Preek nieuwjaarsmorgen 2019

Preek nieuwjaarsmorgen 2019
Hebreeën 12:1-2

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Aan het begin van het nieuwe jaar kijken we vooruit,
benieuwd wat het nieuwe jaar ons brengt.
Misschien wordt dit jaar wel een bijzonder jaar voor je,
omdat je dit jaar verkering krijgt, een vaste baan, gaat trouwen, een kind verwacht.
Dat zijn momenten om naar uit te kijken.
Je kunt ook opzien tegen het nieuwe jaar, gespannen,
omdat je niet goed weet wat het jaar gaat brengen.
En nu je hier in de kerk bent, is er een gebed in je hart:
‘Heere, zegen mij en allen die bij horen.
Geef ons een goed jaar, waarin we het goed hebben met elkaar
een jaar waarin we dicht bij U mogen leven en mogen groeien in geloof.

We beginnen het nieuwe jaar op deze eerste dag met de aansporing uit Hebreeën:
Houd je oog op Christus gericht!
Dat is toch de beste manier om dit nieuwe jaar te beginnen.
Door op te zien naar de hemel, waar Christus is,
onze Heer die op aarde geweest is en nu in de hemel is,
Waar Hij aan Gods rechterhand zit en samen met Zijn Vader regeert
over ons leven en over deze wereld.
Richt je gedachten op onze Heer, die in de hemel is
en stel je hart open voor Hem, zodat Hij in je hart kan wonen!

 

Die aansporing om de aandacht op Jezus in de hemel te houden
klinkt niet zomaar in de Hebreeënbrief.
De aansporing om Jezus in het oog te houden is gericht aan gelovigen
die allerlei zorgen hebben, waardoor ze vergeten aan Jezus te denken.
De gelovige wordt hier voorgesteld als iemand die mee doet aan een hardloopwedstrijd,
waarbij het niet er niet om gaat wie als eerste over de finish komt
Je kunt het meer vergelijken met een sponsorloop,
zoals die over enkele weken in onze gemeente gehouden wordt tbv de winteractie.
Het gaat om het volhouden.
De wedstrijd vraagt om uithoudingsvermogen,
waarbij je, als je voelt dat je moe wordt, niet opgeeft, maar verder gaat.
Het geloof in Christus is niet iets dat je zomaar doet,
het kost inspanning en kracht en vooral: je moet niet zomaar opgeven als het niet lukt,
maar je moet jezelf aansporen en volhouden, verdergaan.

De wedstrijd van het geloof loop je niet in je eentje.
Er zijn mensen gekomen die je willen aanmoedigen.
Het zijn Abel en Noach en Abraham, Sara, Mozes en Rachab
en al die anderen die eerder geleefd hebben.
Op de tribune kunnen ook familieleden van je zitten, een vader of moeder, opa of oma,
een broer of zus, die de wedstrijd ook gelopen hebben en de eindstreep hebben gehaald
en mogen uitrusten van de wedstrijd die ze hebben afgelegd.
Ze kijken in de hemel niet werkloos toe, met hun rug naar de aarde gekeerd.
Nee, ze zitten op de tribune om je aan te moedigen om vol te houden.
Zo zijn we verbonden met degenen die al overleden zijn en ook in Christus hebben geloofd.
Misschien zie je wel allerlei bekenden daar op de tribune zitten.
Als er supporters zijn, dan voel je je tijdens een wedstrijd meer gestimuleerd.
Je ervaart de steun, juist als het geloven niet iets dat je zo maar even fluitend doet,
is er de support van al diegenen die zelf deze wedstrijd ook hebben gelopen.

Als je deze wedstrijd loopt, heb je niets aan allerlei ballast.
Hardlopers nemen geen complete rugzak aan bagage voor onderweg mee,
maar trekken alleen het hoognodige aan kleren aan.
En wielrenners zorgen er dat hun fiets zo licht mogelijk is
om onderweg geen last te hebben van het gewicht
en zwemmers maken hun zwemuitrusting zo,
dat ze zo min mogelijk last hebben van de weerstand van het water.
Zo moeten we als gelovige zo min mogelijk extra bagage meenemen.
Het is niet helemaal duidelijk wat er mee bedoeld wordt.
Je kunt allerlei zorgen met je meedragen, die als een zware rugzak op je rug hangt
en je weet: ik moet die zorgen eigenlijk in Gods handen leggen
en ook aan het begin van het nieuwe jaar moet ik erop vertrouwen
dat het beter is om ze in Gods handen te leggen dan er zelf mee te zeulen,
maar je geeft ze niet zo makkelijk af
en als je ze afgeeft, dan blijven ze rondspoken in je hoofd en in je hart.
Doe dat niet en geef aan het begin van het nieuwe jaar je zorgen uit handen
in handen waar ze horen: Gods handen en richt je aandacht op Christus!

Bij een wedstrijd heb je ook tegenstanders, die je zoveel mogelijk uit je ritme houden,
om te voorkomen dat je de eindstreep haalt,
die je onderweg willen laten struikelen, die willen zorgen dat je uit de bocht vliegt,
zodat je moet stoppen en niet aankomt bij de finish.
Hier wordt gesproken over zonde, waardoor je als gelovige onderweg struikelt,
die je belemmeren om voluit te rennen in de kracht van Christus.
Het is altijd goed om tegen de zonde te strijden,
maar hier wordt een extra reden gegeven:
het zijn obstakels, waardoor je niet vrijuit kunt gaan.
Het wordt hier niet concreet uit de doeken gedaan om welke zonden het zou kunnen gaan.
Ik denk dat iedereen voor zichzelf wel weet, welke zonde voor jou een belemmering is,
die jou wil doen laten struikelen.
Voor de één is dat je graag roddelt.
Voor een ander dat je allereerst aan jezelf denkt en je niet met anderen bezig houdt.
Of je bent gevoelig voor luxe en ga je grenzen over om die luxe te bereiken.
Het kunnen seksuele verleidingen zijn.
De aandacht richten op Jezus is bedoeld, dat je daarmee niet gericht bent op de zonde
die probeert om je hart een plek te veroveren om daar voor altijd te zijn.
Kijken naar Jezus is bedoeld als een manier om sterk te staan in de strijd tegen je zwakten.

Hoe kun je Jezus dan zien?
In de preek van Tweede Kerstdag heb ik aangegeven
dat het voor de gelovigen van die tijd niet zo eenvoudig was om Jezus voor zich te zien.
Hoe kunnen ze dan naar Jezus kijken?
Ook dat past in het beeld van de wedstrijd, die we als gelovigen lopen.
Bij een wedstrijd kon er een eregast zijn,
die was uitgenodigd om de wedstrijd meer gewicht te geven.
Die eregast reikte dan ook de prijs uit, waardoor je als winnaar nog meer eer ontving.
Hier is Christus de eregast.
Dat betekent in ieder geval, dat Hij ook aanwezig is tijdens de wedstrijd van het geloof.
De hindernissen en hobbels die je als gelovige kunt hebben,
kunnen je soms het idee geven dat je maar in je eentje loopt,
zonder dat iemand weet heeft van de strubbelingen die je doormaakt.
Maar met het beeld van Christus als eregast wordt juist aangegeven dat Hij er bij is,
dat Hij niet afzijdig staat, maar je ziet en aanmoedigt
en aan de finish wacht om je de prijs te overhandigen, die Hij je alleen kan geven.
Je aandacht richten op Jezus is dus mogelijk, omdat Hij erbij is,
je ziet en je aanmoedigt.
Als je je aandacht richt op Jezus, dan ontvang je de kracht die Hij je wil geven,
om vol te houden, om verder te gaan.

Het is Jezus, die aangekomen is in de hemelse heerlijkheid
en zijn werk op aarde heeft verricht en is aangekomen bij Zijn Vader.
Dat Hij in de hemel is, betekent niet dat Hij ons heeft achtergelaten.
Vanuit de hemel moedigt Hij ons aan en stimuleert ons: Hou vol, ga in Mijn kracht!
Je aandacht richten op Jezus die in de hemel is, dat is net als bij het avondmaal:
Je gaat in gedachten, je gaat in je hart in de hemel en je komt bij Christus.
Maar je mag daarbij ook denken aan de weg die Jezus zelf heeft afgelegd.
Hij kwam naar de aarde en legde de hemelse heerlijkheid af,
Hij werd mens, net als wij.

Er is een reden waarom we het steeds over Jezus hebben
en waarom we onze aandacht op Hem moeten richten.
Jezus is namelijk degene die vooropgaat, de aanvoerder.
Jezus wordt hier vergeleken met een veldheer,
die op een paard zit en boven iedereen uitsteekt en bovendien als eerste de strijd aangaat.
Zijn moed, zijn kracht om te strijden geeft ons weer moet we gaan achter Hem aan.
Zoals een vermoeide soldaat zijn aanvoerder zit en zich weer krachtig voelt,
omdat zijn heer voorop gaat in de strijd en daardoor zich bij elkaar raapt en gaat.
Een aanvoerder is iemand die in onrustige tijden
als niemand weet wat er gedaan moet worden
het voortouw neemt en duidelijk de koers uitzet
en iedereen mee weet te krijgen de nieuw tijd in.
Een aanvoerder is iemand, die als eerste durft, die als eerste de strijd waagt.
Zo kijken we aan het begin van het nieuwe jaar naar Jezus,
Die vooropgaat, waardoor we kunnen volgen, die ons kracht en moed geeft.
Op Hem is ons geloof gebaseerd.
Hij is het fundament waarop ons levenshuis gebaseerd is.
Wat er ook aan mooi weer, of wat er ook aan stormen komt in het komende jaar,
als ons huis op dit fundament is gebouwd, staat het stevig.

Over Jezus wordt meer gezegd dan dat Hij voorop gaat.
Hij is ook degene die ons geloof voltooit, af maakt, wat onvolmaakt is, volmaakt maakt.
En dat is maar goed ook, want als geloof betekent dat er veel van ons gevraagd wordt,
Dat we ons volledig moeten inzetten, kunnen er momenten zijn,
Waarop het niet lukt, waarop we stagneren of zelfs struikelen of uit de bocht vliegen.
Er kunnen momenten zijn, waarop je denkt: mijn geloof valt helemaal in stukken
en ik ben niet meer in staat om het te maken.
Dat zal je in het komende jaar ook kunnen overkomen.
Ook daarom moeten we naar Jezus kijken: die heel kan maken,
die kan voltooien wat wij niet kunnen voltooien.

Als je je aandacht op Christus richt, kun je ook terugdenken
aan de weg die Hij heeft afgelegd, een bijzondere weg.
Hij kwam uit de hemel en daalde op aarde neer, zonder de hemelse heerlijkheid.
Het was geen makkelijke weg, die Hij hier op aarde had.
In een van de formulieren die we lezen, staat dat Hij vanaf het begin van Zijn menswording
de straf van God voor ons heeft gedragen.
Vanaf het begin dat Hij mens werd, toen Hij in de kribbe lag en de herders kwamen
en de wijzen uit het oosten kwamen omdat ze geroepen werden door een ster.
Alle fouten die wij dit komende jaar zullen maken,
heel het oordeel van God dat over 2019 zal liggen, heeft Hij toen al gedragen.
En dat heeft Hem heel veel gekost: het was een weg van spot, van schande,
waarin Hij zichzelf vernederde.
Dat mag ons troost en houvast geven aan het begin van het nieuwe jaar:
dat de misstappen die we maken, de zonden die we begaan,
al weggedragen zijn, omdat Jezus ze meegenomen heeft aan het kruis.
Dat is niet om ons gemakzuchtig te maken.
Integendeel, als je kijkt naar Jezus aan het kruis,
dan kun je daar toch niet gemakkelijk over denken,
dan kun je toch niet verder gaan met achteloos leven, met God negeren,
met je volop aan de zonde overgeven als je weet, dat dat toen allemaal gedragen is.
Christus had dat voor ons over,
want Hij keek vanaf het kruis naar de hemel, niet voor zichzelf alleen,
maar ook voor ons.
Want Hij wist, toen die weg ging, zal er later voor u, voor jou een plek in de hemel zijn,
gereinigd door Zijn bloed. Daardoor hield Hij stand.
Zoals Hij naar ons keek en voor ons ging,
zo kijken wij aan het begin van het nieuwe jaar naar Christus,
naar hoe Hij aan het kruis ging en volhield en niet opgaf, omdat Hij dacht aan ons.
Zo kijken we naar Hem, die nu al in de hemel is, om plaats te bereiden.
We weten niet wanneer we daar zullen aankomen,
of wanneer Hij terugkomt om ons te halen.
We weten niet of dat in het komende jaar al gebeurt, of dat er nog jaren zullen volgen.
Bij alles wat ons bezig houdt, weten we dat we gesterkt worden,
omdat er Iemand is die we in het oog kunnen houden: Jezus Christus, onze Heer.
Toen aan het kruis en nu in de hemel.

Laten wij met volharding  e wedloop lopen die voor ons ligt,
terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof.
Amen


 

Preek oudjaardag 2018

Preek oudjaardag 2018
Hebreeën 11:1-16. Tekst: vers 10/14
Boodschap: God geeft een eeuwig vaderland

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

(1) Het land dat Abraham ontvangt is slechts voorlopig (Page 1)
Als Abraham in onze tijd zou leven,
zou hij vanuit Rusland zijn verhuisd naar hier
om hier het bedrijf te vestigen dat hij al had opgebouwd
en dat op een leeftijd waarop de meesten die een bedrijf begonnen zijn
de zaken al zouden hebben overgedragen aan een opvolger.

Hij vestigt zich hier niet omdat de economische omstandigheden in zijn land
niet zo rooskleurig waren en dat hij een betere toekomst zocht voor zijn onderneming.
Hij komt hier niet, omdat hij in Rusland in ongenade gevallen was
bij de politici of bij de maffia in dat land en vanwege gevaar moest uitwijken.
Hij komt hier, omdat hij naar eigen zeggen in zijn eigen land een stem hoorde,
De stem van God, die zei dat hij weg moest gaan, naar een ander land,
Een land dat God aan hem zou wijzen.
Hij ging op reis en is dan uiteindelijk hier aangekomen.
Hier heeft hij zich gevestigd, heeft hier zijn bedrijf weer voortgezet
en opgebouwd tot een bloeiende onderneming.
Hij blijft hier jaren en jaren en is hier niet meer weg te denken.

En toch … hoe lang hij hier ook woont, helemaal thuis raakt hij hier niet.
Want als je het terrein van zijn bedrijf opkomt, loop je langs een bordje, waarop staat:
Dit is het nog niet.
De meeste mensen die het bordje passeren zullen verwonderd opkijken.
Het is zo’n mooi bedrijf. Bedoelt hij dat het bedrijf nog niet groot genoeg is?
Dat hij nog iets mist, kun je merken aan hoe hij zich gedraagt.
Vaak kun je hem mijmerend aantreffen:
Aan zijn bureau met zijn computer voor zich, voor zich uit kijkend
of aan de rand van het terrein, waar je hem in de verte kunt zien kijken.
Of hij wandelt langs de provinciale weg, waarbij je kunt zien dat hij in zichzelf gekeerd is.

De mensen fluisteren: Hij denkt aan vroeger.
Aan zijn eigen jeugd misschien, of aan zijn ouders.
Hij is het leven in Rusland nog niet vergeten.
Hij heeft hier nooit kunnen wennen. Hij zal nog eens overlijden aan heimwee.
Anderen, die hem iets beter kennen, zeggen: Dat is omdat hij geen opvolger heeft.
Kinderloos is hij hier gekomen, het bedrijf weer verder opgebouwd,
maar met welk doel en voor wie heeft hij het allemaal gedaan.
Hij heeft heel wat bereikt, maar het is uiteindelijk zinloos als hij geen opvolger heeft.
Dan wordt hij ernaar gevraagd: of hij heimwee heeft naar de tijd en het land van zijn jeugd.
Nee, zegt hij, ik moest daar weg. Ik moest van God alles achter laten.
Ik ben hier niet voor niets gekomen.
Ik ben hier opnieuw begonnen, omdat God met mij opnieuw wilde beginnen.
Is het dan, dat je geen opvolger hebt en dat je het gevoel hebt dat dit een zinloos project is.
Nee, zal Abraham zeggen, God heeft mij een zoon beloofd.
Hoe oud ik ook ben, ik wanhoop niet. God doet wat Hij belooft.
Waarom staat er dan dat bordje aan het begin van je terrein?
En waarom ben je met je hoofd vaak zo ergens anders?
Dit is, zal Abraham zeggen, omdat ik ergens naar uitkijk,
naar een ander vaderland, een beter, een hemels vaderland.
Daar ligt mijn bestemming, daar leef ik voor.
Het bedrijf hier heeft zijn waarde, ik heb het niet voor niets gedaan.
Ook dat is iets dat mijn God mij schonk, maar toch…
Het mooiste komt nog … het hemels Kanaän

(2) Ook wat wij hebben gekregen is slechts voorlopig (Page 2)
Als Abraham in onze tijd geleefd zou hebben,
maar Abraham is een persoon uit een heel andere tijd, de Bijbelse tijd,
Waarin de mensen anders waren dan nu.
Toen leefden ze dicht bij God en hoorden ze Gods stem,
kregen ze aanwijzingen uit de hemel over wat ze moesten doen
en wisten ze waar ze aan toe waren.
Wij moeten ons maar redden met de verhalen uit de Bijbel
en aan de hand van die verhalen iets maken van een leven met God hier,
zonder dat we de directe aanwijzingen hebben die Abraham ontving.

Zou dat echt zo zijn?
Zou het voor Abraham echt zo veel makkelijker zijn dan voor ons
om de moeder en vader die je op de wereld gebracht hebben
en een opvoeding gegeven hebben waardoor je je plek in de wereld kunt innemen
moest achterlaten, om helemaal opnieuw beginnen
zonder dat je kunt terugvallen op hun advies, met hen kunt overleggen
bij hen kunt aankomen om je verhaal te doen en van je af te praten.
Opnieuw beginnen in een land, waar je de taal niet kent, waar je de mensen niet kent
en ook de gewoonten niet kent
en niemand hebt die uitleg geeft over de gewoonten of over hoe de mensen zijn.
Je bent daar in den vreemde aan jezelf overgeleverd en de kleine groep die je hebt
En je moet maar afwachten hoe de omgeving reageert op je aanwezigheid.
Vreemdeling blijven in het land waar je gekomen bent, dat gold niet alleen voor Abraham.
Dat geldt voor elke gelovige, waar je ook geboren bent: je bent een vreemdeling.

In de afgelopen dagen las ik een boek van de Joodse schrijver Abel J. Herzberg,
waarin hij verwoordt wat het is om vreemdeling te zijn en te blijven.
Zijn ouders kwamen uit Rusland en vestigden zich in Nederland.
Aan zijn kleinzoon schrijft hij: Het is voor iedere jongen van groot belang,
of zijn ouders vreemdelingen zijn of niet.
Als dat niet zo is, dan kent hij de plek, waar ze geboren zijn.
Hij kan er naar toe gaan. Hij kent hun wereld.
Als je vreemdeling bent, is je voorgeslacht je onbekend
en hun wereld is een vreemde wereld waar je niet bij kunt komen.
Ook omgekeerd: de wereld waarin hij leeft, kent hem omdat ze zijn ouders kennen.
Maar als je er niet geboren bent, blijft de vraag: ben je er een van ons.
Kunnen we je uitnodigen voor het kinderfeestje van een van onze kinderen?
Hoor je wel waar je bent.

Nu zegt Hebreeën tegen ons: niet alleen Abraham en niet alleen Herzberg waren vreemden,
elke gelovige is een vreemde, hoe bekend je omgeving waar je woont je ook is.
Als je hier in Hebreeën over Abraham leest, is het niet de bedoeling
dat je bedenkt dat Abraham iemand is uit een heel ver verleden,
maar is de gedachte dat je je hierin zou herkennen
en dat je zou ontdekken: dat ik me hier een vreemde voel, is niet vreemd,
dat is eigen aan het geloof in Christus.
Dat het niet makkelijk is, is eigen aan het geloof in Christus.
Het geeft een gevoel van er niet helemaal bij horen, aansluiting met anderen missen,
misschien ook wel door anderen niet helemaal vertrouwd worden.
Het is een gevoel van crisis, die niet een uitzondering is, die je soms zo kan overvallen,
maar een crisis die eigen is aan het geloof.

Abraham is niet iemand uit een ver verleden, maar iemand die net zo leeft als u, jij en ik.
Al leefde hij in tenten en wij in een huis van stenen gebouwd,
al leefde hij zwervend van de ene plek naar de andere plek en hebben wij een vaste stek
al moest Abraham alles wat hem van jongsaf aan vertrouwd was achterlaten
en wonen hier misschien wel mensen hun hele leven op hetzelfde adres
en zijn ze de plaats waar ze wonen zelden uit geweest.
Het levensgevoel van Abraham hoort ook ons levensgevoel te zijn,
Hier een plek op aarde hebben, van God ontvangen
en toch ook uitkijken naar een beter, hemels vaderland.
In Abraham, in Abel, in Noach en al die anderen die we in Hebreeën 11 tegenkomen
horen we tijdgenoten te zien, die dezelfde worstelingen doorgemaakt hebben als wij,
die tegen ons zeggen: je bent niet de enige die daar mee te maken hebt,
wij hebben dat ook ondervonden.
Wij hebben volgehouden en we hopen dat jij het ook volhoudt om hier vreemdeling te blijven.

Want is het zo, dat we hier vreemdeling zijn?
Dat u dat merkt, dat deze wereld u niet alles biedt als gelovige en dat je uitkijkt naar meer?
Of ben je toch meer gehecht aan het leven zoals je hier op aarde hebt
en moet je er niet aan denken dit leven, zoals je hier hebt, op te geven?
In het afgelopen jaar heb ik heel wat rouwkaarten in mijn hand gehouden,
waarop stond: van ons heengegaan, door onze Hemelse Vader Thuisgehaald.
Als je afscheid moet nemen van iemand die je dierbaar is,
of als je zelf beseft dat het leven hier op aarde eindigt, dan moet je er wel over nadenken.
Dan kun je het niet ontlopen dat we hier als mens geen blijvende stad hebben.
Maar wat betekent dat als je nog volop in het leven staat,
Als je nog allerlei plannen en idealen hebt,
als je de verantwoordelijkheid hebt voor een bedrijf of voor een organisatie?
Ik denk dat een christen met het ene been in deze wereld staat
en met een been in de wereld die komt.
Je hoort bij beide en toch hoor je bij beide werelden niet helemaal.
De toekomstige wereld niet, omdat die er nog niet is, je bent er nog niet,
maar toch leef je al met het besef dat er een andere wereld komt.
En met dat besef sta je hier in deze wereld en heb je je taken, heb je je leven,
heb je de mensen om je heen met wie je verbonden bent.
Je houdt rekening met de langere termijn van komend jaar en het jaar erop,
zoals ik ook in de afgelopen weken het preekrooster voor 2020 heb gemaakt
En toch kijk je ook verder vooruit en zie je in de verte al de contouren van die stad liggen,
waar Abraham al naar uitkeek, de stad die door God gebouwd is.

(3) God geeft een eeuwig vaderland (Page 3)
Je ziet die stad al liggen, de stad van God waar Abraham al naar uitkeek.
De gelovigen uit het Oude Testament waren al onderweg naar die stad
En zijn er inmiddels aangekomen, mogen uitrusten van de moeiten die er onderweg waren.
De discipelen, die hun Heer hebben gevolgd tijdens Zijn rondwandeling op aarde
en na Zijn hemelvaart hun leven hebben gegeven in Zijn dienst,
Waarvan er ook zijn geweest die het getuigenis met hun leven moesten bekopen.
Een dreiging die ook gevoeld werd in de gemeente waaraan deze brief geschreven is.
Wat levert het geloof je op, als je door iedereen met de nek wordt aangekeken,
als je er niet meer bij hoort, als je als een vreemdeling wordt behandeld,
terwijl je hier bent opgegroeid, de taal van deze wereld spreekt,
dezelfde sport beoefent, naar dezelfde school gaat en er toch niet helemaal bij hoort.
Als je zelfs het gevaar loopt om te moeten sterven voor je geloof.
Is dat het waard?
Er waren er die de afweging maakten: Dat kan ik niet aan.
Dit is niet, waarom ik ben gaan geloven. Dat kost me teveel.
Of misschien was het wel minder plat en minder berekenend
en was er sprake van een teleurstelling dat de weg van het geloof,
de weg naar dat hemels Jeruzalem niet zo’n makkelijke weg als gedacht.
Dat het geen makkelijke weg zou zijn, dat hadden ze wel gedacht,
omdat een keuze voor Christus vaak ook consequenties had voor hen persoonlijk:
een verlies aan status, verlies van vriendschap wellicht – dat hadden ze ervoor over,
maar ze hadden gedacht dat ze wel door God beschermd zouden worden,
dat Hij als een muur om hen heen zou zijn.
De weg die ze liepen, was immers de weg van Christus,
Die Hij gelegd had door aan het kruis te sterven.
Maar wat als het toch allemaal niet waar blijkt te zijn en je na je overlijden je ogen opslaat
En je bent in een donker niets terechtgekomen
– helemaal niet dat hemels Jeruzalem dat je voorgehouden werd
en helemaal niet de stad van God, waar God in het midden is,
Waar je voor altijd bij Hem mag zijn, mag uitrusten, op je bestemming aangekomen bent.
In heel wat rouwdiensten hebben we het lied gezongen:

Lichtstad met uw paarlen poorten, wond’re stad zo hoog gebouwd.
Nimmer heeft men op deez’ aarde ooit uw heerlijkheid aanschouwd.
Daar zal ik mijn Heer ontmoeten, luist’ren naar zijn liefdesstem.
Daar geen rouw meer en geen tranen: in het nieuw Jeruzalem.

Maar wat als er niets blijkt te zijn, of je komt voor Jupiter te staan, de Romeinse oppergod
of je blijkt misgegokt te hebben en je had in Allah moeten geloven in om de hemel te komen.
Nee, de weg is gebaand door Jezus Christus,
die als kind naar de aarde kwam, in een kribbe werd gelegd,
na Zijn dood aan het kruis weer opstond en terug ging naar de hemel aan Gods rechterhand!
Door Zijn sterven is er een eeuwig vaderland, het hemels Jeruzalem.
Wie gelooft is daarnaar onderweg
en er kunnen momenten zijn, waarop het je aanvliegt, of dit wel de weg is om aan te komen
en er kunnen momenten zijn, waarop je ontmoedigd raakt.
Dat is niet onmogelijk want de weg is zwaar en vol teleurstelling en aanvechting,
maar het is wel de weg die God geeft en een aankomst die zeker is
en al diegenen die al van de aarde zijn heengegaan,
die zijn Thuisgehaald door onze hemelse Vader, zijn daar al aangekomen.

(4) God zal ook ons een eeuwig vaderland geven (Page 4)
In de studeerkamer van mijn vader, waar we als kinderen vaak zaten,
omdat daar de computer stond, waar we onze computerspellen opspeelden
was van alles te zien: een oudere landkaart van Noord-Holland,
afkomstig waarschijnlijk van een van de scholen waar hij aardrijkskunde gaf.
Er hing ook een klein kaartje: Geen kalme reis maar wel een behouden aankomst.
Als ik als tiener in zijn kamer zat om een spel te doen
of om te kijken bij het spel van een van de broers boven mij, zag ik die tekst.
Ik begreep wel het eerste deel: Geen kalme reis.
Dat ervoer ik zelf ook wel, als er op school weer een leraar plotseling overleden was,
of als ik zag bij vrienden in hun gezin hoe ingrijpend een ziekte was,
of aan het einde van de middelbare school, toen ik sterk begon te twijfelen.
Maar een behouden aankomst – dat vond ik net iets te makkelijk.
Niet dat ik geloofde, dat er niets was,
juist in de tijden dat ik naging of het geloof waar was,
was altijd een overweging om te blijven geloven dat er wel een hemel moest zijn
en vooral een God moest zijn, die al het onrecht dat er op aarde is recht zet.
De hemel is voor mij allereerst de plek, waar God is.
In de hemel, die stad die Abraham beloofd is en die God ook ons voorhoudt,
gaat het allereerst om aankomen bij Hem, de ontwerper en bouwer van die stad
en dan pas om het leven daar, dan pas om diegenen die er al gekomen zijn.
Maar de weg leek mij zo lang, zoveel bergen en dalen, zoveel momenten om te verdwalen,
om de moed op te geven en het bijltje er maar bij neer te gooien.
En toch is de moed om verder te gaan toch weer gekomen,
is er een verlangen gekomen om aan te komen bij Hem
en bij alle plannen die ik heb en zoveel mensen om mij heen met wie ik verbonden ben
toch ook een verlangen om Hem eens te mogen ontmoeten, voor altijd bij Hem te zijn.
Ik hoop dat u, dat jij dat verlangen ook hebt
en dat je met één been al staat in die stad en als je verder kijkt die stad ook al zie liggen.
zonder het leven hier op aarde, dat je ook door God gegeven is te verwaarlozen.
Voor mij is dat geloof teruggekomen, gegroeid sterker geworden
door alle mensen die ik ben tegen gekomen, die ook dat verlangen hadden,
die wisten dat ze een bestemming hadden,
die wisten dat ze een God hadden om naar toe te gaan
een leven kregen hier op aarde, een leven dat niet bij de dood eindigt,
maar overgaat in het eeuwige leven, een hemels vaderland dat God geeft.
En dat is wat Hebreeën ons wil meegeven:
Als je de moed verliest, kijk dan naar de mensen om je heen die God je geeft,
Die nu om je heen zijn en in wie je het verlangen al merkt die ernaar uitkijken
of naar de mensen die er al zijn aangekomen, nu al Thuis zijn,
omdat de hemelse Vader hen gehaald heeft.
Je mist ze zeker hier op aarde,
juist misschien ook wel om hun moed, om hun geloof, hun vertrouwen
je wilt dat ze iets tegen je zeggen om jou die moed, dat geloof en vertrouwen te geven.
En dat is juist ook wat je gebeurt.
Abraham zegt het: hou vol! Ga verder! Ik ben er al, ik hoop je later te ontmoeten!
En je oma die in geloof gestorven is, je moeder waar je afscheid van moest nemen,
je vader die heenging en al mocht aankomen, een zus of broer, een vriend of vriendin.
Er kunnen er al heel wat zijn die al aangekomen zijn.

Meentkerk Huizen: Hoor een heilig koor van stemmen, staande aan de glazen zee,
halleluja, halleluja, God zij glorie zingen zij. Menigten die geen kan tellen.

Hattem: Die van de aarde vrijgekocht nu rusten van hun werken,
zij spreken en getuigen nog om ons geloof te sterken,
dat wij omgeven door de wolk de weg ten einde lopen
één met het heilig trekkend volk in liefde en in hope!
Geprezen zij zijn naam! Hij doet ons veilig gaan!
Komt zingen wij tesaam met alle heiligen!
Amen

Preek Tweede Kerstdag 2018

Preek Tweede Kerstdag 2018

Lukas 2:8-14; Hebreeën 1. Tekst: Hebreeën 1:5-6

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

(1) Introductie
‘Met Kerst eet ik boerenkool,’ zei iemand deze week met een uitdagende toon.
Geen kerstrecept uit Allerhande of met anderen gourmetten, maar boerenkool.
Toen ik dat hoorde, vond ik dat maar apart.
Dat had ermee te maken dat ik in die dagen juist bezig was
met de tekst uit Hebreeën waar gesproken wordt
over Christus die door de engelen feestelijk onthaald werd.
Als Christus feestelijk wordt bejubeld en toegezongen worden,
zal daarna vast geen boerenkool worden geserveerd
en ik reageerde dat ik boerenkool niet echt een gepast recept vindt
om zo’n belangrijk feest als het Kerstfeest is op te luisteren.
Ik proefde in die uitdagend bedoelde opmerking om met Kerst boerenkool te eten
ook iets van een soort weerzin tegen het Kerstfeest en alle feestelijkheden daarbij
en daar kan ik niet goed tegen,
omdat ik vind dat we met Kerst echt iets belangrijks vieren.

Dat de boerenkool op tafel zou komen, was de reactie van de ander,
had te maken met al die kerstrecepten die in de bladen van de supermarkten
en op websites met recepten voorgesteld worden.
Alsof het belangrijkste van Kerst is dat je met elkaar als familie en vrienden lekker eet.
De boerenkool met Kerst was bedoeld als protest tegen die kerstmenu’s,
omdat door de nadruk op een bijzondere maaltijd vergeten wordt
waar het met Kerst om draait.
In de ogen van diegene die ik sprak was dat niet zozeer het terugdenken
aan het Kind dat in Bethlehem geboren werd,
maar hebben we als kerk vooruit te kijken,
naar de dag waarop Christus weer hier op aarde verschijnt,
niet als kind, maar als hemelse rechter.

De uitdagende opmerking: bij ons komt er boerenkool op tafel met Kerst
heeft te maken met een belangrijke vraag: Hoe eren wij als gelovigen onze Heer?
Welke manier van eren en feestvieren past bij wat Christus op aarde kwam doen?
Hoor je dat op een sobere manier te doen,
waarbij je je afsluit van alle feestelijkheden, die je om je heen ziet
in de winkels, op tv, in reclames, in tijdschriften?
Of maak je juist gebruik van al die feestelijkheden om Christus je Heer te eren?
Welke eer komt Hem toe? Dat is al een belangrijk punt – welke eer Christus toekomt,
maar er speelt nog iets mee:)
Door feest te vieren, krijg je toegang tot wat er in Bethlehem gebeurde.
kun je heel dicht bij Christus komen, hoor je voor je gevoel de engelen zingen
en loop je met de herders mee naar de stal en kniel je aan de kribbe neer voor Hem.
(2) Het lukt de gemeente van toen niet om Christus te eren (page 1)
Juist dat speelt in de gemeente, waaraan de brief van de Hebreeën geschreven is:
de vraag: nu Christus niet meer op aarde te vinden is, hoe kom ik bij Hem?
Hoe kan ik met Hem in contact komen?
Hoe kan ik Hem bereiken, als ik Hem niet in levende lijve kan zien?
Er zijn momenten waarop zo’n vraag niet speelt.
Als je bijvoorbeeld iemand hebt, die mooi kan vertellen alsof je er zelf bij bent geweest.
U kent vast de oude Simon Kalf nog.
Als ik bij hem op bezoek kwam, vertelde hij wel eens over een meester die hij had gehad
die erg goed kon vertellen, alsof het voor je ogen ziet gebeuren en je er zelf bij bent.
Als je zo iemand hebt, die over Christus vertelt,
Dan ben je zelf een van de herders in Bethlehem, die de engel horen spreken
Je hoort dan in je verbeelding de engelen het Ere zij God over de velden zingen
en je gaat met de andere herders mee naar Bethlehem,
waar je aan de kribbe neerknielt.
Je ervaart het wonder, je voelt de eerbied voor het Kind in je, alsof je er zelf bij was.

Er kunnen echter momenten zijn,
waarop je niet meegenomen wordt in een verhaal over Christus
en niet meegaat met de herders naar Bethlehem,
maar hier in de kerk op je stoel of in de bank achterblijft
en dat je bij jezelf dacht: Kon ik maar.
Juist dat speelt in de gemeente, waaraan de brief van de Hebreeën geschreven is.
In de gemeente is het enthousiasme van het eerste uur verdwenen
en  is daarvoor ongemak in de plaats gekomen.
Ze komen nog wel bij elkaar – al komt niet iedereen meer,
maar het zegt hen veel minder dan voorheen:
De liederen die gezongen worden, de preek, het gebeuren van de dienst raakt hen niet meer
zoals dat eerder gebeurde, ze worden er niet in opgenomen.
Het wordt voor hen een probleem dat ze hun Heer niet voor zich kunnen zien.
Hoe ze ook over Hem zingen, hoe ze ook over Hem spreken, wat ze over Hem horen
– Hij blijft onzichtbaar
en ook ver weg in de hemel, waar Hij voor hen, die op aarde zijn, niet bereikbaar is.
Ze weten niet of Hij naar hen kijkt, ze zien niet hoe Zijn gezicht staat,
Er is een crisis in deze gemeente gekomen
– alle brieven in het Nieuwe Testament zijn geschreven omdat er een crisis is,
omdat het niet zo lekker loopt in de gemeente waaraan de brief geschreven is –
en de crisis hier in deze gemeente heeft te maken met de onbereikbaarheid van Christus,
omdat Hij niet meer te zien is.
De verhalen over Bethlehem, over Jozef en Maria in de stal, over de herders die komen
omdat er een engel aan hen verscheen
– het zijn mooie verhalen, maar ze vertellen hen niet of Jezus nu nog onder hen is.
Of ze nog iets van Hem te horen krijgen, nu Hij in de hemel is.

Hebreeën is niet zo’n makkelijk Bijbelboek,
maar je kunt het beter begrijpen als je bedenkt dat het hier sprake is van een geloofscrisis.
Die geloofscrisis doet een aanval op hun voorstellingskracht, op hun verbeeldingsvermogen.
Het lukt hen gewoon niet meer om Christus voor zich te zien nu Hij in de hemel is
en daardoor lopen ze vast in hun geloof.
Want hielp eerst hun verbeeldingskracht, hun voorstellingsvermogen hen nog
om de afstand van de aarde naar de hemel te overbruggen
En stelden ze zich voor hoe het was toen Jezus geboren werd
nu lukt het niet en voelen ze zich verweesd op aarde achtergebleven.
Ik denk dat het wel iets weg heeft van wanneer iemand gestorven is, van wie je veel hield
en eigenlijk nog steeds veel houdt en die je nog steeds niet kunt missen.
Je probeert je voor te stellen hoe diegene het in de hemel heeft, maar het lukt je niet.
Je bent te verdrietig – en degene van wie je zoveel gehouden hebt, raakt nog verder weg.
Je kunt er niet bij, je ervaart dat je van de aarde niet in de hemel kunt komen.
Het is voor het pastoraat een van de belangrijkste vragen:
‘Waar is mijn man nu hij is overleden?” “Hoe heeft mijn moeder het in de hemel?”
Je probeert je voor te stellen hoe het in de hemel is,
maar je voorstellingsvermogen schiet tekort.

(3) Het lukt ons niet om Christus te eren (page 3)
Hoe kom je in contact met Christus,
als je niet meer leeft in de tijd van de herders en de wijzen uit het oosten,
die naar Bethlehem konden gaan om Christus in levende lijve te aanbidden.
Het is een vraag die in de eerste gemeenten speelden, nadat Christus naar de hemel ging
en die vraag is altijd gebleven: Hoe kom dan ik bij Hem?

Misschien kent u dat kerstverhaal, wat lang geleden geschreven werd door W.G. vd Hulst:
Een rijke boer wil indruk maken op de boeren in zijn omgeving
door hen met Kerst uit te nodigen bij hem op de Scholtenhoeve
en hen iets bijzonders aan te bieden,
zodat iedereen die bij hem te gast is onder de indruk komt van zijn rijkdom.
Deze rijke boer heeft een zoontje van 5, die net het Kerstverhaal heeft gehoord
van het Kind Jezus dat in een stal te vinden was.
Dat verhaal heeft deze kleine Jan zo aangesproken, dat hij het Kind ook wil vinden.
Hij besluit op de dag waarop zijn vader dat speciale feest wil geven
op zoek te gaan naar het Kerstkind en raakt zo onvindbaar voor allen die hem zoeken.
Voor de schrijver W.G. van der Hulst had er een speciale boodschap mee,
want de kleine Jan kwam uit bij een arme vrouw, die niet mocht komen,
omdat ze niet paste in de allure van het feest, die de rijke boer voor ogen had.
Maar het gaat mij om die kinderlijke verbeelding van die kleine jongen:
Als ik op zoek ga, kan ik het Kind in de kribbe vinden.
Dat is zijn manier om de afstand tussen aarde en hemel te overbruggen
– in onze ogen een kinderlijke manier -.
Je zou misschien willen, dat het zo werkte, dat je bij Jezus uit zou komen.
Ik heb in de afgelopen dagen verschillende manieren gezien
waarop geprobeerd wordt om bij Jezus te komen
en misschien werken ze op een bepaalde manier ook bij u of bij jou
en helpen ze u om heel dicht bij Christus te komen alsof je er toen bij was.
De school van onze kinderen had een kerstwandeling gemaakt,
Waarbij je als gezin langs verschillende fasen van het kerstverhaal kon lopen,
uitgebeeld door de leerkrachten van de school.
Ze waren verkleed als Romeinse soldaten, als herders,
als heraut die de opdracht van Augustus meldde, Jozef en Maria op verschillende tijden.
Misschien is bij jullie ook wel zo’n kerstwandeling georganiseerd en heb je meegelopen.
Het kan best indruk gemaakt hebben, je geholpen hebben om bij Christus te komen,
alsof je er zelf bij was, toen.

Een andere vorm om dicht bij Jezus te komen, zag ik door de EO aangekondigd:
een programma dat in deze dagen wordt uitgezonden,
Waarin de programmamaker Kefah Allush dicht bij Jezus wil komen.
Jezus van Nazareth, een persoonlijke zoektocht.
Er zijn er die ook zo’n persoonlijke zoektocht hebben gemaakt
Door naar het land Israël te gaan, bijvoorbeeld met een gemeentereis.
Om zo te komen op de plaatsen waar Jezus geweest is
Dan kun je ook in Bethlehem komen, waar op de plek waar Jezus geboren zou zijn
een kerk is gebouwd: de Geboortekerk.
Ik heb gemeenteleden gesproken, voor wie het geloof meer ging spreken
nadat ze in Israël waren geweest, omdat ze zich de verhalen nu beter konden voorstellen.

(4) God geeft Christus meer eer dan de engelen (Page 3)
Bij de zoektocht hoe je Christus in de hemel moet voorstellen haakt Hebreeën aan.
Wat de gemeente moet leren, is dat het niet kunnen zien bij het geloof hoort.
Dat is de omschrijving van geloven, die in hoofdstuk 11 wordt gegeven:
in geloven gaat het niet om zien – nee, juist wat je niet kunt zien:
God kun je nu nog niet zien, nu je nog op aarde bent.
Het geloof weet wel dat er een moment komt, dat je wel mag zien:
Als je in de hemel aankomt, of als Christus terugkomt.
En dat geeft de Hebreeënbrief aan ons door:
Je ziet nu nog niet – dat is toekomstmuziek, maar je mag wel doen alsof je al ziet.
Je mag wel de hoop hebben, en dat is niet een misschientje, maar zekerheid
dat je Christus zult zien naar wie je verlangd hebt.
En dan wordt er een beroep gedaan op onze verbeeldingskracht:
Kijk, hoe Christus aankomt in de hemel en hoe Hij alle eer van God ontvangt.
Een hogere positie dan de engelen, meer eer dan de engelen ontvangt Hij van God.
God geeft Hem Zijn eigen naam – samen Eén.
Misschien kun je je dat niet voorstellen, hoe dat is: de Vader en de Zoon één.
En denk je bij jezelf: Hoe moet ik dat zien dat Christus in de hemel aangekomen is.
Dan zegt de Hebreeënbrief: begin dan bij de engelen.
Probeer je eens een engel voor de geest te halen.
Een engel, zoals hij gezonden werd aan Maria, aan Jozef in een droom,
Aan de herders in de velden van Efratha, het engelenkoor dat aan de hemel zong.
Dat moet al bijzonder geweest zijn – nou, nog bijzonderder moet het met Christus zijn.
Er is wel eens gedacht, dat in de gemeente waaraan deze brief geschreven werd,
engelen aanbeden werden – in plaats van Christus.
Dat ze de verkeerde hemelse machten aanbaden.
Ik denk dat het niet zo is.
Ik denk dat het meer zo is, dat er tegen ons gezegd wordt:
Als je de heerlijkheid van Christus in de hemel niet voor je kunt zien,
probeer dan een stapje lager: denk eens aan de engelen.
Misschien kun je je daar een voorstelling van maken en van daar uit Christus voor je zien.
Jaap Zijlstra schrijft in zijn meditatie voor Eerste Kerstdag,
die hij in zijn Bijbels Dagboek Toekomst schreef, over een ontdekking die hij deed
met betrekking tot de engelen in Lukas 2.
Hij ontdekte dat er niet staat dat ze zongen, maar ze proclameren.
Het is geen engelenkoor, maar een engelenleger, de hemelse legermachten,
een grote massa van niet te tellen engelen
en ze proclameren, ze roepen het uit over de aarde, dat de aarde van Christus zal zijn,
nu nog bezet gebied, maar de aarde wordt door Christus terugveroverd,
al komt Hij op de meest kwetsbare manier.
Wat Hebreeën verwoordt, is dat de missie, waarmee Jezus gezonden werd, geslaagd is.
In Hebreeën 1:6 gaat het niet over de komst van Christus naar de aarde,
– dat dacht ik eerst en daarom had ik dit gedeelte voor Tweede Kerstdag uitgekozen.
Het gaat om het ontvangst in de hemel, nadat het werk erop zit.
En juist dat is de bemoediging voor de gemeenteleden, die het zich niet kunnen voorstellen:
Er is wel wat gebeurd! Christus kwam naar de aarde, Deed wat Hij moest doen
En al kun je misschien niet voorstellen hoe het ontvangst in de hemel is,
maar je hebt wel de verhalen over Bethlehem en Golgotha, over de Olijfberg.
En als je eigen verbeelding tekort blijft schieten, als je het nog steeds niet voor kunt stellen,
dan komt er hulp van de Andere kant, vanuit de hemel,
God spreekt je aan: dit is Mijn geliefde Zoon, zie Hem.
Hij wordt nu al geprezen, door de engelen in de hemel.
Als overwinnaar is Hij binnengehaald en zit op de troon.
En al kun je het niet voorstellen, het is waar.

(5) (Page 4)
Zolang je nog op aarde bent, blijft het behelpen met ons voorstellingsvermogen
dat steeds tekortschiet om te verbeelden hoe het in de hemel is.
Maar er komt een dag, waarop Christus zichtbaar wordt.
Dan hoef je je niet meer te behelpen met een kerkdienst of een kerstwandeling,
dan hoef je niet meer na te denken over de vraag
of je Christus meer eert met boerenkool te eten of door toch te gaan gourmetten.
Want dan zal er een feest zijn in de hemel, waar wij zelf niets voor hoeven te organiseren,}
het wordt voor ons georganiseerd in de hemel.
Kijk daarnaar uit!
Tijdens de jaren in Ilpendam-Watergang had ik een verhaal dat me op de been hield.
Ik denk dat ik in die tijd vaak zelf nog zo worstelde
omdat ik er juist tegenop liep, dat ik het niet kon verbeelden, niet voor me kon zien
dat het waar was dat Christus nu al in de hemel is aangekomen, als overwinnaar
en het werk dat Hij in Bethlehem begon voltooid heeft.
Ik heb het denk ik ook wel eens in een preek gebruikt:
Er was een priester in de oude Sowjetunie,
in een tijd waarin kerkgang bespot werd en op plekken tegengewerkt en verboden.
Deze priester was de enige van zijn dorp die naar de kerk ging.
Elke zondag deed hij in zijn eentje dienst,
en elke zondag voerde hij alleen de hele liturgie uit.
Hij werd erop aangesproken of hij dat niet eens moe werd
om steeds in een verder lege kerk die dienst te leiden, zonder dat er iemand aanwezig was.
Verbaasd keek de priester degene die de vraag stelde aan:
Alleen? Tijdens de dienst ben ik in de hemel, in gezelschap van de Vader, Zoon en Geest
en de duizenden engelen die in de hemel voor de troon van God zijn.
Ik ben niet alleen.
Ieder ander die komt, zal de feestvreugde alleen maar groter maken, maar alleen ben ik niet.

Feestvreugde, samen met de engelen in de hemel,
het wordt beloofd en soms hier op aarde al ervaren.
Ik hoop dat de feestvreugde, die u met Kerst mag beleven, u dicht bij het Kind mag brengen.
En als het niet gaat, wanhoop niet, want de dag breekt aan
Dat er in de hemel feest zal zijn, met al degenen die verlost zijn, samen met de engelen
en dan klinkt het: Ere zij God en is er vrede op aarde. Amen

 



Preek Eerste Kerstdag 2018

Preek Eerste Kerstdag 2018
Lukas 2:1-16

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

(1) Introductie
Elk jaar kijk weer uit naar het Kerstfeest
en het lijkt wel of ik elk jaar nog meer van het Kerstfeest ga houden.
Kort na Sinterklaas heb ik de kerstversieringen van zolder naar beneden gehaald
en vroeger dan anders kwam de kerstboom bij ons in huis.
Ik kan altijd wel uitkijken naar Kerst, naar de diensten die er zijn,
het vieren thuis met vrienden en familie,
maar bovenal gaat de betekenis van Kerst elk jaar nog meer spreken:
Dat God Zijn Zoon naar de aarde heeft gezonden om onze Redder, mijn Redder te zijn.
Ik hoop dat u ook zo vol vreugde kunt zijn.
Voor de meesten betekent kerst dat je even niet hoeft te werken en dat je vrij bent,
of dat je op een andere manier druk bent:
Met de voorbereidingen om Kerst op een fijne manier te vieren,
om af te spreken met familie of vrienden,
En dan feest vieren met een diepe betekenis, omdat dit feest vieren met elkaar,
dat gezellig samenzijn in het teken staat dat God naar Zijn wereld heeft omgezien
En dat Hij niet wilde dat de mensen verloren zouden gaan.
Ik hoop dat jij ook kunt genieten van dit Kerstfeest, nu je in de kerk bent,
een toch wat bijzondere dienst en vandaag of morgen feestvieren met anderen
en dat je weet: dat doen we omdat Gods Zoon naar de aarde kwam, ook voor mij.

In de afgelopen weken ben ik bij de voorbereiding voor de diensten van kerst
ook weer bezig geweest met Jozef en Maria, met de herders in het veld, de engelen.
Het is net of het oude bekenden zijn, die je weer ontmoet,
fijn om ze weer terug te zien, om ze weer te ontmoeten.
Zonder hun gezelschap zou Kerst ook wat kaal zijn.
Lukas 2 hoort bij Kerst. In een kerstviering moet het gaan over de stal, over de kribbe,
over Jozef en Maria die op weg gaan van Nazareth in Galilea naar Bethlehem in Judea,
over de engel die neerdaalt uit de hemel en licht brengt
en de herders komt vertellen dat Jezus is geboren.
Zij horen erbij met Kerst.

(2) Eén man met veel macht (Page 1)
En keizer Augustus, hoort hij erbij met Kerst?
Heel wat keren heb ik met Kerst dat gedeelte dat over hem gaat overgeslagen
en ben ik begonnen met Jozef en Maria die in Bethlehem aankomen
of met de herders die in het veld de wacht houden over hun kudde.
Ik heb het eigenlijk niet zo op die keizer, moet je kijken wat voor macht hij heeft:
Met één opdracht kan hij de hele wereld in beweging brengen.
Moet je eens voorstellen dat jij zoveel macht hebt:
dat je niet alleen iets van je broer of zus gedaan krijgt,
dat niet alleen je ouders naar je luisteren (misschien vind je dat al heel wat!),
dat je niet alleen invloed hebt op de mensen hier in Oldebroek,
dat je een heel dorp is kunt laten doen,
maar dat je de hele wereld in beweging kunt krijgen.
Ik zou er niet gelukkig van worden als ik zoveel macht zou hebben.
Natuurlijk, je kunt veel voor elkaar krijgen:
Je kunt maatregelen afkondigingen waarmee je het milieu zou kunnen redden
of een maatregel waarmee je arme mensen kunt helpen,
of andere problemen die er in de wereld zijn kunt oplossen.
Maar bij elk besluit dat je neemt, zijn er altijd mensen die er last van hebben,
zoals Jozef en Maria maar naar Bethlehem moeten gaan,
ook al is Maria hoogzwanger en krijgt ze bijna een kind.
Daar moet je wel tegen kunnen, dat jouw besluit zoveel invloed heeft in iemands leven.
Het heeft iets moois, zoveel macht, maar het is ook wel eng.
Want als jij beveelt dat iemand in de gevangenis moet, gebeurt dat ook.
En als je een hekel hebt aan iemand
en vindt dat iemand voor de leeuwen gegooid moet worden, zodat hij opgegeten wordt,
Dan zullen mensen er misschien niet mee eens zijn, maar ze zullen het wel uitvoeren.
Jouw wil is wet.
En als je een land wil aanvallen, dan zullen de legers aanvallen,
ook al zullen er veel soldaten sneuvelen.
Of met één bevel een heel leger uit een land weghalen,
omdat je denkt dat het niet meer nodig is.
Dan heb je veel verantwoordelijkheid.
En het is altijd een spanning: gebruik je die verantwoordelijkheid voor jezelf
of om het land dat je hoort te dienen verder te helpen?

Eén bevel waarmee de mensen verplicht op reis moeten.
Deze keizer wil namelijk weten hoeveel mensen in zijn grote, uitgestrekte rijk wonen.
Dan weet hij hoeveel belasting hij kan heffen
en hoeveel soldaten de overwonnen landen kunnen leveren voor zijn legers.
Als je zoveel macht hebt, als je met één bevel een hele wereld in gang kunt brengen,
kijk je niet naar individuele gevallen.
Dan let je er niet op, dat een jong stel, Maria en Jozef, nog niet getrouwd, wel verloofd,
op weg moet naar een andere plaats om daar ingeschreven te worden.
Je kunt er geen rekening mee houden dat er ook zwangere vrouwen op weg moeten.
De regel, het systeem bepaalt.
In Israël, waar Jozef en Maria wonen, is dat bevel met veel argwaan bekeken.
Een volk tellen mag alleen de God van Israël.
Daar in Rome is een keizer die zich God waant
en ook door degenen die hem steunen vereerd als een god.
Augustus – dat betekent: de Verhevene – geen gewoon mens,
maar iemand met goddelijke status.

Lukas is de enige, die de volkstelling heeft.
Waarom vertelt Lukas, dat de hele wereld ingeschreven moest worden
op basis van dat ene gebod van de keizer in Rome?
En waarom vertelt hij dan dat Jozef en Maria onderweg zijn gegaan naar Bethlehem?
Ik denk, dat hij ons iets wil duidelijk maken.
Maar wat?
Deze preek hield ik vorige week zaterdag ook in een dienst voor doven.
Toen was de kerstviering van Ammas, met leden van de Veluwe en Overijssel.
Tijdens de dienst was er een tolk, die gebarentaal kon.
Terwijl ik de preek hield, vertaalde zij mijn preek in gebarentaal.
Na afloop liep ik rond en probeerde wat met de mensen te spreken.
Ik was echter steeds afhankelijk van die tolk, die mijn woorden vertaalde in gebarentaal
En de gebarentaal voor mij in woorden vertaalde.
Als die tolk er niet was, dan kon iemand wel wat tegen mij zeggen, maar begreep ik het niet.
Ik had dezelfde ervaring bij het lezen van Lukas 2, over Augustus.
Lukas wil ons iets zeggen, maar het is net of ik doof ben.
Ik zie dat hij mij iets verteld, maar ik hoor niet goed wat hij wil zeggen.
En in de afgelopen week heb ik een aantal commentaren gelezen over Lukas 2
die net zo doof waren als ik en voor mij niet konden vertalen,
bijvoorbeeld in gebarentaal wat hij mij wil vertellen.

Opeens begreep ik Lukas beter en denk ik te begrijpen wat hij ons wil vertellen:
Jozef en Maria gingen op pad vanwege een bevel van de hoogste die er op de wereld is:
de keizer in Rome.
Een hogere macht op aarde bestaat niet. Deze macht bestuurt alles op aarde.
Maar het gaat Lukas niet om Augustus. Augustus is helemaal niet zo belangrijk voor Lukas.
Lukas wil ons duidelijk maken dat er een nog hogere macht is,  die bevelen geeft
en de wereld beheerst, een macht waar we van gered moeten worden

en om ons van die macht te redden kwam Jezus op aarde.
Naast God die de wereld geschapen heeft is er nog een macht op aarde gekomen,
een indringer om de wereld van God te roven
en om ons mensen bij God vandaan te krijgen: de boze.
Hier op aarde leven we niet in vrijheid, maar is er een macht die ons aanstuurt,
waar we onszelf niet van kunnen bevrijden, waarin we gevangen zitten.

(3) In de greep van een andere macht (Page 2)
Toen ik de preek vorige week tijdens de kerstviering hield,
Ik heb daar wel over na moeten denken.
Merk ik dat ik in die macht gevangen zit?
Ik heb toen lang moeten nadenken over een voorbeeld om het duidelijk te maken
en kon toen geen voorbeeld bedenken.
Vorige week was een gebeurtenis, waarbij ik dacht:
Daar kun je die macht zien die ons gevangen houdt,
de duisternis waarin wij als mensen verkeren.
Ik had liever dat die gebeurtenis niet plaatsgevonden had
En dat ik nog steeds moest zoeken naar een voorbeeld.
Afgelopen dinsdag werd in Rotterdam bij haar school een scholiere van 16 doodgeschoten.
Aangrijpend: een school hoort een veilige plek te zijn, waar je je kunt richten op je toekomst.
En met 16 jaar hoor je te dromen over een toekomst die je later hebt.
En later kwamen er nog meer berichten naar buiten, hoe de man die haar doodschoot
een relatie had gehad, maar haar niet kon loslaten
en haar steeds volgde en daarvoor een contactverbod kreeg
En nog weer later kwam een bericht dat hij haar zou hebben willen ontvoeren.
Hier wordt zichtbaar hoe mensen in de greep komen van een boze macht,
iemand niet los kunnen laten en uiteindelijk zelfs om het leven brengen.
En dit is niet het enige voorbeeld dat er te geven zou zijn.
Als je het nieuw gaat bij houden, zul je geregeld zulke voorbeelden kunnen tegenkomen
alleen al in ons land en dan hebben we het niet over zoveel geweld verder in de wereld.
Als ik zulke berichten hoor of lees, vind ik dat altijd weer aangrijpend.
En tegelijkertijd besef ik: ik kan niet alleen over anderen zeggen,
dat een verkeerde macht hen in de greep houdt,
maar moet ik ook naar mijzelf kijken.
Ook in mijn eigen hart kan die duistere macht wonen en de regie hebben
en dat het nooit naar buiten komt, is alleen maar genade.
Ik ben geen beter mens en wij allemaal moeten gered worden van die boze macht,
die over ons regeert.

(4) God stuurt dé Redder (page 3)
Lukas vertelt dit ons ook, dat God zelf gekomen is om te bevrijden.
Terwijl Augustus denkt dat hij de regie over heel de wereld heeft
en de macht van de boze denkt over de hele wereld te heersen
is er een Kind geboren in Bethlehem, gekomen uit de hoge hemel.
Nog veel verder weg dat het verre Rome
en toch is deze heerser gekomen, uit de hemel neergedaald, gekomen naar ons toe.
God wordt mens: Hij komt in deze wereld,
Zijn wereld die in de greep gekomen is van die andere macht.
De machtige Augustus wordt een instrument in Gods hand
om het kind in Bethlehem te brengen.
Welke macht op aarde er ook is, Gods macht is sterker.
als mens komt Hij, hulpeloos en kwetsbaar,
in doeken gewikkeld om te laten zien dat Hij geen supermens is,
maar gewoon mens,
die onze kou deelt en ons verdriet, ook pijn kan hebben en kan lijden,
kan lachen en genieten, mens zoals als
alleen geen zonde, maar gekomen om ons te bevrijden uit de macht van de zonde.
Die doeken wijzen ook vooruit naar hoe dit kind als het ouder geworden is
neergelegd wordt in een graf,ook in doeken gewikkeld.
Hier bij de kribbe met het pasgeboren Kind zegt Lukas: er komt een kruis
waar dit kind als het groot geworden is aan gehangen wordt.

Een van de bekende onderdelen van het kerstverhaal is
dat er geen plaats is in de herberg
en dat Jezus daarom maar in een stal geboren moest worden.
Je kunt dat opvatten als een gebrek aan gastvrijheid,
maar dat is niet wat Lukas aan ons wil doorgeven.
Daar waar Jezus neergelegd wordt, worden de gasten opgevangen.
Daar kunnen zij zich terugtrekken, slapen en verblijven tot ze verder gaan.
Ook dat Kind zal onderweg zijn – het evangelie van Lukas is één groot reisverhaal.
Op reis van Galilea naar Judea, zoals Maria en Jozef ook die weg gingen.
Zijn reis zal uitgebreider verteld worden
en het eindpunt is Jeruzalem.
Niet het kruis is het eindpunt van dit Kind, maar de Olijfberg
waar Hij heengaat naar Zijn Vader.
Dit Kind wordt in een kribbe neergelegd, omdat het onderweg is,
maar tijdelijk op deze aarde.
We staan er vandaag bij stil hoe Hij gekomen is, in dankbaarheid dat Hij wilde komen,
dat Hij bereid was om de aarde te verlaten.
Hij werd mens en werd net als wij – en toch Gods Zoon!
Hij kwam voor ons om het licht te brengen.
Dat licht komt er al, als de engel neerdaalt en dat indrukwekkende licht mee brengt,
het licht van Gods heerlijkheid, dat al op aarde komt
bij de geboorte van Jezus.
Zo zal de wereld vol Zijn van Gods heerlijkheid
als de Heer die toen geboren werd als Kind, later zal terugkomen.

(5) De Redder is gekomen (page 4)
Vandaag vieren we feest omdat die Redder is gekomen, gezonden door God zelf.
De macht van de duisternis heeft niet het laatste woord,
al zien we nog wel veel aan ellende,
zoals een meisje dat nog een heel leven voor zich had, gedood werd,
Met de komst van Christus naar de aarde heeft God laten weten,
Dat de macht van de duisternis niet meer het laatste woord heeft in onze wereld
en dat er een tijd gaat aanbreken, waarop er vrede zal zijn,
Vrede op aarde en vrede in ons hart.
Het is nog toekomstmuziek en we kijken er naar uit
en toch vieren we dat God iets beslissends heeft gedaan:
daar in Bethlehem werd een begin gemaakt met onze bevrijding,
werd Hij geboren, onze Redder.
Wij kunnen niet meer naar Bethlehem om Hem te aanbidden,
We kunnen wel ons hart aan Hem toewijden en welkom heten in ons hart.
De engelen zingen al tot Zijn eer – nu wij nog! Amen

Preek zondag 9 december 2018

Preek zondag 9 december 2018
Hebreeën 12:12-29
Tekst: vers 22

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

In mijn eerste jaar als predikant had ik een ervaren collega-predikant als mentor.
Met hem voerde ik een aantal gesprekken,
waarmee hij mij begeleidde in mijn eerste tijd als predikant.
Tijdens een van de gesprekken vertelde hij hoe hij onlangs in het ziekenhuis was geweest
om een gemeentelid te bezoeken.
Dat gemeentelid was niet meer aanspreekbaar, lag in coma of werd in slaap gehouden.
Terwijl hij daar aan het bed zat en wilde bidden,
zei een verpleegster: ‘Dat hoort ze toch niet.’
Waarop deze collega-predikant naar boven wees en zei: ‘Maar Hij hoort het wel!’
Ik heb vaak aan deze opmerking – ‘Maar Hij hoort het wel!’ – gedacht,
als ik zelf bij het bed van iemand stond, die niet aanspreekbaar was.
Ik dacht dan aan die opmerking omdat er tegenstrijdige gedachten door mij heen gingen:
Als ik nu bid, hoort God mij
en tegelijkertijd merkte ik dat het niet makkelijk was om te bidden
als ik in mijn eentje aan het bed stond van iemand die slapend gehouden werd.
Ik heb het dan vaak tegen mijzelf moeten zeggen: ‘Maar Hij hoort het wel!’
om mij eraan te herinneren dat je zelfs in een ziekenhuiszaal
waar iemand is die niets van je verneemt te beseffen dat je toch voor Gods aangezicht sta.

Ik merk wel vaker dat het besef er niet altijd is, dat je als gelovige voor Gods aangezicht sta
En dat je op de plek waar je bent te zien bent en te horen voor God
En dat je helemaal niet zo ver van Hem verwijderd bent, al is Hij in de hemel.
Ik merk dat bijvoorbeeld als ik op bezoek bij een gezin met kinderen over de vloer.
Als ik vertel dat ik ga lezen uit de Bijbel, kijkt zo’n kind dan heel vreemd op:
We hebben toch niet gegeten?
Ik merk het als het gesprek gaat over een kerk,
waar verwacht wordt dat je als vrouw een hoed draagt.
Als er dan gemopperd wordt dat er verwacht wordt dat je een hoed op hebt,
terwijl je dat in je eigen kerk niet gewoon bent om te doen,
vraag ik altijd: Is je ook verteld waarom je een hoed op zou moeten doen?
‘Ja het staat in de Bijbel.’
‘Waarom staat het in de Bijbel? Wat is daar de betekenis van?’
Alle keren dat het gesprek over dit onderwerp ging, heb ik gemerkt
dat wel de regel is verteld, maar dat nooit het waarom van die regel is verteld.
Een van de redenen is dat je daarmee laat zien: Ik kom voor een heilig God.
Nu is een hoed al lang niet meer voorgeschreven in onze wijk,
maar we kunnen niet zonder het besef dat we verschijnen voor God die heilig is.
Daar is eerbied en ontzag (vers 28) voor nodig.
In de kerkdienst komen we als zondige mensen voor een heilig God
Het stil gebed is bedoeld als voorbereiding, dat je weet: ik kom voor God te staan.
En het lezen van de Tien Geboden herinnert ons eraan
Dat we alleen voor de Heere kunnen komen, als onze zonden afgewassen zijn,
als we gereinigd zijn door het bloed van Christus en we vergeven hebben ontvangen.
De Amerikaanse schrijfster Annie Dillard schreef eens:
‘Waarom doen wij kerkmensen alsof we toerist zijn
en bezig zijn met een een georganiseerde busreis op weg naar de heilige God?
Ik kom geen christenen tegen, behalve christenen die met vervolging te maken hebben,
die voldoende beseft in wat voor een omstandigheden wij verkeren.
Heeft iemand ook maar het flauwste besef
van de soort macht die we zo blijmoedig aanroepen?
Het is dwaasheid dat vrouwen hoeden en hoofddeksels dragen naar de kerk.
We zouden er met z’n allen beter aan doen om valhelmen te dragen.’
Want onze God is een verterend vuur. (vers 29)

In de gemeente waaraan Hebreeën is gericht als brief of als preek
is ook het besef verdwenen dat ze hebben te maken met de grote, heilige God
en dat ze elke dag dag voor Zijn aangezicht leven, in Zijn nabijheid
En dat ze elke keer als ze als gemeente samenkomen voor Zijn troon in de hemel komen.
Ze zijn de indrukwekkende Griekse en Romeinse tempels gewend,
Waar ze naar toe gingen voordat ze tot geloof gekomen zijn
waar je als je daar binnenstapt onder de indruk raakt van de grootsheid
en dat je beseft: ik stap hier de wereld van de goden binnen.
Nu ze in de Heere Jezus Christus geloven komen ze bij elkaar in een huiskamer
waar hun bijeenkomst niet de grootsheid, de allure van zo’n tempel heeft.
Als er een feest was, die te maken had met een van de goden,
was de hele stad in rep en roer en werd er al dagen naar het feest uitgekeken
en was er tijdens dat feest een grote menigte op de been
en werd er met veel feestvreugde het beeld van die god door de stad gedragen.
Sinds ze afscheid hebben genomen van die goden en tot geloof zijn gekomen,
hebben ze niet zulke groots gevierde feesten
en komen ze in kleine kring bij elkaar, zonder dat het opvalt in de stad,
om stil te staan bij het kruis op Golgotha, de opstanding uit de dood
en zeggen ze tegen elkaar: ‘De dag is nabij waarop Hij terugkomt!’
Ze komen nog wel bij elkaar, al komt niet iedereen meer,
maar de passie van de eerste liefde is er lang niet altijd meer.
Het is een gemeente die crisis verkeert.
Ze zeggen het nog wel tegen elkaar: Hij komt terug, maar het duurt allemaal zo lang.
Zal Hij nog wel komen?
En ondertussen zien ze mensen afhaken.
Het zou best eens kunnen gaan om de jongeren van de gemeente,
die in de afgelopen jaren zijn opgegroeid binnen de gemeente
En die zo’n bekeringservaring missen, die hun ouders wel hebben gehad.
Die door de ouders meegenomen zijn naar deze kerk,
maar bij het opgroeien dachten: dit is wel van onze ouders, maar niet voor ons.
Geef ons maar dat vroegere leven, met die indrukwekkende tempels
waarbij je bij binnenkomst echt merkte dat je in de wereld van de goden kwam.
Geef ons maar die groots gevierde feesten, waaraan de hele stad meedoet,
behalve dat kleine groepje christenen dat niet mee kan doen
en hun eigen feesten hebben, die in kleine kring worden gevierd,
omdat niemand op de hoogte is van die feesten en omdat ze Christus niet kennen.

Als je ziet dat de eigen kinderen afhaken en je vrienden met wie je optrok wegblijven
dan moet je het wel heel hard tegen zichzelf zeggen: je komen toch voor God
elke keer als we als gemeente bij elkaar komen, als we bidden,
als we luisteren naar de woorden die uit de Schrift gelezen worden,
de enige God die er is
en de goden van die tempels en die feesten, ze zijn maar niets – wij hebben de levende God!
Al die bijzondere ervaringen in het geloof die je hebt gehad,
tijdens een kerkdienst, tijdens een catechisatie, tijdens een avondmaalsviering,
het kan zo maar weg zijn, het kan je zo maar niets meer zeggen, iets van vroeger zijn
als het niet meer gaat binnen de gemeente, als je ziet dat anderen wegblijven.
In plaats van tegen jezelf te zeggen: “Maar Hij hoort het toch!”
ga je denken: Ziet God mij nog wel en weet Hij wat ik doormaak.
In plaats van je voor te bereiden op de ontmoeting met de levende God, de heilige God,
Schepper van hemel en aarde, de enige God die er is,
De God die deze gemeente in het leven heeft geroepen en onderhoudt,
in plaats van je voor te bereiden op het verschijnen voor Gods troon in de hemel
ga je denken: komen ze nog wel? Hoeveel zullen er nu wegblijven?
Er moet wat gebeuren, want zo gaat het niet goed.
Als dat je gaat beheersen, dan ga je vergeten dat je met God te maken hebt
en dat het leven een reis is naar het hemelse Jeruzalem
en dan vergeet je jezelf aan te sporen (zoals dat klinkt net voor we avondmaal vieren):
Laten we onze harten opwaarts heffen in de hemel, waar Christus Jezus is
onze Voorspraak bij de hemelse Vader.
Hoe krijg je dat geloof weer terug, dat Hij je hoort en ziet?
Hoe komt dat vertrouwen weer terug, dat er een dag komt
waarop onze Heer verschijnt op deze aarde?

Bij de christenen die nog maar net tot geloof gekomen waren
gebeurde dat door middel van een brief, of wellicht een preek
die aan deze gemeente werd gericht,
een brief of preek waarin de stem van God zelf doorklinkt
en de gemeente aanspreekt: zowel aanmoedigend als confronterend.
Weet je wel waar je staat?
U bent genaderd tot de berg Sion, en tot de levende God, tot het hemels Jeruzalem.
Wat kijk je nu naar de tempels van de Griekse en Romeinse goden,
met de grootsheid die ze uitstralen, waarmee ze indruk willen maken?
Zie je niet dat je dicht bij een plek bent, die nog veel indrukwekkender en grootser is?
De stad waar God zelf woont?
Kijk vooruit, nog maar even, je kunt de stad van God in de verte liggen,
zo dicht bij is die stad.
Hou nog even vol, zet nog even door, want je bent er bijna!
En elke keer als je bidt of als gemeente samenkomt, dan sta je al even binnen in die stad,
waar God zelf is, waar Zijn troon staat.
Niet een aardse stad met een aardse tempel, maar de hemelse stad,
Waar je met de Heere zelf te maken hebt, je staat dan voor Hem!

Confronterend is de aanspraak ook: Als je nu opgeeft, raak je alles kwijt.
Als je weer terug verlangt naar dat oude leven, toen je God nog niet kende,
Wees niet als Ezau, die een mooie positie had:
De oudste zoon was hij en zou het grootste deel van de erfenis krijgen.
De meeste bezittingen van zijn vader zou hij erven en bovendien de zegen van God.
Maar die bevoorrechte positie als erfgenaam en ontvanger van Gods zegen
verkocht hij aan zijn jongere broer Ezau en raakte  daarmee alles kwijt.

Het is een aanspreken van de gemeente om de gemeente weer in beweging te krijgen
op de weg naar de eeuwige bestemming, naar de stad van God.
Het is nog niet te laat! Kom in beweging!
Hef de slappe handen en strek de knikkende knieën.
Hier wordt een beeld van een sporter gebruikt die geen geloof heeft in de eindoverwinning.
Iedereen die op een sport zit, of dat nu voetbal is of volleybal of tennis
weet dat als je van tevoren al geen geloof hebt dat je zult winnen
of als je tijdens de wedstrijd het geloof kwijt raakt dat je nog kunt winnen
dan ga je verliezen, want je speelt niet meer met overtuiging.
Het lukt niet meer, de energie is sneller op,
je voelt de pijn in je lichaam opeens, die je weg zou drukken als je geloofde
dat je de tegenstander toch nog zou kunnen verslaan, al is de tegenstander nog zo sterk.
Juist als je niet op je best speelt, je voetbalt, volleybalt zonder overtuiging
kun je jezelf blesseren, kun je de wedstrijd niet uitspelen, omdat je geblesseerd uitvalt.
Hoe krijg je het geloof weer terug? Hoe krijg je de passie weer in je?
Toegepast op het geloof in Christus: Hoe komt die eerste liefde weer in je boven?
De passie die je eerder in je voelde waardoor je voor Christus ging,
het vertrouwen waar je eerder door gedragen wordt?
Het lijkt erop dat je jezelf moet oppeppen: Geloof het weer!
Zoals een sporter zichzelf tijdens de wedstrijd onder handen moet nemen: Kom op, gaan!
Er klinken ook steeds oproepen: weer in de starthouding,
pak wel de goede weg, die naar het hemels Jeruzalem
en laat je niet verleiden van die weg af te gaan, want dan blesseer je je juist
en kom je niet bij de finish in het hemels Jeruzalem aan.
En toch, het is niet iets dat we alleen moeten doen.
Juist nu moet je je eraan vasthouden: “Maar Hij hoort het wel.”
De kracht die nodig is om in beweging te komen, komt van God
God geeft de kracht om in beweging te komen, om verder te gaan.
God geeft genade – je hoeft het niet alleen te doen
en het is niet alleen je eigen kracht en je eigen geloof,
waarmee je je voort moet slepen.
God geeft die kracht, waarmee je geloof vernieuwd wordt,
kracht om weer te gaan op de weg naar die eeuwige bestemming.
Tijdens belangrijke wielrenwedstrijden speelt het eten een belangrijke rol:
het eten voordat je aan de wedstrijd begint

Als ze opstaan begint hun dag met een goed ontbijt. Vaak bestaat dit uit havermoutpap met vruchten, rozijnen of noten. Vervolgens krijgen ze omelet, maar kunnen ook kiezen uit rijst en brood. Er zijn ploegen die hun eigen brood maken, dit is een heel droog brood dat veel energie oplevert.Tussen het ontbijt en de race blijven de wielrenners eten. Meestal zijn dit kleine snacks, dit kan variëren van winegums, noten, smoothies of groentesappen. Bij iedere ploeg of renner kan dit anders zijn.

Ook tijdens en na de race is het eten belangrijk
Want als je niet goed eet tijdens de race, kun je hongerklop krijgen, de man met de hamer.
Je kunt niet meer meekomen, je valt stil, omdat je geen energie meer hebt.
Als je na afloop van de race niet de juiste voeding eet, kun je de volgende koers niet aan.
Ook voor een pelgrim die onderweg is naar de hemelse bestemming
is het van belang om de juiste voedsel te krijgen.
Naast voeding is de juiste coaching vooraf en tijdens de wedstrijd nodig.
Dat zijn allemaal facetten die nodig zijn in het geloof:
De juiste voeding voor en tijdens de race naar het hemels Jeruzalem
om daar aan te komen bij de finish in de stad van God.
De kracht en de begeleiding komt van God
en Hij geeft mensen om je heen die je begeleiden en aansporen.
God is een verterend vuur
– als je afhaakt, als je niet verder kunt zijn de gevolgen aangrijpend,
maar als je gelooft en wilt gaan, dan is God in je het vuur dat je aandrijft om te gaan.
Om zo aan te komen bij het hemels Jeruzalem,
waar God, waar de duizenden engelen feest vieren
samen met degenen die hier op aarde geleefd hebben en reeds aangekomen zijn
na de aardse reis, die voor hen ook niet altijd makkelijk was,
maar waarbij ze steeds bedachten: “Maar Hij hoort het!”
“Hou vol, Hij komt er bijna aan!” “Het duurt niet lang meer voor Hij verschijnt!”

Ik zet mijn treden in Uw spoor,
– Het is een psalm die velen met hun belijdenis gezongen hebben –

Opdat mijn voet niet uit zou glijden.

Wil mij voor struikelen bevrijden,

En ga mij met Uw heillicht voor.

Ik roep U aan, ‘k blijf op U wachten
Amen

Preek zondagmiddag 2 december 2018

Preek zondagmiddag 2 december 2018
Dankzegging Heilig Avondmaal.
Schriftlezing: Hebreeën 10:19-39
Tekst: vers 24-25

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Vandaag is het de eerste zondag van Advent.
Advent is niet het teken we over vier weken kerst hebben
en dat we nu kerstliederen mogen gaan draaien
en de kerstboom weer in huis gehaald moet worden
of dat de kerstviering voor school of voor de ouderenmiddag nodig voorbereid moet worden.
Nee, in de periode van Advent gaat het om de Wederkomst van Christus
en dat we ons erop voorbereiden dat we Hem kunnen ontmoeten.
Hoe zal ik U ontvangen, hoe wilt Gij zijn ontmoet?
En dat niet alleen: dat er een plek is in mijn hart, of dat ik aan het avondmaal kan komen,
maar dat ik Hem kan ontmoeten als Hij verschijnt op de Jongste Dag
als rechter, om te oordelen de levenden en de doden.
dat je hem kunt ontmoeten als je Heer, je Koning, je redder die je van de zonde bevrijdt.
Advent is niet vooruitkijken naar het komende Kerstfeest,
maar vooruitzien naar de dag waarop Christus in al Zijn heerlijkheid verschijnt
omdat Hij uit de hemel teruggekomen is op aarde.

In deze periode houden we elkaar scherp en zeggen we het tegen onszelf:
Er komt een dag waarop onze Heer terugkomt.
Dat kan nog een tijd duren, maar het kan ook morgen al zijn.
Bij alles wat we doen, moeten we er rekening mee houden,
dat er een dag aanbreekt, waarop de tijd op deze wereld voorbij is.
We kunnen dat uit het oog verliezen omdat we het leven hier op aarde wel best vinden.
In deze tijd zeggen we tegen elkaar:
Het leven hier kan best mooie kanten hebben, maar er komt een veel mooier leven,
als Christus terugkomt en Hij al degenen die bij Hem horen meeneemt.
Ga niet teveel op in deze wereld, zodat als Hij komt, je niet verrast wordt door Zijn komst.

Ook het avondmaal is bedoeld om er ons steeds weer aan te herinneren,
dat die dag eens dagen zal, waarop de Heiland zal verschijnen.
We hebben de opdracht om net zolang tot Christus teruggekomen zal zijn
het avondmaal te vieren,
om daarbij terug te kijken hoe Christus voor ons gestorven is op Golgotha
maar ook om vooruit te kijken:
Er komt een dag, waarop we niet meer hoeven te geloven
dat Christus de gastheer is aan de tafel
En brood en wijn aan ons uitreikt als gaven uit Zijn hand,
maar waarop we Hem mogen zien, zichtbaar, lijfelijk in ons midden,
aan het feestmaal van de hemelse bruiloft.

Wat voor verschil maakt het nu in je leven om deze verwachting te hebben?
Wat maakt de Wederkomst van Christus nou voor een verschil in ons leven?
In de brief aan de Hebreeën wordt ook steeds aan de Wederkomst herinnerd:
U ziet de grote dag naderen.
Je kunt al zien, zoals je op een donkere morgen kunt zien, hoe het licht opkomt,
de nacht verdreven wordt, de dag aanbreekt.
Je kunt het waarnemen, zoals na een de koude, kille winter het voorjaar aanbreekt,
De hele natuur ontdooit, de mensen een vrolijkheid en opgewekt krijgen.
Zo kun je de dag vernemen, dat Christus terug zal komen.
Zoals je je instelt op een nieuwe dag, , zoals je je instelt op een nieuw voorjaar,
zo moet je je als gelovige instellen op die dag dat Christus terugkomt.
De viering van het heilig avondmaal helpt om daarop in te stellen – totdat Hij komt.

Wat het verschil maakt, is dat je weet dat dit leven hier op deze aarde maar tijdelijk is.
En dat leven hier kan mooie kanten hebben:
de mensen om je heen, gezin, kinderen, een mooi leven.
Nog mooier zal het zijn in Gods heerlijkheid, het eeuwige leven.
Het leven kan hier moeilijk zijn: met verdriet om iemand die overleden is, die je steeds mist,
om pijn die je hebt door je beperking of omdat je ziek bent,
zorgen die je hebt, waardoor je niet kunt slapen en somber bent over wat nog komt.
Wat er is aan leed op deze wereld kan je diep raken,
juist omdat je gelooft dat God over deze wereld regeert.
In deze periode van advent zeggen we tegen elkaar: en toch, we hebben een God!
Hij zal komen en dan zal alles anders worden.
Dan is het voorbij met de zonde, dan hoeft er niet meer geleden worden, is er geen verdriet.

Hoe vul je dat in je dagelijks leven in?
In Hebreeën 10:23-25 wordt daarover gesproken.
Het is een korte schets van wat de kerk is.
Je zou kunnen zeggen: alles wat we in de kerk doen, heeft te maken met de Wederkomst.
Alles wat we in de kerk doen, is er op gericht
om het geloof dat Christus terugkomt te versterken,
omdat een levend en bewust geloof te laten zijn.
Er wordt gesproken over een belijdenis die we vast moeten houden,
over omzien naar elkaar, om elkaar aan te sporen tot goede werken,
om niet weg te blijven als de gemeente van Christus bij elkaar komt.
Dat is wat de kerk is: het vasthouden aan God, het vasthouden van elkaar,
het versterken en stimuleren van elkaar, zodat we leven met het oog op de Wederkomst.

Allereerst de belijdenis vasthouden.
Er kunnen momenten zijn, waarop je het moeilijk vindt om te geloven dat Jezus terugkomt
en waarop je er niet bij stil staat om je leven op Zijn komst af te stemmen.
Je hebt hier nog zoveel in het leven wat je wilt doen:
Je wilt nog verkering, of als je verkering hebt, dan wil je eens trouwen,
als je getrouwd bent, wil je misschien ook wel kinderen, en als je kinderen hebt,
dan wil je ze ook zien opgroeien en een eigen bestemming krijgen
en dan kan het zijn dat je bij jezelf denkt: laat de Wederkomst nog maar even uitblijven,
Ik hoop dat er nog een tijd hier is.
Je kunt het ook moeilijk vinden om te geloven dat Jezus terugkomt en dat het anders wordt,
als het donker is in je leven: gevangen in een somberheid die zo sterk kan zijn,
waar je jezelf niet aan kunt ontworstelen en het wordt alleen maar erger
en van Gods kant hoor je niets, het is stil van Zijn kant
en je snakt, je hunkert naar en teken van Zijn kant
O kom, o kom Immanuël, verlos Uw volk, Uw Israël.
Dan is het vasthouden aan de belijdenis niet zo eenvoudig,
de belijdenis dat er een dag komt, dat de somberheid die jou gevangen houdt,
Verbroken is, omdat Christus terug gekomen is en Zijn licht over je straalt
en je nooit meer gevangen zult zitten in het donker.
Dan komt er een aansporing om aan die belijdenis vast te houden,
om dat geloof niet op te geven, want juist die belijdenis geeft hoop.
Juist die belijdenis brengt de hoop in je leven, die je zelf niet hebt.
Het is een belijdenis, die onverwrikbaar is.
Hoe je er tegenaan duwt, hoe je er tegenaan schopt,
welke golven er ook overheen slaan, hoe hoog het water ook stuwt
– deze belijdenis blijft overeind staan
Net zo min de hemel ooit uit zijn stand zal wijken,
zo min zal Uw trouw ooit wankelen of bezwijken
Nee, dat is niet altijd makkelijk te geloven.
Vaak zien we en ervaren we het tegendeel
en toch mogen we dat geloof, die belijdenis niet opgeven
– want God heeft Zijn belofte gegeven
en als Hij Zijn belofte geeft, dan mogen we daar niet aan twijfelen.
Avondmaal vieren is tegen jezelf zeggen: Gods belofte is echt waar
En als je het niet tegen jezelf zegt, dan zegt het gebeuren het van het avondmaal het wel:
Vertrouw op God, houd moed, put hoop uit de wetenschap dat Christus weerkomt.
En als je dat vertrouwen niet hebt, als je dat geloof kwijt bent,
laat je dan versterken, laat je geloof dan aanvullen – door God, die komen zal..

Daarom is het ook belangrijk om op elkaar te letten, elkaar in het vizier te houden.
Niet vanuit nieuwsgierigheid, met de neus tegen het raam, met de mond open:
Wat doet hij nu? Waar is zij nu mee bezig? Wat gaat er gebeuren?
Nee, Christus vraagt van ons om elkaar goed in het oog te houden:
Voel je aan dat iemand het vertrouwen in Christus’ komst kwijtraakt.
Merk je het op als iemand de stap naar het avondmaal niet meer kan maken
en wegblijft en zo vergeet zijn geloof aan de tafel te versterken?
Het gaat hier niet om eenrichtingsverkeer: Hoe kan ik de ander verder helpen.
Het gaat hier om een wisselwerking
dat je ook opmerkt wat de ander voorleeft, wat de ander van Christus laat zien.
In de Hebreeënbrief gaat het er ook om dat we Christus in het vizier houden,
Hem niet uit het oog verliezen, het contact niet kwijtraken en ons aan Hem optrekken.
Zo is het de bedoeling, de opdracht, om elkaar in het oog te houden,
Als je de een ziet, put je moed.
Als je de ander ziet, maak je je zorgen en je gaat het contact aan:
Is er wat aan de hand? Kan ik iets voor je betekenen?
Dit naar elkaar omzien krijgt urgentie, omdat je weet dat Christus eens terugkomt.
ER kunnen momenten zijn, waarop er heel wat op je bord ligt
en dat je het er niet bij kunt hebben,
maar dan kun je nog altijd iemand anders inlichten.
Je kunt je er niet achter verschuilen, dat je geen tijd hebt of dat het jou niet aangaat.
Gisteren ving ik even een gesprek aan over een moeilijk onderwerp: zelfdoding.
De psychiater die daarover geïnterviewd gaf aan,
Dat het al helpt om op iemand waar je je zorgen over maakt aan te spreken,
het gesprek aan te gaan: wat gaat er in je om?
Je kunt dat doen, omdat je weet dat als Jezus terugkomt het gedaan is met alle duisternis
en dat je daarom niet hoeft terug te schrikken voor een gesprek,
omdat je weet: zelfs in dit duister kan Christus komen, Hij die in de hel neerdaalde
en zelfs dit duister kan Hij overwinnen, die aan het kruis de duisternis verbrak.
Alleen al door iemand aan te spreken kun je iets van het licht van Christus laten zien.
Al kunnen wij vaak de duisternis niet verdrijven
en kun je je eigen machteloosheid merken – en toch: Hij komt!

Je laat het niet bij omzien naar elkaar.
Omzien kan iets hebben van: alleen maar luisteren.
Dat kan al heel waardevol zijn.
We worden opgedragen om nog verder te gaan.
Om elkaar aan te vuren – tot goede werken.
Dat woord aanvuren heeft iets van: elkaar uitdagen, elkaar provoceren,
het beste in de ander naar boven halen.
Laat dan zien – laat dan zien dat je van Christus bent,
Laat dan zien dat je Christus verwacht, dat je rekening houdt met Christus’ Wederkomst.
Breng het in praktijk.
Daag elkaar uit om de liefde van Christus uit te dragen,
niet alleen met woorden, maar ook in wat je doet.
Maak de liefde van Christus heel praktisch. ZOals in hoofdstuk 13 gebeurt:
* broederliefde      
* Wees gastvrij
* Bezoek gevangenen
* Houd je huwelijk in ere
* Laat je niet door geld leiden.
* Help elkaar
Zo maak je de liefde van Christus heel praktisch.
De liefde van Christus vormt ons hart, heeft invloed op ons karakter.
Met het avondmaal hebben we toch gevierd
dat ons hart gereinigd is van een slecht geweten
daarvoor in de plaats is de liefde van Christus gekomen.
Houdt er rekening mee dat er een dag komt waarop Christus terugkomt
En de Mensenzoon met alle engelen
en dan zal zeggen: Wat je voor de minste van Mijn broeders gedaan hebt,
heb je voor Mij gedaan. Het is niet voor niets!

De laatste aansporing betreft het bezoek van de eredienst:
Laat je plaats niet leeg.
Ik weet: deze tekst kan nogal misbruikt worden, om iemand onder druk te zetten.
Hier gaat het om wegblijven omdat het vertrouwen op God weg is.
Als er teleurstelling is, als er geen hoop meer is,
dan kan dat tot gevolg hebben dat iemand denkt: Ik ga maar niet meer naar de kerk.
Mij zien ze daar niet meer. Mijn plek blijft leeg.
Soms blijven mensen weg in de hoop dat ze opgemerkt worden, als signaal
dat ze iets missen voor hun geloof, of dat het met hun geloof niet goed gaat.
In de tijd van deze brief kan dat ook te maken hebben met de moeilijke omstandigheden,
waarin de kerk zich bevond, de tegenstand die er was voor de gelovigen.
Het kan ook zijn dat ze het vanwege die druk niet meer konden opbrengen om te komen.
als er een plek is, waar je geloof gevoed wordt, dan is dat bij Christus.
Het kan best zijn dat de stijl van de kerkdienst je niet aanstaat,
het kan best zijn dat de mensen je niet liggen.
Daar valt best over te praten,
maar door je je te onttrekken breng je je eigen geloof in gevaar.
dan heb je niet meer de mensen om je heen, die je voorleven, die het je laten zien
dat er een dag komt dat Christus komt.
Je moet het dan van jezelf hebben.
Geloven zonder naar de kerk te gaan is uiteindelijk moeilijker
dan een groep mensen om je heen, met wie je dezelfde weg gaat, de weg van Christus.
Die kerkdienst is geen doel op zich.
Het gaat er niet om zoveel mogelijk mensen naar de kerk te krijgen,
omdat het dan fijn zingt, of omdat je dan niet hoeft na te denken of het anders moet,
nee, het gaat erom dat je samen, met elkaar Christus verwacht.
Sion hoort de wachter zingen,
zij voelt zich ’t hart van vreugde springen,

z’ ontwaakt met spoed, staat haastig op.
Uit de hemel daalt Hij neder,
in waarheid sterk, in liefde teder:
haar licht verschijnt, haar ster gaat op.
Kom Heiland, ’s aardrijks kroon,
Heer Jezus, ’s Vaders Zoon!
Amen

Preek zondagmorgen 2 december 2018

Preek zondagmorgen 2 december 2018
Viering Heilig Avondmaal.
Hebreeën 10:19-39
Tekst: Laten wij tot Hem naderen … nu ons hart gereinigd is van een slecht geweten (vers 22)

 

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

De viering van het Heilig Avondmaal bepaalt ons er weer bij,
wat de Heere Jezus voor ons heeft gedaan.
In de brief aan de Hebreeën wordt dat als volgt verwoord:
Nu ons hart gereinigd is van een verkeerd geweten.
Doordat Christus stierf aan het kruis, daar op Golgotha Zijn leven gaf,
kunnen wij innerlijk worden gereinigd, van binnen schoongemaakt worden, in ons hart.
In ons hart is alles opgeslagen wat we hebben gedaan, of juist hebben nagelaten.
In ons hart is opgeslagen wat onze gedachten zijn geweest,
welke keuzes we hebben gemaakt en wat daaraan vooraf gegaan is.
In ons hart zijn ook onze verkeerde keuzes opgeslagen:
keuzes waarbij we niet aan de Heere hebben gedacht,
of waarbij we een keuze gemaakt hebben die tegen de Heere inging.
En daar in ons hart, waar ze opgeslagen liggen, kunnen ze als een zware lust drukken.
Wij kunnen ze niet ongedaan maken, onze verkeerde daden, keuzes, gedachten.
Wij krijgen ze niet weg in ons hart
En in onze relatie met de Heere belemmeren ze ons om naar Hem toe te gaan.
Ze vormen een drempel, ze zorgen ervoor dat je aarzelt om naar de Heere te gaan,
want je merkt in jezelf dat je zo niet voor de Heere kunt verschijnen,
met wat je hebt gedacht, met wat je hebt gedaan.
Zo kun je niet voor de heilige God verschijnen.
Daar is de Heere te heilig voor
om met je zonden die je gedaan en gedacht hebt voor Hem te komen.
Al zijn ze in het verborgen gedaan en heeft niemand er weet van,
ze klagen je aan als je voor de Heere wilt komen.
Alleen als je daarvan bevrijd wordt, als ze van je weggenomen worden,
als je van binnen wordt gereinigd van je zonden, kun je komen.
Alleen dan kun je leven met de Heere, in Zijn nabijheid komen.
Die zonden kunnen weggenomen worden, omdat Christus stierf aan het kruis.
Omdat Hij Zijn leven gaf, omdat Hij daar op Golgotha uw schuld, jouw schuld weg droeg,
wordt wat je verkeerd hebt gedaan, verkeerd hebt gedacht van je afgenomen.
Je wordt van binnen gereinigd, schoongemaakt.
Vanmorgen vieren we met het avondmaal dat onze zonden van ons afgenomen zijn,
Dat ze geen last meer zijn, geen belemmering meer zijn om te komen tot de Heere.
Als je in de afgelopen week je hebt voorbereid op het avondmaal
dan heb je vast ook nagedacht over wat er leeft in je hart.
Je kunt in jezelf de aanklacht hebben gehoord: je hebt van alles verkeerd gedaan.
Het kan ook zijn dat je daarbij dacht aan iets wat je hebt gedaan in de afgelopen tijd,
of dat je je weer bewust was van wat er in de afgelopen tijd in je gedachten omging.
In de afgelopen week heb je gerealiseerd dat het echt niet kon, wat je hebt gedaan.
Dat de gedachten die je had echt niet paste bij een leven met Christus.
Hoe langer je erover nadacht, hoe meer last je ervan kreeg.
Het kan in de afgelopen dagen door je heen gegaan zijn: Maak mij rein voor U.
Omdat je merkt dat het je relatie met Christus belast.
Je hebt nagedacht over het Heilig Avondmaal
en je weet wel: dat avondmaal laat zien dat Christus Zijn leven ook gaf voor mijn zonden,
maar je hebt gemerkt dat je zo makkelijk de fout in gaat.
Wordt het dan niet heel goedkoop als je zo naar het avondmaal gaat
om vergeving te vragen?
Het is een worsteling: je hebt Zijn vergeving nodig, maar toch, de last die op je drukt.
Maak mij rein voor U, was mijn leven schoon, vergeef mijn zonden.
Ik wil het niet goedkoop maken
en toch wil ik wijzen op de belofte die het avondmaal in zich heeft,
doordat het avondmaal herinnert aan het sterven van Jezus voor ons en onze zonden:
in de voorbereiding op het avondmaal wordt ook gevraagd
om de belofte van de Heere te geloven, de belofte die betrouwbaar is,
waar we op aan kunnen, waar we op kunnen rekenen, dat deze belofte waar is:
dat onze zonden ons vergeven zijn vanwege het kruis daar op Golgotha.
Deze belofte is er van Gods kant.
Van onze kant wordt er door de Heere gevraagd om die belofte te geloven,
dat het waar is, dat we gereinigd kunnen worden,
dat we er niet tevergeefs om vragen, maar dat die vergeving ons geschonken wordt,
omdat Christus gestorven is,
dat jij, dat u van binnen gereinigd, schoongemaakt kunt worden.
Ik hoop dat u in de afgelopen week om die reden uitgekeken hebt naar het avondmaal,
dat je in jezelf een verlangen voelde, om hier aan de tafel te zitten
bij de Heere Jezus, onze Heer, onze Redder,
en dat je het brood aanneemt, dat wijst naar het offer op Golgotha
dat ook voor jou gebracht is,
dat je van de beker drinkt, het wijn dat erop wijst, dat ook jouw zonden afgewassen worden.
Dat je niet alleen je zonde onder ogen zag, de ernst van wat er mis ging,
Van de verkeerde keuzes, de verkeerde gedachten en daden,
maar dat je ook de vreugde al ervoer, dat er een nieuw begin mogelijk is.
Niet omdat wij een nieuwe kans verdienen,
maar omdat we een God hebben die ons reinigt, die onze schuld van ons overnam,
die onze zonden van ons afwast,
waardoor we kunnen komen, waardoor we hier aan de tafel kunnen zitten
en brood en wijn kunnen eten,
niet alleen maar uit schaamte, niet alleen maar met een besef van schuld, dat ook,
maar dat er daarbij ook een dankbaarheid, een intense vreugde is,
ik ben hier bij mijn Heer, zoveel had Hij voor mij over, dat Hij Zelf ging
en straks als mijn tijd gekomen is om voor Hem te staan,
dan zal de zonde mij aanklagen,
dan zal de duivel zeggen dat ik geen recht heb om de hemel binnen te gaan.
Maar dan zal Hij opstaan en zeggen: Ik heb de schuld betaald,
door mijn bloed kunnen ze binnen gaan.
Hier aan de tafel vieren we dat de deur openging, dat we een toegang hebben tot God.
Amen