Preek oudjaarsavond 2011

Preek oudjaarsavond 2011
Jesaja 30:18: En daarom wacht de HEERE, opdat Hij u genadig zal zijn;
en daarom zal Hij Zich verheffen om Zich over u te ontfermen.
Voorzeker, de HEERE is een God van recht.
Welzalig zijn allen die Hem verwachten.

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

‘Ik hoop dat 2012 een jaar zal zijn met minder zorgen!’ Wie dat zegt, is blij dat het jaar 2011 nu afgesloten kan worden. Want zo’n uitspraak betekent dat het jaar, dat nu bijna achter ons ligt, een jaar was met ingrijpende gebeurtenissen. Zo’n ingrijpende gebeurtenis kan het overlijden zijn van iemand die heel dierbaar was en die u nog niet kon missen.
 Er zijn vanavond verscheidene mensen om deze reden hier in de kerk aanwezig. Om diegene die hen in het afgelopen jaar is ontvallen nog een keer te gedenken. Ze gedenken diegene die ze in het afgelopen jaar moesten missen. Soms na een periode van ziekte, waarin al op een bepaalde manier afscheid genomen kon worden. Een tijd die ze zullen herinneren als een kostbare tijd, waarin de familie heel dicht naar elkaar toe gekomen is, een kostbare tijd, omdat waar het wezenlijk om gaat in het leven, met elkaar gedeeld kon worden.
Soms kwam het overlijden ook heel onverwacht en wordt nog steeds de pijn gevoeld van het abrupte einde. Woorden die niet meer uitgesproken kunnen worden, gedachten die niet meer gedeeld kunnen worden. Je kunt niet meer zeggen, wat je graag had willen zeggen. Je kunt niet meer laten zien, wat je graag had willen zien.
Anderen hebben weer een andere ingrijpende gebeurtenis achter de rug. In het afgelopen jaar werden ze geconfronteerd met ziekte in hun eigen leven of in hun gezin. Dan was 2011 jaar een jaar waarin zorgen en spanning het gezin binnenkwamen. Anderen merkten dat het in het afgelopen jaar in hun huwelijk niet meer ging. Dan is het afgelopen jaar het jaar waarin alles wat je van tevoren had bedacht, in duigen gevallen is. Een jaar waarin je niet verder kon gaan met je studie, omdat het niet meer ging.
Ook op een andere manier kan het afgelopen jaar ingrijpend zijn geweest. Een verlangen, een diepgekoesterde wens die niet in vervulling is gegaan. Je had met elkaar gehoopt om uit Gods hand een kind te ontvangen, maar het was een verlangen dat niet vervuld werd. Een baan, waar je op had gehoopt, maar die je alsnog niet kreeg.
Zo kunnen velen hier met gemengde gevoelens zitten.

Voor anderen was het juist een jaar van zegeningen: het jaar waarin getrouwd werd, de geboorte van een kind, een huwelijksjubileum,  het behalen van een diploma. Ook dat kunnen gebeurtenissen zijn die een diepingrijpende invloed hebben op ons leven. Gebeurtenissen waardoor je bent stil gezet.
zo kijkt iedereen anders terug op het afgelopen jaar. We hebben allemaal onze eigen herinneringen
en met elkaar brengen we onze herinneringen en alles wat er in het afgelopen jaar gebeurd is,
brengen we bij God. We brengen het allemaal voor Gods aangezicht. We brengen het bij de Heere. Hij overziet alles, ook wat er in het afgelopen is gebeurd. In ons eigen leven, in ons land, over heel de wereld. We brengen het bij God, van wie we geloven dat alles in zijn hand is. Ons leven, de wereld waarin wij leven. Wij brengen het jaar bij God: onze gedachten en herinneringen, onze dankbaarheid, ons verdriet, wat goed ging en wat mislukte. En nu staan we op een drempel,  en terugkijken op het afgelopen jaar, brengen we het bij God. En nu we hier in de kerk zijn, hopen we ook van God te ontvangen. Liederen die we met elkaar zingen en die ons troost bieden, de gebeden die uitgesproken worden en onze dank en zorgen bij God brengen,
Als u hebt meegelezen in de Bijbel hebt u wellicht gevraagd, wat voor troost er uit dit gedeelte gehaald kan worden. Op welke manier helpt dit gedeelte om het afgelopen jaar af te sluiten en bij God te brengen, om het in Gods handen te leggen? Op welke manier biedt dit gedeelte houvast als we merken dat de tijd snel gaat?
Dit gedeelte is ook nog eens een moeilijk gedeelte  en dat plaatst ons bij voorbaat al op afstand. Dit gedeelte heeft nauwelijks kans om ons aan te spreken, want we komen er niet doorheen. Waar gaat het eigenlijk over?  Dan kom je er niet eens aan toe om te bedenken wat het ons te zeggen heeft.
Ik kan me goed voorstellen, dat u moeite hebt om dit gedeelte te begrijpen. Ik zal u eerlijk zeggen dat ik me in eerste instantie ook verkeken heb op dit gedeelte. Ik had het enkele weken van tevoren uitgekozen toen ik mijn planning maakte. Maar toch denk ik, dat juist dit gedeelte wel een mooie boodschap voor ons heeft. Als we maar begrijpen waar het over gaat. Ik zal het u proberen uit te leggen.
In Jesaja 30: 18 gaat het over een dralende God.  Hij ziet er tegen  op om afscheid te nemen. Hier wordt over God gesproken, dat Hij Zijn vertrek nog uitstelt.
Wat dralen is, weten we allemaal wel. Iemand die moeite heeft om een einde aan het bezoek te maken. Met de jas aan komt hij nog even terug in de kamer om wat te zeggen en weer ontspint er een heel gesprek. En als iemand uiteindelijk dan toch de deur uitgaat, komt hij terug  om nog even iets te zeggen wat hij nog vergeten was te zeggen. Dralen. Voor ons mensen kunnen er allerlei redenen zijn om te dralen. We zien er tegen op om alleen te zijn. Of we zien er tegen op om dit gezelschap te verlaten, want hier is het nog gezellig. hier in dit gezelschap tellen wij mee en wordt wat wij zeggen op waarde geschat. Hier worden wij gehoord, gezien.
Maar waarom zou de Heere eigenlijk dralen? Wat moeten wij ons voorstellen bij God die draalt, Zijn vertrek nog even uitstelt. Niet goed afscheid kan nemen en dan nog terugkomt? De gedachte dat God vertrekt en afscheid neemt komt misschien al merkwaardig over. Net als het beeld dat God draalt. Hij is er toch altijd? Hij staat klaar.
Toch komen we de gedachte dat God vertrekt, vaker tegen in de Bijbel.  Een gedachte die we niet vaak tegenkomen, omdat deze gedachte vooral te vinden is in de moeilijkere Bijbelgedeelten. Het wordt steeds door de profeten uitgesproken: de mogelijkheid dat de Heere wegtrekt uit het midden van Zijn volk. Dat Hij hen verlaat.
Waarom zou de Heere dat doen? Hij doet dat, omdat het volk Israël Hem niet ziet staan. Hem niet nodig heeft, niet werkelijk om op Hem vertrouwt. Nu ja, zo openlijk zullen ze het niet toegeven, want voor het oog kunnen ze de schone schijn ophouden. Net doen of ze nog vromer zijn dan de anderen.
Maar ten diepste gaan ze aan God voorbij. Ook in dit gedeelte: Het volk Israël is op de vlucht. Het land is in een crisis terechtgekomen. Er dreigt gevaar waarvoor ze op de vlucht slaan. En in die vlucht rennen ze aan God voorbij. Ze zien de Heere niet staan.  Ze denken er niet aan om hun hulp en steun bij Hem te zoeken.
Ergens wel begrijpelijk n menselijk, vindt u niet? Want als je je baan verloren bent in het afgelopen jaar, ga je op zoek naar een nieuwe baan en je doet je best om een nieuwe baan te vinden. Het is niet gemakkelijk om te vertrouwen dat de Heere zal voorzien. Dat alles in Zijn hand is. Het afgelopen jaar kan een jaar geweest zijn, waarin het met het bedrijf de verkeerde kant op ging. En dan doe je als directeur of als werknemer er alles aan om een faillissement te voorkomen. Je voelt de verantwoordelijkheid, voor de zaak, voor de werknemers, voor de leveranciers. Je kunt je zorgen hebben, zeker als je vermoedt dat in het jaar 2012 de echte klap nog moet komen. Dat hoorde ik tenminste onlangs iemand zeggen.
In zo’n situatie ben je druk bezig om je zaak te redden en als er geen redden aan is ben je bezig met een exit-strategie om de schade zo veel mogelijk te beperken. Ook het volk Israël was bezig met een exit-strategie.  Redden wat er te redden valt. Op de vlucht!
En daarbij rende het de HEERE voorbij. Hij stond te wachten, totdat Zijn volk bij Hem kwam om bij Hem om hulp te vragen, redding, een ommekeer, om de zorgen bij God te brengen. Want Hij had toch een verbond met dit volk gesloten en belooft dat Hij voor het volk zou zorgen. Dat Hij zegeningen zou geven. Als het Hem maar diende. Maar dat deed het niet. Israël ging aan de eigen God voorbij. Geen dienst aan de Heere. Wel uiterlijk, maar innerlijk niet. In hun hart was er geen plaats voor God, maar een innerlijke leegte en wat zal die leegte hebben opgevuld. Waar zal Israël naar hebben gestreefd? Wat hoopten ze te krijgen?
Ergens is het ook begrijpelijk dat het volk Israël de Heere voorbij rende. Want in een tijd van nood moet er toch gehandeld worden, anders is het te laat. Door middel van de profeet roept de Heere het volk toe, dat Hem voorbij rent: Sta eens stil en keer je weg naar Mij. Bij Mij is je redding.
Hij zegt er ook bij: Als je voortdurend Mij voorbij rent, heb ik hier niets te zoeken. En daar heeft het dralen mee te maken. De Heere wil nog niet vertrekken, want Hij weet wat het voor het volk betekent dat Hij zal gaan. Het zal de crisis alleen maar erger maken. Er is geen houden meer aan. Dan zal alles instorten en alle bescherming weg zijn.
Maar de Heere wacht … aarzelt …draalt. In de hoop, dat het volk zich opeens bedenkt, alsnog een omkeer maakt en naar God toe gaat voor hulp. Het is niet zomaar een dralen, niet besluiteloos, maar juist een popelen om in actie te komen. Om bij te springen en uitredding te brengen. God wil genadig zijn, ontfermen. Hij is er klaar voor, maar het volk denkt er niet aan, omdat het zelf nog kan.
We hebben hier te maken met een spanning tussen onze eigen verantwoordelijkheid  en Gods handelen. Toen ik dit opschreef, moest ik opeens denken aan een voorval uit de tijd dat ik nog op een jeugdvereniging zat. Als jeugdvereniging waren we ergens geweest. De oudere jongeren, die hun rijbewijs hadden, reden in hun eigen auto of die van hun ouders. Op de terugweg kwamen we in hevig noodweer terecht. Toen we aankwamen bij de bestemming, kwamen bepaalde groepen later aan. Van een van de groepen hoorden we dat een van de bestuurster de auto aan de kant van de weg had gezet om te bidden voor zij verder ging, voor zij verder durfde te rijden. Ik had dat altijd wat merkwaardig gevonden, want zoek je het gevaar daarmee niet op? En toch, deze tekst overdenkend … is het niet gemakkelijk om God voorbij te vluchten
Of in groter verbad: je zou maar politicus zijn en verantwoordelijk zijn om de euro te redden. De verantwoordelijkheid kan grote last zijn. Als u verantwoordelijkheid hebt voor een bedrijf, een afdeling, een gezin,  wat betekent het om te vertrouwen op God? Is dat niet te eenvoudig: bekering en het vinden van rust in God? Dat is toch een te eenvoudige oplossing als er snel gehandeld moet worden  als een bank dreigt om te vallen, als een faillissement dichter bij komt? Het gaat er ook niet om, dat wij geen verantwoordelijkheid hebben.
Het voorbij rennen van de Heere in onze vlucht gebeurt heel subtiel. anders had het volk dat niet gedaan  en anders zou het ons ook niet overkomen dat we voorbij gaan aan wat God ons geeft. Het gaat erom dat we werkelijk geloven dat ons leven in Gods hand is, dat we daar uit leven. Dat we werkelijk leven in afhankelijkheid aan Hem. En toch is de rust en de omkeer, waar Jesaja enkele verzen terug over spreekt  van wezenlijk belang. Want in onze vlucht kunnen we nog ons eigen leven in onze hand hebben en leven we – zonder dat we er erg in hebben – zonder God.
Het kan ook zijn, dat we op de vlucht zijn geslagen, gejaagd zijn, omdat onze wereld in elkaar valt, onze plannen niet meer doorgaan, onze wensen niet uitkomen. Hoe begrijpelijk dat allemaal kan zijn, Gods plannen zijn anders dan onze plannen. Gods wegen zijn anders dan onze wegen. Het kan zijn dat de Heere tegen u zegt: Ik heb andere plannen met u. Niet de groei van je bedrijf, niet deze baan.  Niet deze voorspoed of dit geluk. Ik zeg niet dat dit gemakkelijk is.
Het vertrouwen waar de Bijbel over spreekt, het vertrouwen op God, betekent niet dat we overal een antwoord op vinden. Betekent ook niet dat de bomen tot de hemel groeien. Het gaat om wezenlijk vertrouwen op God, dat vooraf gaat aan onze beslissingen, aan onze keuzes. Een vertrouwen dat er ook is als onze keuzes verkeerd uitpakken, een vertrouwen . Wie zo kan leven, is gelukkig, zegt de Schrift. Wie de zorgen uit handen kan geven, je eigen leven, alles wat je bezighoudt en verantwoordelijk voor bent. En dat geluk is geen toekomstmuziek, je bent nu gelukkig – in je verantwoordelijke positie. Dat geeft een andere kijk op ons bezig zijn. Geluk zit dan niet in wat we bereiken, maar wat we ontvangen.
Wat we van God ontvangen. Niet in de vorm van materieel geluk, maar in de vorm van wijsheid, kracht, in de vorm van leiding. Wie anders kan leven is gelukkig.
En als je in het afgelopen jaar niet zo geleefd heb? Dan heb je ook je geluk voorbijgerend en God zelf. Dan kun je straks thuis uithijgen van dit jaar en stapelen direct de zorgen voor komend jaar zich weer op. Dan dragen we de last zelf, die anders God van ons afneeemt.
De profeet roept ons toe in het voorbijrennen: Ho, wacht, stop. Er is meer. Er is ook nog een God. Die is er niet alleen voor het  geval je zelf niets meer kunt. Nee, Hij wil nu dat we naar Hem toegaan. Hij staat te wachten, te popelen. Hij draalt … Hij wil ons niet in de kou laten staan. Hij wil ons niet in onze sop gaar laten koken. Hij staat klaar, in de startblokken. Bereid om in actie te komen. En als je Hem voorbij gerend bent, Hij wil Zijn genade geven.
Nu het nog kan, stel je vertrouwen op Hem en je zult gelukkig zijn, omdat God met je is.
Amen

Preek nieuwjaarsdag 2012

Preek nieuwjaarsdag 2012

Lukas 2:29-30
Nu laat U, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, volgens Uw woord, want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien.

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Als we aan Simeon denken, zien we een oude man voor ons. Een oude man, die een heel leven voor zich heeft. Zo wordt hij ook vaak afgebeeld: als een oude man, die een eerbiedwaardige leeftijd bereikt heeft.
Maar is dat wel zo? Is Simeon een oude man? Hoe komen we er eigenlijk bij om van Simeon een oude man te maken. Heeft dat te maken met het lied dat hij zingt, een lied waarin hij zingt dat de Heere hem nu mag laten gaan in vrede? Wanneer we van Simeon een oude man maken, zou dit gedeelte eerder geschikt zijn voor oudjaarsavond. Dan zouden we met deze oude Simeon terugblikken en zeggen dat het goed was zo. In onze terugblik zouden we bedenken: We hebben een mooi en gezegend leven gehad. Dit lied van Simeon zou dan een lied zijn, dat wij zelf op onze oude dag zouden zingen. Als afsluiting van een leven. Het zit er nu op.
Wanneer we zo denken, zou dat betekenen dat wij het leven zelf in eigen hand hebben en als het voor ons genoeg is, dat wij het leven da teruggegeven aan de Heere. Als wij bepalen dat wij genoeg in dit leven hebben gezien. Als we oud en verzadigd zijn.
Het kan zijn, dat wij zo denken. We doen er in ieder geval Simeon geen recht mee. Hij zegt niet tegen de Heere: ‘Nu is het mooi geweest. Ik heb genoeg in het leven gezien. Alles wat ik nog mee wilde maken, heb ik bereikt. Nu mag het wat mij betreft erop zitten.’ Nee, Simeon stelt een vraag of de Heere hem van zijn plicht wil ontslaan. Simeon heeft zijn leven niet voor zichzelf geleefd, maar voor God. Op het leven van Simeon is zondag 1 van de Heidelberger Catechismus van toepassing: Hij wist dat hij, Simeon, toebehoorde aan Jezus Christus, Zijn getrouwe heiland en zaligmaker. Al had hij zijn Heiland en Zaligmaker tot dan toe nog niet gezien, Hij stond in dienst van zijn Heere.
Wellicht is het u wel eens opgevallen, dat de Catechismus in dat bekende antwoord geen onderscheid maakt tussen leven en sterven. Terecht maakt de catechismus geen onderscheid. De opstellers hebben het goed begrepen, dat er geen onderscheid is tussen leven en sterven als het gaat om toebehoren aan de Heere Jezus. We behoren met lichaam en ziel, in leven en sterven aan Hem toe.
Wat dat betekent om in niet alleen met het oog op het naderende sterven, maar ook midden in het volle leven van de Heere Jezus te zijn, kunnen we zien aan Simeon. Hij zingt het uit met het Kind in zijn armen: Nu laat Gij, Heere, uw dienstknecht gaan in vrede. Het is een verzoek aan de Heere. Simeon had zijn leven niet in eigen hand. Hij was geen kapitein op zijn eigen levenschip. U kent wellicht wel het versje. Mijn vader schreef dat bij mijn zussen in hun poëziealbum: Geef de Heiland ’t roer in handen van uw aardse levenschip. Dat had Simeon gedaan. Hoor maar wat hij zingt: uw dienstknecht. Hij zingt niet: nu de reis van mijn aardse levenschip er bijna op zit, zoek ik een haven waarin ik mijn schip kan aanmeren, zodat ik veilig aan land kan komen. Simeon had zijn leven niet in eigen hand, maar was een dienstknecht. Dat woord geeft aan, dat Simeon een ondergeschikte was. Hij volgde de bevelen van de Heere op. Dat zien we niet alleen aan het woord dienstknecht, maar ook uit wat Lukas nog meer over Simeon vertelt: dat de Heilige Geest op hem was. Dat kan ook een verlangen van ons zijn om met de Heilige Geest vervuld raken. Beseft u wel dat u daarmee de regie over uw eigen leven kwijtraakt. Want vervuld raken met de Heilige Geest betekent niet, dat we op hetzelfde niveau staan als God en dat Hij ons alles laat weten waar Hij mee bezig is. Het kan natuurlijk wel zo zijn, dat je door de Heilige Geest een tipje van de sluier wordt opgelicht en dat we iets mogen zien van Gods plan. Vervuld raken met de Heilige Geest betekent ook niet, dat wij enthousiast gemaakt worden, in vuur en vlam en er nu eindelijk voor gaan. Nee, vervuld zijn door de Heilige Geest betekent juist het tegenovergestelde: dat we toeschouwer worden gemaakt. Passief. Het enige wat we moeten doen, is op weg gaan naar de plaats die God ons wijst, zodat wij getuige zijn van wat God doet. Net als Simeon. Zijn leven stond in het teken van de verwachting. Hij zal er over gesproken hebben. Hij zal de belofte, die hij van God ontvangen heeft, wellicht hebben gedeeld met anderen. We weten het niet. Daar gaat het ook niet om. Het gaat de Heere erom, dat wij slechts komen om het heil, dat Hij, de Heere, bereidt om dat te aanschouwen. Christenzijn zit niet in activiteiten, maar in aanschouwen van wat God doet. De machtige, grote daden van God op ons laten inwerken. Zoals Simeon daar staat, met het Kind in zijn armen. De redder. Degene die verwacht werd, waar hij, Simeon, zo naar heeft uitgekeken.
Nu hij het Kind gezien heeft, nu hij met eigen ogen de weg ziet, die God gekozen heeft om Israël de vertroosting te zien, nu mag hij gaan. Zijn taak was niet om een massa op de been te brengen om deze redder, deze troost van Israël met groots onthaal te ontvangen. Hij moest slechts zichzelf brengen. Hij zegt ook niet: mijn taak zit er op. Hij vraagt: mag ik in vrede gaan. Hij dient een verzoek in aan diegene die de regie heeft over zijn leven. Maar als de Heere andere plannen met hem heeft? Zou hij, Simeon, dan ook zeggen: Uw wil geschiede? Ik vermoed van wel, want hij was in leven en sterven, met lichaam en ziel, met alles wat hij had, eigendom van Christus, van dat Kind dat Hij in de armen heeft.
Nu laat gij, Heere, uw dienstknecht gaan in vrede. Ik heb deze tekst niet voor niets gekozen om het nieuwe jaar mee te beginnen. Want wat Simeon hier zingt, zo horen we in het leven te staan. Met de bereidheid dat ons kan laten gaan, als Hij van mening is, dat onze taak er op zit. Christenzijn, dat betekent: dat we kunnen leven met de bereidheid om te sterven. Niet dat we leven alsof ons leven er op zit en hier op deze aarde niets meer te zoeken is, maar leven met de wetenschap dat dit leven niet het enige is. Dat we niet alles uit dit leven hoeven halen, want dat ook een leven in Gods heerlijkheid komt. Op zo’n manier leven, dat ook het leven hier op deze aarde al van Christus is. Zoals Paulus dat zegt: het leven is mij Christus, het sterven is winst. Ook dat eerste: dat ons leven Christus is. Daar is wat Simeon belijdt. Zijn leven is van Christus.
Wat het betekent dat ons leven van Christus is, kunnen we beter begrijpen als we het vergelijken met een gewoonte van nieuwjaarsdag, namelijk: de goede voornemens. Aan het begin van het jaar nemen we voor om te minderen met onze slechte gewoontes: stoppen met roken, minder drinken, meer tijd voor het gezin, meer tijd voor God. Het heeft ook iets moois, dat het nieuwe jaar iets van een nieuwe start krijgt. Als we er in slagen om die slechte gewoonten te minderen, mogen we daarin de genade van God zien. Hij geeft ons weer een nieuw begin. Waar het mij om gaat, is dat wij van goede voornemens vaak weinig terecht brengen. We beloven het aan onze familie of aan onszelf. Soms tegen beter weten in. En we menen het ook wel, maar op de een of andere manier slagen wij er zelden in om onze voornemens in praktijk te brengen. Om echt een nieuw leven te leiden. Al in januari vallen wij weer terug in het oude levenspatroon. Daarmee frustreer je jezelf. Je voelt je falen. Daar ga je weer. Je had het al gedacht, dat je het niet zou halen, maar je wilde het toch proberen. En nu je weer in je oude patroon terugvalt, val je jezelf zo tegen.
Het leven is Christus vraagt om een andere kijk naar onszelf. Het gaat er allereerst niet om wat wij doen, wat wij voornemen, maar om wat God doet. De enige rol die wij hebben is toekijken naar wat God in ons leven doet, in de wereld om ons heen. Oog hebben voor het werk van de Heere. Daarmee zeg ik niet dat u geen goede voornemens moet hebben. En ik zeg ook niet, dat u niet moet stoppen met slechte gewoonten. Want het maakt nogal uit of wij zelf ons eigen leven op de rit moeten hebben of dat er een Kind is geboren, die gekomen is voor degenen die weinig van hun leven maken. Voor degenen die het wel proberen om het goed te doen, maar op de een of andere manier niet in slagen. We moeten overigens niet te onschuldig denken over die slechte gewoonten. Bepaalde slechte gewoonten kunnen grote gevolgen hebben voor de nabije omgeving. Veel drinken bijvoorbeeld zorgt voor spanningen in een huwelijk, zorgt ervoor argwaan naar elkaar, een verstoring. Natuurlijk wil je er mee breken, wie wil dat ten diepste niet. Maar het goede dat ik wil, dat doe ik niet en het kwade dat ik niet wil, dat staat mij bij. Als je in dat patroon gevangen bent, kun je verlangen naar vrede. Vrede met de mensen om je heen, vrede met God, vrede met jezelf.
Nu zal dat niet iedereen te maken hebben met zulke ontwrichtingen. Maar op de een of andere manier hebben wij er allemaal wel mee te maken dat wij onze waardigheid afmeten aan wat wij kunnen of wat we hebben bereikt. Net als bij de goede voornemens, waar het gaat om wat wij (moeten) doen.  Je hebt dat niet altijd door, totdat je thuis komt te zitten en echt alles moet inleveren wat te maken heeft met je baan. Of als je iets overkomt, dat je door ziekte echt niet meer kunt. Een hard gelag. Een moeizame tijd waarin je noodgedwongen onder ogen ziet, dat er meer in het leven is dan je werk. Dan wat jij kunt.
Laat uw dienstknecht gaan in vrede. Laat dat onze levenshouding zijn. Niet alleen aan het einde van het jaar, of aan het einde van een leven. Maar aan het begin van het jaar. Heel ons leven. Zodat wij die vrede ontvangen.
Wat is de vrede dan waarover Simeon zingt en waar de engelen in het hun koor ook over hadden? Voor ieder werkt dat weer anders uit, maar het heeft alles te maken met dat Kind, dat alles een licht uitstraalt over alles en iedereen dat God gekomen is om zich te ontfermen. Dat dit kind gekomen is als een redder. God troost Zijn volk Israël en de gehele wereld door dit Kind, Zijn eigen Zoon. Die vrede merken we niet alleen in de zegeningen die we ontvangen. Als het goed met ons gaat, als wat wij kunnen wordt beloond. Die vrede kan er ook zijn als het leven tegenzit. Die vrede is meer dan accepteren van wat er over je heen komt. Die vrede is het geloof dat je leven geborgen is bij God. Dat wat er ook gebeurt, dat God je leven leidt en in Zijn hand houdt. Op de pieken van je leven, op het toppunt van je kunnen, maar ook in de diepe dalen, waarin je het niet meer ziet zitten. Die vrede heeft ermee te maken dat mijn Heiland voor al mijn zonden betaald heeft. Dat wie ik ben te maken heeft met dat Kind dat Simeon in zijn armen houdt.
Mijn ogen hebben het gezien, wat God gedaan heeft. Dat Kind. Voor ons is dat zien niet weggelegd, zoals Simeon dat wel mocht. Maar mij mogen er over horen en het op die manier van heel dicht bij ervaren. Het gaat erom, dat God iets doet. En als wij al iets moeten doen is dat kijken, aanschouwen, op ons laten inwerken en geloven. Het gaat er niet om dat ik mijzelf overeind houd, maar het gaat er om wat God mij geeft. Dag in dag uit. Leven als christen is kunnen ontvangen, leven uit wat God geeft. Leven alsof we kunnen sterven. Niet om het hier op te geven, maar wel om te relativeren. Het echte leven is dat leven dat God mij geeft, waarin ik geborgen ben in het werk van Christus. Nu laat gij, Heere, uw dienstknecht gaan naar 2012, want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien.
Amen

Het lezen van de Bijbel: verrijkend voor gelovigen en niet-gelovigen

Het lezen van de Bijbel: verrijkend voor gelovigen en niet-gelovigen

Het lezen van de Bijbel is verrijkend voor gelovigen en niet-gelovigen. Dat is de mening van Gerd Theiβen. Volgens Theiβen doet iedere intellectueel er goed aan doet om zich met de bijbel bezig te houden. Theiβen poneert dit niet alleen omdat hij nieuwtestamenticus is en het zijn professie is om de bijbel te bestuderen. Hij is werkelijk van mening dat het lezen van de bijbel voor gelovigen en niet-gelovigen verrijkend is. Hiervoor is een Bijbeldidactiek nodig, die met een open mind in de huidige cultuur staat.

 Gerd Theiβen
Niet iedereen zal bij voorbaat aannemen, dat het lezen van de Bijbel verrijkend is. Voor velen is het duidelijk dat de religie een achterhaalde zaak is. Theiβen bestrijdt die gedachte: het einde van de religie wordt al 200 jaar geregeld voorspeld, maar de wens is de vader van de gedachte. Volgens hem dienen we er van uit te gaan dat religie aanwezig zal blijven en kunnen we beter de meerwaarde van religie inzien.
Een belangrijke reden om de Bijbel te bestuderen is het gegeven dat dit boek een van de bronnen is van onze huidige cultuur. Alleen al vanwege de invloed van de Bijbel op onze cultuur doet een intellectueel er goed aan zich bezig te houden met de Bijbel. Anders kan hij zijn eigen cultuur niet begrijpen. De invloed van de Bijbel op onze cultuur is niet voorbij. Veel toonaangevende schrijvers en musici geven aan, dat zij beïnvloed zijn door de Bijbel. De dichter Wolfgang Biermann geeft bijvoorbeeld aan, dat hij de Bijbel leest, omdat in de Bijbel in zijn ogen een belangrijk boek is vanwege de verwoording van menselijke ervaringen. Een intellectueel die de Bijbel leest is in goed gezelschap.
Men mag verwachten dat er bepaalde terreinen zijn in onze cultuur waar de Bijbel wordt bestudeerd, zoals de kerk. Volgens Theiβen dient ook binnen grote delen van de kerk liefde voor de Bijbel te worden gewekt, omdat dit boek in grote delen van de kerk er bekaaid vanaf komt. Zorgelijk en alarmerend, vindt Theiβen, want de geringe rol van de Bijbel is een teken dat de kerk in vitaliteit heeft ingeboet.

Nu zijn er binnen de kerk stromingen, die zeggen dat zij de Bijbel wel regelmatig bestuderen. Deze stromingen tooien zich vaak met de term ‘bijbelgetrouw’. Die kant wil Theiβen niet op, omdat hij teveel hecht aan de moderniteit. Hij heeft ooit een pleidooi geschreven voor geloven met een kritische instelling, waarin hij een evolutie  en christelijk geloof combineert. Ook in dit boek laat hij voortdurend zien, dat acceptatie van evolutie gecombineerd kan worden met christelijk geloof. Al accepteert hij niet bij voorbaat een evolutionair wereldbeeld. In dit boek laat hij voortdurend zien, dat de Bijbel een evolutionair wereldbeeld doorkruist.

Is de Bijbel eigenlijk wel een boek, die buiten de kerk en buiten het christelijk geloof gelezen kan worden? Doet men daarbij de intentie van de Bijbel wel recht? Volgens Theiβen wel. Bij het ontstaan van de Bijbel (proces van canonisatie) had men de buitenstaander op het oog: het Oude Testament werd gebundeld voor de Perzische koning, die de wet van de Hemelkoning wilde respecteren (Ezra 7). Ook de vertaling van de Hebreeuwse Bijbel in het Grieks (de Septuagint) had men de buitenstaander op het oog. Volgens de Brief van Aristeas is de Septuagint een uiteenzetting van het Joodse geloof voor niet-Joden. De vertaling gebeurde met het oog op de opname van de Bijbel in de beroemde bibliotheek van Alexandrië. Deze universalistische lijn werkt ook door in het Nieuwe Testament.
Een Bijbeldidactiek met een open mind voor de eigen cultuur is niet in tegenspraak met de Bijbel, maar volgt juist de intentie van de Bijbel. In zijn Bijbeldidactiek met een open mind laat Theiβen zien, hoe de Bijbel in gesprek gebracht kan worden met de (post)moderne, multireligieuze cultuur. De Bijbel kan het gesprek aan met gelovigen en niet-gelovigen, met christenen en andersgelovigen. Hoe Theiβen dat doet, zal in andere blogs aan de orde komen.

ds. M.J. Schuurman

N.a.v. Gerd Theiβen, Zur Bibel motivieren. Aufgaben, Inhalte und Methoden einer offenen Bibeldidaktik (Gütersloh: Chr. Kaiser / Gütersloher Verlagshaus, 2003) 1-26.

Meditatie Tweede Kerstdag

Knieval
Meditatie Tweede Kerstdag

De schilder Rembrandt heeft een schilderij gemaakt van de aankomst van de wijzen. Wat daarbij opvalt, is dat Rembrandt niet het accent legt op het goud, de wierook en de mirre. Hij schilderde een oude, statige man. Aan zijn kleding te zien een rijke man. Deze rijke, statige man valt op zijn knieën neer voor het Kind. Zijn muts, teken van zijn waardigheid, is van zijn hoofd gevallen.

De knieval zorgt voor consternatie bij zijn gevolg. Zijn dienaren kijken met verbazing en verbijstering naar wat hun heer doet. Maar hun heer maalt er niet om. Hij heeft hem gevonden! Wat er tot dan toe nog in zijn leven was, telt niet meer. Op het schilderij is te zien dat deze man zichzelf geeft. Hij wijdt zich aan het Kind.


Ik denk dat Rembrandt het Bijbelverhaal goed heeft begrepen. Het gaat niet om de geschenken goud, wierook en mirre. Zelfs niet om de afstand die deze wijzen hebben afgelegd om dit doel te bereiken. Het gaat om de toewijding aan dit Kind, de knieval. Bij Rembrandt straalt de man uit: ik heb mijn levensdoel gevonden in het Kind, waar we naar op reis zijn geweest. Hij is mijn alles. De knieval van deze man, deze wijze is een bekering: het vinden van de levende God.

Bekering
Er zijn daarom ook mensen die in de reis van de wijzen hun bekering zien. Een beroemd voorbeeld is T.S. Eliot (1888-1965), een van de belangrijkste Engelse dichters en in 1948 winnaar van de Nobelprijs voor de literatuur. Hij schreef een gedicht over de reis, die de wijzen vanuit het oosten maakten.* Hij schreef dat gedicht in het jaar van zijn bekering tot het christelijk geloof. Daarom gaat het in dit gedicht niet alleen over de reis van de wijzen, maar over de reis van Eliot naar Christus.

 
Eliot vertelt in dat gedicht over een moeizame tocht, waarop alles tegenzit. Het personeel, dat mee is op reis, weigert dienst. Een barre tocht, waarop ze vaak dachten: ‘Waar zijn we aan begonnen?’ Maar het was wel de moeite waard.
En toch … de prijs was groot. Want deze wijzen konden niet meer op de oude manier verder leven. Zij hadden de ware, levende God ontdekt. In dat Kind hadden wij het werkelijke leven en God gevonden.
Blijkens het gedicht herkende Eliot in de reis van de wijzen zijn eigen weg tot geloof. Hij herkende het moeizame van de tocht, van zijn bekering, maar hij herkende ook de meerwaarde van het vinden. Alle ontbering, elk offer om het Kind te aanbidden was de moeite waard. Deze aanbidding kent ook een hoge prijs: in leveren van het oude leven. Afstand doen van jezelf.

Inleveren
Op de laatste avond van de catechisatie kregen catechisanten het schilderij van Rembrandt ook te zien. Zij moesten erover nadenken, welk offer zij moesten brengen. Wat moesten zij inleveren als zij dit Kind zouden aanbidden. Een van de groepen gaf aan: je verliest je coolheid.
De tocht die de wijzen maakten, stelt ons voor de vraag: Wat hebben wij over om dit Kind te aanbidden? Of willen we toch onszelf behouden?

Ster
Waarmee begon die reis? De reis begon met de verschijning van een ster. Een teken door God zelf gegeven.
Door dit verhaal kunnen wij voor onszelf ook wachten op een speciaal teken, dat door God wordt gegeven, waardoor wij op reis zouden gaan. We willen dan wel, maar kunnen geen teken vinden om op reis te gaan. God roept ieder van ons op Zijn eigen manier. De wijzen uit het oosten waren gewend om naar de hemel te kijken. Wat er aan de hemel stond had invloed op wat er op aarde gebeurde. De ster die verscheen, kwam op het werkterrein van de wijzen. Het gaat in dit verhaal niet om het uitzonderlijke, maar om de roeping door die ster. God kan ons tekenen op ons eigen gebied geven, waardoor wij in beweging gezet worden om Christus te aanbidden en ons leven aan hem te verliezen.
In het verhaal van de wijzen zijn er genoeg die wel over dit Kind horen, maar niet in beweging komen. Zij blijven zitten waar ze zitten. Ook wij kunnen toeschouwer blijven en niet in beweging komen. Dan zou het wel eens kunnen zijn, dat anderen van wie we het niet hadden verwacht ons voorgaan in het aanbidden van Christus.

Verhaal van Jan
Ieder van ons wordt op zijn eigen wijze geroepen. De wijzen waren geleerden. We kunnen ook in alle eenvoud geroepen worden. Een mooi voorbeeld van een eenvoudige roeping vond ik in het verhaal van Jan:

Op Tweede Kerstdag zouden de evangelisatieclubs hun Kerstfeest houden. Er werd een kerstspel opgevoerd en iedereen was uitgenodigd om het feest bij te wonen. Jan wilde graag meespelen, maar een rol uit het hoofd leren was te moeilijk voor hem. De taak van de herbergier leek geknipt voor Jan. Hij hoefde maar één zinnetje te kennen: “Nee, er is geen plaats in de herberg.” Hij moest dat driemaal zeggen en er de derde keer aan toevoegen: “Maar jullie mogen wel in de stal.”
Jozef en Maria speelden hun rol zo hartverwarmend, dat het zinnetje “Nee, er is geen plaats in de herberg”  steeds minder overtuigend klonk uit de mond van Jan de herbergier. En na de derde keer riep hij: “Jullie mogen wel in mijn kamertje, dan ga ik wel in de stal!”
Daarmee was het kerstspel bedorven. Of toch niet? Jan had het in alle eenvoud begrepen waar het op aankomt. Dat er plaats is voor Jezus in de herberg van ons hart
.**
Amen

ds. M.J. Schuurman

* Titel van het gedicht: Journey of the Magi; in het Nederlands vertaald door Martinus Nijhoff, ‘De reis van de drie koningen’ http://www.dbnl.org/tekst/nijh004verz05_01/nijh004verz05_01_0192.php
** Het verhaal van Jan komt uit de meditatie die Jaap Zijlstra schreef voor Tweede Kerstdag in zijn dagboek Toekomst.

Serie over jongeren en Bijbellezen – introductie

Serie over jongeren en Bijbellezen – introductie

Voor het leven met God is de bijbel van essentieel belang. In de bijbel spreekt God tot ons mensen. Wie aan jongeren vraagt, of zij wel eens uit de bijbel lezen, loopt een grote kans om een ontkennend antwoord te krijgen. De jongeren die wel voor zichzelf lezen uit de bijbel, hebben vaak moeite om er een betekenis voor henzelf uit te halen. Ze lezen wel de bijbel, maar begrijpen in veel gevallen niet wat zij lezen. Hoe kunnen jongeren gestimuleerd worden om de bijbel zelfstandig te lezen? Hoe kunnen ze op weg geholpen worden om de bijbel op hun eigen leven toe te passen? Tot aan Pasen komt in deze rubriek een serie, waarbij we op zoek gaan naar antwoorden op deze vragen.

Op zoek naar antwoorden op deze vragen ga ik de grens over om te kijken wat er in Duitsland is geschreven over Bijbeldidactiek. Deze Duitse publicaties zijn vaak in Nederland onbekend. In deze serie zullen inzichten en methodes van bijvoorbeeld Ingo Baldermann, Horst Klaus Berg en andere Duitse godsdienstpedagogen verwerkt worden. In de laatste bijdrage zal ook een literatuurlijst worden opgenomen.
Er zijn verschillende redenen waarom jongeren de bijbel niet lezen. Een belangrijke reden is dat jongeren vaak niet meer lezen. Als ik een nieuwe groep catechisanten krijg, vraag ik altijd of ze nog lezen en wat ze lezen. Wat mij opvalt, is dat er boven de 14 jaar nog maar weinigen zijn die lezen. Wie niet meer gewend is om te lezen, zal ook moeite hebben om de bijbel te lezen en daar de betekenis van te begrijpen. Daarbij komt nog dat de bijbel niet het gemakkelijkste boek is dat er is. Die moeilijkheidsgraad geldt overigens niet alleen voor de inhoud. Ook de opmaak van veel Bijbeluitgaven is nauwelijks geschikt voor jongeren. De moeilijkheidsgraad geldt niet alleen voor jongeren. Ook volwassenen hebben vaak veel moeite met het lezen van de bijbel.
Een andere reden is dat jongeren geregeld het idee hebben dat de bijbel niet over hun leven gaat. Ze hebben geen verwachting dat ze in de bijbel iets zullen aantreffen, wat met hun leven te maken heeft.
Wie jongeren wil stimuleren om de bijbel te lezen, moet hen laten zien dat de bijbel wel degelijk iets over hun leven te zeggen heeft. In deze serie zal onder andere aan bod komen hoe de bijbel ons kan helpen om onze ervaringen te verwoorden en hoe de bijbel ons kan helpen de zin van ons leven te ontdekken. Daarmee wordt de kloof tussen toen en nu overbrugd. Bijbellezers zijn ook gebaat om te zien welke verschillende genres er zijn en hoe die genres gelezen dienen te worden. Een verhaal dient anders gelezen te worden dan een gedeelte uit de profeten of de wijsheidsboeken. Door inzicht te verkrijgen in de verschillende genres kunnen jongeren toegang krijgen tot moeilijkere Bijbelgedeelten. Wat gebeurt er eigenlijk als jongeren de bijbel lezen? Is hun exegese de moeite waard of moet hun uitleg steeds gecorrigeerd worden? In de serie komt ook aandacht voor jongeren als exegeet.
De Bijbel is niet zomaar een boek. In het lezen van de bijbel komt God naar ons toe. Daarom zal er ook aandacht zijn voor de manier waarop de bijbel ons helpt om te leven met God en een thuis te vinden in het (christelijk) geloof.

ds. M.J. Schuurman

Geschreven voor HWConfessioneel

Vreemde vrede

Vreemde vrede
Kerstoverdenking 2011

De dagen vlak voor Kerst zijn vaak drukke dagen. We weten dat er enkele dagen van feest en van gezelligheid komen en die moeten goed voorbereid worden om echt te kunnen genieten van de rust en de gezelligheid. Net als met de voorbereidingen van de vakantie. Voordat je op vakantie kunt gaan, moet er eerst nog van alles worden klaargemaakt. Zo kunnen de dagen voor Kerst ook dagen zijn van topdrukte. Voor degenen onder ons die een winkel hebben of in een winkel werken. Het zijn drukke dagen voor degenen die hun relaties nog een geschenk langsbrengen en dat liefst persoonlijk overhandigen. Voor de ouders en de kinderen die kerstviering na kerstviering hebben. De maand december is voor de kinderen al een drukke maand met alle festiviteiten. Je kunt als ouder soms ook blij zijn dat alle drukte op school en in de kerk voorbij is, zodat je kinderen weer kunnen bijtanken.
Je kunt een hekel krijgen aan het kerstfeest en aan alle drukte en rompslomp erom heen. Als je in de winkel staat, kun je je mateloos ergeren aan alle aankopen die worden gedaan met het oog op het aankomende kerstfeest en tegelijk doe je er zelf aan mee.
Er zijn ook mensen die een hekel hebben aan het kerstfeest. In deze tijd, waarin iedereen de familie opzoekt, kan de eenzaamheid nog meer gevoeld worden dan anders. Deze tijd waarin met allerlei sfeerlicht geprobeerd wordt om gezelligheid te brengen in een wereld die koud en kil kan zijn. Maar ze weten dat geen enkel licht de somberheid uit hun hart kan verdrijven. Waar ze naar verlangen is dat er eindelijk rust is in hun leven, in hun hoofd, in hun hart. En alle sfeer doet hen pijn, want ze voelen dat het een schijn is, een wereld die niet werkelijk is. Hoe vaak zijn wij niet zo ver verwijderd van die vrede die de engel aankondigde? Ook een reden waarom veel christenen liever hun aandacht vestigen Goede Vrijdag en Pasen. Dagen waarin het minder om de sfeer gaat en meer om de werkelijke betekenis van de komst van de Heere Jezus.
Waarom besteden we er dan zoveel aandacht aan? Door alle activiteiten, door alle voorbereiding kan er een verwachting ontstaan, dat er op Eerste Kerstdag iets moet gebeuren. Er moet iets gebeuren, maar wat? Zou het soms om de verwachting gaan, dat we nu eindelijk iets van God merken? Om een verlangen om de vrede, die de engel aankondigt, nu eens werkelijk te ervaren? Zou het zo kunnen zijn dat we met z’n allen zo druk zijn vanwege dat verlangen om iets van die vrede van God te ontvangen die de engel aankondigt? Dat we zo druk zijn om hier in ons dagelijks bestaan als het ware een eiland van rust te creëren. Een verlangen dat we ook buiten de kerk tegen komen, in kerstfilms of reclames: een bepaalde glans van geluk, van liefde en vriendschap wordt ons voorgehouden. In de reclame van Albert Heijn is de keuken een vredig tafereel, waarin man en vrouw op elkaar ingespeeld zijn of de man zelfs al bezig is terwijl de vrouw thuis komt. De ideale wereld, waar we graag in zouden willen leven maar die vaak ver af staat van onze dagelijkse praktijk. Zou het ook niet zo kunnen zijn dat we als gelovigen dit in de kerk zoeken. De laatste dagen van het jaar streven naar de rust, die we in het gehele jaar vaan zijn misgelopen. Op zoek naar de harmonie die er in er door het jaar heen vaak niet is, omdat er soms zulke spanningen onderling kunnen zijn. Aan het einde van het jaar even de rust, de vrede. Even bijkomen en al onze zorgen van ons af laten glijden.
En met dat we ernaar streven, weten wij dat we dat die vrede, waar we naar streven, vaak niet langer duurt dan enkele dagen.  Kan het ook daarom zijn, dat we het bij God zoeken. Dat u hier nu in de kerk bent, om de vrede die God belooft, te ontvangen? Want achter al ons bezig zijn, ons in de weer zijn kan er ook een verlangen naar een werkelijke ervaring van God schuil gaan, dat Hij het is die onze zorgen van ons afneemt en ons het geluk geeft waar we naar streven. Vrede op aarde, zegt de engel. Wat de engel zegt, is een vreemde boodschap, want we merken er vaak weinig van. We krijgen zo’n vredige wereld niet voor elkaar.
En die boodschap van kerst is zo’n vertrouwde, overbekende boodschap. Aan de ene kant wil je het wel geloven, dat er iets geweldigs gebeurt. Dat de geboorte van de Heere Jezus heel je leven veranderd, maar je weet het wel. Het is net als met de reclame van Coca Cola of van C1000: er wordt ons als kijkers voorgehouden dat er met de kerst iets gaat gebeuren dat onze dagelijkse sleur doorbreekt, iets verrassends, waardoor wij worden meegenomen naar een wereld waarin iets bijzonders gebeurt. En met dat je kijkt, weet je dat het niet zo werkt, maar je zou wel willen dat het zo werkt. Vrede op aarde.
Die vrede die de engel aankondigt is een vreemde vrede. Die vrede is niet afhankelijk van de sfeer die wij creëren. De sfeer is onze poging om iets van de vrede, die de engel aankondigt, voor elkaar te krijgen. En dat maakt die vrede ook vreemd, omdat wij die vrede niet voor elkaar krijgen. Omdat die vrede, die de engel aankondigt, van God komt. Een vreemde vrede, omdat deze vrede niet zomaar op deze aarde verkregen kan worden, maar alleen door God geschonken worden. Alle sfeer rondom kerst, alle kerstdrukte zou ook wel eens een poging kunnen zijn om die vrede die God ons belooft binnen handbereik te krijgen. In ons eigen leven.
Vrede op aarde – de vrede waar we met al onze vieringen naar streven en de vrede die ons in de reclame wordt voorgespiegeld heeft een groot handicap. Dat geluk, die ervaring ontvang je alleen als je meedoet, als je het zelf voor elkaar krijgt. Al die vieringen kunnen ook voor een druk zorgen: we doen dit niet echt meer uit overtuiging, maar omdat we dat horen doen. En we doen mee, omdat het van ons wordt verwacht. Maar het hoeft ons geen echte vreugde te geven. Soms kan er vooral opluchting zijn dat alles weer achter de rug is. En al die kerstreclames kunnen iets wrangs hebben: dat is alleen maar bereikbaar als je het geld hebt om dat te kopen of een leven dat al gelukkig is en harmonieus. Anders is het vooral een schijnwereld, waarbij je op je tegen moet lopen en je soms een huichelaar kunt voelen.
Dat maakt de vrede, die God ons geeft, zo vreemd: het is een vrede die wij niet voor elkaar krijgen. Hoe hard wij er ook voor werken. Hoezeer wij er ook naar jagen. Het is ook een vreemde vrede, omdat ons niet voorgehouden wordt dat wij het perfecte en ideale leven moeten nastreven of zelf moeten opbouwen. De vrede die de engel ons aankondigt is de belofte van zo’n wereld die ons geschonken wordt. En wat die vrede helemaal vreemd maakt, is dat het te maken heeft met dat Kind dat geboren werd in Bethlehem, dat neergelegd werd in de kribbe. Dat Kind dat werd geboren in onze wereld, waarin wij pogingen doen om vredig en gelukkig te leven. Soms geslaagd, soms minder geslaagd, soms zelfs heel krampachtig. In die wereld werd Hij geboren. Onze wereld, waarin wij leven. Hij is gekomen. Voor iedereen. Omdat iedereen Hem nodig heeft, die geboren werd in Bethlehem.
Want dat is misschien nog wel het vreemdste aan dit Kind dat geboren werd, het vreemdste aan de vrede die God ons geeft. Dat dit Kind te maken heeft met onze redding. Al zingen we er geregeld over, ook in de liederen voor Kerst, ook dat kan zo bekend zijn dat het ons weinig meer doet. Waarom moest Hij als zaligmaker, als redder komen? Dat Hij gekomen is om afgedwaalden terug te roepen, verloren zonen, dat begrijpen we en we kunnen dat mooi vinden. Dat Hij gekomen is, om ons die vaak onze best doen om God te dienen. Waar moeten wij van gered worden? Ja, diegenen die alleen vandaag naar de kerk komen, daarvan geloven we wel dat zij gered moeten worden. Maar wij?
Het gaat er niet om, dat wij er aan toe zijn. Het gaat om wat God ons geeft. Ook de herders hadden niet gerekend op de komst van de engel, op de komst van Christus. Ook al kunnen kinderbijbels daar over fantaseren dat zij bij het kampvuur op de messias zaten te wachten. De herders wachten nergens op. De engel kwam, omdat God hem gestuurd had. Als vredebode, om de vrede die God geeft aan te kondigen. Hebt u zich wel eens afgevraagd waarom die herders in de nacht in het veld waren? Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien. Zij die wonen in het land van de schaduw van de dood, over hen zal een licht schijnen. De engel komt hen vrede aanbieden, die zij niet hadden en die zij ook niet misten. Totdat God hen dat gaf. Misten zij die vrede? Misten zij God in hun bestaan? Zij waren daar vast nooit mee bezig geweest. Maar nu moesten zij, omdat God wonderlijk in hun leven ingreep.
Toen kwam er een vrede in hun leven. Nogmaals, een vreemde vrede, want die vrede is geen gevoel, niet iets wat wij zelf bezitten, maar die vrede is een geschenk van God. Hij geve u Zijn vrede. Daar wordt elke kerkdienst mee afgesloten. De komst van de Heere Jezus naar deze aarde laat zien, dat het God menens is om deze vrede aan ons te geven. Een vrede die hier niet zomaar te vinden is, omdat God die schenkt. Een vrede die waar blijft, ook al blijft het rusteloos in ons leven, omdat die vrede niet alleen voor deze tijd is. Die vrede is een voorbode voor Gods wereld. De aankondiging van deze vrede is de uitnodiging om bij God te horen en zo deze vrede te ontvangen. Een vrede die ons te wachten staat. De vrede die van God komt en veelbetekenend is. Want in wat de engel aan de herders moet vertellen, laat God zien wie Hij is. Het is Hem een vreugde om ons deze vrede te geven, om zichzelf aan ons te geven en ons te laten delen in Zijn gemeenschap.  Hoe vreemd die vrede ook is en onbegrijpelijk voor ons, die vrede is wel voor ons bestemd. Om God en ons weer bij elkaar te brengen. Daarmee krijgen wij geen perfecte wereld in het hier en nu, maar de belofte dat wij in Gods koninkrijk mogen komen. Daarmee worden wij geen perfecte mensen, maar ontvangen wij de belofte dat God ons zal vernieuwen. Elke keer als wij de vreugde en de vrede ervaren, breekt er al iets door van die vernieuwing. Als wij de behoefte voelen om net als de herders dit Kind te aanbidden, hebben wij al iets van die vrede ontvangen. Maar die belofte van die nieuwe wereld en van onze vernieuwing blijft ook staan als wij er niets van merken. Als u te druk bent, wordt u net als de herders weggeroepen uit wat u bezig houdt om de vrede van onze God te ontvangen. Want die vrede blijft. Ook als wij hier het perfecte leven, het paradijs niet kunnen vinden. Daar kun je soms aan lijden, dat dat leven niet te verkrijgen is. Dat Kind dat geboren werd in Bethlehem, staat garant, dat dat leven door God ons geschonken wordt. Dat leven komt. Van Godswege.
Amen

ds. M.J. Schuurman

Kerstnachtdienst Watergang
Eerste Kerstdag Oldebroek

 

Kerst-christendom

Kerst-christendom

Tegen het einde van het jaar komt de kerstsfeer ons land binnen. Nog in diezelfde tijd komt ook de kritiek op de sfeer rond Kerst op. Die kritiek op de stemming rond Kerst behoort net als de kerstboom, de kaarsen en de kerstklokjes tot de folklore rond Kerst.
De kritiek op de kerstsfeer ziet een belangrijk gegeven over het hoofd. Kerst is een van de weinige momenten waarop de drie vormen van het hedendaagse christendom met elkaar in aanraking komen: de publieke, de kerkelijke en de private vorm van christendom. In geen enkele tijd van het jaar is in de openbare leefwereld zoveel van het christendom te vinden als in de tijd van kerst.

De kerk heeft bovendien profijt van deze publieke aandacht voor het christendom. In deze tijd van het jaar neemt het kerkbezoek vaak toe. Ook in de privésfeer is te merken dat het kerst is. Geen enkel christelijk feest wordt als gezin zodanig gevierd als het kerstfeest.  
                          
Kritiek op de manier waarop het kerstfeest wordt gevierd, kan betekenen dat de kerkelijke vorm van godsdienst zich terugtrekt en daarbij de publieke en de private vorm aan hun lot overlaat. Daarmee wordt het proces van secularisatie alleen maar versterkt. Volgens sociologen is een deel van de secularisatie door de kerken zelf in de hand is gewerkt. Joachim Matthes spreekt van een ‘emigratie van de kerk uit de samenleving’. Hij doelt daarmee op een ontwikkeling vanaf de 19e eeuw, waarbij de kerk zich steeds meer ging organiseren als kerkgenootschap en als instituut. Met dit proces, dat hij verkerkelijking noemt, richtte de kerk zich steeds meer op de christenen die actief bij dit instituut betrokken waren.  Degenen die minder betrokken waren, werden vaak afkeurend  getypeerd als randkerkelijken. Bezoek van de kerkdienst werd als norm gezien. Tegenwoordig is de norm verder uitgebreid tot het meedoen met de activiteiten die door een gemeente worden georganiseerd.

Het merendeel van de christenen zijn niet actief betrokken bij een gemeente. Toch wil dat niet zeggen, dat zij niet met het christelijk geloof bezig zijn. Ook christenen, die niet nauw bij een gemeente betrokken zijn, zijn in staat om heel concreet over hun geloof te vertellen. Juist in de tijd van kerst komt naar voren wat hun geloof inhoudt. Dit geloof uit zich niet in het bezoeken van de kerkdienst, maar door het bezoeken van concerten of een beleving in eigen huiselijke kring. Het gaat niet meer om verzoening met God, maar om waarachtig menszijn in het hier en nu. Het gaat om een christendom, dat gevoelig is voor sfeer, waar de kribbe het kruis vervangen heeft. De theoloog-journalist Matthias Morgenroth spreekt daarom van ‘kerst-christendom’. Dit kerst-christendom is de moderne invulling van het christelijk geloof. Men wordt meer door het feestgevoel en door de sfeer aangesproken dan door de preek.
Deze kerst-christenen kunnen niet altijd op sympathie rekenen bij de actieve gemeenteleden. Niet alleen omdat deze kerst-christenen zich anders niet laten zien, maar ook vanwege hun andere interpretatie van het christelijk geloof. Voor de kerst-christenen is het Kerstfeest het belangrijkste christelijke feest. Actieve gemeenteleden hebben nogal eens de neiging om dat belang te relativeren. Niet het Kerstfeest is het belangrijkste feest, maar Pasen. Onder predikanten en theologen is er ook een bepaalde weerzin tegen het Kerstfeest en de vele festiviteiten erom een. Het Kerstfeest is een van de meest verwaarloosde thema’s door theologen. Zij laten de reflectie over aan onderzoekers van de volkscultuur en zien daarbij over het hoofd dat er veel belangstelling is voor de manier waarop Kerst gevierd werd en wordt. Merkwaardig genoeg negeren zij daarbij ook een heel voor de hand liggend moment om aansluiting te vinden bij christenen en niet-christenen, die op andere tijden de kerk voorbij lopen. Daarbij wordt het proces van secularisatie nog meer versterkt. De kerk laat daarbij de publieke invulling van het kerstfeest over aan de commercie en de media. De kerk emigreert nog verder uit de samenleving.
Foto 1
De kerk moet zich weer bezig houden met de publieke manifestatie van het christendom. Zeker in de tijd van Kerst. Niet om de invloed, die de kerk vanuit het verleden had, terug te winnen. Maar vooral vanuit zorg. Is een kerst-christendom zonder kruis wel vol te houden? Streven deze kerst-christenen niet een perfecte wereld na, die zijzelf moeten vormgeven? Vooral jongeren en dertigers kunnen door alle keuzemogelijkheden streven naar een paradijs, dat zij zelf willen vormgeven en dat zij zelf ook moeten vormgeven.  Kerst-christenen hebben de last de ideale wereld in het hier en nu te creëren. Een last die door henzelf en door de maatschappij wordt opgelegd.
Voor deze kerst-christenen heeft de kerk de boodschap dat het bij het Kerstfeest niet gaat om de paradijselijke sfeer die wij zelf in het hier en nu moeten vormgeven. Het gaat om het Kind in de kribbe, God die mens werd, om het paradijs dat ons uit handen is geglipt en steeds weer uit handen glipt van Godswege te brengen als belofte. Tot zijn krib roept Hij de mensen, u en mij. Kom, zegt Hij, Ik vervul uw wensen; laat u niet door schijn verblinden (Gezang 144:3).

ds. M.J. Schuurman

Geschreven voor HWConfessioneel voor het kerstnummer, dat als thema heeft: Kerstmis – kermis.

N.a.v. Matthias Morgenroth, Weihnachts-Christentum. Moderner Religiosität auf der Spur (Gütersloh, 2002).