Reformatorische spiritualiteit

Reformatorische spiritualiteit

Volgens Christian Möller kent de reformatorische spiritualiteit 7 kenmerken:
(1) Reformatorische spiritualiteit wordt in de doop

(2) Reformatorische spiritualiteit is een pastorale spiritualiteit

(3) Reformatorische spiritualiteit leeft uit de dynamiek van zingen en verwoorden

(4) Reformatorische spiritualiteit verwacht de komst van Christus

(5) Reformatorische spiritualiteit is gestempeld door geduld (Gelassenheit)

(6) Reformatorische spiritualiteit onthult het werkelijke karakter van de zonde (macht die Sünde groß) in het licht van het Evangelie

(7) Reformatorische spiritualiteit is passie voor het alledaagse.

Deze kenmerken komen terug in de viering van de eredienst, in het gebruik van de sacramenten, in de dagelijks omgang met gebed en meditatie van de Heilige Schrift.

Zie voor de uitwerking: Christian Möller, Leidenschaft für den Alltag. Impulse reformatorischer Spiritualität) (Stuttgart: Calwer Verlag, 2006).

Optimisme of pessimisme?

Optimisme of pessimisme?

Begin 2007 verhuisde ik van Veenendaal naar Noord-Holland. Bij het inpakken mijn spullen kwam ik een aantal Koersen tegen van meer dan 10 jaar geleden, die ik had bewaard. Bij het opruimen bladerde ik erdoor heen. Wat mij opviel was dat de sfeer in het tijdschrift anders was dan in 2007.

Hoewel het de artikelen nog geen 10 jaar geleden geschreven waren, was de sfeer veel pessimistischer: met de kerk gaat het alleen maar achteruit en voor christenen en hun opvattingen komt er steeds minder ruimte. De artikelen waren geschreven in het tijdperk van de Paarse kabinetten.

Tien jaar later was de sfeer veel optimistischer: er waren al enkele kabinetten met Balkenende als premier geweest en bij de verkiezingen in 2006 had de ChristenUnie nog eens een goede score gehaald. Het stond er dus toch nog niet zo slecht voor met de kerk en het christelijk geloof als een decennium daarvoor gedacht werd.

Dat optimisme werd versterkt toen in dezelfde tijd begon door te dringen dat de secularisatiethese als achterhaald werd verklaard. De nadruk lag niet meer op de achteruitgang van kerk en christelijk geloof, maar op de terugkeer van religie. Er kwam meer aandacht voor missionaire projecten en gemeentestichtingen.
Terugkijkend denk ik dat zowel het pessimisme als het optimisme verhalen zijn, die mijn werk als predikant en mijn geloof sterk hebben bepaald. Waarbij het pessimisme terugkijkend sterker is geweest. In het begin heb ik de gemeentestichting Hoop voor Noord wat gevolgd om daar het een en ander van te leren voor mijn werk als predikant. Maar in de praktijk en mijn preken was het pessimisme wellicht sterker. Terugkijkend ervaar ik dat het voor mij belemmerend heeft gewerkt.

Over de macht van vooral pessimistische verhalen over kerk en christelijk geloof sprak prof. dr. Herman Paul in zijn inaugurele rede: Ziektegeschiedenissen. De discursieve macht van secularisatieverhalen. Paul is door de IZB en de GZB gezamenlijk benoemd als bijzonder hoogleraar Secularisatiestudies aan de RU Groningen. De post die Herman Paul bekleedt is vergelijkbaar met de post van dr. E. van ’t Slot.

Herman Paul, historicus, wil onderzoeken waarom er pessimistische of optimistische verhalen over kerk en christelijk geloof worden doorverteld. Want deze verhalen zijn op het oog zo overtuigend dat zij niet onderbouwd worden. Pas na verloop van tijd, blijkt dat zulke verhalen nauwelijks onderbouwd kunnen worden. Pessimistische verhalen roepen hun eigen werkelijkheid in het leven en laat elk handelen baseren op die gecreëerde werkelijkheid.

Voor mij is de inaugurele rede van Paul een kritische spiegel: van welk verhaal ga ik uit als het gaat om de toekomst van de kerk en het christelijk geloof? Wat geef ik door aan jongeren: een optimistische of een pessimistische visie? Helpt dat verhaal dat ik aan hen doorgeef voor hen om de Heer te dienen in deze tijd? Of zou ik juist een ander verhaal moeten vertellen: het verhaal dat de Heer zelf zorg draagt voor Zijn kerk en haar naar Zijn toekomst leidt?

Geschreven voor HWConfessioneel

N.a.v. Herman Paul, Ziektegeschiedenissen. De discursieve macht van secularisatieverhalen.

Preek zondagmorgen 17 november 2013

Preek zondagmorgen 17 november 2013
2 Korinthe 8:9: Want u kent de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden.

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

U heeft in de afkondigingen kunnen horen
dat de collecte voor de diaconie volgende week
bestemd is voor noodhulp aan de Filippijnen,
omdat dit land zwaar getroffen is door een tyfoon.
Er is veel verwoest en er is veel noodhulp nodig om erger te voorkomen.
Op veel meer plaatsen op de wereld zal er een inzamelingsactie gehouden worden.

Stel dat er ook op Haïti geld wordt opgehaald voor de Filippijnen
en dat de mensen op Haïti zouden zeggen:
‘Wij weten wat het is, om alles kwijt te raken.
Wij willen graag bijdragen aan deze collecte.
Enkele jaren geleden is ons eiland getroffen door een aardbeving
en toen zijn veel huizen verwoest en veel mensen omgekomen.
Wij weten ook hoe belangrijk hoe gevaarlijk het kan zijn
in de weken na de ramp: de plunderingen, de ziekten die uitbreken.
Maar dat is niet de belangrijkste reden.
Het zijn onze broeders en zusters die getroffen zijn, daar in de Filippijnen.
Ook zij behoren tot het lichaam van Christus
en nu zij te maken hebben met lijden, voelen wij dat ook mee.’
Hoewel zij nog steeds druk zijn met de opbouw van hun land
of misschien nog wel druk met overleven, omdat het land niet opgebouwd is,
hebben ze nu vooral aandacht voor de Filippijnen.
Ze zijn niet bezig met hun eigen zorgen,
de eigen omstandigheden in het land, ze tellen even niet mee.

Het is een voorbeeld, maar op die manier kan ik u uitleggen,
wat Paulus bedoeld als hij de Macedoniërs naar voren schuift als voorbeeld
waarbij de gemeente in Korinthe veel van kan leren.
Of een ander voorbeeld:
De christenen in Syrië – ze zijn de dupe van de burgeroorlog in Syrië.
In het geweld in dat land krijgen zij grote klappen
en veel Syrische christenen vluchten het land uit
en degenen die achterblijven zijn teleurgesteld geraakt in hun broeders en zusters in het Westen
die hen in de steek laten en geen aandacht hebben voor hun lijden.
Stel dat deze christenen zouden zeggen:
Wij dragen bij aan de collecte.
Veel hebben we niet, want we zijn veel kwijtgeraakt.
Maar we delen wat we hebben met onze broeders en zusters op de Filippijnen.

Met andere woorden: als Paulus de gemeenten in Macedonië naar voren schuift
als voorbeeld voor de gemeente in Korinthe,
wijst hij op de armere gemeenten in Macedonië.
De gemeenteleden die het lang niet zo goed hadden als de gemeenteleden in Korinthe
hebben meegedaan met een collecte voor Jeruzalem.
Jeruzalem was getroffen door een hongersnood,
waarbij de christelijke gemeente ook getroffen was.
Hoewel Paulus op een aantal punten anders dacht dan de gemeente in Jeruzalem
en hoewel de christenen in Jeruzalem Paulus nog steeds wantrouwden als apostel,
wilde Paulus een collecte houden in de gemeenten die hij had gesticht.
Om naar beide kanten toe aan te geven dat hij nog steeds met Jeruzalem verbonden is.
Naar Jeruzalem toe wilde hij laten zien:
Ook al ben ik een andere weg gegaan
en begrijpen jullie in Jeruzalem niet waarom ik onder de heidenen werk
en begrijpen jullie niet waarom ik op bepaalde punten afwijk,
ik heb me niet van jullie losgemaakt.
Aan de andere kant wilde Paulus aan de gemeenten die hij had gesticht laten zien:
als christelijke gemeente zijn we niet een losse club, een plaatselijke vereniging,
maar met elkaar zijn we verbonden,
Samen horen wij bij de Heere Jezus en daarom horen wij bij elkaar.
Ook de gemeente in Jeruzalem, ook al zijn dat Joden,
ook al is Jeruzalem ver weg, we zijn wel met hen verbonden.
Vanuit de verbondenheid met de gemeente in Jeruzalem wilde Paulus hulp aanbieden.
Omdat de gemeente in Korinthe leden had, die het goed hadden,
klopte hij bij hen aan en ze waren enthousiast voor Paulus’ plan
om de gemeente in Jeruzalem bij te staan.
Actief begonnen ze met het opzetten van een collecte en maakten een begin.
Alleen … dat enthousiasme bekoelde. De aandacht was weg, de betrokkenheid nam af.
De gemeente in Korinthe had het wel voorgenomen,
maar het kwam er niet van. Uiteindelijk liep de actie helemaal op niets uit
en werd er niets opgehaald.
Gemeenten in de buurt, die hoorden van de collecte in Korinhte,
vroegen aan Paulus of zij mee mochten doen.
Het waren de armere gemeenten uit Macedonië.
In het gedeelte dat we hebben gelezen stelt Paulus deze gemeenten tot voorbeeld.

Het bijzondere is dat Paulus de gemeente in Korinthe niet beveelt
de actie af te ronden en het toegezegde bedrag op te halen.
Dan zou het een mooie anekdote in het gedenkboek van de gemeente in Korinthe zijn
(of van de gemeenten in Macedonië),
of een mooie anekdote uit het leven van Paulus om te laten zien,
hoe slim Paulus kon redeneren, waardoor hij de gemeente in Korinthe alsnog
zo ver kreeg dat het bedrag binnenkwam.
Paulus doet iets anders en dat is ook voor ons als gemeente in Oldebroek een geestelijke les.
Paulus wijst namelijk op iets wat aan de basis stond
van het verzoek van de gemeenten uit Macedonië om mee te mogen doen.
Dat verzoek kwam niet voort uit een met elkaar vergelijken.
Het is niet zo dat de gemeenten in Macedonië niet wilden achterblijven,
dat er een soort trots bij kwam kijken: wat zij in Korinthe kunnen, kunnen wij ook.
Al hebben wij minder, ook wij kunnen een flink bedrag ophalen.
Wij willen niet onderdoen.
Nee het was een andere kracht, die in hen werkte,
Waardoor zij bij Paulus aanklopten om mee te mogen doen:
het is de genade van God, die in hun harten werkte.
En die genade is juist het tegenovergestelde van het met elkaar vergelijken,
totaal anders dan de trots van een gemeente, die niet wil achterblijven
bij een rijkere gemeente, die niet wil onderdoen.
Genade is niet: kijk ons nu eens meedoen!
En ook niet: wij hebben het zelf bedacht om mee te doen.
Nee, genade is de kracht van de Heere Jezus die in de armere gemeenten heeft gewerkt.
Het was geen eigen initiatief van die gemeenten,
maar God zelf stond aan de basis.
Hij opende het hart van de gemeenten voor de nood in Jeruzalem.
Hij werkte in hen, zodat ze voelden: wij kunnen niet achterblijven.
Wij moeten ook meedoen.
Paulus verwoordt dat hij beschaamd is – zo zeggen we dat wel eens:
als een opbrengst van een collecte hoger is dan we verwachten.
Dat wil zeggen: we hadden niet verwacht dat het zó zou leven in de gemeente.
En misschien dachten we ook wel uit de hoogte: wijzelf waren er wel op betrokken.
Wij wilden wel meedoen.
Maar bij het tellen van de opbrengst bleek,
dat velen meer gegeven hadden dan wij zelf in gedachten hadden.
Paulus had niet verwacht dat men in MAcedoniË zo’n groot bedrag kon opbrengen.
Hij kende immers de moeite en de zorg.
Hij wist dat er gemeenteleden waren die niet rond konden komen.
Die financiële tegenslagen hadden, misschien ook wel doordat zij tot geloof gekomen waren
en vonden dat zij bepaald werk niet meer konden doen en daardoor inkomsten misliepen.
OF omdat zij ontslagen werden, omdat zij niet meer mee konden doen
met alle heidense gewoonten en gebruiken.
En toch gaven zij meer dan Paulus had verwacht.
En dat op eigen initatief.
Dat kan je al beschaamd maken – als gemeenteleden meer geven dan je zou verwachten.
En toch is dat niet de belangrijkste reden voor Paulus geweest
om te zien dat de genade van God werkzaam was in hun harten.
Wat Paulus ook ten voorbeeld houdt, is dat de gemeenten in Macedonië
niet alleen een groter bedrag gaven dan Paulus had gerekend,
zij gaven ook op een andere manier: zij gaven zichzelf.
Waar Paulus op doelt is niet helemaal duidelijk, wat de Macedoniërs concreet hebben gedaan
maar wel dat het meer is dan een geldbedrag.
Paulus pakt dat woord genade in vers 9 weer op:
de genade waarmee de Heere Jezus naar de aarde kwam,
die genade werkte ook in het hart van de MAcedoniërs.
Die genade kennen de Korinthiërs ook:
Paulus zegt dat ook tegen de gemeente: de genade van de Heere Jezus kennen jullie ook.
Die hebben jullie zelf in je eigen leven ervaren.
Die werkt ook in jullie gemeente.
Jullie weten wat Christus heeft gedaan.
Hoe het voor Hem was in de hemel, een leven vol heerlijkheid,
maar Hij heeft dat allemaal opgegeven om naar de aarde te komen – Hij is arm geworden.
Christus heeft in de hemel niet gezegd: Mij niet gezien, Ik wil niet naar de aarde toe.
Ik stuur wel iets anders, waardoor ze op aarde toch een beetje geholpen zijn.
Nee, Hij geeft zichzelf. Hij geeft al het mooie dat Hij had, dat gaf Hij op –
om anderen te helpen en bij te staan.
Dat was Hem meer waard dan Zijn hemelse heerlijkheid.
Iets van wat de Heere Jezus heeft gedaan, is er ook in MAcedonië gebeurd.
Ze hebben ervaren wat dat voor hen betekende,
Dat de Heere Jezus heeft gezegd: Mijn heerlijkheid leg ik af.
Zij hebben het in de gemeente ervaren: door de Heere Jezus hebben wij een geweldige rijkdom ontvangen, een rijkdom die niet in geld is uit te drukken.
Ik zei het al, waar Paulus op doelde is niet bekend.
Maar ik denk dat het een betrokkenheid was op Jeruzalem, op het lijden van de broeders en zusters,
waardoor zij bij zichzelf dachten: ach, ons eigen lijden stelt niet veel voor
vergeleken met wat de gemeente in Jeruzalem door moet maken.
Zij hebben het erger dan wij.
In de gemeente ging het dan niet om de plaatselijke zorgen, maar om wat daar in die andere gemeente, in Jeruzalem speelde.
Die zorgen daar, ook al was de gemeente zo ver weg, hield hen bezig.
Al hun aandacht ging daarnaar uit. Medeleven en voorbede.

Het mooie is dat Paulus de gemeente in Korinthe geen verwijt geeft
of dat hij de gemeenten van Macedonië voortrekt,
maar dat hij de gemeenten van MacedoniË naar voren haalt
om erop te wijzen, wat de Heere doet in die gemeenten.
Zie je wat daar gebeurt in Macedonië? Dat doen ze niet zelf!
Dat is de Heere! Daaraan kun je zien dat Zijn genade in hen werkt.
Voor Paulus is het ook geen succesverhaal, waarmee overal op de wereld geworven moet worden voor zijn actie.
Nee, het gaat ook helemaal niet om hem, of om de gemeenten in Macedonië.
Het gaat om de Heere en Zijn werk.
Aan Hem is de gemeente helemaal toegewijd.
Ze zeggen tegen de Heere: Heel ons leven is voor U. Ons geld en ook onze aandacht en betrokkenheid.
We kopen medeleven met onze broeders en zusters niet af
om verder ongestoord met ons eigen leventje verder te kunnen.
We houden de boot niet af, omdat we er niet meer bij kunnen hebben.
Nee, ons leven is van U. Want u hield ook de boot niet af, toen u naar de aarde moest.
De gemeente in MAcedoniË heeft dat begrepen
dat wat Paulus in een eerdere brief schreef over de liefde:
de liefde loopt niet met zichzelf te koop.
Hoeft niet op websites en in kerkbladen te zetten wat de opbrengst van de collecte is
om er vervolgens vol trots op te kunnen wijzen hoeveel wij als gemeente opbrengen.
Nee, het draait niet om ons, maar om Christus.
En daarom geven de Macedoniërs zich. Helemaal. Ze houden niets achter.
Hun hart gaat open: voor Christus, maar ook voor degenen die ook hun leven aan Hem verbonden hebben – al wonen ze ver weg. Opbrengst = bevestiging van die toewijding.
Daarom: Haïti / Syrië: betrokkenheid, meeleven, gebed.

Er is nog iets bijzonders aan wat de Heere doet in de gemeenten van Macedonië.
De Heere neemt de moeilijke omstandigheden niet weg.
De tegenstand, de discriminatie om het geloof, de zorgen worden door de Heere niet weggenomen.
Nee, temidden van alle zorgen gaat het hart van de Macedoniërs open voor anderen.
Zo werkt de Heere.
Dan zegt Paulus tegen de gemeente die het zo goed heeft:
Jullie kennen het evangelie. Jullie weten wat de Heere Jezus voor jullie heeft overgehad.
Daardoor kwamen jullie tot geloof, omdat je ervaarde wat de Heere Jezus voor jullie over had.
U kent die genade!

Nu wil de Heere u gebruiken.
Ook anderen mogen – door u, door uw vrijgevigheid, maar bovenal door uw meeleven, door uw aandacht, door gebed – ervaren: God laat ons niet in de kou staan.
Paulus zegt eigenlijk: Korinthiërs, het geld dat jullie opbrengen,
gaat God gebruiken om Zijn genade nog eens te onderstrepen.
Om te laten zien, dat de genade van Christus waar is en nooit ophoudt:
Dat Christus naar de aarde kwam, in onze ellende, niet op een afstand bleef staan,
maar kwam, neerdaalde, zichzelf prijsgaf, arm werd.

Klacht van de Syrische christenen: geen aandacht van onze broeders en zusters.
Niet het geld, maar de betrokkenheid, meeleven, aandacht.
Niet wegduwen, maar hart open – zoals Christus.
Hoeven wij niet weg te gaan (hoewel: misschien deden bepaalde Macedoniërs dat)
Paulus zegt niet: u moet met zn allen naar het rampgebied zijn,
maar open oog, open hart.
De ogen en hart van Christus – als teken dat de genade in u werkt.
Hij kwam bij ons en diende ons.
Wij willen worden als Hij.
Helemaal kunnen wat dat niet, maar wel iets: de gemeente van Macedonië is ook voor ons een voorbeeld: elkanders lasten dragen wij. Want Christus droeg onze last, onze armoede en nood.
Zijn liefde en genade is zo veel, teveel voor onszelf alleen.
Dat willen wij met anderen delen. Niet om iets in ons, maar door de genade van Christus.
Amen

Liturgie
– Psalm 103: 1,2
Stil gebed. Onze hulp
– Psalm 43: 3, 4
Verootmoediging
– Psalm 25: 3, 4
Gebed om de Heilige Geest
Schriftlezing: 2 Kor 8:1-15
Collecte
– Gezang 27: 7, 8, 9, 10 (NH-Bundel 1938)
Verkondiging
– Op Toonhoogte 94: 1, 3, 4 Hij kwam bij ons heel gewoon
Dankzegging en voorbede
– Psalm 145: 2, 3
Zegen

Goede raad

Goede raad
Mogen goedertierenheid en trouw jou niet verlaten.
Bind ze om je hals, schrijf ze op de tafel van je hart
(Spreuken 3:3)

Goede raad is altijd welkom. Hoe oud iemand ook is, van jong tot oud, hebben wij het nodig dat ons advies gegeven wordt. En dan niet zomaar advies, maar levensraad.

Als u kinderen hebt, dan zult u hen geregeld die raad gegeven hebben. Tijdens de opvoeding, of op het moment dat zij uit huis gegaan zijn. Wellicht houdt het advies geven nooit op:
‘Mijn jongen, moet je niet wat rustiger aan doen?’
‘Meisje, moet je niet wat meer denken om je gezin en je niet zo druk maken voor je werk?’

Wellicht herinnert u de raad van uw eigen ouders nog. Wat zij tegen u gezegd hebben in uw opvoeding, of toen ú het huis uitging, of later toen u uw eigen gezin had. Soms goede raad, waar u veel aan hebt en waar u met dankbaarheid aan terugdenkt. Soms een advies waar u weinig mee kon.
Het is een zegen als er mensen geweest zijn die u met raad en daad hebben bijgestaan in het leven. Die op de reis van het leven een gids waren. We kunnen zulke gidsen, die ons hielpen op de weg door het leven, ook zien als mensen die door God op onze weg geplaatst zijn. Waarin we ook de zorg van de Heere mogen opmerken, die weet dat het niet altijd eenvoudig is om de weg in het leven te vinden.
Wellicht herinnert u nog uit de tijd dat u opgroeide of een gezin hebt. Eigenlijk moeten we elke keer weer opnieuw ontdekken wat het leven inhoudt. Wat is er mooier dan dat er anderen zijn die ons daarbij helpen.

Zo moeten we ook Spreuken zien. Een boek vol wijze raad, van een vader die wijs geworden is in het leven en die wijsheid wil delen met zijn zoon.
Die vader heeft daar een bijzondere reden voor: de wijsheid die hij heeft opgedaan is hem niet komen aanwaaien. Maar door schade en schande is hij wijs geworden. Door verkeerde keuzes die hij in leven heeft gemaakt en die hem bij de Heere vandaan hielden of een belemmering vormden om zich aan zijn gezin te wijden.
Of soms door verwaarlozing. Ik zie het aan veel opa’s van tegenwoordig. De tijd dat zij zelf opgroeiende kinderen hadden, hadden zij het druk met hun werk of met het werk in de kerkenraad. Als zij dan in deze tijd kleinkinderen hebben nemen zij er opeens meer tijd voor dan vroeger. Alsof de opa’s van nu beseffen dat zij toen zij zelf kinderen hadden iets hebben laten liggen.

Deze vader wil voorkomen dat zijn zoon dezelfde fouten maakt in het leven. En hoopt dat zijn zoon een gelukkig leven heeft. Een leven waarbij de Heere niet uit het oog wordt verloren. Mogen goedertierenheid en trouw jou niet verlaten. Een advies en zegenwens tegelijk.
Want zo gaat dat: als je kinderen opvoedt en een levensles geeft, gaat dat vaak gepaard met een stil gebed dat tot de Heere opgezonden wordt.
‘Jongen, wees trouw aan de Heere, aan je vrouw, aan je kinderen.’
En dan tegelijk het gebed aan de Heere, misschien in stilte: ‘Heere, maak mijn zoon ook trouw. Trouw aan U, aan zijn gezin, aan zijn werk. Wilt U hem dat schenken? Als mijn jongen het vergeet, herinnert U hem er dan aan.’

Mogen goedertierenheid en trouw je niet verlaten. Dat is niet alleen een goede raad over het omgaan met elkaar. Hoewel dat ook van groot belang. Goedertierenheid: dat is ook de trouw van God aan Zijn verbond. Moge Gods verbondstrouw je nooit verlaten. Doe niet iets waardoor de trouw aan de Heere verbroken wordt. Doe niets waardoor de Heere je zou loslaten. Maar tegelijk ook het gebed: Heere laat Uw goedheid, met hem meegaan. Blijf met Uw verbondstrouw aan mijn kinderen denken. Ze zijn toch niet voor niets gedoopt? Ik leg de namen van mijn kinderen in uw hand. Zij kunnen denken dat ze u niet nodig hebben, maar laat U hen niet los.

De vader zegt er nog iets bij voor zijn zoon: draag ze om je hals, schrijf ze op de tafels van je hart. Zorg dat je de richtlijnen van de Heere heel dicht bij je hebt. We zouden vandaag de dag zeggen: laat de richtlijnen van de Heere, de trouw en liefde van God die daarin doorklinkt, op je mobiel staan, zodat je eraan herinnert wordt als je je mobiel opneemt of je telefoon uit je zak haalt.

Ik kom wel eens in woonkamers of gangen waarin tegeltjes zijn met een Bijbeltekst. We kunnen daar negatief over doen: tegeltjeswijsheid. Maar ik vind het ook iets moois. Als een voortdurende herinnering aan de trouw van God die er elke dag is. Want dat hebben we nodig, dat we eraan herinnerd worden. Dat weet de vader ook wel. Door de drukte op het werk, en daarnaast ook nog een gezin, vrijwilligerswerk, de zorg voor ouders. Van alles dat de aandacht opeist, waardoor er soms geen aandacht voor de Heere is. Mijn jongen, vergeet de Heere niet. Draag de trouw van de Heere dicht bij je hart, zoals je ook de liefde voor je vrouw en je kinderen in je hart meedraagt. Laat in alles wat je doorklinken dat je leeft uit die trouw: de trouw van God verworven door de Heere Jezus Christus.

Alleen dan zul je een gezegend leven hebben, omdat je leeft met de Heere.

Literatuursuggesties voor Advent en Kerst

Literatuursuggesties voor Advent en Kerst

De tijd van Advent en Kerst breekt bijna aan. Hieronder enkele suggesties voor bezinning over deze periode van het kerkelijk jaar en voor de preekvoorbereiding in deze periode. Deze suggesties zijn geheel willekeurig.

Morgenroth+Weihnachts-Christentum-Moderner-Religiösität-auf-der-Spurdownload
De theoloog en journalist Matthias Morgenroth is geïnteresseerd in het Kerstfeest als als fenomeen van een (post)moderne religiositeit. Hij schreef daar twee boeken over, waarbij hij de gebruiken laat zien en de theologische doordenking door de eeuwen heen. In zijn eigen ontwerp speelt hij Kerst uit tegen Goede Vrijdag en Pasen. Een christendom met meer nadruk op incarnatie dan op kruis en opstanding. Maar bij de hedendaagse doordenking van Kerst boeiende bijdragen. Ook in missionair opzicht.

Exegese
9780300140088
Een klassieker is het boek van de nieuwtestamenticus Raymond E. Brown, The Birth of the Messiah In 1999 kwam er een herziene druk uit.

978-3-525-63372-4
Nieuwtestamenticus Walter Schmithals schreef een boekje: Weihnachten. Seine Bedeutung für das ganze Jahr Hierin legt hij in korte hoofdstukken de betekenis van Mattheüs 1-2, Lukas 1-2 en Johannes 1 uit. Deze hoofdstukken worden vooraf gegaan door uitleg over advent en apocalyptiek en gevolgd door meditaties over de kerstliederen ‘Vom Himmel hoch da komm ich er'(M. Luther. Gezang 133 LvdK) en ‘Die Nacht ist vorgedrungen’ (Jochen Klepper, Gezang 130 LdvK).

978-3-525-53535-6
Nieuwtestamenticus Peter Stuhlmacher schreef een uitleg van Lukas 1-2 en Mattheüs 1-2: Die Geburt des Immanuel (2005). Deze hoofdstukken verbindt hij met het oud-testamentische spreken van de koningsheerschappij van God.

9200000009850341
Het derde deel van Paus Benedictus XVI over Jezus van Nazareth gaat over de kinderjaren
De katholieke nieuwtestamenticus Thomas Söding levert steeds vanuit sympathie voor deze paus en de RKK een milde kritische recensie.
Veel kritischer en duidelijk negatiever is de eveneens katholieke nieuwtestamenticus Michael Theobald in een recensie in het tijdschrift “Bibel und Kirche”. Hij levert een overzicht van artikelen en monografieën die moeten helpen om tot een ander oordeel te komen.

Het Duitse Katholieke Bijbelgenootschap geeft enkele tijdschriften over de Bijbel uit. Onlangs kwam er een nummer van Bibel und Kirche uit over Maria. Iets daarvoor verscheen er een fascinerende Welt und Umwelt der Bibel over Herodes. Deze tijdschriften hebben ook oudere nummers die qua thematiek aan Kerst te verbinden zijn.

Dr. H.C. van der Meulen schreef enkele boeiende bijdragen over preken met Advent en met Kerst.

Reiner Knieling schreef een proefschrift over de prediking die rekening houdt met de spanning tussen wat de kerk belijdt en de geloofsbeleving van individuele gelovigen: Predigtpraxis zwischen Credo und Erfahrung (1999) Hierin gaat hij ook in hoe er met in kerstpreken met deze spanning omgegaan kan worden.

De inhoud van de bundel preken en meditaties van Karl-Heinz Bieritz ken ik niet, maar omgetwijfeld zal de periode van advent en kerst ook hierin voorkomen. Bieritz was een prominente liturgiewetenschapper.

De Duitse oudtestamenticus Otto Kaiser schreef een boek over Kerst in het licht van Pasen. Een inleiding in het christelijk geloof

511pfsamIcL
De Duitse praktisch-theoloog Klaus-Peter Hertzsch hield elk jaar in de kerstnachtdienst een overdenking. Deze overdenkingen zijn uitgegeven onder de titel: Alle Jahre neu.

Het spreekt voor zich dat in een gemiddelde homiletiek of liturgisch handboek ook het een en ander te vinden is.

De missie van de Gekruisigde

De missie van de Gekruisigde

‘Mohammed is de zoon van een rijke Arabische olieproducent. Zijn vader heeft hem naar de VS gestuurd voor studie. Na enkele weken schrijft Mohammed zijn eerste brief naar huis: Lieve papa, Amerika is een bijzonder land. Miami is een fantastische stad. De mensen hier zijn heel aardig en vriendelijk. Ik voel me hier thuis. Het is voor mij alleen een beetje gênant om het mijn gouden Bugatti naar de uni te rijden, want alle professoren en medestudenten komen met de trein.
Het duurt niet lang voordat Mohammed antwoord van zijn vader krijgt: Mijn lieve zoon, ik heb zojuist 200 miljoen dollar op je rekening overgemaakt. Maak ons niet belachelijk en maak je familie niet te schande. Ga direct voor jezelf een trein kopen.

Een vader stuurt zijn zoon en die zoon heeft een missie. Hij mag zijn vader niet te schande maken.
Geheel anders is de missie van de Zoon, die door de Vader gezonden wordt en diep neerdaalt in onze schande en rotzooi. Een Zoon die niet in een gouden Bugatti rijdt, maar geboren werd in een stal. Een zoon die op een ezel een stad binnenrijdt en aan een schandpaal gekruisigd wordt. Het gaat hier om de missie van de Gekruisigde.’

Uit: Michael Herbst, ‘Die Mission des Gekreuzigten’, p. 3.

Dit essay ‘Die Mission des Gekreuzigten’ is opgenomen in: Idem, Kirche mit Mission. Beiträge zu Fragen des Gemeindeaufbaus. Beiträge zu Evangelisation und Gemeindeentwicklung, Band 20 (Neukirchen-Vluyn, 2013) 3-17.

Preek dankdag 2013

Preek dankdag 2013
Psalm 118:1:
Loof de HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig.

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Het is vandaag Dankdag voor gewas en arbeid,
maar voor niet iedereen is er blijdschap.
Want het is een dankdag voor de arbeid
in een tijd waarin veel ontslagen zijn geweest
En degene die hun werk nog hebben,
beseffen dat zij bij een volgende reorganisatie wel eens aan de beurt kunnen zijn.
Dan kun je dankbaar zijn voor het werk wat je nog hebt,
maar vol zorg over volgend jaar.
Voor zzp’ers is het geen makkelijke tijd om werk te krijgen
en voor werkgevers een tijd vol zorgen,
want hoe moet het personeel aan het werk gehouden worden.
Deze zorgen gaan ook Oldebroek niet voorbij.
En wie er mee te maken heeft gekregen,
weet hoe ingrijpend de gevolgen van ontslag kunnen zijn.
Voor de werknemer die niet alleen een deel van zijn salaris kwijtraakt,
maar ook collega’s met wie je optrok, die je niet meer ziet.
Je kunt vol teleurstelling zitten – over je baas, over anderen die je niet meer zien staan,
over God die je dit niet bespaard heeft.
En voor een werkgever kan het ingrijpend zijn:
om je werknemers te moeten ontslaan,
omdat anders het hele bedrijf eraan gaat.
En je ziet de gezichten van je werknemers,
je weet dat de meesten een gezin hebben te onderhouden,
zich vaak loyaal hebben opgesteld, zich hebben gegeven voor het bedrijf
en dan moet je zeggen dat er voor hen geen toekomst meer is in het bedrijf.
Ook dat is niet gemakkelijk,
want je kunt ook het gevoel hebben: ik heb het niet goed gedaan.
Het kan zijn dat je daarom hier in de kerk zit
maar in jezelf een stem die het je zegt: wat valt er te danken?
Of misschien dat er gemeenteleden zijn,
die er vorig jaar nog wel waren en ook oprecht dankbaar zijn,
maar in de afgelopen dagen thuis gezegd hebben:
Ik kan het niet opbrengen om naar de kerk te gaan.
Ik kan het gewoon niet, de Heere danken.

Sluiten we vanavond geen gemeenteleden buiten
die deze psalm, die zo hooggestemd is, niet mee kunnen zingen?

Psalm 118 is niet zomaar een psalm.
Het is de psalm die gelezen, gezongen wordt tijdens het Joodse Pesach.
Wanneer de uittocht uit Egypte gevierd wordt, klinkt deze psalm.
Wanneer het Pesach gevierd wordt, wordt niet alleen teruggedacht aan het verleden.
Toen, in die tijd werd Israël bevrijd en mocht het volk uit het slavenhuis terugkeren.
Nee, bij het vieren van Pesach wordt gevierd dat de Heere hen uitleidt,
in die nacht, zoals Hij dat ook deed, toen in de nacht in Egypte.
Daarom stelt het jongste kind de vraag:
Waarom is deze nacht anders dan de andere nachten?
Joden vieren en vierden Pesach ook in de tijd wanneer zij het niet gemakkelijk hebben.
Ook in de tijd van de Tweede Wereldoorlog of spanningen in Israël.
Is de nacht anders?
Niet als je naar buiten stapt, want daar is de dreiging direct weer.
Of als je morgen wakker wordt en het feest is voorbij
en de werkelijkheid van het ghetto is er weer volop.
En toch, er wordt gevierd dat de Heere hen bevrijdt. Op dat moment.
daarom is de nacht anders, omdat ze er weer bewust van zijn:
God is ons trouw.
Ook al is het nu niet gemakkelijk, God is trouw en leidt ons uit.
Loof de Heer, want Hij is goed.
Nee, niet: Loof de Heer, want wij hebben het goed.
Maar omdat ook nu nog Zijn verbondstrouw geldt.
Zijn goedertierenheid, Zijn trouw aan Zijn verbond is tot in eeuwigheid.
Geen ghetto of concentratiekamp, geen slavenhuis in Egypte, of verspreiding over de wereld
kan Zijn trouw aan Zijn verbond ongedaan maken.
Daarom: Loof de Heer, want ook nu nog weten we dat Hij ons bergt in Zijn trouw.
Al voelen wij ons niet gelukkig, al hebben wij het niet gemakkelijk,
eeuwig duurt Zijn trouw.

Deze psalm werd ook door de Heere Jezus gezongen
voordat Hij naar de hof van Gethsemané ging.
Terwijl Hij wist welk lijden Hem te wachten stond, zong Hij toch deze psalm:
Loof de Heer, want Hij is goed Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.

Jaap Zijlstra vertelt over een man, die veel verschrikkelijke dingen meegemaakt had.
De man vertrouwde hem toe,
dat hij de woorden waarmee deze psalm begon en eindigde
niet meer over zijn lippen kon krijgen.
Toen vertelde Jaap Zijlstra aan deze man, dat de Heere Jezus deze woorden
zong – voorafgaande aan Zijn grote lijden.
Daarmee zong Hij deze psalm als Zijn laatste lied.
Toen pakte de man de Bijbel en las, voor het eerst na zoveel jaren
langzaam en hardop, terwijl de tranen hem over de wangen liepen:
Loof de Heer, want Hij is goed Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.

Het gaat mij er niet om u of jou alsnog een gevoel van dankbaarheid aan te praten.
Om tegen u te zeggen: maar er is vast nog wel iets in uw leven,
waar u de Heere voor kunt danken. Tel uw zegeningen!
Want de teleurstelling en de zorg zijn waar.
Ik wil dat zeker niet aan de kant schuiven.
Maar ik wil op iets wijzen dat ook waar is.
Dat in de moeite en de zorg de trouw, de macht van God ook waar is.
Misschien herkent u mijn ervaring met Pasen ook.
Sinds het overlijden van mijn schoonmoeder spreekt Pasen
mij nog meer aan dan voorheen.
Aan de ene kant is er dat gemis, dat zij er niet meer is,
aan de andere kant: juist op het Paasfeest is er de troost,
dat Christus opgestaan is uit de dood en dat de dood verslagen is.
Met Pasen zing ik de liederen van Pasen: Jezus leeft en wij met Hem.
Niet om het bittere van de dood weg te schuiven,
maar wel het geloof dat die macht verbroken is
en dat Christus sterker is.
Uit dat geloof leef ik.
En ach, vaak is het maar aan zwak geloof.
Maar met Pasen, als de gemeente er is, de gemeente voor mij zingt
en ik zing met de anderen mee, kan ik het toch geloven,
wordt het mij toegezongen en toegeroepen: Jezus leeft en wij met Hem!

Psalmen zijn daarom liederen van de gemeenschap.
Psalmen kunnen prima alleen gezongen worden.
Tegenwoordig zing ik elke morgen een psalm, als opening van de dag.
Dat is prima te doen, maar psalmen zijn ook liederen van de gemeenschap.
Samen met elkaar zingen wij deze psalm.
Als de Psalm u te hoog is, als u in uw hart die woorden niet kan meezingen,
zingen wij deze psalm voor u,
totdat u zelf weer mee kunt zingen: Loof de Heer, want Hij is goed.
Psalmen zijn niet alleen liederen die wij zingen
samen met degenen die nu leven,
maar wij stemmen in met het koor door alle eeuwen heen,
de heiligen ons voorgegaan.
Zoals ik al zei, ook de psalm die Jezus zong.
Als wij deze psalm zingen, weten wij: Hij heeft ook deze psalm gezongen.
Terwijl Hij wist van spanning, van angst en zorg.
Door deze psalm te zingen, leunen wij op Zijn zingen,
we trekken ons op aan Hem, we worden door Hem gedragen.

Ook op een andere manier zijn psalmen liederen van de gemeenschap,
die ons verbinden met de gemeente van Christus,
niet alleen de kerk die er nu is, maar de kerk die er is geweest.
Na het overlijden van mijn schoonmoeder kregen we haar Bijbel.
Het is een Bijbel die vaak is gebruikt: thuis, in de kerk , in het ziekenhuis.
In deze Bijbel ontbreken enkele bladzijden: de bladzijden waar Psalm 42 opgeschreven stonden:
Maar de Heer zal uitkomst geven.
Hij die ’s daags Zijn gunst gebiedt.
‘k Zal in dit vertrouwen leven
en dat melden in mijn lied.
In dat vertrouwen zal ik leven.
Misschien heeft u ook wel iemand in uw gedachten, die dit vertrouwen u voorleefde:
een vader, een moeder, waardoor u ook in tijden waarin er aan uw leven wordt geschud
toch kunt zingen: ‘k Zal Zijn lof zelfs in de nacht, zingen daar ik Hem verwacht.
Zingen in de nacht: zo is ook Psalm 118 vaak gezongen – in de nacht.
In de nacht van de tegenslag, verdrukking, van het ghetto.
Zingen, niet zozeer omdat wij het goed hebben,
maar vanwege de trouw van God aan Zijn verbond
die tot in eeuwigheid duurt,
waar geen einde aan komt en door niets overwonnen kan worden.
Ik zeg het voorzichtig: door geen ziekte of ontslag.
Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
Zijn trouw merken we niet alleen als het ons voor de wind gaat,
als wij ons gezegend weten.
Maar ook in de benauwdheid.
want de Psalm eindigt ermee, dat Hij mijn God is.
De Heere die de hemel en de aarde geschapen heeft,
Hij die Israël uitleidde, die Zijn Zoon Zoon tot ons behoud.
Hij is mijn God – Heere is Zijn naam.
Hij-die-erbij-is,
Hij-die-er-zal-zijn als ik Hem nodig heb.
Ook als ik Hem niet nodig denk te hebben.
Die mijn leven en die deze wereld in Zijn hand heeft
en leidt naar Zijn doel.
We roepen elkaar op, om Hem te loven. Vanwege Zijn trouw, aan Israël, aan ons.

Wij zingen lang niet altijd, omdat wij zo gelovig zijn.
Tenminste, ik weet niet hoe het u vergaat,
maar als u zingt, en de mensen om u heen ziet, die geraakt zijn door het zingen,
of denkt aan vader of moeder, opa of oma voor wie het lied zoveel betekende,
dan voegen we ons in het koor, laten wij ons meenemen op het geloof van anderen,
en weten we dat we er niet alleen voor staan.
Met deze psalm zingen we mee met Israël,
het volk dat een teken is van Gods trouw,
we zingen het mee met al degenen die ons voorgegaan zijn
we zingen het mee om er – uiteindelijk – over ons eigen leven ervan te getuigen
dat God ook aan ons trouw is aan Zijn verbond.
Nogmaals: niet om onze zorgen te overstemmen,
maar om te weten dat er Iemand boven uit gaat: de Heere, de God van Israël,
De Heere Jezus, die zelf deze psalm aanhief.
Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. Daarom: Loof de Heere.
Amen

Gedachten bij Lukas 17:11-19

Gedachten bij Lukas 17:11-19

Komende woensdag is het dankdag voor gewas en arbeid. De morgendienst wordt gehouden met de kinderen van de basisschool. Op school wordt de dienst voorbereid. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de HGJB-map. Het thema is dit keer: “Denk je aan danken?”

Vers 11: En het gebeurde, toen Hij naar Jeruzalem reisde, dat Hij dwars door Samaria en Galilea heen trok.
Het evangelie van Lukas is voor een groot deel opgebouwd als een reisverslag: Jezus is op weg vanuit Galilea naar Jeruzalem. Dat reis heeft een doel: Jezus moet naar Jeruzalem gaan. Om daar te lijden en te sterven, maar ook op te staan en naar de hemel te gaan (‘opneming’).
In 9:51 geeft Lukas aan dat de reis begint: Het geschiedde, toen de dagen van Zijn opneming vervuld werden, dat Hij Zijn aangezicht naar Jeruzalem keerde om daarheen te reizen.
Aan die reis worden veel gebeurtenissen en ontmoetingen gekoppeld. Ook de gebeurtenis van de ontmoeting met de 10 melaatse mannen.
Heel het evangelie van Lukas staat in het kader van de komst van het Koninkrijk van God. Ook dit gedeelte is eraan verbonden. Michael Wolter geeft in zijn commentaar op Lukas aan, dat vers 20-21 (de vraag van de Farizeeër) bij dit gedeelte hoort: En toen Hem door de Farizeeën gevraagd werd, wanneer het Koninkrijk van God zou komen, antwoordde Hij hun en zei: Het Koninkrijk van God komt niet op waarneembare wijze.En men zal niet zeggen: Zie hier of zie daar, want, zie, het Koninkrijk van God is binnen in u.

Er vindt een ontmoeting plaats tussen Jezus en 10 melaatse mannen. Dat komt omdat Jezus op de reis naar Jeruzalem niemandsland betreedt. Jezus gaat dus niet dwars door Samaria en Galilea, maar door een gebied dat tussen de beide regio’s ligt. Een gebied voor mensen die verbannen zijn, een woonplaats voor de uitgestoteten. Zoals vluchtelingenkampen vandaag de dag vaak in grensgebieden zijn. Niemand wil ze opnemen.
Op reis naar Jeruzalem, de plaats van het grote doel van Jezus’ komst, betreedt hij dat niemandsland van de uitgestotenen en verbannenen. Door Zijn komst in dit gebied kunnen de melaatse mannen naar Hem toekomen.

In de HGJB-map staat een fascinerende opmerking: ‘De Bijbeltekst begint bij Jezus, maar het is praktisch gezien handiger om [de preek] bij de melaatsen in te steken.’ (p. 33)
Vanuit praktisch oogpunt mag het handig zijn, maar is het juist niet de boodschap van dit gedeelte, dat omdat Jezus het niemandsland betreedt, deze 10 melaatsen tot Hem om ontferming kunnen roepen? Ik moet denken aan de regel uit het lied: ‘Waar Jezus komt, zal de nacht verdwijnen’ (of: Lukas 1:78-79)
Is dit niet een narratieve uitwerking van wat de gelijkenis van het verloren schaap: de herder zoekt het schaap dat verloren is en neemt het mee naar huis?

Vers 12: En toen Hij een zeker dorp wilde binnengaan, kwamen tien melaatse mannen naar Hem toe, die op een afstand bleven staan.
In dat niemandsland wil Jezus een (klein) dorp binnengaan. Zoals Hij het later tegen Zacheüs zegt: want heden moet Ik in uw huis verblijven (Lukas 19:5). Vanuit de optiek van die tijd een gewaagde stap, maar voor de herder die het verlorene zoekt juist de stap die Hij moet zetten. Door er te komen en te verblijven kan Hij verlorenen redden.

Er komen 10 mannen naar Jezus toe. Lukas laat de afstand zien: door hun ziekte kúnnen ze niet bij Jezus komen. De afstand die er is kunnen zij zelf niet overbruggen. Zij zijn uit de gemeenschap verbannen. Hun ziekte heeft hen onrein gemaakt.
Door die onreinheid vallen ze niet alleen buiten de gemeenschap van mensen, maar ze zijn ook buiten de gemeenschap met God gevallen. Wie onrein is, kan God niet naderen. In de ogen van de mensen van die tijd zijn het de verlorenen.

Onreinheid is voor de kinderen niet eenvoudig uit te leggen. Toch kennen zij wel het gevoel of de ervaring er niet bij te horen of zelfs verstoten te worden. (Denk bijvoorbeeld aan: uit de kring gezet worden, op de gang gezet worden, niet mee mogen doen met spelen of kinderfeestjes)
Psalm 31 gaat niet zozeer over onreinheid, maar verwoordt wel een ervaring die de melaats-geworden mannen zullen herkennen. Psalm 31 verwoordt het op een manier die voor kinderen begrijpelijk is:

Wie mij kennen zijn verbijsterd,
wie mij zien aankomen op straat
wenden zich af en ontvluchten mij.
Vergeten ben ik als een dode, weg uit het hart,
afgedankt als gebroken aardewerk.

(vers 12-13)

Het bijzondere van Jezus’ komst in het niemandsland, is dat Hij degenen die verstoten en vergeten zijn, juist opzoekt. De Mensenzoon is gekomen om de verlorenen op te zoeken en te redden (Lukas 19:10).

Vers 13: Zij verhieven hun stem en zeiden: Jezus, Meester, ontferm U over ons.
De afstand kan voor de melaatsen alleen overbrugd worden door te roepen. Ook dat is een ervaring die in de Psalmen wordt verwoord:

Sla acht op mijn roepen,
want ik ben volkomen uitgeteerd
(Psalm 142:7)

‘In de psalmen is het roepen onderdeel van de toewending naar God en het gebed om redding en bewaring.’ (Michael Wolter, Das Lukasevangelium, 2008, p. 572)

Meester is hier geen titel, maar duidt aan dat Jezus meer is dan de anderen (zie ook 5:5, 8:24, 45, 9:33, 45) Deze aanspraak wordt in de andere teksten alleen door de leerlingen van Jezus gebruikt. Dit is de eerste keer dat anderen, die niet tot deze kring behoren, deze aanspraak gebruiken.

Ontferm U betekent: een vraag om reddend ingrijpen. Het zijn degenen die buiten de gemeenschap vallen en / of een handicap hebben, die om dit reddend ingrijpen vragen. Een roep om Gods ontferming is ook een beroep op Gods barmhartigheid: Heere, U wilt toch niet dat ik afdaal in het dodenrijk? U wilt toch niet dat wij in de verlorenheid blijven liggen?

Ook al wordt de naam van Jezus in de evangeliën veel gebruikt, het gebeurt niet vaak dat Jezus bij Zijn naam wordt aangesproken. Alleen door (1) de duivel en demonen, die Jezus op een afstand willen houden (4:34, 8:28) en (2) door de hulpbehoevenden, die Jezus’ ontferming nodig hebben (17:13, 8:38, 23:42).

Vers 14: En toen Hij hen zag, zei Hij tegen hen: Ga heen en toon uzelf aan de priesters. En het gebeurde, terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden.
Je leest er gemakkelijk overheen, maar het zijn enkele woorden vol (pastorale) kracht: Jezus die hen ziet. Jezus merkt op de verbannenen en uitgestotenen op. Degenen die zich roepend tot Hem wenden, worden gezien en vinden gehoor.
Deze melaatsen worden niet door een handoplegging van Jezus of door een ritueel gereinigd van hun ziekte. Zij worden gereinigd terwijl zij weggaan uit dit gebied. Het Koninkrijk van God, dat mede zichtbaar wordt in het reinigen van de melaatsen, is niet zichtbaar maar is er wel (zie het vervolg in vers 20-21).
In het Koninkrijk van God gaat het niet alleen om Gods macht (vanwege het reinigingswonder), maar ook om Gods barmhartigheid: de verlorenen en verstotenen, die weer worden opgenomen.
Zie ook de Lofzang van Zacharias:

door de innige gevoelens van barmhartigheid van onze God,
waarmee de Opgang uit de hoogte naar ons omgezien heeft,
om te verschijnen aan hen die gezeten
zijn in duisternis en schaduw van de dood,
en om onze voeten te richten op de weg van de vrede.

(Lukas 1:78-79)

Overigens heeft alleen een priester de bevoegdheid om te constateren dat de onreinheid verdwenen is.

Vers 15-19: En toen één van hen zag dat hij genezen was, keerde hij terug, terwijl hij met luide stem God verheerlijkte. En hij wierp zich met het gezicht ter aarde voor Zijn voeten en dankte Hem. En dit was een Samaritaan. Toen antwoordde Jezus en zei: Zijn niet de tien gereinigd? Waar zijn dan de negen anderen? Zijn er dan geen anderen gevonden die terugkeren om God de eer te geven dan deze vreemdeling? En Hij zei tegen hem: Sta op en ga heen. Uw geloof heeft u behouden.

Is de man reeds bij de priester geweest? Of keert hij zich om, nadat het voor hemzelf zichtbaar is geworden dat hij genezen is? Zien is een belangrijk woord: de man merkt op, dat hem genezing ten deel gevallen is. Gezien het vervolg krijgt het zien ook de betekenis van het waarnemen van de komst van Gods koninkrijk.

In eerste instantie dat ik dat met het terugkeren het voor Lukas zo belangrijke woord omkering / bekering werd gebruikt. Maar het gaat hier om terugkeren naar huis. Maar dan wel omdat er wat gebeurd is: Gods ontferming die ten deel is gevallen. En daarom is het ook het woord terugkeren voor Lukas een belangrijk woord.

In de dank aan God wordt Jezus meegenomen. Jezus ontvangt van de Samaritaan de eer die alleen God toekomt. Alleen voor God mag men neerknielen.
Komt het uit onverwachte hoek? Het is niet geheel duidelijk wie en wat Samaritanen waren. In hun geloof weken ze niet zoveel af van Joden, behalve dat zij de tempel in Jeruzalem niet erkenden maar een tempel hadden op de Gerizim (die in de 2e eeuw voor Christus door de Hasmoneeën was verwoest). Bovendien erkenden de Samaritanen alleen de Pentateuch als heilige boeken en verwierpen zij de profeten en de geschriften. In bepaalde opzichten weken ze niet af van de Joden. Met de opstand tegen de Romeinen (66 n Chr) deden ze mee. Ook de delegatie die om het aftreden van Archelaüs (6 na Chr) bestond uit Joden én Samaritanen. En dit gedeelte laat zien, dat in het niemandsland Joden en Samaritanen bij elkaar woonden in een melaatsenkolonie.

Intern waren er grote spanningen tussen Joden en Samaritanen, maar extern konden ze gezamenlijk optreden. Vooral rondom de grote feestdagen konden er spanningen ontstaan, die soms een gewelddadige uitkomst hadden.

Toch wordt de Samaritaan hier getypeerd als een vreemdeling. Is de boodschap hier dat degenen, die in de ogen van de Joden er niet bij horen, meer zicht hebben op het Koninkrijk van God dan de Joden? Zijn het niet de buitenstaanders, de heidenen, de verbannenen die in het werk van Christus erkennen dat het Koninkrijk van God gekomen is? Daarom prijs Jezus het geloof van de Samaritaan.

Naschrift: Zouden de 9 (Joodse) mannen niet dankbaar zijn geweest? Vast wel. Zij zullen (wellicht in Jeruzalem) een dankoffer, een toda-offer hebben gebracht. Maar daar laten zij het bij. De Samaritaan knielt neer voor Jezus en geeft daarmee aan: vanaf nu ben ik helemaal van U. Elke dag in mijn leven behoor ik U toe. De Joodse mannen zijn dankbaar, maar de Samaritaan gaat een stapje verder: hij wijdt zijn leven toe aan Jezus. Omdat hij door Jezus weer naar huis mocht gaan.