De afgunst uit Psalm 73

De afgunst uit Psalm 73

Mijn afgunst groeide met de dag,
daar ik der bozen voorspoed zag,
hoe moeiteloos hun leven is,
zo zonder kwelling en gemis. (Psalm 73:1 Nieuwe Berijming)

Inleiding
Waarom hebben degenen die nergens aan doen soms zo’n makkelijk leven en hebben degenen die God dienen het soms zo zwaar? Het is een ervaring die ook in de Bijbel klinkt. Aan het begin van Psalm 73 vertelt Asaf hoe deze observatie hem dwars zit en zelfs tussen hem en God gaat in staan. Deze observatie van Asaf in Psalm 32 is heel anders dan de gedachte uit Psalm 32: De goddeloze heeft veel smarten, maar wie op de HEERE vertrouwt,

hem zal de goedertierenheid omringen. Wie op bezoek gaat namens de kerk en bij mensen thuis gesprekken voert, kan de observatie van Asaf in Psalm 73 wel horen. Hoe moet je daar mee omgaan? Allereerst een theologische reflectie en daarna wat aanzetten voor het pastoraat.

1. Theologische reflectie

a. Geloof in Gods leiding in deze wereld
Psalm 73 begint met een lofprijzing op de Heere: de God van Israël is goed. Deze psalm eindigt met het uitspreken van het vertrouwen in de Heere:
Maar wat mij betreft, het is voor mij goed dicht bij God te zijn.
Ik neem mijn toevlucht tot de Heere HEERE,
om al Uw werken te vertellen.
Asaf deelt in het geloof van Israël dat de Heere de wereld leidt en bestuurt en dat de Heere ook het leven van elke gelovige in Zijn hand heeft. Dit is de hoofdlijn in het Oude Testament.

b. Aangevochten geloof
Dit geloof is wel een aangevochten geloof. De ervaring dat God leidt, botst vaak met de ervaringen die er zijn. Dat er bij het volk dat geloof niet altijd is, merk je ook in de psalmen. Ook in Jesaja 40 is te merken dat dit geloof er niet altijd is. In een dialoog spreekt God het volk aan op het ontbreken van dit geloof. In Psalm 73 is het een specifieke aanvechting: de observatie van Asaf is dat de gelovigen het minder goed hebben dan degenen die zich niet om God bekommeren. Er is sprake van oneerlijkheid: God zorgt minder goed voor degenen die bij Hem horen dan voor degenen die zich tegen Hem gekeerd hebben. Dit inzicht is niet zomaar een aanvechting, maar stelt een vraag over het karakter van de Heere: Is de Heere wel een rechtvaardige God? En de bijbehorende vraag die daarbij op komt is: Is de Heere het wel waard om gediend te worden? Als ik het er juist op achteruit ga, waarom zou ik dan nog de weg van de Heere gaan?

c. In het heiligdom is er een ommekeer
Asaf gaat niet bij God vandaan. Hij zoekt God juist op door naar het heiligdom te gaan. In het heiligdom heeft Asaf God ontmoet. Hij kan het gesprek met God zijn aangegaan. In het Oude Testament komt dat vaker voor. Het is een lijn in het Oude Testament: het is beter om met God in gesprek te zijn, zelfs als het een discussie vol verwijten is, dan kritisch over God spreken. In het geval van Asaf verandert hij doordat hij bedenkt wat het einde van de goddelozen is. In het leven kunnen ze het goed hebben, maar aan het einde van het leven wacht het oordeel van God over hun leven. Dan zal blijken dat God eerlijk oordeelt en degenen die bij Hem horen in Zijn heerlijkheid binnenlaat.

2. Pastorale aandachtspunten

a. De vraag mag gesteld worden
Het feit dat deze vraag in de Bijbel aan de orde komt, betekent dat de vraag niet verzwegen hoeft te worden. In het pastorale gesprek hoeft God dan ook niet verdedigd te worden of benadrukt te worden dat God wel degelijk alles leidt. Een belangrijk beginpunt is dat de vraag gesteld kan worden en dat iemand van de kerk daar niet voor wegloopt en deze vraag wil horen. Het is belangrijk dat deze vraag gesteld kan worden en dat er over gesproken kan worden, zonder dat degene die deze vraag stelt gelijk het idee krijgt dat hij of zij ongelovig gevonden wordt. Daarom is het belangrijk om elkaar op te zoeken, zodat er over gesproken kan worden.

b. God hoort mee
Een belangrijke gedachte bij het pastorale gesprek is dat de Heere de stille toehoorder is. Net als op de weg naar Emmaüs loopt Christus in dit gesprek mee. Wanneer in het pastorale gesprek deze vraag gesteld kan worden, wordt daarmee getoond dat God ook deze vraag wil horen. Daar begint de omkeer in Psalm 116 mee: God heeft mij gehoord. In het pastorale gesprek zijn we een vertegenwoordiger van de luisterende God. Het pastorale gesprek is extra belangrijk, omdat bij een aangevochten geloof of bij teleurstelling de weg naar God vaak niet meer begaanbaar is.

c. Met God in gesprek
In het pastorale gesprek wordt de weg naar God weer begaanbaar gemaakt. Dat begint door te luisteren. Door aandacht te hebben voor de reden waarom iemand deze teleurstelling in God uitspreekt. Dat kan door voor de ander te bidden en de teleurstelling bij God te brengen. Het kan zijn dat er nog een aantal gesprekken en gebeden nodig zijn voordat iemand zelf weer de weg naar God kan gaan. Dat is het mooie van de gemeente: als de een het geloof een tijd niet heeft of aangevochten heeft, kan de ander bidden en de weg naar God toe open houden.

d. Kijken naar de reden
Soms kan een reden zijn waarom iemand teleurgesteld is in God. Deze teleurstelling hoeft niet altijd op het vlak van het geloof te liggen. In een geloofsvraag kan een andere vraag schuil gaan.

e. Aangevochten geloof niet het eindpunt
Een aangevochten geloof is niet het eindpunt. Iemand kan wel lang aangevochten zijn. Maar het is wel geloof in zwaar weer. Het is niet de normale situatie. De normale situatie is een geloof waarin het vertrouwen er weer is. Dat vertrouwen is het werk van de Geest. We kunnen dat niet altijd zelf voor elkaar krijgen. We kunnen het gesprek aangaan in het geloof dat de Geest in staat is een aangevochten geloof weer te versterken en de teleurstelling weg te nemen, waardoor het vertrouwen weer terug is.

e apostolische geloofsbelijdenis

Nadenken over de geloofsbelijdenissen -2:
De apostolische geloofsbelijdenis

De Apostolische Geloofsbelijdenis is niet een belijdenis die teruggaat op de 12 apostelen. Tot in de 15e eeuw dacht men dat elke apostel een van de zinnen uit de geloofsbelijdenis had uitgesproken. We kunnen wel zeggen dat deze geloofsbelijdenis teruggaat op wat de apostelen hebben geleerd.
Hoe is de Apostolische Geloofsbelijdenis ontstaan? De eerste geloofsbelijdenissen waren eenvoudig en kort: Jezus is Heer. Er groeide een behoefte om meer te zeggen en meer te belijden, om een samenvatting te geven van wat het Nieuwe Testament leert. Waarschijnlijk groeide deze belijdenis uit onderwijs voor de doop. De lokale bisschop, die de pasbekeerden doopte, hield hen deze belijdenis voor. De pasbekeerden die gedoopt wilden worden zeiden deze belijdenis na. De uiteindelijke versie is waarschijnlijk rond 700 nChr ontstaan.
De opbouw van deze belijdenis volgt het geloof in de drie-enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Over Christus wordt verteld hoe Hij uit de hemel kwam, hoe Hij stierf en weer opstond en naar de hemel ging. Kort gezegd: Zijn vernedering en Zijn verhoging. We lezen steeds over de daden van de drie-enige God.
In de belijdenis wordt geregeld gezegd: ‘Ik geloof’. Toch is deze belijdenis geen individualistische belijdenis. Wie deze belijdenis uitspreekt, voegt zich in de gemeenschap van de kerk van Christus, die er door de eeuwen geweest is.
Deze geloofsbelijdenis komt dus voort uit onderwijs voor de doop. Deze geloofsbelijdenis kan gebruikt worden om kinderen, jongeren en volwassenen bekend te maken met het geloof. In de loop van de tijd werd deze geloofsbelijdenis ook opgenomen in de eredienst, waardoor deze belijdenis ook geregeld ‘s zondags klinkt. Elke keer als deze geloofsbelijdenis in de kerk klinkt, kan het een bevestiging zijn van ons ‘ja!’ tegen de Heere. Dat ‘Ja!’ dat klonk bij onze belijdenis. Elke keer als deze belijdenis klinkt wordt onze belijdenis vernieuwd en herbevestigd.

Cornelius Plantinga, A Place to Stand. A Study of Ecumenical Creeds and Reformed Confessions (1979), 8-10

Nadenken over de geloofsbelijdenissen – 1


Nadenken over de geloofsbelijdenissen – 1
Als we over een geloofsbelijdenis nadenken, dan denken we wellicht het eerste aan een van de officiële geloofsbelijdenissen die er zijn: de Apostolische Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus, Nederlandse Geloofsbelijdenis. Een geloofsbelijdenis is dan een officieel document, dat aangeeft wat de kerk gelooft. Zo’n geloofsbelijdenis is ook bedoeld om gelovigen zelf ook te helpen bij het geloven. Zo’n geloofsbelijdenis is bedoeld om te helpen het geloof te verwoorden en uit te leggen aan anderen.

Een geloofsbelijdenis is niet alleen iets van christenen. Mormonen en moslims kunnen met een geloofsbelijdenis hun geloof uitdrukken. Ook humanisten kunnen hun geloofsbelijdenissen hebben: de plek om gelukkig te zijn is deze aarde en dit leven.

Geloofsbelijdenissen kunnen heel kort zijn. Een korte geloofsbelijdenis is 1 Korinthe 8:6: toch is er voor ons maar één God: de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en één Heere: Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem. De Nederlandse Geloofsbelijdenis is weer langer.

Een aantal geloofsbelijdenissen ontstond in de tijd van de Reformatie. Belijdenissen kunnen ook vrij recent zijn. Met name gereformeerde kerken over heel de wereld hebben in de vorige eeuw geloofsbelijdenissen uitgebracht. Met name kerken die uit de zending zijn ontstaan.

Er zijn drie geloofsbelijdenissen die oecumenisch worden genoemd. Deze geloofsbelijdenissen worden door de meeste kerken over heel de wereld geaccepteerd: de Apostolische Geloofsbelijdenis, de Geloofsbelijdenis van Nicea en de Geloofsbelijdenis van Athanasius. Deze belijdenissen willen Bijbelse belijdenissen zijn, die het werk van God in Christus willen vertellen.

Geloofsbelijdenissen vertellen wie God is. Ze helpen pasbekeerden bij het begrijpen van het geloof en helpen op de weg naar de doop.

Geloofsbelijdenissen zijn er om de lokale gemeente en de wereldwijde kerk samen te binden in het belijden van de ene God die er is: Vader, Zoon en Heilige Geest.

Geloofsbelijdenissen helpen om deze God te loven en te prijzen. Ze kunnen aangeven wat niet bij het christelijk geloof horen en daarmee duidelijkheid scheppen over wat het christelijk geloof is. De geloofsbelijdenissen laten zien hoe de kerk de Bijbel leest.

Een geloofsbelijdenis is niet alleen een officieel document maar wil ook het levend geloof van de gelovige stimuleren.

Cornelius Plantinga – A Place to Stand. A Study of Ecumenical Creeds and Reformed Confessions (Grand Rapids, 1979) 5-7.

Kliederkerk als kerkvorm

Kliederkerk als kerkvorm

“Kerk” uit zich in talloze vormen. Ook kliederkerk presenteert zich als kerk. In ieder geval in naam. Ook in doelstelling: het is bedoeld als een verrassende manier van samen kerk-zijn. De kliederkerk als kerkvorm laat zien dat elke vorm van kerk-zijn in de voorlopigheid gebeurt en een fragment is. Want als in een gemeente wel avondmaal gevierd wordt, maar niet gedoopt wordt omdat er geen kinderen meer zijn, is die gemeente dan nog wel volledig kerk? Is een gemeente die de ambten niet volledig meer kan invullen nog wel volledig kerk? Moeten we niet zeggen dat geen enkele gemeente op een volledige manier kerk kan zijn? Op die manier kunnen we juist honoreren dat de kliederkerk ook echt kerk is, al ontbreken dat wezenlijke elementen voor het kerk-zijn.

Voor reguliere gemeenten is de kliederkerk dan ook allereerst een uitdaging: laat de gemeente niet iets liggen, wat de kliederkerk oppakt? De kliederkerk heeft niet de pretentie om een eigenstandige gemeente te vormen, maar meer een vierplek te zijn. Laat de kliederkerk daarmee niet zien hoe wezenlijk het vieren is voor het christelijk geloof?
Zelf kom ik uit een stroming die vooral terughoudend was ten opzichte van vieren en het event-karakter van het christelijk geloof. Ook al waren de aarzelingen met betrekking tot het event-achtige en het vierende terecht, er ging ook iets wezenlijks verloren: namelijk dat geloof meer is dan dat in je hart, in je hoofd en in je ethiek zit. Geloof heeft te maken met heel je bestaan, met alle zintuigen, met vreugde en andere emoties. De kliederkerk pakt dat aspect juist op.

Daarmee sluit de kliederkerk aan bij een stroming in de godsdienstpedagogiek die het vieren als toegang tot het christelijk geloof ziet. Met het kerkelijk jaar zijn er genoeg aanknopingspunten om het vieren gestalte te geven.
Er kan zelfs nagedacht worden over een manier van avondmaal vieren die passend is bij de vorm van de kliederkerk. Waarom zou je wel op een creatieve en symbolische manier het christelijk geloof kunnen vieren en niet het avondmaal in een bepaalde gestalte kunnen hebben?
De kliederkerk is geen vorm van kerk-zijn die compleet is losgezongen. De voorwaarden die nodig zijn om het avondmaal te houden, kunnen daardoor gerealiseerd worden. De kliederkerk houdt ook een spiegel voor: is de zondagse eredienst niet los komen te staan van de praktijk van het alledaagse leven en krijgen gemeenteleden niet te weinig mee vanuit de zondagse eredienst om hun dagelijks bestaan daarmee in verbinding te brengen?

Of de kliederkerk de laatste gezinnen uit de kerk jaagt, hangt af van de connectie tussen de bestaande gemeente en de kliederkerk. Een bestaande gemeente organiseert wel vaker activiteiten die gericht zijn op een bepaalde doelgroep, zonder dat die ervaren worden als een concurrent: een vakantiebijbelweek, een AlphaCursus, Bijbelkringen, gemeentegroeigroepen, bijeenkomsten voor gezinnen. De kliederkerk kan daarom ook een aanvulling zijn.
De kliederkerk is een waardevolle aanvulling van kerkvormen. Het is verleidelijk om daar heel lyrisch over te worden. De kliederkerk zou een plek zijn die aantrekkelijk is voor mensen die weinig of niet in de kerk komen. Dat is echter te algemeen gesteld. In bepaalde missionaire kringen wordt gewerkt met variatie in sociale milieus. Is de kliederkerk als vorm van kerkzijn  voor álle sociale klassen toegankelijk is? Kunnen mensen uit verschillende sociale klassen samen een kliederkerk vormen? Passen mensen uit een traditioneel milieu bij mensen uit een precair milieu? Gaat iemand uit een hedonistisch milieu makkelijk samen met iemand uit een liberaal-intellectueel milieu? De keuze voor een wijk of een locatie kan al de keuze voor een bepaald sociaal milieu zijn. Net als de keuze voor creatieve werkvormen ook onbewust een keuze voor een bepaald milieu kan zijn.

Wat mist de kerk en wat missen degenen die nu naar de kliederkerk komen als deze vorm er niet zou zijn? Het is aardig dat deze nieuwe vorm van kerkzijn zich in naam presenteert als een vorm van kerkzijn. Dat in een tijd waarin de kerk als instituut en als geloofsvorm onder druk staan. Een vraag voor mij is wat de inhoud is van de kliederkerk. Welke godsbeelden en welke visies op Jezus mogen wel en welke niet? Hangt dat af van de deelnemers? Hangt dat af van de organiserende kerk? Hangt dat af van het gebruikte materiaal? Welke godsbeelden en welke visies op Jezus mogen wel en welke niet?

Christelijke theologen om in de gaten te houden (FORMAT)

Christelijke theologen om in de gaten te houden (FORMAT)


(1) Hoe ben je ooit ertoe gekomen om iets met theologie te gaan doen?

(2) Op welke manier ben je nu met theologie bezig?

(3) Welke thema’s hebben je bezig gehouden? En wat houdt je momenteel bezig?

(4) Is er voor een rode draad in al die jaren?

(5) Welk(e) thema(’s) heb je laten liggen, die je eigenlijk zou willen oppakken, maar waar je nooit aan toe gekomen bent?

(6) Wie zijn jouw theologische helden? Wat heb je in het bijzonder van hen geleerd?

(7) Welke 2 à 3 boeken hebben jou gevormd in je studietijd? Waarom waren ze voor jou zo belangrijk?

(8) Wat is je favoriete Bijbelboek? In welk Bijbelboek zou je graag willen verdiepen?

(9) Welk(e) boek(en) zou je aanraden? Kun je uitleggen waarom?

(10) Voor welk boek zou je graag tijd willen hebben?


(11) Waar kan ik met je over praten als je geen zin hebt om over theologie te praten?

Ps. Ik zoek nog een website waar ingevulde reacties gepubliceerd kunnen worden. Weet je iets? Laat het dan weten!

N.B.: Het idee komt van de Amerikaanse nieuwtestamenticus Nijay K. Gupta.

Pastoraat aan mannen

Pastoraat aan mannen (deel 1)

Bij een bezoek aan een boer krijg ik eerst een rondleiding door de stal, omdat de boer net een melkrobot heeft aangeschaft. Tijdens de gang door de stal vertelt de man het een en ander over zijn bedrijf en over zijn koeien. Als we een tijdje in de stal geweest zijn, gaan we naar binnen. De boer zijn klompen uit en ik mijn schoenen. Op onze sokken gaan we naar binnen naar de keuken. Er wordt koffie gezet en tijdens het koffiedrinken vertelt de boer op een andere manier wat hem bezig houdt.

In mijn agenda staat een afspraak met een vrouw die lid is bij onze kerk. Haar man is geen lid. Nadat ik aanbel, doet de man open. Ik mag binnenkomen, zegt hij, maar zijn vrouw is er niet. Ik heb hier toch een afspraak staan en besluit mee naar binnen te gaan. Dan vertelt hij zijn verhaal en legt uit dat waarom hij niet gelovig is, maar zijn vrouw wel in haar keuze respecteert.

Een man belt mij op om te vertellen dat zijn vrouw ernstig ziek is opgenomen in het ziekenhuis. Ik bezoek haar enkele keren in het ziekenhuis en zie hoe haar man met haar omgaat. Als de vrouw overleden is, kom ik bij hem thuis om de dienst voor te bereiden. De kinderen zijn er ook. Ik zie hoe de kinderen hun vader willen steunen. Met elkaar vertellen ze wie de overledene is geweest.

Zo wat voorbeelden van hoe mannen in het pastoraat in beeld komen. Pastorale gesprekken met mannen zijn wel een minderheid. David Kuratle en Christoph Morgenthaler schatten in hun boek Männerseelsorge  dat in 30% van de pastorale gesprekken een man aanwezig is. Mannen zijn ook minder in beeld voor een pastoraal bezoek, stellen Kuratle en Morgenthaler. Nogal eens is de gedachte dat een man niet geïnteresseerd is in geloof of van de kerk weinig moet weten.


Band met de kerk ingewikkeld
Voor veel mannen is de band ook met de kerk ingewikkeld. Zo luidt een Duitse kerkelijke vereniging voor mannen al enkele jaren de noodklok: mannen zijn oververtegenwoordigd in de groep kerkverlaters. Als ik aangeef, dat nogal wat mannen het moeilijk hebben met en in de kerk, krijg ik meestal verbaasde reacties: de kerk is toch heel lang door mannen gedomineerd? Hoe kan de kerk dan een omgeving zijn, waar veel mannen zich niet gemakkelijk thuis voelen?

Dat komt, omdat dé man niet bestaat. In de loop van de tijd hebben steeds verschillende type mannen in de kerk aan het roer gestaan, waardoor heel andere type mannen zich niet thuisvoelden in de kerk. Nu er veel meer vrouwen in de kerk actief zijn, kunnen er ook weer bepaalde typen mannen zijn, die voor zich geen plek meer in de kerk zien.

Dat er meer vrouwen in de kerk actief zijn, is niet de voornaamste factor voor mannen om de kerk te verlaten. Voor hun idee gaat het in de kerk om thema’s die hen niet bezighouden. De kerk heeft geen relevantie voor hun leven. Dat er meer mannen zijn onder de kerkverlaters heeft er ook mee te maken, dat zij over het algemeen makkelijker dan vrouwen zich ergens van terugtrekken en zich niet voor anderen verplicht voelen om toch lid te blijven.

Emoties
Zijn mannen anders dan vrouwen? Tussen mannen en vrouwen zijn heel wat overeenkomsten. Daarvoor vindt niet elke man het prettig om een scherpe onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen. Ook voelt niet elke man zich prettig in een gezelschap van alleen maar mannen en heeft niet elke man de behoefte om zich bezig te houden met specifieke mannen-dingen.

Toch is het zinnig om wel na te denken over het specifieke van pastoraat aan mannen. Er is namelijk wel een onderscheid tussen mannen en vrouwen. Dat onderscheid is niet alleen biologisch van aard, maar komt ook doordat de opvoeding van mannen anders is geweest. Zeker in het verleden. Jongens in de opvoeding kregen met andere normen te maken dan meisjes. Die normen kregen ze niet altijd mee doordat die normen expliciet werden uitgelegd, maar die kregen ze ook mee, omdat de mannen in hun omgeving zo’n voorbeeld lieten zien.

Voor jongens was het namelijk veel minder gebruikelijk om emoties te tonen. Bij een sterfgeval in de familie bijvoorbeeld zagen de jongens dat de mannen probeerden hun emoties in te houden. Vaak kregen ze ook te horen dat ze flink moesten zijn. Meisjes leerden veel meer dan jongens in de opvoeding om hun emoties te uiten. Ze hebben nooit geleerd hoe ze toegang konden krijgen tot hun emoties. Ze stoppen dat weg en negeren de negatieve emoties die daarbij komen kijken. Het effect is dat ze innerlijk vastlopen. Dat kan zich uiten in een toenemende agressie naar hun naasten toe. Of door een toenemende verstilling: ze gaan steeds minder over zichzelf vertellen en steeds minder van zichzelf laten zien.

In hun boek Als de man verliest. Omgaan met tegenslag, verdriet en rouw beschrijven Wim van Lent en Tim Overdiek dat mannen bij de hulpverlening aankloppen, omdat ze door hun vrouw gestuurd zijn. Ze komen alleen uit zichzelf als er iets goed mis is gegaan: als ze door het lint gegaan zijn, als hun relatie op springen staat. Dan beseffen ze pas dat er iets mis is, maar hebben dan een lange weg te gaan om te ontdekken wat er zo allemaal misgegaan is. Van Lent en Overdiek laten zien, dat bij veel mannen ook oud verdriet is, dat is weggestopt, omdat deze mannen nooit geleerd hebben dat verdriet toe te laten: een vader die jong overleed, ouders die scheidden, ziekte in het gezin. Dat verdriet mocht er niet zijn, want een jongen moet doorgaan, moet sterk zijn.

Mannen kunnen daardoor veel minder makkelijk laten merken dat ze van hun hun vrouw en kinderen houden. Ze kunnen minder makkelijk laten zien wat een gebeurtenis of een opmerking met hen doeten veel minder makkelijk tegenslag, teleurstelling en verdriet verwerken. Omdat ze nooit geleerd hebben om over hun innerlijke gevoelens te spreken, hebben veel mannen moeite om te vertellen over zichzelf, over hun emoties, over hun geloof. Hier ligt dus een belangrijke taak voor het pastoraat.



Pastoraat aan mannen (deel 2)

Dé man bestaat niet.
Dé man bestaat niet. Hoe een man is of hoe een man hoort te zijn, is afhankelijk van de sociale klasse, van het opleidingsniveau, afhankelijk van of iemand progressief of conservatief is. Een loonwerker kan een andere type man zijn dan de HBO-docent. Iemand uit een VINEX-wijk heeft een heel ander bestaan en kijk op zichzelf dan iemand die in een achterstandswijk woont. Een man in een stad kan op een andere manier op de kerk en de maatschappij betrokken zijn dan een man die op een dorp woont. Een lid van de CU verschilt behoorlijk van een PVV-stemmer.


Stereotiepen
Er zijn wel veel stereotiepen over hoe een man is of hoe een man hoort te zijn. Die stereotiepen komen niet alleen in reclames en films voor, maar ook in christelijke publicaties, preken en bijbeluitleg.

Een stereotiep beeld dat ik geregeld in preken terug hoor, is dat mannen zich door hun lusten laten leiden. Uit een Amerikaans onderzoek naar preken van evangelicals over het huwelijk, bleek dat in vrijwel alle gevallen de predikant alleen de man werd aangesproken op seksuele verleidingen en op vreemdgaan. Daarmee wordt het beeld bevestigd dat mannen minder dan vrouwen hun driften en lusten kunnen beheersen en dat vrouwen kuiser zijn.

Minder met geloof en kerk bezig?
Een ander stereotiep beeld is dat mannen minder bezig zijn met geloof en dat de kerk hen veel minder bezig houdt. Dit beeld wordt versterkt door de toenemende afwezigheid van mannen in bepaalde kerken. Mij valt het bij gastbeurten op, dat niet alleen de taken binnen de kerk steeds meer door vrouwen worden overgenomen, maar ook dat er vaak minder mannen dan vrouwen aanwezig zijn. Mijn indruk is dat in kerken, waar geen vrouwelijke ambtsdragers zijn, het aantal mannen in de buurt van het aantal vrouwen komt.

Mannen zijn overigens over het algemeen niet minder met geloof bezig dan vrouwen, maar zij gebruiken vaak veel minder religieuze taal. In gesprekken hebben zij het eerder over meer alledaagsere zaken en betrekken wat hen bezighoudt of wat hen overkomt minder op het geloof. Dat ze hun ervaringen en hun bezigheden minder op het geloof betrekken, betekent echter niet dat ze minder met geloof bezig zijn. In hun denken en in hun praten scheiden ze geregeld geloof en hun dagelijks leven. Dat is niet omdat ze minder gelovig zijn, maar meer gewend zijn hun bestaan in delen op te knippen en een onderscheid te maken tussen die verschillende delen van hun dagelijks bestaan.

Voor het pastoraat is dit belangrijk om te weten, omdat als mannen over hun dagelijks bestaan dat voor hen wel degelijk met hun geloof te maken kan hebben, ook als ze er niet over praten. Als ouderling of als predikant is het dan van belang om voor die mannen de verbinding tussen geloof en dagelijks leven te helpen zien en voor hen te leggen.

Geloofsgesprek
Omdat mannen hun bestaan vaak minder godsdienstig beleven dan vrouwen, spreken ze er minder over. Ze merken dat vrouwen hun ervaringen en hun geloof beter kunnen verwoorden. Ze zullen minder over hun geloof en hun ervaringen met de Heere spreken, omdat de manier waarop vrouwen dat doen toch onbewust de norm is hoe het hoort.

Omdat zij toch al moeilijk over hun geloof kunnen spreken, doen ze er het zwijgen toe. Daardoor is het beeld ontstaan dat mannen minder met geloof hebben. Daarbij komt dat mannen vaak ook veel kritischer zijn: kritischer op de preek, op de kerkenraad, op de gemeente. Mannen hebben vaak ook veel meer geloofsvragen dan vrouwen. Vaak hebben ze het gevoel dat die vragen niet gesteld mogen worden. Ook dat is een reden, waarom mannen zich eerder terugtrekken als er een geloofsgesprek gevoerd wordt.

Voor het gesprek betekent dat de aanwezige mannen de kans geven om over hun eigen inzichten en ervaringen te praten, de kans geven om kritische vragen over de kerk en over God te laten stellen. Die vragen hoeven niet gelijk beantwoord te worden. Het kan juist goed zijn om de man te vragen meer te vertellen en daardoor ruimte te bieden. Ruimte bieden voor de man kan ook betekenen dat de vrouw leert om in het geloofsgesprek even een pas op te plaats te maken. Omdat vrouwen eerder toegang tot hun innerlijk hebben en beter in staat zijn om over hun geloof te spreken, kunnen zij vaak als eerste het woord gaan nemen.

Gezin
Omdat er voor mannen drempels zijn om zich over het geloof te uiten, is het zinvol om te beginnen bij thema’s die voor mannen belangrijk zijn. Bij de meeste mannen staat het gezin op nummer 1.


Voor hun gezin zijn ze bereid om veel te doen. Soms zijn ze zelfs bereid om, als ze zelf geen kerkganger zijn, mee naar de kerkdienst te gaan omdat er voor hun zoon of dochter iets belangrijks gebeurt: afscheid van de zondagsschool, een kooruitvoering, doop van een kleinkind. Voor vaders is het vaak belangrijk dat hun kind de gegeven opvoeding waarderen. Steeds vaker komt de betekenis van vaders naar voren doordat bij een bruiloft de dochter graag door haar vader in de kerk gebracht wil worden of een opa die een kleinkind aandraagt in de doopdienst.

Werk
Vaak is werk voor mannen een belangrijk thema, omdat hun werk hen veel eigenwaarde geeft en van grote waarde is voor hun zingeving. Ontslag of pensioen is voor een man vaak ingrijpend, omdat het een aanslag op de eigenwaarde is en een behoorlijk verlies aan netwerk. Veel mannen hechten er waarde aan om het dagelijkse bestaan en daarmee ook het geloof op hun eigen manier te doen. Ze willen niet graag voorgeschreven worden. Wanneer ze deze ruimte missen, zijn ze eerder geneigd om af te haken.

In deze twee artikelen heb ik alleen wat factoren beschreven waar rekening mee gehouden moet worden in het pastoraat aan mannen. Het zou de moeite waard zijn om te beschrijven op welke eigen manier mannen hun geloof beleven: hoe ze over God denken, wat het kruis van Christus voor hen betekent, hoe zij zichzelf in de Bijbel terugvinden, welke taken zij voor zichzelf zien weggelegd.

Geschreven voor De Waarheidsvriend

Kerk buiten de Randstad

Kerk buiten de Randstad

In een interview met IZB Areopagus gaf ik onlangs aan de kerk teveel op de Randstad is gefocust en dat gemeenten buiten de Randstad met andere zaken bezig zijn. Naar aanleiding van dat interview kreeg ik van Leonard van Aalst de vraag of ik daar meer over wilde vertellen wat het betekent om buiten de Randstad predikant te zijn. Als oud-Voetiaan (lichting 1997) geef ik graag gehoor aan deze vraag.
In 2007 verhuisde ik vanuit Veenendaal naar Noord-Holland. Ik wist dat ik met een cultuurschok te maken zou krijgen, omdat Noord-Holland van oudsher veel minder kerkelijk is dan Veenendaal. Ik had er nooit op gerekend dat ik ook met een heel andere volksaard te maken zou krijgen. Daar net boven Amsterdam zijn ze heel direct en zeggen ze gelijk wat ze denken. Er wordt van het hart geen moordkuil gemaakt. Er wordt niets opgekropt. Ongeveer het eerste wat we te zien kregen, was toen wij de eerste keer boodschappen gingen doen twee mensen die op de roltrap stonden elkaar uitscholden tot ze elkaar niet meer zagen. De volgende dag werd ik, toen ik iemand die geen voorrang had over wilde laten steken, van achteren ingehaald door iemand die minder geduld had. Welkom in Noord-Holland, dacht ik bij deze momenten. Ik heb aan de directe communicatie behoorlijk moeten wennen.

Die directe manier van reageren bleek ook van belang te zijn in de gemeenteopbouw: het belangrijkste moment als gemeente was het koffiedrinken na de kerkdienst. Het enige moment waarop de gemeenteleden, die in diverse plaatsen woonden, elkaar in die week tegenkwamen. Voor mij betekende dat ik na de dienst nog energie over moest hebben om nog heel wat gesprekken te hebben met gemeenteleden. Over de dienst. Of gewoon over allerlei alledaagse zaken. Ze waren ook snel enthousiast. Dat leek handig, toen ik een medewerker van de IZB had uitgenodigd om samen met de kerkenraad na te denken over missionaire bewustwording. Waar ik geen rekening mee gehouden had, was dat het een enthousiasme van dat moment was en dat het ingewikkeld was om dat enthousiasme van dat moment vast te houden en in te zetten voor een stap verder op het missionaire pad. Ik schrijf dat niet om de gemeente achteraf te bekritiseren, maar om aan te geven hoe belangrijk het is om als predikant eerst een gemeente goed te leren kennen en ook te verdiepen in de volksaard van de mensen die er wonen. Begrijp je de mensen niet, dan krijg je ook geen klik. Is er geen klik, dan is het veel ingewikkelder om als predikant vruchtbaar te werken. Ik heb dat door schade en schande moeten leren en dat proces was niet altijd dienstbaar aan de opbouw van de gemeente. Hooguit op langere termijn.
Vierenhalf jaar later ging ik naar de Noord-Oost-Veluwe. Van tevoren werd ik gewaarschuwd door een van de gemeenteleden, die als chauffeur geregeld op boerderijen was geweest. Omstandig deed hij uit de doeken dat hoe stug de mensen daar waren. Toen ik daar kwam, bleek mijn ervaring anders te zijn. Ze waren veel opener dan ik van tevoren had gedacht. Ik hield rekening met een cultuurschok, maar het bleek op veel punten een herkenning te zijn met wat ik uit Veenendaal kende.

Op één punt was het anders en dat realiseerde ik me pas gaandeweg. Was er in Veenendaal een burgemeester die de plaats presenteerde als Randje Randstad, hier op de Veluwe bleek ik echt buiten de Randstad gekomen te zijn. Ik realiseerde met dat toen een van de kerkenraadsleden tegen iemand van de landelijke kerk eens aangaf dat Utrecht (de plaats waar het Landelijk Dienstencentrum staat) wel erg ver weg was. In de eerste gemeente leefde die gedachte trouwens ook. Gekscherend zeiden we wel tegen elkaar dat de kerkorde boven het IJ niet meer gold. In de kerk geldt al dat Utrecht ver weg is, in het dagelijks leven is er een behoorlijke kloof met de Randstad. Die kloof is zowel geografisch als mentaal.
De beweging naar de Randstad toe wordt vaker gemaakt dan vanuit de Randstad naar ‘de provincie’. Kijk alleen maar naar de files: ‘s morgens staan de files in de richting van de Randstad en ‘s middags staan ze de Randstad uit. Een infrastructureel project binnen de Randstad maakt meer kans van slagen dan erbuiten. Dit weekend bleek dat er door instanties uit het noorden vergeefs werd gewacht op actie om nu eindelijk iets met de Lelylijn (spoorlijn Groningen – Randstad) te doen, terwijl infrastructurele projecten in Amsterdam geen moeite hebben om aan geld te komen. Diepe frustratie is hier over de gang van zaken rondom Lelystad Airport. Ondanks zowel complete provincies tegen de opening van het vliegveld zijn, moet het vliegveld koste wat kost opengaan vanwege de belangen van Schiphol. Het gevoel leeft hier sterk dat de belangen van de Randstad zwaarder wegen dan de ‘provincie’. Voeg daarbij dossiers als de gaswinning in Groningen en de visie op de boerenstand. Dan is het begrijpelijk dat het vertrouwen in de landelijke politiek niet groot is. Het gevoel niet gehoord te worden leeft hier heel sterk. Net als Utrecht is Den Haag ver weg. Kerkelijk is ook te merken dat de Randstad onbewust de norm is. Landelijke vergaderingen of studiedagen worden steevast in (de buurt van) Utrecht of Amersfoort gehouden.


Ook mentaal is er een kloof. Bij veel voordeuren is een sticker aangebracht: Hier ma’j plat praot’n. Dat geeft al aan dat er een verschil in taal is. Het Nederlands wordt Hollands genoemd. Sinds de discussie over Zwarte Piet gaande is, wordt hier extra waarde gehecht aan Zwarte Piet. Er wordt zelfs geadverteerd met de opmerking dat men echte Zwarte Pieten laat optreden en geen roetveegpieten. Voor het afschaffen van vuurwerk met oudjaar zal hier niet snel draagvlak te vinden zijn. Veel volwassenen slaan zelf veel vuurwerk in en schieten dat met oud en nieuw af. Partijen die voor vernieuwing of voor het milieu zijn, zijn hier meestal niet groot. Toen vorig jaar er grote groepen boeren naar Den Haag trokken, gingen verschillende boeren uit de gemeente ook mee met de stoet. Ze vonden het mooi en belangrijk om te doen. De leuzen en symbolische acties tijdens deze protesten hadden het kenmerkende van de platte humor die hier gangbaar is. Ik moest denken aan de vrienden van een bruidspaar, die de pas gebouwde schuur waar het bruidspaar het feest hield van de buitenkant hadden omgetoverd in een bordeel.
Aan het einde van de dag of in het weekend zie ik op Facebook of Instagram foto’s voorbij komen van een biertje op tafel. Paor neem’n is hier dan ook een gebezigde uitspraak. Paor neem’n staat voor sfeer, voor kunnen genieten. Je werkt hard en dan mag je genieten van de rust die er is. Liefst met anderen: met familie of met vrienden. Dat zijn de twee kanten van het bestaan. Overdag hard werken en in het weekend genieten van het leven. Die twee kanten zijn even belangrijk. Het wordt dan ook erg gewaardeerd als ik als predikant mijn gezicht laat zien tijdens een jubileum. Het liefst zien ze me tijdens een receptie, waarbij ik mag meedoen met het koud en warm buffet. Als ik maar een gebed wil uitspreken. Als er geen receptie is, hopen ze dat ik op de dag zelf kom, om een gebakje te eten, gehaald bij een goede bakker.
Voor een predikant is het heel belangrijk om de kenmerken en de gebruiken van een regio te leren kennen en te leren waarderen, om er één van hen te worden. Je ontdekt dan dat discussies van de universiteit daar niet leven. Of dat discussies die in het ND en RD gevoerd worden, niet gevoeld worden, omdat men alleen de regionale krant leest of alleen Hart van Nederland kijkt. Zeker mensen van de rand, die wel ingeschreven zijn maar niet actief betrokken zijn, wachten tot ze zeker weten dat een predikant bereid is om zich te geven voor de plaats waar hij of zij is gekomen. Ze wachten eerst of de predikant deze plek niet gebruikt als springplank om na 4 jaar weer verder te hoppen naar een interessantere plaats, zonder zich echt in deze omgeving te verdiepen. Dat geldt ook voor de meer actieve leden, trouwens. Alleen als er respect is voor dat karakter krijgt het evangelie de kans om te landen. Pas als een predikant open staat voor het eigene van een stad, dorp of streek hebben veel inwoners het idee dat God z’n best doet eigen te worden met hen.

Geschreven voor Vox Voetianorum

God laat met Zich spreken. Calvijn over het gebed

God laat met Zich spreken. Calvijn over het gebed

Bidden betekent: spreken met God. God laat met Zich spreken. Zondige, onreine, sterfelijke mensen mogen met de heilige God spreken. Voor de reformator Johannes Calvijn speelt bidden een grote rol in zijn theologie en in zijn praktijk van geloven.

Volgens Calvijn-onderzoeker Eberhard Busch is er in het onderzoek naar Calvijns theologie weinig aandacht geweest voor de betekenis dat bidden voor Calvijn had. Terwijl het wel het wel een belangrijk thema voor Calvijn is geweest. Het grootste hoofdstuk uit de Institutie gaat over bidden.  Ook in zijn uitleg van Bijbelboeken komt Calvijn steeds over bidden te spreken. Voor Calvijn zijn de basiselementen van een eredienst: preek, avondmaal en gebed.

Calvijn spreekt in zijn gebeden God vaak aan als Almachtige. Daarmee bedoelt Calvijn niet zomaar dat God alles kan, maar wil hij aangeven dat God in Zijn genade de zondaar uitnodigt om met Hem in contact te komen en in gemeenschap te treden. Wij zijn op God, onze Schepper, aangewezen. God houdt rekening met onze gebeden.
calvijn
Calvijn

1. Bidden en geloven
Bidden veronderstelt geloven. Calvijn: ‘Wij kunnen niet tot God bidden zonder te geloven.’ Bidden is daarom geen zelfgesprek, maar een gesprek met God.

Is geloof dan een sleutel om in de hemel te komen? Nee, want wij hebben als mensen die sleutel niet in eigen hand. Door te geloven erkennen wij dat ook. Maar God maakt in Zijn Woord de deur van de hemel open. God heeft tot ons gesproken en daarom kunnen wij met God spreken.

Gods Geest maakt het ons mogelijk ons in geloof tot God te wenden. ‘Wie niet door Gods Geest wordt geregeerd, kan niet van harte bidden. Wij weten dat het deze bijzondere gave van de Geest is, die ons hart opwaarts in de hemel opheft. Want wij bidden tevergeefs als wij niet geloven en ons niet bekeren.’

Wij zouden niet kunnen bidden als de Heere niet zelf eerst gesproken had. Daarom gaat geloven aan bidden vooraf. Geloven is de moeder van het gebed, aldus Calvijn. Het spreken van God tot ons en ons geloven in God gaat aan ons bidden vooraf. Gods spreken opent ons oor en ons hart, waardoor wij antwoord kunnen geven. Gods spreken tot ons laat zien dat God bereid is om ons een luisterend oor te bieden. Ons geloven en ons luisteren naar Gods spreken vindt in ons bidden een antwoord: daarmee beamen wij Gods spreken.

Ons bidden als ons antwoord is het hoogste dat wij als mensen kunnen aanbieden: ‘Het voornaamste offer dat God van ons vraagt is het aanroepen van Zijn naam.’ ‘Het aanroepen van Gods naam is de beste oefening van ons geloven en ons hopen.’ ‘Het voornaamste werk van ons geloof is het aanroepen van Gods naam.’ ‘Het beste middel tegen ons vermoeid-worden in geloof is het volhouden in gebed.’ In ons bidden komt naar voren dat de Geest in ons werkt, Die ons tot kinderen van God maakt.

Bidden staat voor Calvijn niet tegenover handelen. Door te bidden ontvangen wij de kracht om moedig te handelen. Het juiste handelen is eerst in gebed gaan. Bidden is de eerste juiste handeling.

Bidden is geen individuele zaak. Bidden is iets gemeenschappelijks. We bidden met elkaar en we bidden voor elkaar. ‘De christenmens heeft zijn gebeden zo vorm te geven dat ze op de gemeenschap betrokken zijn en iedereen insluiten, die in Christus zijn broeder of zuster is. Daarmee sluit hij alle mensen in die op aarde leven.’
Eberhard Busch
Eberhard Busch

2. Het bidden van ons zondaars
De belangrijkste vraag is niet of wij willen bidden, maar of wij mogen bidden. Wij zijn immers zondaars. In geloof komen wij voor Gods aangezicht. Voor Gods aangezicht krijgen wij het juiste inzicht over onszelf: wij fabriceren onze eigen goden die bij ons passen, onze eigen uitvindingen, producten van onze eigen verbeelding. Dat is ongeloof. De ware God schudt ons wakker uit deze waan.

We hebben vergeving nodig voor deze zonde als wij met God willen verkeren. Daarom is voor Calvijn het eerste gebed, dat de gemeente bidt bij het samenkomen, een gebed om vergeving.  Ook onze gebeden zijn zondig, maar in Zijn oneindige goedheid en genade wil God onze gebeden toch aannemen.

De zonde wekt ook vaak in ons de indruk dat onze gebeden niet bij God aankomen en dat wij tevergeefs bij God op de deur kloppen. Dat is een sterke aanvechting, waardoor de drang om te bidden onder druk komt te staan. Volhouden in gebed is geen makkelijke deugd. Ons ongeloof maakt ons wijs dat ons bidden geen zin heeft. Met het verdwijnen van de hoop verdwijnt ook onze ijver om te bidden. Ons vertrouwen toont zich door vol te houden als het gaat om gebed, ondanks deze aanvechtingen.

3. Gebedsverhoring
In Calvijns tijd kon de gedachte geuit worden dat gebedsverhoring afhankelijk is van de reine staat van de bidder. De mens moet zijn bijdrage leveren, zodat God het gebed verhoort. Voor Calvijn is bidden reeds een begin van de gebedsverhoring: onder alle twijfel is er toch de zekerheid dat God hoort.

Voor Calvijn zijn er twee vormen van gebedsverhoring: een voorlopige gebedsverhoring en een toekomstige definitieve verhoring. Dit is de spanning van het reeds en het nog niet.
zusammenlebenVerhoort God verkeerde gebeden? Volgens Calvijn niet. God kan ons niet aanzetten tot egoïstische of tot kwaadwillende gebeden. Bidden gebeurt naar Gods wil. Wie door God verhoord wil worden, moet niet in de eigen zooi blijven steken. Toch laat God Zijn zon schijnen over goede en over slechte mensen.  Gods barmhartigheid is onze troost, want geen enkel gebed komt zuiver voor Gods troon. Zelfs ons stamelen verdraagt God. Daarom bidden we nooit tevergeefs en is ons bidden nooit zinloos. We bidden in hoopvolle verwachting.

Verhoring door God heeft altijd heilzame betekenis. In de uitleg van Psalm 77:10 schrijft Calvijn: ‘Gods goedheid is onlosmakelijk verbonden met Zijn wezen, zodat het voor God onmogelijk is om niet barmhartig te zijn.’

4. Aanwijzing tot het juiste bidden
Er zijn volgens Calvijn wel aanwijzingen nodig voor het juiste bidden. Die aanwijzingen betreffen niet zozeer de vorm als wel het besef tot Wie je bidt. We kunnen niet onze egoïstische wensen uiten die tegen Gods wil ingaan. Alles in ons leven en daarmee ook ons bidden hoort te zijn tot eer van God.
Voor Calvijn zijn dit de aanwijzingen:

  • Bid met een regelmaat. Zoals Daniël driemaal daags op de knieën ging. Wie met regelmaat bidt, vergeet het bidden niet. 
  • Bidden heeft iets gemeenschappelijks, zoals het Onze Vader laat zien. In de eredienst worden daarom psalmen gebeden om het gemeenschappelijke uit te drukken.
  • Calvijn wil dat we bidden met de juiste instelling. Hoe ons hart is, is het belangrijkste bij het bidden. Toch gaat het bidden met het hart niet ten koste van de uiterlijke vorm. Want het is nodig dat ons bidden uitgesproken wordt. Een hardop gebeden gebed laat zien dat de bidder in de gemeenschap van de kerk van alle tijden en plaatsen treedt. We bidden daarom met hart en mond. Het is de plicht van het hart, dat zich uit met behulp van de tong.
  • Mag je voor jezelf bidden? Bidden mag volgens Calvijn nooit iets egoïstisch hebben. Ons bidden moet tot eer van God zijn en naar Zijn wil. We mogen God nooit voor ons karretje spannen. 
  • Bidden voor onszelf mag ook niet ten koste gaan van het bidden voor een ander. In het bidden gaat het om het geheel van de kerk van alle tijden en alle plaatsen. We zijn in ons bidden ook verbonden met degenen die ver van ons af staan.


N.a.v. Eberhard Busch, ‘Gott lässt mit sich reden’, in: Idem, Zum Zusammenleben geboren. Johannes Calvin – Studien zur seiner Theologie (Zürich: Theologischer Verlag Zurich, 2016), p. 9-20.

Wanneer begint de eredienst?

Wanneer begint de eredienst?
Gesprek over de eredienst – 2

JukiVorige week schreef ik over wat er in de eredienst gebeurt. Ik heb toen uitgelegd dat in de eredienst God en mensen elkaar ontmoeten. Wanneer begint die eredienst?
Die eredienst begint op het moment dat de predikant in de dienst het eerste gebed uitspreekt: Onze hulp is in de naam van de Heere. Dat eerste gebed is opgebouwd uit Bijbelteksten: Psalm 124:8, Psalm 146:6 en Psalm 138:8.

Dit gebed is een bijzonder gebed. Want in de meeste gevallen gaat een gebed van de mens uit naar God toe. Dit gebed gaat in de omgekeerde richting: hier spreekt God de mensen in de kerk aan. Met dat gebed verklaart God de kerkruimte als heilige ruimte: vanaf dat gebed is God aanwezig.

Performatieve handeling
Dat votum, zoals dat gebed ook wel genoemd wordt, is met een duur woord een performatieve handeling. Daarmee wordt bedoeld dat zo’n handeling de werkelijkheid verandert in iets anders. Zo’n handeling vindt ook plaats als een bruidspaar op de trouwdag voor de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn verschenen. De ambtenaar verklaart hen tot man en vrouw. Vanaf die uitspraak zijn bruidegom en bruid ook man en vrouw.
In de Bijbel zien we hetzelfde als de Heere Jezus de zonden van iemand die voor Hem is verschenen vergeeft. ‘Uw zonden zijn u vergeven,’ zegt Hij dan. Vanaf dat moment draagt diegene die voor Jezus verschenen is niet meer de zonden. Jezus heeft verklaard dat ze weg zijn. Op die manier verklaart God dat de ruimte een heilige ruimte is waar Hij is.

Groet
Na votum volgt een groet van Godswege. De predikant groet de gemeente in naam van de Heere, Die nu aanwezig is. De predikant is nu instrument om de stem van God te laten horen. Die groet laat het karakter van de eredienst zien: God komt naar ons mensen toe en spreekt ons aan. De hele dienst is aanspraak: God komt naar ons toe door tegen ons te spreken, door middel van de woorden die de predikant spreekt.

Verantwoordelijkheid van de kerkenraad
Begint de dienst echter wel als de predikant deze woorden uitspreekt? Begint de dienst niet eerder? Begint de dienst niet als de de ouderling van de dienst de predikant een hand geeft? Want een kerkdienst wordt toch onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad gehouden? Dan spreken we van een ambtelijke dienst.

In een ambtelijke dienst zijn naast de predikant ook een ouderling en een diaken (en eventueel ook een ouderling-kerkrentmeester) aanwezig. Voorgaan in een kerkdienst is geen solo-actie van een predikant, maar wordt gedragen door de kerkenraad. De handdruk voordat de predikant de preekstoel opgaat en nadat hij van de preekstoel komt laat zien dat de kerkenraad de verantwoordelijkheid van de dienst op zich neemt. In het klassieke formulier van bevestiging van ouderlingen en diakenen staat ook dat de ouderlingen toezicht houden op wat de predikant in de eredienst verkondigt.
De kerkenraad is gemachtigd om de predikant aan te spreken op zijn preek.

Een gezamenlijke verantwoordelijkheid betekent ook dat de kerkenraad de dienst ook draagt: door in de consistorie vooraf te bidden om Gods aanwezigheid in de dienst en Zijn zegen in de dienst. Door thuis te bidden voor de predikant. Door na afloop in de consistorie (kort) te reageren op de dienst. Door enkele keren per jaar met de kerkenraad of een deel ervan een preek of een hele dienst te bespreken. Op die manier draagt de kerkenraad de predikant.

Als de gemeente samenkomt
Begint de kerkdienst dan met die handdruk? Of begint de dienst al eerder? Waarom zou de dienst niet beginnen als de gemeenteleden de drempel van de kerk overgaan? Zelfs dan begint de eredienst niet. Voor protestantse gelovigen is de drempel van de kerk niet zo hoog: wat er in de eredienst gebeurt, wijkt niet veel af van wat er in het dagelijks leven gebeurt.

De eredienst is een moment van speciale concentratie. De heiligheid die in de dienst is, is er ook thuis, op het werk, op straat of waar iemand zich ook maar bevindt. Dat blijkt ook wel aan het einde van de dienst. Dan wordt Gods naam op de gemeente gelegd: de gemeente gaat letterlijk in Gods naam terug naar huis. Die naam is ook weer een ruimte die om de gelovige is: een beschermende ruimte, een heilige ruimte, een heiligmakende ruimte, waarin God doorgaat met het werk dat Hij in de dienst begonnen is. De eredienst in het kerkgebouw is wel een moment van speciale aandacht voor God, maar het verschil tussen eredienst en dagelijks leven is niet groot.

Ook het dagelijks leven is een voortdurende eredienst aan God. Daarbij maakt het niet uit welk werk je doet. Elk werk in het besef van Gods aanwezigheid is een eredienst aan God.

Huisgodsdienst
In bepaalde protestantse kringen wordt er daarom ook thuis een vorm van eredienst gehouden: de huisgodsdienst. Ook thuis wordt er gebeden, gezongen, gelezen uit de Bijbel. Dat kan voor en na het eten, voor het slapen gaan en bij het wakker worden. Zo worden die momenten geheiligd door gebed vooraf en na afloop. Dat kan ook op een speciaal moment. (In dat kader wordt er ook gesproken over de vader van het gezin als priester: de man gaat zijn gezin voor in de dienst aan de Heere.)

Praktische vormen
Helaas is er binnen bepaalde delen van het Nederlandse protestantisme heel kritisch geworden op praktische vormen die hierbij helpen. Men spreekt dan schamper van ‘vormendienst’. Maar zonder vaste vormen, zoals Bijbel lezen bidden, knielen, zingen, vasten, het aanhouden van heilige tijden (zoals de zondag, de Lijdenstijd of Veertigdagentijd) lukt het niet meer om die eredienst thuis voort te zetten. Veel van die vormen zijn we kwijtgeraakt.

Om die weer te herontdekken moeten we bij andere tradities buurten, zoals de Anglicaanse, de Rooms-Katholieke of de Oosters-Orthodoxe kerk(en). Als de serie over de eredienst afgerond is, zal ik laten zien welke vormen we van die tradities zouden kunnen overnemen.

Vragen:

1) Wanneer begint u met de voorbereiding op de eredienst: Op zondagmorgen bij het ontbijt? Bij het wakker worden? De zaterdagavond ervoor? Of heeft u een ander moment?
2) Welke vormen van eredienst heeft u thuis?
3) Wat merkt u doordeweeks van de zegen die u aan het einde van de dienst meekrijgt? Merkt u dat u doordeweeks ook ‘in’ de naam van God woont en leeft?
4) Is het bidden voor de predikant die komende zondag dienst heeft een taak voor de kerkenraad of voor de hele gemeente?

Wat gebeurt er in de eredienst?

Wat gebeurt er in de eredienst?
Gesprek over de liturgie – 1

De vorm van de eredienst kan heel gemakkelijk een discussieonderwerp worden. Dat is niet zo gek, want de eredienst is voor de protestantse gelovige een belangrijk onderdeel van het geloof. De eredienst kan zelfs als de kern van gemeentezijn worden gezien.

De eredienst kan ook heel makkelijk een discussieonderwerp worden, omdat daarin het verschil tussen de kerken zichtbaar wordt: Worden er alleen psalmen gezongen of krijgen andere liederen ook een plaats? Verloopt de dienst volgens een duidelijk protocol of heeft de dienst iets spontaans of zelfs iets rommeligs? Is het orgel het enige instrument of zijn er ook andere instrumenten die een rol hebben in de eredienst? Zo maar enkele punten waarop al heel snel een verschil kan worden opgemerkt.

Bij een discussie staat vaak het ene standpunt tegenover het andere standpunt. Voor elke vorm van eredienst zijn goede argumenten aan te dragen. Van belang is echter ook het gesprek over de eredienst, waarbij het gesprek niet in een discussie verzandt, maar waarbij geluisterd wordt naar hoe iemand de eredienst beleeft en welke betekenis de eredienst heeft voor iedereen.

Zo’n gesprek schuift de bijbelse en theologische argumenten niet aan de kant, maar laat zien hoe iemand beargumenteerd tot een bepaalde visie op de eredienst komt. Als het een gesprek van hart tot hart kan worden, kan men juist van elkaars standpunten leren. Dan hoeven standpunten niet overgenomen worden, maar kunnen we wel leren om elkaars standpunten te begrijpen.

In de komende tijd wil ik daarom steeds wat over de liturgie en de eredienst schrijven. Met als doel om het gesprek in de gezinnen en tussen gemeenteleden over de liturgie op gang te brengen. In de hoop dat het mooie en verrijkende gesprekken kunnen zijn. Vandaag de eerste bijdrage: Wat gebeurt er eigenlijk in de eredienst?

Wat gebeurt er in de eredienst?

Op zondag komt de gemeente twee keer bij elkaar, waarbij er gezongen wordt, gebeden wordt, geluisterd wordt naar het Woord van God en er gaven gegeven worden. Dat bij elkaar komen, dat bidden en zingen, het inzamelen van de gaven zijn middelen om voor elkaar te krijgen wat er gebeurt in de eredienst. Wat er namelijk in de eredienst gebeurt is dat degenen die naar de kerk komen God ontmoeten.

Dat is een eenvoudige omschrijving van wat er in de eredienst gebeurt. We kunnen er ook meer over zeggen: De God die wij als kerkgangers ontmoeten is de enige God die er is. De God die wij ontmoeten is een heilig God, terwijl wij zondaren zijn. Is het wel mogelijk dat zondige mensen in de nabijheid van de heilige God komen? Daarom is het goed om te beseffen dat in de opbouw van de eredienst het besef naar voren komt dat een zondig mens niet zomaar de heilige God onder ogen kan komen, maar dat er eerst vergeving en genade nodig is om voor God te komen.

We ontmoeten God daar in de kerk, omdat Hij belooft aanwezig te zijn waar Zijn gemeente samenkomt. Omdat Hij belooft er te zijn als Zijn Woord open gaat. Die ontmoeting is echter niet ons initiatief: het is Gods initiatief: Hij roept ons om naar Hem toe te gaan. Het is allereerst Gods wens dat wij als gemeente rondom Zijn Woord samenkomen. Wanneer we als gemeente samenkomen, is dat een antwoord op Gods roepstem tot Hem te komen.

De eredienst is bijzonder: wij komen als aardse mensen in de werkelijkheid van God. We zijn nog op aarde, maar de kerkdienst heeft al iets van de hemel omdat God er ook is. We leggen op deze dag alle bezigheden die we hebben opzij om God te kunnen ontmoeten. De eredienst is daarom een andere wereld: Gods wereld. Wel hier op deze wereld, maar niet van de wereld.

Dat is ook niet om iets over het hoofd te zien: God laat Zich vinden. Om tot Hem te komen hoeven we niet allerlei mysterieuze wegen te gaan, of allerlei innerlijke stadia door te gaan: we kunnen Hem ontmoeten waar Zijn gemeente samenkomt, in de eredienst. Bij alle gesprekken over de eredienst is het goed om dit vast te houden dat in de eredienst God en mens elkaar ontmoeten.

(Volgende keer de vraag: Wanneer begint de eredienst?)

Gespreksvragen:

1) Ervaart u in de eredienst de ontmoeting met God?
2) Kunt u iets vertellen hoe die ontmoeting voor u gebeurt? (Of als u die ontmoeting niet ervaren hebt: kunt u dan iets vertellen waarom die ontmoeting in de kerkdienst niet gebeurt?)
3) Is er een speciaal onderdeel van de eredienst dat u helpt om God te ontmoeten?
4) Hoe bereid u zich voor op de ontmoeting met God in de eredienst?