Preek zondag 26 oktober 2014
Zendingszondag
Handelingen 16:23-34 en Filippenzen 1:12-18.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
De kerk in Marokko is een kleine kerk.
In dit land is slechts 1% aangesloten bij een kerk.
Een deel van deze 1% is ook nog eens buitenlander die voor hun werk in Marokko verblijven.
Enkele jaren geleden kreeg de kerk een behoorlijke klap te verduren
toen de overheid besloot dat buitenlandse zendelingen het land moesten verlaten.
Er waren grote zorgen om de toekomst van deze kerk:
wat zou er gebeuren als de leiders en steunpilaren van de kerk wegvielen;
als de gelovigen in dit land niet meer werden ondersteund?
Maar er gebeurde iets verrassends, iets onverwachts.
Terwijl iedereen verwachtte dat de kerk door deze klap achteruit zou gaan,
begon de kerk te groeien.
Het waren de Marokkanen zelf die de leiding namen in de kerk
en de plaatsen van Nederlanders, Amerikanen en andere buitenlandse leiding innamen.
De kerk werd ook meer Marokkaans in plaats van geleid te worden door buitenlanders.
Wat een tegenslag had moeten zijn voor de kerk
veranderde in een zegen.
Geloof dat verder gaat.
Niet omdat mensen het zo goed bedenken, zo’n goede strategie hebben,
maar omdat Christus zelf Zijn kerk hier op aarde bouwt
en een tegenslag kan veranderen in een zegen.
Ook als Paulus in Filippi aankomt gaat het geloof verder.
Dat leek er eerst niet op.
Het leek er zelfs op, dat het werk van Paulus voorbij was,
want Paulus wordt opgesloten in de gevangenis.
Alsof hij een gevaarlijke man is met een heel gevaarlijke boodschap,
die in de stad Filippi voor heel veel onrust gaat zorgen,
wordt hij opgesloten in de gevangenis.
Stelt u zich eens voor dat de burgemeester en het college van wethouders van onze gemeente
zich over de kerk zouden beklagen om de boodschap die hier in de kerk doorgegeven wordt
en dat ze het hier voor de kerk zouden uitroepen:
‘Jullie brengen een boodschap die ervoor zorgt
dat de mensen hier in Oldebroek niet meer hun eigen normen en waarden hanteren.
Wat jullie hier in de kerk vertellen is gevaarlijk voor onze samenleving.’
Bij Paulus gebeurt dat wel
en vooral omdat Paulus een meisje geneest van een boze geest die haar beheerst.
Paulus moet opgeborgen worden, want hij is een gevaar voor de mensen
en voor de samenleving van Filippi.
Het geloof gaat verder, maar we moeten er wel rekening mee houden
dat overal waar de boodschap van Jezus Christus komt, er verzet kan komen.
Dat mensen zeggen: wij willen niet dat die boodschap in ons land of in onze buurt wordt verteld!
Kijk maar naar het voorval in Marokko en wat voor Marokko geldt,
geldt ook voor veel andere gebieden:
Als het geloof verder gaat, is dat meestal niet omdat mensen enthousiast
reageren als er over Christus wordt verteld
en dat hun hart open stellen omdat ze geloven dat ze alleen bij Hem iets vinden
wat nergens anders te verkrijgen is.
Dan komt Paulus in de gevangenis.
Hoe zouden wij reageren als wij voor de Heere Jezus in de gevangenis terechtkomen?
Paulus is niet van slag.
Hij doet waar Psalm 42 van zingt: ‘k Zal Zijn lof zelfs in de nacht, zingen daar ik Hem verwacht.
Is Paulus daarmee een voorbeeld? Paulus laat in ieder geval zien dat het kan.
Dat zelfs al zit je in de gevangenis en je weet niet of je er nog uitkomt,
dat je dan nog houvast vindt in de Heere.
Ook dat is geloof dat verder gaat. Dat kan ons weer moed geven.
In een periode van tegenslag kun je aan Paulus zien:
het is niet gek als ik moedig door deze periode heenga,
want het is de kracht van de Heere die ik ontvang: omdat ik Hem verwacht.
Terwijl de burgemeesters en het gemeentebestuur willen dat Paulus zijn mond houdt,
is Paulus zelfs niet in de gevangenis te stoppen.
Zelfs de dikste muren en het diepe duister houden Paulus niet tegen
om te getuigen, zelfs door te zingen.
Het zingen klinkt door de gevangenis heen.
Zo wordt zelfs in de gevangenis de naam van de Heere uitgedragen.
Bidden en zingen in de gevangenis – zelfs afgesloten deuren, gevangen tussen muren
kunnen een gelovige niet tegenhouden om naar de Heere toe te gaan.
En dan wordt de deur van de gevangenis geopend.
Het gemeentebestuur had de cipier opgedragen om Paulus en Silas goed op te sluiten
vanwege het gevaar dat Paulus en Silas meedragen.
Wij zouden zeggen:
in verzekerde bewaring – ervoor zorgen dat de gevangene echt niet kan ontsnappen.
De gevangenbewaarder had deze opdracht heel goed uitgevoerd.
Hij voelde goed aan wat het gemeentebestuur van Filippi van hem vroeg
en zorgde ervoor dat Paulus en Silas op de meest veilige plek zouden zijn:
diep in de gevangenis, in de middelste cel.
Om te voorkomen dat ze zouden kunnen ontsnappen werden hun voeten vastgezet.
De cipier kon rustig slapen, want de gevangenen zouden echt niet kunnen ontsnappen.
En dan wordt er aan alle zekerheden van de cipier geschud – er is een aardbeving.
Hoe goed de gevangenen ook opgeborgen zijn,
ze kunnen ontsnappen, de vrijheid tegemoet.
Hoe sterk de muren ook waren en hoe goed de deuren ook waren afgesloten,
alles breekt open.
Als de gevangenbewaarder aankomt bij de gevangenis is dat ook het eerste dat hij denkt:
iedereen is natuurlijk gevlucht.
Iedereen heeft de kans genomen om uit die gevangenis weg te vluchten
en zeker de gevangenen Paulus en Silas.
Hadden de burgemeesters toch gelijk gekregen dat het gevaarlijke mensen zijn
die alles op zijn kop zullen zetten, die voor een chaos in de stad zullen zorgen?
Maar dan is het zijn verantwoordelijkheid als er iets gebeurt in de stad.
Hoe kan hij dit verantwoorden naar zijn superieuren?
Zijn positie is onhoudbaar. Hij mag zichzelf niet sparen.
Hij kan niet zeggen dat het hier om overmacht gaat.
Hij was verantwoordelijk voor de gevangenen. Hij mocht ze niet laten gaan.
Hij kan niet langer leven.
Dan klinkt er een stem vanuit de diepe duisternis.
Een stem die zijn leven redt: doe uzelf geen kwaad aan.
Iedereen is nog aanwezig; geen enkele gevangene is ontsnapt. Spaar uw leven!
De cipier kan zijn oren niet geloven en gaat kijken
en daar binnen in de gevangenis, daar zijn ze nog: Paulus en Silas en alle andere gevangenen.
Hoe is dat mogelijk!
De cipier beseft dat hier een macht aan het werk is,
die door hem en het gemeentebestuur niet tegen te houden is.
Niet de aardbeving brengt hem op de knieën, niet die bijzondere gebeurtenis,
maar dat al de gevangenen er nog zijn, dat doet hem nadenken.
Over zijn eigen leven.
De man beseft: het gaat niet om zomaar een macht, maar een macht
die zijn eigen goden te boven gaat,
een macht waar hij zich aan moet overgeven.
‘Wat moet ik doen?’ dat is de vraag die bij de man opkomt en hij zegt het ook tegen Paulus:
‘Wat moet ik doen om gered te worden?’
Zijn leven heeft hij niet meer zelf in de hand.
Zijn leven is gered – door de mannen die hij in de gevangenis had opgeborgen.
Redding – de man begint er al iets van te beseffen
waar het om gaat in de verhalen over Jezus Christus.
Al weet hij nu nog niet wie dat is, maar hij beseft: zo kan ik niet langer leven.
Er moet iets met mij gebeuren, anders ben ik alsnog verloren.
Wie kan mij redden?
Jezus!
Geloof in Hem! Grijp Hem vast als je reddingsboei.
Gemeente, zo gaat het geloof verder:
doordat mensen beseffen dat ze zo niet langer kunnen leven,
dat er iets moet gebeuren, dat ze gered moeten worden omdat ze anders verloren zijn.
Wanneer er over de wereld aan zending wordt gedaan,
wordt dat voorgehouden: dat die redding te vinden is in Jezus.
In deze naam: de naam van Jezus, de Zoon van God die op aarde kwam.
Redding!
Deze man hoort vol verwondering de verhalen over Jezus aan
en wil niets anders meer: ik wil bij Jezus horen en niet alleen ik. Iedereen die bij mij hoort.
In die nacht, nadat de man eerst Paulus en Silas verzorgd heeft, de rug gewassen heeft
en eten gegeven heeft, wordt deze man samen met zijn gezin gedoopt.
Geloof dat verder gaat:
Er kwam een tegenslag door dat Paulus in de gevangenis kwam
maar daar kwam juist de zegen uit voort
dat de man die over de gevangenis ging niet meer zonder Jezus wil leven
en zijn leven heeft te danken aan de macht van Jezus.
Ondanks de tegenstand komen er mensen tot geloof
en worden zij gedoopt.
Het eindigt ermee dat de cipier vol vreugde is omdat hij nu gelooft.
Door te zingen in de gevangenis liet Paulus merken dat hij zelfs daar in de gevangenis
de vreugde vond in de naam van Jezus.
Als de cipier samen met zijn hele huis is gedoopt
heeft de gevangenbewaarder dezelfde vreugde: vreugde in God,
vreugde omdat hij Christus nu kent.
Ja, Paulus is gevaarlijk, want zijn leven heeft een onverwachte wending gekregen,
maar de cipier zou niet meer anders willen.
Hij is dankbaar dat Paulus zo op zijn pad kwam
waardoor Paulus hem op de weg van Jezus Christus kon brengen.
Geloven gaat verder:
Het werk van de Heere is door niets tegen te houden,
zelfs niet door tegenstand of door het proberen tegen te houden, gevangen zetten.
Dat is wat we mogen weten voor de kerk wereldwijd.
Bij zending gaat het niet alleen over wat er op de wereld gebeurt.
Zending heeft ook betekenis voor onszelf.
De GZB heeft als leus: zending verbindt.
De kerk in zendingsgebieden heeft ook ons iets te bieden.
wij kunnen leren van hun worstelingen om het evangelie toe te passen in hun levens.
Wij kunnen leren van de radicaliteit die van hen gevraagd wordt.
Wij kunnen ook leren van de vreugde, om nu God – die voorheen onbekend was – te kennen
en in Jezus vreugde en redding te vinden.
Wat moet ik doen om gered te worden?
Is dat nog een vraag die leeft, waar verlangen uit spreekt.
Of is het evangelie voor ons zo bekend, dat we er niet meer van opkijken
en ook er niets meer aan beleven?
Dan houdt de geschiedenis van vanmorgen een spiegel voor.
Waar is onze vreugde om onze redding door Christus?
Wanneer we die vreugde hebben, gaat ook het geloof in ons leven verder
Gods werk in ons leven verder en krijgt Jezus Christus een plek in ons leven. amen