dat jachtige leven.
Al gauw hadden we met elkaar een gesprek of het wel eerlijk was
om deze mensen rennend te fotograferen, want uiteindelijk wist de fotograaf niets van hen
en gebruikte hij alleen maar hen om zijn punt te maken
Zijn niet meer mensen zo druk, dat ze al rennend – misschien figuurlijk- door het leven gaan?
Het leven dat Jezus geeft – biedt wel meer, leven in al zijn volheid
En dat zit niet in materiële voorspoed, niet in rijkdom, gezondheid.
Een christen kan zelfs zingen: ‘t zij vreugde mijn deel of smart mij verteert
‘t is goed wat God doet.
Heer, laat in mijn sterven uw troost mij nabij, ‘t is goed wat God doet.
Een rust, grazige weiden en stille wateren, die de Heere nu al geeft,
omdat je Hem kent en Hij voor je zorgt.
Meer heb je toch niet nodig?


De Heer is mijn Herder!
Hij waakt voor mijn ziel,
Hij brengt mij op wegen
van goedheid en zegen,
Hij schraagt m’, als ik wankel,
Hij draagt m’, als ik viel.
Amen

Preek zondagmorgen 18 juni 2017

Preek zondagmorgen 18 juni 2017
Handelingen 17:15-34

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Als Paulus in Athene moet wachten op zijn medereizigers Silas en Timotheüs,
gebruikt hij die tijd om de stad Athene te verkennen.
Hij zwerft door de stad, bekijkt de belangrijke gebouwen die er zijn,
hij bezoekt de verschillende wijken:
de rijke wijken in het centrum waar de belangrijkste mensen wonen,
hij komt in de armere wijken waar de toeristen niet snel zullen komen.
Hij komt bij markten waar handelswaar verkocht wordt
en bij pleinen waar mensen bij elkaar zijn om de laatste nieuwtjes uit te wisselen.
Als hij zo door de stad zwerft, valt hem iets op.
Geloof en godsdienst heeft in deze stad een bijzondere plek.
Geen gebouw, straat of plein, of er staat wel een beeld van een god, een tempel of altaar.
Als hij bij het stadhuis komt, staan daarvoor een groot beeld van de godin Pallas Athene,
de beschermgodin van deze stad, de godin van wijsheid.
En hoeveel tempels Paulus niet is tegengekomen.
Hij kan geen god bedenken, of ze hebben hier in Athene er wel een tempel voor.
En waar hij komt: standbeelden die een god uitbeelden.
Als hij een winkel binnenstapt, of bij een markt kijkt, overal staat er wel een beeld.
Als hij bij het ziekenhuis kijkt, de haven, bij de poorten van de stad, langs de handelsroutes.
Ook als hij in de wijken verder van het centrum komt,
elke straat heeft wel iets, waarmee men een god of godin kan vereren.
Het laat hem niet koud, het raakt hem steeds weer als hij zo’n beeld ziet,
zo’n tempel in het straatbeeld ziet opdoemen.
De mensen zijn hier helemaal niet onverschillig.
Voor alle goden die er op de wereld zijn, is hier een plaats ingeruimd.

Maar of ze God ook kennen – de enige God die er is: Vader, Zoon en Heilige Geest,
die deze wereld geschapen heeft en ook de hemel,
die aan elk mens, ook de Atheners hier, het leven heeft gegeven.
Hij vraagt het ook aan de mensen die hij tegenkomt,
die bij elkaar staan en druk praten over wat hen bezig houdt:
Heb je ook gehoord van Christus, die is opgestaan uit de dood?
Heb je ook gehoord van God die naar de aarde kwam om mens te worden
en te sterven aan het kruis?
Als hij daarover begint met de mensen in Athene kijken ze hem aan.
De reactie is steeds verschillend: de een is verbaasd, nee nooit van gehoord.
Een ander weer verontwaardigd: opgestaan uit de dood, een god?
Hoe kun je zoiets verzinnen?
Een ander bezorgd: Christus, gestorven, waar heb je het over?
Wat voor nieuwerwetse ideeën kom je hier in Athene brengen.
Zulke revolutionaire ideeën horen niet in Athene, de stad van de eerbiedwaardige wijsheid,
die al eeuwen meegaat en over heel de wereld wordt geroemd
en waarvoor de mensen over heel de wereld in deze stad komen als toerist.
Die boodschap wat die Joodse man, die Paulus komt brengen, kan nooit goed zijn.
als Paulus zo verschillende mensen aanspreekt, gebeurt er wat in dat grote Athene.
Mensen beginnen ongerust te worden, nieuwsgierig, maar vooral argwanend.
Wat komt hij doen, welke boodschap en welke God komt hij brengen.
Christus, Opstanding?
Hier moeten we meer van weten.
Dan komen ze bij elkaar,
mensen met bevoegdheid om een oordeel uit te spreken in godsdienstige zaken
en ze gaan Paulus vragen op wat hij nu in deze stad komt doen
en of zijn boodschap passend is bij deze situatie.
Paulus kan er de humor van inzien: jullie vragen naar wat ik kom doen.
Daar zijn jullie steeds mee bezig.
Daar zijn jullie in Athene goed in heb ik gemerkt:
die nieuwsgierigheid, het naadje van de kous willen weten.
Jullie bevragen alles en zagen iedereen door
en nu ik jullie iets kom vertellen over de God die voor julie onbekend is,
een God die jullie ook willen dienen tussen al die goden die jullie hebben,
zijn jullie ineens wantrouwend en wil je meer weten?

Ik ben benieuwd wat Paulus zou constateren als hij in Oldebroek zou komen.
Wat zou hij opmerken, wat zou hem raken
als hij het gemeentehuis binnenstapt, de Emté, Strijkert, de kledingwinkels, de boekhandels,
wat zou hij signaleren bij de bouw van de Boni en de appartementen erboven?
Wat zou hij opmerken als hij de kerken van Oldebroek binnenstapt
en zwerft over de straten van Oldebroek,
Als hij door de Van Pijkerenlaan loopt en over de ds Otto Veeninglaan,
als hij in de nieuwbouw komt, door de buitengebieden,
als hij over via Vierschoten door ‘t Loo komt naar het vakantiepark?
Wat zou hij daarna zeggen over wat hij hier heeft gezien, wat hij opmerkt?
Zou hij ook hier zeggen: ik zie dat jullie heel godsdienstig zijn?
Ik merk dat op elke plek die ik kom?
Grote kans dat Paulus dat kan zeggen.
Zal hij ook moeten zeggen, net als bij de Atheners zich hardop moeten afvragen
Jullie zijn heel godsdienstig, maar kennen jullie de echte God ook:
Vader, Zoon en Geest – de enige God die er is, die regeert tot in alle eeuwigheid?
Of is het het nodig, dat ik over Hem kom vertellen?
Persoonlijk kom ik weinig mensen tegen die niet op de een of andere manier
toch met God verbonden zijn, al is het soms een dun lijntje, het is er.
Ik kan me niet herinneren dat ik een begrafenis heb gehad
waarbij de kinderen of de familie zeiden: met God had hij helemaal niets.
Zou hij iets anders opmerken: Jullie zijn wel godsdienstig
en Christus speelt een grote rol in jullie leven en de kerk ook,
maar wat ik waarneem, is dat het geloof een apart onderdeel is van je leven:
iets dat je vooral op zondagmorgen doet en ‘s avonds voor je je bed instapt,
dat je nog even een gebedje doet en als je niet te moe bent nog een stukje uit de Bijbel.
Ik zie dat jullie veel voor de kerk over hebben, niet beroerd zijn om je in te zetten,
maar wat ik zie is dat je weinig tijd neemt om echt naar de Heere te luisteren.
zou het zo gaan, ik weet het niet, ik ben Paulus niet
en Athene, de wereldstad vol Griekse filosofie is een andere plek
dan een dorp aan de rand van de Veluwe,
waar God nog een belangrijke plek in het dagelijks leven heeft.

In Athene wordt Paulus ook kritisch bevraagd,
terwijl Paulus hier misschien met open armen ontvangen zou worden
en hier een bereidheid zou zijn om serieus naar zijn woorden te luisteren,
nieuwsgierig naar wat Paulus over onze situatie zou vertellen als gezant van Christus.
In Athene wordt Paulus met argwaan ontvangen: waar kom je ons mee opzadelen?
Paulus grijpt zijn kans om over God te vertellen,
aan mensen die heel wat andere goden kennen,
maar de kennis over de enige, de ware God missen.
‘Ik heb door jullie stad gelopen en ik heb heel wat gezien.
Wat ik vooral gezien heb is dat religie een belangrijke plek in jullie leven inneemt.
Maar ik wil het hebben over die ene God voor wie jullie een altaar hebben neergezet,

de God die voor jullie onbekend is.
Dat is de God over wie ik kom vertellen en die ik jullie kom bekendmaken.
Jullie hadden die God kunnen kennen, want Hij is het die de hemel en de aarde maakte.
Hij is het die aan jullie het leven gaf.
Deze God is zo groot, dat de wereld Hem niet kan bevatten.
En wat voor een tempel jullie ook voor Hem zouden bouwen, Hij zou er niet in passen.
Er is van Hem geen beeld te maken, want materiaal dat in mensenhanden is geweest,
is niet in staat om iets weer te geven van deze God:
Wij als schepselen zijn niet in staat om iets af te kunnen beelden van onze Schepper.
Hij heeft alles geschapen en heeft ook aan alle mensen een plek toegewezen.
Dat jullie hier in Athene wonen en dat Athene in de geschiedenis een belangrijke stad is,
vanwege die enorme historische erfenis door de Romeinen met eerbied behandeld,
anders dan de andere steden die door de Romeinen veroverd zijn,
dat hebben jullie aan deze God te danken.
En dat heeft Hij gedaan, zodat ieder mens die op aarde leeft
op zoek zou gaan naar God, op zoek naar Degene die de Schepper is,
die aan het begin van ons leven staat, die er voor gezorgd heeft dat we er zijn,
die ons bestaan heeft gewild.
Zijn jullie naar Hem op zoek geweest, echt gezocht, omdat je meer wilde weten,
of was het uit voorzorg, stel je voor dat je Hem zou vergeten
en met dat altaar hebben we ons dan mooi ingedekt.
Soms kunnen godsdienstige vormen zo geruststellend werken,
dat je vergeet om op zoek te gaan naar God.
Al doe je maar een poging, als zoek je tastend naar God.
Deze God is voor jullie onbekend, maar er is zoveel om je heen dat iets van God laat zien.
Hij is helemaal niet ver weg.
Je hoeft geen grootse wereldreis te maken, geen lange pelgrimstocht.
Kijk maar omje heen en je ziet dat deze wereld geschapen is door God.

Paulus zal dat waarschijnlijk niet tegen iedereen zeggen,
want niet iedereen, zeker niet in onze tijd, zal dat onderschrijven.
Zeker in onze tijd zijn er heel wat die zeggen: er is geen God
en de wereld om ons heen is mooi, maar ik zie daar niet de hand van een God in.
Paulus kan dat tegen de Atheners zeggen,
omdat zij zelf ook geloven in goden en ook geloven dat de wereld er niet zomaar is.
Paulus kan zich daarbij aansluiten.
Nu vandaag zijn er veel mensen in ons eigen land,
die niet geloven en God ook niet missen.
Lange tijd was gedacht dat mensen die zonder God leven wel wanhopig moeten zijn
en ik hoor het in gesprekken ook geregeld:
Ik zou niet weten, hoe iemand die niet gelooft in God dit kan doorstaan,
Want ik kon dit alleen met Gods kracht doorstaan.
God wordt echter door veel mensen niet gemist.
Evangelisten merken dat en misschien merk je dat onder medeleerlingen of collega’s ook.
Waar zou je in onze tijd bij aan kunnen sluiten?
Is er nog wel iets wat een brug vormt naar het geloof in God?
Misschien is het hoogst haalbare dat anderen horen over God en gaan nadenken over God
door jouw aanwezigheid en doordat jij gelooft zich opeens gaan afvragen:
Is er dan een God? Wie zou die God dan zijn? Hoe zou ik die God dan kunnen kennen?
Het is een uitdaging en een taak om te zien waar in onze tijd
iets te vinden is van God, waar we mensen die van God niet weten
toch kunnen vertellen over Hem, al is het maar iets.
Hij is niet ver weg, vertelt Paulus, en ieder mens over heel de wereld kan Hem leren kennen.
Ook iemand die niet gelovig is opgevoed en vanuit zichzelf er helemaal niet mee bezig was
kan God leren kennen.

Paulus heeft een aanknopingspunt, hij heeft iets in Athene ontdekt,
waarbij Hij kan aansluiten om over God te vertellen.
Dat is al heel wat en als Paulus het daarbij had gelaten,
hadden we het heel knap kunnen vinden, heel origineel om een dichter aan te halen,
iemand uit Athene zelf, met veel gezag voor de Atheners,
zoals nu het ook kan helpen als een voetballer, een zanger een geleerde of een politicus
iets vertelt waardoor je gaat nadenken over God.
Of waarin je iets hoort, waarvan je denkt: dit kan alleen God doen.
Ooit had ik een begrafenis, waarbij tijdens de dienst
er ook liederen van Andrea Bocelli en Marco Borsato werden gedraaid.
Liederen waarin gezongen werd, dat het afscheid niet voorgoed zou zijn
omdat je altijd aan de overledene denkt en hoopt op een weerzien.
Waarvan ik dacht: is dat niet te mooi en is de dood toch niet een breuk
en alleen God kan het waarmaken dat Hij altijd aan ons denkt en opzoekt,
en alleen de opstanding van Christus uit de dood maakt een weerzien in de hemel mogelijk,
omdat Hij door Zijn sterven de deur naar het paradijs geopend wordt.
En dan kan er wel een trein naar dat paradijs rijden volgens het lied
– alleen Christus is de weg.
Paulus is ook kritisch.
Hij knoopt eerst bij ze aan.
Bij wat de Atheners weten en geloven,
maar dan geeft hij aan, dat het niet onschuldig is wat ze doen:
zoveel goden vereren en overal in de stad beelden van goden neerzetten.
Dat kun je niet maken. Je gaat als schepsel in tegen God,
Wij kunnen niet bepalen hoe God eruit ziet.
Onze handen vormen God niet – Hij heeft ons gevormd.
Paulus heeft alle reden om kritisch te zijn op het geloof van de Atheners,
Want hij kwam niet als toerist naar Athene
en hij wandelde niet alleen uit interesse voor de stad rond,
maar hij heeft een boodschap van God, die onbekend is voor de Atheners:
dat ze alleen deze God echt kunnen leren kennen als ze zich omkeren
en naar deze God gaan, echt op zoek.
Want er komt een dag dat er een einde komt aan heel deze wereld
en ook aan al die tempels en al die goden in Athene.
Op die dag zal de Christus over wie ik vertelde
ook aan jullie vragen wat je met deze God hebt gedaan.
Of je naar Hem op zoek bent geweest en of je je leven voor Hem wilde open stellen.
Er komt een oordeel over heel deze wereld, over iedereen, een rechtvaardig oordeel.
Dat er een oordeel komt, weet ik omdat Christus is opgestaan uit de dood.
Deze Christus leeft en regeert en zal komen om te oordelen de levenden en de doden.
Aan Zijn rijk zal geen einde komen.

Tot dan toe hebben ze serieus naar Paulus geluisterd,
misschien wel net zo kritisch naar Paulus toe als Paulus was naar hen toe.
Maar als Paulus het heeft over Christus die opstond uit de dood,
schieten ze in de lach en kunnen ze het niet meer houden.
Dat kunnen ze zich niet voorstellen, hoe geleerd deze mensen ook zijn.
Dat er een God is die in staat zijn om het lot te doorbreken,
dat er een God is die in het rijk van de dood neerdaalde en weer levend terugkwam,
een God die sterker is dan de dood.
Absurd en ongeloofwaardig – dat past niet in hun manier van denken.
Ik moet ook wel zeggen, dat ik er soms als ik bij het graf sta
het door me heen flitst: zal het allemaal wel waar zijn, van die opstanding
en dat leven in Gods heerlijkheid.
En afgelopen week ging het tijdens de cursus ook over angst voor het sterven
en werd van ons gevraagd of het vreemd is om angstig te zijn voor de dood.
Ik heb toen dat zelf aangegeven, dat ik dat niet vreemd vind,
omdat het wel eens door mij heen schiet: als ik sterf, zal God er dan wel zijn?
Zal Christus er dan staan om mij door de dood te geleiden?
Gelukkig is dat niet een aanvechting die ik altijd heb
en ook niet een twijfel die het laatste woord heeft
en kan ik troost en rust vinden in Christus die is opgestaan uit de dood.
Maar het is wel een heel geloof en in Athene zien we dat dit geloof niet voor iedereen geldt.
Dankbaar ben ik al die keren dat ik het wel kan geloven
en ik zie het als mijn taak om dat geloof in Christus die is opgestaan
en Christus die voor ons uit gegaan is om een weg te banen door de dood
om ons mee te nemen door de dood heen naar het Vaderhuis waar een woning is
ook weer steeds te voeden.
Ook het geloof dat Christus zal oordelen trouwens.
Daar denk ik geregeld over na – en misschien hebt u dat ook wel.
Daar kan ik ook wel tegen op zien – en misschien ook wel,
maar tegelijkertijd mogen we weten, dat juist omdat Hij stierf en opstond
degene die gelooft niet meer hoeft te vrezen en mag uitkijken om Christus te ontmoeten.

En toch – helemaal een mislukking is Paulus’ werk in Athene niet.
Het is geen groot aantal, slechts twee namen worden er genoemd: Dyonisius en Damaris.
Waar over Christus wordt verteld, daar werkt de Geest ook
en al is het resultaat voor het oog niet groot, de Geest kan overal een gemeente vormen
zodat die boodschap steeds weer wordt doorverteld,
zodat er in die godsdienstige plaats er ook een groep is,
die de enige, ware God – Vader, Zoon en Heilige Geest – eert en dient.
Ik heb in de loop van de jaren geleerd om ook dat ogenschijnlijk kleine resultaat te waarderen
want elke bekering, elke omkeer is een wonder, een teken dat de Geest werkt.
In Athene, in Oldebroek en tot de dag van Christus’ wederkomst,
tot de dag dat het oordeel waar Paulus over spreekt komt
zal de Geest bezig zijn om mensen te winnen voor die Christus.
Met u is Hij bezig, met jou, met mij – zodat we voor die dag niet bang hoeven te zijn,
maar dankbaar en blij onze Heere mogen ontmoeten.
Amen

Preek zondag 11 juni 2017

Preek zondag 11 juni 2017
Kinderdienst. Thema: Maak me nog één keer sterk!
Richteren 16:21-31

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Wat is zijn leven veranderd! Elke dag is nu hetzelfde.
Het begint ermee dat ze hem ophalen uit de gevangenis.
Elke morgen weer merkt hij dat ze bang voor hem zijn.
Ze zijn altijd met meer en hebben ontzag voor hem.
Elke morgen controleren ze eerst of hij goed vastgebonden is aan sterke kettingen
zodat hij zich niet kan bewegen en geen mogelijkheid heeft om te ontsnappen.
Dan pas durven ze hem mee te nemen naar de werkplaats
waar hij zwaar werk moet doen: het malen van graan.
Wat is er veel veranderd, want hij voelt zich zwak.
Hij denkt nog vaak aan de kracht die hij vroeger had.
Dan dacht hij aan de leeuw die hem aanviel
en dat hij die leeuw met zijn blote handen wist te doden.
Dan dacht aan de keren dat hij vocht tegen de Filistijnen,
die al zo lang de baas waren en neer keken op de Israëlieten
en hen gemeen behandelden, haast net alsof ze slaven waren.
Heel wat keren had hij tegen die Filistijnen gevochten
en had hij gewonnen door Filistijnen te doden.
Hij dacht aan die keer dat ze dachten dat ze hem gevangen hadden genomen
in de stad Gaza, de poorten gingen op slot en ze waren van mening dat ze hem hadden.
Maar midden in de nacht ging hij naar de poort, die gesloten was.
Hij duwde de zware poort open en haalde die zware deur uit de poort
en nam die deur op zijn rug en tilde die poort op
en een heel eind verder plaatste hij die deur op een berg.
Nu heeft hij die kracht niet meer en de vrijheid ook niet meer. Hij is net als ieder ander
en hij weet ook hoe dat komt, dat hij zijn geheim heeft prijsgegeven.
Hij heeft aan iemand verteld, hoe het kwam dat hij zo sterk was.
Waar hij zijn kracht vandaan haalde.
‘Als je mijn haar afknipt ben ik mijn kracht kwijt,
want ik ben een bijzonder iemand, ik ben aan God gewijd
met een speciale taak die ik van God heb gekregen, daar heb ik mijn kracht voor gekregen.’
Maar zijn geheim was niet veilig bij de vrouw tegen wie hij dit vertelde
en de vrouw knipte zijn haar af en verraadde Simson aan zijn vijanden
en kreeg daar geld voor.
Daarna werd Simson opgeborgen in een gevangenis, vastgemaakt met sterke kettingen.
En zijn ogen is hij ook kwijtgeraakt, om Simson nog hulpelozer te maken.
Wanneer Simson hulpeloos is, dan kan hij ook niet meer gevaarlijk worden.
Ze hebben die gevaarlijke Simson maar mooi uitgeschakeld.
Elke dag moet Simson nu hetzelfde werk doen, zwaar en vernederend werk.

Wat zal Simson hebben gedacht, toen hij in de gevangenis zat,
zonder dat hij zichzelf eruit kon redden?
Wat zou hij gedacht hebben tijdens het malen van het graan tot meel?
Vaak is het zo, dat als iemand gedwongen is om stil te zitten,
als iemand is opgenomen in het ziekenhuis, of een been of een arm gebroken heeft,
dat iemand gaat nadenken. Nadenken over wat er gebeurd is
en je gedachten komen dan ook bij waar je eigenlijk helemaal niet over na wilt denken
wat je diep hebt weggestopt bijvoorbeeld door hard te werken of veel te sporten.
Zou Simson diep hebben nagedacht over hoe hij zijn kracht is kwijtgeraakt?
Zou hij er spijt van hebben dat hij zijn geheim verraden heeft?
Zou hij ook gaan nadenken over God? Nu het tegen zit, waarom moest dat zo gebeuren?
Misschien is hij eerst op God boos geweest en dacht hij bij zichzelf:
dat ik mijn geheim verraden heb, is toch helemaal niet zo erg,
waarom dan een zware straf, dat ik hier voor altijd zat?
Soms gebeurt dat, als er iets gebeurt waarop je niet gerekend had en het zit tegen,
dat je dan boos wordt op God: waarom moest dat gebeuren?
Misschien heeft hij een tijdje uit boosheid niet gebeden.
God, U hebt ervoor gezorgd dat ik hier kwam, haal me er dan ook maar uit.
Als hij er dan een tijdje zat ging hij verder nadenken en begon hij er iets van te begrijpen:
mijn kracht zit niet in mijn haar,
maar het is God die mij kracht geeft, van Hem komt mijn kracht.
Toen ik mijn geheim verteld heb, heeft God mij verlaten, daarom zit ik hier in de gevangenis
Hij wil mij iets leren.
Hij wil mij leren dat ik op Hem vertrouw, ook nu ik hier in de gevangenis ben
ook nu ik zelf niets meer kan veranderen aan mijn situatie.
Simson merkt zelf ook iets op: zijn haar begint weer aan te groeien.

Op een dag gaat het anders dan anders.
Het begint al ‘s morgens vroeg: hij hoort dat er feest gevierd wordt.
Zelfs in de gevangenis komt het geluid van het feest binnen.
Als hij wordt opgehaald, gaat hij ook een andere kant op dan anders.
Hij wordt nu mee naar buiten genomen.
Het geluid van het feest komt steeds dichterbij
en dan komt Simson dichter bij de plek waar het feest gevierd wordt.
Als Simson eraan komt, beginnen alle Filistijnen te juichen
en ze lachen Simson uit: waren we nou zo bang voor hem?
Moet je hem zien, die zwakkeling.
En onze god Dagon is sterker, heeft de God van Simson overwonnen.
Simson hoort het hoongelach van de Filistijnen, de spot die hem raakt.
‘Wij zijn nu de baas over Simson, want onze god Dagon heeft ervoor gezorgd
dat hij in onze macht kwam!’
De plek waar het feest gevierd wordt, is een tempel.
Er zijn heel wat mensen bij elkaar: in de tempel, op het plein,
zelfs op de tempel staan heel veel mensen: wel 3.000 bij elkaar.
Al die mensen zijn vrolijk omdat ze Simson zien in zijn zwakheid,
hulpeloos: hij kan niets.
En Simson, maakt de spot hem nog zwakker dan hij anders al is?
Of is het een plan die in hem naar boven komt.
Hij zegt tegen degene die hem meeneemt:
Laat me even uitrusten bij de pilaren van de tempel.
Het gejoel wordt alleen maar harder, want de mensen zien dat Simson moe is, zonder kracht.
Als Simson bij de pilaar staat, voelt hij eens aan de pilaar.
En dan heeft Simson een gebed voor God:
Heer, U ziet me hier in deze tempel bij de pilaar.
Wilt U mij niet vergeten. Denkt U alstublieft toch aan mij.
En dan heeft Simson nog één diepe wens, die hij ook als gebed uitspreekt:
Maak me nog één keer sterk.
Nog één keer die kracht, die hij altijd heeft gehad
en die hij kwijtraakte, toen hij zijn geheim verried.
Zou het dan toch zo zijn, dat als je in moeilijkheden bent, je tot God kunt bidden?
WIl God ook naar je luisteren, ook al heb je zelf alles verknoeid?
Ja, ook dan wil God naar je luisteren en je gebed verhoren
en ook dan geven waar je om bidt.
kijk maar naar wat er met Simson gebeurt.

Eerst voelt hij voorzichtig aan de pilaren.
Hij tast, eerst lijkt hij nog zwak en hulpeloos.
De Filistijnen hebben alleen maar meer pret om die zwakke Simson.
En gebeurt het: Simson voelt de kracht in zich terugkomen
en met de kracht die hij heeft, die hij van God terugkreeg, duwt hij de pilaren uit elkaar
waardoor het gebouw geen steun meer heeft.
De pilaren waar het gebouw op steunt, dat zijn niet zomaar pilaren,
ze beelden ook uit dat heel de wereld daarop rust.
Die pilaren geven aan dat Dagon over heel de wereld regeert
en zijn macht overal kan gelden, overal stevigheid en stabiliteit brengt.
Maak me nog één keer sterk.
Simson bidt dat niet alleen voor zichzelf,
maar bidt om de Filistijnen een slag toe te brengen
en vooral om Dagon onderuit te schoppen, de god van de Filistijnen.
En God denkt aan Simson
en misschien moest Simson wel gevangen genomen worden
om deze laatste daad te kunnen doen,
om zoveel Filistijnen te doden
en vooral om de pilaren onder de tempel van Dagon weg te duwen
om zo aan te geven dat DAgon helemaal geen god is
en helemaal niet sterker is dan de Heere, maar dat de Heere uiteindelijk wint.
Om te winnen heeft God Zijn kracht niet altijd nodig,
soms kan Hij ons juist gebruiken als we zwak zijn en niet weten hoe het verder moet.
Juist dan kan Hij ons helpen, omdat we dan naar Hem toe gaan
en net als SImson bidden: Heere wilt U mij niet vergeten.
Help mij deze keer nog.
Ook al ben ik U al heel vaak vergeten.
Maak mij nog één keer sterk.

Dat kan je bidden, als het bij jou anders loopt dan je dacht.
Als je net als Simson uitgelachen wordt.
Of als je net als Simson merkt, dat je niet meer zoveel kunt als je vroeger kon.
soms kunnen mensen in hun hoofd ook met zoveel zorgen te maken hebben,
dat het wel een gevangenis lijkt waar ze niet meer uitkomen.
Haal mij uit de gevangenis en als dat niet gebeurt Heere, maak mij nog één keer sterk
om dit alles te kunnen dragen.
Als het tegenzit op school en je ouders hebben dat helemaal niet door
en je durft dat niet tegen hen te zeggen, want je weet niet hoe ze reageren.

Als je bang bent of onzeker, als je ´t even niet meer ziet.

Als je somber bent of eenzaam of verdrinkt in je verdriet.

Weet – zijn deur staat altijd open. Als je wilt ga dan maar gauw.

Je kunt zomaar binnenlopen, er is altijd plaats voor jou.

Bij personen uit het Oude Testament wordt vaak nagedacht of ze op de Heere Jezus lijken.
Lijkt Simson op de Heere Jezus?
Simson, ruig en sterk, totdat hij geknipt werd met lange, wilde haren,
misschien wel woest uiterlijk, iemand die je niet graag tegenkomt.
En toch laat Simson iets van de Heere Jezus zien.
Aan het kruis overwon de Heere Jezus ook
en versloeg Hij de grootste vijand, de duivel
en brak hij de poort open, die ons gevangen hield,
waardoor wij vrij konden worden.
Machtig God, sterke Rots, U alleen bent waardig.

Maar wat als het goed met je gaat,
als je helemaal geen tegenslagen hebt en niet in de gevangenis zit, zoals Simson?
Wat kun je dan leren van Simson? Dat Simson zijn kracht van God kreeg
en dat Simson om die kracht moest bidden. En dat er maar één God is: de Heere.
Als iemand anders belooft, om je sterk te maken, en dan misschien niet één keer,
maar meerdere keren, maar het is niet de Heere, dan moet je er niet naar luisteren
maar tegen strijden.
Die God van Simson is ook onze God. Met Simson had God een plan.
Met de kracht die Hij Simson gaf, wilde God de Filistijnen verslaan
en ook de God van de Filistijnen, om te laten zien dat alleen Hij God is.
Hij heeft met jullie allemaal een plan.
Voor de één een heel bijzonder plan, net als Simson, om te bevrijden
om op een bijzondere manier iets te kunnen – Simson was bijzonder sterk
voor anderen op een heel gewonen manier,
Waardoor je je af kunt vragen of God wel een plan heeft.
En toch, of het plan nu bijzonder is of heel gewoon:
Ook jij kunt God dienen, de God van Simson die ook onze God wil zijn.
Machtig God, sterke Rots U alleen bent waardig.
Aard en hemel prijzen U, glorie voor Uw naam.Amen

Preek Tweede Pinksterdag 2017

Preek Tweede Pinksterdag 2017
Schriftlezing: Kolossenzen 1:1-11
Tekst: vers 8-9

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

‘Er komt een schip uit Kolosse in de haven aan!’
Bij dat bericht kijkt Paulus vol verwachting op.
Zou Epafras op dat schip aanwezig zijn?
Dat zou mooi zijn, want dan kan hij eindelijk weer eens horen,
hoe het in de gemeente van Kolosse gaat.
Paulus gaat naar de haven toe, om te kijken wie er allemaal op het schip zijn meegekomen.
En inderdaad, fijn!, daar ziet hij Epafras ook op het schip.
Hij is naar hem toegekomen om voor overleg
en Paulus bij te praten over hoe het met de gelovigen in Kolosse gaat.
Als Epafras van het schip komt, volgt er een hartelijke begroeting
en Epafras wordt door Paulus meegenomen naar zijn huis,
Waar hij ervoor zorgt dat Epafras van eten en drinken wordt voorzien.
Ondertussen brandt Paulus van nieuwsgierigheid:
hoe gaat het met Epafras zelf, hoe gaat het in de gemeente waarin hij werkzaam is.
Epafras vertelt hoe de reis verlopen is, hoe het met hemzelf gaat
en over de gemeente kan hij veel goede dingen vertellen.
Ik stel het me zo voor, dat Epafras vertelt over hoe de gemeente bij elkaar komt.
‘Paulus, je weet dat we in Kolosse maar met een kleine groep zijn,
maar je moest eens weten hoe moedig ze zijn, zonder dat ze dat zelf zo zouden zeggen.
Ken je Patricius nog? Weet je nog dat zijn familie niets meer van hem moest weten?
Dat is nog steeds zo, maar hij heeft in de gemeente een nieuw thuis gevonden.
De gemeente is voor hem als een nieuw gezin geworden.
Het is mooi om te zien hoe ze met z’n allen klaar staan om hem op te vangen.
Had je al gehoord Felix overleden is?
Zijn vrouw en kinderen worden door de gemeenteleden opgevangen.
Het is best een offer dat de gemeenteleden moeten brengen, maar ze doen het met alle liefde.
En weet je wat ook zo mooi is, Paulus?
Elke keer als we met elkaar avondmaal vieren, nemen alle gemeenteleden iets extra’s mee.
Als ze een mantel over hebben of een paar schoenen, nemen ze het mee.
En dat wordt dan nog steeds uitgedeeld aan de mensen in de stad die niets hebben.
Ook de mensen die het niet zo breed hebben, dragen hun steentje bij.
Ze nemen wat eten mee om dat ook door te geven.
Je zou hun gezichten eens moeten zien, als ze dat meebrengen.
Daarmee laten ze hun dankbaarheid zien, voor wat Christus aan het kruis heeft gedaan.
Er zijn sinds je weg bent, best wat mensen bij gekomen.
Sommigen hebben van ons gehoord, doordat we uitdelen aan de armen
en anderen worden door gemeenteleden meegenomen.
Ze worden met open armen ontvangen in de gemeente.
Een aantal van hen heeft ook al bezoek vanuit de gemeente ontvangen
om hen meer te over Christus.
Paulus, en weet je wat Filemon gedaan heeft, toen hij van jou die brief kreeg
de brief die jij hem schreef over zijn slaaf die weggelopen was en bij jou was aangekomen?
De eerstvolgende keer dat we als gemeente bij elkaar kwamen
stond hij tijdens de dienst op, om aan te geven dat hij iets wilde vertellen.
Hij zei: “Ik heb een brief gekregen van Paulus en die brief gaat over een slaaf van mij.
Jullie weten daar vast iets van, dat mijn slaaf Onesimus is weggelopen.
Ik heb een brief van Paulus gekregen waarin hij vertelt
Dat Onesimus bij hem is aangekomen
en dat Onesimus, op wie ik zo gemopperd heb omdat hij weggelopen was,
voor Paulus van grote betekenis is. Ik ben nu blij dat ik dat weet
en ik dank God er in Christus voor dat het zo heeft moeten lopen.’

Ik stel me zo voor, dat terwijl Epafras aan het vertellen is over de gemeente in Kolosse,
Dat zijn ogen steeds meer gaan glinsteren en dat hij blij en dankbaar is
voor het verslag dat Epafras over de gemeente van Kolosse vertelt.
Die ogen glinsteren, omdat de gemeenteleden de boodschap goed begrepen hebben,
die Paulus hen had verteld,
Dat geloven niet alleen maar iets van het hoofd is, maar ook van de handen,
dat het niet alleen voor de zondag is, maar ook voor de doordeweekse dagen.
Dat geloven ook betekent dat je naar elkaar omziet
en in je daden iets van de liefde van Christus laat zien.
De ogen van Paulus glinsteren helemaal, omdat hij weet,
dat wat er in de gemeente gebeurt, het werk van de Heilige Geest is.
‘Weet je, Epafras,’ zegt Paulus, ‘we moeten onze Heere daarvoor danken.
Want ik hoor, dat de Heilige Geest in hen de liefde wekt.
Wat je vertelt, dat is liefde door de Geest.
Daar moeten we de Heere voor danken.
En weet je, Epafras, ik zal elke dag danken voor de gemeente in Kolosse
en dan steeds danken dat de Heilige Geest in de gemeente werkt
en de gemeente gebruikt om Christus uit te stralen.’
En Paulus doet dat ook elke dag.
Er gaat geen dag voorbij, of Paulus dankt de Heere
voor het werk van de Heilige Geest in de gemeente van Kolosse.
Als hij voor de gemeente dankt, dan ziet hij de mensen weer voor zich:}
Patricius, de weduwe van Felix en haar kinderen, Filemon.
Hij ziet het voor zich hoe de gemeente avondmaal viert
en na afloop de goederen uitdeelt onder de armen
en hoe er daardoor een vreugde in de gemeente is.
Paulus moet wel danken en elke dag opnieuw doet hij dat.
De week gaat voorbij, de maand gaat voorbij:
er gaat geen dag voorbij zonder dankgebed voor de gemeente in Kolosse,
geen enkele keer vergeet hij te danken voor wat de Heilige Geest daar doet.
Na een tijd zegt Paulus tegen Epafras:
‘Ik wil dat de gemeente dat weet, dat ik elke dag voor hen dank.
Ik wil dat er enkele mensen naar hen toe gaan.
Jij blijft hier, maar ik zal Tychicus sturen, die ons hier zo trouw helpt.
Dan kan hij vertellen dat ik elke dag voor hen dank.
Weet je wat ik ook zal doen? Ik zal Onesimus meesturen,
dan kunnen ze met eigen ogen zien, hoe hij is gegroeid in zijn geloof.
Hij is er één van hen. Wat zullen ze opkijken, als ze zien wat hij nu betekent.
Ze zullen zijn komst als een bemoediging ervaren.
Ik wil hen nog meer laten weten.
Ik wil hen ook laten weten, dat ik voor hen een speciaal gebed heb:
dat zij helemaal vol worden van Gods wil,
en dat ze alle wijsheid van de Heilige Geest ontvangen,
die ze nodig hebben om als gelovige daar in die grote stad Kolosse te leven
en dat ze van de Geest wijsheid ontvangen om kerk te zijn daar in Kolosse.
Ze moeten weten dat ik daar elke dag bij God om vraag
en elke dag weer opnieuw aan de Heere vraag, of Hij die wijsheid wil geven
en of Hij hen steeds duidelijk wil maken,
wat ze daar moeten doen in Kolosse, wat Gods wil voor hen is,
Dat ze die wil te weten mogen komen.’
Zo gaan Tychicus en Onesimus op pad.
Wat een vreugde zal dat geven in de gemeente van Kolosse.
Wat zullen ze zich bemoedigd en gesterkt voelen.
Denkt u niet?

Weet u, wat ik zo mooi vind aan dit gedeelte?
Die verbondenheid.
Paulus, die elke dag voor de gemeente dankt en bidt.
Paulus die geen enkele dag overslaat.
Het is een vast ritueel geworden, een vast onderdeel van zijn dag.
Paulus, die zoveel te doen heeft.
Kolosse is niet de enige gemeente die zijn aandacht vraagt.
En toch, hij neemt de tijd om aan deze gemeente te denken,
om deze gemeente bij God te brengen
om te bidden om de Heilige Geest voor deze gemeente,
om te bidden of deze gemeente Gods wil mag leren kennen
en dat ze die wil ook in praktijk gaan brengen.
Paulus schreef ooit dat de gemeente een lichaam was: Christus was het hoofd

en iedere gelovige was een deel van dat lichaam, dat niet gemist kon worden.
Nu begrijp ik, dat dit bij Paulus niet alleen maar een mooi beeld is,
maar dat hij door middel van dat beeld wil uitleggen, hoe hijzelf de gemeente ervaart
en hoe hijzelf omgaat met de gemeente.
Hij voelt zich verbonden met de gemeente, in welke plaats die ook is.
Hij is net zo verbonden met de gemeente van Laodicea als met de gemeente van Kolosse,
Terwijl in die tijd Laodicea de stad Kolosse aan het voorbijstreven was.
Hij is net zo verbonden met de gemeente van Filippi, die hem steeds ondersteunt,
Als met de gemeente van Korinthe, met wie hij steeds overhoop ligt
en die vinden dat hij te weinig charisma heeft.
Met de gemeente van Rome is hij verbonden, ook al is hij er nog nooit geweest.
Voor Paulus is dat niet een sentiment, een gevoel alleen,
Dat is voor hem een principieel punt: want het is het werk van de Geest,
die gemeenteleden met elkaar verbindt, omdat ze aan Christus verbonden zijn.
Wie van Christus is, leert dat het leven niet om jezelf draait,
niet om je eigen belangen of prioriteiten, niet om alles uit jezelf te halen,
maar dat je leven om Christus draait en daarmee ook om andere mensen.
Dat laat de samenvatting van de wet ook zien:
God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf.
Dat is wat God vraagt
en Paulus vraagt steeds in zijn gebed of God het duidelijk wil maken
wat het in Kolosse betekent om God lief te hebben boven alles
en wat het betekent om je naaste lief te hebben als jezelf.
Dat kan in Kolosse iets anders betekenen dan in Efeze.
Dat heeft in Korinthe andere consequenties dan in Rome.
Maar wat in alle plaatsen hetzelfde is, dat het de Geest is,
Die ervoor zorgt dat het liefhebben van God en het liefhebben van de naaste
in praktijk wordt gebracht, heel praktisch wordt gemaakt
in de zorg voor mensen die het moeilijk hebben,
in het uitdelen aan mensen die niets hebben,
in dankgebed en voorbede voor gemeenteleden.D
De Geest verandert daarvoor het hart, zodat er liefde komt
en we vanuit de liefde die God heeft voor ons in het leven staan
en dat die liefde door ons heen naar anderen toegaat,
zodat de mensen die deze liefde niet kennen, via ons Gods liefde leren kennen.
Wij zijn Gods visitekaartje – Paulus gebruikt het beeld van de leesbare brief:
De mensen die helemaal onbekend zijn met God
kunnen aan ons gedrag, onze houding zien wie God is,
wat Christus op aarde kwam doen en dat Christus ook voor hen gekomen is.
Verbondenheid en zorg voor elkaar – dat is de gemeente.
Onderling, binnen de gemeente, maar ook naar andere christenen over de wereld.
Ook al kennen wij die niet persoonlijk.
Christenen die in gebieden leven, waar we misschien nog niet eens van hebben gehoord.
De Geest verbindt ons hier in Oldebroek en ‘t Loo met gelovigen
die in Kirgizië leven en Bangladesh, op de Filippijnen en in Noord-Siberië.
Of wij hun taal spreken, of wij hun gewoonten begrijpen, of wij hun omstandigheden kennen,
dat maakt niet uit,we zijn met elkaar verbonden
en dat is niet alleen iets dat we zeggen, maar ook in praktijk hebben te brengen.
Door een zendingskrant te lezen, door de gebedskalender van Open Doors te gebruiken,
door voor bepaalde zendelingen te bidden en de nieuwsbrieven te lezen.
Door zendingswerk ook financieel te steunen.
dat je met de ogen van een zendeling naar je eigen plaats gaat kijken.
Wat kan ik heel praktisch doen, om het evangelie hier uit te dragen,
om hier iets van Christus te laten zien, niet alleen in woorden, maar ook door mijn houding
en mijn manier van leven, door hoe ik ben,
dat het evangelie mijn hart en mijn leven verandert, dat andere mensen merken
dat er in mij een andere Geest is: de Heilige Geest.

Paul Phillipi, een hoogleraar theologie die lesgaf over diaconaat deed een klein experiment.
Hij vroeg de mensen, wat de belijdenis over de kerk zei.
Hij was een Luthers theoloog en vroeg naar de Augsburgse Confessie.
Aan mensen die hun eigen traditie redelijk kenden vroeg hij:
‘Wat vertelt de Augsburgse Confessie over de kerk.‘
Ze kregen weinig bedenktijd, want dan zeiden ze wat ze zich levendig kunnen herinneren.
Het antwoord kwam: ‘De kerk is daar waar het evangelie zuiver geleerd wordt
en de sacramenten op de juiste wijze worden bediend.’
Dat was bijna goed: er waren enkele woorden overgeslagen:
De kerk is de gemeenschap der heiligen waar het evangelie zuiver geleerd wordt
en de sacramenten op de juiste wijze worden bediend.’
Met het antwoord dat uit het geheugen gegeven werd, draaide de kerk alleen om de eredienst
in de geloofsbelijdenis is de kerk meer dan dat.
De eredienst is wel het hart, de zondagse en ook de eredienst in huis,
maar de kerk is ook een gemeenschap.
We zijn geen losse individuen, maar aan elkaar verbonden, aan elkaar gegeven door Christus.

In de Heidelberger Catechismus is de kerk ook die gemeenschap.
Wat gelooft gij aangaande de heilige katholieke kerk?
Antwoord: Dat de Zoon van God van het begin tot aan de wereld zich uit de gehele mensheid
een gemeente, die tot het eeuwige leven is uitverkoren, door Zijn Geest en Woord in de eenheid van het ware geloof vergadert, beschermt en instandhoudt; en dat ik daarvan een levend lid ben.

Paulus gaf het voorbeeld, het voorbeeld dat hijzelf van de Heilige Geest leerde.
En de gemeente van Kolosse nam dat voorbeeld over,
niet alleen omdat Paulus dat voorbeeld gaf, maar omdat de Geest hen dat leerde,
in hun hart de liefde wekte.
Paulus ziet het werk van de Geest in dankbaarheid in de gemeente van Kolosse.
We mogen vandaag ook danken voor wat de Geest allemaal in onze gemeente doet,
hoe Hij hier liefde wekt en verbondenheid met elkaar.
Wij zijn hier niet de ideale gemeente.
Dat zal pas in de hemel zijn.
Hier op aarde zijn we onvolmaakt en niet altijd gericht op Gods wil.
Daarom dat gebed van Paulus: om Gods wil heel concreet in Kolosse kenbaar te maken.
En Paulus kan er gelijk ook voor danken.
Als we bidden om hier Gods wil te mogen verstaan,
Hoe wij hier God kunnen dienen, mogen wij onze ogen niet sluiten
voor wat de Geest reeds doet, en daar net als Paulus elke dag weer opnieuw voor danken.
Dankbaarheid voor wat de Geest doet
en gebed, zodat de Geest steeds weer opnieuw duidelijk maakt wat God vraagt
gaat samen op, horen bij elkaar.
zodat u wandelt op een wijze de Heere waardig, Hem in alles behaagt, in elk goed werk  vrucht draagt en groeit in de kennis van God terwijl u met alle kracht bekrachtigd wordt, overeenkomstig de sterkte van Zijn heerlijkheid, om met blijdschap in alles te volharden en geduld te oefenen. (vers 10-11) Amen

Preek Eerste Pinksterdag 2017

Preek Eerste Pinksterdag 2017
Belijdenisdienst
Schriftlezing: Johannes 15:1-17

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Op de eerste woensdagavond in oktober begon de eerste avond van belijdeniscatechisatie.
Zo’n eerste keer is het altijd spannend:
Hoeveel komen er? Wie komen er allemaal?
Dit keer had ik het iets anders aangepakt:
Ik had een aantal uitnodigingen laten afdrukken en die bij een aantal huizen afgegeven,
in de hoop dat ik daarmee er een aantal over de streep kon trekken om mee te doen.
De eerste avond stapten er tien mensen bij ons de drempel over
en enkele weken later kwam de elfde erbij.
Ze kwamen aarzelend binnen, onzeker of belijdeniscatechisatie wel iets voor hen was.
Het was al een grote stap om aan de belijdeniscatechisatie te beginnen,
en of ze er aan toe waren om belijdenis te doen, wisten de meesten niet zo goed,
en avondmaal stond al helemaal ver weg – nu nog steeds wel,
maar ze hadden wel het idee dat ze er aan moesten beginnen.
Het duurde misschien even voor het echt op gang kwam,
wellicht ook door hoe ik de belijdeniscatechisatie deed
het was wel even slikken toen halverwege de vraag kwam of het anders kon,
maar het werden steeds mooiere avonden.
Met als mooiste avond misschien wel, die van afgelopen woensdagavond,
met vier leden van de kerkenraad, die zelf aangaven hoe zij belijdenis gedaan hadden
en heel persoonlijk over zichzelf vertelden,
over hoe zij zelf waren meegenomen door iemand anders, of de vragen die ze later hadden,
een tijd hadden gehad, waarin geloof wel heel ver weg was door hun manier van leven.
Of hoe tegenslag in het leven onverwacht dichter bij God bracht.
En die openheid gaf ook jullie gelegenheid om te vertellen, hoe jullie erin staan.
Dat jullie ook je vragen hebt, door wat je allemaal bent tegengekomen.
dat er ook heel wat nodig was om je op belijdeniscatechisatie te krijgen,
En dat het avondmaal echt nog een hele stap is,
maar ook dat jullie gegroeid zijn en dat jullie zelfs gingen uitkijken naar deze dag,
waarop je voor in de kerk “Ja!” tegen God zou gaan zeggen.
‘Ik wil mijn doop overnemen, toen mijn ouders “Ja!” zeiden tegen God,
toen ik het nog niet kon.”
Ik denk dat de ouders, die deze dag mee kunnen maken, alleen maar dankbaar mag zijn,
om te zien dat uw kind nu belijdenis doet
en in het openbaar aangeeft met de Heere verder te willen gaan.
Zelf vind ik het een voorrecht om getuige te mogen zijn van jullie groei in geloof.
Al zullen jullie zelf misschien zeggen, dat je nog lang niet uitgegroeid bent,
misschien zeg je wel dat je nog maar net begonnen bent met groeien in geloof.
En toch is dat al die vrucht, waar de Heere Jezus over spreekt, die aan je groeit,
Als je verbonden bent met Hem, zoals een tak verbonden is aan een druiventak

Je draagt nu al vrucht, omdat het geloof in jullie is gaan werken
en omdat je daar iets van kunt aangeven, door in het openbaar belijdenis af te leggen.
Vandaag wordt het zichtbaar dat jullie aan Christus verbonden zijn.
Dat is niet iets wat vandaag pas gebeurt.
Dat je aan Hem verbonden raakte, dat is al eerder gebeurd.

Voor de een in de kindertijd en daarna altijd met Christus verbonden,
voor de ander na een tijd waarin de kerk en het geloof op een heel laag pitje stond.
Voor de één een aarzelend geloof, waarin de vragen gebleven zijn,
voor de ander een geloof waarin je steeds overtuigder raakte.
Maar toch allemaal aan Christus verbonden, als je Heer.

Het idee om over dit gedeelte te preken was toen er bij ons aan het begin van het voorjaar
in de tuin een tak van de kastanjeboom lag, die was afgezaagd.
In de tijd dat er knoppen aan de boom kwamen, werd de tak afgezaagd.
De afgezaagde tak lag daar al en de knoppen kwamen uit, de tak kreeg bladeren.
De bladeren waren ook gewoon groen, alleen waren ze wat slapper.
Hoe stevig de tak ook – het was een forse tak – de bladeren zouden niet blijven leven.
Er kwam een moment dat de tak dood zou gaan,
omdat de tak was afgesneden van de boom.
Ik bedacht bij mijzelf, dat als je losraakt van Christus, dat je dat niet altijd direct merkt.
Je leven kan gewoon doorgaan.
Alleen heel langzaam aan ga je dood in geestelijk opzicht.
Zoals het voor die tak van levensbelang is om aan de boom vast te zitten,
is het voor ons als gelovigen ook van belang om aan Christus vast te zijn,
op Hem aangesloten te zijn.
Misschien heb je meegemaakt, dat je als tak afgebroken bent geweest, een tijd zonder geloof.
Of dat je slechts een klein beetje aan Christus vastzat, of de voedingsstoffen niet nodig had.
We geloven en we zien dat gelukkig ook dat God afgebroken takken weer vastmaakt
aan Hem, met Hem verbindt, zodat je weer gaat leven,
kracht van Hem krijgt en wijsheid, liefde en zelfs gaat groeien en vrucht gaat dragen.
Ik ben de ware wijnstok.
Daar begint het mee.
Als je teruggaat, hoe dat geloof in je leven gekomen is, zul je ontdekken
dat je niet zelf de eerste bent, maar dat Christus de eerste is
en dat je aan Hem vastgemaakt bent en dat er vanuit Hem als de stam
al kracht naar je toekomt – de Heilige Geest, geloof, betrokkenheid, interesse,
voor dat je dat goed en wel door hebt.
Dat heeft Hij al bij je doop beloofd en het is mooi om te merken dat Hij die belofte waarmaakt.
En dat Jezus de ware wijnstok is, geeft aan, dat je alleen aan Hem verbonden kunt zijn.
Je kunt het wel ergens anders zoeken en misschien heb je dat ook wel geprobeerd,
maar wat Christus je biedt, kan niets of niemand anders je geven.
Daarom zijn jullie te feliciteren dat je van Christus bent, dat je dat mag belijden vandaag!

Jezus zegt ook iets over Zijn Vader: Mijn Vader is de wijngaardenier.
Dat is een mooie typering,
want een wijngaardenier is iemand die veel zorg besteed aan zijn planten.
Wat Jezus hier zegt over Zijn Vader is dat God een vakman is, een ambachtman,
die met liefde en zorg met ons leven bezig is, steeds heel precies en heel nauwkeurig,
zoals een wijngaardenier steeds langs zijn planten loopt, elke dag weer opnieuw
en stuk voor stuk de takken bekijkt, of ze er goed bijhangen
en kan genieten van de vruchten die groeien en straks dankbaar de vruchten plukt.
Zo is de Heere steeds elke dag weer zorgvuldig met het leven van ons allemaal bezig,
Stuk voor stuk besteedt Hij als een vakman liefde, zorg en aandacht aan ons leven.

Er zijn momenten waarop je die zorg van God voor je leven merkt.
In de geboorte van een kind bijvoorbeeld, als de Heere dat verlangen vervult.
Of al eerder, als je samen komt.
Dat is het mooie van een bruiloft: dat zichtbaar wordt dat God twee mensen samenbrengt
om hen gelukkig te maken door hun levens bij elkaar te brengen.
Wanneer een stel bij mij in de kamer zit om het huwelijk voor te bereiden,
vraag ik nogal eens, hoe ze bij elkaar gekomen zijn.
Niet alleen uit nieuwsgierigheid (dat ook!), maar om hen ervoor de ogen te openen,
dat God toen al in hun leven bezig was.
Vaak waren ze zelf niet zo met God bezig; dat groeide pas tijdens de verkeringstijd.
Vaak hebben ze elkaar ontmoet, op plaatsen waar ik niet mocht komen.
Gods werk in ons leven is vaak verrassend
en God is al bezig om ons bij Hem te brengen, aan Christus te verbinden
voor wij dat door hebben.
Vaak gaat dat ook geleidelijk aan. Een plotselinge bekering komt maar zelden voor.
Vaak is het een lange weg, waarbij je eerst wat onrustig wordt,
op zoek gaat, weer naar de kerk gaat,
of als je naar de kerk bleef gaan, dat de preken en de liederen je gaan aanspreken
en dat je na blijft denken over wat er tijdens de dienst gezegd en gezongen wordt.
Je raakt wat meer thuis in de gemeente, je gaat met meer plezier naar de kerk.
Je gaat er echt naar verlangen en je gaat het missen als je er niet bent geweest.
Je gaat er doordeweeks ook steeds meer mee bezig
en anderen om je heen merken dat misschien ook wel.
Je draagt vrucht, soms nog voordat je daar zelf van bewust bent.
We hebben het daar ook over gehad.
Dat je de vrucht niet altijd zelf ziet.
En de vrucht die je aan je draagt is ook geen perfect geloof.
Want een perfect geloof is niet mogelijk, je blijft zondigen,
ook nadat je bent gaan geloven en ook nadat je belijdenis hebt gedaan, zul je dat blijven doen.
De vrucht die aan je groeit, is dat je ondanks je onvolmaaktheid
het steeds bij de Heere zoekt en van Hem verwacht en naar Hem toegaat.
De vrucht die aan je groeit is dat je je leven niet meer zonder de Heere kunt voorstellen
en het ook niet meer zonder Hem wilt doen
Vrucht is ook, dat je ondanks je vragen die je hebt, blijft vasthouden en blijft zoeken
en God niet loslaat, ook al is Hij voor je gevoel niet te bereiken.
Dat gebeurt niet bij iedereen. Je kunt ook in moeilijke tijden juist dichter bij God komen.

De Heere Jezus vertelt dat het niet altijd makkelijk is om te geloven.
De Vader als wijngaardenier snoeit ook.
Daar kunnen heel wat die hier in de kerk zijn over mee praten
en dat is voor jullie, die belijdenis doen, ook niet onbekend.
Momenten in het leven, waarop het tegenzit, waarop God ver weg is,
waarin iemand wegvalt, die veel voor je had kunnen betekenen:
een vader, een moeder, een opa, oma, een vriend, een vriendin.
Als je ermee geconfronteerd wordt, dat gezondheid niet vanzelfsprekend is,
omdat je zelf ziek wordt, of iemand van wie je veel houdt,
Omdat een diepe wens, om een partner te vinden, om een kind te ontvangen,
niet vervuld wordt.
Dat snoeien kan soms diep insnijden
en kan bij de een ook wel eerst een afstand tot God geven,
of een geloof waarin je met God worstelt:
Als U mijn Vader bent, waarom moet mij dat overkomen?
Die vragen kunnen overkomen als ongeloof.
Het heeft mij geholpen om van die vragen af te komen, door te ontdekken
dat een worsteling met God niet persé ongeloof is,
maar uiteindelijk een diep geloof, een intens verlangen om iets van God te merken.
Zo kan God ook werken: doordat je iets mist, doordat je kan hebben,
dat je God niet ervaart in je leven, dat je maar doorzoekt
een zoektocht, een worsteling, waarbij je achteraf gezien vastgemaakt werd aan Christus.
Om niet de vrucht van een perfect geloof te dragen,
maar de vrucht van een hartstochtelijk verlangen, een gemis aan God.

Dat snoeien van God kan ons klein houden en nederig,
het kan onverwacht zijn en diep insnijden, maar uiteindelijk is het vooral zorg en liefde,
van God die als vakman weet hoe Hij ons leven bij Hem kan brengen
en hoe ons leven aan Hem verbonden blijft
en hoe, door aan Hem verbonden te zijn, wij vrucht kunnen dragen – tot eer van God.
Daarom ben ik van harte dominee,
omdat ik de gemeente steeds weer die vrucht tegenkom,
waarin ik mag zien hoe iemand gehecht is aan Christus en leeft uit Hem.
Vaak is diegene er dan heel bescheiden over, vaak heel verbaasd,
en eigenlijk onzeker of er wel vrucht te vinden is.
Dat vrucht dragen is iets dat gebeurt, doordat je aan Christus verbonden bent,
uit Hem leeft en de Heilige Geest in je werkt.
Daarom is het van belang om bij Christus te blijven en aan Hem gehecht te zijn.
Raak je los, dan raak je Christus kwijt – en dat is niet wat jullie willen.
Daarom hebben jullie de gemeente ook nodig, die om je heen staat
met gebed en met dezelfde zorg en aandacht als de Vader:
Om jullie aan te spreken als je Christus kwijt dreigt te raken,
om je verbonden te houden aan Christus.
Door de ervaringen te delen, dat hoeven geen succesverhalen te zijn
over hoe geweldig je bent als gelovige, maar eerlijke en open verhalen,
hoe je God soms kwijt bent, maar hoe Hij je dan weer vindt,
Hoe je door God wordt vastgehouden en hoe je zelf je best doet, voor wat je kan,
om aan Christus verbonden te blijven.
Om te delen met elkaar, hoe je die zorg van God, de Wijngaardenier, de Vakman,
in je leven merkt, ook hoe je merkt hoe God je snoeit.
En vaak hebben we dan elkaar nodig, om in die tijden te merken,
dat God juist bezig is om ons uit Christus, vanuit die gehechtheid aan Christus,
zoals de tak vastzit aan de stam, te laten groeien en vrucht te laten dragen.
Dat jijzelf en de anderen om je heen merken dat je van Christus bent en door Hem leeft.

Het is vandaag Pinksteren.
Pinksteren is het feest, waarop we vieren dat het Evangelie van Christus verspreid wordt.
Hoe mensen stuk voor stuk aan Christus verbonden worden.
Vandaag mogen we allemaal getuige zijn, hoe jullie aan Christus verbonden zijn geraakt.
Dat is voor ons een een bemoediging, voor degenen die al eerder belijdenis deden.
en het zet ons ook aan het denken, ook degenen die geen belijdenis hebben gedaan:
Waarom staan wij daar eigenlijk niet?
wat houdt ons nog tegen om volgend jaar mee te doen?
Het mooie is dat bij het vrucht dragen de aandacht ook naar God gaat.
Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent.
Dat laatste zullen jullie wel beamen: Ik ben discipel geworden.
Maar dat je vrucht draagt en dat God door jullie wordt verheerlijkt?
Ja dat is zo! Dat zijn we allemaal, die hier in de kerk zijn.
We zijn getuige van jullie vrucht en we zijn daar God enorm dankbaar voor.
Die dankbaarheid is er bij jullie ook,
maar jullie kijken ook vooruit: zal ik het waarmaken? Val ik niet terug?
Daarom dat gebed – en we geloven dat Christus dat zal verhoren:
Leer mij Uw weg, o Heer, leer mij Uw weg.
schenk van Uw kracht mij meer, leer mij Uw weg.
Houdt mij in evenwicht, dat ‘k voor Uw aangezicht,
wandel in ‘t volle licht. Leer mij Uw weg.

Het lied eindigt in een belijdenis, daar mag je je ook aan vasthouden:
Hoe sterk ook satans macht, Jezus geeft licht en kracht
ieder die Hem verwacht; Hij is nabij
Amen

Gebrek aan tijd

Gebrek aan tijd

In het “Handbuch missionarische Jugendarbeit” schrijft Karin Wehmeyer over het gebrek aan tijd voor het jongerenwerk. Jongeren steeds minder vrije tijd hebben, omdat er meer voor hen (door school, sportverenigingen enz) georganiseerd wordt. Daarom doen ze minder snel mee met kerkelijk / missionair jeugdwerk. Daarnaast verplaatsen activiteiten zich meer naar het weekend, waarin de jongeren juist sporten, werken, uitgaan en uitrusten. Jeugdwerk wordt kwetsbaar, doordat leiding jonger wordt.

Belangrijke vraag voor kerkelijk / missionair jongerenwerk: blijft er genoeg tijd voor jongeren om mee te doen in het jeugdwerk? Jeugdwerk gebeurt steeds meer op projectmatige basis waarbij het soms lastig is een goede datum te vinden. Jeugdwerk vraagt nu flexibiliteit. Er is behoefte aan nieuwe, flexibele vormen van jeugdwerk die weinig organisatie vergen en toerusting van onervaren leiding. Verder nodig: reflectie op knelpunten, samenwerking zoeken met andere organisaties voor jeugdwerk, duidelijker eigen profiel jeugdwerk.

Zie: Karin Wehmeyer, ‘Missionarische Kinder- und Jugendarbeit im Takt einer beschleunigten Gesellschaft,’ in: Florian Karcher / Gerco Zimmermann (Hg), Handbuch missionarische Jugendarbeit. Serie: Beiträge zur missionarischen Jugendarbeit (Neukirchen-Vluyn, 2016) 204-225

Interview met Justo L. Gonzalez over het waardevolle van mestizaje

‘Juist omdat zij nadenken omdat zij nadenken over hun vaak verwarrende culturele erfenis leveren de Latino en Latino theologen een zeer waardevolle bijdrage aan de theologie.’

Interview met Justo L. Gonzalez over het waardevolle van mestizaje

In zijn nieuwe boek The Mestizo Augustine: A Theologian Between Two Cultures, bekijkt de toonaangevende kerkhistoricus en theoloog Justo Gonzalez het leven en de erfenis van Augustinus vanuit wat in de Latino / Latina theologie mestizaje wordt genoemd: het hebben van een dubbele culturele achtergrond. De typering van Augustinus als zowel Romein als Afrikaan helpt om zijn theologie en zijn betekenis voor vandaag te begrijpen. Onlangs sprak zijn redacteur bij IVPress, David Congdon, met de auteur over dit boek

7283
U bent een bekend geworden met u veelgeprezen overzichten van de Christelijke theologie, de driedelige History of Christian Thought en de tweedelige Story of Christianity. Wat motiveerde u om u bezig te houden met Augustinus?

Gonzalez: Met Augustinus houd ik me al verscheidene jaren op verschillende manieren bezig. Het is onmogelijk om de westerse christelijke theologie te bestuderen zonder aandacht te hebben voor hem. Na de apostel Paulus is er niemand geweest die een grotere invloed heeft gehad op de loop van de christelijk theologie dan Augustinus.  Tegelijkertijd zorgde Augustinus’ eigen prestige dat hij het middelpunt werd van verschillende latere controverses, omdat elke partij zei hem aan hun zijde te hebben. Het meest belangrijke voorbeeld daarvan is de tijd van de Protestantse Reformatie, toen zowel Protestanten als Katholieken – en beide kanten waren overtuigd van hun gelijk – dat hun visie de steun had van Augustinus. Was zo fascinerend is: beide kanten hadden ook gelijk.

5150

Dit boek was oorspronkelijk in het Spaans gepubliceerd. Voor wie schreef u het Spaanse origineel? En wie had u voor ogen bij de publicatie in Engelse vertaling?

Gonzalez: Het boek kwam voort uit herhaaldelijke gesprekken met Latino’s en Latina’s over hun moeilijke situatie waarin ze gedwongen werden om na te denken over hun eigen identiteit. Veel van hen vertrokken uit het land van hun ouders en waren niet in staat om naar het land van hun ouders terug te keren. De ene keer vanwege politieke redenen. Een andere keer door immigratie. Vaak omdat in werkelijkheid het landen van hun ouders zozeer veranderd waren, dat deze landen in feite niet meer bestonden. Er was in hen een worsteling tussen de culturele achtergrond die zij willen bevestigen en de werkelijkheid waarin zij leven. Ze waren niet gelukkig in een van beide werelden.

Kunt u uitleggen wat mestizo en mestizaje betekent? Hoe kunnen deze termen vanuit de Latino / Latina theologie ons helpen om Augustinus beter te begrijpen?

De situatie die ik net beschreef wordt door Latina en Latino theologen bedoeld als zij spreken over mestizaje. In het Spaans was het van oorsprong een denigrerende term, bedoeld om degenen die tot een mengvorm van meer dan twee rassen behoren. Het woord mestizo is afgeleid van gemixt. De betekenis is gelijk aan halfbloed. Als je een mestizo was, was dat lange tijd iets om je voor te schamen.
In de afgelopen eeuw is de betekenis van het woord veranderd, vooral door het werk van de politicus en schrijver José Vasconcelos en de katholieke Mexicaans-Amerikaanse theoloog Virgilio Elizondo. Het woord verwijst nog steeds naar dat iemand behoort tot twee tradities, culturen en contexten en dat je tegelijkertijd bij geen van die tradities, culturen en contexten behoort. Nu geeft het woord echter een vorm van trots aan, iets waar je voor uit mag komen, vanuit de veronderstelling dat juist als twee culturen elkaar ontmoeten creativiteit het meest tevoorschijn komt.
Augustinus was ook een mestizo. Zijn moeder was een Afrikaanse. Zijn vader een Romein.  Zijn moeder wilde dat hij haar christendom, dat Afrikaanse boventonen had, zou aannemen en zou aanhangen. Tegelijkertijd hoopte zij dat hij promotie zou maken in een wereld die van hem vroeg dat hij zo snel mogelijk een Romein zou worden. (Dat is nu net de ervaring van veel immigranten van wie de ouders willen dat ze trouw blijven aan hun culturele achtergrond, maar tegelijkertijd voldoende thuis zijn in hun nieuwe wereld om op te klimmen in de maatschappij.)

Kunt u een voorbeeld geven hoe Augustinus’ bestaan ‘tussen twee culturen’ doorwerkt in zijn standpunt in een theologische controverse?

Gonzalez: Je zou mijn boek natuurlijk moeten lezen om de voorbeelden helemaal te begrijpen. Ten tijde van de Donatistische controverse ging het niet alleen om een theologische controverse (die ik herhaaldelijk heb beschreven in andere publicaties), maar ook tussen twee conflicterende visies op gezag, op wie gezag heeft en wanneer gezag geldt. In deze controverse koos Augustinus voor de Romeinse visie op gezag in plaats van de Afrikaanse. In de Pelagiaanse controverse wordt zijn Afrikaanse achtergrond duidelijk. Zijn tegenstanders noemden hem daarom ‘de Afrikaanse Aristoteles’.

We zijn gewend om Augustinus te zien als de grootste theoloog van het Latijnse westen. U typeert hem in uw boek als een herder en focust op zijn pastorale verantwoordelijkheden. Waarom is dat van belang?

Gonzalez: De beste theologie is pastorale theologie. Daarbij doel ik niet op wat in curricula vaak pastorale theologie wordt genoemd. Ik bedoel een theologisch perspectief dat ontwikkeld is in een pastorale context en dat ingaat op pastorale kwesties. Als iemand de geschriften van Augustinus vergelijkt, die hij schreef voor hij gedwongen werd om pastor te worden met zijn geschriften die hij schreef na zijn ordinatie, zijn de eerste geschriften solide uiteenzettingen, die intellectueel hoogstaand zijn, maar zijn de latere meer invloedrijk. Dat kwam omdat ze niet ingingen op wat hemzelf in intellectueel opzicht bezighield, maar omdat ze ingingen op wat er in de kudde speelde – niet alleen de lokale kudde van Hippo, maar in de gehele kerk. Zonder deze pastorale verantwoordelijkheden zou de theologie van Augustinus misschien vergelijkbaar zijn met de meest speculatieve geschriften, die hij kort na zijn bekering schreef.

Het boek is duidelijk meer dan een historische presentatie van Augustinus. U spreekt over hem als een ‘lens voor het Westerse Christendom’. Waarom is het van belang om Augustinus vandaag op een frisse manier te begrijpen? Wat kan hij de hedendaagse kerk in Amerika leren?

Gonzalez: Misschien moeten we beginnen met de negatieve betekenis van ‘lens’. westers Christendom is zo gevangen door Augustinus, dat ze ook al heeft men niet gehoord van Augustinus, het Nieuwe Testament toch door zijn ogen leest. Als we ontdekken dat we deze lens op hebben, kunnen we misschien elementen uit de vroeg-christelijke theologie ontdekken, die door Augustinus verduisterd zijn. Getinte glazen kunnen goed zijn, maar je mag niet vergeten dat je door zulke glazen kijkt. Positief opgemerkt: het was Augustinus, die – waarschijnlijk juist omdat hij een mestizo was, en zijn theologie laat dat zien – in staat was om veel van de christelijke erfenis te bewaren toen zich een nieuw mestizaje ontwikkelde in West-Europa. De westerse beschaving is geboren uit een mestizaje tussen een Romeinse en Germaanse cultuur. En een van de meest toonaangevende invloeden in die nieuwe mestizaje was zelf een mestizo: Augustinus.

Hoe verbindt uw boek uw werk dat u verricht met betrekking tot Hispanic theologisch onderwijs?

Gonzalez: De verbinding is er op verschillende manieren. Er komen mij nu drie connecties voor de geest. De eerste is dat het bevestigt dat het onderwerp dat het meest in de Hispanic theologie aan de orde komt tot een zeer waardevolle theologie kan leiden, waarin de conditie van mestizaje niet zo zeer een handicap is, maar een voordeel of een waardevolle hermeneutische lens. Het is niet iets gerings om Augustinus in dit opzicht als voorganger te hebben!
In de tweede plaats hoop ik dat mijn boek de aankomende generatie van Latino en Latina theologen om niet te bezwijken voor de druk van de academische wereld, die vooral abstracte speculaties prefereert boven een theologische reflectie, die solide gegrond is in het leven van de kerk. Als Augustinus dat kon doen, kunnen wij dat ook!
In de derde plaats hoop ik aan anderen op het spoor komen van de Latino en Latina wetenschappers en theologen. Juist omdat zij nadenken omdat zij nadenken over hun vaak verwarrende culturele erfenis leveren de Latino en Latino theologen een zeer waardevolle bijdrage aan de theologie. Ik zou willen zeggen: als je niet van mestizo theologie houd, ga je dan beklagen bij Augustinus!

Vertaling van een interview dat geleverd werd bij mijn recensie-exemplaar. Een recensie van dit boek verschijnt binnenkort in het Friesch Dagblad