Preek zondagmorgen 29 januari 2017

Preek zondagmorgen 29 januari 2017
Afsluiting van Themaweek van School & Kerk over Jona
Schriftlezing: Jona 3 en 4

Themazetting
Thomas komt de klas binnenstuiven, waar meester Johan nog zit na te kijken.
‘Meester, meester, u moet komen!’
Meester Johan kijkt op: ‘Wat is er aan de hand, Thomas?’
‘Meester, Patrick en Steven doen gemeen. Ze slaan en schoppen tegen iedereen! U moet komen!’
‘Ik kom er aan. Loop jij maar vast vooruit en zeg dat ik eraan kom!’
Thomas loopt de klas uit en wil naar Patrick en Steven toelopen, maar bedenkt zich opeens. Als hij het niet zet, blijven ze gemeen doen en zal de meester hen straf geven.
Weet je wat, hij gaat zich mooi verstoppen, zodat wel Patrick en Steven kan zien. Dan kan hij mooi kijken hoe ze straf van de meester krijgen!’  


In het Bijbelverhaal over Jona doet Jona ook niet wat de opdracht is. Want Jona denkt bij zichzelf: als ik wel naar Ninevé ga, dan zullen de mensen zich misschien wel veranderen. Dan straft God niet. Ik ga mooi een andere kant op. Misschien straft God hen wel!

Maar Jona dacht: ‘Ik ga er met een boot vandoor. Want Ninevé daar ga ik mooi niet heen!’

Preek
Jona krijgt van de Heere de opdracht om naar Ninevé te gaan.
En wat doet Jona?
Hij gaat precies de andere kant op.
Jona vlucht, zegt de Bijbel.
Jona is bang: bang voor zijn opdracht, bang voor God.
Als ik nu eens helemaal de andere kant op ga, naar de andere kant van de wereld
en als ik mij nu eens verstop op een schip, dan kan God mij misschien wel niet vinden.
Kun je je voor de Heere verbergen?
Zelfs de slechte dingen, die in het geheim gedaan worden, worden bij God bekend.
Ook de slechte dingen, die de mensen in Ninevé doen.
Toch gaat Jona weg, op de vlucht.
Het lijkt op een kinderspel: ‘Pak me dan, als je kan, je kan me toch niet krijgen.’

Donderdag was ik op de Regenboog en hadden we in de klassen een gesprek over Jona.
Hebben jullie ook wel eens dat je iets niet wilt doen? En wat doe je dan?
‘Als ik de stal moet schoonmaken, dan ga ik gauw naar mijn eigen kamer.’
En dan?
‘Dan moet ik uiteindelijk het klusje toch doen.’
Dat had ik zelf vroeger ook.
Als ik vroeger de tafel moest opruimen, verstopte ik mij gauw op de wc
en dan hoopte ik dat mijn vader of mijn moeder de tafel af zouden ruimen.

Jona denkt: als ik mij verstop en vlucht, dan hoef ik deze opdracht niet uit te voeren.
Hij verstopt zich op een schip en vaart weg.
Opgelucht is hij en rustig, want hij valt op dat schip in slaap.
Zelfs als het hard stormt en er hoge golven zijn en het schip op en neer gegooid wordt,
en alle andere mensen op het schip in paniek zijn, blijft Jona slapen.
Op het doek zie je Jona slapen, met de ogen dicht, terwijl de anderen bang zijn.
Op de Looschool waar ik donderdag ook was, mochten de kinderen zelf kiezen

wat ze van het verhaal zouden verwerken.
Een aantal kinderen kozen voor het schip
en op dat schip was natuurlijk een bed, of een plek om te slapen.
Dan komt de kapitein bij Jona: Jona, hoe kun jij slapen in deze storm?
Jona, die wakker wordt en de storm hoort, beseft wat er gebeurt.
Want wie kan er voor zorgen dat het gaat stormen?
Jona beseft het: Hij heeft de Heere uitgedaagd.
Pak me dan, als U kan, U kan me toch niet krijgen!
Nu, in de storm, is de Heere er.
Jona geeft nog niet op. Hij heeft nog één uitvlucht.
Hij brengt het op een mooie manier.
Het is mijn schuld, zegt hij, gooi maar overboord, dan zal het rustig zijn.
Als Jona niet horizontaal naar het andere einde van de wereld kan vluchten,
dan maar verticaal: naar de diepte.
Want wat gebeurt er als je overboord gegooid wordt midden op de grote zee?
Dan verdrink je.
Jona wil zich opnieuw verstoppen: in de dood.
Dan kan de Heere Jona niet meer in Ninevé krijgen, want dan is Jona verdronken.

Maar God speelt het spel mee.
Goed, Jona, als jij je wilt verstoppen in de diepte, als je nog steeds op de vlucht bent,
om je voor Mij te verbergen, dan zal ik je krijgen.
Wat moet God dan doen om Jona in Ninevé te krijgen?
Jullie weten wat de Heere doet: de Heere stuurt een vis en die vis slokt Jona op.
Pak me dan als U kan, zei Jona en de vis zegt: hebbes.
God zegt: Jona, Ik heb je.
Drie dagen en drie nachten zit Jona, daar gevangen, in de diepte.
Wat zal Jona gedacht hebben, toen hij in het water viel en toch niet verdronk?
Zal hij er iets van hebben begrepen, dat God hem nu weer te slim af is?
Jona dacht: nu kan ik geen kant meer op, er is voor mij geen redding meer mogelijk
en dan komt er een vis.
Maar Jona blijft maar in de vis zitten.
Wat zou daar de bedoeling van zijn?
De Heere had de vis toch gelijk naar de kant kunnen sturen
en de vis Jona op het droge laten uitspugen?
Waarom drie dagen en drie nachten?
Welk verhaal ken je uit de Bijbel waarin het ook om drie nachten en drie dagen ging?
Het is het verhaal van de Heere Jezus, die op de derde dag opstond uit de dood.
Het verhaal van Jona lijkt er op:
drie dagen zit hij in de vis.
Hij wilde zich verstoppen, nu heeft de Heere Jona opgeborgen
en Jona weet niet wat de Heere met hem wil.
Moet hij sterven of krijgt hij nog een nieuwe kans om te leven?
Drie dagen zit hij opgesloten in de vis
en dan begint Jona er iets van te begrijpen.
Diep in het donker zit ik en toch nog levend.
Laat ik tot God roepen. Ook al zit ik diep in het donker, helemaal op het diepste van de zee,
U hoort mij toch, vanuit de buik van de vis, die voor mij een cel is.
Ik dacht, Heere, dat U niets meer met mij te maken wilde hebben,
omdat U mij opsloot in deze vis, maar nu ik hier 3 dagen zit, weet ik dat U iets met mij wil:
U wilt mij redden.
Levend trekt u mij uit de dood omhoog.
Ik was in groep 6 daar lazen ze uit de Bijbel:
Ik leek voor altijd gevangen in het land van de dood.
Maar u, Heer, trok mij levend uit het graf.
Jona ontdekt wie God is en wat God kan:
De Heere heeft de macht over de schepping:
over de wind, want Hij kan een storm laten komen,
over de dieren, want Hij kan een vis sturen die zo groot is, dat Jona opgeslokt wordt.
de Heere is ook een God die ervoor zorgt,
dat je je gaat omkeren, de goede kant op.
De storm van God houdt Jona tegen
en als Jona niet terug wil, dan is het de vis die Jona terugbrengt.
Jona wordt er zo op voorbereid,
dat de Heere ook Ninevé kan laten omkeren, de goede kant op
en dat de Heere Jona daarvoor wil gebruiken.

Wat doet Jona als hij uit de vis komt?
Hij gaat naar Ninevé en heeft maar een korte boodschap:
‘Jullie krijgen nog 40 dagen en daarna zal Ninevé niet meer bestaan.
Over 40 dagen zal deze grote stad worden weggevaagd.
Van deze stad zal niets meer overblijven.’
Net zolang als Jona in de buik van de vis zat, net zo lang loopt Jona door Ninevé.
En de inwoners van Ninevé die Jona horen?
Zij denken aan een spin die zij met de voet doodtrappen
en denken over na: zo zullen wij ook verpletterd worden.
En ze schrikken.
Ze horen Jona spreken maar ze beseffen dat het niet een mens is die tegen hen praat.
Het is de God die hemel en aarde gemaakt heeft,
de God van Israël die ze hier horen spreken,
die maar een opdracht hoeft te geven en het gebeurt.
Die zei dat er licht moest komen en er was licht.
Die de baas is over de storm en over de dieren.
Dan zal het ook zo zijn als Jona zegt.
Bijzonder dat ze in Jona’s stem Gods stem horen,
want Jona heeft het niet over God.
Hij zegt alleen maar dat hun leven voorbij is en dat er van de stad niets meer zal overblijven.
Wat moeten ze doen?
Er komt diep verdriet over de stad.
Ze rouwen alsof hun leven al voorbij is.
Er komt ook iemand bij de koning: ‘Koning, moet u horen wat er gezegd wordt.
Er loopt een profeet door de stad en die roept verschrikkelijke dingen.
Die roept dat het einde van de stad nabij is. Alles zal worden weggevaagd.’
Als de koning deze woorden hoort, staat hij op
en doet hij zijn mooie mantel uit en trekt hij oude, gescheurde kleren aan.
Hij heeft een boodschap voor de stad:
‘Niemand mag iets eten of drinken. Ook de dieren niet.
We kunnen nog maar één ding doen. Roepen tot God.
Misschien komt God wel op andere gedachten
en spaart Hij ons.’

Kan dat, dat God op andere gedachten komt?
Dat Hij zegt dat de stad vernietigd zal worden
en dat er niets gebeurt, omdat God zijn plan heeft veranderd?
God verandert inderdaad Zijn plan.
God kan Jona laten omkeren, door de storm en de vis.
De Heere kan de mensen in Ninevé laten omkeren, ze gaan bidden tot God.
Hij kan ook zelf omkeren.
Zijn eerste plan gaat niet door en de Heere spaart de stad.
Misschien was dat wel de hoop van God,
dat de mensen in Ninevé zo van Jona’s boodschap zouden schrikken
dat ze zouden begrijpen: wat we doen is zo slecht,
dat zou inderdaad terecht zijn als we gestraft worden,
maar misschien hebben we nog een kans dat God verandert,
als Hij ziet dat wij inzien dat we het verkeerd doen.
Zou God graag straffen? Vaak wil de Heere met Zijn straf dat mensen inzien:
We doen verkeerd, we moeten er spijt van hebben
en dat tegen God zeggen en vragen of Hij ons wil vergeven.

Maar is dat wel eerlijk
dat de mensen die slechte dingen doen, die gemeen zijn, geen straf krijgen?
Jona vindt het niet eerlijk.
Hij had het ook verwacht, want dat heeft hij over God geleerd in zijn kindertijd
en het komt er bitter uit:
Want ik wist dat U een  genadig en barmhartig God bent, geduldig en rijk aan goedertierenheid, Die berouw heeft over het kwaad.
[BGT: Want ik wist dat u een goede God bent. U bent vol liefde en geduld. U bent trouw en u houdt er niet van om mensen te straffen. ]
Jona zegt nog meer: U had mij net zo goed kunnen laten sterven.
Waarom laat U mij nu niet sterven?
Dan zegt de Heere tegen Jona: ben je zelf wel eerlijk?
Want toen je in de vis tot mij riep of ik je wilde redden,
toen was je mij dankbaar dat je leven gespaard was.
Waarom mogen de mensen in Ninevé niet dankbaar zijn dat hun leven is gespaard?

Maar Jona is nog niet klaar met Ninevé.
Hij wil weten hoe het afloopt.
Is hij benieuwd of de stad alsnog gestraft wordt?
Is hij benieuwd of ze vol blijven houden op de nieuwe weg met God?
Dan is God ook nog niet klaar met Jona.
Er groeit een bijzondere boom, waardoor Jona schaduw heeft.
Met die boom heeft God een bedoeling:
om Jona van zijn boosheid over Ninevé te bevrijden.
Jona heeft er gemak van. Dat is handig als hij de stad in de gaten wil houden.
dan kan hij het volhouden.
Maar de dag erop is de boom dood.
Dan zit hij de hele dag in de zon.
Deze hitte zou er niet voor hem moeten zijn,
maar dit zou de hitte van Gods toorn over Ninevé moeten zijn.
Als God boos op mij is, dan kan ik beter sterven.
Laat mij uit mijn lijden verlost worden.
Boos zegt hij dat tegen de Heere: waarom laat U mij niet sterven?
Jona, zegt God tegen hem: Jij bent al boos als één boom dood gaat.
Weet je dat er in die grote boze stad ook velen wonen,
die niet meedoen met die verkeerde, gemene dingen?
120.000 die niet kunnen kiezen, tussen goed en kwaad.
Misschien zijn dat de kinderen wel, of de arme mensen.
En dan de dieren die er in de stad zijn.
Jona, als ik straf, straf ik de schuldigen.
Ik ben geen God die onschuldigen straft.
Ik spaar de stad om hen.
Het is eigenlijk een vraag van God aan Jona:
Jona, mag ik ook verdriet en pijn hebben om die onschuldige mensen die zullen sterven?
Jona,begrijp je dan niet, dat ik een hart heb,
dat deze mensen ook mijn schepselen zijn en ik hun God ben?

Het verhaal van Jona eindigt met een vraag.
Het antwoord van Jona weten we niet. Het kan eigenlijk alleen maar “Ja!” zijn:
Ja, Heere God, U mag verdriet hebben om onschuldige mensen
die onterecht gestraft zouden worden,
om onschuldige mensen die verloren zouden gaan. Dat wilt U niet.
Zo bent U niet. U bent een God van omkeer.
Mensen die u ongehoorzaam zijn, laat U omkeren en U wel gehoorzaam zijn.
Mensen die slechte dingen doen, laat U zien, hoe slecht ze zijn.
U wilt geen dood, maar U wilt dat mensen leven,
U wilt dat iedereen U gaat dienen, want alle mensen zijn Uw schepselen.
Kun je het hebben, dat God niet straft
als mensen verdriet hebben om wat ze verkeerd hebben gedaan? Amen

Vragen bij Hoofdstuk 12: Christus als Gastheer

Vragen bij Hoofdstuk 12: Christus als Gastheer

1) Begin niet gelijk met het lezen van het hoofdstuk, maar denk eerst na over je eigen ervaringen en indrukken van het avondmaal. Schrijf ze daarna op.

a) Hoe heb je het avondmaal beleefd tot nu toe? Heb je het kind als anders beleefd dan als tiener? En maakt het uit of je nu belijdeniscatechisatie volgt?
b) Hoe werd/wordt er bij jullie thuis gesproken over het avondmaal?
c) Wat verwacht je dat het avondmaal met je zal doen als je mag aangaan?
d) Is het avondmaal iets waar je naar uitkijkt? Waar kijk je dan het meest naar uit? Of zie je er juist tegenop? Waar kijk je dan het meest naar uit?
e) Welke vragen heb je over het avondmaal?

2) Het hoofdstuk heeft de titel: ‘Christus als Gastheer’. Denk daarover na en schrijf je gedachten op:

a) Probeer het voor je te zien dat Christus gastheer is. Hoe stel je je dat voor? Wat doet Christus als gastheer? Wie zitten er aan tafel? Zit jij zelf aan tafel? Hoe is het om wel/niet bij Christus aan tafel te zitten?(Als je creatief bent, zou je het kunnen maken, door bijvoorbeeld uit te tekenen, te borduren of schilderen.)
b) Denk aan een maaltijd waarin je zelf te gast bent of gastheer/gastvrouw. Wat is er dan hetzelfde in vergelijking met wat je bij (a) bedacht? Wat is dan verschillend?
c) Ken je Bijbelverhalen waarin Christus gastheer is? Kun je een verband vinden met avondmaal?
d) Kun je bedenken waarom dit hoofdstuk de titel “Christus als Gastheer” heeft?

3) Lees het hoofdstuk rustig door. Wat raakt je? Wat begrijp je niet? Welke vragen van 1e worden beantwoord en welke niet?

4) Lees 1 Korinthe 11:17-31 door zonder uitleg te zoeken. (Dit Bijbelgedeelte wordt in het hoofdstuk aan de orde gesteld.)  Gebruik de volgende symbolen bij het Bijbelgedeelte:
! Spreekt me aan
? Begrijp ik niet
Roept ongerustheid / weerzin / boosheid op.


In dit Bijbelgedeelte wordt de gemeente van Korinthe kritisch aangesproken. Het gaat niet goed bij het avondmaal vieren: zoals zij het avondmaal vieren heeft Christus het niet bedoeld: de rijken gaan eerst en hebben een eigen ‘feestje’ van tevoren. Daarna mogen de armere gemeenteleden meedoen. Paulus zegt dan: op deze manier is de gemeente geen eenheid. Als je uitgebreid wilt eten en drinken doe je dat maar thuis. Want avondmaal is niet zomaar iets: je geeft daarmee aan, dat Christus voor jouw zonden gestorven is.

a) Probeer voor jezelf te bedenken waarom de eenheid van de gemeente voor Paulus van belang is. Waarom is die eenheid juist van belang bij het vieren van het avondmaal? Wat voor een effect heeft het als de gemeente verdeeld is?

Extra uitleg
In het gedeelte gaat Paulus in op wat de Heere Jezus zelf heeft verteld. Het is geen eigen idee van Paulus, maar grijpt terug op het onderwijs van Christus zelf. In de uitleg gaat het om verkondigen en gedenken (gedachtenis). In het boekje staat op p. 88: ‘Gedenken is meer dan terugdenken aan’. Het is opnieuw beleven; weer present stellen. Wat er gebeurde, is nu nog steeds realiteit.’ Als je gedenkt bij het avondmaal, gaat het er dus om dat je nu beleeft dat Christus voor je gestorven is. Avondmaal vieren zou dus die ervaring moeten geven: ik ervaar dat Christus voor mij gestorven is.
Met avond verkondig je dus en roep je dat het kruis in gedachtenis:
* Verkondigen: door naar voren te gaan en aan tafel te gaan zitten en brood te eten en wijn te drinken geef je aan: ‘Christus is ook voor mij gestorven!’
* Gedachtenis: dat Christus stierf, gebeurde lang geleden. Maar ik beleef het alsof ik er zelf bij ben.

Dit Bijbelgedeelte is bekend / berucht geworden door het eten van een oordeel. Paulus bedoelt daarmee, dat je niet begrijpt wat het effect voor jouzelf is dat Christus voor jou gestorven is. Er is een belemmering tussen jou en Christus. Hier in de gemeente van Korinthe betekent dat: ze hebben niet door dat het sterven van Christus de gemeente een eenheid maakt en dat het verschil tussen rijk en arm niet meer van belang is.

5) Als bij ons avondmaal wordt gevierd, gaat het ook om zelfonderzoek. Dat komt uit 1 Korinthe 11. Het gaat erom, dat je bij jezelf nagaat of er nog een belemmering is tussen jou en Christus.

a) Als je over jouw relatie met Christus nadenkt, is er dan een belemmering die weg moet? Hoe kan die belemmering weggenomen worden?
b) Het nadenken over jouw band met Christus is bedoeld om bij Christus uit te komen. Gebeurt dat ook? Of wordt de belemmering om naar Christus toe te gaan alleen maar groter?
c) Durf je het aan om opnieuw te beginnen met Christus?

6) Er had ook een ander Bijbelgedeelte gekozen kunnen worden. Zoals Lukas 24:28-32. Of Openbaring 3:14-22. Welk gedeelte zou jij kiezen?



Handleiding bij Hou(d)vast

Handleiding bij Hou(d)vast

Tijdens de belijdeniscatechisatie wordt de HGJB-methode Hou(d)vast gebruikt. Van de belijdeniscatechisanten hoor ik terug, dat ze het boekje moeilijk en theoretisch vinden. Daarom een handleiding om een hoofdstuk uit het boekje door te nemen:

Vetgedrukt: vragen en opdrachten
gewoon lettertype: waar je aan zou kunnen denken
Schuingedrukt: uitwerking welke vragen of gedachten je kunt hebben.

download

1) Kijk eerst wat het thema van het hoofdstuk is. Neem de tijd om over de volgende vragen na te denken en schrijf daarna iets op
a) Wat weet je over dit thema?
b) Welke vragen heb je over dit thema?
c) Welke ervaringen heb je met dit thema?
d) Hoe kom je dit thema in het dagelijks leven tegen zonder dat het met geloof te maken heeft? Helpt dat je als je nadenkt over geloof?

Uitwerking:
Hoofdstuk 10 gaat over verzoening.

a) Wat weet ik over verzoening? (Je kunt ook zeggen: wat weet ik van Jezus’ sterven op Golgotha?) Mogelijke antwoorden:
‘Ik weet niet wat verzoening betekent.’
– ‘Ik weet dat het een belangrijk thema is, want ik heb dit woord vaak in preken gehoord.’
– ‘Voor mij betekent het heel veel, want het heeft te maken dat Jezus voor mijn zonden gestorven is.’
– ‘Ik heb zelf verzoening nodig.’
– ‘Het heeft iets met zonde te maken, maar wat zonde is weet ik eigenlijk niet zo goed.’

b) Heb ik bepaalde vragen over verzoening? Er is geen vraag te gek. Bijvoorbeeld:
‘Wat betekent verzoening?’
– ‘Waarom is dat belangrijk?’
– ‘Hoe kan ik zelf verzoening krijgen of ervaren?’
– ‘Komt er ook een praktisch voorbeeld aan de orde of een voorbeeldverhaal?’
– “Kan die verzoening er ook voor mij zijn?’
– ‘Waarom moest Jezus eigenlijk sterven?’

c) Welke ervaringen heb je?
– Heb je bijvoorbeeld een preek gehoord over dit thema? Sprak die preek je aan of niet? Weet je nog hoe dat kwam dat de preek je wel of niet aansprak? Weet je nog over welk bijbelgedeelte de preek ging?
– Heb je dit met catechisatie gehad? Of op school met godsdienstles? Hoe kwam dat toen aan de orde?
– Kun je je een gesprek herinneren in je gezin, met vrienden of collega’s? Wat was kenmerkend voor dit gesprek? Hielp het je? Of ging je er juist door twijfelen?

Als je er iets over opgeschreven hebt, lees het hoofdstuk. Kijk daarna of de vragen die je hebt beantwoord zijn. Welke vragen houd je nog over? Denk nog eens na over wat je meer hebt opgeschreven. Komt dat overeen met wat er in het hoofdstuk staan. Zo niet, waar zou je het bij de bespreking tijdens de belijdeniscatechisatie over willen hebben? Zou je voorbeelden willen hebben? Ben je het er niet mee eens? Moet het praktischer?

d) dagelijks leven:
In relaties is verzoening heel belangrijk. Iets eenvoudiger gezegd is verzoening: het weer goed maken. Hoe gaat ‘het weer goed maken’ in je huwelijk? Wie neemt de eerste stap? Moet je elkaar vergeven? Hoe ga je verder?
En hoe zit dat op je werk? Wat is er voor nodig om het weer goed te maken? Merk je het verschil?

2) Lees de titel van het hoofdstuk.
a) Wat zijn je eerste gedachten?
b) Nodigt de titel uit om er over na te denken en verder te lezen? Helpt de titel jou om het voor je te zien?

Uitwerking.
Hoofdstuk 4 heeft de titel: Genieten van de Bijbel. Kun je dat je voorstellen dat je van de Bijbel geniet? Zou je dat ook willen? Of vind je het vreemd?

Heb je ooit iemand zien genieten van het lezen in de Bijbel? Of heb je eerder het tegenovergestelde ervaren: dat iedereen de Bijbel saai of moeilijk vond? Waarom zou iemand wel van de Bijbel kunnen genieten? Waarom zou iemand de Bijbel saai of vond vinden?

Wat gebeurt er met jezelf als je in de Bijbel leest en je het vooral moeilijk vindt? Hoe reageer je dan op iemand die zegt: ‘Ik geniet van de Bijbel?’

3) Lees het hoofdstuk. Schrijf voor jezelf op:
– Wat is nieuw voor jou?
– Welke zin spreekt jou aan?
– Krijg je een nieuw inzicht dat je verder helpt?
– Snap je waarom dit Bijbelgedeelte gekozen is? Welke vragen heb je nog bij het Bijbelgedeelte?
– Is er in het hoofdstuk een voorbeeld dat jou helpt om de betekenis voor jou te begrijpen?
– Helpen de vragen je? Of brengen die je in verwarring?

4) Als het hoofdstuk gelezen hebt: wat blijft hangen? Heb je een beeld, een Bijbelverhaal of een zin die je wilt bijblijft of wilt onthouden?

5) Zoek een lied of een plaatje / schilderij op dat volgens jou hiermee te maken heeft.

6) Waar zou je het over willen hebben op de avond van belijdeniscatechisatie? (Dan kan zijn waar je vragen over hebt. Dat kan ook zijn wat je aanspreekt of heel mooi vindt. Zeg dat aan het begin van de avond.)

Preek zondagmorgen 22 januari 2017

Preek zondagmorgen 22 januari 2017
Schriftlezing: Johannes 1:39-52

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Afgelopen dinsdag was het televisie-programma,
waarin de doopdienst van november te zien was.
Heeft u gekeken?
Als u niet gekeken hebt,
dan hebt u gemist dat onze gemeente op een mooie en waardige manier te zien was.
Ik vond het bijzonder om zo veel gemeenteleden te zien
en ik voelde tijdens het kijken de verbondenheid met de kerk en de gemeenteleden.
Tijdens het bekijken van die afleveringen dacht ik:
er zullen gemeenteleden zijn die zulke gesprekken hebben,
binnen de familie, met vrienden of collega’s die een heel duidelijke mening hebben.
Die je erop aanspreken: als je gelooft, leg mij dan eens uit
hoe dat zit dat religie voor zoveel problemen kan zorgen,
Zijn we niet beter af als alle religie van deze wereld verdwenen is?

Bij dat woord religie had ik wel mijn vragen.
Kun je wel alle religies op één lijn zetten met elkaar, alsof ze aan elkaar gelijk zijn?
Ik zie mijzelf niet zo als religieus, wel als gelovig,
maar dan omdat ik gegrepen ben door Christus,
omdat Hij in mijn leven gekomen is,
allereerst doordat ik in een gezin geboren werd waar Christus gediend werd,
de doop meekreeg toen ik een maand oud was
en later de verhalen hoorde, mensen had in de kerk, op school die het geloof voorleefden.
Dat je anders kon geloven, zoals in dat programma naar voren kwam
en zoals velen dat meemaken, wist ik eigenlijk niet zo.
Ik wist dat alleen uit verhalen over de zending,
maar dan dan ging het vaak om verhalen over mensen die tot bekering kwamen,
die gingen geloven in de Heere Jezus.
Toen ik aan het einde van de middelbare school kwam,
raakte die vanzelfsprekendheid weg en raakte vooral ook het contact met God weg.
Ik wilde wel geloven, ik deed mijn best er ook voor,
maar het leek wel of de hemel dicht was, God onbereikbaar.
Ik weet niet of deze personen uit het programma die ervaring ook hebben gehad.
Wat mij opviel was dat de meesten heel overtuigd waren.
Ze waren niet echt op zoek
Ze wilden vooral anderen meenemen in wat voor hen van belang was.

In het Bijbelgedeelte dat we hebben gelezen,
zijn de mensen vanuit zichzelf ook niet op zoek.
De twee leerlingen van Johannes hadden het vast prima bij Johannes kunnen uithouden,
maar op het moment dat Johannes hen op de Heere Jezus wijst,
gaan lopen ze Jezus achteraan.
In de woorden van Johannes hebben ze gehoord dat Jezus niet zomaar iemand is.
‘Zie, het lam van God.’
Dat is voor hen genoeg om bij Johannes weg te gaan en met Jezus mee te gaan.
Dan draait Jezus zich om en vraagt aan hen: ‘Wat zoeken jullie?’
Daar waren ze zich misschien helemaal niet van bewust dat ze iets zochten,

dat er in hun leven iets miste dat alleen Hij, Christus, kon geven.
Wat zoeken jullie? die vraag geeft een gemis aan.
Je hebt iets niet en je zou dat graag willen hebben, ook al weet je niet wat.
Het zijn de woorden van Johannes en het contact met Jezus
die deze twee leerlingen van Johannes laten weten: wij zijn op zoek.
Wij wisten dat niet van onszelf, we dachten dat we er waren.

Er was een verhaal dat de doorslag gaf voor ons als kerkenraad
om mee te werken aan de tv-uitzending,
een verhaal dat ik onlangs van ds. Moehn hoorde.
Een vrouw die enige tijd geleden in de week voor Pasen de Stille Week naar de Passion keek.
Ze was niet speciaal op zoek,
maar terwijl ze keek naar een tv-uitzending waarin de weg van Christus naar het kruis
in het heden werd uitgebeeld, met bekende mensen van tv en muziek,
werd ze er door geraakt en wilde er meer voor weten:
als God dit over heeft, als God Zijn Zoon geeft, dan moet ik er meer van weten.
Ze ging op zoek.
Miste ze daarvoor iets? Dat weet ik niet,
maar je kunt het vergelijken met de vraag die Jezus aan de leerlingen van Johannes stelt:
Waar ben je naar op zoek?

Als je leerling van Johannes bent, dan kun je toch niet zeggen
Dat je een leeg leven hebt en dat je onverschillig bent.
De boodschap van Johannes en zijn doop had hen een spiegel voorgehouden:
ons leven zo kan niet meer zo doorgaan, we missen God,
we moeten gedoopt worden, om weer rein te worden, vergeving te krijgen,
alsof we opnieuw worden geboren, weer helemaal opnieuw beginnen.
Dan zegt Johannes tegen hen:
Wat jullie zoeken, kan ik jullie niet geven.
Wie dat wel kan geven – daar loopt Hij! Zie het lam van God!
Zou het voor u duidelijk worden als iemand die naast u staat, zou zeggen:
Kijk eens naar die persoon die daar loopt, dat is het Lam van God.
Door de Bijbel weten we Wie het Lam van God is,
dat Christus het Lam van God is.
Vanmorgen is het mijn taak om u dat aan te wijzen: Zie het Lam van God.
Ja, maar waar moet u dan kijken, zodat u Christus ook ziet?
Hij is toch niet meer zichtbaar, zoals Hij was voor Andreas, voor Petrus, Filippus, Nathanaël.
Zij konden Hem zien, met Hem meelopen, met Hem in gesprek raken.
Als Jezus niet zichtbaar is met onze ogen, is het mogelijk om te zeggen:
het is maar een fabeltje, dat geloof, een verzinsel en je moet er zo snel mogelijk van af.

En dan nog, als je in de kerkdienst bent, dan kunnen je gedachten gaan dwalen
en dan zie je heel andere dingen:
dan zie je wat je in de afgelopen week gedaan hebt, op je werk,
dan zie je jezelf nog zo bezig.
Of je bent bezig met wat er in de afgelopen week tegen je gezegd is,
één bepaalde opmerking, waar je nog boos over bent,
of die je heeft aangegrepen en je probeert na te denken wat je er mee moet.

Of je denkt aan wat er op het nieuws kwam, een nieuwe president in de VS.
Daar kun je onrustig van worden, zoals veel mensen in Nederland en de wereld,
je kunt dat een verademing vinden, zoals een aantal christenen in de VS dat vinden.
Aan de oorlog in Syrië, met de zoveel slachtoffers, of een ander conflict in de wereld.
Soms kunnen je gedachten zo vol zijn met wat je meemaakt en wat je ziet
dat je Christus niet meer kunt zien.

Johannes legt in zijn evangelie geregeld de nadruk op het zien van Jezus.
Hij weet ook wel dat zijn evangelie gelezen zal worden
door mensen die niet meer Jezus niet meer zien rondwandelen op aarde,
die Jezus alleen nog maar kunnen ervaren door hun geloof
en door te geloven dicht bij Hem zijn, met Hem verbonden.
En hoe gaat dat nu dan?
Hoe werkt dat nu? Kan dat ook voor nu gelden, dat je komt komen en kunt zien?
Met de ogen van geloof.
Als je de verhalen leest.
Johannes heeft zijn evangelie zo geschreven dat je in zijn verhaal stapt
en meegaat en Jezus ziet wandelen, dat je met Hem mee zou willen gaan,
terwijl je in je eigen tijd blijft.
Het zien van Jezus dat gebeurt als je leest in de Bijbel
en als je de tijd neemt om erover na te denken
om het op je in te laten werken.
Dat je in de schoenen van deze twee discipelen staat
en dat je het Johannes hoort zeggen: dat is het Lam van God,
niet zomaar een mens, maar Gods Zoon, die gestuurd is om te gaan sterven
als een lam dat zal worden geslacht, om jouw schuld weg te dragen.
We komen ook als gemeente bij elkaar om zo met elkaar de Schrift te openen
Zodat ons geloof gevoed wordt en we Hem met ons oog van het geloof kunnen zien.
We zingen over Hem, we spreken met elkaar over het geloof
en helpen elkaar daarbij Hem te zien: Zie het lam van God!

Het gaat in deze verhalen over meegaan met Jezus, achter Hem aangaan, volgen.
Kom, volg, dat houdt in dat je niet stil kunt zitten,
maar dat je opstaat en dat je meeloopt met Jezus, die wel de richting bepaalt.
Je doet helemaal mee. Niet alleen je innerlijk, gedachten,
maar ook je voeten en je benen, je gaat de kant van Jezus op.
De leerlingen van Johannes doen dat: zo achter Jezus aan.
Het wordt iets blijvends. De hele rest van de dag blijven ze bij Jezus.
Dat is geloof: dat je meegaat en blijft bij Jezus.

Dat gaat niet zomaar: dat meegaan, dat volgen en dat blijven bij Jezus.
Meegaan is al een hele stap.
Kijk maar naar Nathanaël. Die aarzelt.
Mooi is het dat in het evangelie ook de aarzelingen worden benoemd om Jezus te volgen,
want die aarzelingen die kunnen er ook bij ons zijn.
Of heeft u nooit aarzelingen gehad om Jezus te volgen?
Wellicht aarzel je zelf op dit moment wel: ik hoor verhalen over Jezus.
Ik heb liederen over Hem gehoord en ik zit in de kerk – en toch,
ik ben er nog niet over uit.
En dan komt er iemand die enthousiast zegt: We hebben Hem gevonden,
en dan zeg je in jezelf: eerst zien.
Bij Nathanaël is het geen gemakzucht of onwil.
Nathanaël wil zich niet zomaar iets laten aanpraten.
Hij wil niet geloven omdat zijn vrienden dat doen.
Als hij meegaat, moet hij er zelf voor 100% achter staan.
Hij wil zich niets op de mouw spelden.
Je moet er wel wat aan hebben, het moet wel over God gaan,
geen vage flauwe kul, niet zomaar een charismatische persoon die je meesleept.
Maar om het te kunnen beoordelen of het hout snijdt, of het waar is,
moet hij ook zelf eerst komen kijken: kom en zie!
Dan zegt Jezus iets over de houding van Nathanaël: Nathanaël, je hebt de goede houding.
Zo’n discipel kan ik gebruiken, die zich niet zomaar gewonnen geeft,
Want jij bent iemand die, als je gaat geloven, het helemaal zal doen, met volle overgave
en steeds zul je in de Bijbel nalezen of het klopt wat er gebeurt.
Ik zie Nathanaël als iemand die serieus over God nadenkt
en het zich niet makkelijk maakt en het toch nog niet kan opbrengen mee te gaan.
Iemand die de vraag stelt, waarom er nog zoveel leed is,
niet als een goedkope kritiek op religie, maar als een serieuze vraag,
omdat hij lijdt aan het lijden in deze wereld.
Op de kpv-training was er de uitspraak: je kunt lijden als je anderen ziet lijden.
Het kan je aangrijpen als je het zelf goed hebt en er mensen zijn
die het veel slechter hebben, die door niemand geholpen lijken te worden.
Kan die Jezus daar echt iets aan doen?
Lam van God, dat klinkt wel heel kwetsbaar in deze wereld
vol leiders die zich eerder presenteren als een leeuw die brult en verscheurt.
Een verlosser die een nieuwe tijd doet aanbreken?
Wees niet te snel enthousiast en laat je niet te snel meeslepen.
Wat kan een president in een paar jaar voor elkaar krijgen.
Yes, we can, riep Obama 8 jaar geleden en in de afgelopen dagen zei hij: Yes, we did.
Wat kun je als mens nu voor elkaar krijgen?
Wie kan als leider van een wereldmacht nu zomaar zeggen dat hij een instrument van God is?
NAthanaël zal zeggen: wees bescheiden. God gaat Zijn eigen weg
en daar moeten we op vertrouwen. Dat geeft pas echt houvast.
Laat je niet zomaar iets wijsmaken.
Ik zag je al, zegt Jezus tegen Nathanaël.
Ik zag je toen je over al die zaken diep nadacht en er zelf niet uitkwam.
Toen je nadacht over hoe de wereld in elkaar zit
en waarom er zoveel oneerlijkheid is, zoveel onrechtvaardigheid,
zoveel leiders die met zichzelf bezig zijn, zoveel landen die hun eigen belangen nastreven.
Ik zag dat je er niet uitkwam, Nathanaël.
En misschien is dat wel goed, dat je er niet uitkomt, want juist als je er zelf niet uitkomt,
dan moet je wel naar God toe, om het in Gods handen te leggen.
God, het is Uw wereld. (Heer, het is uw kerk, ik ga slapen.)

Dat raakt een snaar bij Nathanaël. Iemand die hem zo door en door kent,
die in zijn ziel kan kijken en die zijn vragen en worstelingen aanvoelt en begrijpt,
dat kan alleen de Zoon van God zijn. Koning van Israël.
Dat is toch een hele belijdenis zou je denken?
Jezus is op zijn beurt weer kritisch.
Laat je op jouw beurt niet zomaar meeslepen, door iemand die bij jou een snaar raakt,
door wie je je gekend voelt.
Dat is een magere basis om op te geloven, dan hangt het wel heel sterk van je geraakt zijn af.
Ga mee en je zult meer zien.
Jezus zegt dat niet alleen tegen Nathanaël, maar tegen ons allemaal.
Er is nog meer te zien, iets groters: dat de hemel geopend is.
Daar heb ik vaak op gehoopt, maar dan als een ervaring, dat ik er iets van merkte.
Jezus zegt: Ik ben dat gat in de hemel, waardoor er vanuit de hemel een ladder komt.
Het is het verhaal van Jacob die moest vluchten voor zijn broer.
En toen hij op de vlucht zijn hoofd neerlegt op de steen,
ziet hij de hemel geopend en een ladder waarop de engelen op en neergaan,
met God in de hemel bovenaan.
Jacob, die alles kwijt was, zijn vader en moeder die hij moest achterlaten,
de veiligheid van de groep, kwetsbaar, alleen, vogelvrij, ervaart: God is op deze plaats.
Ik wist dat niet, maar God liet het me zien. Ik sta er niet alleen voor. De hemel is open.
Jezus zegt tegen ons: ik ben die open hemel, ik ben die ladder,
de verbinding tussen hemel en aarde.

Met onze kerkgebouw hebben we ook een Bethel.
Het kan ook thuis, ergens anders, maar toch een plek om ons er van bewust te zijn,
om in die aanwezigheid van Christus te zijn, te weten, te zien,
dat de hemel open is en dat Christus op aarde kwam,
te zien dat Hij hing aan een kruis, als een lam geslacht, een offer gebracht.
Het is deze week ook actie kerkbalans.
Met onze gaven willen we de Bethels hier in Oldebroek overeind houden,
omdat we weten dat we het nodig hebben, zulke Bethels steeds weer te hebben,
omdat we niet zonder Christus kunnen. Mijn kerk verbindt, is de slogan dit jaar.
Allereerst verbindt Christus: hemel en aarde
en de kerk is de plek waar Christus verbindt: Hij aan ons.
en dat gunnen we ook aan anderen.
Vandaar dat we hebben meegewerkt, in de hoop dat anderen ook zien
wat Andreas, Petrius. Filippus en Nathanaël zagen:
dat Jezus Gods Zoon is die voor hen en ons kwam.
Dat kun je alleen maar zien als je in geloof meegaat: als je komt, als je ziet.
Kom en zie!
Amen
                                                                      

Gods geduld (meditatie)

Gods geduld (meditatie)

Het geschiedde, toen de dagen van Zijn  opneming vervuld werden, dat Hij Zijn aangezicht naar Jeruzalem keerde om daarheen te reizen. (Lukas 9:51)

Toen de discipelen Jakobus en Johannes dat zagen, zeiden zij: Heere, wilt U dat wij zeggen dat er vuur van de hemel moet neerdalen en hen verteren, zoals ook  Elia gedaan heeft? (Lukas 9:54)

En hij antwoordde en zei tegen hem: Heer, laat hem ook nog dit jaar staan, totdat ik om hem heen gegraven en hem bemest heb (Lukas 13:8)

Jezus gaat op weg naar Jeruzalem. Hij kiest daarvoor wel een ongebruikelijke route: door Samaria. Samaria is ander gebied dan Galilea en Jeruzalem. Galilea was het gebied waar Hij rondtrok, verkondigde, onderwijs gaf, genas. Jeruzalem is de stad van de tempel, de stad waar God woning heeft op aarde, een heilige stad. Ook de stad van Golgotha, de plaats waar Jezus zal lijden en sterven. De stad van de Olijfberg waar vandaan Christus weer terug gaat naar de hemel.

Samaria is een gebied waar de mensen anders zijn: een ander geloof hebben, onverschillig zijn of zelfs vijandig. Op reis door Samaria vindt Jezus geen onderdak. De mensen in Samaria zijn ongastvrij, een grove belediging in die contreien. Zou onze tijd ook niet een soort Samaria zijn? Een tijd waarin mensen anders geloven? Waarin mensen mensen onverschillig zijn of zelfs vijandig zijn ten opzichte van Christus? Op zondag is er dan even een Galilea of een Jeruzalem, waar je samen met de gemeente bent, maar doordeweeks Samaria: kritische vragen van collega’s, schampere opmerkingen, schouderophalen. Opmerkingen als: ‘Dat moet jij zelf weten. Het boeit mij niet.’

Op de weg door Samaria doet Jezus iets bijzonders. Hij voert gesprekken. Hij vertelt verhalen over het gewone alledaagse leven, gelijkenissen die – zonder dat ze over God gaan – aan het nadenken zetten over God. Geen verkondiging of onderwijs, maar alledaagse gesprekken, alledaagse verhalen. Dat is wat we in Samaria kunnen doen. Niet prediken of betweterigheid, maar ruimhartige gesprekken met aandacht voor de vragen die mensen hebben. Ons laten bevragen op ons geloof. Verhalen vertellen die tot nadenken stemmen over God. Niet speciaal geestelijke verhalen, maar gewone alledaagse verhalen die toch iets onthullen over Gods liefde, Gods geduld en barmhartigheid, een uitnodiging zijn om ook kennis te maken met de Heere.

Het geestelijke en het alledaagse zijn niet gescheiden. Het geestelijke is alledaags en het alledaagse kan heel geestelijk zijn. Onze omgang met Christus vraagt dezelfde taal als onze omgang met onze vrienden. En omgekeerd: onze omgang met onze vrienden vraagt dezelfde taal als onze omgang met Christus. Onze gereformeerde traditie heeft altijd een grote waardering gehad voor het gewone alledaagse leven. Daar heeft God ons geplaatst. We leven niet alleen op de zondag. Niet alleen in Jeruzalem of Galilea, maar ook in Samaria. Ook op maandag tot zaterdag.

Op de reis door Samaria is er afwijzing en tegenstand. De zonen van Zebedeüs hebben daar wel een oplossing voor: weg ermee. Vuur uit de hemel. Religieuze ijver zoals Elia had.
In de kerk zijn er vaak zonen van Zebedeüs geweest, die tegenstand uit het evangelie met geweld uit de weg wilden ruimen. Soms letterlijk geweld, door mensen die anders denken en geloven om te brengen. Soms met verbaal geweld, door zulke mensen scherp te bestrijden. Door zulke mensen buiten de gemeenschap te plaatsen.

Jezus houdt ze tegen en houdt hen iets anders voor: geduld. Even later zal Hij een verhaal vertellen over een vijgenboom, die geen vrucht draagt. Al 3 jaar niet. De eigenaar wil de boom omhakken. De tuinman zegt: ‘Nee. Laat mij nog een jaar werken en deze boom voeden.’ Het voeden is geen gemakkelijk werk. Ook niet binnen de kerk. Voeden vraagt geduld en volharding, terwijl je niet weet of de boom nog vrucht kan dragen. Het tegendeel zal eerder het geval zijn: vruchteloos zwoegen.

Het is makkelijker om radicaal overnieuw te beginnen. Nee, zegt Jezus. Er zijn tijden waarin je alleen maar moet voeden en hoop moet houden, dat een boom zonder vrucht toch vrucht zal dragen. Is dat niet onze roeping als gemeente? In volharding en vol geduld voedsel geven. In de verwachting dat Gods zelfs het meest doodse tot leven kan wekken. Geen mens, hoe onverschillig of vijandig, is buitengesloten van de mogelijkheid om door God gevonden te worden.

(Nav de eerste hoofdstukken van: Eugene H. Peterson, Tell It Slant)

Preek zondagmorgen 15 januari 2017
Johannes 1:19-34

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Johannes heeft alles in zich om de aandacht naar zich toe te trekken:
dat hij doopt en dat veel mensen op zijn doop afkomen
trekt zoveel aandacht dat er een officiële delegatie vanuit Jeruzalem gestuurd wordt
naar de Jordaan waar Johannes doopt
om erachter te komen wie die man is die doopt
waarom hij dat doet en waar hij het gezag vandaan haalt om te dopen.

Tegen de mannen die vanuit Jeruzalem gestuurd zijn om te achterhalen wie hij is
had Johannes uitgebreid kunnen vertellen over zijn doop
en over de reden waarom hij mensen uit zijn eigen volk doopt,
terwijl zij al bij het verbond van God met Zijn volk horen
en als teken daarvan de besnijdenis hebben ontvangen.
Johannes had deze priesters, die in de tempel de dienst aan God verrichten
kunnen vertellen dat zijn doop een kritiek is  
op het werk van de priesters en levieten is in de tempel.
Die kritiek zouden ze dan kunnen bespreken en wellicht ter harte zouden kunnen nemen.
Johannes heeft de gelegenheid dat zijn stem wordt gehoord in Jeruzalem,
door de priesters en de Levieten en de Farizeeën, dat zijn boodschap besproken wordt.

Maar Johannes wil deze aandacht niet voor zichzelf.
Hij heeft maar één doel: alle aandacht naar Christus.
Als mensen met hem bezig zijn, gaat dat ten koste van de aandacht voor Christus
en dat is niet wat Johannes wil: geen aandacht voor zichzelf.
Johannes is als een gemeentelid die tegen een predikant zegt:
Niet teveel aandacht voor de personen  in de Bijbel,
maar vooral aandacht voor Christus,
want als je je met de personen van de Bijbel bezig bent,
kun je zo maar met hen als mensen bezig zijn
en kun je uit het oog verliezen dat het hen om Christus gaat.
Als je bij personen uit de Bijbel stil staat, zoals Johannes
is om hen tot voorbeeld te maken,
zodat wij aan Johannes kunnen zien hoe wij Christus centraal kunnen stellen.
Als een schijnwerper die in op een donkere avond een gebouw verlicht,
zodat het gebouw toch zichtbaar is – zo wil Johannes zijn,
die Christus in het volle licht wil zetten:
het gaat om Hem – en niet om mij.
Dat is wat Johannes zegt: ik ben Hem niet.
Hij is er al wel, dichterbij dan je denkt, hier in ons midden, onder ons,
Hij heeft zich nog niet bekend gemaakt en dat mag ik gaan doen.
Dit is het getuigenis van Johannes – daar gaat het om,
om de persoon om wie dat getuigenis draait: Jezus Christus.
Hoe spreek je zo over Jezus Christus
dat de mensen niet met jou als spreker bezig zijn, maar met je Heer,
Met Christus zelf en dat ze door je woorden heen Christus zelf mogen zien?
Dat er geloof in Hem gewekt wordt.
Getuigenis – dit is een woord dat in later tijd een bijzondere betekenis krijgt.
Martyria – daar groeit later het woord ‘martelaarschap’ uit,
omdat christenen een hoge prijs moesten betalen voor het getuigenis over Christus.
In de tijd dat Johannes zijn evangelie schreef al: je kon buiten de synagoge worden gezet,
het geloof in Christus kon ervoor zorgen dat je buiten je familie komt te staan
en niemand meer met je te maken wil hebben.
En als de boodschap over Christus over het Romeinse Rijk wordt verspreid
wordt de prijs nog hoger: dan worden gelovigen vanwege hun getuigenis gedood,
ze worden martelaar; omdat ze het getuigenis niet wilden opgeven, werden ze gedood.
Ze hielden vast aan hun Heer.

Onlangs ging ik in een gemeente voor, waarin ook een Pakistaans gezin was.
Ik sprak hen na afloop, omdat ik niet wist of ze christen of moslim waren,
want in het land is nog geen 5% christen
en ik wilde er zeker van zijn dat ik hen niet ten onrechte als christen had bestempeld.
Ze waren inderdaad christen, afkomstig uit een familie van predikanten en pastors.
Ze waren gevlucht, omdat de vrouw een Bijbel had gegeven aan een collega.
Deze collega leek heel oprecht geïnteresseerd in het christelijk geloof,
maar verraadde haar bij de politie en het gezin werd opgepakt en opgesloten en mishandeld.
Ze vluchtten naar Nederland en wachten hier op de mogelijkheid om asiel aan te vragen.

Getuigenis – dat is niet alleen maar met woorden, niet alleen het gesprek aangaan,
maar getuigenis is een manier van leven,
waarmee je voor jezelf en voor anderen wil aangeven:
in mijn leven is Christus het allerbelangrijkste.
Al het andere in mijn leven is daaraan ondergeschikt
en door te getuigen, of dat nu met je woorden is, of met je hoe je bent, hoe je doet,
hoop je dat anderen in je omgeving daar iets van oppikkken,
gaan nadenken over Christus, geprikkeld worden: hier moet ik meer van weten,
nieuwsgierig worden: zou het ook iets voor mij zijn?
Op zoek gaan: dat wil ik ook, dat leven, die Heer in mijn leven,
hebben ze het over Christus? Daar wil ik meer van weten. Kan dat ook voor mij?
Johannes is gelukkig als de mensen die op hem afkomen het over Jezus hebben
en Christus vinden.
Zijn discipelen zet hij ook op het spoor van Christus, zodat ze niet meer bij hem blijven
maar Jezus gaan volgen.
Hij is gelukkig als anderen door zijn woorden en door wat hij doet over Jezus horen
dat ze gaan zien hoe Hij in hun leven aanwezig is,
Hij is al dichterbij dan je denkt, in jullie midden, onder ons.
Waarom zijn jullie zo met mij bezig, ik ben Hem niet. Je hebt de verkeerde!
Je moet Christus hebben en ik ben Hem niet.


Soms kan het zijn dat mensen met je bezig zijn vanwege je geloof,
Dat ze vinden dat je een raar geloof hebt, merkwaardige opvattingen
en soms zelfs dat die opvattingen zo raar en vreemd zijn, dat ze bestreden moeten worden
en uit de wereld geholpen.
Dan kunnen mensen met je bezig zijn: hoe kun je nou geloven?
Jij bent toch niet dom, toch niet onredelijk?
In de vorige gemeente vertelden catechisanten dat ze dat geregeld meemaakten,
dat medestudenten dat vol verbazing tegen hen zeiden: ‘Jij? Ben jij gelovig?’
Dat irriteerde hen, omdat daaruit de suggestie sprak dat geloven iets vreemds is.
Voor Johannes gaat het niet om hem en om de merkwaardige dingen die hij zegt en doet.
Niet om zijn woorden en om zijn dopen, maar om degene die na hem komt
en die er al voor hem was: Christus.

Ook al heeft het dopen van Johannes genoeg in zich om rumoer te veroorzaken,
om voor opschudding te zorgen, dat mensen erover spreken
en zelfs een officiële delegatie erop af komt/.
De doop heeft de betekenis van: terug naar af, opnieuw beginnen,
zoals Christus zelf dat later tegen Nicodemus zegt: als je niet opnieuw geboren wordt,
helemaal opnieuw, vanaf het allereerste begin beginnen, terug naar af.
De doop van Johannes geeft aan: een nieuwe start is nodig, een nieuwe start met God.
Alsof iemand straks bij de uitgang van de kerk staat en tegen u als gemeente zegt:
jullie zijn als baby gedoopt, maar dat moet nog een keer gebeuren,
helemaal opnieuw beginnen.
Geen wonder dat er een delegatie wordt gestuurd, waaruit de nodige verontrusting blijkt.
Wie is die man daar bij de Jordaan?
Waarom doet hij dat en met welk doel?
En waar haalt hij zijn bevoegdheid vandaan?
Heeft hij niet zichzelf aangesteld?
Ik zag ooit een Amerikaanse film waarin iemand zichzelf doopte,
omdat hij tot de overtuiging gekomen was dat hij een missie had die hij alleen moest beginnen.
Dat is het gelijk van deze mannen uit Jeruzalem:
een roeping mag worden getoetst: aan de Schrift.

Het is een officiële delegatie: priesters, Levieten en farizeeën.
Dat zijn niet de minsten. Het is nogal officieel:
priesters die in de tempel dienst doen, dienst aan God.
de verbinding tussen de mensen en God tot stand brengen,
hen meenemen in de liturgie naar Gods troon,
voor hen de offers brengen, die hun dankbaarheid tot uitdrukking brengen,
de offers die ze brengen vanwege hun zonden, om gereinigd te worden
en God weer onder ogen te kunnen komen, tot hem bidden, met Hem leven.
Levieten, die de priesters daarbij helpen, als diakenen of kosters,
die het volk onderwijs geven over Gods Woord, als catecheten, kerkelijk werkers, ouderlingen.
Farizeeën, die vinden dat het dienen van God niet alleen in de woorden zit,
niet alleen in mooie, indrukwekkende erediensten, met een mooi koor, goede zangers,
maar dat het als je buiten de tempel bent, ook in praktijk gebracht moet worden.
Johannes bevindt zich op hun terrein, hij doet wat zij horen te doen.

Je zou verwachten dat zulke mensen hun inlichtingen al klaar hebben.
Dat ze weten dat hij Johannes heet.
Ze zullen het nodige over Johannes gehoord hebben.
Wat ze komen doen is vragen naar zijn identiteit.
In het evangelie van Johannes is dat een belangrijk thema: identiteit.
Allereerst de identiteit van Jezus – is Hij echt de zoon van God
en hier ook naar de identiteit van Johannes.
Johannes, wie ben jij werkelijk? Wat gaat er in jou om? Wie dien je? Wie heeft je aangesteld?
Ben jij soms de Christus?

Ook dat is een kenmerk van het Johannesevangelie: die vragen.
Ben jij soms de Christus?
Nee, zegt Johannes, ik ben Hem niet.
Zijn doop, zijn optreden, zijn woorden, ze roepen wat op.
En de delegatie zet hoog in: zou Johannes soms de beloofde messias zijn?
Nee, die ben ik niet.
In dit antwoord gaat het eigenlijk al om Christus,
het wijst vooruit naar Jezus die wel zal zeggen: IK BEN.
Ik ben … het licht van de wereld, ik ben … de goede herder. Zeven keer “Ik ben”.
Jullie moeten niet met mij bezig zijn,
maar met Hem, die wel kan zeggen: IK BEN het.
Met zijn nee richt Johannes de schijnwerper op Christus.
Bij Hem moet je zijn.
In het evangelie van Johannes krijgt Johannes de Doper, Johannes de Getuige
een bijzondere rol.
Niet de voorloper zoals bij de andere evangeliën,
die het volk gereed moet maken om de messias te kunnen ontvangen,
niet een voorbereider, maar een aankondiger,
iemand die onthult wat er al reeds is.
Jezus die gekomen is, die al op aarde rondloopt en zich elk moment kan laten zien,
zodat ook zij, de priesters en Levieten, de farizeeën Jezus kunnen zien.
Hier koos de Heer zich vaste voet.
Hij heeft zijn stappen al gezet, zonder dat jullie dat opmerkten.
Hij is al aan zijn missie begonnen, zonder dat jullie je daarvan bewust waren.
Jullie zijn dan wel met mij bezig, met mijn doop,
Maar weet je wel dat Hij er al is? Het woord is vlees geworden – en dat woont nu onder ons.

De volgende dag hoeft Johannes niet alleen met woorden over Jezus te spreken
en niet alleen door woorden op Jezus te wijzen,
maar mag Johannes Jezus ook aanwijzen, omdat Jezus naar hem toekomt.
Zie, het lam Gods dat de zonde der wereld wegdraagt.
Ook dat “Zie!” is bij Johannes een belangrijk woord:
dat houdt in: laat het op je inwerken en geloof het.
Je mag het zelf ook zien en ervaren.
Het Lam van God dat de zonde der wereld wegdraagt.
Waarom sta je bij mijn doop stil, als je in Hem iemand hebt gevonden,
die je niet alleen zegt dat je opnieuw moet beginnen, die niet alleen die boodschap heeft,
confronterend en radicaal,
maar die er ook voor zorgt dat je opnieuw kunt beginnen:
het Lam van God dat de zonde der wereld wegdraagt.
Ik doop met water, maar weet je waar Hij mee doopt?
Dat kan ik je niet geven: Hij zal je dopen met de Heilige Geest.

Dit is het getuigenis van Johannes,
dat hij mag aanwijzen wie Jezus is,
dat hij mag onthullen dat Jezus gekomen is, op aarde.
Het gaat niet om Johannes zelf, maar om dat Lam van God, om Christus,
het gaat om ons getuigenis, dat wij het Johannes kunnen nazeggen,
waarbij de woorden in ons resoneren, omdat ze woorden van geloof zijn, onze eigen woorden:
Ik heb gezien en getuigd dat Jezus de zoon van God is.
Hebt u dat ook gezien? Is dat ook uw getuigenis?
amen

Rot op met je religie

Rot op met je religie

Aan het begin van november kregen we als kerkenraad de vraag of de doopdienst van 20 november opgenomen mocht worden. De Evangelische Omroep was namelijk bezig om een nieuw programma te maken over religie in Nederland. In deze serie wilden ze tv-kijkers in aanraking brengen met verschillende godsdiensten die er in Nederland zijn en de gebruiken van deze godsdiensten. In deze serie wilden ze ook graag een doopdienst laten zien. Omdat de doopdienst van wijk 2 in de periode van de opname viel, zou het mooi zijn als onze kerkenraad daarvoor toestemming zou geven. Ze zouden er ook begrip voor hebben als we er niet mee zouden instemmen.

Het was voor ons als kerkenraad een ongebruikelijke vraag. Deze vraag werd eerst in het moderamen besproken. Eerst stonden we er aarzelend tegenover. Er waren heel wat vragen: Wat haal je je op de hals? Gaat een opname de doopdienst niet teveel beheersen en daarmee de dienst verstoren? Wat zal er van de doopdienst in de uitzending worden getoond? Past een doopdienst wel tussen de andere godsdienstige gebruiken en wek je daarmee niet de suggestie dat alle geloven gelijk zijn?

Toch hebben we er uiteindelijk mee ingestemd om – onder bepaalde voorwaarden – in te stemmen met de opname. Een reden om in te stemmen was een verhaal dat we via ds. Moehn hoorde. Hij vertelde onlangs op een bijeenkomst, dat hij in Hilversum een vrouw op belijdeniscatechisatie had gekregen. Deze vrouw was niet kerkelijk opgevoed en had op de donderdag voor Pasen de uitzending van de Passion gezien. Ze was door het verhaal geraakt. Als God dit voor de wereld over had, dan wilde ze meer van deze God weten. Ze ging op internet op zoek naar een kerk en zag dat er in de Grote Kerk van Hilversum een dienst was. In de preek ging het over het paasverhaal waarin Maria door de Heere Jezus bij haar naam genoemd werd. Dat raakte deze vrouw en sindsdien bezocht ze trouw de kerkdiensten en besloot ze belijdenis te doen. Tijdens de belijdeniscatechisatie zei ze vaak over een Bijbelgedeelte dat aan de orde was: ‘Besef je wel hoe mooi, hoe bijzonder het is wat hier staat?’

Dat was voor het moderamen en de kerkenraad reden om toch positief in te stemmen met het verzoek van de Evangelische Omroep. Als dit verzoek een kans was, die de Heere op onze weg geplaatst heeft om het evangelie van Christus te tonen, dan mochten we dat niet afwijzen. Al was het maar voor één kijker die geraakt zou zijn en meer van Christus zou willen weten.

Er waren wel voorwaarden: De doopouders zouden er achter moeten staan. Het opnemen mocht de dienst niet te veel beheersen. Voorafgaande aan de dienst en de opname zijn we verschillende keren via de mail en de telefoon in gesprek geweest. Een van de redacteuren van het programma, Carola Schuurman (geen familie!), is op de doopzitting aanwezig geweest om uitleg te geven. De programmamakers gingen heel serieus in op onze aarzelingen.  De deelnemers waren zorgvuldig gekozen en waren geïnteresseerd in godsdienst. De doelstelling van het programma was om godsdienst niet te veroordelen, maar in gesprek te gaan. De opname zou zorgvuldig gebeuren en de programmamakers hadden ervaring met het opnemen van kerkdiensten. Tijdens de doopzitting werden enkele ouders gevraagd om na afloop van de dienst uitleg te geven over waarom zij hun kind lieten dopen.

Het feit van de opname gaf aan de doopdienst wel een extra spanning. Wat voor deelnemers zouden er komen? Welke godsdienstige achtergrond hadden ze? Wat zouden ze van de dienst vinden? Zouden ze de boodschap begrijpen? Nog meer dan anders was ik in de voorbereiding gericht op de inhoud en het overbrengen van die inhoud. Zonder dat ik echt wist wat we konden verwachten.

Op zondagmorgen om half 9 kon ik de deelnemers en de cameraploeg welkom heten in de Dorpskerk. Ze waren de dag ervoor in Zeeland in een klooster geweest. Ik kende geen van de deelnemers. Verschillende deelnemers en leden van de cameraploeg waren onder de indruk van de kerk. ‘Wat een mooie kerk!’ werd er steeds gezegd. Na afloop van de dienst zou ik met hen in gesprek gaan over de dienst. Na de dienst maakte ik kennis met de deelnemers van het programma.
Het bleek te gaan om een Joodse vrouw die groot voorstander was van feminisme, een christelijk meisje en een atheïst die vond dat godsdienst uitgebannen zou moeten worden. Ik kreeg verschillende vragen: Waarom er alleen mannen in de kerkenraad zaten en of vrouwen in deze gemeente wel wat mochten doen. Was het een bewuste keuze dat er alleen getrouwde stellen en dan ook nog eens man en vrouw hun kind lieten dopen? Dat de doop eeuwig is, dat kun je toch niet maken? Een kind moet toch uiteindelijk zijn eigen keuze maken? Was de kerk altijd zo gevuld of was dat speciaal voor de doopdienst zo? Als de kerk zo vol was, hoe kon dan in andere delen van Nederland gesproken worden over kerkverlating? Blijkbaar gaat het in bepaalde delen van Nederland nog behoorlijk goed met de kerk?

In een korte reactie moest ik deze vragen beantwoorden. Ik had wel de mogelijkheid om aan te geven als ik een vraag niet kon of wilde beantwoorden. Hoewel er enkele kritische vragen gesteld werden, was de stemming vooral positief: de meesten vonden het een mooie dienst. Waar ze vooral van onder de indruk waren, was de gastvrijheid. Ze mochten overal bij zijn: bij doopzitting, bij de dienst, bij het koffiedrinken na afloop. Voor mij was dat wel een les: ik was er zo gericht dat de inhoud goed overkwam, maar de opstelling en de houding naar anderen toe is ook een vorm van verkondiging. Zeker als het een gastvrije en uitnodigende opstelling is. Als gemeenteleden zelf vertellen over wat voor hen de waarde van de doop heeft, kan dat voor kijkers aansprekend zijn en een uitnodiging en een stimulans zijn om zelf op zoek te gaan.

Hoe onze kerk in het programma overkomt, hebben wij niet in de hand. We hadden de verzekering gekregen dat het respectvol zou zijn. Wat er getoond wordt, zal de verantwoordelijkheid zijn van de cameraploeg en de redacteuren van het programma. Het zou kunnen zijn dat we achteraf minder goed in beeld komen dan we van tevoren hadden verwacht. Maar gezien de ervaringen van de redacteuren en de cameraploeg verwacht ik een respectvolle uitzending. In het programma kunnen de deelnemers kritische opmerkingen maken. Dat zegt soms meer over de deelnemers. Tegelijkertijd is het voor ons als kerk goed om te horen hoe bepaalde zaken in onze kerk op buitenstaanders overkomen. Ze kunnen ons laten zien of er bepaalde blokkades zijn voor buitenstaanders om het evangelie te horen.

Ook de titel van het programma hebben we niet in de hand. Er werd ons meegedeeld dat de titel wellicht Rot op met je religie! zou zijn. Bewust heeft de EO voor een uitdagende titel gekozen, omdat een programma wel bekeken moet worden. In de wereld van de publieke omroep zijn kijkcijfers heel erg bepalend voor wat er uitgezonden wordt. Wat we ook niet in de hand hebben zijn de reacties op facebook, twitter en andere social media van mensen die weinig met godsdienst of weinig met de kinderdoop hebben. Zulke reacties kunnen alle kanten op gaan. Toch heeft dat ons niet weerhouden om mee te doen. De uitzending zou zijn in de week van 15 januari. Het programma duurt meerdere dagen en het zou het beste zijn om het programma van het begin tot het einde te volgen om ook de ontwikkeling van de deelnemers te zien.

Ons gebed is dat onze bijdrage aan het programma anderen mag uitnodigen en stimuleren op zoek te gaan naar de Heere Jezus. Bid u mee?

Heb lief! Over een verhaal van een Samaritaan die goed doet.

Heb lief! Over een verhaal van een Samaritaan die goed doet.
Eugene H. Peterson – Tell It Slant (2)

Lukas heeft in zijn evangelie een ‘reisverslag’ van de weg die Jezus gaat vanuit Galilea naar Jeruzalem. Hij gaat daarbij door Samaria heen. In het eerste hoofdstuk van Tell It Slant zegt Eugene H. Peterson dat Samaria grensgebied, tussenin is: niet het Galilea waar Jezus rondtrok en verkondigde en niet het Jeruzalem van de tempel en Golgotha. Samaria is het gebied waar mensen vijandig zijn of waar mensen vanwege hun onverschilligheid geen band met God hebben. Het eerste verhaal dat Jezus vertelt op die reis is het verhaal van een Samaritaan die goed doet: de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan (Lukas 10:25-37).

Drop-outs
Voordat Jezus dit verhaal vertelt, gaat de aandacht eerst naar 3 drop-outs, die Jezus niet kunnen of willen volgen:
– Een man die zegt dat hij Jezus wil volgen. Het antwoord van Jezus is dat Hij niet in hotels verblijft, maar geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. De man verdwijnt daarop uit beeld.
– Er is een man die Jezus wel wil volgen, maar dan op eigen voorwaarden.
– Een man die best Jezus een keer zou willen volgen, maar nu nog niet. Hij is er nog niet klaar voor. Jezus gaat niet in op deze voorwaarden. We volgen Jezus op de voorwaarden die Hij stelt.

Uitgezondenen
Als contrast van de drie drop-outs krijgen we te horen van 72 mensen die Jezus wel gehoorzaam zijn. Zij trekken er op uit op bevel van Jezus. Jezus bereidt hen voor op weerstand, op oppositie. Niet iedereen in Samaria zal enthousiast reageren op de boodschap dat het koninkrijk van God gekomen is.

Oordeel
De weigering om te geloven is een serieuze aangelegenheid, want Jezus spreekt in het oordeel. Alleen als Hij over het oordeel spreekt, heeft Hij het niet meer over Samaria, maar heeft Jezus het opeens over steden uit Galilea, waar Hij rondtrok, verkondigde en onderwijs gaf: de ‘evangelische driehoek’ van Chorazin, Bethsaïda en Kapernaüm.
Wat Jezus hiermee wil aangeven is: verwacht weerstand hier in Samaria, dat vijandig kan zijn of op zijn minst onverschillig zal reageren, maar ga er niet vanuit dat deze weerstand tegenover de boodschap van het aangebroken koninkrijk van God uniek is voor de vijandige of onverschillige Samaritanen. Ook in Galilea is er deze weerstand.

Verrast door vreugde
De 72 mensen die uitgezonden zijn, zijn overweldigd door de positieve reacties. Tijdens hun missie onder de Samaritanen worden de uitgezondenen ‘verrast door vreugde’. Bij terugkomst worden ze wel weer gewaarschuwd door Jezus: ze lopen het gevaar om het bijzondere centraal te stellen en dat ze daarbij de kern vergeten. De kern is dat ook hun eigen namen in de hemel geschreven moeten staan in het boek van het leven.

Reacties op de boodschap
Deze twee uitersten – de 3 drop-outs die Jezus niet kunnen of willen volgen en de 72 mannen die gehoorzaam op pad gaan en overweldigd worden door de positieve respons – geven een realistisch beeld van hoe er in dat vijandige of onverschillige Samaria op de boodschap van het koninkrijk van God gereageerd wordt. Deze verhalen laten zien dat het uitdragen van de boodschap onder mensen die vijandig of onverschillig zijn gepaard gaat met zowel teleurstelling als met grote vreugde.

Wetgeleerde
Dan komt er iemand bij Jezus. Iemand van wie niet de naam wordt genoemd maar wel de functie: een wetgeleerde. Vandaag de dag zou je kunnen zeggen: hoogleraar theologie, bijbelwetenschapper. Hij wordt geïdentificeerd met zijn werk. De taak van deze bijbelwetenschapper is om uit te maken of het beroep wat mensen doen op de Bijbel terecht is. Hij komt om Jezus aan de Bijbel te toetsen.

Toetsen
Het toetsen aan de Schrift is helemaal niet verkeerd. De intentie hoeft niet gemeen te zijn. Het werk van deze hoogleraar is een serieuze zaak. Niemand wil een messias die niet de toets van de Schrift kan doorstaan. De norm voor messias is daarvoor te hoog. Jezus wordt vaker getoetst en op de proef gesteld. Nog voor zijn publiek optreden wordt hij getoetst door de satan. Tegen het einde van Zijn missie op aarde wordt Hij op de proef gesteld in de hof van Gethsemané. Tijdens de laatste maaltijd geeft Jezus aan: ‘Jullie zijn altijd bij mij geweest in verzoekingen.’ (Lukas 22:28) Een van die toetsen is de vraag van de wetgeleerde.

Toets via vraag om persoonlijk advies
Er komt een deskundige bij Jezus om Hem te toetsen. De toets is verpakt in een serieuze vraag om persoonlijk advies over het verkrijgen van het eeuwige leven. Deze wetgeleerde weet wat hij doet. Hij weet dat als je iemand toetst door een vraag te stellen diegene ontwapend is en zich niet bedreigd voelt. Wanneer je iemand om persoonlijk advies vraagt is dat minder aanvallend dan wanneer je iemand ter verantwoording roept. Een vraag om advies laat iets van respect zien.

Wedervraag
De man is geen partij voor Jezus, want hij krijgt van Hem een vraag terug. Toen Elie Wiesel wel eens gevraagd werd waarom Joden zoveel vragen stellen, stelde hij een wedervraag: waarom niet?In de reactie van Jezus zien we hoe Jezus de taal gebruikt: niet om te verkondigen of om te interpreteren, maar om de conversatie aan te gaan. Een conversatie nodigt uit tot participatie en bewerkstelligt participatie. De wetgeleerde moet nu zelf een antwoord geven. De rollen zijn omgedraaid. Jezus keurt het antwoord goed en geeft de man een opdracht: handel op deze manier en je zult leven!

Zelfrechtvaardiging
Alleen als je je niet op je gemak voelt of als je zelf aanvoelt dat je niet helemaal goed zit, ga je jezelf rechtvaardigen. Wat gaat er dan mis? Waarover voelt de wetgeleerde is ongemakkelijk? Met zijn professionele competentie is niets mis. Hij kent de Schrift. Door de vraag van Jezus wordt hij gedwongen na te denken over zijn levenshouding, over hoe hij is. Misschien voelt hij aan dat hij niet betrouwbaar is in een relatie die hem op de weg van lijden kan brengen. Heeft elke relatie dat niet in zich? Misschien dat hij niet bereid is om zich in te zetten in een relatie die om liefde vraagt. Misschien dat hij zich niet waagt aan een relatie met God of de mensen om zich heen, omdat een relatie onzekerheden en risico’s met zich meebrengt.

Zelf getoetst
De wetgeleerde wordt nu zelf persoonlijk betrokken in de toets. Ook hij moet de toets ondergaan. De wetgeleerde, die ondanks de wedervraag en de opdracht van Jezus nog niet overtuigd is van Jezus’ orthodoxie, gaat opnieuw een vraag stellen: ‘Wat is uw definitie van “naaste”?’ Lukas geeft weer dat de man zichzelf wilde rechtvaardigen. De man is expert in godsdienstige gesprekken. Hij weet dat iemand zich – zelf een heel leven lang – kan verschuilen achter godsdienstige vraagstukken.Hij moet gedacht hebben dat hij met
zijn wedervraag zich er op een goede manier uit redde. Aangeven wat je naaste is, is ontzettend moeilijk. Het is gemakkelijker om te omschrijven wie God is dan om aan te geven wie je naaste is.

Stereotypen
Door een verhaal te vertellen daagt Jezus de man uit nog meer te participeren. Hij nodigt door de gelijkenis de man uit om over zichzelf na te denken. Op deze weg door Samaria vertelt Jezus een verhaal aan een Joodse deskundige op geloofsgebied. Bewust van de stereotypen die leven vertelt Jezus een verhaal over een man die over een Joodse weg gaat en overvallen wordt. Drie keer wordt deze man – is het een Jood? – in de steek gelaten: door de overvallers, door een priester en een Leviet. Net als de wetgeleerde waren de priester en de Leviet ingewijd in de betekenis van de torah. Zij waren ervoor om het volk te onderwijzen in het liefhebben van God en de naaste, om het volk in te wijden en aan te spreken. Het is een Samaritaan die de man verpleegt en wegbrengt naar een betere plek.

Naaste
De hele conversatie tussen de wetgeleerde en Jezus draait om vragen. De definitieve vraag komt bij Jezus vandaan: Wie werd een naaste? De wetgeleerde moet het antwoord geven: die barmhartigheid heeft laten zien. Het verhaal van Jezus definieert niet wat een naaste is, maar creëert een naaste. Het verhaal van Jezus doorkruist alle mogelijke definities van ‘naaste’. De vraag is voortaan: ben ik een naaste? ‘Je kunt een naaste niet definiëren; je kunt alleen een naaste zijn.’ (Heinrich Greeven)

Heb lief!
Het leidende woord, hoewel niet nadrukkelijk aanwezig, is een werkwoord in de gebiedende wijs: heb lief! Het gebod om lief te hebben is de rode draad door de gehele conversatie. Liefde als zelfstandig naamwoord is een ingewikkeld woord, waar psychologen, filosofen en theologen veel woorden aan gewijd hebben om de culturele uitingen, de emotionele reacties en de psychologische nuances te verwoorden. In de Bijbel is liefde niet een woord waarover gediscussieerd wordt. Liefde als zelfstandig naamwoord komt in de Schrift voor. Maar vaker is het een werkwoord: zo lief heeft God de wereld gehad.

Verbeelding
Als een gebiedende wijs vraagt het om een houding van gehoorzaamheid, om in praktijk gebracht te worden: heb lief! ‘Ga en doe net zo!’ zegt Jezus. Geen vragen meer, geen antwoorden, geen veilige woorden over God of christelijk jargon (godtalk). De verhalen die Jezus vertelt spreken tot onze verbeelding om ons tot liefhebben uit te nodigen. Geen onpersoonlijke discussies meer, maar gehoorzame participatie, gehoorzame volgelingen op de weg van Jezus door Samaria.

Antwoord
Begreep de bijbelwetenschapper de opdracht die in het voor hem zo vertrouwde liefdesgebod wel? We kunnen die vraag niet beantwoorden. We kennen alleen ons eigen antwoord en onze eigen verhalen.

N.a.v.: Eugene H. Peterson, Tell It Slant. A Conversation on the Language of Jesus in His Stories and Prayers.  Serie: Conversations in spiritual theology, deel 4 (Grand Rapids / Michigan: Eerdmans, 2008) 32-43.

Discipelschap leer je op reis door Samaria

Discipelschap leer je op reis door Samaria, waar mensen onbekend zijn met of onverschillig zijn ten op zichte van Jezus.

Als Jezus het Woord is dat vlees geworden is (Johannes 1:14), dan is taal van grote betekenis voor spiritualiteit. Eugene H. Peterson is niet alleen predikant en hoogleraar Spirituele theologie geweest, maar is ook dichter. In zijn dagelijks leven en daarmee ook in zijn geestelijk leven spelen taal en literatuur een grote rol. Tijdens zijn predikantschap las hij intensief de romans van Dostojeski, die hij in zijn agenda inplande als ‘gesprekken met FD’. 

Gesprekken
Gesprekken zijn van grote betekenis voor spiritualiteit. Naast verkondiging en onderwijs heeft de kerk altijd de waarde ingezien van gesprekken. Niet alleen van diepgaande, filosofische gesprekken over God en geloof, maar ook van alledaagse gesprekken. Juist die gewone alledaagse gesprekken kunnen diep spiritueel zijn. Voor Peterson is er geen specifieke spirituele taal en zijn het dagelijks leven en het geestelijk leven geen twee gescheiden werelden. Hij beroept zich daarvoor op de gesprekken die Jezus voerde, zoals die door het evangelie van Lukas zijn doorgegeven.

Alledaags
In zijn evangelie geeft Lukas aan ons 10 door Jezus vertelde gelijkenissen door, die niet zijn opgenomen in de andere evangeliën. Deze gelijkenissen zijn alledaagse verhalen over alledaagse onderwerpen. In het alledaagse geven ze iets van God door. Het bijzondere van gelijkenissen is dat het verhalen zijn, die ons erbij betrekken. Door de gelijkenissen zijn we opeens, zonder dat we er op bedacht zijn, bezig met God.

Verkondiging
De gesprekken zijn een derde vorm van taalgebruik – naast de verkondiging en het onderwijs. De verkondiging is proclamatie; de verkondiging benoemt wat God nu doet, in het hier en nu, op deze plaats, in deze tijd. Verkondiging is het goede nieuws, dat God de levende is, die aanwezig is en heel concreet handelt in het hier en nu. Verkondiging betrekt ons op God die aanwezig is en handelt – Hij is aanwezig en handelt voor mij. In het evangelie van Markus staat voor Peterson de verkondiging voorop.

Onderwijs
Een tweede vorm is het onderwijs, waarin we te horen krijgen wat het leven als christen in het dagelijkse bestaan inhoudt: Wat het betekent om volgens het koninkrijk van God te leven. Wat het inhoudt met Christus gekruisigd te worden en op te staan tot een nieuw leven (to live the crucifixion and resurrection life). Dit onderwijs gebeurt onder andere door het herscheppen van onze verbeelding, door ons metaforen te geven. Peterson koppelt het onderwijs aan het evangelie van Mattheüs.

Gesprekken als derde vorm
De gesprekken zijn een derde vorm. Deze derde vorm ziet Peterson in het evangelie van Lukas naar voren komen. Lukas vertelt over informele gesprekken die Jezus heeft, met woorden uit het alledaagse leven en over onderwerpen uit het dagelijks leven. Tijdens deze gesprekken bereidt Jezus Zijn leerlingen voor op een leven van met Hem gekruisigd te worden en met Hem op te staan. Peterson moet bij deze handelswijze denken aan een gedicht van Emily Dickinson: Tell the truth but tell it slant (vertel de waarheid, maar buig je voorover, ga door de knieën).

Grensgebied
Lukas laat Jezus deze gelijkenissen vertellen op de weg naar Jeruzalem. Tussen het Galilea en Jeruzalem is Jezus onderweg door het grensgebied Samaria. ‘In between’, zoals Peterson dat noemt. Samaria is niet het Galilea, waar Jezus verkondigde en genas. Samaria is niet Jeruzalem, de heilige stad waar de tempel staat, het doel ook van Jezus’ reis. Daar in Jeruzalem zal Jezus sterven aan het kruis en opstaan. Samaria is geen van beide. Het is vijandig gebied, gebied van godsdienstige onverschilligheid, van mensen zonder betrokkenheid op God. In dat grensgebied bereidt Jezus zijn leerlingen voor op dat leven van mede gekruisigd worden en mede op te staan. Om hen voor te bereiden als zij later zelf in dat grensgebied wonen.

Amerika als grensgebied
Peterson maakt de toepassing op zijn eigen context. De christenen in de VS leven vaak in dat grensgebied: het grensgebied ‘tussen de zondagen’. Op zondag is er de eredienst, het samenzijn met de gemeente. Doordeweeks is het leven tussen de amerikaanse Samaritanen: mensen die de godsdienstige taal niet beheersen, onbekend met God of onverschillig zijn.

Gesprekken in dat grensgebied
Jezus voert in dat grensgebied gesprekken. Hoewel het einddoel Jeruzalem nadert, gaat Jezus geen godsdienstige crisistaal gebruiken, waarin hij de mensen oproept tot bekering. Hij voert gesprekken. Informeel. Hoe dichter hij bij Jeruzalem komt, hoe meer ontspannen Hij is. Hij gebruikt niet de intense taal, die in preken vaak gebruikt wordt als de urgentie toeneemt.
Die intense taal ontneemt ons het zicht op de mensen met wie we te maken hebben. De mensen met wie we omgaan, zijn niet meer mens maar worden een geval. Gedrongen door de urgentie om het woord van God te spreken komt de relatie waarin er ruimte is om echt te luisteren onder druk te staan. Terwijl we willen spreken over het Woord dat vlees geworden is, eindigen we met onpersoonlijke taal: christelijk jargon (godtalk).

Alledaagse
Jezus’ reis door Samaria geeft ons oog voor het alledaagse, het gewone als de plek waar de volgelingen van Jezus worden gevormd. Temidden van de mensen die geen idee hebben van Jezus en ons niet zullen aanmoedigen Jezus te volgen. De reis door Samaria opent onze ogen ervoor dat de Heilige Geest gewone gesprekken over heel alledaagse onderwerpen kan gebruiken om iets van God te laten zien. Vaak gebeurt dat onbedoeld door een gebaar of door een opmerking, een verhaal.

Zonen van Zebedeüs
Het reisverslag wordt voorafgegaan door de zonen van Zebedeüs, die vol religieuze ijver zijn het verzet tegen Jezus te bestrijden. Maar volgens Jezus is dat geen taak voor Zijn leerlingen. IJver voor Jezus ontaardt al snel in geweld tegen mensen die niet voor Jezus open staan. Dat geweld begint al in de taal.

Jezus biedt op de weg naar Samaria een alternatief. En leert Zijn volgelingen ook vandaag de dag door een hedendaags Samaria te gaan, waar mensen onverschillig zijn met betrekking tot Jezus en de taal van Jezus.

N.a.v Eugene H. Peterson – Tell it slant. A conversation of the language of Jesus in his stories and prayers. Serie: Conversations in spiritual theology, deel 4 (Grand Rapids / Cambrigde: Eerdmans, 2007) 1-31