Preek zondagmorgen 29 januari 2017
Afsluiting van Themaweek van School & Kerk over Jona
Schriftlezing: Jona 3 en 4
Themazetting
Thomas komt de klas binnenstuiven, waar meester Johan nog zit na te kijken.
‘Meester, meester, u moet komen!’
Meester Johan kijkt op: ‘Wat is er aan de hand, Thomas?’
‘Meester, Patrick en Steven doen gemeen. Ze slaan en schoppen tegen iedereen! U moet komen!’
‘Ik kom er aan. Loop jij maar vast vooruit en zeg dat ik eraan kom!’
Thomas loopt de klas uit en wil naar Patrick en Steven toelopen, maar bedenkt zich opeens. Als hij het niet zet, blijven ze gemeen doen en zal de meester hen straf geven.
Weet je wat, hij gaat zich mooi verstoppen, zodat wel Patrick en Steven kan zien. Dan kan hij mooi kijken hoe ze straf van de meester krijgen!’
In het Bijbelverhaal over Jona doet Jona ook niet wat de opdracht is. Want Jona denkt bij zichzelf: als ik wel naar Ninevé ga, dan zullen de mensen zich misschien wel veranderen. Dan straft God niet. Ik ga mooi een andere kant op. Misschien straft God hen wel!
Maar Jona dacht: ‘Ik ga er met een boot vandoor. Want Ninevé daar ga ik mooi niet heen!’
Preek
Jona krijgt van de Heere de opdracht om naar Ninevé te gaan.
En wat doet Jona?
Hij gaat precies de andere kant op.
Jona vlucht, zegt de Bijbel.
Jona is bang: bang voor zijn opdracht, bang voor God.
Als ik nu eens helemaal de andere kant op ga, naar de andere kant van de wereld
en als ik mij nu eens verstop op een schip, dan kan God mij misschien wel niet vinden.
Kun je je voor de Heere verbergen?
Zelfs de slechte dingen, die in het geheim gedaan worden, worden bij God bekend.
Ook de slechte dingen, die de mensen in Ninevé doen.
Toch gaat Jona weg, op de vlucht.
Het lijkt op een kinderspel: ‘Pak me dan, als je kan, je kan me toch niet krijgen.’
Donderdag was ik op de Regenboog en hadden we in de klassen een gesprek over Jona.
Hebben jullie ook wel eens dat je iets niet wilt doen? En wat doe je dan?
‘Als ik de stal moet schoonmaken, dan ga ik gauw naar mijn eigen kamer.’
En dan?
‘Dan moet ik uiteindelijk het klusje toch doen.’
Dat had ik zelf vroeger ook.
Als ik vroeger de tafel moest opruimen, verstopte ik mij gauw op de wc
en dan hoopte ik dat mijn vader of mijn moeder de tafel af zouden ruimen.
Jona denkt: als ik mij verstop en vlucht, dan hoef ik deze opdracht niet uit te voeren.
Hij verstopt zich op een schip en vaart weg.
Opgelucht is hij en rustig, want hij valt op dat schip in slaap.
Zelfs als het hard stormt en er hoge golven zijn en het schip op en neer gegooid wordt,
en alle andere mensen op het schip in paniek zijn, blijft Jona slapen.
Op het doek zie je Jona slapen, met de ogen dicht, terwijl de anderen bang zijn.
Op de Looschool waar ik donderdag ook was, mochten de kinderen zelf kiezen
wat ze van het verhaal zouden verwerken.
Een aantal kinderen kozen voor het schip
en op dat schip was natuurlijk een bed, of een plek om te slapen.
Dan komt de kapitein bij Jona: Jona, hoe kun jij slapen in deze storm?
Jona, die wakker wordt en de storm hoort, beseft wat er gebeurt.
Want wie kan er voor zorgen dat het gaat stormen?
Jona beseft het: Hij heeft de Heere uitgedaagd.
Pak me dan, als U kan, U kan me toch niet krijgen!
Nu, in de storm, is de Heere er.
Jona geeft nog niet op. Hij heeft nog één uitvlucht.
Hij brengt het op een mooie manier.
Het is mijn schuld, zegt hij, gooi maar overboord, dan zal het rustig zijn.
Als Jona niet horizontaal naar het andere einde van de wereld kan vluchten,
dan maar verticaal: naar de diepte.
Want wat gebeurt er als je overboord gegooid wordt midden op de grote zee?
Dan verdrink je.
Jona wil zich opnieuw verstoppen: in de dood.
Dan kan de Heere Jona niet meer in Ninevé krijgen, want dan is Jona verdronken.
Maar God speelt het spel mee.
Goed, Jona, als jij je wilt verstoppen in de diepte, als je nog steeds op de vlucht bent,
om je voor Mij te verbergen, dan zal ik je krijgen.
Wat moet God dan doen om Jona in Ninevé te krijgen?
Jullie weten wat de Heere doet: de Heere stuurt een vis en die vis slokt Jona op.
Pak me dan als U kan, zei Jona en de vis zegt: hebbes.
God zegt: Jona, Ik heb je.
Drie dagen en drie nachten zit Jona, daar gevangen, in de diepte.
Wat zal Jona gedacht hebben, toen hij in het water viel en toch niet verdronk?
Zal hij er iets van hebben begrepen, dat God hem nu weer te slim af is?
Jona dacht: nu kan ik geen kant meer op, er is voor mij geen redding meer mogelijk
en dan komt er een vis.
Maar Jona blijft maar in de vis zitten.
Wat zou daar de bedoeling van zijn?
De Heere had de vis toch gelijk naar de kant kunnen sturen
en de vis Jona op het droge laten uitspugen?
Waarom drie dagen en drie nachten?
Welk verhaal ken je uit de Bijbel waarin het ook om drie nachten en drie dagen ging?
Het is het verhaal van de Heere Jezus, die op de derde dag opstond uit de dood.
Het verhaal van Jona lijkt er op:
drie dagen zit hij in de vis.
Hij wilde zich verstoppen, nu heeft de Heere Jona opgeborgen
en Jona weet niet wat de Heere met hem wil.
Moet hij sterven of krijgt hij nog een nieuwe kans om te leven?
Drie dagen zit hij opgesloten in de vis
en dan begint Jona er iets van te begrijpen.
Diep in het donker zit ik en toch nog levend.
Laat ik tot God roepen. Ook al zit ik diep in het donker, helemaal op het diepste van de zee,
U hoort mij toch, vanuit de buik van de vis, die voor mij een cel is.
Ik dacht, Heere, dat U niets meer met mij te maken wilde hebben,
omdat U mij opsloot in deze vis, maar nu ik hier 3 dagen zit, weet ik dat U iets met mij wil:
U wilt mij redden.
Levend trekt u mij uit de dood omhoog.
Ik was in groep 6 daar lazen ze uit de Bijbel:
Ik leek voor altijd gevangen in het land van de dood.
Maar u, Heer, trok mij levend uit het graf.
Jona ontdekt wie God is en wat God kan:
De Heere heeft de macht over de schepping:
over de wind, want Hij kan een storm laten komen,
over de dieren, want Hij kan een vis sturen die zo groot is, dat Jona opgeslokt wordt.
de Heere is ook een God die ervoor zorgt,
dat je je gaat omkeren, de goede kant op.
De storm van God houdt Jona tegen
en als Jona niet terug wil, dan is het de vis die Jona terugbrengt.
Jona wordt er zo op voorbereid,
dat de Heere ook Ninevé kan laten omkeren, de goede kant op
en dat de Heere Jona daarvoor wil gebruiken.
Wat doet Jona als hij uit de vis komt?
Hij gaat naar Ninevé en heeft maar een korte boodschap:
‘Jullie krijgen nog 40 dagen en daarna zal Ninevé niet meer bestaan.
Over 40 dagen zal deze grote stad worden weggevaagd.
Van deze stad zal niets meer overblijven.’
Net zolang als Jona in de buik van de vis zat, net zo lang loopt Jona door Ninevé.
En de inwoners van Ninevé die Jona horen?
Zij denken aan een spin die zij met de voet doodtrappen
en denken over na: zo zullen wij ook verpletterd worden.
En ze schrikken.
Ze horen Jona spreken maar ze beseffen dat het niet een mens is die tegen hen praat.
Het is de God die hemel en aarde gemaakt heeft,
de God van Israël die ze hier horen spreken,
die maar een opdracht hoeft te geven en het gebeurt.
Die zei dat er licht moest komen en er was licht.
Die de baas is over de storm en over de dieren.
Dan zal het ook zo zijn als Jona zegt.
Bijzonder dat ze in Jona’s stem Gods stem horen,
want Jona heeft het niet over God.
Hij zegt alleen maar dat hun leven voorbij is en dat er van de stad niets meer zal overblijven.
Wat moeten ze doen?
Er komt diep verdriet over de stad.
Ze rouwen alsof hun leven al voorbij is.
Er komt ook iemand bij de koning: ‘Koning, moet u horen wat er gezegd wordt.
Er loopt een profeet door de stad en die roept verschrikkelijke dingen.
Die roept dat het einde van de stad nabij is. Alles zal worden weggevaagd.’
Als de koning deze woorden hoort, staat hij op
en doet hij zijn mooie mantel uit en trekt hij oude, gescheurde kleren aan.
Hij heeft een boodschap voor de stad:
‘Niemand mag iets eten of drinken. Ook de dieren niet.
We kunnen nog maar één ding doen. Roepen tot God.
Misschien komt God wel op andere gedachten
en spaart Hij ons.’
Kan dat, dat God op andere gedachten komt?
Dat Hij zegt dat de stad vernietigd zal worden
en dat er niets gebeurt, omdat God zijn plan heeft veranderd?
God verandert inderdaad Zijn plan.
God kan Jona laten omkeren, door de storm en de vis.
De Heere kan de mensen in Ninevé laten omkeren, ze gaan bidden tot God.
Hij kan ook zelf omkeren.
Zijn eerste plan gaat niet door en de Heere spaart de stad.
Misschien was dat wel de hoop van God,
dat de mensen in Ninevé zo van Jona’s boodschap zouden schrikken
dat ze zouden begrijpen: wat we doen is zo slecht,
dat zou inderdaad terecht zijn als we gestraft worden,
maar misschien hebben we nog een kans dat God verandert,
als Hij ziet dat wij inzien dat we het verkeerd doen.
Zou God graag straffen? Vaak wil de Heere met Zijn straf dat mensen inzien:
We doen verkeerd, we moeten er spijt van hebben
en dat tegen God zeggen en vragen of Hij ons wil vergeven.
Maar is dat wel eerlijk
dat de mensen die slechte dingen doen, die gemeen zijn, geen straf krijgen?
Jona vindt het niet eerlijk.
Hij had het ook verwacht, want dat heeft hij over God geleerd in zijn kindertijd
en het komt er bitter uit:
Want ik wist dat U een genadig en barmhartig God bent, geduldig en rijk aan goedertierenheid, Die berouw heeft over het kwaad.
[BGT: Want ik wist dat u een goede God bent. U bent vol liefde en geduld. U bent trouw en u houdt er niet van om mensen te straffen. ]
Jona zegt nog meer: U had mij net zo goed kunnen laten sterven.
Waarom laat U mij nu niet sterven?
Dan zegt de Heere tegen Jona: ben je zelf wel eerlijk?
Want toen je in de vis tot mij riep of ik je wilde redden,
toen was je mij dankbaar dat je leven gespaard was.
Waarom mogen de mensen in Ninevé niet dankbaar zijn dat hun leven is gespaard?
Maar Jona is nog niet klaar met Ninevé.
Hij wil weten hoe het afloopt.
Is hij benieuwd of de stad alsnog gestraft wordt?
Is hij benieuwd of ze vol blijven houden op de nieuwe weg met God?
Dan is God ook nog niet klaar met Jona.
Er groeit een bijzondere boom, waardoor Jona schaduw heeft.
Met die boom heeft God een bedoeling:
om Jona van zijn boosheid over Ninevé te bevrijden.
Jona heeft er gemak van. Dat is handig als hij de stad in de gaten wil houden.
dan kan hij het volhouden.
Maar de dag erop is de boom dood.
Dan zit hij de hele dag in de zon.
Deze hitte zou er niet voor hem moeten zijn,
maar dit zou de hitte van Gods toorn over Ninevé moeten zijn.
Als God boos op mij is, dan kan ik beter sterven.
Laat mij uit mijn lijden verlost worden.
Boos zegt hij dat tegen de Heere: waarom laat U mij niet sterven?
Jona, zegt God tegen hem: Jij bent al boos als één boom dood gaat.
Weet je dat er in die grote boze stad ook velen wonen,
die niet meedoen met die verkeerde, gemene dingen?
120.000 die niet kunnen kiezen, tussen goed en kwaad.
Misschien zijn dat de kinderen wel, of de arme mensen.
En dan de dieren die er in de stad zijn.
Jona, als ik straf, straf ik de schuldigen.
Ik ben geen God die onschuldigen straft.
Ik spaar de stad om hen.
Het is eigenlijk een vraag van God aan Jona:
Jona, mag ik ook verdriet en pijn hebben om die onschuldige mensen die zullen sterven?
Jona,begrijp je dan niet, dat ik een hart heb,
dat deze mensen ook mijn schepselen zijn en ik hun God ben?
Het verhaal van Jona eindigt met een vraag.
Het antwoord van Jona weten we niet. Het kan eigenlijk alleen maar “Ja!” zijn:
Ja, Heere God, U mag verdriet hebben om onschuldige mensen
die onterecht gestraft zouden worden,
om onschuldige mensen die verloren zouden gaan. Dat wilt U niet.
Zo bent U niet. U bent een God van omkeer.
Mensen die u ongehoorzaam zijn, laat U omkeren en U wel gehoorzaam zijn.
Mensen die slechte dingen doen, laat U zien, hoe slecht ze zijn.
U wilt geen dood, maar U wilt dat mensen leven,
U wilt dat iedereen U gaat dienen, want alle mensen zijn Uw schepselen.
Kun je het hebben, dat God niet straft
als mensen verdriet hebben om wat ze verkeerd hebben gedaan? Amen