Als het leven een loden last wordt

Suïcide. Als het leven een loden last wordt. (boekbespreking)

Hanneke Schaap-Jonker, Ewoud de Jong en Matthias Jongkind (red.), Suïcide. Als het leven een loden last wordt. Uitgeverij KokBoekencentrum 2024, 160 pag, 18,99.

Vanuit het Kenniscentrum Christelijke GGZ, een samenwerkingsverband van Eleos en Stichting De Hoop, verscheen een boek over suïcide. Dit boek onder redactie van Hanneke Schaap-Jonker, Ewoud de Jong en Matthias Jongkind is bedoeld voor iedereen binnen de kerk die op een of andere manier met suïcide te maken krijgt. Dat kan op verschillende manieren: door de nazorg aan de nabestaanden nadat iemand overleden is aan suïcide, doordat je iemand spreekt die vertelt het leven niet meer aan te kunnen en nadenkt over suïcide, doordat je familieleden ondersteunt van iemand die suïcidaal is, of omdat voor jezelf het leven een loden last geworden is. In alle situaties heeft het een behoorlijke impact als je ermee te maken krijgt. Daarom is het goed dat dit boek is uitgegeven met een beknopte uitleg over wat het betekent om met suïcide of suïcidale gedachten in aanraking te komen.

Wat ik zelf leerde van het boek is dat wanneer iemand deelt dat hij of zij nadenkt om een einde aan het leven te maken het verstandig is om door te vragen. Het bespreken van deze suïcidale gedachten betekent niet dat je dan de poging om een einde aan het leven te maken stimuleert maar dat je juist helpt om de loden last even mee te dragen.

Het boek begint met een aantal ervaringsverhalen, waarbij de impact van suïcide en suïcidale gedachten zichtbaar wordt. De thema’s die onder andere aan de orde komen, zijn wat suïcidaliteit inhoudt, wat je als betrokken omstander kunt doen, wat pastoraat kan betekenen en hoe suïcidaliteit in de verschillende levensfasen betekent. Ik heb wel een kanttekening: een enkele keer wordt er in het boek geschreven dat mensen met suïcidale gedachten deze gedachten moeilijk kunnen delen met anderen in gezin of kerk. Er zou een taboe op rusten. Ik denk dat de auteurs daarbij uit het oog verliezen hoe ingewikkeld het is als je zonder al te veel pastorale kennis opeens wordt geconfronteerd wordt met iemand met wie je geregeld contact hebt, die deelt het leven niet meer te zien zitten. Dat geeft een grote schok. Dat geeft een gevoel van verlamming omdat je niet weet wat je met deze ingrijpende informatie moet. Het boek was nog sterker geweest als er een hoofdstuk in had gestaan over wat er met jezelf gebeurt als iemand suïcidale gedachten deelt en wat je kunt doen.

Verder wordt heel beknopt aangestipt dat ook personen uit de Bijbel kunnen worstelen met suïcidale gedachten. Het zou de moeite waard zijn om uit te werken hoe deze Bijbelgedeelten kunnen helpen om suïcidale gedachten bespreekbaar te maken en aan God verbonden kunnen worden.

De inhoud van het boek is begrijpelijk geschreven. Het boek is erg geschikt om op kerkenraad, in een pastoraal beraad, in een overleg over het jongerenwerk te bespreken. 

(Als er behoefte is om n.a.v. dit boek een opzet voor een bespreking op een kerkenraad, een pastoraal beraad of een overleg over het jongerenwerk gewenst is, neem dan contact met mij op.)

Pastoraat aan mannen

Pastoraat aan mannen (deel 1)

Bij een bezoek aan een boer krijg ik eerst een rondleiding door de stal, omdat de boer net een melkrobot heeft aangeschaft. Tijdens de gang door de stal vertelt de man het een en ander over zijn bedrijf en over zijn koeien. Als we een tijdje in de stal geweest zijn, gaan we naar binnen. De boer zijn klompen uit en ik mijn schoenen. Op onze sokken gaan we naar binnen naar de keuken. Er wordt koffie gezet en tijdens het koffiedrinken vertelt de boer op een andere manier wat hem bezig houdt.

In mijn agenda staat een afspraak met een vrouw die lid is bij onze kerk. Haar man is geen lid. Nadat ik aanbel, doet de man open. Ik mag binnenkomen, zegt hij, maar zijn vrouw is er niet. Ik heb hier toch een afspraak staan en besluit mee naar binnen te gaan. Dan vertelt hij zijn verhaal en legt uit dat waarom hij niet gelovig is, maar zijn vrouw wel in haar keuze respecteert.

Een man belt mij op om te vertellen dat zijn vrouw ernstig ziek is opgenomen in het ziekenhuis. Ik bezoek haar enkele keren in het ziekenhuis en zie hoe haar man met haar omgaat. Als de vrouw overleden is, kom ik bij hem thuis om de dienst voor te bereiden. De kinderen zijn er ook. Ik zie hoe de kinderen hun vader willen steunen. Met elkaar vertellen ze wie de overledene is geweest.

Zo wat voorbeelden van hoe mannen in het pastoraat in beeld komen. Pastorale gesprekken met mannen zijn wel een minderheid. David Kuratle en Christoph Morgenthaler schatten in hun boek Männerseelsorge  dat in 30% van de pastorale gesprekken een man aanwezig is. Mannen zijn ook minder in beeld voor een pastoraal bezoek, stellen Kuratle en Morgenthaler. Nogal eens is de gedachte dat een man niet geïnteresseerd is in geloof of van de kerk weinig moet weten.


Band met de kerk ingewikkeld
Voor veel mannen is de band ook met de kerk ingewikkeld. Zo luidt een Duitse kerkelijke vereniging voor mannen al enkele jaren de noodklok: mannen zijn oververtegenwoordigd in de groep kerkverlaters. Als ik aangeef, dat nogal wat mannen het moeilijk hebben met en in de kerk, krijg ik meestal verbaasde reacties: de kerk is toch heel lang door mannen gedomineerd? Hoe kan de kerk dan een omgeving zijn, waar veel mannen zich niet gemakkelijk thuis voelen?

Dat komt, omdat dé man niet bestaat. In de loop van de tijd hebben steeds verschillende type mannen in de kerk aan het roer gestaan, waardoor heel andere type mannen zich niet thuisvoelden in de kerk. Nu er veel meer vrouwen in de kerk actief zijn, kunnen er ook weer bepaalde typen mannen zijn, die voor zich geen plek meer in de kerk zien.

Dat er meer vrouwen in de kerk actief zijn, is niet de voornaamste factor voor mannen om de kerk te verlaten. Voor hun idee gaat het in de kerk om thema’s die hen niet bezighouden. De kerk heeft geen relevantie voor hun leven. Dat er meer mannen zijn onder de kerkverlaters heeft er ook mee te maken, dat zij over het algemeen makkelijker dan vrouwen zich ergens van terugtrekken en zich niet voor anderen verplicht voelen om toch lid te blijven.

Emoties
Zijn mannen anders dan vrouwen? Tussen mannen en vrouwen zijn heel wat overeenkomsten. Daarvoor vindt niet elke man het prettig om een scherpe onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen. Ook voelt niet elke man zich prettig in een gezelschap van alleen maar mannen en heeft niet elke man de behoefte om zich bezig te houden met specifieke mannen-dingen.

Toch is het zinnig om wel na te denken over het specifieke van pastoraat aan mannen. Er is namelijk wel een onderscheid tussen mannen en vrouwen. Dat onderscheid is niet alleen biologisch van aard, maar komt ook doordat de opvoeding van mannen anders is geweest. Zeker in het verleden. Jongens in de opvoeding kregen met andere normen te maken dan meisjes. Die normen kregen ze niet altijd mee doordat die normen expliciet werden uitgelegd, maar die kregen ze ook mee, omdat de mannen in hun omgeving zo’n voorbeeld lieten zien.

Voor jongens was het namelijk veel minder gebruikelijk om emoties te tonen. Bij een sterfgeval in de familie bijvoorbeeld zagen de jongens dat de mannen probeerden hun emoties in te houden. Vaak kregen ze ook te horen dat ze flink moesten zijn. Meisjes leerden veel meer dan jongens in de opvoeding om hun emoties te uiten. Ze hebben nooit geleerd hoe ze toegang konden krijgen tot hun emoties. Ze stoppen dat weg en negeren de negatieve emoties die daarbij komen kijken. Het effect is dat ze innerlijk vastlopen. Dat kan zich uiten in een toenemende agressie naar hun naasten toe. Of door een toenemende verstilling: ze gaan steeds minder over zichzelf vertellen en steeds minder van zichzelf laten zien.

In hun boek Als de man verliest. Omgaan met tegenslag, verdriet en rouw beschrijven Wim van Lent en Tim Overdiek dat mannen bij de hulpverlening aankloppen, omdat ze door hun vrouw gestuurd zijn. Ze komen alleen uit zichzelf als er iets goed mis is gegaan: als ze door het lint gegaan zijn, als hun relatie op springen staat. Dan beseffen ze pas dat er iets mis is, maar hebben dan een lange weg te gaan om te ontdekken wat er zo allemaal misgegaan is. Van Lent en Overdiek laten zien, dat bij veel mannen ook oud verdriet is, dat is weggestopt, omdat deze mannen nooit geleerd hebben dat verdriet toe te laten: een vader die jong overleed, ouders die scheidden, ziekte in het gezin. Dat verdriet mocht er niet zijn, want een jongen moet doorgaan, moet sterk zijn.

Mannen kunnen daardoor veel minder makkelijk laten merken dat ze van hun hun vrouw en kinderen houden. Ze kunnen minder makkelijk laten zien wat een gebeurtenis of een opmerking met hen doeten veel minder makkelijk tegenslag, teleurstelling en verdriet verwerken. Omdat ze nooit geleerd hebben om over hun innerlijke gevoelens te spreken, hebben veel mannen moeite om te vertellen over zichzelf, over hun emoties, over hun geloof. Hier ligt dus een belangrijke taak voor het pastoraat.



Pastoraat aan mannen (deel 2)

Dé man bestaat niet.
Dé man bestaat niet. Hoe een man is of hoe een man hoort te zijn, is afhankelijk van de sociale klasse, van het opleidingsniveau, afhankelijk van of iemand progressief of conservatief is. Een loonwerker kan een andere type man zijn dan de HBO-docent. Iemand uit een VINEX-wijk heeft een heel ander bestaan en kijk op zichzelf dan iemand die in een achterstandswijk woont. Een man in een stad kan op een andere manier op de kerk en de maatschappij betrokken zijn dan een man die op een dorp woont. Een lid van de CU verschilt behoorlijk van een PVV-stemmer.


Stereotiepen
Er zijn wel veel stereotiepen over hoe een man is of hoe een man hoort te zijn. Die stereotiepen komen niet alleen in reclames en films voor, maar ook in christelijke publicaties, preken en bijbeluitleg.

Een stereotiep beeld dat ik geregeld in preken terug hoor, is dat mannen zich door hun lusten laten leiden. Uit een Amerikaans onderzoek naar preken van evangelicals over het huwelijk, bleek dat in vrijwel alle gevallen de predikant alleen de man werd aangesproken op seksuele verleidingen en op vreemdgaan. Daarmee wordt het beeld bevestigd dat mannen minder dan vrouwen hun driften en lusten kunnen beheersen en dat vrouwen kuiser zijn.

Minder met geloof en kerk bezig?
Een ander stereotiep beeld is dat mannen minder bezig zijn met geloof en dat de kerk hen veel minder bezig houdt. Dit beeld wordt versterkt door de toenemende afwezigheid van mannen in bepaalde kerken. Mij valt het bij gastbeurten op, dat niet alleen de taken binnen de kerk steeds meer door vrouwen worden overgenomen, maar ook dat er vaak minder mannen dan vrouwen aanwezig zijn. Mijn indruk is dat in kerken, waar geen vrouwelijke ambtsdragers zijn, het aantal mannen in de buurt van het aantal vrouwen komt.

Mannen zijn overigens over het algemeen niet minder met geloof bezig dan vrouwen, maar zij gebruiken vaak veel minder religieuze taal. In gesprekken hebben zij het eerder over meer alledaagsere zaken en betrekken wat hen bezighoudt of wat hen overkomt minder op het geloof. Dat ze hun ervaringen en hun bezigheden minder op het geloof betrekken, betekent echter niet dat ze minder met geloof bezig zijn. In hun denken en in hun praten scheiden ze geregeld geloof en hun dagelijks leven. Dat is niet omdat ze minder gelovig zijn, maar meer gewend zijn hun bestaan in delen op te knippen en een onderscheid te maken tussen die verschillende delen van hun dagelijks bestaan.

Voor het pastoraat is dit belangrijk om te weten, omdat als mannen over hun dagelijks bestaan dat voor hen wel degelijk met hun geloof te maken kan hebben, ook als ze er niet over praten. Als ouderling of als predikant is het dan van belang om voor die mannen de verbinding tussen geloof en dagelijks leven te helpen zien en voor hen te leggen.

Geloofsgesprek
Omdat mannen hun bestaan vaak minder godsdienstig beleven dan vrouwen, spreken ze er minder over. Ze merken dat vrouwen hun ervaringen en hun geloof beter kunnen verwoorden. Ze zullen minder over hun geloof en hun ervaringen met de Heere spreken, omdat de manier waarop vrouwen dat doen toch onbewust de norm is hoe het hoort.

Omdat zij toch al moeilijk over hun geloof kunnen spreken, doen ze er het zwijgen toe. Daardoor is het beeld ontstaan dat mannen minder met geloof hebben. Daarbij komt dat mannen vaak ook veel kritischer zijn: kritischer op de preek, op de kerkenraad, op de gemeente. Mannen hebben vaak ook veel meer geloofsvragen dan vrouwen. Vaak hebben ze het gevoel dat die vragen niet gesteld mogen worden. Ook dat is een reden, waarom mannen zich eerder terugtrekken als er een geloofsgesprek gevoerd wordt.

Voor het gesprek betekent dat de aanwezige mannen de kans geven om over hun eigen inzichten en ervaringen te praten, de kans geven om kritische vragen over de kerk en over God te laten stellen. Die vragen hoeven niet gelijk beantwoord te worden. Het kan juist goed zijn om de man te vragen meer te vertellen en daardoor ruimte te bieden. Ruimte bieden voor de man kan ook betekenen dat de vrouw leert om in het geloofsgesprek even een pas op te plaats te maken. Omdat vrouwen eerder toegang tot hun innerlijk hebben en beter in staat zijn om over hun geloof te spreken, kunnen zij vaak als eerste het woord gaan nemen.

Gezin
Omdat er voor mannen drempels zijn om zich over het geloof te uiten, is het zinvol om te beginnen bij thema’s die voor mannen belangrijk zijn. Bij de meeste mannen staat het gezin op nummer 1.


Voor hun gezin zijn ze bereid om veel te doen. Soms zijn ze zelfs bereid om, als ze zelf geen kerkganger zijn, mee naar de kerkdienst te gaan omdat er voor hun zoon of dochter iets belangrijks gebeurt: afscheid van de zondagsschool, een kooruitvoering, doop van een kleinkind. Voor vaders is het vaak belangrijk dat hun kind de gegeven opvoeding waarderen. Steeds vaker komt de betekenis van vaders naar voren doordat bij een bruiloft de dochter graag door haar vader in de kerk gebracht wil worden of een opa die een kleinkind aandraagt in de doopdienst.

Werk
Vaak is werk voor mannen een belangrijk thema, omdat hun werk hen veel eigenwaarde geeft en van grote waarde is voor hun zingeving. Ontslag of pensioen is voor een man vaak ingrijpend, omdat het een aanslag op de eigenwaarde is en een behoorlijk verlies aan netwerk. Veel mannen hechten er waarde aan om het dagelijkse bestaan en daarmee ook het geloof op hun eigen manier te doen. Ze willen niet graag voorgeschreven worden. Wanneer ze deze ruimte missen, zijn ze eerder geneigd om af te haken.

In deze twee artikelen heb ik alleen wat factoren beschreven waar rekening mee gehouden moet worden in het pastoraat aan mannen. Het zou de moeite waard zijn om te beschrijven op welke eigen manier mannen hun geloof beleven: hoe ze over God denken, wat het kruis van Christus voor hen betekent, hoe zij zichzelf in de Bijbel terugvinden, welke taken zij voor zichzelf zien weggelegd.

Geschreven voor De Waarheidsvriend

De zorg voor zielen – 1: Leren van de boerderij

De zorg voor zielen – 1: Leren van de boerderij

Wat is een goed (voor)opleiding om predikant of pastor te worden? Harold Senkbeil, die jarenlang zelf predikant was en en nu jarenlang betrokken is bij de nascholing van predikant, was, heeft misschien wel het meeste geleerd op de boerderij van zijn vader. Senkbeil groeide op op een kleine boerderij in Minnesota (VS).
131520823-farm
Zonder dat hij het wist, kreeg hij van God belangrijke lessen, die later als predikant heel waardevol bleken te zijn. Zijn studie theologie was voor hem ook belangrijk en had hij niet willen missen. Kennis is echter te weinig als je ook niet de praktijk meekrijgt. Dat geldt op een boerderij. Dat geldt ook als je als herder de schapen van Christus mag hoeden en weiden.

Medium-landscape-Doxology1-@2x
Harold Senkbeil

Bereiden
Senkbeil publiceerde vorig jaar een boek: De zorg voor zielen. Het bereiden van het hart van het pastor. Dat woord ‘bereiden’ is misschien wat vreemd, maar naar mijn idee doelt Senkbeil op de lessen die hij als boerenzoon op de boerderij van zijn vader leerde. Zoals een boer de aarde bereidt, wordt het hart van de predikant bereid om voor de schapen van Christus te kunnen zorgen. Dit boek van Senkbeil won in het afgelopen jaren verschillende prijzen, omdat predikanten uit het werkveld blij waren met zijn boek. Omdat een conferentie niet mogelijk is in deze tijd, is er een leesschema opgesteld. Vanuit Nederland pik ik een graantje mee.
EXX4LXKUwAIGglw

Wachten
Wat leerde hij op de boerderij? Hij leerde allereerst wachten. Hij kan zich nog goed herinneren hoe zijn vader naging hoe de pas gezaaide gewassen groeiden. Met zijn ruwe, verweerde handen ging hij teder over de kiemlingen. Zijn vader moest hard werken om voor de boerderij te zorgen. Het belangrijkste kon zijn vader echter niet: zorgen voor de groei. De groei kwam van God. Op de boerderij leerde hij te wachten op de groei, die van God komt. De gewassen die in mei opschoten konden pas aan het einde van de zomer worden gemaaid. Daar moest je als boer en boerenzoon op wachten.

Ongeduld
Senkbeil merkt bij jongere predikanten veel ongeduld met hun gemeente: De gemeente luistert niet naar Gods Woord. De gemeente verkwanselt het evangelie door met elkaar te strijden over triviale zaken. Het zijn belangrijke thema’s voor iemand die is aangesteld om voor de zielen van de gemeenteleden te zorgen. Maar ongeduld is de grootste vijand van een predikant. Een predikant moet kunnen wachten op de groei die van God komt. Zoals zijn vader zich in mei al kon verheugen op de oogst in de nazomer mag een predikant zich al verheugen op de latere oogst.
Pastor-preaching
Illustratie uit het boek

Vreugde
Het was hard werken op de boerderij. Wat deze boerenzoon leerde, was dat deze zware arbeid in zichzelf al een bepaalde waarde en vreugde heeft. Dit werk geeft een voldoening. Het werk is nooit klaar. Altijd is er wel wat te doen. Maar het werk zelf geeft al volop vreugde. De boerenzoon Senkbeil betrekt dat op het werken in de gemeente: Je hoeft als predikant de vreugde niet pas te hebben als je kunt oogsten. Het werken in de gemeente geeft op zichzelf al voldoening. Ook al is dat hard werken en is het nooit klaar.
lightstock_207009_small_user_493488-1

De schapen van Christus hebben het nodig, dat de stem van de Herder hen door het leven heen leidt. Op dat punt komt de herder van de gemeente in beeld. Een predikant verkondigt en onderwijst, zodat de schapen de stem van de Goede Herder horen. Die schapen van de goede Herder zijn niet altijd makkelijk. Ze hebben hun eigen gedachten. Ze kunnen hun eigen wegen kiezen. Er is altijd wel rotzooi op te ruimen in de kerk, want de kerk blijft bestaan uit zondaars.

Toch heeft de Heer van de kerk in het dagelijkse werk van de predikant genoeg vreugde: de predikant mag op de eerste rij zitten als Christus laat zien hoe Zijn redding uitwerkt in mensenlevens. Zij mogen van dichtbij Christus’ genade aan het werk zien. Werken in de gemeente doet een predikant niet alleen voor de oogst. Het werk zelf is al een genade en vreugde, die Christus een predikant geeft. Als je als predikant blijft bedenken, dat je ploeteren in de gemeente een taak is die Christus opdraagt, kun je daar ook de schoonheid en de vreugde van gaan inzien.

Volgende week: Wat is een pastor? Het klassieke model.


N.a.v. Harold Senkbeil,
The Care of Souls. Cultivating a Pastor’s Heart (Lexham Press, 2019), p. 1-7
9200000104858242

Mannen en depressie

Mannen en depressie

Mannen kunnen aanleg voor depressie hebben, omdat:
– ze hebben geleerd dat dat ze niet zwak mogen zijn.
– ze hebben niet geleerd om te praten over wat hen bezig houdt.
– ze willen voortdurend presteren.
– ze hebben een diepe angst om te mislukken.

Mannen hebben vaak geleerd om niet naar hun angst, verdriet of pijn te luisteren. Ze moeten opnieuw leren bij deze gevoelens stil staan (dmv liefdevolle confrontatie). Vaak schamen ze zich dat ze in therapie moeten en verzwijgen bezoeken aan de therapeut voor familie.

Ze verzwijgen hoezeer ze aan prestatiedruk onderdoor gaan.  Onderdrukte gevoelens uiten zich door agressie, geweld en/of anti-sociaal gedrag, door een wegvluchten in werk, alcohol of drugs, tot en met suïcide toe.

Depressie bij vrouwen wordt geregeld gemakkelijker gediagnosticeerd door artsen dan depressie bij mannen. Depressie bij mannen uit zich vaak niet in neerslachtigheid en een verlamd gevoel, maar eerder in overdreven activiteit (waardoor depressie gecamoufleerd wordt.

Dat depressie niet onderkend wordt, komt ook omdat artsen uitgaan van hun eigen stereotypen en mannen zich niet snel bij een arts zullen melden met psychische problematiek.

Wat een man tot een man maakt en wat dat voor pastoraat betekent

Wat een man tot een man maakt en wat dat voor pastoraat betekent


Wie pastorale gesprekken voert met mannen doet er goed aan rekening te houden

  •  met de eigensoortige manier waarop zij communiceren 
  • eigen manier waarop ze naar zichzelf kijken (zelfbeeld)
  • welke voor mannen specifieke thema’s ze in een gesprek aan de orde stellen
  • welke verplichtingen ze aangaan.

Hier is in de afgelopen decennia onderzoek naar gedaan, vooral vanuit gesprekstherapie waaraan mannen deelnemen. Ook is er onderzoek gedaan naar de specifieke manier waarop mannen omgaan met zingeving. De resultaten van deze onderzoeken geven veel inzichten voor hoe pastorale gesprekken met mannen gevoerd kunnen worden.

Socialisatie
Bij deze thema’s – communicatie, zelfbeeld, gespreksthema’s en verplichtingen – is de socialisatie van mannen van groot belang. Socialisatie gaat over de normen en waarden, idealen en verwachtingen die iemand in de opvoeding bewust en onbewust meekrijgt. In een opvoeding worden normen en waarden, idealen en verwachtingen over hoe een man hoort te zijn bewust en onbewust doorgegeven:

  1. Zoals mannen nu zijn, zijn ze omdat ze zo ‘gemaakt’ zijn door hun socialisatie. Ze zijn gevormd door wat ze thuis, in hun omgeving, op school, op hun werk, enz hebben meegekregen en gezien over man-zijn.
  2. Mannen worden mannen doordat ze zelf verwerken wat ze hebben meegekregen en gezien aan normen, waarden, idealen, opvattingen en verwachtingen over man-zijn. Daar kan een nadrukkelijke keuze aan ten grondslag liggen. Dit proces kan ook heel onbewust gaan.

Deze socialisatie gebeurt niet alleen in de vroege kindertijd, zoals lang gedacht wordt, maar is een levenslang proces vanaf de kindertijd en gaat via (post)adolescentie en volwassenheid door tot in de hoge ouderdom.

Aangeboren of aangeleerd?
Het is de vraag hoe het komt dat mannen de mannen worden die ze zijn. Is dat aanleg en aangeboren? Of is dat opvoeding, socialisatie, aangeleerd? Dit is het beroemde debat tussen nature en nurture. In die discussie zijn de volgende modellen:

 

  • Neurobiologisch: omdat mannen genetisch anders in elkaar zitten, hebben ze ook een andere ontwikkeling.

 

  • Persoonlijkheidpsychologisch: mannen zijn het ‘extreme geslacht’. Mannen zijn zowel in de intraverte kant als de extraverte kant extremer dan vrouwen. Ook als het gaat om intelligentie of geestelijke beperking zijn volgens de personlijkheidspyschologie bij mannen extremere varianten te vinden dan bij vrouwen.
  • Evolutiebiologisch: de man als jager. Hoe mannen zicht ontwikkelen gaat ver terug tot in de oertijd.
  • Psychoanalytisch: het drama van Oedipus. Mannen ontwikkelen zich volgens de psychoanalyse in hun vroege kindertijd als afgrenzing van wat typisch vrouwelijk is. Mannen voelen zich door nabijheid en intimiteit bedreigd in hun mannelijkheid. Later groeit dit uit tot een onbewust drama, waarbij de opgroeiende jongen de concurrentie aangaat met zijn vader om de moeder en zich in toenemende mate met zijn vader gaat identificeren.
  • Humanistisch-psychologische duiding: vervreemding van het ware zelf. Mannelijkheid ontstaat doordat jongens leren hun primaire verlangens en behoeften te onderdrukken. Wat anderen van hen verwachten, gaan ze ook van zichzelf verwachten.
  • Leertheoretisch: tot man gedresseerd worden. Mannelijkheid ontstaat door een proces van conditionering, versterking en modellering van gedrag naar modellen van mannelijkheid.

 

 

Wat een man tot man maakt staat dus in geen geval vast. Dat biedt voor het pastorale gesprek de ruimte om met de gesprekspartner te verkennen hoe hij zichzelf ziet als man, hoe de socialisatie is geweest, welke verwachtingen, idealen, normen en waarden hij heeft meegekregen en welke hij zelf heeft.
Daarbij moet bedacht worden: mannen zijn geen slachtoffer van de omstandigheden. Man-zijn en man-worden is een project, een taak om zichzelf als man verder te ontwikkelen. Uit onderzoek blijkt: ‘Mannen gunnen zichzelf deze ontwikkeling.’ (Onderzoek van Rainer Volz en Paul M. Zulehner). Pastoraat met mannen betekent volgens Kuratle en Morgenthaler mannen begeleiden en te versterken in deze ontwikkeling van zichzelf.

Veranderbaar zelfbeeld
In pastorale gesprekken met mannen is het goed om te beseffen dat er talloze varianten zijn op wat een man tot een man maakt:

  • Zo maakt het bijvoorbeeld uit of iemand een traditioneel beeld heeft van wat een man tot een man maakt of juist een modern beeld. Dat zijn twee uiterste polen. Daarbinnen zijn nog varianten mogelijk: een pragmatisch zelfbeeld of een man die onzeker is en zoekt naar wat een man tot man maakt.
  • Hoe een man een man is of zich als man ziet, hangt sterk af van het sociale milieu waarin hij is opgegroeid en van het milieu waarin hij nu verkeert (of zou willen verkeren).
  • Wat een man tot man maakt verschilt per generatie en per cohort (leeftijdsgroep die gekenmerkt wordt door dezelfde maatschappelijke en historische gebeurtenissen meemaakt).

Dat houdt in dat wat een man tot een man maakt niet vastligt, per sociaal milieu en per generatie kan verschillen. Het beeld van wat een man maakt ligt niet vast en is dus veranderbaar, kneedbaar. Die mogelijkheid tot veranderen is kenmerkende trek voor wat een man tot een man maakt.

Project
Lange tijd werd gedacht dat er een soort oerkern was wat een man tot man maakt. Mannelijkheid is dan een essentie. Wie onzeker is over zijn eigen rol en beeld als man, hoeft alleen maar in zichzelf te graven om het beeld boven te krijgen. Hedendaagse populaire visies die hier vanuit gaan zijn De ijzeren man (The Iron Man) van Robert Bly en De ongetemde man van John Eldredge. Volgens Kuratle en Morgenthaler gaan deze visies de complexiteit uit de weg en vluchten ze weg in ongezonde beelden. Het is veel zinvoller om ervan uit te gaan dat man-worden en man-zijn een ingewikkeld levenslang project is, waarbij een man verschillende rollen moet combineren.
Veel mannen hebben trouwens te maken met een veranderde beeld van wat een man tot een man maakt: ze zien een verschil tussen hoe ze zichzelf beleven en welke opvattingen hun omgeving heeft. Dat kan innerlijke spanningen geven. Veel mannen, zeker van de wat oudere generaties, zijn in de weer met de traditionele opvattingen die ze hebben meegekregen en zoeken naar een nieuwe identiteit en nieuwe invulling. Van belang is het om deze mannen te laten weten dat man-zijn geen vaste identiteit is, maar een beeld dat zich kan ontwikkelen. Dat biedt een kans: hun mannelijkheid wordt een creatief onderdeel van hun bezig-zijn met het zoeken en vinden van hun identiteit. Mannen kunnen door deze zoektocht overvraagd worden, maar die zoektocht naar identiteit als man kan juist ook een motor zijn om veranderingen in gang te zetten en iets te laten zien.

Pastoraat als hulp bij de zoektocht naar de identiteit als man
Pastoraat aan mannen kan helpen bij die zoektocht:

  • door een diversiteit aan beelden, rollen, verwachtingen en normen aan te bieden over wat een man een man maakt.
  • door hen in gesprek te gaan over hoe zij zichzelf ervaren in hun rol als man.
  • Door hen te helpen om een manier te vinden waarop zij kunnen omgaan met wat ze hebben meegekregen en waar ze naar toe willen groeien.

‘Pastoraat aan mannen schept ruimte, zodat mannen beelden van man-zijn, die voor hen persoonlijk relevant zijn, preciezer kunnen waarnemen, net als de daarbij behorende conflicten en mogelijkheden. Dan kunnen zij zich er kritisch toe verhouden.’ (p. 97). Deze zoektocht is erg ingewikkeld en kan gepaard gaan met schaamte en verloopt vaak anders dan de vast gevormde voorstellingen over wat een man tot een man maakt. Ervaringen van discrepantie worden vaak verzwegen. Deze zoektocht moet ook anders verlopen dan de vaste vormen, want anders kan de zoektocht niet bevredigend zijn. Identiteit is niet te verkrijgen zonder het risico een ander te worden.

In het pastorale gesprek dient de pastor ervan uit te gaan dat de zoektocht naar de identiteit als man een zoektocht is die nooit afgesloten kan worden. De pastor ondersteunt de man in zijn zoektocht en begeleidt hem, waarbij de pastor oog heeft voor en sensibiliteit heeft voor de complexiteit van de zoektocht van deze man en voor wat anders en speciaal is juist aan deze man.

Gender-gevoelige sleutelvragen:

  • Hoe schaalt u uzelf als man in? (0= watje, 10=superman). Waar staat u? Waardoor zou u op de schaal een stap opzij naar links of naar rechts kunnen doen?
  • Hoe denkt u dat u als man zou willen zijn? Bent u werkelijk zo? Hoe goed past wat u wil zijn bij hoe u bent? Wanneer merkt u overeenstemming? Wanneer is er een verschil tussen wat u wil zijn en hoe u bent?
  • Zijn er uitzonderingen in dit gedrag (als man)?
  • Hoe zou uw partner of uw dochter u als man beschrijven? Wat doet u in haar ogen op verschillende terreinen (werk, relaties, openbaar optreden) anders dan andere mannen?
  • Geeft de rol als man u stress? Geeft de rol u vleugels? Verlamt de rol u?
  • Wat is uw wapen als man? Wat is als man uw achilleshiel?
  • Stel dat u een oude man bent, die tevreden is over het leven dat hij heeft geleid. Wat zou dan als u terugkijkt wezenlijk voor u geweest zijn? Waarin zou u geslaagd zijn? Wat zou u anders doen? Welk advies zou u aan een opgroeiende jongeman geven?
  • Wat denkt u hoe ik over u als man denk? Welk effect heeft dat op uw gedrag in ons gesprek?


(volgende bijdrage gaat over zingeving door mannen)

N.a.v. David Kuratle & Christoph Morgenthaler, Männerseelsorge. Impulse für eine gendersensible Beratungspraxis (Stuttgart: Verlag W. Kohlhammer, 2015) 88-99

Moeten mannen over hun innerlijke gevoelens kunnen praten?

Moeten mannen over hun innerlijke gevoelens kunnen praten?
– Pastoraat aan en door mannen; Blog 2

In mijn vorige blog, waar ik een introductie gaf op pastoraat aan mannen, meldde ik dat mannen vaak anders communiceren dan vrouwen. Mannen communiceren over hun innerlijke gevoelens door te vertellen over wat zich buiten hen afspeelt. De vraag die daarbij opkomt is: moeten mannen wel over hun innerlijke gevoelens kunnen praten?

(Een intermezzo, omdat ik even afstap van de lijn van het boek van Kuratle & Morgenthaler) 

Voordat ik iets meer zeg over deze vraag, eerst even een voorbeeld van hoe mannen praten over hun innerlijke gevoelens door te praten over iets dat buiten hen is:

Een keer klaar
Een predikant-in-opleiding komt in het ziekenhuis op bezoek bij een man van 33, die een bedrijfsongeval heeft gehad. Als de predikant-in-opleiding de zaal betreedt, staat de man bij het raam en kijkt naar buiten. Wanneer de predikant-in-opleiding aan de man vraagt hoe het gaat, vertelt hij dat hij nog een keer onder het mes moet, omdat zijn arm niet wil.

Patiënt: ‘Ik weet dat mijn elleboog stijf blijft. Daar heb ik mij al bij neergelegd. maar nu moet het toch een keertje klaar zijn? Misschien kan ik mijn arm helemaal niet meer gebruiken of moet mijn arm eraf. Weet u, dominee, dan vraag je je toch echt af of onze lieve Heer dat wel wil? Ik kan toch niet voor invalide gaan spelen? Met 33 jaar arbeidsongeschikt zijn? Nee, dat wil ik niet?’
Predikant-in-opleiding: ‘Ben je bang dat je niet meer zult kunnen werken?’
Patiënt: ‘Niet meer is teveel gezegd. Maar aan een bureau hangen en rekeningen betalen, dat is niets voor mij.’
Predikant-in-opleiding: ‘Misschien heeft je baas nog wel ergens een plek voor je, waar je kunt doen wat je wel leuk vindt?’
Patiënt: ‘Ach, dan moet ik steeds mijn arm meeslepen. Dan vraag je je toch af, waar ik het aan verdiend heb om met 33 jaar al invalide te zijn? Of kijk naar die Pool’ (hij wijst naar de man verderop in de zaal. ‘Hij is hier gekomen omdat hij hier een paar cent meer kon verdienen dan thuis. En nu heeft hij bij een bedrijfsongeval zijn beide benen verloren. Heeft thuis vrouw en kinderen? Dan vraag je je toch af: waarom zit deze wereld zo in elkaar?

Wel aangevoeld?
Als de predikant-in-opleiding dit gesprek in zijn intervisiegroep inbrengt, komt de vraag op of hij wel aangevoeld heeft wat de man, die hij bezocht, bezig hield. Er is een gesprek over het verlies van zijn arm en van zijn werkplek. Hij verwijst ook naar een man die ook een ernstig bedrijfsongeval heeft gehad. Wat houdt de man bezig?

Het is niet zijn verlies van werkplek, want daar is nog wel een mouw aan te passen. Het gesprek begint ermee, dat hij zich afvraagt of hij nu niet genoeg operaties heeft ondergaan. Hij meldt dat hij onzeker is of hij zijn arm nog wel kan behouden. Nu heeft hij zijn arm nog wel. Verderop in zijn gesprek verwijst hij naar iemand die al wel lichaamsdelen is kwijtgeraakt.

Bang
Dat geeft het vermoeden dat deze man bang is om zijn arm te verliezen. Hij wil heel graag zijn arm behouden en heeft zich erbij neergelegd dat zijn arm niet helemaal meer zal doen wat hij wil. Blijkbaar is hij bang dat hij, als zijn arm moet worden geamputeerd, hij meer verliest dan zijn arm. Wellicht iets aan zijn status als goede werknemer, als man, als sporter. Of vul maar in.

De angst dat zijn lichaam niet meer compleet zal zijn en dat hij daardoor aan status verliest, verwoordt hij door te vertellen over de operatie, over zijn arm die niet wil en zijn zaalgenoot die uit Polen komt en reeds twee benen is kwijtgeraakt.

Noodzakelijk?
Is het nodig dat hij over zijn innerlijke gevoelens weet te praten? Is het voor elke man noodzakelijk om dat te kunnen? Moet je als gesprekspartner niet accepteren dat het typisch iets voor mannen is om dat niet te kunnen?


De rol van innerlijke gevoelens
Om daar een antwoord op te kunnen geven, is het nodig om te kijken naar de rol die innerlijke gevoelens spelen. Innerlijke gevoelens geven vaak feilloos aan hoe iemand zich op een bepaald moment of in een bepaalde situatie voelt.

Zeker in gesprekken en relaties spelen de innerlijke gevoelens een rol. Zij laten voelen of iemand blij is met de opmerking van een gesprekspartner. Of registreren dat iemand door een opmerking, door een gebaar of een gezichtsuitdrukking wordt herinnerd aan iemand anders, die een belangrijke rol in zijn of haar leven speelde.

‘Doe de deur even dicht!’
Als een vrouw in de woonkamer tegen haar man zegt: ‘Doe de deur even dicht!’ kunnen daar verschillende innerlijke gevoelens bij bovenkomen.
Het kan het gevoel zijn van hulpvaardig willen zijn. De opdracht kan ook een gevoel van irritatie opleveren, omdat er sinds hij is thuisgekomen nog niet het idee heeft gehad dat er echt contact is geweest. Ze heeft hem niet echt gezien sinds hij thuisgekomen is en nu heeft ze hem opeens nodig, omdat ze zelf niet naar de deur wil lopen.

De opdracht of de intonatie kan herinneren aan zijn eigen moeder, met wil de man niet echt een goede band had, omdat hij steeds weer klusjes moest doen zonder dat hij voelde dat zijn moeder hem waardeerde. De opdracht kan verkeerd vallen, omdat de man vindt dat het er op lijkt dat zijn vrouw hem probeert op te voeden. Hij doet de deur niet dicht en denkt bij zichzelf: ‘Ik ben geen kind!’

Stemming
Een eenvoudige opdracht kan dus verschillende innerlijke gevoelens oproepen, die signaleren hoe de relatie op dat moment is tussen de man en de vrouw. Die gevoelens geven ook aan hoe de stemming van de man is. Deze gevoelens sturen de reactie van de man aan.

Als hij het gevoel heeft dat hij zich nuttig kan maken, zal hij wellicht vrolijk aan tafel gaan bij de maaltijd. Wanneer hij het gevoel heeft, dat zijn vrouw hem nog niet echt gezien heeft, zal hij met een innerlijke distantie aan tafel gaan en zich afwezig gedragen of kribbig reageren op alles wat zijn vrouw zegt.

Wanneer hij vindt dat zijn vrouw hem als een kind probeert op te voeden, kan hij zich kinderachtig gedragen. Ook als zijn vrouw hem ergens herinnert aan zijn dominante moeder, zal de man niet gelukkig aan tafel zitten en op zijn hoede zijn.

Waarnemen van innerlijke gevoelens
In contacten en relaties is het daarom belangrijk om de innerlijke gevoelens waar te nemen en te luisteren wat zij te zeggen hebben. Want zij geven aan hoe je je op dat moment in die relatie bevindt en wat er allemaal speelt.

Het ingewikkelde is vaak, dat die gevoelens onbewust waargenomen worden. Iemand voelt wel dat er iets aan de hand is, en merkt ook dat hij vanuit die gevoelens reageert. Vaak gebeurt dat echter zo impliciet en tussen de regels, dat de ander nooit opmerkt wat er aan de hand is.
Behalve dat de relatie stroef verloopt. ‘Er is weer wat op zijn werk gebeurt en hij reageert het op mij af’, denkt de vrouw. Ze voelt zich gepikeerd, want ze heeft haar best gedaan op de maaltijd om te laten zien dat ze echt voor haar man wil zorgen. Ze vindt dat hij ondankbaar is.

Niet geleerd
Mannen hebben vaak niet geleerd hun innerlijke gevoelens waar te nemen en daarnaar te luisteren. In hun opvoeding werd daar niet over gesproken. Ze hadden geen vader die dat deed. Als vrienden onderling, praatten ze over heel wat andere zaken. Onbewust kregen ze misschien mee, dat een man die zijn emoties toont een zwakkeling is en ze grendelden de toegang tot hun innerlijk af. Of ze schaamden zich voor hun innerlijke gevoelens, omdat het geen fijne emoties waren: schaamte, boosheid, wrevel. Of het is onmacht om aan te kunnen haken de gesprekken aan tafel, omdat er al van binnen een distantie was.

Congruentie
In de psychologische hulpverlening is congruentie van belang. Congruentie betekent, dat iemand in staat is om waar te nemen wat er in een situatie of na een opmerking van binnen gebeurt. Congruentie betekent ook dat iemand naar aan de ander in het gesprek of in het contact laat merken wat er van binnen gebeurt.

Zonder verwijt
Als een man in de opdracht van zijn vrouw om de deur dicht te doen, het gevoel heeft dat zij hem nog niet echt heeft gezien, kan hij dat verwoorden. Als iemand net naar zijn gevoelens heeft leren luisteren, zal dat als een verwijt gebeuren: ‘Hé, je merkt dus toch dat ik er ben.’ Hoe klinkt het zonder verwijt? ‘Ik merk dat we samen een belangrijke stap is overgeslagen. We hadden even moeten signaleren dat we er weer zijn. Ik ben binnengestapt zonder te signaleren dat ik thuis ben en jij hebt had ook duidelijker kunnen laten weten, dat je zag dat ik er weer was.’ Dan komt er ook ruimte om te vertellen, waarom iemand zo binnenstapt of de ander niet nadrukkelijk reageert op de binnenkomst.

Verwoorden
Is het noodzakelijk dat een man over zijn innerlijke gevoelens kan spreken? Noodzakelijk niet, maar het maakt een relatie wel eenvoudiger als hij in staat is om te verwoorden wat er van binnen speelt.

Daarbij kan het nodig zijn dat de gesprekspartner ook een stap zet naar de man toe, die niet goed in staat is om zijn innerlijk waar te nemen. De vrouw had de binnenkomst van haar man wat nadrukkelijker kunnen signaleren. Door even te stoppen met haar werkzaamheden. Door oog en oor te hebben voor hoe zijn dag was en door te laten merken dat ze het fijn vindt dat hij er weer is. Door hem te helpen om de omschakeling van zijn werk naar thuis te maken, zodat hij thuis ook echt aanwezig kan zijn als aanwezige echtgenoot en vader.

Bouwstenen voor conflict
Het is daarbij van belang om de manier van communiceren van zichzelf en van de ander te begrijpen. De vrouw kan bij binnenkomst van haar man ook allerlei innerlijke gevoelens waarnemen, die bouwstenen opleveren voor een conflict. Omdat zij zich niet gezien voelt. Omdat hij aan haar vader doet denken. Omdat zij voorziet dat de maaltijd weer een bron van ergernis wordt. Omdat zij denkt: ‘Moet ik hem alweer opvoeden?’

Van belang is ook om goed te luisteren en te registreren wat de man zegt en aan te voelen, waarom hij dat zegt. Niet door in te vullen, maar ook door te checken of een bepaalde gedachte klopt. In het gesprek met de man in het ziekenhuis had de predikant-in-opleiding verscheidene mogelijkheden aan te haken bij wat de man letterlijk zei en daarmee de gevoelslaag aan te boren, die de man eigenlijk wil communiceren:
– ‘Nog een operatie…!’
–  ‘Je arm wil nog steeds niet!’
– ‘Je bent er voorlopig nog niet klaar mee!’
– ‘Dat ongeval heeft echt een impact voor je!’
– ‘Zo, dat is niet niets.’
– ‘Na die operatie moet alles goed zijn?’
Wanneer een pastor in staat is om door middel van de juiste woorden de gevoelslaag te bereiken, geeft de pastor erkenning aan de man. Door die erkenning is de man meer in staat om zijn angst waar te nemen. De pastor helpt dan ook de patiënt om te vertellen wat hem hem werkelijk bezig houdt.

Tempo in het gesprek
Wat ik nog niet verwerkt heb, is het tempo in gesprekken. Omdat mannen vaak niet geleerd hebben om naar hun innerlijke gevoelens te luisteren, kost het hen tijd om in een gesprek antwoord te geven op een vraag naar hoe zij iets zien of beleven. Daarbij komt dat ze vaak ook testen of het gesprek veilig genoeg is om wat zij zelf vinden in te brengen. Is het gesprek niet veilig genoeg, dan trekken ze zich uit een gesprek terug. Of kiezen ze ervoor om over hun innerlijke gevoelens te praten door iets dat zich buiten hen afspeelt. Daarom is ook de Rogeriaanse voorwaarde acceptatie van groot belang voor een goed gesprek.

Verwijzingen naar andere blogs:
– Een psychologisch model van gespreksvoering, waarbij nadrukkelijk naar de innerlijke emoties gekeken wordt, is het model van Friedemann Schulz von Thun.

 

 

Pastorale gesprekken met mannen

Pastorale gesprekken met mannen
– blog 1: introductie

Waar blijven de mannen? Het viel David Kuratle en Christoph Morgenthaler dat mannen in pastorale gesprekken vaak ontbreken. Kuratle en Morgenthaler zijn beiden theoloog met een grondige training in psychologische hulpverlening. Kuratle is predikant en Morgenthaler hoogleraar praktische theologie. Beiden hebben ze zich bekwaamd in de systematische benadering: aandacht voor de gesprekspartner in het pastorale gesprek of de therapeutische sessie in het geheel van de relaties die iemand heeft. Juist vanuit hun ervaring in de systematische benadering viel het hen op dat de mannen in pastorale gesprekken ontbreken.

Daarbij ligt het voor de hand om te denken dat mannen zelf geen behoefte hebben aan een pastoraal gesprek. Volgens cijfers van het telefoonpastoraat is slechts 30% van de bellers een man. Morgenthaler en Kuratle schatten dan ook dat zo’n 30% van de pastorale gesprekken binnen de gemeente door een man wordt aangevraagd.

David_Kuratle
David Kuratle

Niet aanwezig hoeft te zijn
Ze signaleren echter dat het ontbreken van de mannen in het pastoraat ook vanuit een andere zijde komt. Het komt nogal eens voor dat vrouwen die om een pastoraal gesprek vragen of zich voorbereiden op een kerkelijke gebeurtenis, zoals de doop, aangeven dat hun echtgenoot niet bij het gesprek hoeft te zijn. Hun echtgenoot is niet zo geïnteresseerd in de kerk, in het geloof, of spreekt er niet zo makkelijk over. Of kan juist de confrontatie zoeken als iemand van de kerk langs komt.
41LnJDxb3fL

In een systematische benadering is het van belang dat er aandacht is voor alle personen een een (gezins)systeem. Als de echtgenoot, die toch een belangrijk persoon in het gezinssysteem afwezig is tijdens een gesprek, kan hij zijn eigen visie niet geven. Er wordt door zijn echtgenote voor hem besloten dat hij niet geïnteresseerd is.

Ogenschijnlijke desinteresse
Het kan ook zijn dat achter de ogenschijnlijke desinteresse iets heel anders schuil gaat: De echtgenoot heeft niet de vaardigheid om aan de gesprekken over de kerk en het geloof mee te doen. De echtgenoot heeft heel andere verwachtingen van de kerk of andere beelden van God, maar voelt niet de ruimte om zijn perspectief in te brengen. De manier waarop het in de kerk gaat, spreekt hem niet aan. Hij mist de aansluiting met de andere mannen in de kerk. De levensvragen waar hij mee bezig is, komen niet aan de orde. De manier, waarop over mannen gesproken wordt, hun idealen, hun angsten en worstelingen doet geen recht aan wat hij beleeft. De desinteresse is een manier om zijn onmacht en onvermogen om over zijn eigen geloof, gevoelens of inzichten te spreken te camoufleren.
morgenthaler
Christoph Morgenthaler

Een andere benadering
Het zou wel eens kunnen zijn dat een andere benadering mannen wel de mogelijkheid geeft om betrokken te zijn op de kerk of een plek te geven in het pastorale gesprek. Ze schreven daarom samen het boek: Pastoraat aan en door mannen. Impulsen voor een pastorale praktijk die gevoelig is voor gender.

Kuratle & Morgenthaler willen zich niet beperken tot pastorale gesprekken met mannen alleen, maar zich richten op allerlei soorten ontmoetingen waarin mannen betrokken zijn. Ze hopen bij te dragen aan een pastorale praktijk in de kerken die sensibel is voor wat mannen bezighoudt.

Vraagstelling
De vraagstelling in het boek is: Welke mogelijkheden zijn er om het pastoraat zo vorm te geven dat mannen ruimte ervaren waarin hun interesses, vragen en verlangens serieus genomen worden en zij in geestelijk opzicht een stap verder kunnen zetten?

Daarbij komen een aantal vragen om de hoek kijken: Is er een verschil op te merken tussen pastorale gesprekken met mannen en pastorale gesprekken met vrouwen? Is er een verschil op te maken in manier waarop het gesprek gevoerd wordt en welke thema’s daarin aan de orde komen? Welke vragen en thema’s houden mannen eigenlijk bezig. Kuratle en Morgenthaler geven aan, dat deze vragen gek genoeg zelden zijn gesteld.

Theologische doordenking ontbreekt
Bovendien ontbreekt er een theologische doordenking van wat het betekent om man te zijn. Dit ondanks de kerkelijke mannenbeweging, die al enkele decennia binnen de kerk actief is. En ondanks de inzichten van de feministische theologie, die ook in het kader van het pastoraal veel inzichten heeft opgeleverd.

Minderheid in de kerk
In de laatste decennia is een kentering in de kerken waar te nemen. Mannen zijn in het kerkelijke leven vaak minder aanwezig dan vrouwen.  Op steeds meer plekken is het zo, dat vrouwen meer kerkelijke taken voor hun rekening nemen dan mannen. We gaan naar een tijd, waarin het merendeel van de predikanten vrouw is. Morgenthaler en Kuratle verbazen zich erover dat er nog geen onderzoek gedaan is, hoe dat voor mannen is om man tot de minderheid binnen de kerk te behoren of als man pastor te zijn in een kerk waarin het merendeel van de actieve personen vrouw is.

A-typisch persoonlijkheidsprofiel
Maar is de kerk in de afgelopen eeuwen niet altijd gedomineerd door mannen? Dat is wel zo, maar het is goed om te beseffen dat het vaak om een bepaald type mannen gaat. Zoals studies sinds de jaren-’90 laten vermoeden, ontmoeten mannen vaak pastores die in hun mannelijkheid afwijken van het gros van de andere mannen. Mannen die in de kerk werken hebben vaak in vergelijking met andere mannen een a-typisch persoonlijkheidsprofiel. Ook met mannelijke dominantie in de kerk kunnen mannen afhaken, omdat ze in de aanwezige mannen of de mannelijke predikanten hun manier van man-zijn niet terug zien.

Traditioneel beeld loslaten
Is pastoraat wel iets voor mannen? Volgens Kuratle en Morgenthaler is het in de ontmoeting met mannen niet verstandig om een traditioneel beeld van pastoraat te hebben. In onderzoeken verwoorden ze zich vaak minder religieus dan vrouwen, terwijl het maar de vraag is of ze minder religieus zijn. In hun zoektocht naar zin gaan ze vaak liever eigen wegen.
In hun boek laten Kuratle en Morgenthaler zien dat mannen vaak meer vragen over geloof en de kerk (zoals de theodicee) hebben dan vrouwen en dat ze zich daardoor meer op een afstand houden van kerk en geloof, omdat ze geen ruimte voelen hun vragen te uiten of te houden.
19f8a7
In pastorale gesprekken met mannen moeten daarom soms nieuwe wegen ingeslagen worden, of duidelijkheid gegeven worden wat pastoraat is. In een aantal gevallen is pastoraat niet vanzelfsprekend en moet er ‘gestoeid’ worden om helder te krijgen wat pastoraat is of zelfs flink ‘gestoeid’ worden om een pastoraal gesprek voor elkaar te krijgen.


Geen kant-en-klare uitspraken
In pastorale gesprekken werkt het vaak niet om theologische uitspraken kant-en-klaar in het gesprek te droppen. Ook in gesprekken met mannen gaat dat niet werken: theologische uitspraken slaan dood of bewerken het tegendeel als ze niet in het proces van het gesprek betrokken zijn of in respect, empathie en authenticiteit tot uitdrukking komt. Alleen als dat gebeurt wordt iets van het wezen van het evangelie zichtbaar.


Innerlijke gevoelens
Voor predikanten zijn pastorale gesprekken met mannen niet altijd eenvoudig, omdat ‘mannen vaak over hun innerlijke gevoelens spreken door over iets in de wereld buiten hen te spreken. Zij ordenen hun innerlijke wereld door de buitenwereld te ordenen.’ De weg van de Seelsorgebewegung is duidelijk: aan mannen moet dmv accepterende en empathische toewending door (gesprekken over) deze buitenwereld heen een weg naar het innerlijk worden geopend. Of mannen hun innerlijke wereld kunnen en willen openen, wordt verder geëxploreerd.

‘Kunstmatige vereenzaming’
Volgens de psychotherapeuten W. Neumann & B. Stüfke hebben mannen in hun socialisatie geleerd om juist over uiterlijke dingen te spreken wanneer ze eigenlijk over hun innerlijk (willen) spreken. Zij hebben geleerd om zich van hun innerlijk te distantiëren. Voor therapie met mannen betekent dat vaak een confrontatie om hen uit hun “kunstmatige vereenzaming” te lokken. In deze confrontatie sluit de therapeut letterlijk aan bij wat de man zegt. De therapeut wordt dan als bedreigend, brutaal of “een moment lang als vijand” beleefd. Doel van deze confronterende benadering is om in direct menselijk contact met de gesprekspartner te komen en de cliënt in staat te stellen meer contact met zichzelf te vinden.

Inzichten uit de psychotherapie met mannen
Volgens Kuratle en Morgenthaler zijn de volgende inzichten vanuit de therapeutische gesprekken met mannen van belang:

(1) Zelfreflectie als basis: Het is van belang dat een therapeut gereflecteerd heeft (en dat in de therapeutische gesprekken ook blijft reflecteren) op hoe zijn of haar eigen biografie als man of als vrouw is gevormd, welke manier van waarnemen hij of zij heeft, hoe hij of zij handelt. Daarmee kunnen zij mannen, die in hun socialisatie en in de maatschappij waarin ze leven tegenstrijdige visies op hun rollen meegekregen hebben, op een open manier ontmoeten. Door zelf gereflecteerd te hebben kunnen zij de mannen, die bij hen in therapie komen, helpen om kritisch met hun eigen beelden over hun mannelijkheid om te gaan en hen aanmoedigen om hun leven zo te leiden, zoals ze zelf zouden willen.

Houding
(2)
Houdingen: Echtheid, acceptatie en empathie zijn voorwaarden om het vertrouwen van mannen te krijgen, om zich aan het tempo van mannen aan te passen en om met hun nieuwe gedragingen die voor hen ongewoon zijn te oefenen.

Mannen waarderen discussie, uitdaging en confrontatie, die hen ertoe brengen om de vanzelfsprekendheden die ze hebben ter discussie te stellen. Dit kan hen helpen om bolwerken van afweer te verlaten en een nieuwe weg te wagen. Een omzichtige omgang met (gevoelens van) schaamte helpt hen om zich te openen. Humor, gevoel voor het absurde en woordkunst helpen om hen weg te lokken bij wat zich bij hen heeft vastgezet aan gewoonten, beelden, gedragingen.

Meervoudig partijdig zijn helpt mannen om zich in hun relaties op een nieuwe manier te zien en hen in beweging te brengen.

Relaties
(3) Vormen van relaties en reflectie op relaties: Een gescherpte opmerkzaamheid voor vormen van overdracht en tegenoverdracht, waar speciaal mannen mee te maken hebben, voor macht en concurrentie, voor nabijheid en erotiek schept voorwaarden om vastgeroeste patronen en beelden over wat een man is of hoort te zijn opnieuw te overdenken. Het is handig als een therapeut in staat is om te spelen met de gebruikelijke therapeutische regels, om mannen zover te krijgen dat zij bereid zijn om zich te veranderen of anders te gedragen.

Sinds de eeuwwisseling komen therapeuten in toenemende mate mannen tegen, die minder door het traditionele beeld van mannen is gevormd. Zij engageren zich meer in hun gezin, hebben makkelijker toegang tot hun emoties en hebben begrip voor een gelijke behandeling. Zij zijn eerder bereid om zich in (relatie)therapie in te zetten. Ondanks deze verandering hebben ze nog wel te maken met tegenstrijdige beelden over wat een man is of hoort te zijn.

Volgende bijdrage: een intermezzo over de vraag of mannen wel over hun emoties moeten kunnen spreken.

N.a.v. David Kuratle & Christoph Morgenthaler, Männerseelsorge. Impulse für eine gendersensible Beratungspraxis (Stuttgart: Verlag W. Kohlhammer, 2015) 7-32.

Pastoraat via een brief

Pastoraat via een brief

‘De apostelen schreven ook geen brieven (…), maar als het van toepassing is, schrijven ze een brief en denken: waar het om gaat moet persoonlijk tegen de mensen worden gezegd’, verklaarde ooit Christoph Blumhardt. Daarmee gaf hij de reden aan waarom hij brieven schreef. Deze brieven schreef hij met grote toewijding en innerlijke betrokkenheid. Het viel hem daarom niet gemakkelijk om deze brieven te schrijven: ‘Ik weet niet of ik u daarmee goed doe of pijn bezorg. Ik heb intens getwijfeld, wel 2 uur lang, maar in mij groeide steeds meer de overtuiging: dit moet ik je schrijven.’

Al vanaf de tijd van de Bijbel is de brief een middel tot pastorale ondersteuning. Jeremia en Paulus schreven om die reden brieven. Zij werden in de kerkgeschiedenis gevolgd door onder andere Chrysostomus, Basilius de Grote, Luther, Calvijn, vader en zoon Blumhardt, Eduard Thurneysen en zoveel anderen meer.

Eigen geschiedenis
Volgens Gerhard Henning, van 1995 – 2003 hoogleraar Praktische Theologie aan de universiteit van Tübingen en gepromoveerd kerkhistoricius, zou er een hele kerkgeschiedenis geschreven kunnen worden vanuit het perspectief van pastoraat via brieven.

Gesprek niet de enige vorm van pastoraat
Pastoraat door middel van brieven heeft niet alleen een heel eigen geschiedenis, maar ook een heel eigen betekenis ten opzichte van het pastoraat door middel van een persoonlijk gesprek. Pastoraat door middel van een brief is meer dan alleen een noodgreep, waarbij de brief het persoonlijke gesprek vervangt. Briefpastoraat is een geheel eigen vorm binnen het geheel van het pastoraat.

Daarom is het volgens Henning verkeerd om het pastoraat uitsluitend te verbinden aan het persoonlijke gesprek. Er zijn daarnaast nog vele andere vormen van pastoraat: ook de preek, de sacramenten en de eredienst kunnen een vorm van pastoraat zijn.

Mail, social media en kerkblad
Het artikel van Henning stamt uit 1997. E-mail komt dan net op en social media zijn nog helemaal niet in beeld. Met wat eigen creatieve denkkracht kunnen de overwegingen van Henning ook worden toegepast op mailverkeer en (andere vormen van) social media. Nu ik dit schrijf, bedenk ik dat pastoraat via openbare media veel vaker voorkomt dan via brief alleen. Ik bedenk dat ik weinig brieven schrijf: alleen in de dagen voor oudjaar doe ik dat om de familie uit te nodigen voor de herdenking van de overledenen. Toch zijn er veel meer manieren in mijn pastorale praktijk waarin ik wel – onbewust wellicht – bezig ben met pastoraat: in de stukjes die ik in het kerkblad schrijf, via kaarten, in de blogs die ik op mijn website plaats. Ook op die vormen kunnen d overwegingen van Henning wellicht worden toegepast.

Versterken van de zielen
Henning definieert pastoraat vanuit Handelingen 14:22. Paulus en Barnabas keren tijdens hun zendingsreis terug naar de gemeenten die door hen zijn gesticht. Ze gaan er niet alleen heen om het evangelie te verkondigen, maar ook om de zielen (van de gemeenteleden) te versterken. Voor Henning is dat de Bijbelse kern van het pastoraat. Dat werkt hij niet alleen in dit artikel uit, maar ook in andere artikelen komt hij steeds op deze Bijbelse kern terug, waarin hij ook uitlegt wat de Bijbelse betekenis van ‘ziel’ en ‘zielszorg’ inhoudt (‘Wie redet die Bibel von der Seelsorge?’, in: Gerhard Henning, “Sonntags ist Kirche”. Studien zu Kirche, Gottesdienst und Seelsorge, p. 161-186).
Pastoraat door middel van een brief houdt in dat de ene gelovige de andere versterkt en bijstaat in het aanvaarden en ordenen van zijn of haar levensgeschiedenis in vertrouwen op God.

Een gemeentelid schrijft
Er zijn mensen die zich gemakkelijker uitdrukken door iets te schrijven dan door iets te zeggen. Dan zijn we (pastoraat is niet alleen iets voor bevestigde ambtsdragers, maar een taak voor de gehele gemeente!) er voor elkaar.
Er zijn ook mensen die zich helemaal niet zo gemakkelijk uitdrukken door iets op te schrijven en toch kiezen voor een brief. Waarom kiezen ze dan toch voor een brief? Omdat ze een brief terug verwachten. Het is een teken van respect en aanvaarding in de Rogeriaanse betekenis van het woord als we communiceren via een brief. We sluiten aan bij de vorm die het medegemeentelid heeft gekozen, die bewust voor het middel van de brief heeft gekozen.

(Waarom zouden we aan moeten sturen op een gesprek? In een voetnoot is Henning kritisch op de zinsnede: ‘Daar zouden we eens verder over moeten doorpraten (in een persoonlijk gesprek). Waarom zou dat persé moeten? Pastoraat kent immers veel meer vormen dan een persoonlijk gesprek.)

Een pastor schrijft
Het hoeft niet de eerste keuze te zijn van de pastor om zich door middel van een brief van zich te laten horen. Toch kunnen er redenen zijn voor een brief:

  • Eigenlijk was een bezoek gepast, maar er zijn redenen waarom het de pastor niet lukt om langs te komen. De brief komt dan in plaats van het bezoek. Daarmee krijgt de brief een eigen waarde ten opzichte van het beoogde gesprek. Vaak slagen zulke regels erin om meer pastoraat te zijn dan een gehaast bezoek, omdat de woorden met aandacht en toewijding geschreven zijn.
  • Een brief of een geschreven kaart kan als zodanig al worden opgevat als een pastoraal gebaar. Een jaar na het overlijden van een geliefde kan een brief een bezoek vervangen als de pastor niet aan een bezoek toekomt. Daarmee geeft de pastor aan, dat het overlijden niet vergeten is.
  • Een brief kan een gesprek aanvullen, wanneer het een gesprekspartner of de pastor zelf niet lukt om in een gesprek helder onder woorden te brengen wat hij of zij bedoelde.
  • De herderlijke brief, zoals dat vaak in kerkbodes gebeurt: een ‘geestelijke kunst’.


Vertrouwen
De brief is net zo vertrouwelijk als het pastorale gesprek. Iemand schrijft aan een pastor vanuit het vertrouwen dat zijn of haar brief vertrouwelijk wordt gelezen. Een ontvangen brief valt onder het ambtsgeheim. Ook een predikant, die aan een gemeentelid schrijft, mag ervan uitgaan dat de brief vertrouwelijk wordt gelezen en niet wordt doorgegeven aan anderen. Pastoraat door middel van een brief heeft dit vertrouwen nodig.
Pastoraat via een brief gebeurt op basis van vertrouwen dat er reeds is. Wie zich via een brief meldt, ervaart reeds dat vertrouwen. Wie een brief schrijft legt zich vast en geeft zich bloot aan het risico verkeerd begrepen te worden. Een brief geeft ook de mogelijkheid om nog eens te herlezen. Daardoor kan het gemeentelid steeds weer teruggrijpen op de brief.
Een brief is bedoeld om het vertrouwen te versterken. De brief is meestal niet bedoeld ter informatie, maar tot steun: om iemand vanuit het evangelie bij te staan.

Unieke
Pastoraat via een brief kost tijd en schenkt tijd. Dat is het unieke van pastoraat door middel van een brief.
Een brief kost tijd: de woorden worden zorgvuldig gekozen. Dat gebeurt met het oog op degene die de brief zal ontvangen. In zichzelf gaat degene die de brief schrijft de dialoog aan met degene die de brief zal ontvangen. Iemand probeert zich in een ander te verplaatsen. Daarbij komen de vragen boven: Begrijpt degene aan wie ik schrijf mijn woorden? Hoe komen mijn woorden over?
Een brief schenkt ook tijd. Een brief komt vaak in plaats van een bezoek. Bijvoorbeeld: een gemeentelid dat ergens ver weg moet revalideren ontvangt een brief, omdat een bezoek niet altijd mogelijk is. Degene die de brief ontvangt kan de brief op eigen tijd lezen. De brief kan ook steeds opnieuw gelezen worden.
Dat is het unieke van pastoraat via een brief: om meer tijd te nemen en te geven voor pastoraat aan schrijver en ontvanger van de brief.

Een brief komt aan
Voor een gesprek is er niet altijd gelegenheid. Een brief komt altijd aan. Wie geen bezoek wil, kan toch via een brief worden bereikt. De brief betreedt dat als een (pastorale) gast het huis van de ontvanger, verwacht of onverwacht. Van een brief wordt dezelfde hoffelijkheid verwacht als van een daadwerkelijk bezoek, gekenmerkt door een stijl van innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld (Kolossenzen 3:12).

Schrift en gebed in een brief
Pastoraat is bedoeld om de zielen te versterken en gebeurt vanuit het vertrouwen van Gods handelen. Het pastoraat is bedoeld om dat vertrouwen te versterken in Gods aanwezigheid en Zijn handelen. Pastoraat – ook via een brief – kan terugvallen op de Schrift. Niet omdat de Schrift voor elke gelegenheid een passende opmerking heeft, maar omdat de Schrift onder woorden brengt dat de mens altijd kan aankloppen bij God en zelfs tot God kan roepen. Wanneer iets vanuit de Schrift verwoord wordt, is dat niet omdat er in het pastoraat toch iets van verkondiging moet plaatsvinden, maar om het vertrouwen op God te versterken. Het Schriftwoord kan een spoor van God verwoorden. Dat spoor kan ook inhouden, dat degene aan wie geschreven wordt geen spoor kan vinden. Dan kunnen we vanuit de Schrift de klacht en het verstommen helpen te verwoorden.

‘Ik geloof helemaal niet dat ik voor u een woord heb dat u troost biedt’, schrijft Basilius aan een moeder van een jong gestorven zoon, ‘ik kan me alleen maar indenken dat u in deze omstandigheden vooral gebed nodig hebt. Daarom bid ik de Heer zelf, dat Hij u met Zijn onuitsprekelijke macht uw hart kan aanraken en en dat Hij uw ziel door goede gedachten licht schenkt, zodat u van binnen uit redenen tot troost ontvangt.’

Zo laat de pastor ruimte om nu verdrietig te zijn, niet aanspreekbaar voor woorden van troost. Hij beschut deze ruimte met zijn gebed en voorbede. Nu hoeft zij niets te doen. Zelfs niet te bidden. Zij mag het gebed aan een ander overlaten. De pastor kan haar hart niet aanraken of licht schenken, zodat haar hart verlicht wordt. De pastor wendt zich in gebed tot Hem, die de macht heeft het hart aan te raken. De pastor gaat tot Hem, die kan spreken: ‘Er zij licht.’

N.a.v.: Gerhard Henning, ‘Briefseelsorge,’ in: Idem, “Sonntags ist Kirche.” Studien zu Kirche, Gottesdienst und Seelsorge (Stuttgart: Calwer Verlag, 2008), p. 205-220. Eerder verschenen in 1997 in het tijdschrift Theologische Beiträge.

De theorie van de communicatie van Friedemann Schulz von Thun

Inhoud, betrekking, zelfopenbaring en appèl
De theorie van de communicatie van Friedemann Schulz von Thun

Friedemann Schulz von Thun is een psycholoog die zich bezig houdt met de communicatie. Hij heeft onderzoek gedaan naar communicatie en trainingen gegeven op het gebied van communicatie.
Communicatie betekent dat een zender naar een ontvanger communiceert. Schulz von Thun onderscheidt 4 soorten boodschappen die in een bericht worden gecommuniceerd:

Inhoud: Hoe kan ik inhoud duidelijk en begrijpelijk meedelen?

Betrekking: Hoe behandel ik mijn medemens door mijn manier van communiceren?

Zelfopenbaring: Wat laat ik in mijn communicatie vrijwillig of onvrijwillig zien?

Appèl: Wat wil ik als zender bij de ontvanger van mijn bericht bewerkstelligen? Welk effect, invloed heeft mijn bericht?

kom_quadrat1
communicatie-kwadrant
blauw: inhoud / rood: appèl / geel: betrekking/relatie / groen: zelfopenbaring
Bron: website van Schulz von Thun

Complexiteit
Elk bericht heeft deze 4 aspecten. Deze 4 aspecten zijn van even grote waarde in de communicatie van een bericht van zender naar ontvanger.
Deze theorie geeft inzicht (a) in de complexiteit van de communicatie: in een bericht worden immers verschillende berichten gecommuniceerd. Daarnaast is het mogelijk (b) om misverstanden in de communicatie te verhelderen, op te lossen en in de toekomst meer te voorkomen.

Misverstanden uit de weg ruimen en verbetering van communicatie begint bij inzicht in hoe iemand communiceert en ontvangt. Daarbij is van belang te weten dat een individu onderdeel is van een systeem.

Innerlijke gevoelens
De communicatie wordt nog complexer door de innerlijke gevoelens die in ons spelen en die onbewust meewerken in de communicatie. Deze innerlijke gevoelens kunnen zich ‘nestelen’ in de boodschap die op het niveau van de betrekking, de zelfopenbaring of het appèl worden gecommuniceerd.
In de theorie van Schulz von Thunkan metacommunicatie (stilstaan bij de manier waarop gecommuniceerd wordt) helpen om de misverstanden uit de weg te ruimen. Aandacht voor metacommunicatie kan ook op het niveau van de zelfopenbaring: helder hebben wat er innerlijk bij zender en/of ontvanger gebeurt en dat gebruiken om de manier van communiceren te verhelderen. Zelfopenbaring heeft te maken met echtheid / authenticiteit.

Expliciet of impliciet
Een zender communiceert een bericht naar een ontvanger. Zo’n bericht bevat vele boodschappen. Deze boodschappen kunnen expliciet (uitdrukkelijk onder woorden gebracht) of impliciet (wat in de communicatie op een verborgen manier wordt meegegeven in een bericht of uit de boodschap wordt uitgelicht) worden gecommuniceerd. De eigenlijke boodschap van een bericht wordt nogal eens impliciet gecommuniceerd.

Impliciete boodschappen worden vaak non-verbaal gecommuniceerd. Schulz von Thun sluit zich aan bij Watzlawick: Men kan niet niet-communiceren. Elk bericht bevat de 4 aspecten die Schulz von Thun onderscheidt.
Zelfs zwijgen heeft deze 4 aspecten:
Inhoud:
Betrekking: Jij bent geen interessante gesprekspartner voor mij. Of omgekeerd: ik vermoed dat ik voor jou geen interessante gesprekspartner ben.
Zelfopenbaring: Ik wil met rust gelaten worden. Of: ik weet niet hoe ik een gesprek moet beginnen.
Appèl: Laat me alsjeblieft met rust! Wil je mij helpen door het gesprek te beginnen?

Congruente communicatie
Een bericht wordt congruent gecommuniceerd als alle signalen (gebruikte woorden, non-verbale signalen) dezelfde richting op wijzen. Een bericht wordt incongruent gecommuniceerd als de signalen verschillende kanten op wijzen.
Incongruente boodschappen scheppen verwarring in de communicatie. Incongruente boodschappen hebben voor de zender het voordeel dat hij of zij zich bij incongruente communicatie niet helemaal blootgeeft of vastlegt.
Incongruente communicatie kan worden veroorzaakt door onbewuste of niet-toegestane verlangens of gevoelens bij zender en/of ontvanger, die impliciet, verborgen in de communicatie meegegeven of ingelezen worden. Daardoor ontstaat er een dubbele bodem in de communicatie.
Incongruente boodschappen kunnen ook ontstaan als iemand nog niet helder is over wat hij of zij wil communiceren of als iemand nog niet helder heeft wat er in hem of haar leeft (wat de communicatie oproept of teweegbrengt)

Ontvangen
De 4 aspecten die Schulz von Thun onderscheidt in de communicatie gelden niet alleen voor het zenden van een bericht. Ook voor het ontvangen van een bericht gelden deze 4 aspecten. Intermenselijke communicatie is complex omdat de ontvanger de vrije keuze heeft op welk aspect van het gecommuniceerde bericht hij of zij wil reageren. Miscommunicatie ontstaat als de ontvanger de nadruk legt op een ander aspect van het bericht dan de zender met het gecommuniceerde bericht wilde.
De ontvanger heeft verschillende ‘oren’, waarmee hij of zij de aspecten van het gecommuniceerde bericht ‘hoort’.

image_manager__bild_gross_textbereich_bild3
bron: website van Schulz von Thun

Het oor dat luistert naar de inhoud
Vooral mannen en academici hebben de gewoonte om te reageren op de inhoud van een gecommuniceerd bericht en staan minder stil bij de andere gecommuniceerde aspecten. Het probleem is dat het bij veel gecommuniceerde berichten het de zender niet is te doen om de inhoud van het bericht.

Het oor dat luistert naar de betrekking
Dit oor kan overgevoelig zijn. De ontvanger vat de boodschap die op het niveau van de betrekking wordt gecommuniceerd op als een stellingname van de zender ten opzichte van de persoon van de ontvanger.
Het oor dat luistert naar de betrekking kan het oor dat luistert naar de zelfopenbaring van de ander in de weg zitten. Misverstanden in de communicatie ontstaan als niet helder is of een bericht op het niveau van de betrekking of op het niveau van de zelfopenbaring moet worden gehoord. Het gaat dus om het verschil of de zender met het gecommuniceerd bericht iets over zichzelf (zelfopenbaring) of over de ander (betrekking) wil communiceren.

Het oor dat luistert naar de zelfopenbaring van de zender
Het is beter om een oor te hebben dat goed ontwikkeld is in het luisteren naar de zelfopenbaring van de zender dan een oor dat gevoelig is voor het luisteren op betrekkingsniveau. Een ontvanger is dan bezig met wat de zender over zichzelf communiceert en minder bezig met wat de ontvanger denkt dat de zender van de ontvanger wil.
Er zouden veel misverstanden voorkomen worden als gevoelsmatige uitbarstingen, aanklachten en verwijten met het oor worden gehoord dat luistert naar de zelfopenbaring van de ander (en minder met het oor dat luistert naar de betrekking).

Wanneer er uitsluitend met het oor geluisterd wordt dat luistert naar de zelfopenbaring van de ander bestaat wel het gevaar dat de ontvanger zich immuniseert voor de boodschappen die de zender op betrekkingsniveau communiceert. Ook is het gevaar dat de ontvanger de boodschappen van de zender gaat psychologiseren.

Schulz von Thun koppelt het oor dat luistert naar de zelfopenbaring van de ander aan het principe van het actief luisteren van Rogers: het gaat om actief luisteren, dat wil zeggen: een poging om invoelend de wereld van de gevoelens en gedachten van de zender niet-beoordelend te begrijpen.

Het oor dat luistert naar het appèl dat de zender doet
Wie behoefte heeft om iedereen recht te doen en/of te voldoen aan de verwachtingen van de medemensen heeft in de loop van de tijd een oor ontwikkeld dat (over)gevoelig is voor het appèl dat anderen expliciet of impliciet meecommuniceren met een bericht. Iemand met een (over)gevoelig oor voor appèls luistert niet goed naar zichzelf; luistert niet goed naar wat er in hem of haar aan innerlijke gevoelens en gedachten leeft.

Een bericht dat aankomt
De zender heeft geen grip op hoe de ontvanger de boodschap ontvangt. De zender kan de boodschap door de 4 aspecten coderen. Maar de ontvanger is zelf verantwoordelijk voor de manier waarop hij de boodschap ontvangt en decodeert. De ontvanger is daarbij in sterke mate aan zichzelf overgeleverd. Het resultaat van de decodering hangt onder andere af van de verwachtingen, de vrees en eerdere ervaringen die bij de ontvanger leven.
Wel is het mogelijk door aandacht voor metacommunicatie of expliciete communicatie op het niveau van de zelfopenbaring de boodschapper te helpen het bericht op een juiste manier te decoderen.

Oorzaken waardoor een bericht verkeerd ontvangen wordt
– De ontvanger heeft een oor dat overgevoelig luistert op betrekkingsniveau. De ontvanger gebruikt dan zijn of haar eigen (lage) zelfbeeld om de boodschappen van het bericht te decoderen.
– De ontvanger heeft een bepaalde (eerste) indruk van de zender.
– Gecorreleerde boodschappen: het bericht wordt correct ontvangen, maar de ontvanger decodeert in het bericht meerdere boodschappen (die de zender niet persé mee heeft gegeven aan dit bericht).

Maakwerk
Het ontvangen van een bericht en het decoderen van de boodschap(pen) is maakwerk van de ontvanger. Als zender tast ik in zekere zin in het duister of en hoe de ontvanger mijn bericht ontvangt.
Als een bericht verkeerd ontvangen wordt kan dat ook komen omdat de ontvanger een verkeerde boodschap decodeert, door bijvoorbeeld de innerlijke processen bij de ontvanger. Een ontvanger kan op manier reageren die verrassend en onbegrijpelijk is. Dat verrassende en onbegrijpelijke geldt niet alleen voor de zender van het bericht maar ook voor de ontvanger zelf.

Processen
In het ontvangen spelen processen een rol die niet moeten worden verward:
Waarnemen: Wat zie / hoor ik als ontvanger?
Interpretatie: Welke boodschap destilleer ik uit een bericht? Welke betekenis geef ik aan een bericht?
Gevoelens: Welke (innerlijke) gevoelsreactie roept de waarneming en/of de interpretatie op?

Fantasieën
Vaak reageren wij niet op mensen zoals ze zijn, maar op de fantasieën die wij van anderen hebben gemaakt. Schulz von Thun gebruikt hiervoor het woord fantasieën, omdat er geen duidelijke waarneming aan de gevoelens en/of gedachten over de ander ten grondslag ligt.
Het gaat in de communicatie niet om het uitschakelen van die fantasieën, maar om bewust te zijn van de fantasieën die wij van anderen hebben:
– Fantasieën zijn mijn gedachten en gevoelens bij de ander. Ze zeggen iets over mij.
– Fantasieën kunnen doeltreffend zijn of de plank misslaan.
– De fantasieën die ik over een ander heb werken impliciet door in mijn communicatie naar de ander (1) Onuitgesproken fantasieën belasten de communicatie, (2) Onderdrukte gevoelens veranderen in vergif die mijn gevoelens en gedachten aantasten.
– Ik heb de keuze om mij te laten leiden door de fantasieën die ik over de ander heb óf mijn fantasieën te testen op werkelijkheidsgehalte.
– Alleen de ander kan bepalen of mijn fantasieën over de ander op werkelijkheidsgehalte berusten: (3) verwoorde gedachten of gevoelens maken een verandering van de emotionele realiteit mogelijk: de mogelijkheid van correctie van mijn gedachten en gevoelens bij de ander.

Feedback
De ontvanger is verantwoordelijk voor wat een bericht innerlijk bij hem of haar ‘aanricht’.  In feedback (d.w.z. de ontmoeting met het resultaat van het ontvangen dat teruggecommuniceerd wordt) ligt de kans om de communicatie te verbeteren. Daarvoor dient de communicatie terug wel een hoog zelfopenbaringsgehalte te hebben. De feedback kan het beste als een ik-boodschap worden gecommuniceerd.

Ik-boodschap
Een ik-boodschap geeft inzicht in hoe een bericht wordt ontvangen. Het tegenovergestelde is een jij-boodschap. Een jij-boodschap is vaak een te snelle vertaling van een ik-boodschap in een beschrijving van de ander. Daarbij voelt de ander zich aangevallen en verwijdert de zender zich van de ontvanger.

Eigen gevoelsleven
De sleutel tot goede communicatie ligt bij inzicht in het eigen gevoelsleven en de eigen gedachtenwereld. Voor een goede communicatie is moed tot zelfopenbaring nodig.

Na.v. Friedemann Schulz von Thun – Miteinader reden. Teil 1: Störungen und Klärungen. Allgemeine Psychologie der Kommunikation (Rowolt Taschenbuch Verlag, 1981). Ik heb de speciale uitgave uit 2011 gebruikt. Daarvan: p. 11-105 (deel A: principes).
Zie ook: http://www.schulz-von-thun.de/

Jongeren hebben begeleiding nodig in het doolhof van de rouw

Jongeren hebben begeleiding nodig in het doolhof van de rouw

Jongeren gaan anders om met rouw dan volwassenen. Het is voor hen vaak extra ingrijpend, omdat ze in een levensfase zitten waarin veel verandert. Ze hebben iemand nodig bij wie ze hun verhaal en emoties kwijt kunnen, schrijft Stephanie Witt-Loers.

978-3-525-40229-0
Vier dagen na het overlijden haar broer Louis spreekt Sophie met vriendinnen af. Ze wil er even uit, naar haar vriendinnen die weten van het overlijden van haar broer. Voordat ze gaat, maakt ze zich op en trekt ze haar uitgaanskleren uit. Als haar moeder haar zo beneden ziet komen, loopt het uit op een conflict. Sophie krijgt haar moeder te horen dat zij zich gedraagt alsof er niets is gebeurd en dat het respectloos is tegenover Louis. Daardoor voelt Sophie zich schuldig en onzeker. Ze kan die geplande avond met vriendinnen niet meer gebruiken om zich weer op te laden, om zo doende beter om te kunnen gaan met het verlies van haar boer. Zij voelt zich niet begrepen door haar moeder  en sluit zich voor haar af.
Dit voorbeeld beschrijft Stephanie Witt-Loers, therapeut met veel ervaring in het begeleiden van jongeren die rouwen, in haar boek Trauernde Jugendliche in der Familie. Er is (nog) geen Nederlandse vertaling van dit boek, maar het biedt waardevolle inzichten in de wereld van jongeren die te maken hebben met rouw.

rouwen-eik

Rouw is een lang en heel ingewikkeld proces. Van binnen zijn er verschillende gevoelens. Die gevoelens kunnen heel intens zijn en ook heel tegenstrijdig, zoals pijn, verdriet, dankbaarheid, zorg, vertwijfeling, liefde, onmacht, woede, schaamte, paniek, verlangen. Rouw kost ontzettend veel kracht en energie en kan zo zwaar zijn dat de grens van wat iemand lichamelijk of geestelijk aankan wordt bereikt. Rouw kost tijd en blijft voor altijd een onderdeel van het leven. Rouw wordt eigenlijk nooit afgesloten.
Door het overlijden van een gezinslid wordt het hele gezin getroffen. Ieder lid van het gezin heeft het moeilijk met dat overlijden, maar omdat ieder lid van het gezin het verlies op een andere manier beleefd en er op een andere manier mee omgaat, wordt ook het gezin als geheel getroffen. De sfeer is opeens anders. De vaste patronen en gewoonten zijn ruw doorbroken. Extra belastend is dat gezinsleden elkaar niet begrijpen in de omgang met de rouw.
Voor jongeren is rouwen om een gezinslid vaak extra ingrijpend, stelt Witt-Loers. Zij bevinden zich in een fase van hun leven waarin veel verandert. Het is de tijd waarin lichaam verandert en waarin van binnen kunnen verschillende stemmingen zich afwisselen. In die wisseling van stemmingen begrijpen ze zichzelf vaak niet en zijn ze bang dat zij die gevoelens niet de baas kunnen zijn. Het is de tijd waarin de omgang met de ouders verandert. Naar hun ouders toe gedragen jongeren zich vaak ambivalent: aan de ene kant verzetten ze zich en willen ze zich losmaken, aan de andere kant hebben ze de bescherming van hun ouders nodig. Jongeren ervaren hun eigen puberteit vaak ook als ambivalent: de puberteit kent de uitdaging van nieuwe mogelijkheden maar ook de onzekerheid over de onbekende toekomst en het verlies van het vertrouwde.
Als er iemand uit het gezin overlijdt komt er door het verlies en gemis voor hen in deze toch al intensieve tijd een extra belasting bij. Voor een jongeren is dit overlijden vaak ook de eerste heftige gebeurtenis in het leven die verwerkt moet worden. De emoties die het overlijden en het gemis oproepen zijn nieuw. Het lichaam en de geest reageert anders. Er kan vermoeidheid en lusteloosheid optreden. Iemand die voor de ingrijpende gebeurtenis nuchter was, kan veel last krijgen van angstaanvallen of zich veel bezorgder opstellen naar de andere gezinsleden. Iemand kan de overledene missen en tegelijkertijd boos zijn op degene die is overleden. Emoties en stemmingen kunnen elkaar snel afwisselen. Vaak herkent een jongere zichzelf niet meer.
Jongeren geven op een andere manier uiting aan hun rouw dan volwassenen verwachten. Uit angst de controle over hun emoties kwijt te raken, kunnen ze zich ‘cool’ opstellen, waardoor het aan de buitenkant lijkt dat het gemis en verdriet hen niet raakt. Ze kunnen de neiging hebben om de emoties te onderdrukken, omdat ze zichzelf niet meer herkennen. Ze willen de andere gezinsleden niet belasten met hun moeilijkheden, want de anderen hebben het al moeilijk genoeg. Daarom kunnen ze afsluiten voor hun ouders – wat weer voor irritatie kan zorgen bij de ouders. In het geval van het overlijden van een vader of een moeder zijn er bovendien ook heel wat taken binnen of buiten het gezin die opgepakt moeten worden: er moet eten komen, de was en het huishouden moet gedaan worden, de financiën moeten op orde blijven. De eerste periode van de rouw kan soms een kwestie van puur overleven zijn. Omdat thuis al genoeg zorgen zijn, willen ze de andere gezinsleden sparen en hebben liever contact met iemand buiten het gezin. Dat kan een vriend zijn, een oom of tante, een goede kennis van het gezin. Bij iemand die op meer afstand staat, kunnen ze hun tegenstrijdige gevoelens en vragen kwijt, zonder dat zij de ander, die ook rouwt, nog eens extra te belasten. De andere gezinsleden kunnen zich hierdoor echter gepasseerd voelen en daardoor diep geraakt.

Tegenstrijdige emoties
Volgens Witt – Loers is het van belang om jongeren die te maken hebben met rouw te informeren wat hen allemaal kan overkomen. Informatie over lichamelijke klachten, over onverwachte, vaak heftige en tegenstrijdige emoties, waarbij iemand zichzelf niet herkent hoort bij rouw. Rouw is een langdurig en intens proces, dat in de loop van de tijd ook steeds verandert. Door te rouwen ‘leert’ iemand die achterblijft te leven met het gemis van de overledene.
Voor jongeren is het van belang om iemand te hebben, bij wie ze terechtkunnen met hun verdriet en emoties, met hun verhaal en zorgen. Ze hebben iemand nodig die naar hen luistert. Omdat ze iemand nodig hebben die hun doen en laten in de rouw niet veroordeelt en iemand die niet teveel zelf emotioneel betrokken is geweest bij het overlijden, zoeken ze vaak iemand die iets meer afstand heeft tot de familie. Volgens Witt – Loers is het van belang hen daarin niet te veroordelen, maar hen juist te stimuleren dat contact te onderhouden.

 

N.a.v. Stephanie Witt – Loers, Trauernde Jugendliche in der Familie (Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 2014) 157 pag.

Geschreven voor het Friesch Dagblad