Schilder en de bevindelijken
In zijn biografie over Klaas Schilder schrijft J.J.C. Dee: Schilder vond altijd wel èrgens een aanleiding om zich tegen de geloofsbeleving van bevindelijke kringen te keren.
In de eerste gemeenten komt Schilder die bevindelijke geloofsbeleving tegen in en buiten de eigen gemeente: Ambt Vollenhove (1914-1916), Vlaardingen (1916-1919), Gorinchem (1922-1925) en Delft (1922-1925). De eerste twee gemeenten die hij als predikant diende waren een A-kerk: Ambt-Vollenhove-A en Vlaardingen-A. Ambt Vollenhove bleef tot 1935 een A-kerk. Daarna verdween de A uit het Jaarboekje van de Gereformeerde Kerken. In Gorinchem – kort na 1892 als grote A met een kleine B gefuseerd – is in Schilders tijd de bevindelijke inslag nog steeds aanwezig. In Vlaardingen, Gorinchem en Delft zijn er ook bevindelijke kerken en gemeenschappen buiten zijn eigen gemeente,
waarvan hij de invloed merkt op zijn gemeenteleden als je de stukken in de Kerkbode nagaat.
Een van de kwesties is bijvoorbeeld het samengaan van Vlaardingen A en B. In 1916 zijn die nog niet samen. Schilder wil dat ze samengaan, omdat er in zijn ogen maar één kerk in een plaats kan zijn. Er zijn gemeenteleden die bezwaar hebben tegen die fusie: de geloofsbeleving van de B-kerk is oppervlakkig en er is een verkeerde visie op het verbond. Schilder vangt op dat gemeenteleden bij de mogelijke fusie overstappen naar de Christelijke Gereformeerde Kerk te Vlaardingen. Voor Schilder een onmogelijkheid, omdat deze kerk in zijn ogen een scheurkerk is, omdat ze niet meeging in de vereniging van 1892. (Uit de jaarboekjes kan ik overigens opmerken dat het met die overgang niet zo’n storm liep.) Schilder spreekt de bezwaren van A ten opzichte van B tegen: de Synode van Utrecht van 1905 heeft uitgesproken dat A en B dezelfde verbondsvisie hebben. Bovendien: Overgaan naar de Christelijke Gereformeerde Kerk is een zondige daad, waarbij de zonde van de verdeeldheid wordt goedgepraat.
In 1920 gaat ds. Wisse over naar de CGK. Wisse was in zijn tijd in Kampen de predikant van Klaas. Schilder heeft bij hem op studiekringen gezeten. De overgang ds. G. Wisse moet dan ook wel voor hem een schok geweest zijn. Wisse verdedigt met een beroep op Psalm 17:3: Gij hebt mijn hart beproefd, des nachts bezocht.
Als reactie schrijft Schilder in de kerkbode van de classsis Gorinchem: Wie op wetenschappelijke of meer gemoedelijk-bevindelijke wijze eigen ervaringen verheft tot objectieven waarheidsnorm, die moet afglijden van het gereformeerde standpunt. Schilder schrijft kort daarna in de classicale kerkbode een tegen-meditatie over dit psalmvers om aan te tonen dat Wisse zich ten onrechte hierop beriep. Volgens Schilder gaat het in dit psalmvers niet over de eigen religieuze ervaringen die de doorslag geven, maar dienen die ervaringen te worden getoetst aan Gods woord en wet.
Met andere woorden: Wisse had moeten toetsen of zijn overgang niet zondig was. Wisse is daar niet van gediend van deze kritiek, omdat hij Schilders opmerkingen als spotten met zijn preek typeert. Daardoor is Schilder op zijn beurt weer gekrenkt.
Schilder heeft meestal geen begrip voor de bezwaren vanuit de A-kant. Op zijn beurt krijgt hij ook te maken met kritiek op zijn prediking. In Gorinchem bemerkt hij dat gemeenteleden wel gemakkelijk wegblijven. J.J.C. Dee vermoedt dat het ook te maken kan hebben met het gemis van de oude A-toon. Schilder signaleert dat bevindelijken binnen de eigen kerk op de rem trappen: In die kerken worden er geen preken uit Menigerlei genade gelezen, maar oudvaders uit de 17e eeuw. Als hij hoort van een Gereformeerde Kerk waarop nieuwjaarsdag een preek van een oudvader wordt gelezen, moet hij dat natuurlijk met afkeuring in de classicale kerkbode van Gorinchem vermelden. Deze kerken willen ook niet meer beroepen, omdat er nauwelijks nog bekeerde dominees zijn.
In deze kringen wordt in Schilders ogen wantrouwen gezaaid ten aanzien van wat gereformeerd is. Ze zijn nog wel in de Gereformeerde Kerken aanwezig, maar zijn niet opbouwend bezig. In feite zijn ze al verloren voor de gereformeerde zaak. Hun geestelijke horizont reikt straks niet verder dan de een of andere plattelandsboerenkermis.
Hij wil zijn gemeente waarschuwen voor wat zich wel tooit met de naam gereformeerd, maar in zijn ogen gereformeerd is:
Er zijn anderzijds echter nog meer personen onder hen, die zich even vrijmoedig voor „gereformeerd” uitgeven als wij,
en die toch in meer dan één opzicht vierkant tegenover ons staan. Ik denk aan hen, die, speciaal in den Gereformeerden Bond en in sommige Vrij-gereformeerde gemeenten de menschen, die hun preeken komen aanhooren, week aan week overstelpen met een „leerrede” vol van antinomiaansche stellingen, doortrokken van de verkeerd toegepaste opvatting van de lijdelijkheid van den mensch, doorspekt met een menigte graaggehoorde termen, die voor onzen tijd hun waarde verloren hebben en zich kenmerkend ook door een zucht tot vergeestelijking,
zelfs van de meest doodgewone zaken in den bijbel.
Daar zijn er, die den menschen komen vertellen, dat ze heelemaal dood zijn, volstrekt tot nietsnut, onmachtig tot eenig goed, erger dan een doode hond of een vloo, absoluut onmachtig tot één ding, dat anders dan volstrekt kwaad is.
En daarbij blijft het vaak. Dàt is de inleiding, dàt is het thema, dàt is de verdeeling, dàt is punt één, dàt is punt twee, dàt is punt drie, en dàt is de toepassing.
Alleen vóór het amen nog eventjes de wensch, „dat het je (niet u, maar je) nog eens mocht komen te staan te gebeuren, dat je nog ereis daarvan komt verlost te worden”. Maar dan dadelijk erop: „denk maar niet, dat je het kunt. Amen.” — Meer niet! Van des menschen verantwoordelijkheid wordt met geen woord gerept; van den eisch Gods:
bekeert u (die in de Schrift veel meer op den voorgrond staat dan de prediking van ’s menschen bekeerd moeten worden) schijnen deze predikers geen begrip te hebben.
Tot zijn trilogie Christus in zijn lijden strijdt hij geregeld tegen de valse mystiek van de bevindelijken. Wie het geloofsleven van de mens centraal stelt, kiest hoogtepunten die geen hoogtepunten zijn, maar dieptepunten
waarop Satan zijn slag slaat en de gelovige struikelt. Of de gelovige rust op een hoogtepunt waar strijd geleverd moet worden. Daarmee geniet de bevindelijke van wat zonde genoemd zou moeten worden. (Er is een mooi artikel van Jaap Schaeffer over “Schilder mysticus” in Wie is die man? Klaas Schilder in de eenentwintigste eeuw, waarin Schaeffer aangeeft dat Schilder een gereformeerde mystiek wilde schrijven.)
Schilder heeft niet alleen moeite met de geloofsbeleving van de bevindelijkheid, die in zijn ogen de eigen ervaring boven de Schrift plaatst. Ook heeft hij moeite met de ethiek en politieke visie van de bevindelijkheid. In zijn ogen trekken bevindelijken zich terug uit de strijd die gereformeerden hebben te leveren. In zijn ogen is dat een ongereformeerd isolement, een negeren van het gebod van God. Daarom heeft Schilder ook moeite met de opkomst van de Staatkundig Gereformeerde Partij en de (Hervormd) Gereformeerde Staatspartij en polemiseert hij met aanhangers van deze partij, omdat hij ziet dat deze partijen stemmen proberen te werven onder de gereformeerden, die toch ARP zouden moeten stemmen. In zijn ogen doorbreken deze partijen de eenheid van het front en is de politieke verdeeldheid een zondige verdeeldheid die moet worden tegengestaan als eigen werk des duivels. Zij
laten het afweten in de schoolstrijd. Een onderwijzer van een openbare school kan op de kandidatenlijst staan. Schilder: En wanneer het waar is, dat ook in onze omgeving enkele leden van een Geref. Kerk voor deze partij reclame gemaakt hebben, dan past geen andere conclusie dan deze, dat die menschen òf niet weten, wat die Geref. Staatsparij is
òf niet weten, wat gereformeerd is.
De consequente Schilder kan er heel slecht tegen dat er binnen die kringen allerlei inconsequenties zijn. Voorbeelden: Kersten is tegen het autorijden op zondag, maar laat zich wel rijden naar een kerkdienst en de overtocht met de pont betaalt hij pas op maandag. Kersten roept op om te stemmen, ds. Fraanje is tegen het stemmen. De SGP is tegen het vrouwenkiesrecht, maar bepaalde Deborah’s mogen toch stemmen. De SGP is een klagen over de toestand van het land, zonder werkelijk iets te doen:
O, men zou wenschen, dat eens 4 jaar lang alle 100 Kamerzetels voor de Geref. Staatspartij waren; dan zouden de oogen van ’n enkele ten minste hier en daar wel eens langzaam opengaan voor het licht der werkelijkheid. ’t Bedroevende blijft nu, dat die menschen, precies als de communisten, altijd in de minderheid blijven, altijd dus kunnen zeggen: ik wil wel, maar ik kan alleen niet uitvoeren wat ik wil; en dat ze dus immer kunnen doorgaan met een klagelijk gezicht te zetten en het christendom te verdeelen onder den schijn van heiligen ijver. Zoo krijgt men de partij van de eindelooze politieke doleantie zonder daad.
En ondertussen wordt Schilder en zijn kerk door de bevindelijken in en buiten de Gereformeerde kerken getaxeerd en te licht bevonden en Kersten kan zich alles maar permitteren:
Het is mijn vaste overtuiging, dat dezelfde menschen, die op Ds. Kersten stemmen, moord en brand zouden schreeuwen over het verval van de kerk en van de nieuw-gereformeerden [de Gereformeerde Kerken], als één van onze dominees ook
maar de helft deed van wat Ds. Kersten doet: boerderijen houden, auto-tochten organiseeren, in een niet bepaald zwart pakje, Kamerlid zijn en dan ook nog dominee, o ja, ook nog dominee.
Let wel: ik kritiseer dat niet; ik zeg alleen maar, dat al die ontevreden elementen in ons een gruwel zouden vinden, wat ze en hem gaarne verdragen, alleen maar, omdat hij de man is, die zoo mooi kan zeggen, dat ’t toch niet goed gaat in bedorven Nederland. Arm volk, dat zoo geleid wordt. Arme menschen, die niets goeds zien dan bij zichzelf en voorts (als bovenbedoelde Spr.) alleen kennen zoogenaamd christelijke partijen. Arme bouwers op dien negatieven grondslag!
Schilder ziet vooral de dreiging van de bevindelijkheid: de bevindelijken werven voor een mystiek die de deur openzet
voor allerlei ongereformeerde gedachten die vaak ook nog inconsequent zijn. In ethisch en politiek opzicht lopen ze weg voor de verantwoordelijkheden als christen.
Presentatie op 17 maart 2021 op een bijeenkomst van het HDC over Kuyper en de BibleBelt.