Preek Tweede Paasdag 2020

Preek Tweede Paasdag 2020
Schriftlezing: Johannes 20:19-31

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Achter gesloten deuren – dat had u, dat had jij vast nooit kunnen bedenken
dat we nog eens op deze manier heel dicht bij de ervaring van de discipelen zouden komen.
Zij konden het huis niet uit.
Jij kunt je huis ook niet uit. Niet naar familie, niet naar vrienden, niet naar de kerk.
U kunt geen bezoek ontvangen. De deuren zijn gesloten.
Je bent alleen met elkaar als gezin. Daarmee moet je je redden in deze tijd.
En als je alleen bent, er niemand bij je in huis woont, kan het helemaal stil zijn,
Zeker in deze dagen, waarop veel mensen elkaar zouden opzoeken.
dan merk je gelijk hoe belangrijk het is om bij elkaar te kunnen zijn, om elkaar te ontmoeten.
Dat bij elkaar zijn is helemaal niet meer gewoon.
Echt een gemis om elkaar niet op te kunnen zoeken.
Nu kun je er ook achter komen hoe belangrijk het is dat je als gemeente samen kunt komen.
Dat u de andere kerkmensen kunt zien, dat u ziet wie er ook zijn,
Dat je samen zingt, tot eer van de opgestane Heer.
Ik las een uitspraak van iemand:
Als ik weer naar de kerk mag gaan en we zingen het U zij de glorie
dan loei ik het dak eraf.
Misschien herken je dat ook wel.
Voorheen zong je gewoon mee, zonder al te veel na te denken.
Maar nu besef je pas echt hoe bijzonder en hoe fijn het is om samen te kunnen zingen.

Op de dag dat Jezus is opgestaan, zijn de discipelen ook bij elkaar.
Tien mannen (want Judas en Thomas waren er niet), wellicht ook wat vrouwen erbij.
Dat is de eerste gemeente.
Tien, twintig mensen – dat zijn de aantallen die je in deze tijd bij begrafenissen hebt.
Heel intiem, dat wel, met de eigen kinderen, maar je mist die andere gemeenschap.
Zo begint de eerste gemeente van Jezus Christus: slechts een handjevol,
alleen maar wat gezinnen bij elkaar, enkele mannen, misschien wat vrouwen,
die elkaar opzoeken.
Ze zoeken elkaar op, omdat er een bijzonder bericht gekomen is van Maria Magdalena:
Ik heb de Heer gezien!
Dat is een boodschap waarvoor ze bij elkaar moeten komen.
Zelfs Johannes en Petrus komen hun huis uit en gaan de anderen opzoeken.
Ze doen wel de deur op slot, uit voorzorg. Stel je voor dat anderen horen dat het graf leeg is.
Blijkbaar voelen ze een bepaalde dreiging. Blijkbaar rekenen ze op gevaar.
Daar heeft de kerk dus vanaf het begin mee te maken gehad: met dreiging.
Het kan op bepaalde plaatsen gevaarlijk zijn om bij elkaar te komen in de kerk.
Daar kunnen de christenen in Sri Lanka over meepraten, vorig jaar Pasen.
Daar kunnen christen in Egypte over meepraten, die ook te maken hebben gehad
met bomaanslagen op de kerk terwijl een kerkdienst aan de gang is.
Wij hebben nu te maken met een andere dreiging: een gevaarlijk virus,
dat we niet moeten onderschatten. Hier in Oldebroek heeft dat de ronde gedaan
en over de berg, in Heerde, heeft het virus helemaal hard toegeslagen.
Het verdriet van een plaats niet zo ver hier vandaan
en het kan zijn dat u van dat verdriet het een en ander hebt meegekregen
omdat u familie hebt in Heerde, of vrienden, of collega’s die daar werken.
Een van de predikanten in Heerde komt uit Oldebroek en preekt hier ook wel.
De eerste Paasdag, de eerste keer dat de gelovigen bij elkaar zijn,
– je zou kunnen zeggen: de allereerste kerkdienst – staat ook in het teken van angst.
Achter gesloten deuren, in afzondering.
Misschien ook wel een “unheimisch” gevoel: niet weten wat ze er van moet denken.
En dan komt Jezus in hun midden.
Bij die leerlingen, die samen zijn, die ongemakkelijk bij elkaar zijn,
Iets gehoord hebben van Maria, waarvan ze niet goed weten of ze dat moeten geloven:
Ik heb de Heer gezien!
Maria die daar vast vol enthousiasme over verteld en die anderen die afwachtend kijken.
Ze zijn bij elkaar vanwege dat bericht dat Jezus weer leeft.
Zo komt de kerk voor het eerst bij elkaar, zo zijn de volgelingen voor het eerst samen,
Vanwege die boodschap dat Jezus leeft, dat Hij gezien kan worden, buiten het graf!
Daar begint de kerk mee – en dat we op zondag bij elkaar komen heeft hier de oorsprong.
Maar zoals Johannes er over verteld, lijkt het nog niet een heel overtuigde groep,
een groep die wat angstig bij elkaar is, in ieder geval de deuren goed gesloten heeft.

Bij die groep die de deuren goed heeft gesloten, verschijnt Jezus.
Hij is in hun midden, bij die groep die bij elkaar is vanwege dat bericht van Maria.
Zo zijn we ook bij elkaar vanwege dat bericht van Maria – “Ik heb de Heer gezien!”
En ook als u meekijkt en meeluistert, via de kerkradio, via de LOCO, via Youtube,
Jezus verschijnt ook bij u, bij jou in huis, terwijl je nu meeluistert of meekijkt.
Of je nu alleen bent, of als gezin meekijkt, Jezus verschijnt
en wat Hij tegen de leerlingen zegt, zegt Hij ook tegen u, tegen jou: Vrede.
Hij geeft je Zijn vrede, hemelse vrede, vrede die van het kruis van Golgotha komt.
Ook in deze tijd vol spanning en zorg, onrust en onzekerheid: Vrede.
Dat is wat de kerk is: een groep die bij elkaar is en die het niet altijd goed weet,
maar wel met Jezus in ons midden, de opgestane Heer, Die Zijn vrede geeft.
Vrede: het zit goed met God. Je leeft weer in harmonie met Hem.
Als je in deze tijd angstig bent en je angst niet kunt kwijtraken: vrede.
Als Christus verschijnt, zowel bij de discipelen als bij jou, bij u in de kamer,
dan mag je delen in Zijn vrede, in Zijn gemeenschap.
De opgestane Heer is bij je, in jullie midden.

En dan toont Hij wie Hij is: de gekruisigde. Ik ben voor jou aan het kruis gegaan.
Dat lijden, die wonden, dat onderging Ik voor jou, zodat jij Mijn vrede kunt ontvangen.
Neem het maar aan. Geloof het maar.
Ik kom speciaal naar je toe om je dat mee te delen, om je Mijn vrede te geven.
Dat brengt vreugde in hun leven.
Pasen betekent vreugde, omdat Jezus terugkomt – om Zijn gemeenschap te geven.
Omdat we Zijn vrede mogen ontvangen. Vreugde omdat Jezus er is.
Die vreugde kent u toch ook? Die vreugde heb jij toch ook?
Natuurlijk, die vreugde is er niet altijd en ben je ook kwijt.
Daarom geeft Jezus steeds Zijn vrede. Hij geeft het aan de discipelen meerdere keren.

Vanuit die vrede die Christus geeft, stuurt Hij hen er ook op uit.
Het is niet de bedoeling dat je in huis blijft zitten. Ja, nu in deze tijd wel.
Het is de bedoeling dat je die vrede uitdraagt. Dat hoeft niet altijd door te spreken.
Dat kun je ook doen door ergens te zijn en die vrede van Christus bij je te hebben
en vandaar uit te leven, die vrede van Christus door je heen te laten stromen.
Er zijn juist in deze tijd volop mogelijkheden.
Als je in het ziekenhuis werkt, of de thuiszorg en er komt heel wat op je af.
Je krijgt heel wat te horen en heel wat te zien.
Je kunt het ook mee naar huis nemen en er wellicht niet goed van slapen.
Voor de meesten in de zorg is dit een heftige tijd – en wellicht kun je daar over meepraten.
Toch kun je door je werk liefdevol te doen, zorgvuldig, met aandacht voor de mensen,
die vrede doorgeven, al zijn er ook beperkingen en kun je soms de zorg niet geven,
die je zou willen geven aan je mensen, omdat je ook om jezelf moet denken.
Ik wens je toe dat je dat werk vanuit deze vrede mag doen,
En ik hoop oprecht dat je merkt dat die vrede van Christus in je werkt
en door je heen werkt naar de mensen voor wie je werkt.

Dan doet Jezus iets bijzonders.
Hij blaast op Zijn leerlingen.
Net als Zijn Vader deed toen de allereerste mens, Adam, werd geschapen
en God Zijn Geest, Zijn adem in de mens blies en zo het leven gaf.
Zo leven de discipelen door deze Geest die Jezus over Zijn discipelen laat gaan.
Of denk aan dat merkwaardige visioen van Ezechiël – Ezechiël 37.
Een vallei vol dode skeletten krijgt hij te zien. Dat is er nog over. Totaal geen leven meer.
Maar als de Geest van God in hen komt, worden ze weer levend en staan ze op.
Als Jezus Zijn Geest over de leerlingen laat gaan, maakt Hij hen weer levend.
Hij geeft aan hen Zijn Geest, Zijn kracht om getuige te zijn.
Om te leven uit de opstanding en om die opstanding door te vertellen
om aan anderen te laten zien welk verschil het in je leven maakt dat Jezus is opgestaan,
dat je er een nieuw mens door wordt.
Dat je in staat bent om Zijn vrede door te geven.
Dat is de kerk met Pasen: we krijgen de Geest van de opgestane Heer.
We krijgen Zijn kracht, die in ons werkt en die ons getuige maakt, vredebrengers,
Gezanten van deze Christus die de dood overwon.
Jezus geeft aan de kerk de volmacht om namens Hem op te treden, om Hem te brengen.
We mogen als kerk zelfs in Zijn naam de zonden vergeven.
Elke keer als we bij elkaar komen als kerk en onze zonden beleden worden
en we vergeving ontvangen, dan zijn ze ook door Christus vergeven.
Dat is een hele verantwoordelijkheid die Jezus aan Zijn leerlingen geeft.
Zijn leerlingen die Hem in de steek hadden gelaten, die moeite hadden om te geloven,
Die eerst de ontmoeting met Hem nodig hadden
om te geloven dat Hij werkelijk opgestaan was.
Zij krijgen het gezag om de zonden te vergeven.
Als kerk krijgen we de volmacht, het gezag om de zonden te vergeven.
Ook het omgekeerde trouwens: als de zonden niet vergeven zijn, dan vergeeft Christus niet.
Dat is een hele verantwoordelijkheid die we niet zonder de Geest van Christus kunnen.
Alleen de Heilige Geest kent Christus zo goed, veel meer dan wij kennen.
Daarom kan dat niet buiten de Heilige Geest om.

Er is er een bij, die dit alles heeft gemist.
Ook dat kan blijkbaar: dat je hoort over Jezus die is opgestaan, maar dat je wegblijft.
Als jongere heb ik het altijd heel fijn gevonden dat Thomas in de Bijbel stond.
Dat gaf mij de ruimte om te twijfelen. Blijkbaar kan Jezus dat hebben
en heeft Hij het geduld om te wachten tot Thomas ook kan geloven
en heeft Christus het geduld om aan de voorwaarden van Thomas te voldoen.
Speciaal voor Thomas komt Hij nog een keer.
Voor die leerling die er de eerste keer niet bij was en dus ook de Heilige Geest heeft gemist.
Thomas heeft zo zijn voorwaarden: Ik moest Jezus’ littekens wel kunnen zien en voelen.
Ik heb niet genoeg aan jullie verhalen over de levende Christus.
Ik moet het zelf ervaren. Hij moet ook naar mij toekomen.
Ik heb het altijd weldadig gevonden dat er voor iemand als Thomas ruimte is in de kerk.
Zo groot is het vertrouwen dat Jezus steeds weer komt en zich ook aan Thomas laat zien.
Zij hoeven Thomas het geloof niet te geven.
Dat kan alleen Christus en dat zal Hij dan ook gaan doen.
Thomas zit er de volgende keer bij. Dat is op zich al een wonder.
Dat hij zich laat meenemen.
Misschien miste hij het contact met de andere leerlingen,
zolang opgetrokken en al staat hij erbuiten omdat hij het geloof niet heeft,
hij komt er toch bij.
We weten niet eens of Thomas wel geloofde dat Jezus nog een keer kwam,
al had hij wel die voorwaarde gesteld.
En Jezus komt ook. Speciaal voor Thomas. Nog een keer.
De aarzeling van Thomas is geen reden voor Jezus om weg te blijven.
Ook nu is Jezus de goede Herder, die de Zijnen opzoekt en terugbrengt.
Thomas, voor je ongeloof is geen reden. Ik leef. Kijk maar, voel maar de wonden.
Er zijn verschillende schilderijen gemaakt van deze ontmoeting van Thomas met Jezus,
waarin Thomas heel nauwkeurig de wonden van Jezus naspeurt,
soms zelfs met zijn vingers peutert in de wonden van Jezus
om zich echt ervan te vergewissen dat het echt Jezus is.
Mijn Heer, mijn God.

Steeds in het evangelie zijn er mensen op zoek naar Jezus,
en vaak hebben ze een hele weg om te ontdekken wie Jezus is
En Thomas, al twijfelt hij het meest van alle leerlingen, is een hoogtepunt:
Mijn Heer, mijn God.
Jezus weet alle barrières van ons ongeloof te doorbreken, te overwinnen.
Desnoods moet Hij speciaal voor ons komen, aan ons verschijnen.
Zalig ben je, als je kunt geloven, zonder dat je Jezus hebt gezien
en genoeg hebt aan de woorden.
Dan heb je het leven gevonden, nieuw leven, leven dat niet ophoudt bij de dood,
maar deelt in de opstanding van Christus.
Christus leeft en omdat Hij leeft, kunnen wij leven hier op aarde
en zullen we leven, ook na onze dood.
Dat leven krijg je door te geloven en als je gelooft krijg je dit leven.
Kunt u, kun jij net als Thomas Jezus belijden: mijn Heer, mijn God?
Amen

Preek Eerste Paasdag 2020

Preek Eerste Paasdag 2020
Schriftlezing: Johannes 20: 1-18.

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

De Heer is waarlijk opgestaan! Halleluja!
Een mooiere boodschap is er niet te brengen op Pasen.
Christus bleef niet in het graf, maar stond op. Opgewekt door God. De dood overwonnen.
Het zou mooi zijn om daar in de kerk van te zingen, begeleid met koperblazers,
meegenomen door de muziek, meegenomen door de woorden.
Het is kaal om zo zonder kerkgangers te zijn,
kaal ook om met Pasen niet op familiebezoek te kunnen.
De allereerste Paasdag begint ook niet als een feest.
Donker is het nog als Maria naar het graf gaat.
Het is ook donker in haar leven, donker in haar hart.
Hoe moet het verder met haar nu Jezus dood is, haar Meester om wie ze zoveel gaf?
Hopeloos donker was ons leven, een bange droom, een lange nacht.
Waar was ons laatste licht gebleven: Christus die ons de toekomst bracht?
Pasen begint in de leegte, het gemis, met het verdriet om de dode Jezus.
En het wordt er niet beter op als Maria bij het graf komt: de steen is weg.
Maria kan maar één ding bedenken: Er is iemand geweest die het graf heeft opengemaakt en het lichaam van Jezus heeft meegenomen naar een onbekende plek.
Het lichaam van Jezus is er niet meer waar het was.
Niet meer in het graf, de plek om te zijn om te gedenken wie Jezus was.
De plek die de herinnering aan wie Jezus was moest vasthouden,
waar Zijn nagedachtenis bewaard zou blijven en gekoesterd zou worden – geschonden.
Niet alleen is Jezus nu dood, maar is ook Zijn lichaam weg uit dit graf.
Nu kan ze niet meer treuren op de plek, want Jezus is er niet meer.
Dat de steen weg, is het enige dat ze kan zien met haar ogen.
Het zijn nog niet de ogen van het geloof.
Ze kan alleen die steen zien die weggerold is en het graf open is
En omdat ze nog geen geloof heeft, kan ze alleen aan het ergste denken.

In paniek gaat ze weg en ze zoekt Petrus op en vertelt het hem:
Petrus, ze hebben de Heer uit het graf gehaald.
Ook gaat ze naar een andere discipel,
een discipel die voor Jezus een speciale betekenis heeft:
de discipel van wie Jezus houdt – later in het evangelie zal dat Johannes blijken te zijn.
Johannes, het lichaam van Jezus is uit het graf gehaald.
En waar ze het lichaam gelaten hebben, weten we niet. De plek is onbekend.
De paniek werkt aanstekelijk.
Eerst verlaat Petrus zijn huis en gaat op weg naar het graf
En ook Johannes gaat weg van het huis waar hij verblijft.
Als ze elkaar tegenkomen, gaan ze eerst gelijk op, maar Johannes is sneller.
Was er een aarzeling bij Petrus, omdat hij niet goed wist wat er te wachten staat
of omdat hij nog herinnerde aan de laatste keer dat hij Jezus zag,
het moment waarop hij zei dat hij Jezus niet kende?
Of was er een bepaalde verwachting bij Johannes, een stille hoop,
waardoor hij niet kon wachten om naar het graf te gaan.
Hield hij rekening met een andere mogelijkheid en was hij daarom sneller dan Petrus?
Zo kan het gaan: je komt bij elkaar en je trekt samen op
en toch is er bij de een eerder iets van het geloof, iets van het besef dat Christus werkt
en is er bij de ander, zoals bij Petrus aarzeling,
het geloof is soms te mooi om waar te zijn.
Voor ik verder ga, moet ik het wel eerst zeker weten, dat het waar is.

Zo is Johannes als eerste. Hij gaat een stap verder dan Maria.
Johannes werpt een blik in het graf. Het is wel hetzelfde kijken als Maria.
Hij ziet wel meer dan Maria.
Maria bleef buiten staan en maakte geschrokken rechtsomkeert.
Het geloof in de opgestane Heer moet groeien.
Het gaat stapje voor stapje, steeds een stap verder in het ontdekken van het geloof,
Steeds een stapje dichterbij.
Geloof in de levende Christus komt niet in één keer,
in ieder geval niet op de dag van Christus’ opstanding.
Steeds een stap verder van niet-begrijpen en niet-kunnen-geloven
en het gaat stapje voor stapje naar de ontmoeting met de levende Heer zelf.
Zo kan het ook bij u gegaan zijn, of bij jou: stapje voor stapje,
door allerlei twijfels heen, of aarzelingen, en toch: steeds een beetje verder.
Johannes kijkt in het graf, al een stap verder dan Maria, maar ziet nog op dezelfde manier.
Hij ziet de doeken liggen. Niet het lichaam. Alleen de doeken.
Hij gaat niet het graf in. Hij blijft buiten het graf staan en kijkt alleen.
Trekt hij een conclusie uit wat hij ziet? Dat wordt niet gemeld.
Het kan zijn dat hij denkt: de doeken liggen er, dan is het lichaam er nog.
Niets aan de hand, zorgen om niets. Ik hoef niet meer te weten. Het is goed zo.
Hoewel Petrus wat minder hard ging dan Johannes en later aankwam bij het graf,
gaat hij wel een stap verder. Hij gaat ook het graf in.
Hij ziet ook meer dan Johannes: hij ziet niet alleen de doeken liggen,
maar ook de doek die om het hoofd was gewikkeld. Die doek ligt op een andere plek.
Dan komt ook Johannes.
Hij gaat nu wel het graf in en ziet wat Petrus ziet,
maar bij hem wordt er iets meer gezegd: hij ziet en gelooft.
Weer een stapje verder dan hij eerst deed en nog weer een stapje verder dan Petrus.
Alleen is het de vraag wat voor een geloof dat is,
want er staat dat ze beiden het gebeuren niet op de Schrift betrokken
en dat ze wel het een en ander in het graf zagen, maar niet dachten aan Gods Woord
waardoor ze hadden kunnen weten dat Jezus was opgestaan.
Dat is ook Pasen: aan de ene kant wordt er verteld hoe het geloof in de levende Heer
steeds stapje voor stapje begint te dagen, omdat het zo onvoorstelbaar is wat er gebeurde
– in ieder geval onvoorstelbaar in ogen van mensen
en tegelijkertijd zit er altijd toch een verwijt in: jullie hadden het kunnen weten.
Jullie hadden het kunnen weten uit Jezus’  eigen woorden.
Jullie hadden het kunnen weten, als je de Schrift kende.
Er gebeurt verder ook niets.
Ze zijn bij het graf geweest, hebben in het graf gekeken, hebben de doeken gezien
en daar blijft het bij. Ze gaan weer terug naar huis.
Het gebeuren zet hun leven niet op z’n kop. Geen halleluja dat aangeheven wordt.
Geen vreugdedans op weg naar huis, of op weg naar de andere discipelen.
Nee, ze gaan weer naar huis.
Op de allereerste paasdag verandert er niets in het leven van de leerlingen.
Ja, ze zijn bij het graf geweest. Maar dat is het dan.
Net of ze gerustgesteld zijn dat Jezus er nog is.
Geen zoektocht naar Jezus, geen besef dat er ook maar iets gebeurd is.
Of het moet bij Johannes zijn.
Maar dat geloof kan bij hem ook nog betekenen, dat alles in orde is.
Dat hij nergens over hoeft in te zitten.

Ook bij Maria duurt het een tijd voor ze begrijpt wat er gebeurd is.
Voordat ze inziet en gelooft dat Jezus is opgestaan.
Daarvoor is er eerst een ontmoeting met de levende Christus nodig.
En zelfs dan, als ze Hem ontmoet, dan duurt het nog een tijd voor ze gelooft.
God heeft vaak een lange weg nodig om ons zo ver te krijgen
Dat we geloven dat Jezus werkelijk is opgestaan uit de dood.
Er zijn heel wat tekenen: de doeken liggen in het graf, netjes opgevouwen,
het doek om het hoofd van de Heer ligt op een andere plek.
Maria krijgt in het graf nog meer te zien: twee engelen.
Engelen zijn boden die door de hemelse Heer worden gezonden
om op aarde een speciale boodschap te brengen.
Maria blijft echter buiten het graf staan en ziet wel de engelen.
Die engelen zitten op de plek waar Jezus heeft gelegen.
In plaats van een dode engel twee hemelse gezanten die daar zitten.
Ze moeten zich wel verwonderd hebben over het feit dat het bij mensen zo lang duurt
voordat ze beseffen wat er gebeurd is en voor ze gaan geloven in de opgestane Heer.
Ze zeggen het dan ook tegen Maria: Waarom huil je eigenlijk?
Maria, dit is geen dag van tranen, al ben je bij het graf.
Bij dit graf hoef je niet te huilen. Hier mag je blij zijn, dansen van vreugde,
het uitzingen: Halleluja, loof de Heer. Hij is waarlijk opgestaan!
Maar Maria zit te diep in het verdriet, in de wanhoop dat haar Heer nu ook nog weg is.
Niet alleen dood, maar Zijn lichaam zelfs uit het graf verdwenen.
Ze hebben mijn Heer weggenomen en ik weet niet waar Hij nu gebleven is.
Jezus is al bij haar, zonder dat ze het weet.
Hij is bij haar, maar ze kan Hem niet zien.
Jezus is al in haar leven en zij bij Hem in Zijn gemeenschap
en toch, ze kan het nog niet zien,
nog steeds zit in haar hoofd dat Jezus is weggehaald uit de dood.
Dat Hij door God uit de dood zou kunnen weggehaald, komt niet bij haar op.
Wat zijn haar ogen verblind door de tranen. Ze kan niet zien wat er gebeurt.
Ook Jezus stelt de vraag naar het verdriet: Maria, waarom huil je eigenlijk op deze dag.
Ja, je bent bij een graf. Maar dit is geen graf om bij te huilen, om verdrietig te zijn.
Ben je naar iemand op zoek? Naar wie zoek je eigenlijk?
Door haar verdriet herkent Maria de stem van haar Heer nog niet.
Ze denkt dat het iemand is, die de zorg draagt voor deze tuin.
Aangesteld om deze tuin met het graf van deze bijzondere Meester te onderhouden.
Ze krijgt al meer te zien dan Petrus en Johannes.
Ze krijgt gezanten van God zelf te zien. Ze krijgt Jezus te zien.
Maar het verdriet is te sterk, de wanhoop heeft haar teveel in de greep
en wat er gebeurd is, gaat zo alle voorstellingsvermogen te boven.
Maria kan het nog niet geloven.
Ze hoort wel de stem van haar Heer, maar het dringt niet tot haar door.
Pas als ze bij haar naam geroepen wordt.
Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van Mij.
De stem van de Goede Herder, die de zijnen bij hun naam kent
en hen bij hun naam roept.
Dat brengt de ommekeer bij Maria teweeg.
Ze keert zich om: letterlijk, naar Jezus toe.
Maar het is ook figuurlijk: een ommekeer in haar leven, een bekering.
De ogen gaan open.
En als Maria zich omdraait als ze haar naam hoort, wordt het Pasen voor haar.
Staat zij op uit het ongeloof, staat zij op uit het verdriet
En wordt het nieuwe leven ook voor haar. Heer, mijn Meester, Ik hield zoveel van U.
Daar bent U weer. Levend en wel.
Het wordt Pasen voor Maria: Haar Heer is er weer.
Ze wil Hem weer in de armen sluiten. Maar het mag niet.
Niet omdat er een regel was van anderhalve meter afstand, zoals nu,
Ook nu kun je elkaar niet even omhelzen, wanneer je dat zou willen.
Of een troostende arm om elkaar heen slaan.
Misschien mist u dat wel: dat u uw dochter niet even kunt omhelzen
of dat u uw zoon een bemoedigende klop op de schouder kunt geven
of de kleinkinderen op afstand moet houden, of je niet naar vrienden toe kunt gaan.
Een rare tijd van afstand houden. Ook Maria moet afstand bewaken tot Jezus.
Om een andere reden: Jezus is onderweg naar de hemel, op de weg naar Zijn Vader.
Op weg naar huis, het huis met de vele woningen, waar Jezus plaats zal bereiden.
Maria wil Jezus voor altijd bij zich houden.
En dat kan ook. Ook wij zijn een gemeenschap met Christus, de levende Heer, bij ons,
Hij is in ons midden. Hij is ook bij u, bij jou thuis. We zijn met Hem verbonden.
Maar wel met Christus die in de hemel is en door Zijn Geest in ons midden is.
Daardoor is Hij ook bij ons, in ons midden aanwezig.

Het is voor u, voor jou wellicht een vreemd Paasfeest.
Niet naar de kerk. Geen bijzondere muziek in de kerk. Niet naar familie.
En toch: Jezus is in ons midden.
Het is een vreemd Pasen.
In de afgelopen dagen moest ik denken aan Sri Lanka,
Waar vorig jaar met Pasen diverse kerken getroffen waren door bomaanslagen,
Waarbij meer dan 300 doden vielen.
Toen werd er meegeleefd. Nu hebben we zelf onze zorgen,
al kun je die niet vergelijken met het verdriet en de pijn die er toen was gekomen.
We delen wel in dezelfde Heer, de Heer die de dood kent en in de dood is geweest
Maar ook weer levend geworden is en de dood heeft overwonnen.
Maria mag het gaan vertellen. Ze gaat opnieuw naar de discipelen toe.
Nu met een ander verhaal een andere boodschap: Ik heb de Heer gezien.
Dat letterlijk zien kunnen wij niet nazeggen en toch kunnen wij het zeggen:
Wij hebben de Heer gezien.  Als je ogen van het geloof hebt.
Als je zingt, als je over Hem hoort, over Hem spreekt, als Hij je naam noemt
en tegen je zegt: Ik leef en Ik maak jou ook levend, door je bij je naam te noemen.
Christus onze Heer verrees. Halleluja!
Amen

Preek Tweede Paasdag 2019

Preek Tweede Paasdag 2019
Schriftlezing: Lukas 24:13-35

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Hem zagen ze niet
De weg naar Emmaüs is voor veel gelovigen bekend
en misschien hebt u die weg ook wel eens gelopen, van Jeruzalem naar Emmaüs.
Of loop jij op dit moment weg van Jeruzalem naar Emmaüs.
De weg naar Emmaüs ga je als je door teleurstellingen niet meer kunt geloven.
Je hebt er niet helemaal mee gebroken.
Je bent niet ongelovig geworden, maar het lukt niet meer om te geloven
omdat er iets gebeurde in je leven waardoor je teleurgesteld geraakt bent in God.
Voor Kleopas en zijn metgezel, die samen op weg gaan,
is de teleurstelling niet alleen dat Jezus gekruisigd werd en stierf en begraven was.
Dat had er al diep ingehakt en ontnam hen alle hoop.
Maar wat hen deed besluiten om de groep te verlaten en weer naar huis te gaan,
– misschien voorgoed afscheid van de groep van Jezus’ leerlingen –
was het verhaal waarmee de vrouwen kwamen aanzetten: dat Jezus was opgestaan.
In eerste instantie hadden alle aanwezigen meewarig gelachen: dat kan toch helemaal niet.
In de loop van de dag waren er echter meer berichten geweest
en begonnen anderen, die het eerst niet konden geloven, er toch van overtuigd te raken
dat er wat was gebeurd en zich begonnen af te vragen:
Zou het dan toch waar zijn dat Jezus opgestaan was uit de dood?
Dat was voor hen de druppel. Nu was het tijd om naar huis te gaan
en de anderen achter te laten. Dit konden ze niet aan.
Zo laten ze de gemeente in Jeruzalem achter en gaan ze hun eigen weg.
Het zijn kerkverlaters, die wel zouden willen geloven, maar het gewoonweg niet kunnen.
De teleurstelling is te diep, de berichten te ongeloofwaardig.
Daar houden ze het niet meer bij uit en gaan op weg naar hun eigen huis.

Onderweg praten ze hun teleurstelling en hun frustratie van zich af.
Met z’n tweeën spreken ze hun verbijstering erover uit,
dat de anderen de verhalen van die vrouwen toch lijken te gaan geloven.
Er klinkt verontwaardiging, boosheid in hun woorden door
en het is een heftig gesprek dat ze samen voeren,
zo heftig dat het de aandacht trekt van iemand anders die ook op die weg loopt.
Lukas vertelt er meteen bij, Wie die persoon is die mee gaat wandelen:
Het is de levende Heer, die opgestaan is uit de dood en zich hier aan hen laat zien.
Dat Jezus het is, kunnen ze echter niet zien.
Hun ogen zijn gevangen – te groot is de teleurstelling, te diep het verdriet.
Het verhaal van de Emmaüsgangers is een geliefd verhaal,
omdat het eerlijk is over de teleurstelling die ook gelovigen kan overvallen,
en niet verzwijgt dat het ook gelovigen kan overkomen, dat ze afhaken
omdat ze niet mee kunnen komen in de vreugde van Pasen,
zich buitenstaander voelen tussen al die anderen die de vreugde wel kennen.
Dat is niet de enige reden, waarom dit verhaal zo graag doorverteld wordt.
Ook omdat op die weg, waarop de teleurstelling de overhand heeft
en waarop je afhaken en niet meer mee kunnen komen Jezus zelf met hen mee loopt
met hen het gesprek aangaat, hen opzoekt in hun verdriet en teleurstelling,
zich aan hen voordoet als ze het geloof dreigen op te geven
en hen uitdaagt om te vertellen wat er in hun hart leeft.
Dit verhaal biedt hoop, want stel dat de opgestane Heer zo ook met jou of met u meeloopt
en aan jou vraagt: Wat is er nu gebeurd in je leven?
Vertel je verhaal eens aan Mij. Ik zal naar je luisteren.
Ik loop net zo lang mee, totdat je helemaal je verhaal gedaan hebt
en je al je teleurstellingen en pijn verteld hebt.
Hij zag je elk moment en telde elke traan.
Dat heb je wellicht niet door, dat de Heere in de hemel ook jouw verdriet en pijn kent.
Wellicht heb je eerder het gevoel dat je er alleen maar mee rondloopt
en het als een zware last meesjort, terwijl je zou willen dat de Heere je ziet
en je hebt het niet door, dat Hij al met je meeloopt en met je optrekt
en dat Hij het is, die naar de vragen luistert, die in je hart leven,
Die je voor je gevoel alleen maar aan jezelf stelt,
of hooguit deelt met iemand die je echt goed kent.
Heel je hart, al je pijn is bij Hem bekend.
Ga daarom maar het gesprek aan met Hem.
Omdat Hij van je hield gaf hij zijn eigen Zoon.
Hij wacht alleen nog maar totdat je komt.

[We luisteren naar: Nog voordat je bestond, kende Hij je naam]

O onverstandigen en tragen van hart!
Het is een heel verhaal wat Kleopas te vertellen heeft.
Eerst is hij verbijsterd dat hij deze man, die met hen mee gaat lopen,
moet vertellen wat er in Jeruzalem is gebeurd:
‘Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem?’
Soms is het te pijnlijk om het te vertellen en dat is het prettig als de ander het weet,
zodat je het niet uit de doeken hoeft te doen.
Maar als er iemand is, die oprecht luisteren wil, dan kun je je hart uitstorten
en dat is er ook wat er gebeurt met Kleopas.
Hij vertelt hoe bijzonder Jezus voor hem was:
een profeet waarin je de kracht van God kon merken.
Zowel God als het volk waren blij met wat hij deed.
Kleopas vertelt ook wat er fout is gegaan.
Hoe Jezus, ondanks dat Hij door God en de mensen geliefd werd,
een vernederende dood moest sterven, door middel van verraad en de dood aan het kruis
en hoe met de dood van Jezus alle hoop op het ingrijpen van God was vervlogen.
Nu Jezus gestorven is, zal er geen redding komen.
En wat moet er nu met hen en met het volk terecht komen?
Hij, Kleopas weet het niet meer.
Dat hij geen uitkomst meer ziet, geen hoop meer heeft,
Dat is nog niet eens het ergste.
Maar wat die vrouwen vertelden over het graf en Jezus die zou zijn opgestaan.
Maar ze hebben Jezus niet gezien. Hoe kunnen ze dan vertellen dat Jezus is opgestaan?
Dan is hij uitverteld. Zijn hele hart heeft hij kunnen luchten bij Jezus,
die met hem meeliep, zonder dat Kleopas door had
Dat hij de Heere Jezus informeerde over wat er met Jezus was gebeurd.

De reactie van Jezus op zijn verhaal had hij misschien niet verwacht.
Want in plaats van begrip en troost krijgt Kleopas met zijn metgezel te horen
dat het hen aan geloof ontbreekt, dat ze niet in staat zijn om te zien hoe God werkt.
Ondanks dat ze naar Jezus’  onderwijs geluisterd hebben, missen ze kennis over God
En hebben ze geen idee wat Zijn manier van werken in onze wereld is
En hun hart bevat niet het geloof om te kunnen begrijpen dat hier God aan het werk is.
Onverstandig en traag van hart zijn ze.
Daarmee bedoelt de Heere Jezus dat ze niet in staat zijn
om het onderwijs van Jezus op deze situatie kunnen betrekken.
Dat ze vergeten om de Bijbel er op na te slaan, om te zien wat Gods weg zou zijn.
Dat het zoveel tijd kost, dat hun hart open gaat voor het evangelie.
Dat hun hart er zo lang over doet om te geloven
En dat laat zien dat hun hart niet op Christus is georiënteerd.
Door het verdriet dat in hun leven gekomen is,
teleurstelling die hen zo diep geraakt heeft,

diep in het hart, hebben ze geen oog meer voor Gods werk
en missen ze de ogen van het geloof, waarmee ze Gods hand in het gebeuren zien.
Ze moeten dat gaan leren.
Ze moeten beseffen dat hier in de dood van Jezus en ook in Zijn opstanding
de Heere op een bijzondere manier aan het werk is.
Maar hoe leren ze dat?
Dat kunnen ze alleen maar leren door in de Bijbel te lezen
door daarin te zien hoe God zich bekend maakt, vertelt over Wie Hij is.
Ik ben die Ik ben, is Zijn naam waarmee Hij zich bekend maakte aan Mozes.
Verborgen aanwezig deelt U mijn bestaan.
Waar ik ben, bent U: wat een kostbaar geheim.
Als God zichzelf een naam geeft, Zijn naam bekend maakt,
heeft Hij een naam gekozen met een betekenis: Ik ben er, Ik zal er zijn – is de betekenis.
Of iets vrijer: Ik sta voor je klaar, Ik kom voor je op.
Het is het beeld dat God iets voor je doet, iets voor je bevecht, iets voor je regelt.
Maar wel op een bijzondere manier.
Gods weg is vaak niet de makkelijkste:
Jozef werd eerst in de put gegooid en raakte daarna in de gevangenis
Voor hij aan het hof van de farao mocht dienen als onderkoning.
Israël moest eeuwen in Egypte wonen en werd uiteindelijk als slaaf behandeld,
totdat het na een lange, moeilijke tijd van onderdrukking mocht uittrekken.
De reis in de woestijn duurde niet een jaar, maar 40 jaar.
Als God omwegen kiest om tot Zijn doel te komen
– en de voorbeelden uit het Oude Testament zijn aan te vullen –
waarom zou de Messias dan rechtstreeks naar de hemel gaan
zonder de weg naar het kruis te nemen, zonder de dood in te gaan.
Weten jullie dan niet dat dit Gods plan was, dat dit moest gebeuren?
Hoe kan Gods naam anders HEERE zijn? Ik ben die Ik ben,
als Hij er niet is in de diepte waarin jullie je bevinden.
Hoe kan Hij je bevrijden uit de gevangenis en de slavernij van de zonde
Als Hij die weg niet genomen had?

‘Ik ben die Ik ben’ is uw eeuwige naam.
Onnoembaar aanwezig deelt U mijn bestaan.
Hoe adembenemend, ontroerend dichtbij:
uw naam is ‘Ik ben’, en ‘Ik zal er zijn’.

[We luisteren naar – ‘Ik zal er zijn’, SELA]

Was ons hart niet brandende in ons?
Dit lied Ik zal er zijn heb ik al enkele keren meegemaakt tijdens een dienst
Waarin we afscheid moesten nemen, van iemand die overleden was.

In tijden van vreugde, maar ook van verdriet,
ben ik bij U veilig, U die mij ziet.

De toekomst is zeker, ja eindeloos goed.
Als ik eens moet sterven, als ik U ontmoet:
dan droogt U mijn tranen, U noemt zelfs mijn naam.
U blijft bij mij Jezus, laat mij niet gaan.

Als Kleopas en zijn metgezel zo in gesprek raken over de weg die God gaat,

Waarover al verteld wordt in het Oude Testament, gebeurt er bij hen iets.
Er wordt een verlangen geboren.
Als het al in de Bijbel staat, dan zou het wel eens waar kunnen zijn.
Als daar staat, dat de weg van Christus niet een mooie weg omhoog is,
maar een omweg, waarop Hij moet lijden, dan zou het wel eens waar kunnen zijn.
Als de weg van Jezus past in de weg die Jozef ging
en die Mozes ging,
als het paste bij de weg die zijn verre voorvader David moest gaan,
Toen hij op de vlucht was voor koning Saul en moest vrezen voor zijn leven,
dan is het niet vreemd als de Messias, die door God gestuurd is, de dood in ging.
dan moest dat wel gebeuren voor Hij de hemelse heerlijkheid in ging.

 

 

Hoe dichter ze bij Emmaüs komen, hoe meer de vreugde in hun hart komt.
Hoe dichter ze bij huis komen, hoe meer er geloof in hun hart komt.
De traagheid verdwijnt uit hun hart en ze worden steeds enthousiaster.
Zou het dan toch?
Zonder dat ze het weten, wordt de weg naar Emmaüs, de weg van twijfel,
De weg waarop ze afhaakten veranderd in een weg van geloof,
omdat Christus er zelf op meeloopt.
En in hun hart begint het langzaam aan te zingen.
Het is waar: onze Heer leeft. Hij is waarlijk opgestaan.
Nog steeds zien ze Hem niet en dat het in hen verandert hebben ze nog niet door.
Achteraf, als Jezus vertrokken is, nadat ze Hem hebben herkend,
geven ze aan dat er toen een verlangen in hen gewekt is,
een vuur dat brandt, het vuur van het geloof, dat niet meer dooft,
omdat het door de Heer zelf was aangestoken.
Was ons hart niet brandend in ons?

Gij hebt mijn weeklacht en geschrei
veranderd in een blijde rei !
Mijn rouwkleed hebt Gij weggedaan,
uw vreugdekleed deedt Gij mij aan,
dat ik zou zingen tot uw ere
in eeuwigheid, mijn God, mijn Heere !

Loop jij nog op de weg naar Emmaüs? Zie je dan niet dat Jezus met je mee loopt
om te horen wat er in jouw hart leeft
En om jou te vertellen hoe Hij er is in jouw leven
om jou het geloof te geven, het verlangen in jouw hart te wekken
om meer over Hem te weten te komen, om Hem meer te zien en te ervaren,
zodat ook in jouw hart het vuur van het geloof gaat branden.
Amen

Preek Eerste Paasdag 2019

Preek Eerste Paasdag 2019
Schriftlezing: Lukas 24:1-12.

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

In de verhalen die Lukas ons vertelt gaat het er niet alleen om dat Jezus is opgestaan,
maar gaat het er ook om dat ook wij de opgestane Heer kunnen vinden.
Lukas gebruikt hier enkele woorden, die hij vaak in zijn evangelie gebruikt
en voor hem dus blijkbaar belangrijke woorden zijn: zoeken en vinden.
Nu is bij ons de volgorde vaak dat je eerst gaat zoeken en dat je daarna vindt.
Je bent iets kwijt, wat je nodig hebt en je gaat op zoek, totdat je het vindt.
Lukas vertelt daarover de verhalen van een herder die een van schapen mist
En op zoek gaat om dat schaap te vinden.
Of die vrouw, die een penning kwijt is: ze zoekt net zo lang tot ze vindt.
Je bent iets kwijt en dan ga je op zoek.
Bij de opstanding gaat het echter net andersom: de vrouwen vinden iets
en daardoor moeten ze op zoek.
Ze zijn helemaal niets kwijt, want ze weten waar Jezus is.
Althans dat denken ze te weten:
ze waren erbij toen Jozef van Arimathea het lichaam van Jezus van het kruis haalde
en volgden Jozef toen Hij met het lichaam van Jezus naar het graf ging
en zagen met eigen ogen hoe het lichaam van Jezus in dat graf werd gelegd.
Daar gaan ze nu naar toe, nu ze een dag hebben gewacht, omdat het sabbat was
En ze niet bij het graf terecht konden, omdat de sabbat een dag van rust was,
Een dag voor God.
Maar als ze bij het graf komen, vinden ze iets, waardoor ze alsnog moeten zoeken.
Het is de omgekeerde wereld, omdat God met de opstanding van Christus alles omkeert.
Ze vinden en daardoor moeten ze alsnog op zoek.
Als ze aankomen, vinden ze niet wat nog in hun gedachten was,
de plek zoals ze daar tijdens de hele sabbat aan hebben zitten denken.
Ze treffen de situatie zo aan dat de steen van het graf is weggerold.
Ze vonden de steen afgewenteld van het graf, zegt Lukas
en gebruikt daarmee het woord, waarmee hij wil laten weten
dat God naar ons op zoek is en ons vindt.
Maar als de vrouwen vinden, moeten zij op zoek.
Als ze de steen vinden, moeten ze op zoek naar het lichaam van Christus
En het wordt nog erger, want het lichaam is hier niet,
zoals de engelen tegen de vrouwen zeggen.
Het lichaam is kwijt – weg – en daarom moeten ze op zoek.
Het is de omgekeerde weg van God: God zoekt en vindt.
Als het om God gaat, is het voor ons mensen net omgekeerd:
We vinden iets, waardoor alles in een nieuw licht komt te staan
en blijken daarmee God te missen en moeten op zoek naar Christus
tot wij Hem vinden – en Hem net als de vrouwen kunnen ontmoeten als de levende Heer.
Ik denk dat Lukas in de verhalen over de opstanding die hij in zijn evangelie ons wil leren
over hoe Christus in ons leven komt.
Hoe wij nu vandaag de dag de levende Heer kunnen ontmoeten.
Dat begint dat met het vinden van een situatie, die voor onverwacht is,
Waar je niet op gerekend hebt en waardoor de schrik je om het hart slaat
omdat je beseft: Ik ben mijn Heer kwijt. Hij is hier niet!
Je had het kunnen weten, dat Hij hier niet is,
maar omdat je niet scherp genoeg bent geweest op de signalen van God
die vertellen waar Hij wel is, ben je Hem uit het oog verloren,
Terwijl je denkt dat Hij nog bij je is, is Hij er niet meer.
Het begint al als de vrouwen Jozef met de dode Jezus volgen
en ze denken dat Jezus naar Zijn laatste rustplaats op aarde wordt gebracht.
Nu Hij gestorven is en begraven, willen ze Zijn lichaam de laatste eer bewijzen.
Ze denken niet meer aan wat Jezus vertelde over dat Hij zou sterven
en daarbij ook aangaf dat Hij weer zou opstaan uit de dood.
Elke keer als ik dat lees, ook nu weer, vraag ik me af:
Hoe hebben ze dat kunnen vergeten,
dat Jezus zowel Zijn dood als opstanding had aangekondigd?
Wat de dood aan het kruis zo’n ingrijpende gebeurtenis,
Waardoor alle geloof dat ze in Jezus hadden in één klap onderuit ging?
Zou ons dat ook kunnen overkomen?
Je kent de verhalen dat Jezus is opgestaan en je gelooft dat.
Maar opeens is er iets, waardoor je dat geloof kwijt bent.
Je kunt alleen nog maar aan vroeger denken.
Psalm 42 heeft dat ook: vroeger ging ik mee met de menigte die vol vreugde was
en kon feestvieren, omdat ze God bij zich wisten,
maar nu, nu ben ik op een afstand en ik heb heimwee naar die tijd, dat ik bij God was:
Kon ik dat nog maar weer meemaken!
Ook de vrouwen bij het graf kunnen alleen nog maar aan vroeger denken:
De goede tijd dat ze veel van Jezus leerden.
Nu kunnen ze alleen nog maar een dode Jezus in ere houden
en dat willen ze doen: met specerijen en mirre
om het lichaam van Jezus zolang mogelijk in goede staat te houden.
Ze maken de specerijen en mirre klaar, maar kunnen niet naar het graf,
omdat het sabbat is.
Ook dat is weer een aanwijzing van God dat Hij er is,
want de sabbat is er om Gods daden te gedenken,
om erbij stil te staan hoe Hij de schepping gemaakt heeft:
op de 7de dag om te rusten van de schepping.
Om te vieren hoe ze uit Egypte zijn bevrijd: geen slaaf meer,
maar door Gods krachtige hand uitgeleid en nu vrije mensen.
Voor de vrouwen zal de dag van de sabbat vooral een dag zijn,
waarop ze niet naar het graf kunnen, omdat Gods  regels houden hen tegenhouden.
En er is haast bij, want als het lichaam niet gauw behandeld wordt,
Zal het lichaam vergaan.
Ze staan er niet bij stil dat ze goed voor een dode Jezus willen zorgen,
terwijl God al bezig is om Hem op te wekken.
Voor hen telt alleen de werkelijkheid dat Jezus dood is.
Dat God in staat is om alles nieuw te maken, opnieuw te handelen,
te komen met Zijn macht en majesteit – de sabbat was bedoeld om dat te overdenken
– de vrouwen staan daar niet bij stil en wachten tot de sabbat voorbij is
en op z’n allervroegst, wanneer de dag nog maar amper begonnen is, gaan ze.
Ze zitten nog bij de situatie, zoals ze die achtergelaten hadden.
Wat ze vergeten zijn, is dat in de tussentijd God ook kan werken.
Ik begrijp wel waarom ze dat vergeten zijn,
want wie houdt er nu rekening mee na een begrafenis
Dat degene die je weggebracht hebt weer zal opstaan uit de dood.
Daar is de dood te werkelijk voor. De dood is het einde van het aards bestaan.
Het is ook geen beter weten van Lukas als hij ons doorverteld
dat de vrouwen hadden kunnen weten dat Jezus zou opstaan.
Er klinkt wel een verwijt aan de vrouwen, uitgesproken door de engel.
Maar dat verwijt is voor ons bedoeld.
Hij wil tegen ons zeggen: betrek elke situatie op God
en houd rekening mee, dat God kan ingrijpen,
de hele situatie kan omkeren, zoals Hij Jezus uit de dood riep
en terugbracht in het leven.
Want Lukas tekent met de weg die de vrouwen gaan de weg voor ons,
Waardoor wij tot geloof kunnen komen:
De start van de weg naar het geloof kan beginnen op het moment dat je God niet kent.
Maar kan ook beginnen op het moment, dat je er geen rekening mee houdt
dat God iets kan doen. Dat je dat geloof hebt opgegeven.
De situatie is zoals je die achtergelaten hebt.
Wat je achtergelaten hebt, is een zieke man op een ziekenzaal in het ziekenhuis.
En voor jouw idee blijft het zoals je het de laatste keer achterliet.
Wat je achtergelaten hebt, is de crisis van je huwelijk
en je ziet niet meer dat het goed kan komen.
Of je denkt dat God niets met je te maken wilt hebben, dat jij niet bij Hem kunt horen.
De situatie is zoals hij is en er is niemand die het verandert.
Ben je dan niet net als de vrouwen die naar het graf gaan om een dode Jezus te vereren?
En als je dan iets aantreft dat je niet verwacht,
duidt je dat niet als een signaal dat God bezig is, dat God Zijn Zoon riep uit het graf,
maar is er schrik, paniek, je moet zoeken, omdat er iets niet klopt.
Voor de vrouwen is het paniek: waar is het lichaam van Jezus gebleven?
Hij zou hier toch moeten zijn? Ze hebben dat toch zelf gezien dat Hij hier neergelegd werd?
Maar hoe ze zoeken, ze vinden niet.
Ook hier is er de omgekeerde weg van God.
Als Hij naar ons op zoek gaat, vindt Hij ons, maar de vrouwen zoeken maar vinden niet.
Omdat ze Jezus zoeken tussen de doden.
Ze zoeken op een plek waar Jezus niet is en daarom vinden ze Hem niet.
Het zijn de engelen die het hen bekend maken dat ze op de verkeerde plek zoeken.
De vraag kan uitgesproken zijn met een verwijt in de stem:
Je had hier helemaal niet moeten zoeken. Je had beter kunnen weten.
De engelen kunnen de vraag ook met een glimlach hebben uitgesproken:
Hier zul je Hem niet vinden, want je zoekt op de verkeerde plaats.
Je gaat er nog vanuit dat Jezus dood is. Maar Hij is hier niet.
Juist dat ze Jezus niet vinden is evangelie.
Meestal is als je iets niet vindt, geen goed nieuws,
Want dan ben je iets kwijt en hoe langer je iets kwijt bent,
hoe kleiner de kans dat je dat wat je kwijt bent nog terugvindt.
Maar de vrouwen zijn alleen een dode Jezus kwijt,
maar dat is goed nieuws, want er is iets gebeurd:
God heeft ingegrepen. Hij heeft Zijn Zoon opgewekt.
Net zoals een ouder een kind roept, omdat het op moet staan,
tijd om uit bed te komen, zo heeft God Zijn Zoon geroepen uit het graf.
Tijd om uit het graf te komen. Opstaan!
Dat is de volgende stap in de weg van het geloof.
De vrouwen begonnen met een verkeerde Jezus en raakten die Jezus kwijt
en moeten zoeken.
Ze vinden Hem weer terug door de woorden van de engelen.
Nu zullen er hier niet in de kerk zoveel zijn die ook door een engel zijn gaan geloven.
Dat kan overigens wel, maar hoeft niet.
Het gaat om de woorden, die tegen je gezegd worden.
Dat kan inderdaad door een engel.
Het kan ook door wat je in een preek hoort, of een ouderling tijdens huisbezoek zegt.
Een meester of juffrouw op school over de Heere Jezus vertelt
of wat je onderling met elkaar deelt.
Dat je het vertelt en tegen elkaar zegt: Weet je dat niet meer dat Jezus is opgestaan?
Ben je dat vergeten?
Ben je vergeten dat de dood niet het laatste is?
Ben je vergeten dat Jezus de dood heeft overwonnen?
Ben je vergeten wat Gods plan was? Met deze wereld? Met jouw leven?
De volgende stap is geloof:
Ik denk dat in de meeste gevallen het geloof niet zo snel komt als bij deze vrouwen
en dat je vaak nog moet zoeken, zoals de vrouwen dat doet op een plek waar Jezus niet is.
En dat er iemand tegen je moet zeggen: Hij is hier niet! Hij is opgewekt!
God is aan het werk geweest.
Wat zoek je de Levende bij de doden?
Je moet op een andere plek zoeken, een plek waar je rekening houdt met God.
Waar zouden wij moeten zoeken als we Jezus willen vinden?
Voor Lukas is dat waar de woorden over Jezus klinken
of waar het sterven en opstaan van Christus wordt gevierd.
In de kerkdienst, bij het avondmaal, als je voor jezelf de Bijbel opendoet,
als je met elkaar over Christus praat, als er een Bijbelverhaal verteld wordt,
als je in jezelf nadenkt over Hem.
Dat zijn allemaal momenten dat je Christus kunt ontmoeten.
Maar het is niet makkelijk om op die woorden af te gaan.
Als de vrouwen de woorden van de engelen doorgeven,
wordt dat afgedaan als kletspraat – jullie hebben iets in je hoofd gehaald.
Het is in je bol geslagen.
Zo wordt er dus op het goede nieuws gereageerd.
Zelfs voor de volgelingen van Jezus is het moeilijk om de opstanding aan te nemen.
Zij moeten de weg van het geloof nog lopen.
Zij zitten nog in de fase waarin de vrouwen die dag begonnen.
Ongeloof wordt vaak maar moeilijk doorbroken.
Vaak is het veel makkelijker om te geloven dat het is zoals het is.
Ze halen hun schouders op.
Behalve één, die Jezus al was kwijtgeraakt:
Petrus, die Jezus kwijtraakte toen Hij Jezus verloochende.
Juist bij hem wordt er iets geraakt, waardoor hij gaat zoeken.
Hij vindt nog niet, maar denkt er wel over na.
Ook dat kan een eerste stap zijn in het vinden van Jezus:
Verwondering: er is iets gebeurd. Je begrijpt het nog niet,
maar je komt er toch niet los van.
Hij staat in het lege graf en ziet de doeken liggen.
Nee, Jezus is er inderdaad niet
– Hij vindt Jezus ook niet. Jezus zal hem vinden.
Zo gaat het vaak: Als je denkt te vinden, blijk je te moeten zoeken.
Maar als je niet kunt vinden, dan wordt je gevonden.
Dan vindt de Herder je. Dat is een troostvolle gedachte.
Amen

In de paaspreek ruimte bieden aan de aanvechting?

In de paaspreek ruimte bieden aan de aanvechting?

In het nadenken over het preken met Pasen wordt vaak gesteld, dat in de paaspreek de aanvechting een plaats hoort te krijgen. In de verhalen van Pasen kan toch ook niet iedereen geloven dat Jezus is opgestaan? Tot voor kort ging ik mee in deze gedachte en stond in mijn paaspreken erbij stil dat door het onvoorstelbare van Pasen de opstanding van Christus moeilijk te geloven is.

ANASTASI3

In de laatste jaren kom ik er op terug. Ik ga nu zelfs uit van het tegenovergestelde: in de paaspreek hoort de aanvechting niet thuis. Dat is net zomin gepast als je op de dag waarop je een huwelijksjubileum opbiecht dat er geregeld momenten zijn waarop je de ander niet ziet zitten. Daar zijn andere momenten voor. De aanvechting die er kan zijn, kan in de zes weken van de Veertigdagentijd, de zeven weken van de Lijdenstijd een plaats krijgen. Met Pasen is aanvechting in een preek ongepast.

In de verhalen rondom Pasen komt ook geen aanvechting voor. Wel ongeloof van de vrouwen, de leerlingen, van Thomas en de Emmaüsgangers, die geen rekening hielden met de opstanding. Deze vrouwen en de leerlingen worden dan ook niet getroost of bemoedigd, maar aangesproken, weggeroepen uit het ongeloof. Het is typerend voor onze tijd dat het ongeloof uit de verhalen om Pasen heen afgezwakt wordt tot aanvechting.


b3-64

Mijn vermoeden is dat mijn meeste collega’s hier anders over denken en zullen zeggen dat de aanvechting bedoeld is om de luisteraar op te halen waar hij of zij zit. Maar in mijn optiek gaan we, als we met Pasen de aanvechting een plek te geven in de preek, de aanvechting en de twijfel legitimeren, goed praten. Gaan we de ernst van het ongeloof bagatelliseren. Dat gebeurt naar mijn idee te vaak in deze tijd. Ik geef toe: eerst ging ik er ook in mee, maar ik beschouw het nu als een zorgelijk verschijnsel. Aanvechting een plek geven in de paaspreek zou wel eens net zo goed een vorm van therapeutisering van het geloof kunnen zijn, zoals dat vaker in deze tijd gebeurt.

Wanneer de aanvechting een plek krijgt, omdat de doxologie als preekstijl niet de makkelijkste is, dan kan ik dat nog begrijpen. Zelf vind ik dat niet de makkelijkste preekstijl: de preek vanuit de lofprijzing op God opbouwen, de gemeente daarin meenemen en met elkaar eindigen in die lof op God. Dat geeft aan dat er een kloof is in de gereformeerde spiritualiteit tussen theorie en praktijk. De theorie zegt dat de lof op God het hoogste is. De mens is geschapen om God te eren. De Nederlandse Geloofsbelijdenis begint bijvoorbeeld met een doxologie. Ook het antwoord van zondag 1 is als een doxologie te beschouwen.

Dan is het op zijn minst apart dat juist in de vorm waarin volgens de gereformeerde traditie God tot de gemeente komt, namelijk de preek, de aanvechting gekoesterd wordt. Dan is het op zijn minst apart dat er gepleit wordt om op de dag waarop we zo ongeveer de grootste gebeurtenis uit onze geschiedenis gedenken, pleiten om te benoemen dat dit toch wel erg moeilijk is om te geloven. Hoe komt God dan aan zijn eer?
Aanvechting mag bij Pasen in de preekvoorbereiding. Ik kan me dat goed voorstellen. Maar in de preek met Pasen hoort de aanvechting geen plek te krijgen. Hooguit als overwonnen aanvechting, als twijfel die de mond gesnoerd wordt. Aanvechting kan best op andere zondagen aan de orde komen in de verkondiging, net als de klacht of de waaromvraag. Maar met Pasen niet. Ook in de Paastijd niet, die uitloopt op de Hemelvaart, de troonsbestijging van Christus.
b3-75

Net zoals de Adventsweken en de Lijdenstijd / Veertigdagentijd een oefening zijn in nederigheid, schuld belijden, inkeer, zijn voor mij de weken na Pasen een oefening in de doxologie.  Ik zie het als een gebrek in onze gereformeerde traditie, dat we – naast het zingen – weinig andere vormen van doxologie hebben.

Preek Tweede Paasdag 2018

Preek Tweede Paasdag 2018
Filippenzen 3:1-16
Tekst: Opdat ik Hem mag kennen, en de kracht van Zijn opstanding, en de gemeenschap met Zijn lijden, doordat ik aan Zijn dood gelijkvormig wordt, om hoe dan ook te komen tot de opstanding van de doden. (Filippenzen 3:10-11)

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

(1) Kennen van Jezus
Paulus schrijft: Opdat ik Hem mag kennen.
Kent u Christus? Ken jij Christus?
Dan bedoel ik niet of je de verhalen over Jezus kunt vertellen
en dat je kunt uitleggen dat Pasen te maken heeft met Zijn opstanding,
maar dat jij Hem zelf ook kent als de opgestane Heer, persoonlijk als jouw Heer.
Wanneer Paulus spreekt over het kennen van Christus
moeten we voor de betekenis naar het Oude Testament,
Waarin kennen een heel intieme klank heeft, zoals een man en vrouw elkaar kennen.
Zoals een man en vrouw elkaar door en door kennen,
samen leven, samen slapen, van elkaar zijn en bij elkaar horen, intiem.
Zulke kennis is niet alleen kennis over iemand.
Als je de leeftijd van iemand kent, de belangrijkste gegevens uit iemands levensloop,
als je wat verhalen en anekdotes over iemand weet je vertellen,
dan ken je iemand al een beetje,
maar dat is nog niet het kennen van het Oude Testament en van Paulus.
Dat is niet alleen maar kennis over iemand, maar kennis die je hebt
doordat je het leven deelt met iemand, een hele intieme relatie, waarin je in elkaar opgaat:
Opdat ik Hem mag kennen, Christus als de opgestane Heer echt mag kennen, persoonlijk.
Kent u Christus op deze persoonlijke, intieme manier?
Zodat Christus, die gekruisigd was en opgestaan is, leeft in uw, in jouw hart?
Misschien was er wel heel wat nodig voor u Hem zo persoonlijk kende, voor jij ging geloven.
Net als er voor Paulus heel wat nodig was.
Paulus kende de verhalen over Jezus die was gekruisigd en was opgestaan,
maar moest er helemaal niets van weten van die Jezus.
Hij verafschuwde die verhalen en had een hekel aan Zijn volgelingen.
En er was geen enkele reden waarom Paulus zou gaan geloven.
Een mooier leven was er niet: geboren als kind van het verbond,
met een kennis over God en een leven in dienst van God waar velen jaloers op waren,
om zijn inzet voor Gods zaak geprezen en beroemd geworden.
Een in zijn eigen ogen waardevol leven
– totdat Paulus deze Jezus echt ontmoette, Christus in zijn leven kwam.
Toen zag er alles opeens anders uit:
Het leven dat hij had opgebouwd, de status die hij had bereikt, de gelovigheid die hij had:
allemaal waardeloos, hij had er niets aan en kon er niets mee als hij voor God kwam.
Een leven in schijn, al kon hij er hier mee voor de dag komen.
Alleen als je Christus echt kent, persoonlijk en intiem, een relatie hebt, van Hem bent,
dan heb je echt een leven: opdat ik Hem mag kennen.

(2) Kennen van de kracht van Zijn opstanding
Paulus maakt duidelijk wat het kennen van Christus inhoudt:
dat je niet alleen de verhalen over de opstanding van Christus kent,
maar dat je in je eigen leven ook die kracht van Zijn opstanding ervaart,
dat je merkt dat de opstanding van Christus ook effect op je eigen leven heeft.
Opstanding betekent voor Paulus niet alleen dat Christus uit het graf kwam,

dat de steen voor Christus werd weggerold en Jezus als de levende tevoorschijn kwam,
maar dat ook ieder die in Christus gelooft,
uit dat graf mee komt, opgestaan – uit de macht van de zonde, die ons gevangen hield,
een nieuw leven met Christus.
Dat je merkt, dat jij die dood was door de zonde, met Christus ook levend wordt.
Op Pasen vieren wij niet alleen dat Christus uit het graf kwam,
maar vieren we ook dat wij opnieuw kunnen leven.

 

Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten!

Sta op uit de doden, o zondaar, en leef, dat Christus ook over u lichte!


Ik kwam een citaat van Calvijn tegen bij een andere tekst van Paulus(Efeze 2:1),
maar we kunnen dat ook hierbij aantekenen: ‘We worden als doden geboren en leven als doden, totdat wel deelgenoot gemaakt worden van het leven van Christus.’
Dat Paulus dood was, had hij in zijn oude leven nooit gedacht.
Je kunt die dood ook goed camoufleren en vaak besef je pas hoe dood je was
als Christus in je leven gekomen is om je tot leven te wekken.
Paulus dacht dat hij juist een goede band had met God, dat zijn geloof levend was.
Maar zonder Christus die in zijn leven kwam had hij niets, schade was het zelfs,
schadelijk voor hemzelf, want het beeldde hem in dat hij God kende en met God leefde,
hij ging er vanuit dat God in zijn leven was en had niet door dat het niet zo was.
en de ogen gingen open toen Christus in zijn leven kwam,
een radicale verandering, waar Paulus nog steeds intens dankbaar voor is
en de komst van Christus in zijn leven heeft een verlangen in hem aangewakkerd:
Christus kennen en ook de kracht van Zijn opstanding in zijn eigen leven.
Want daardoor leeft hij in een nieuw leven: mijn getrouwe Heiland Jezus Christus eigen ben.
In een zondige wereld al een nieuw leven,
niet meer bezig om hier op aarde alles uit het leven te halen,
Alles op je reputatie hier te zetten, of alles van je gezondheid hier te verwachten,
je geluk te koppelen aan aardse bezittingen, maar een gerichtheid op Christus
en opgestaan in een nieuw leven, het nieuwe leven dat Christus is, de Opgestane, Levende.
En dat hier op aarde al een nieuw leven, hier in dit bestaan reeds opgestaan.
Het kennen van Christus en het kennen van de kracht van Zijn opstanding is dat leven
waarin de zonde ons niet meer beheerst, maar Christus in ons leeft
en wij in staat gemaakt worden om Zijn wil te doen.
Daaraan merk je de kracht van Zijn opstanding in je leven.
Een verandering in je wil, in wat je doet en wat je nalaat, Christus kunnen dienen.
Dat is niet pas in de hemel, dat nieuwe leven, maar hier op aarde al.

(3) Kennen van de gemeenschap met Zijn lijden
Hier op aarde al – dan heeft Paulus wat uit te leggen over zijn eigen situatie.
Paulus zit namelijk gevangen.
Daarmee wordt zijn boodschap, dat Christus is opgestaan, toch ongeloofwaardiger?
Als Christus is opgestaan uit de dood, als er een nieuw leven is, dat Paulus nu al heeft,
Waarom dan nog die gevangenschap?
Waarom moet Paulus dan rekening houden met een mogelijke doodvonnis?
Als hij dat nieuwe leven al heeft, dan hoeft hij toch niet gevangen te zitten?
En in de gemeente is er een andere zorg, die zijn boodschap ongeloofwaardig maakt:
De spanning en de zorg die er in de gemeente is:
een andersoortige boodschap dan het evangelie die verteld wordt, die aanhang krijgt.
Als er dat nieuwe leven is, als we dat nieuwe leven al kunnen kennen:
Waarom die onderlinge strijd, waarom die verdeeldheid?
Waarom dan nog lijden voor de individuele gelovige en de gemeenschap als geheel?
Staat dat dan niet haaks op de boodschap dat Christus is opgestaan
en dat wij Zijn opstandingskracht al in ons eigen leven mogen ervaren?

Nee, zegt Paulus, mijn situatie in de gevangenis ontkracht Pasen niet
en het lijden dat mij overkomt en dreigt te overkomen moet jullie niet in twijfel brengen,
want dit lijden en deze tegenslag is bedoeld om Christus nog beter te leren kennen
en nog meer te vertrouwen op Zijn opstandingskracht.
Als ik Christus meer wil leren kennen, heb ik het ook nodig om Zijn lijden te leren kennen,
Ik ben niet meer dan mijn Heer en als mijn Heer lijdt, waarom zou ik dan niet lijden?
Als Hij gevangen genomen werd en werd gedood, waarom zou dat mij bespaard blijven?
Als ik van Jezus ben geworden, kan het ook zijn dat ik deel in Zijn lijden,
dat het leven voor mij anders loopt dan ik van tevoren had gedacht.
Wanneer je gaat geloven in Jezus, wanneer Hij in je leven komt,
wordt je leven er vaak niet makkelijker op.
Tot geloof komen is geen recept voor een makkelijk leventje.
Ik denk dat heel wat gelovigen weten, dat vanaf dat ze echt gingen geloven
er ook heel wat worstelingen bijgekregen hebben, strijd en aanvechting,
misschien ook wel spot en tegenstand, of zelfs ziekte, ontslag.
Maar ook al is het er niet makkelijker op geworden, wel een gelukkiger leven,
omdat Christus in je leven gekomen is en dat is alles waard!
Maar het blijft steeds leren, zodat je geloof in Christus steeds dieper wordt,
zoals je als man en vrouw ook steeds weer moet groeien in je relatie
en dat gebeurt vaak door wat je meemaakt,
niet alleen de mooie dingen die je samen meemaakt,
maar je leert ook door de tegenslagen, de ernstige, verdrietige dingen die je meemaakt
en samen draagt en waar je samen doorheen gaat.
Misschien hebt u in uw relatie ook wel heel wat samen doorgemaakt
en het dat samen doormaken en samen dragen gaat niet vanzelf
dat kost vaak het nodige aan gesprekken, botsingen wellicht, spanningen, en toch…
zo is het delen in het lijden van Christus niet iets dat je even doet, of er even bij,
maar het kost je veel, misschien wel alles en toch … het geeft je Christus.
Opdat ik Hem mag kennen en Zijn opstandingskracht en kennen ook te delen in Zijn lijden.


(4) doordat ik aan Zijn dood gelijkvormig wordt
Let wel, het leren kennen van Christus door Zijn opstandingskracht staat voorop.
Het delen in Zijn lijden staat in het teken van Pasen
en  Pasen in ons leven dat is niet iets dat nog komt, maar dat er nu al is,
Zelfs als we te maken hebben met ziekte
en zelfs als we weten dat we niet lang meer te leven hebben
en haast niet kunnen geloven dat voor ons dat nieuwe leven al gekomen is
omdat we nog zoveel van die oude wereld die lijdt aan de vergeefsheid ervaren
of als we nog steeds worstelen met onze zonde
en haast niet kunnen geloven dat voor ons dat nieuwe leven al gekomen is
omdat we nog zoveel van de oude mens in onszelf aantreffen,
is Pasen een werkelijkheid in ons leven en delen we al in Zijn opstanding
en kunnen we de kracht van Zijn opstanding meer en meer leren kennen,
Zelfs dwars door ziekte en dood heen,
dwars door de zonde die tegen onze wil nog in ons is overgebleven heen.
We zijn er nog niet, niet in de nieuwe wereld waarin we zonder zonde zullen zijn,
maar al wel in een nieuw leven, Pasen is werkelijkheid in ons leven,
we zijn met Christus al opgestaan uit de dood van de zonde
al zal er nog een opstanding zijn, waardoor we een verheerlijkt lichaam zullen krijgen.
Hier op deze aarde, in die wereld die nog steeds lijdt,
kunnen we nog steeds lijden, gemeenschappelijk zijn in het lijden met onze Heer,
maar wel met één verschil: Christus stierf voor ons.
Als we hier op aarde kruisdragen is dat niet om Christus te redden of ons te redden,
als we delen in Zijn lijden, als dat lijden ons overkomt en we ermee te maken hebben,
dan is dat om ons te laten weten, dat Zijn dood ook voor ons geldt,
dat Christus ons meegenomen heeft naar het kruis,
dat we reeds zijn gestorven, al leven we hier volop,
dat we al opgestaan zijn, al zullen we nog door de dood heen moeten gaan.

Het is mogelijk dat deze boodschap van Paulus mensen in verwarring bracht,
Dat ze er nu al waren, dat er geen opstanding meer zal komen, en geen hemel.
Dat ze er al zijn.
Maar dat is wat Paulus niet bedoeld heeft.
We leven al in een nieuw bestaan, we delen in een nieuw leven,
maar er komt ook nog een nieuw leven.
Ik heb het nog niet verkregen, ik ben nog niet volmaakt, het volmaakte moet nog komen.
Als Christus komt en we na onze opstanding in de hemel worden opgenomen.
Delen in het lijden van Christus kan ook er zijn om ons te herinneren
dat er ons nog een eeuwigheid te wachten staat,
dat we niet al onze kaarten op het leven hier op aarde moeten zetten.
Dat we er nog niet zijn, want dan is het gevaar groot om in het oude leven terug te vallen.
Gelijkvormig worden aan Zijn dood is dat we meegestorven zijn aan het kruis, meegekruisigd
En daarmee onttrokken, gered van de zonde en in een nieuw leven zijn gezet.

(5) Om hoe dan ook te komen tot de opstanding van de doden
Delen in zijn lijden wijst, hoe moeilijk dat ook is, wijst vooruit
naar wat met u, met jou zal gebeuren als je Christus persoonlijk kent.
Als je mag zeggen, al is het misschien heel voorzichtig of stamelend,
Ik ken Christus en ik leer Zijn opstandingskracht ook steeds beter kennen
en zeker ook in mijn leven is er van het lijden van Christus iets te merken
het geeft mij het besef hoe diep Hij voor mij moest lijden
en dat besef brengt mij dichter bij Hem.
Dan mag je weten dat je er ook een toekomst wacht,
je hebt al een heden, een leven in het hier en nu,
omdat je met Christus leeft, door Christus levend geworden bent,
daarom zal er een dag aanbreken, wanneer de graven opengaan,
als Christus terugkomt, dat het graf jou ook moet laten gaan,
of je graf nu bekend is of niet, God weet waar je begraven bent
en Hij zal je dan uit het rijk van de dood roepen, zoals Hij Zijn eigen Zoon riep uit het graf.
Om hoe dan ook te komen tot de opstanding van de doden.
Dat is een zekerheid voor Paulus.
Het lijkt er even op, dat er toch weer onzekerheid komt.
Kunnen we er echt op aan, dat ook wij zullen opstaan, zoals Christus opstond?
Nee, het is geen onzekerheid, geen twijfel, ook al is het ongelofelijk om te geloven.
Hier op aarde is het er nog niet, het komt nog.

Het is verwoord in een oud gezang, een lied voor Hemelvaartsdag (Gezang 75 NH Bundel):

’t Oog omhoog, het hart naar boven, hier beneden is het niet!
’t Ware leven, lieven, loven is maar, waar men Jezus ziet.
Wat men hoort of ziet op aard’ is ons kost’lijk hart niet waard;
wil men leven, lieven, loven:’t oog omhoog, het hart naar boven!

Trek tot U ons hart naar boven, dat w’ U eeuwig lieven, loven

Kent U Christus? Ken je Hem?
Wanneer je gedoopt bent, is er voor je gebeden dat je Hem zou leren kennen:

Wij bidden U, pleitend op uw grondeloze barmhartigheid,
dat U deze kinderen in genade wilt aanzien
en door Uw Heilige Geest in Uw Zoon, Jezus Christus, wilt inlijven,
opdat zij met Hem in Zijn dood begraven worden
en met Hem mogen opstaan in een nieuw leven.

Dat is in de kerk voor je gebeden, door je ouders, door de aanwezige gemeenteleden.
Dat zal in de hemel voor je gebeden zijn door de engelen om de troon van God,
door Christus zelf, die in de hemel voor ons bidt.
Zodat ook jij, u Hem leert kennen.
Amen

Preek Tweede Paasdag 2017

Preek Tweede Paasdag 2017
Johannes 20:11-18

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Maria blijft bij het graf.
Dat geeft aan dat zij niet van het graf kan loskomen,
ook al is Jezus daar niet meer te vinden, omdat Hij is opgestaan.
Zij mist haar Heer op een dubbele manier: eerst is Hij gestorven
en nu is Hij ook nog eens van haar weggenomen.
Ze zoekt het lege graf nog eens op, het laatste spoor dat ze van haar Heer had,
in de hoop toch nog iets van Hem op het spoor te komen.
Ze draalt daar rond bij het graf. Ze kan de moed niet vinden het graf te betreden.
Ze blijft daar buiten bij het graf staan.
Nu is er een uitspraak van Christus, die in het Johannesevangelie is opgenomen:

Alles wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen; en wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen.
Wie naar Mij op zoek is, zegt de Heere Jezus, zal zeker niet door Mij buiten gezet worden.
Het verhaal van Maria Magdalena gaat daarom over het opgenomen worden
in de gemeenschap van Christus, over het weer vinden van Christus.
En het bijzondere bij Maria is dat hoe dieper zij in haar wanhoop en verdriet komt,
hoe dichter zij bij Christus uitkomt.
Dat is bemoedigend, want het verhaal van Maria Magdalena laat zien
dat op het moment dat wij Christus het meest kwijt zijn, Hij juist kan komen in ons leven
om ons op te zoeken en ons op te nemen in Zijn gemeenschap.
Haar weg begint buiten bij het graf en ze zal eindigen met een ontmoeting met de Heer zelf.

Buiten bij het graf is ze in verdriet.
Ze huilt. Dat is in de Bijbel niet alleen een emotionele reactie,
huilen is aanklampen bij God en je nood bij God brengen
in de hoop dat Hij je kan bijstaan en kan redden.
Er is er maar Eén die je nu nog kan helpen en dat is de eeuwige God.
Terwijl ze zich aan God vastklampt, heeft ze niet door dat God haar al geholpen heeft.
Haar wanhoop en teleurstelling is nog te groot
om te kunnen zien wat God reeds heeft gedaan.
Ze betreedt het graf in de hoop wat aanknopingspunten te vinden
die haar iets kunnen helpen over bij het op het spoor komen van de vermiste Jezus.
Zonder dat zij het weet, is haar afdalen in het graf,
voor haar gevoel een neerwaartse gang, dieper de put in, de weg om Hem te vinden.

Als Maria het graf binnentreedt, ziet ze weer iets anders dan de twee leerlingen zagen.
Ze ziet niet meer de doeken liggen die aangaven waar het lichaam van Christus lag,
maar nu zijn het engelen, boodschappers van God, die naar de aarde gekomen zijn
om goed nieuws te vertellen.
Het lichaam van Christus is weg en de plek is ingenomen door engelen,
die met hun witte kleren aangeven dat zij uit de hemel gekomen zijn, gestuurd door God zelf.
Deze boodschappers hebben alleen maar een vraag voor haar.
‘Maria, waarom huil je?’
‘Maria, waarom klaag je je nood bij God?’
Normaal gesproken wordt in de Bijbel de klacht van een gelovige serieus genomen.
God laat geen bidder staan!
Maar hier op deze plaats, waar een groot wonder is gebeurd,
waarin God reeds heeft ingegrepen en Jezus uit het rijk van de dood tevoorschijn trad,
is er geen enkele reden om te treuren, om te klagen.
Maria treurt waar de hemel open is en het graf is opengebroken en de dood verslagen.
Daarom vragen de engelen waar ze huilt, waarom ze haar nood klaagt bij God:
‘Maria, waarom huil je?’
‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem neergelegd hebben.’
In de christelijke traditie wordt gesproken over traagheid als zonde:
dat wil zeggen – lang tijd nodig hebben om te geloven wat God doet,
achterblijven en niet mee kunnen komen, terwijl God Zijn grote daden laat zien.
Geen oog hebben voor het handelen van God,
omdat dat niet past in je ervaring, in wat je meemaakt, in je manier van denken.
Traagheid is eigenlijk een onbewuste manier om God buiten je eigen werkelijkheid te plaatsen.
‘Ze hebben mijn Heer weggehaald.’
Ze – terwijl het hier over een daad van God gaat, maar Maria herkent de hand van God niet.

Zonder dat ze het doorheeft, wordt Maria door de vraag van de engelen in beweging gezet.
Terwijl ze onder woorden brengt waarom ze haar nood bij God klaagt,
draait ze zich om.
Maria wendt zich af van de engelen en van het lege graf,
alsof ze niet geconfronteerd wil worden met de leegte van het graf,
omdat daar het gemis van haar Heer zo duidelijk zichtbaar wordt.
Maria draait zich om, omdat ze die witte kleren van de engelen niet kan verdragen.
Maar juist als ze zich afwendt, is daar haar Heer.
‘Ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd.’
Maar Jezus, Hij is niet neergelegd, Hij staat, als teken van de overwinning die Hij behaalde,
Jezus Christus, triomfator, mijn verlosser, middelaar.
Ze ziet hem staan, ze zou Hem kunnen waarnemen, als de Overwinnaar, de Opgestane.
Maar ook hier die traagheid van haar ogen, van haar denken.
Ze ziet wel de feiten, maar ze ziet niet in wat er werkelijk is gebeurd.
Dan spreekt Jezus haar aan.
Dat is nu het pastoraat van onze Heer, dat Hij ons opzoekt, juist als we het moeilijk hebben
en met ons in gesprek gaat als we Hem niet verwachten,
om door dat gesprek te laten merken dat Hij er is, dat Hij leeft, dat Hij overwonnen heeft.
Opnieuw die vraag: ‘Waarom huil je?’  Maria waarom klaag je juist hier je nood bij God?
Als het al een verwijt zou zijn, is het een verwijt uit liefde, uit bewogenheid,
om haar verder te helpen in de weg van het geloof, om haar uit te dagen
en haar te brengen waar ze Hem kan zien en kan geloven dat Hij is opgestaan.
Daarom een vraag erachter aan: ‘ Wie zoek je?’  ‘ Naar wie ben je op zoek?’

Door deze vraag veert Maria iets op: deze man kan haar verder helpen.
Hij weet waar Jezus is.
De tuinman! De man die verantwoordelijk is voor het hele gebeuren hier!
Dat geeft aan dat de tuin waarin het graf van Jezus een tuin met allure was,
koninklijke status had en het graf van Jezus een monumentaal gebeuren,
waarbij iemand verantwoordelijk is gemaakt voor het beheer.
De tuinman, dat is voor Johannes niet zomaar een vergissing,
maar dat wijst terug naar de allereerste tuin die er was: de hof van Eden.
Bent u verantwoordelijk voor deze tuin?
Als U Hem hebt weggehaald – zeg mij dan waar U Hem gelaten hebt.
Maria is met Jezus in gesprek over Jezus zelf:
heeft Jezus zichzelf weggehaald uit het graf?
Waar is Hij dan achtergelaten? Waar is Hij dan gebleven?
Waar kan ik Hem vinden?

Dan is alleen haar naam genoeg.
Jezus spreekt haar aan bij haar naam:
Hij roept haar, persoonlijk en intiem, maar ook helder en duidelijk.
Zoals Jezus over zichzelf zei:
De herder roept Zijn schapen bij hun naam en leidt hen naar buiten.
Alleen door haar naam te noemen, wordt ze naar buiten geleid,
naar buiten de duisternis die haar gevangen houdt,
buiten het verdriet,
De stem die haar roept bij haar naam wordt herkend.
De Meester! Haar Heer! de Goede Herder!
Ze wordt geroepen –

En of een mens al diep verloren
en ver van U verzworven is,
Gij noemt zijn naam, hij is herboren (…)
Uw woord (…) heeft uit het graf ons opgericht.

Als je wilt weten wat wedergeboorte is, wat het betekent om opnieuw geboren te worden,
dan kunnen we dat hier zien in de reactie van Maria,
Die, als ze haar naam hoort noemen, zich omkeert,
omdat ze de stem herkent. Dat moet Jezus wel zijn.
Ze draait zich nu opnieuw om – merkwaardig eigenlijk,
Want ze was al van het graf afgekeerd en keek Jezus aan
en toch is daar een nieuwe omkering – zo ingrijpend, dat ze uitgeleid wordt,
opnieuw geboren, dat ze bij Jezus komt, omdat Hij haar roept.
Rabbouni, Meester.
In die uitroep klinkt vreugde door, liefde, intimiteit: ik heb U weer gevonden.
U bent er weer!

Zo verrast door vreugde is Maria, ze wil dit nooit meer kwijtraken.
Niet nog een keer Jezus kwijtraken. Hij is nu terug. Dit wil ze vasthouden.
Nee, zegt Jezus – houd me niet vast.
Het is niet meer zoals voor het kruis en voor het graf.
Het is niet meer als vroeger, dit is een nieuwe tijd.
Jezus, die net teruggekeerd is uit het graf, kondigt Maria direct aan
dat Hij opnieuw zal gaan.
Dat zal voor Maria niet eenvoudig geweest zijn:
Jezus teruggevonden en Hem gelijk weer moeten afstaan,
omdat Jezus verder gaat, nu naar Zijn Vader in de hemel.
Dat is Jezus’  weg, want door naar de Vader te gaan
kan Hij er meer bereiken dan Maria alleen.
Kunnen ook wij, nu vandaag de dag Jezus ontmoeten.
Niet alleen als we over Maria horen.
Dat kan ons wel helpen, die verhalen te horen
omdat we dan voor ons zien wat er gebeurt, we staan bij Maria en kijken toe
en zien hoe Jezus met haar bezig is, haar ontmoet en aanspreekt.
Jezus ging naar de Vader, om ook hier vandaag in ons midden te zijn
en om elk moment waarop we Zijn naam uitspreken, met elkaar spreken over Hem.
en als we geen erg hebben in Hem, dan kan Hij onze naam noemen,
ons roepen bij onze naam, zodat wij ook de stem van de goede Herder horen.
Maria, zegt Jezus, houd mij niet vast bij jou.
De tijd is veranderd.
Dat kunnen we ook zien in de manier waarop Jezus over Zijn leerlingen spreekt:
Het zijn niet meer leerlingen, het zijn niet meer vrienden,
maar het zijn broeders, het zijn kinderen geworden van de Vader in de hemel.
omdat er met Goede Vrijdag en Pasen zoveel is veranderd.
Een nieuwe gemeenschap bij het kruis,
een nieuwe gemeenschap – niet bij het lege graf, maar daar waar Jezus’ naam genoemd wordt, waar over Hem verteld wordt, waar van Hem getuigd wordt,
daar sticht Christus zelf gemeenschap, daar spreekt Hij zelf, daar is Hij zelf in het midden.
En Maria, zij mag een apostel zijn, getuige van Jezus
en door haar woorden heen spreekt Jezus de andere leerlingen aan:
Ik heb de Heer gezien!

Zo mogen wij voor elkaar een Maria zijn
naar elkaar toe getuigen: Ik heb de Heer gezien
en de Heer, Hij is dan bij ons, in ons midden
en maakt zelf een gemeenschap van broeders en zusters, die verenigd zijn in Hem,
de levende Heer.
Amen

 

Preek Eerste Paasdag

Preek Eerste Paasdag
Johannes 20:1-10

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Bent u blij? Bent u vol vreugde, omdat Christus is opgestaan?

Misschien zegt u daar wel volmondig ja op:
Ja, ik ben blij, verheugd, omdat Christus is opgestaan.
Naar het Paasfeest kijk ik al weken uit, om de opstanding van Christus te vieren.
Zeker als we met de gemeente samenkomen, het geloof in de opgestane Heer samen delen om samen als gemeente, met de kerk over heel de wereld en door alle tijden heen
de lof op Christus te bezingen, met de liederen die we zingen, met de koperblazers erbij:
Daar juicht een toon, daar klinkt een stem, U zij de glorie!

Of misschien zegt u: Ja, ik ben blij, Pasen is voor mij het belangrijkste feest.
Veel mensen zijn in een feeststemming met Kerst,
maar voor mij is wat wij met Pasen vieren echt de kern van het christelijk geloof.
Dat onze Heer opstond uit de dood, de dood heeft overwonnen
is een bevestiging dat het kruis op Golgotha zo’n ontzaglijke betekenis heeft,
dat ook mijn zonden zijn vergeven en dat ik bij God mag horen.

Of u zegt: Sinds ik een geliefde mis, een van mijn ouders, mijn man, mijn vrouw,

of zelfs een kind of een kleinkind, heeft Pasen voor mij een diepe betekenis gekregen:
ik heb afscheid moeten nemen en ik voel die lege plaats elke dag nog,
er gaat geen dag voorbij of ik denk aan degene van wie ik afscheid moest nemen,
maar ik weet dat er een dag komt, waarop er een weerzien is.
Ook al heb ik verdriet, ik ben niet zonder hoop,
omdat Christus uit de dood is opgestaan en de levende Heer gezegd heeft,
dat er een dag komt, waarop alle graven zullen opengaan
en degenen die reeds overleden zijn, zullen opstaan uit de dood.
Sindsdien trek ik mij op aan Pasen, aan de wetenschap dat de dood niet het einde is.
De Heer is waarlijk opgestaan!

Het kan ook zijn, dat u die vreugde helemaal niet hebt. Het is in uw leven niet zo vreugdevol.
Soms zijn er van die momenten dat je er even bovenuit getild wordt, dat je troost ervaart
maar er zijn ook heel wat momenten dat die troost er niet is en dat God ver weg is,
het is wel Pasen en ik zit hier wel, maar ik heb er – als ik eerlijk ben – weinig verwachting van
dat God mij vanmorgen opzoekt en hier in de dienst aanspreekt.
Daarvoor is er teveel gebeurd in mijn leven. Ik draag een hele last mee.
Het lijkt wel of er op mijn hart ook zo’n steen ligt als bij het graf van Jezus.
Maar die steen werd nog door de engelen weggeduwd.
De steen op mijn hart ligt er nog, geen engel die deze steen wegduwt om mij uit te laten.

Of misschien heeft u wel mensen om u heen, in de vriendenkring of in het eigen gezin
die niet meer kunnen geloven en er daarom niet zijn.
De verhalen van Pasen beginnen niet met de vreugde en ook niet met geloof.
Sterker nog, het dringt maar moeizaam door tot de vrouwen die het graf bezoeken
en ook tot de leerlingen, dat Jezus is opgestaan.
De Paasverhalen in alle vier de evangeliën laten zien dat degenen die het graf bezoeken
vooral rekening houden met een dode Jezus, met hun Meester, die in het graf ligt.
Zo hebben ze Jezus achter gelaten, in doeken gewikkeld,
waarmee ze Zijn lichaam hadden ingewikkeld, nadat ze het van het kruis gehaald hadden.
Het is vroeg op de morgen van de eerste dag, schrijft Johannes,
als Maria Magdalena naar het graf gaat.
Daarin schemert al iets door van het nieuwe, het onvoorstelbare, een nieuw begin,
zo bijzonder dat je vanaf deze dag gaat tellen:
die dag van Jezus opstanding, dat was de eerste dag van een nieuwe tijd.
De eerste dag: het is de twinkeling van de hoop, die God op aarde bracht.
Het is nog niet te zien, want het is donker, maar toch een nieuw begin,
want het begin van een nieuwe dag, dat betekent dat het donker bijna voorbij is
en dat de dag bijna in Gods licht zal staan
en deze keer niet een dag als andere dagen,
maar de eerste dag van een nieuw tijdperk,
waarin de macht van de dood verbroken is, waarin de vorst van deze wereld,
de slang, verslagen is.
O morgen van verblijden, o dageraad, o licht.
Zie na de nacht van lijden toont God Zijn aangezicht.
Het is nog donker, maar  de nacht is haast ten einde, de morgen niet meer ver.

Voor Maria is die nieuwe morgen nog niet te zien.
Ze heeft niet door dat ze reeds loopt in een nieuw tijdperk.
Het is voor haar nog donker.
Het graf is al leeg, de Heer is opgestaan,
maar Maria heeft er geen erg in, vol gedachten aan wat de afgelopen dagen is gebeurd.
Hoe Jezus aan het kruis ging en zij daar onderaan het kruis stond
en met eigen ogen gezien heeft dat Jezus stierf.
Wellicht was ze erbij toen Jozef van Arimethea en Nicodemus het lichaam van Jezus
van het kruis haalden, dat in een doek wikkelden en in het graf legden.
Dat was de laatste keer dat ze Jezus, haar Jezus, haar Heer zag.
Ze wilde Hem nogmaals bezoeken.
De reden wordt niet genoemd, misschien als eerbetoon of als pelgrimage,
of gewoon, zomaar zonder verwachting, om gewoon alleen maar even te zijn
waar de dode Jezus is gelegd, om nogmaals afscheid te nemen.
Je vindt er niks, zeggen gemeenteleden soms als ze aangeven
waarom ze niet zovaak naar het graf gaan.
Of als ze wel gaan, zeggen ze soms: ook al is hij er niet meer, je kunt nog even bij hem zijn.
In je gedachten denk je aan hem, je vertelt wat je bezig houdt,
je legt de ander voor wat je bezig houdt.
Je hoort wel niets terug, maar het is toch goed om er geregeld heen te gaan.
Johannes meldt niet de reden, alleen dat het donker was.
Voor Johannes is dat niet alleen om aan te geven dat Maria zo vroeg is,
voor dag en dauw, dat de zon nog niet is opgegaan,
maar laat dat voor hem zien hoe Maria naar het graf gegaan is.
Het licht is  bij Maria nog niet doorgebroken, nog gehuld in de duisternis van het verdriet,
van wanhoop wellicht, in ieder geval van ongeloof.
Dezelfde duisternis, waarin de wereld volgens Johannes gehuld is,
omdat de wereld God niet kent en niet wil kennen.
En toch, hoe sterk deze duisternis ook is, zij blijft niet in de duisternis.
De weg van Maria is daarom een weg voor iedereen die iets van deze duisternis weet heeft,
Of dat nu de duisternis is, waarin je niet kunt geloven
dat de opstanding van Christus echt verschil maakt, omdat de wereld hetzelfde lijkt,
of dat de duisternis van je depressiviteit is, die je ter neerdrukt,
en waaruit je jezelf niet kunt bevrijden, die je zelf niet kunt verbreken,
omdat deze duisternis zo sterk is, dat je je erdoor gevangen voelt.
De eerste dag kondigt Maria Magdalena aan, zonder dat ze het kan geloven,
omdat ze dat nog niet kan zien dat die nieuwe dag is aangebroken.
Maar deze weg die in duisternis begint, zal eindigen in het licht van Christus,
ze mag zelf de levende Heer ontmoeten en getuige van Hem worden.

Zover is het nog niet.
Zoals bij heel veel gelovigen dat gaat, breekt het geloof niet in één keer door.
Soms zijn er heel wat gebeurtenissen nodig,
dat kunnen ook vervelende en ingrijpende gebeurtenissen zijn,
waardoor je aan het denken gezet wordt, iets gaat ervaren van God,
Waarin Hij je – achteraf gezien – wil laten weten, dat je Hem op het spoor moet komen.
Geloven is vaak een zoeken en tasten, zeker in het begin
en dat zoeken en tasten kan een lange fase zijn en sommigen houden dat hun hele leven.
Het begint het eerste wat zij van Pasen waarneemt
en dat is niet de duisternis die zij ziet, dat is zonder dat ze zich ervan bewust is om haar heen.
Dat is ook niet het begin van de nieuwe dag, dat begin van een heel nieuw tijdperk is.
Dat neemt ze allemaal niet waar.
Het eerste wat ze ziet, maakt haar ongerust, roept paniek in haar op
en zorgt ervoor dat ze gehaast naar anderen loopt, tegen wie ze het moet vertellen.
Het graf is open!
Dat kan maar één ding betekenen: het graf is opengebroken door rovers.
Rovers die ervan uit gaan dat er wat te halen valt,
omdat er boven het kruis die woorden stonden: de koning van de Joden.
Dan moeten zijn onderdanen, die in Hem geloofden, vast een aantal waardevolle zaken
in de dood hebben meegegeven, om Zijn grootsheid, zijn majesteit uit te drukken.
Als je Johannes zou kunnen zien,
die dit verhaal doorvertelt, zou je de twinkeling in zijn ogen kunnen zien.
Grafroof bij de Koning van de wereld, die de vorst der duisternis onttroond heeft,
die het rijk van de dood geopend heeft en al degenen die overleden zijn
teruggevorderd heeft uit het dodenrijk.
Grafroof – is dat het enige dat je van een geopend graf kunt maken?
Paniek – is dat je reactie op de Heer die de dood verbrak en triomfeerde?
Ik denk dat wat Johannes hier beschrijft in de weg van Maria Magdalena
voor veel gelovigen vandaag de dag ook geruststellend kan zijn.
Dat je het niet gelijk door hebt en dat je veel moet leren, dat is niet alleen iets van nu,
maar dat komt ook in de Bijbel al voor.

Maria weet haar haast over te brengen op de twee discipelen waar ze naartoe gesneld is.
Ongerustheid is makkelijk door te geven,
misschien wel gemakkelijker dan een vertrouwen op de levende Heer.
Paniek is makkelijker door te geven dan geloof.
Geloof in de opgestane Heer vraagt een langere weg om eigen te maken
dan de gedachte dat het slecht gesteld is met deze wereld.
De twee leerlingen haasten zich daarom naar het graf,
om met eigen ogen te kijken wat er is gebeurd.
De ene discipel – zijn naam wordt niet genoemd, alleen dat Jezus’ liefde naar hem uitgaat –
komt als eerste bij het graf aan en ook hij kijkt.
Hij gaat verder dan Maria Magdalena, want Maria had aan de aanblik van het geopende graf genoeg om in paniek terug te gaan.
Deze leerling gaat een stap verder: hij  kijkt in het lege graf. Hij betreedt het graf niet.
Hij ziet de doeken liggen, de doeken waarin het lichaam van Jezus gewikkeld was.
Hij is gerustgesteld: van grafroof kan geen sprake zijn: de doeken liggen er nog.
De paniek van Maria is niet nodig.
De gebeurtenissen worden hier verteld als een mysterie dat langzaam onthuld wordt,
stap voor stap uit de doeken gedaan, totdat ze de levende Heer ontmoeten.
Maar het gaat stap voor stap, totdat de echte waarheid onthuld wordt.
De tweede stap, na de eerste stap van Maria Magdalena, van deze discipel
is dat hij de doeken ziet, maar tegelijkertijd gaat de aandacht uit naar iets dat er niet is
en waarvoor Maria gehaast en vol paniek bij hen aanklopte.
Maar Johannes, heeft een andere interpretatie dan Maria.
Wat hij er van maakt, is nu nog niet duidelijk. Eerst komt de derde stap, van Petrus.
Als Petrus bij het graf aankomt, gaat hij het graf wel in.
Hij gaat al verder dan die andere discipel, die aan de ingang van de graf bleef staan
en alleen maar naar binnen keek.
Petrus ziet al iets meer dan de andere discipel.
Wat er gebeurd is, wordt steeds beetje bij beetje onthuld.
Wat Petrus ziet, is dat de doek die om het hoofd gebonden was, ergens anders ligt.
Deze doek om het hoofd heen wordt niets gemeld
als Jezus van het kruis gehaald wordt en in doeken gewikkeld wordt.
Er is een andere gebeurtenis, waarin er wel van deze doek gesproken wordt.
Dat is als Lazarus uit het graf komt.
Lazarus is in doeken gewikkeld, zijn handen en voeten in doeken, maar ook zijn gezicht.
Dat wordt bij Lazarus speciaal erbij gezegd.
Voor Petrus wordt er al iets duidelijker wat er in het graf is gebeurd.
Het heeft iets met opstanding te maken, maar het is niet een opstanding als bij Lazarus.
Er is een verschil.
Maria had gelijk, dat het lichaam er niet meer was,
maar Maria had ongelijk door aan grafroof te denken.
Er is iets bijzonders gebeurd, het lijkt op wat er met Lazarus gebeurde en toch is het anders.
Wat dan?
Er staat: ze geloofden.
Dat klinkt heel mooi, dat lijkt erop alsof ze de volle waarheid van wat er gebeurd is, beseffen.
En toch, geloven is het evangelie een woord met veel betekenissen.
Johannes wil aan ons doorgeven: ze hebben iets door, maar wat ze doorhebben,
is dat het echte geloof? Zijn ze waar ze wezen moeten?
Ze hebben de ingrediënten om te geloven, maar hebben ze de juiste interpretatie.
Hij voegt er aan toe: Want zij kenden de  Schrift nog niet dat Hij uit de doden moest opstaan.
Ze zijn op het goede spoor,
maar wat er echt gebeurd is, dat hebben ze toch nog niet helemaal door.
Dat heb je pas door als je de Schrift erbij haalt
als Gods eigen woord uitleg geeft bij de gebeurtenissen,
anders heb je alleen maar een menselijke interpretatieen kun je,
ondanks dat je de gegevens hebt en de feiten ziet, toch de verkeerde conclusie trekken.
Ik kwam tegen, dat wat deze twee discipelen geloofden,
was dat Jezus reeds naar de Vader is gegaan.
Jezus is opgenomen in de hemel, zoals in het Oude Testament gezegd wordt
van bijvoorbeeld Henoch: Hij wandelde met God en was niet meer.
Of van Elia, die met vurige wagens en paarden van de aarde werd opgenomen in de hemel.
Had Jezus dat niet gezegd, dat Hij vooruit zou gaan?
Zou Jezus naar de hemel zijn gegaan? Naar het Vaderhuis met de vele woningen?
Ze zien het en geloven, maar niet wat de Schrift heeft aangekondigd.
Ze gaan weer naar huis.
Voor deze twee is er geen reden tot paniek, zoals bij Maria Magdalena.
Ze kunnen weer gaan. Ze weten genoeg.
Ja, genoeg voor henzelf, maar niet genoeg volgens de Schrift.
Omdat ze naar huis gaan, missen wat er is gebeurd.
Alleen Maria, die blijft, zij zal de Heer ontmoeten – daar zal het morgen over gaan.
Wat Johannes ons wil doorgeven, is dat het geloof in de Opgestane maar moeilijk doordringt.
Het gaat niet om zomaar wat feiten: een open graf, doeken die afgewikkeld zijn,
een hoofddoek apart gelegd.
Het gaat wat om niet zichtbaar is en wat alleen uit de Schrift gehaald kan worden,
omdat dat woorden van God zelf zijn
en onthullen wat het doel van God door alle tijden heen is.
Bij Pasen schiet ons gewone menselijke kennen tekort,
onze zintuigen kunnen uit zichzelf niet alles zien.
Onze ogen zetten ons op het verkeerde been,
een klein geloof ziet alleen maar kleine dingen, heeft Jaap Zijlstra in een kerstlied gedicht.
Nou ja, geloof in Jezus die ten hemel is gevaren is geen klein geloof, zou je kunnen zeggen.
Het is een onvolledig geloof.
Het is een geloof dat alleen maar genoegen neemt met wat zichtbaar is.
Maar daarmee redden we het niet.
Als we alleen maar kijken naar wat we zien, dan komen we tekort.
Dan zien we een gesloten kist, met daarin onze geliefde
en zien we dat die kist in de aarde neergelegd wordt
en weten we dat er weer opnieuw grond overheen zal gaan en daarna een steen.
Maar ogen die hebben leren kijken door de opstanding van Christus
die zien dat een lichaam wordt gezaaid in de afwachting op de opstanding op de Jongste Dag.
Als we met aardse ogen kijken naar het nieuws op tv zien we ellende en rampspoed,
zien we regeringsleiders, die geen einde kunnen maken aan de strijd in Syrië
(of vul hiervoor maar een ander land in),
regeringsleiders die zo onvoorspelbaar zijn dat deskundigen niet weten wat er komen gaat.
Maar in geloof kunnen we zien dat God door alles heen deze wereld leidt naar Zijn doel,
de dag waarop de levende Heer uit de hemel terugkomt
om te oordelen de levenden en de doden en dat aan Zijn koninkrijk geen einde komt.
Dat koninkrijk dat begonnen is aan het kruis: “Het is volbracht!”
Al doorbrak op die eerste dag, nog niet te zien voor Maria Magdalena,
Al schitterde in een leeg graf, verborgen aanwezig in de afgeworpen doeken,
stralend in die hoofddoek op een andere plek.
De discipelen gaan naar huis, dat zou voor ons het einde kunnen zijn, een anticlimax,
dat was het – zoals je na een kerkdienst naar huis kan gaan, zonder dat het je iets deed.
Ook al zeggen we over de kerkdienst dat je daar God ontmoet,
maar je kunt thuiskomen, zonder dat er in de kerk iets met je gebeurde.
Voor Johannes is dit niet het einde, zijn verhaal gaat door, omdat God doorgaat,
omdat Christus zich steeds beetje bij beetje onthult
voor ogen die zo traag doorhebben wat er gebeurde.
Voor ogen die de nonverbale aanwijzingen van God niet oppikken,
omdat ze blijven hangen in wat zij gewend zijn, of wat zij vermoeden,
maar nog niet doorhebben, dat er zo iets nieuws is gebeurt,
en dat toch ook al in de Schrift is aangekondigd:
Zie – Ik maak alle dingen nieuw. Zoals Jesaja al aankondigde: Jesaja 25:
Hij zal de dood voor altijd verslinden,
de Heere HEERE zal de tranen van alle gezichten afwissen
de smaad van Zijn volk wegnemen van heel de aarde, want de HEERE heeft gesproken.
Op die dag zal men zeggen: zie dit is onze God,
wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons verlossen,
Dit is de HEERE, wij hebben Hem verwacht
en zullen ons verheugen en verblijden in Zijn heil.

Bent u blij?
Natuurlijk er is veel, dat die vreugde kan wegnemen,
maar zie, het is gebeurd wat God reeds aankondigde in Zijn Woord.
Het graf is open, de doeken zijn afgeworpen, de hoofddoek ligt op een andere plek.
Jezus is opgestaan uit de dood, heeft het graf geopend en leeft.
En voor ons oog verrijst een heerlijk vergezicht.
Hem zij de glorie, want Hij die overwon, zal nooit verlaten wat Zijn hand begon. Amen

Preek Tweede Paasdag

Preek Tweede Paasdag
Lukas 24:13-35

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

‘Dominee, gelooft u dat nou echt, dat van die opstanding?’
De vraag wordt mij gesteld voordat hij mij vraagt of ik koffie wil
en voor ik een antwoord kan geven, is hij mij voor:
‘Ach, laat maar,
u hebt natuurlijk op uw opleiding geleerd dat de opstanding wáár is.’
De man had ook kunnen zeggen:
‘De kerkenraad verwacht van u natuurlijk
dat u de opstanding als waargebeurd beschouwd
en dat u ook gelooft dat iedereen eens zal opstaan.’
Deze man kon dat niet meer geloven;
het zat hem ook hoog – dat geloof in de opstanding,
want hij viel direct bij de deur in huis.
Op de kerkenraad was zijn naam gevallen
toen ik in mijn eerste gemeente vroeg wie ik zou kunnen bezoeken
en er werd erbij gezegd
dat hij een van de laatste vrijzinningen van onze gemeente was,
opgegroeid in de tijd dat de predikanten van onze gemeente vrijzinnig waren.

Deze man, die ik ontmoette in mijn eerste gemeente,
Was op weg naar Emmaüs.
Hij was lid van de gemeente en kwam elke zondag trouw in de kerk
maar dan vooral om geamuseerd te kijken wat er gebeurde.
Innerlijk was hij afgehaakt,
Zoals die twee mannen
het gebeuren in Jeruzalem niet meer kunnen meemaken
Als er enthousiast verteld wordt dat Jezus is opgestaan uit de dood.
Juist dan gaan deze mannen naar huis. Ze kunnen het niet meer opbrengen
om aanwezig te zijn bij degenen die weer opnieuw geloof gevonden hebben
in Jezus, maar dan in een Jezus die leeft, uit de dood opgestaan.
Dat kunnen ze niet hebben.

Dat was ook bij die man zo.
Hoe ik geantwoord heb, weet ik niet meer.
Ik herinner me nog wel zijn levensverhaal.
Hoe zijn vrouw enkele jaren geleden gestorven was,
na een ingrijpende ziekte,
Waarbij hij moest toezien hoe zijn vrouw steeds meer werd afgebroken.
Terwijl zijn vrouw zich steeds meer overgaf aan Christus
en steun vond bij haar Heer – in deze weg,
leed bij hem het geloof schipbreuk en kon hij er weinig meer mee aanvangen.
Tenminste, zo gaf hij dat ook aan.

Ik denk dat er in Oldebroek ook heel wat zijn
die de weg naar Emmaüs zijn gegaan,
die het niet meer kunnen geloven
en het ook niet meer kunnen opbrengen om naar de kerk te gaan
om daar tussen al die mensen te zitten
die nog wel kunnen geloven
terwijl voor hen het geloof gebroken is, afgeknapt
op de kerk, op God, op wat er in hun leven is gebeurd.
Mensen om ons heen die de feestvreugde en het geloof niet meer kunnen hebben
en daarom zich afzijdig houden, of weggaan.
Net als Kleopas en zijn metgezel.
Weg uit Jeruzalem.
Deze mensen raken vaak uit beeld bij de kerk.
Misschien nog een enkele keer dat ze worden opgezocht door een ouderling,
of zijn ze onderwerp van gesprek op een bijbelkring:
‘Weet je nog van die en die? Die ging vroeger ook altijd naar de kerk.
Ik heb hem al tijden niet meer gezien in de kerk.’
En vaak laten we het er dan maar bij,
alsof we accepteren dat het eenmaal nu zo gaat.

Jezus is de goede herder,
Jezus, Hij is overal,
zingen we vaak met Elly en Rikkert.
Hier zien we waarom Hij een herder is, de goede herder,
omdat Hij deze mensen opzoekt op hun weg naar Emmaüs.
Hij vergezelt hen op de weg naar Emmaüs.
Jezus vergezelt hen op de weg van teleurstelling en verbittering,
de weg van vervlogen hoop, de weg waarop ze langzaamaan afhaken.
Als het aan Kleopas en zijn reisgenoot ligt
komen ze voorlopig niet meer in Jeruzalem, of misschien helemaal wel niet meer.
Jezus geeft deze mensen niet op.
Hij laat ze niet zomaar gaan.
Ook dat is logica van de opstanding:

dat Jezus iedereen opzoekt, die vol teleurstelling is.
Zo voegt Hij zich ook bij deze twee mensen
die zich in een heftige discussie verwikkeld zijn.
Ze bevragen elkaar: begrijp jij het? Ik niet! Nee, ik ook niet!
Hoe kunnen ze daarmee komen?
En hoe kunnen ze die kletspraatjes geloven?
Van die vragen waarmee ze zoeken naar de betekenis, die zij er zelf niet inzien.
Wellicht zo’n gesprek waarbij je elkaar meeneemt in een negatieve stemming,
vol boosheid over de achtergeblevenen in Jeruzalem
die opeens die verhalen waarmee de vrouwen komen zijn gaan geloven
dat Jezus is opgestaan
en zijn ze er wellicht stilletjes tussen uitgeknepen zonder dat iemand hen miste.
Het gemeentelid waar ik het over had,
kwam weliswaar in de kerk,
maar hij was eigenlijk niet te bereiken voor het evangelie.
Wanneer ik dichtbij kwam, ontweek hij mij met een glimlach.
Hij liet het over zich heen komen, waarbij ik merkte dat ik hem niet kon raken.

Zouden deze twee mensen op weg naar Emmaüs, weg van Jeruzalem,
weg van de gemeente,
ook onbereikbaar zijn geworden,
omdat ze te cynisch geworden zijn, te vol van verbittering?
Jezus zoekt hen speciaal op en loopt met hen mee.
En daarmee wordt, zonder dat ze het doorhebben, alles anders.
Ik zal wandelen voor het aangezicht van de Heere in het land van de levenden
Ze wandelen nu met de Levende mee
en in plaats van dat ze Hem volgen op Zijn weg,
Waartoe Hij hen opgeroepen had
en waarop zij hadden geantwoord door in gehoorzaamheid met Hem mee te gaan
gaat Hij nu hen mee, achter hen aan.
Als de goede herder die het verlorene zoekt
en net zo ver gaat tot Hij de verloren mens gevonden heeft.
Daarom is Hij, de goede herder, daar op de weg van de teleurstelling,
Van de ontnuchtering, de kater, de gebroken hoop.
Hij deelt in hun verdriet en wanhoop.
Hij gaat dat niet uit de weg, maar daalt daarin af
om dat te ondergaan en aan te horen.
Ook dat is Psalm 116:
Want Hij hoort mijn stem, mijn smekingen
Hij neigt Zijn oor tot mij.
Neigen is voorover buigen – en dat doet Christus hier.
De levende.
Terwijl deze twee mensen nog bij een dode Jezus zijn
zoekt de Levende hen op.
De HEERE – Ik ben er bij in alle omstandigheden.
Hij is overal – ook op de weg van de wanhoop, het donker.
Die weg gaat Hij niet uit de weg,
maar zoekt Hij ons op en loopt met ons mee
ook als we dat niet doorhebben.
Hij is er dan.
Als ze met elkaar er niet uitkomen
en allerlei theorieën uitproberen, anderen verwijten maken,
zoeken naar de betekenis van dit alles, op zoek naar een antwoord op het waarom.
Dan zoekt Hij ze op en loopt met ze mee.
Hij komt bij hen. Dat heeft een diepe betekenis.
Wanneer je mensen opzoekt, geef je daarmee aan:
Ik heb jou op het oog.
Ik kom speciaal voor jou.
Dat is onze HEER:
Hij zoekt je op en loopt met je mee, samen op.
Samen – Hij deelt hun weg. Ze hoeven niet alleen.
Hij zoekt hen op, zodat ze nooit meer alleen hoeven te zijn,
maar voor altijd samen met Hem, de levende Heer.
SAMEN!
En Hij daagt ze uit om te vertellen wat hen dwars zit,
De steen die zwaar op hun hart ligt.
Vanuit die verbondenheid, die er voor de HEERE reeds is,
ook al wordt dat samen, die verbondenheid nog niet opgemerkt door de Emmaüsgangers.
Sommige vragen kunnen een gedachtengang onderbreken, je stilzetten:
Wat is er eigenlijk gebeurd?
En dat gebeurt er ook op die weg.
Waar de Herziene Statenvertaling vertaalt: ‘Waarom ziet u er zo bedroefd uit?’
kan ook een vertaling zijn: ze blijven treurig staan.
De vraag van de Heere Jezus stopt hun gang naar Emmaüs.
Vertel maar eens wat er is gebeurd.
En de mannen ze blijven staan.
Dat is een eerste keerpunt op hun weg:
Is dit het moment waarop ze teruggaan naar Jeruzalem?
Zullen ze de stem van de herder herkennen?
Hebben ze door dat ze op de verkeerde weg zijn
en hebben ze door dat ze geroepen worden om met de Levende weer terug te gaan?
Nee, hun weg gaat verder naar Emmaüs
en hun onbegrip over de gang van zaken blijft er
en klinkt als een verwijt naar de man die zich na Jeruzalem bij hen heeft gevoegd.
Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem?
Bent u zo wereldvreemd dat u niet weet wat er in deze nabije omgeving zich heeft afgespeeld?
Bent u zo in uw eigen wereldje geweest
dat er geen enkel bericht tot u is doorgedrongen?
Ze vragen nog net niet: heeft u de afgelopen dagen onder, achter een steen geleefd?
Heeft u niet de moeite genomen om u op de hoogte te laten brengen?
Heeft u niet de moeite genomen om uw engagement, uw betrokkenheid te laten zien?
Vragen die normaal in een worsteling met de Heere worden gesteld
Worden nu aan de Heere gesteld
zonder dat ze het door hebben dat ze met Hem in gesprek zijn.
Ik vind dat altijd een heel bijzonder moment uit het evangelie van Pasen
en dat bemoedigt mij ook als predikant
Want ik zie vaak mensen die zonder dat ze het doorhebben
met Jezus in gesprek zijn
en soms is daar een vreemde voor nodig
een ouderling, een predikant, iemand van de kerk
waarbij je je hart uitstort voor God – Want Hij hoort mijn stem,
ook al heb ik zelf niet door dat ik mij tot Hem richt.
Op het eerste keerpunt kunnen ze nog niet terug,
omdat eerst hun hart leeg moet,
Schoongemaakt worden.
Dat doet Hij door eerst te vragen
naar wat er met hen gebeurd is, wat er zich in hun leven heeft afgespeeld.
Vertel maar je teleurstelling, je boosheid.
Ik loop er niet voor weg, zegt Jezus.
Soms is pastoraat niet meer dan het luisteren naar de pijn en teleurstelling
echt horen
en die pijn en teleurstelling uithouden.
Die man die zo cynisch geworden was,
ik heb hem een keer emotioneel gezien na een preek.
Toen in een preek er ruimte was voor de aanvechting
en de worsteling met God
kon ik aan hem zien, toen hij mij bij de uitgang de hand gaf,
dat de preek hem geraakt had.
Die worsteling, het gevecht met God dat verwoord werd
had hem geraakt en wie weet ook wel troost gegeven.

Als ze weer verder gaan naar Emmaüs, de weg toch verder vervolgen
neemt Jezus het initiatief over
en geeft Hij uitleg:
Heb je niet geweten dat dit zou gebeuren?
Heb je dan nooit in de Bijbel gelezen?
Heb je dan Gods plan nooit gesnapt.
Dat zegt Hij niet direct,
maar pas nadat Hij hun vragen en hun boosheid heeft uitgehouden en verdragen.
Het valt me vaak op dat deze belangrijke stap vaak wordt overgeslagen
de stap van het aanhoren en er niet voor weglopen
maar het uithouden een meegaan, ondergaan
En dat de uitleg hoe het zit met Gods plan
ook kan worden gebruikt om je eigen machteloosheid te overschreeuwen
omdat je zelf geen raad weet met de woede en teleurstelling bij de ander
de woede en teleurstelling die ook over God kan gaan.
Over Jezus die voor jou zoveel betekent.
Pas als de Emmaüsgangers weten
Dat Jezus niet voor hun vragen en onbegrip op de loop gaat,
draait Hij het gesprek om en heeft Hij voor hen vragen.
Niet bij iedereen werkt deze aanpak,
maar Jezus weet dat deze leerlingen het kunnen hebben
om aangesproken te worden op hun leven met God,
op hun hart dat altijd vol van Jezus was
maar nu Jezus levend geworden is Hem niet meer kan zien
en Zijn stem niet kan vernemen.
Onverstandig – je bent niet in staat om Gods weg te zien.
Traag van hart – je volgt het niet, je hart is niet open.
Later zullen ze aangeven
dat vanaf dat moment er iets bij hen gebeurde.
Dat er een verlangen werd wakker geroepen
dat ze niet begrepen,
Dat in hen groeide,
dat er iets gebeurde, dat het begon te gloeien
dat de verbittering wegsmolt en dat er een nieuwsgierigheid kwam:
Hoe zit het dan – vertel ons meer
Zo wordt hun hart langzaam ingewonnen,
ook al hebben ze nog niet begrepen wat er met hen en in hen gebeurt.
Zo wordt de weg naar Emmaüs zonder dat ze het doorhebben
verandert in een weg waarop ze Jezus volgen
en ze volgen Hem zonder dat ze dat door hebben
en het verlangen naar Hem is het geloof in Hem vooruit.
Zo werkt God – zo dorst mijn ziel naar de Levende,
Wanneer kan ik opgaan om Hem te aanschouwen?
Het wonder van de opstanding is niet alleen
Dat Jezus uit het graf kwam,
maar dat wonder, die daad van God, gaat door in ons eigen leven.
Dat Jezus zich bij ons voegt,
ook al hebben wij dat niet door.
En dat wonder loopt weer uit op een ander wonder
dat onze weg naar Emmaüs, onze weg vol teleurstelling en verbittering
wordt veranderd in een weg waarop we met Jezus wandelen.
Hij wandelde met Jezus en zijn weg was er niet meer
want het was nu, ongemerkt de weg van Jezus geworden,
die jou meeneemt en uitleg geeft
en zo wint voor Hem.
Totdat uiteindelijk de ogen opengaan
Bij deze leerlingen is dat aan de maaltijd
als Jezus het brood breekt en daarmee een stille hint geeft over Zijn dood
dan begrijpen zij dat Hij het is.
Zo gaan onze ogen op heel verschillende tijdstippen open.
Daarna zien we onze levensweg heel anders
en zien we dat Hij er al die tijd toch is geweest.

Soms kan iets heel gewoon zo bijzonder worden
Dat je opeens door hebt
Dat het de stem van Jezus is die nu met je in gesprek is.
Ik las daarover een verhaal van een vrouw.
Een gewaardeerd gemeentelid, die veel bezoekwerk deed in de gemeente.
Je kon met haar over alles praten:
Over gewone alledaagse dingen en over diepe geestelijke zaken.
Op een dag werd er bij haar borstkanker geconstateerd.
Er volgde een operatie
waarna men dacht dat ze schoon was.
Na verloop van tijd stak de ziekte toch weer op
en de dokters in het ziekenhuis moesten haar vertellen dat ze niet meer beter zou worden.
De vrouw bleef zoals ze was
opgewekt en voor anderen een steun.
Ze beurde eerder anderen op dan dat zij anderen moest opbeuren.
Die zomer ging ze met haar vriendin op vakantie.
Tijdens de vakantie bezocht ze met haar vriendin een kerk
en ging daar stil zitten
en liet de ruimte op zich inwerken.
Toen ze rondkeek zag ze ook het gebrandschilderde raam.
Doordat het licht door het raam naar binnen viel
was het raam helder en kon zij ook de tekst lezen
die er op was aangebracht:
Wie Mij vindt, vindt het leven.
Toen ze die spreuk las, moest ze huilen.
Het was alsof ze alles wat ze in haar binnenste opgeborgen had
naar buiten kwam:
haar verdriet, haar vragen, haar ‘pijn van het sterven’.
Maar ze ervoer dat die tekst voor haar was geschreven/
Het gebeuren had is van: ‘Ze herkende Hem.’
Met dat beeld en die tekst ging zij naar huis
en in de maanden die haar nog gegeven waren
begeleidde deze tekst haar op haar weg
en kon zij met die tekst de mensen om zich heen troost en uitzicht geven.
Wie Mij vindt, vindt het leven.
Dat is ook wat Jezus Kleopas en zijn metgezel wil leren
en dat leert Hij hen op de weg naar Emmaüs,
waarbij Hij hen dat leert op die weg
en terwijl Hij hen dat leert veranderd Hij hun weg
van een weg die een weggaan was in een weg naar het leven.
U hoort mijn stem, mijn smeken
en daarom neigt U uw oor tot mij – U zoekt mij op
en zo laat U mij wandelen in het land van de levenden, voor Uw aangezicht
en maakt mijn levensweg een weg met U
en naar U toe,
omdat U mij gevonden heeft op de weg naar Emmaüs.
Amen

Het voorbeeld aan het einde van de preek komt uit: HC vd Meulen, De pastor als reisgenoot.

Preek Eerste Paasdag 2016

Preek Eerste Paasdag 2016
Bevestiging ambtsdrager
Markus 16: 1-8

Kindermoment
Toen ik 4 jaar was kreeg ik er een zusje bij.
Ik zat toen net in groep 1.
In mijn fotoboek dat mijn moeder over mijn kindertijd maakte,
staat dat ik niet op school tegen de juf had verteld
dat ik een zusje had gekregen.
Toen de zuster beschuit met muisjes kwam brengen
was dat voor de juf een grote verrassing.
Waarom ik dat niet tegen de juf verteld heb, weet ik niet meer.
Het kan zijn dat ik te verlegen was om het te vertellen.
Het kan ook zijn dat ik teveel onder de indruk was
van alle gebeurtenissen die plaatsvonden.
Ik weet het niet meer.
Vanmorgen in de kerk lezen we een verhaal
waarbij de vrouwen die bij het graf geweest zijn
ook niet vertellen wat er is gebeurd.
Ze krijgen de opdracht om tegen de discipelen te vertellen
dat de Heere Jezus is opgestaan
en dat ze naar Galilea moeten gaan
en dat ze de Heere Jezus, die is opgestaan, daar zullen ontmoeten.
Van schrik vertellen ze niet wat er is gebeurd.
Ze zwijgen.


Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Markus 16 is een een evangelie voor onze tijd,
Voor onze 21e eeuw.
Want er staat: ze zeiden niemand iets.
Dat is iets wat je in onze tijd zou verwachten
dat er niet over gesproken wordt dat Christus is opgestaan.
Je zou verwachten dat de vrouwen heel anders zouden reageren:
dat ze direct op weg zouden gaan naar de discipelen
nadat ze deze opdracht gekregen hadden
en nadat ze alles hadden gezien en gehoord.
Maar nee, ze zwijgen erover.
Ze houden hun mond.
Dat is meer iets dat je vandaag de dag zou verwachten.
Kerkgangers die naar de kerk komen
en daar onder de indruk raken van de opstanding van Christus,
maar dat ze dat voor zichzelf houden.
Als een ervaring die hen zelf is overkomen,
maar die je niet deelt – niet kunt delen – met anderen.
Je houdt het voor jezelf.
Dat je zelf geraakt bent door de opstanding van Christus uit de dood
dat houd je voor jezelf.
En dat je daardoor hoop hebt, dat geef je niet door.
Zou daar niet een taak van de ouderlingen liggen?
Zo staat het niet in het formulier,
dat de ouderlingen hebben toe te zien
dat u als gemeente niet alleen leeft uit de opstanding,
maar ook getuigt van de levende Heer.
Toch zou het prima passen op een huisbezoek, de vraag:
‘Kunt u er samen over praten als man en vrouw,
dat u leeft uit de hoop omdat Christus is opgestaan?’
Of de vraag: ‘U hebt het er toch wel met uw kinderen over
dat deze wereld geen hopeloze zaak is,
maar dat de levende Heer regeert?’
Of aan iemand die alleen is:
‘Heb je mensen om je heen die jou stimuleren
en mensen met wie je het er over kunt hebben
en voor wie jij tot zegen kunt zijn,
omdat ze zien dat je houvast hebt in de Heer die is opgestaan uit de dood.’
Of is het de rest van de zondag bij u in huis
net zo stil als op de eerste Paasdag die er ooit was.
Ze zeiden tegen niemand iets,
want ze waren bevreesd.
Ze vluchten bij het graf weg,

omdat beving en ontsteltenis hen had aangegrepen.

Is dat eigenlijk niet herkenbaar
dat als je er over nadenkt wat het betekent
dat Christus is opgestaan uit de dood,
dat het graf Hem niet kon houden,
maar moest laten gaan,
als je dat echt beseft, dat je dan ook vol ontsteltenis bent?
Ik heb dat wel gehad,
dat ik als predikant bij een graf stond
en de kist met de overledene werd neergelaten,
Dat het door me heen ging:
Wat als het niet zo is, dat Jezus is opgestaan.
De dood maakt scheiding
en dat kan vaak zo wreed voelen
Dat je iemand moet laten gaan met wie je zo verbonden bent
en die je nog zo heel lang bij je wilt houden.

Dat gold voor de vrouwen ook.
Ze kwamen terug om het lichaam te verzorgen,
omdat er geen gelegenheid was om dat eerder te doen.
Een laatste eerbetoon aan hun Meester.
Dit was het laatste wat zij voor Hem konden doen.
Een laatste keer om hun liefde te tonen.
Wat waren ze trouw geweest.
Terwijl al die mannen, die Jezus gevolgd waren, gevlucht waren
en het niet uithielden, inclusief Petrus,
Hadden deze vrouwen uit de verte toegekeken
en hielden ze in de gaten waar Jezus werd begraven
en daarom komen ze terug,
in alle vroegte, opgestaan terwijl het nog donker was,
Op het eerste moment dat ze konden, nu de sabbat voorbij was
en misschien ook wel
om te voorkomen dat ze werden tegengehouden om Hem te bezoeken.
Ze vluchten weg als ze de boodschap horen
en vol ontsteltenis zwijgen ze over wat er is gebeurd.
Ze vluchten weg vanwege de boodschap van de engel.

Markus heeft in zijn evangelie de gelijkenis van de zaaier opgenomen,
de zaaier die het Woord van God zaait.
Als de engel, die op de steen naast het graf zit
de boodschap van God, ook namens de opgestane Heer,
is hun hart geen aarde, die dit zaad opneemt.
Het blijft in hun hart op de weg liggen.
Ze kunnen het door hun ontsteltenis niet opnemen
en dragen daarmee ook geen vrucht.
Als God voor Zijn werk hier op aarde afhankelijk zou zijn van mensen
dan zou er helemaal niets van terecht komen.

En is dat Pasen bij uitstek,
dat God het werk doet
– nog voor wij iets kunnen of iets doorhebben.
Het begint al in de tijdsaanduidingen:
de sabbat die voorbij is gegaan.
Had Markus niet een uitspraak van Christus overgeleverd
dat de sabbat er is voor de mens?
De sabbat is er ten dienste van de mens.
Wat zullen de vrouwen die weten waar Jezus is neergelegd
op de sabbat hebben gedaan?
Zullen ze op die dag hebben gevierd,
dat de tijd in Gods hand is:
de HEERE die in zes dagen de hemel en de aarde schiep
en rust hield op de zevende dag?
De rust die de HEERE ook aan Zijn volk voorschrijft,
omdat ze dan kunnen zien dat God als Schepper in deze wereld werkt.
De sabbat die voor altijd een herinnering is aan de uittocht uit Egypte
waardoor het volk geleerd heeft
dat het bestaande nooit definitief is, zoals het lijkt,
omdat God een verandering brengt, reddend ingrijpt.
Juist de sabbat is er voor
om ons te oefenen in de hoop dat God in deze wereld veranderingen aanbrengt.
Zoals voor ons ook de zondag steeds weer een levend houden is
van het geloof, de hoop dat de wereld in Gods hand is,
wat er ook gebeurt.
Er is een God die hoort.
De sabbat voor de vrouwen en de zondag voor ons
is bedoeld om dat geloof steeds weer te versterken,
dat God hoort en bezig is in deze wereld.
Dat geloof staat zo gemakkelijk onder druk
en dan zien we ook niet wat God doet in onze wereld en in ons leven
en dan zien we – net als de vrouwen
alleen maar het hopeloze, het einde
De vrouwen die bezig zijn met de steen voor het graf
terwijl dat graf al open is
terwijl ze op weg zijn om een lichaam te verzorgen dat al is opgestaan.
Alle tekenen die er zijn en die wijzen op God merken ze niet op.
De sabbat is alleen een dag waarop zij niet naar het graf kunnen
en als de sabbat voorbij is gaan ze allereerst de benodigdheden kopen
om het lichaam van een overledene te kunnen verzorgen.
Ze zien niet dat het dag geworden is

en als ze bij het graf komen, merken ze niet op dat de zon reeds schijnt.
Ze kunnen deze tekenen van God niet zien.
De steen die reeds is weggerold als ze bij het graf komen,
de doeken die zijn opgevouwen,
het graf dat leeg is,
de engel die bij het graf zit.
Allerlei tekenen die er zijn.

Dat is herkenbaar toch,
Dat je in je eigen leven die tekenen van God niet ziet of niet begrijpt.
Dat je niet ziet
dat de levende Heer ook in jouw eigen leven werkt.
Ook dat zouden we als een taak voor de ouderlingen kunnen zien:
dat ze u of jou helpen
om te zien hoe Christus in je leven is.
Want het kan zijn dat de Heere reeds aanwezig is,
maar dan verborgen
en de tekenen van Zijn aanwezigheid reeds laat zien
en dat je die zelf ook moet leren zien.

Dan is de taak van een ouderling net als die jonge man
die daar bij het graf zit en de vrouwen aanspreekt.
Er is trouwens iets bijzonders in dat gesprek
en ik hoop dat ook in een huisbezoek dat gebeurt:
De engel zegt tegen de vrouwen:
U bent op zoek naar Jezus de Nazarener, die gekruisigd is.
Eigenlijk is dat een vreemde uitspraak,
want ze wisten waar ze naar toe moesten gaan,
ze hadden gezien, waar ze het lichaam van de gestorven Jezus hadden neergelegd.
En nu zijn ze op zoek naar dat lichaam.
Jullie zijn op zoek,
maar jullie zoeken de verkeerde.
Wat zou het mooi zijn als dat op huisbezoek ook gebeurd.
Dat de ouderling die bij u op bezoek is
in wat u vertelt kan horen dat u op zoek bent naar Jezus,
dat u wat van Hem zou willen zien en merken.
Hier is wat de engel zegt tegen de vrouwen wel kritisch bezoek.
Jullie zijn op zoek naar Jezus uit Nazareth, die aan het kruis gehangen heeft
maar dat is de verkeerde die jullie zoeken.
Jullie moeten niet op zoek naar Jezus uit Nazareth.
Want degene die jullie zoeken is opgewekt.

Gisteren las ik een interview met een priester in Tsjechië
die zich vooral richt op twijfelaars en zoekers.
‘In TjsechiË zeggen veel mensen: ik geloof niet in God.
Dan vraag ik: in wélke God geloof je niet?
Als ze me dan hun beeld van God vertellen
zeg ik: God zij dank dat je niet in zo’n god gelooft.
Want in zo’n god geloof ik ook niet.’
Ook dat is een taak van de kerk, van ouderlingen
om mensen af te helpen van een verkeerd beeld van God,
een verkeerd beeld van Christus,
zoals de vrouwen de verkeerde Jezus zochten, op een verkeerde plaats.

Een evangelie voor de 21e eeuw, vanwege dat zwijgen,
ook een evangelie voor de 21e eeuw, vanwege het zoeken,
want zijn in onze tijd niet veel mensen op zoek
om iets van God te merken?
In alle verhalen van de opstanding is daar ruimte voor,
Voor dat zoeken naar God, naar de tekenen van God,
maar ook voor de andere kant:
Dat wij vaak verkeerd zoeken en over het hoofd zien en niet begrijpen.
Daarom is de boodschap van de engel van belang:
de aankondiging dat de discipelen Jezus mogen zien
als ze naar Galilea gaan.

Markus schreef zijn evangelie zo,
dat de lezer, dat wij, dat u en ik,
in het verhaal meegaan
en dan door het verhaal te lezen, te geloven, Jezus te zien,
te zien als de levende, de Zoon van God die in deze wereld gekomen is,
aan het kruis, maar ook weer opstond, de levende.
Markus schreef zijn evangelie zo,
dat het zwijgen doorbroken wordt en dat er over Jezus wordt verteld als de levende
Om te laten zien
dat als mensen zwijgen, God zelf wel door gaat
op Zijn manier om de boodschap te laten klinken, levend te houden.
En toch, worden er steeds weer mensen ingeschakeld
om dat geweldige nieuws te vertellen
dat Jezus is opgestaan.
Amen