Preek Doopdienst 25 september 2011
Vrijgekocht van een zinloze levenswandel (1 Petrus 1:18-19)
Gemeente van onze Here Jezus Christus,
De geboorte van een kind is altijd iets bijzonders. Jouw kind, jullie kind! Je hebt er naar uitgekeken en vast geprobeerd om een voorstelling te maken: Zal het een jongen of een meisje worden? Hoe zal mijn kind er eruit zien? Toen je kind geboren werd, kon je hem of haar niet meer wegdenken. Hoewel je er lang naar hebt uitgekeken, is het direct na de geboorte al zo vertrouwd. Dit is mijn kind! Een wonder!
Het geluk dat je voelt, als je je kind in de armen houdt, is nauwelijks onder woorden te brengen. Je zou je kind altijd bij je willen hebben en het willen beschermen tegen gevaar. Vandaag is je kind gedoopt. Dat wil zeggen: God gaat met je kind mee op heel zijn of haar levensweg. Hoe het leven van jullie kind er ook uit gaat zien, Hij gaat mee. In tijden waarin je je zorgen maakt om je kind, mag je als ouders hier aan vasthouden. Aan deze belofte van Gods aanwezigheid, de toezegging die de Here geeft om voor je kind te zorgen. De hemelse Vader zorgt voor je kind! Hij zal je kind niet uit het oog verliezen, de levensweg van je kind leiden, zodat je kind gelukkig wordt.
Door de doop mag je erop vertrouwen dat de Here er alles aan doet om je kind gelukkig te maken.
Het kan ook zijn, dat je daarom je kind laat dopen: als een vraag aan God, of Hij je kind gelukkig wil maken, wil brengen tot Zijn of haar bestemming. Door de doop hoef je er ook niet aan te twijfelen: Hij zal er voor zorgen!
Dat is, denk ik, het verlangen van elke ouder: om je kind gelukkig te zien worden. Want ook al ben je nu gelukkig met je kind, het is geen garantie dat je kind over 10 of 20 jaar zelf gelukkig is. Er kan van alles gebeuren. En dan bedoel ik niet alleen ongelukken, maar een mens kan zo maar wegen in zijn leven kiezen, die hem van het geluk afvoeren. Dat kan een kind of een jongere al overkomen. Je ziet het als ouder met lede ogen aanziet en je voelt je machteloos om in te grijpen. Een kind, ook jullie kind dat nu is gedoopt, kan ervoor kiezen een weg in te slaan die hem of haar ongelukkig maakt.
Het merkwaardige is dat je die zorgen voor je kinderen gemakkelijker hebt dan voor jezelf. Je ziet het eerder aan je kind dat hij of zij een weg kiest, een manier van leven, die ongelukkig maakt. Misschien zelfs zinloos is. Dat gaat niet van de ene op de andere dag, maar vaak heel sluipenderwijs.
Om een voorbeeld te geven: op een gegeven moment heb je het gevoel, dat je klem zit tussen alle verplichtingen die je hebt in je eigen leven. Geleidelijk aan krijg je het drukker op je werk, of je wordt gevraagd om iets in de kerk te doen, al die activiteiten kunnen je opslokken, waardoor er soms weinig tijd overblijft voor je vrouw, voor je kinderen. En die activiteiten zijn vaak belangrijk, je kunt er niet zomaar mee stoppen, het ambt als ouderling, voorzitter van een bepaalde commissie, het werk dat je doet kun je niet zomaar op het bordje van je collega’s terecht laten komen. Zij zijn immers ook druk. Of je bent als manager verantwoordelijk voor anderen, die in jouw dienst staan. Als het met hun werk niet goed gaat, worden hun gezinnen getroffen. Werkdruk en zorgen, waar je je niet zomaar aan kunt ontworstelen, waar je niet zomaar los van komt – als je het zou willen. Een zinloze levenswandel?
Petrus spreekt over een zinloze levenswandel. De gemeenteleden, waaraan hij de brief schrijft, zijn van zo’n zinloze levenswandel verlost. Ze waren heidenen en waren christen geworden. Dat heidenen een zinloos leven hadden, kunnen we wel voorstellen: leven zonder God. En daarbij denkt u misschien aan de verhalen over de zending die u hebt gehoord: over landen ver weg, die eerst niets van de Here Jezus wisten en toen tot geloof kwamen, omdat er een zendeling kwam. Of aan de Nederlanders voorbij Zwolle of voorbij Amersfoort, waar de kerkgang niet zo best meer is.
Als er gezegd wordt, dat heidenen een zinloos leven leiden, kunt u dat over die mensen best voorstellen. Maar over uw eigen leven? Kan ons leven een zinloze levenswandel zijn? Of hebben wij daar niet meer mee te maken, omdat we gedoopt zijn en christen zijn? Geldt dit alleen voor degenen die vanmiddag in de kerk zijn en die niet naar de kerk gaan of die niet geloven?
Als we dat zouden zeggen, maken we ons er te gemakkelijk van af. Die werkdruk, de activiteiten, die ons steeds een klein beetje opslokken tot we uiteindelijk, misschien na jaren, het gevoel hebben, dat we gevangen zitten, kan zo’n leven van gevangenzijn geen zinloze levenswandel zijn?
Petrus bedoelt met deze levensstijl niet een levensstijl van verkeerde dingen doen, van alles doen wat God verbiedt – als het gaat om een zinloze, lege, zondige levensstijl, denken we vaak aan zo’n leven. Maar dat bedoelt Petrus niet. Die zinloze levensstijl,het gaat om een leven waarin we verkeerde prioriteiten stellen.
Om het verder uit te werken met het voorbeeld van de werkdruk: we doen dingen die noodzakelijk zijn, vaak ook gedaan moeten en heel nuttig kunnen zijn. En toch, al die activiteiten kunnen ervoor zorgen dat we de kostbare tijd die we uit Gods hand hebben ontvangen, op een verkeerde manier besteden. Ik zie het aan de opa’s van deze tijd, zestigers, die veel meer tijd aan hun kleinkinderen besteden dan ze ooit deden bij hun eigen kinderen. Waarom? Omdat ze het gevoel hebben, dat ze te weinig hebben omgekeken naar hun eigen kinderen. Ze waren vaak weg van huis: voor hun werk, voor het bestuur van school, voor de kerkenraad of een andere commissie, of een avondstudie. Daarom besteden ze tijd aan hun kleinkinderen: naar hun eigen kind kunnen ze het niet meer goed maken, die tijd kunnen ze niet meer terughalen, maar wat ze wel kunnen doen, is tijd hebben voor de kleinkinderen, van hen genieten en met hen meeleven.
Een zinloos leven: de kostbare tijd, de tijd die God ons gegeven heeft, uit onze handen laten glippen. Kostbare tijd, die we besteed hebben aan nuttige dingen, maar misschien niet waar de Here ons die tijd voor gegeven heeft. Het gaat heel ongemerkt: Je komt thuis, maar je bent er met je aandacht niet bij, er is van alles dat je bezig houdt. Je moet nog even een paar mensen bellen, een paar mailtjes versturen. Even wat opzoeken op internet. Of toch wat van je werk afronden. Allemaal zaken die op zichzelf niet verkeerd zijn of op z’n tijd ook moeten, maar die er ook voor kunnen zorgen dat je er op dat moment niet bent als vader, als moeder, als man of als vrouw. Doordat je opgeslokt wordt, zie je niet meer wat er met je kinderen gebeurt, hoe het met ze gaat, wat ze bezig houdt, of het goed gaat met ze, geen echte tijd voor hun verhaal, geen echte tijd om hen eens een mooi verhaal te vertellen.
Dit gaat vaak geleidelijk aan en daarom is het helemaal niet gemakkelijk om hier afstand van te nemen. Het is alsof je in een fuik zwemt, eerst heb je het niet door, maar als je het door hebt, ben je te laat en kun je er niet meer uitzwemmen, je zit gevangen in je patroon, je kunt jezelf niet bevrijden.
Het kan ook zijn dat je het zelf niet eens door hebt dat je in zo’n fuik gezwommen bent, dat er eerst iets ingrijpends moet gebeuren in je eigen leven, waardoor je stil gezet wordt, en je het realiseert: dit gaat niet goed, niet met mij, niet met mijn huwelijk, niet met mijn kinderen. Je kunt er te laat achterkomen: je raakt zelf overspannen, vastlopen of je vrouw geeft aan dat zij het op deze manier niet meer trekt. Dat er echt wat moet veranderen. Een zinloze levenswandel?
Natuurlijk zijn er gemakkelijk argumenten te bedenken om op deze manier verder te leven. Het is belangrijk werk. Of er moet brood op de plank komen. Je moet wel met z’n tweeën werken, omdat je anders niet in dit huis kunt wonen. Voor je het weet, zit je gevangen, klem. en het goede leven, het geluk, waarvan je hoopt dat je kind dat geluk vindt, dat houd je voor jezelf op afstand, je ontzegt jezelf dat geluk. Je kiest zelf een weg, waarin je ongelukkig wordt, waarin je vervreemd raakt van jezelf.
Een zinloos leven, die ons door de vaderen is overgeleverd, schrijft Petrus. Ook dat kan een reden zijn, waarom je niet gemakkelijk met zo’n manier van leven stopt. Je zag het bij je eigen ouders, en onbewust denk je: mijn moeder kon het volhouden. Waarom ik niet? Of mijn vader voelde zich verantwoordelijk voor de kerk. Ik kan niet zo maar op eens een andere keuze maken. Ik voel me aan hen verplicht om het zo te doen. Op deze manier zet ik hun gedachtengoed voort.
Een zinloos leven is niet een slecht leven, maar een leven dat niet beantwoordt aan het doel, dat de Here geeft. Als vader en moeder zijn jullie met elkaar getrouwd. Een huwelijk begin je niet alleen omdat je van elkaar houdt, maar met het huwelijk geef je ook aan dat de Here jullie voor elkaar heeft bestemd. Hij heeft jullie aan elkaar gegeven. Als je in je huwelijk elke avond weg bent, en geen tijd meer voor elkaar hebt, kun je afvragen of je het huwelijk, dat je van de Here ontvangen hebt, op een zinvolle manier besteedt. Of moet je zeggen: een zinloos leven, omdat je eigenlijk langs elkaar heen leeft? Een geboorte van een kind is een rijk geschenk, maar maak je het als ouders niet tot een doelloos geschenk als je geen tijd hebt voor je kind? Dan komen we bij het zinloze leven, waar Petrus over spreekt: is gaat niet alleen om een slecht leven of openlijke breuk met God. Dat zinloze leven is een schijnwereld. Voor het oog ziet het er mooi uit, lijkt het heel wat. Maar het gaat om een manier van leven dat schaduwzijden heeft. Petrus vergelijkt het het zilver of goud. Zilver en goud zijn waardevol, maar in de tijd van Petrus had het een enorme keerzijde. Goud en zilver moest worden gedolven in mijnen. De omstandigheden in die mijnen waren enorm slecht. de zilveren en gouden sieraden, de munten, al het waardevolle had een schaduwzijde: het kostte het leven van slaven, van gevangenen die voor de rijken dat goud en zilver moesten delven. Een zinloos leven is een leven dat best mooi kan zijn, maar zijn schaduwzijden heeft. Achter de schijn is er veel pijn, onttrokken aan het zicht, maar het is er wel. En je weet het wellicht, dat het schijn is, maar toch je komt er niet los van.
De doop geeft aan dat zo’n leven niet meer mag, maar ook niet meer hoeft. De doop heeft die beide kanten, aan de ene kant het scherpe: dit mag niet meer. Aan de andere kant, dat vrolijke, pbeurende, geruststellende, rustgevende: zo’n levensstijl hoeft niet meer. Ook al heb je het van je ouders overgenomen, ook al doet iedereen het op deze manier en heb je het idee dat je wel aangekeken zult worden, als je het anders doet. Zo’n leven mag niet meer en hoeft niet meer.
Zo’n leven mag niet meer, want het heeft niet alleen een schaduwzijde, niet alleen omdat je er een hoge prijs voor betaalt, anderen de dupe ervan zijn van jouw levensstijl, maar omdat die activiteiten, je werk niet meer je identiteit vormen. Ik kom dat vaak tegen en misschien is dat bij mij ook zo. Veel mensen hechten waarde aan het werk dat zij doen. Als zij zich voorstellen, zeggen ze: ik ben die en die en ik werk bij… Soms komt eerst het gezin nog eerst, maar het werk is heel belangrijk voor wie wij zijn. Sommigen vallen na hun pensioen in een zwart gat. Nu ze niet meer werken, tellen ze niet meer mee. Of iemand die langdurig ziek wordt: op mijn werk ben ik al afgeschreven. Onze waarde als mens zit niet in het werk dat wij doen. Want wij bouwen dan niet op Christus, maar op ons werk. Op iets dat vergankelijk is, niet op het offer van Christus.
Leven voor Gods aangezicht heeft een bepaalde ernst. Dat zal u niet onbekend in de oren klinken: hoe wij omgaan met ons leven, hebben wij voor God te verantwoorden. Het merkwaardige is dat dat besef vaak niet in ons leven werkelijk doorwerkt. We verkwisten het goede, de kostbare tijd die God aan ons gegeven heeft om mens te zijn. Dat maakt ons schuldig naar God toe en naar onze kinderen toe, als wij de tijd zinloos besteden, meegaan in de schijnwereld, die zegt dat je pas echt mens bent als je wat gepresteerd hebt. Onze waarde, onze identiteit zit niet in wat wij doen, in wat wij presteren. Onze waarde als mens heeft te maken met ontvangen: het ontvangen van de liefde.
Zoals een klein kind nog helemaal niets kan doen dan alleen huilen en alleen maar de liefde van zijn vader en moeder kan ontvangen, koestert, ervan geniet om door zijn moeder of vader opgetild en geknuffeld te worden. Je kunt dat aan baby’s altijd goed zijn, dat zij genieten van de liefde en de genegenheid die zij ontvangen. Zo, zegt de doop, moeten wij ons ook naar God opstellen. We zouden het raar vinden als een baby u als vader of moeder zou afweren en zou zeggen, maar ik moet eerst nog wat doen, iets laten zien. Zo moeten wij ons ook naar God toe opstellen: zijn liefde ontvangen.
Niet afwerend, ho wacht, eerst moeten wij nog wat doen. De doop is een streng verbod – van Godswege – om onze identiteit af te meten aan onze prestaties. Het gaat niet om wat wij doen, wat wij laten zien, wat wij kunnen en ontplooien. Het gaat er alleen om, dat wij Gods barmhartigheid, Gods genegenheid, genade kunnen ontvangen. Met een zinloos leven vliegen wij daaraan voorbij. Gaan wij voorbij aan wat God geeft, de rust, het goede, het geluk. Daarom is het minder onschuldig dan we vaak denken. Van die schuld naar God toe, naar elkaar toe, van die zinloosheid heeft Christus ons bevrijd.
Het hoeft daarom ook niet meer. Het evangelie heeft altijd een scherpe kant, maar ook een opbeurende kant. Scherp – om ons echt mens te maken. Onze waarde als mens heeft te maken met ontvangen: het ontvangen van de liefde. Zoals een klein kind nog helemaal niets kan doen dan alleen huilen en alleen maar de liefde van zijn vader en moeder kan ontvangen, koestert, ervan geniet om door zijn moeder of vader opgetild en geknuffeld te worden. Je kunt dat aan baby’s altijd goed zijn, dat zij genieten van de liefde en de genegenheid die zij ontvangen. Zo, zegt de doop, moeten wij ons ook naar God opstellen. We zouden het raar vinden als een baby u als vader of moeder zou afweren en zou zeggen, maar ik moet eerst nog wat doen, iets laten zien. Zo moeten wij ons ook naar God toe opstellen: zijn liefde ontvangen. Niet afwerend, ho wacht, eerst moeten wij nog wat doen. De doop is een streng verbod – van Godswege – om onze identiteit af te meten aan onze prestaties. Het gaat niet om wat wij doen, wat wij laten zien, wat wij kunnen en ontplooien. Het gaat er alleen om, dat wij Gods barmhartigheid, Gods genegenheid, genade kunnen ontvangen. Met een zinloos leven vliegen wij daaraan voorbij. Als je geen tijd hebt voor een goed gesprek met je kind of met je man of vrouw,waar leef je dan nog voor? Als je geen aandacht hebt voor je kind, omdat je te druk bent, ben je dan nog echt mens of ben je eigenlijk een machine geworden? Dan gaan wij voorbij aan wat God geeft, de rust, het goede, het geluk.
Daarom is het minder onschuldig dan we vaak denken. Schadelijk voor onze ziel, want we negeren wat God ons geeft. We zijn niet bevrijd om ons opnieuw slaaf te maken, om ons te onderwerpen aan een juk. Om ons leven zinloos te maken. Een zinloze levenswandel mag niet meer en hoeft niet meer. Christus is voor ons gestorven een heeft ons daarmee bevrijd. We zien daarmee ook met welk doel Christus ons bevrijdde door voor ons te sterven. Om ons mens te laten zijn – zoals God bedoeld heeft. Een zinloze levenswandel mag niet meer en hoeft niet meer. Want Christus heeft ons vrijgekocht.
Amen