Wie God is

Wie God is

De reformatorische traditie als theologie voor jongeren (5)

In de vorige bijdrage gaf ik aan: de gereformeerde traditie is samen te vatten als alleen aan God de eer (soli Deo gloria). Het centraal stellen van de eer van God heeft ook consequenties voor hoe wij over God denken. Als wij over God spreken, gaat het over God zoals Hij Zichzelf aan ons openbaart. In de gereformeerde traditie hebben de eerste twee geboden dan ook een belangrijke plaats gekregen in het spreken over God.
In het eerste gebod wordt aangegeven dat er maar één God is. Veel geloofsbelijdenissen zetten daarom ook in met de ene God die er is. Bijvoorbeeld de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 1:Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond, dat er één God is… De NGB zet met het geloof in de ene God in, omdat de Schrift er over spreekt. God Zelf openbaart Zich aan ons als de enige God die er is. De eenheid van God staat voorop. Dat is het uitgangspunt. Pas daarna wordt er gesproken over de drie-eenheid. Tegelijkertijd geeft de Nederlandse Geloofsbelijdenis in de woordkeus aan, dat we bij God moeten denken aan de Vader van onze Heere Jezus Christus. De woordkeuze geloven met het hart en belijden met de mond is namelijk ontleend aan Romeinen 10:9. Het belijden van Christus behoort volgens de gereformeerde traditie tot het eerste gebod: er is maar één God en Hij heeft Zich ons geopenbaard als Vader, Zoon en Heilige Geest. De eenheid van God gaat voorop, maar het geloven in God als Vader, Zoon en Geest en toch één is een daad van gehoorzaamheid aan God Zelf. Onze kennis over God hebben we niet te danken aan onze ervaring, aan wat onze ouders over God vertellen, wat wij zelf vinden van God, maar is ontleend aan de Schrift (NGB zie artikel 2).
Nu raakt dit eerste artikel van de NGB ook aan het tweede gebod, het beeldverbod, dat in de gereformeerde traditie zo’n belangrijk spoor heeft getrokken. De manier waarop in art. 1 over God gesproken wordt moet op de Schrift terug te voeren zijn. Anders is het in strijd met het tweede gebod. Artikel 1 moeten we dan ook zien als een samenvatting van hoe de Schrift over God spreekt: God, Die deze wereld geschapen heeft door te spreken; de Heere, die Abram uitkoos en daarmee Israël; God, Die Zijn volk uit Egypte leidde naar Kanaän; God die in Christus mens werd. In artikel 1 wordt geen definitie gegeven van God, maar wordt in verwondering en dankbaarheid verteld wie God is. Artikel 1 is – conform het Soli Deo gloria – dan ook lofprijzing: Heere, U bent eeuwig, onbevattelijk, onzienlijk, enz.
Wezenlijk voor de gereformeerde traditie is wat over God beschreven wordt geen herinnering aan een roemrijk verleden is. God is nog steeds zo: nog steeds is Hij eeuwig, onveranderlijk, almachtig, rechtvaardig, enz. De gereformeerde traditie wordt gedragen door het besef dat God nog steeds werkzaam is.  De voorredes van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels zijn door dat geloof gestempeld. Christus is in de hemel, maar ook bij Zijn kerk op aarde aanwezig. Hij schept en bewaart Zijn kerk hier op deze aarde. Bijvoorbeeld tijdens de verkondiging en de viering van het Heilig Avondmaal, maar ook in moeilijke omstandigheden van vervolging. De eerste twee geboden zijn voor de gereformeerde traditie van groot belang, omdat we in de Schrift de enige God die er is leren kennen. Vandaag de dag is Hij geen ander dan in de tijd van Abram of van David. Christus is nog steeds – zoals Hij aan de apostelen beloofde – tot het einde van de wereld bij Zijn gemeente. God is de levende God. Hij is (vandaar de ruime aandacht voor gebed in de gereformeerde belijdenisgeschriften) en was (vandaar de aandacht voor het verbond en de heilsgeschiedenis) en zal komen (het was het waard om het eigen leven te geven voor het geloof in deze God).

In de volgende bijdragen wil ik verder uitwerken wat de betekenis is van deze twee geboden in de gereformeerde traditie én wat deze uitwerking kan betekenen voor jongeren.

ds. M.J. Schuurman

Geschreven voor HWConfessioneel

Deel 1:https://mjschuurman.wordpress.com/2012/07/04/de-reformatorische-theologie-als-een-theologie-voor-jongeren-1/
Deel 2: https://mjschuurman.wordpress.com/2012/07/24/de-reformatorische-traditie-als-theologie-voor-jongeren-2/
Deel 3:https://mjschuurman.wordpress.com/2012/08/29/wat-is-reformatorisch/
Deel 4: https://mjschuurman.wordpress.com/2012/09/13/soli-deo-gloria-de-kern-van-de-gereformeerde-traditie/

Aanvechting

Aanvechting

(1) Aanvechting door moeitevolle omstandigheden
Het geloof kan op verschillende manieren op de proef gesteld worden. Ik vermoed dat u allemaal wel de ervaring hebt, dat u momenten hebt waarin u heel dicht bij de Heere leeft, maar dat er ook momenten zijn waarop de Heere heel ver weg is. Over die laatste ervaring, dat de Heere ook ver weg kan zijn, gaat het thema aanvechting. Aanvechting wil zeggen: ons geloof in de Heere wordt aangevochten. Ons leven met de Heere kan in een storm terechtkomen, waarin aan ons geloof wordt gerukt en wij alle vertrouwen dreigen kwijt te raken. We hebben het gevoel dat er een gure wind ons leven in blaast.
Vaak overkomt ons deze ervaring als we ons bevinden in een moeilijke periode van ons leven. Alle zekerheden, die we op dat moment hebben, vallen weg. Iemand merkt dat hij niet lekker in zijn vel zit, vaak moe en lusteloos. Hij besluit toch maar eens naar de dokter te gaan. Na onderzoeken komt het bericht: u hebt kanker. Het is alsof hij een klap krijgt of een val in het diepe zonder dat iemand is die opvangt. Alles wordt onzeker. Zal ik er volgend jaar nog zijn? Zal ik mijn kleinkinderen zien opgroeien? Zal ik veel pijn hebben? Hij wordt meegesleurd in heftige emoties en gedachten. Ook het geloof komt in deze storm terecht. Ook al heeft hij een vast geloof en vertrouwen op de Heere, het is geen garantie dat zijn geloof en vertrouwen in de Heere hier ongeschonden uitkomt. Ik maak geregeld mee, dat mensen die te maken krijgen met ziekte, een tijd lang niet meer in staat zijn om te bidden. Ook al willen ze wel, ze kunnen het niet (meer). In de diepe val is er voor hun gevoel niemand die hen opvangt. Ze steken hun hand uit, maar niemand grijpt die beet om hen te redden.
Zo’n ervaring kan ook leiden tot een wanhopige schreeuw naar de Heere. Zoals Petrus, die naar de Heere Jezus toeliep op de golven, maar ging letten op de wind en de stormen, in de hoge golven wegzonk en niets anders kan uitroepen dan: ‘Heere, red mij!’ Ook met een beroep op de belofte, die de Heere heeft gegeven: Heere, Gij hebt beloofd om mij altijd bij te staan en te helpen. Heere, laat u nu niet tevergeefs zoeken, nu ik in moeilijkheden verkeer. Waarom vergeet U mij?
Een ingrijpende gebeurtenis kan het vertrouwen en geloof ook helemaal wegslaan, zodat er niets rest dan teleurstelling en verbittering. Ook dat heb ik meermalen meegemaakt. Mensen die zich verbitterd afvragen: ‘Waarom moest mij dit overkomen? Waar heb ik dit aan te wijten? Ik heb toch altijd goed geleefd? Ik heb toch altijd op de Heere vertrouwd?’ Mensen kunnen vanwege verbittering en teleurstelling in de Heere breken met de kerk. ‘Ik kan niet meer naar de kerk gaan. Mijn vader is jong overleden. Waarom heeft God dat toegelaten?’ Of wanneer mensen zich in de steek gelaten voelen, kunnen ze ook het gevoel hebben dat de Heere hen in de steek gelaten heeft.
Zulke ervaringen hebben ingrijpende gevolgen voor het leven met de Heere. Geloven betekent dat er een relatie is met de Heere. We spreken tot Hem in gebed en Hij spreekt ons aan door Zijn Woord. Ingrijpende gebeurtenissen kunnen tot gevolg hebben, dat dit gesprek tussen de Heere en ons verbroken wordt. Dat wij door die gebeurtenissen niet meer tot de Heere kunnen gaan. Of dat wij met de rug naar Hem toe gaan staan, omdat we niet meer verwachten dat Hij ons zal helpen. Of nog ingrijpender: dat mensen gaan twijfelen aan het bestaan van God. Ze kunnen niet meer in Hem geloven door alles wat ze hebben meegemaakt.
Als u iemand hebt in uw nabije omgeving, die om deze reden teleurgesteld is in de Heere, vraagt dat om een fijnzinnige benadering. Aandacht voor de pijn en het verdriet, die er bij de ander kan zijn.
Waarom laat de Heere lijden toe? Vaak is er geen antwoord te geven, omdat wij als mensen de redenen van de Heere niet weten. Waarom heeft de één een moeizaam leven en de ander gaat het voor de wind? Wij weten het niet. Bovendien: of het een ander voor de wind gaat, is niet aan de buitenkant af te lezen. Veel moeite en verdriet blijft voor de buitenwereld verborgen. Het lijden dat er in deze wereld en in ons leven kan zijn, herinneren ons er wel aan dat voor ons het leven een reis is. Op weg naar de eeuwige bestemming – en hopelijk door de genade van onze Heere Jezus Christus naar het nieuw Jeruzalem. Het lijden maakt ons daar weer van bewust, dat het leven een reis is. Ik bedoel niet, dat het lijden ons om die reden overkomt. Maar zoals die ziek wordt en opeens gedwongen wordt om na te denken wat nu echt waardevol is in het leven en dat ook ontdekt dat geld of status niet van belang zijn, maar de mensen om je heen, het gezin, het leven met de Heere. Door een ingrijpende periode wordt levenswijsheid opgedaan. Iemand kan erdoor worden gevormd. Zo kunnen wij ook door het lijden worden gevormd. Het kan ons ervan bewust maken, dat het in ons leven gaat om de Heere Jezus.

(2) Aanvechting door de duivel
Het woord aanvechting wordt vandaag de dag niet veel meer gebruikt. Wanneer gebruiken we het woord aanvechten nog? Het wordt in de rechtszaal of in de politiek gebruikt. Wanneer een iemand niet eens is met het vonnis van een rechter wordt dat vonnis aangevochten. Wanneer een minister een maatregel aankondigt, kan dat ook aangevochten worden. Aanvechten betekent: niet eens zijn met de beslissing, de maatregel van de minister, het vonnis van de rechter en dat op alle mogelijke manieren laten merken. In de hoop dat degene die er niet mee eens is, in het gelijk gesteld wordt. In het geval van de rechter kan iemand in hoger beroep gaan. Of zeggen dat de rechter partijdig heeft geoordeeld en daarmee de eerlijkheid van de rechter in twijfel trekken.
Ook in het geloofsleven gaat het over een vonnis. De Heere is rechter en Hij spreekt een oordeel over ons leven uit. Het bijzondere van dat vonnis is dat de Heere Jezus dat oordeel voor ons heeft weggedragen. Wie in Christus Jezus is wordt niet meer veroordeeld / verdoemd (Romeinen 8:1).
Nu is er iemand die dat vonnis dat de Heere velt, aanvecht en in twijfel trekt. Dat is de duivel. Hij wil ons doen geloven, dat wat de Heere beloofd heeft, niet voor ons geldt. De duivel kan het ons influisteren: ‘De Heere geeft wel genade, maar dat is helemaal niet voor jou bedoeld. Dat is bedoeld voor mensen die in staat zijn om heilig te leven. Kijk eens naar je eigen leven: breng je er wat van terecht?’ Zo maakt de duivel gebruik van onze zwakke plekken. Hij weet dat mensen, die klein van zichzelf denken, niet durven te geloven dat de genade voor hen is. Ook al houdt het Woord van God voor dat genade juist voor zondaars is bedoeld en dat de Heere Jezus gekomen is om verlorenen te zoeken en zalig te maken. Al zegt het Woord van God: ‘U komt de belofte toe en uw kinderen en allen die veraf zijn’, de duivel maakt ons wijs: dat zegt de Bijbel wel, maar denk maar niet dat dit voor jou bedoeld is. De duivel vecht Gods belofte aan. In de hoop dat wij niet kunnen geloven en zo de zaligheid zullen mislopen.
De duivel kan ook verder gaan door niet alleen de belofte van de Heere aan te vechten, maar ook door de Heere in een verkeerd daglicht te stellen. Dat gebeurde in Genesis 3. Dan vraagt de slang aan Eva: je mag zeker van geen enkele boom eten. Met andere woorden: je bent in een mooie tuin geplaatst, maar je mag er niets van gebruiken. God doet net of Hij heel royaal is, maar je mag er niets van hebben. En als Eva dan zegt, dat ze slechts van één boom niet mogen eten, gaat de slang verder: Weet je waarom dat is? Omdat God bang is dat jullie net als Hem zullen worden. Dat jullie zijn concurrent zullen worden. Is God het wel waard dat Hij Heer is over jullie leven? Moet je niet zelf over je eigen leven de baas zijn en zeggenschap over jezelf hebben?

(3) Aanvechting door de Heere
Ook de Heere kan ons geloof aanvechten. Daarbij is het voor ons niet altijd gemakkelijk om een onderscheid te maken tussen wat de Heere doet en wat de duivel bij ons doet. Neem het voorbeeld van Job. In de eerste hoofdstukken wordt ons duidelijk gemaakt, dat de satan met Job bezig gaat om de echtheid van Jobs geloof op de proef te stellen. De satan gelooft namelijk niet in de oprechtheid van Job. In de hoofdstukken die volgen houdt Job de Heere steeds verantwoordelijk voor de ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven. Hij zegt bijvoorbeeld over de Heere: U bent een jager en ik uw prooi. U hebt het op mij gemunt. Ook zegt Job tegen de Heere: er is geen orde in de wereld die u geschapen hebt. Er is alleen maar willekeur. De Heere zegt tegen Job niet: dat is de satan die met je bezig is geweest. De Heere zegt alleen tegen Job: jij weet niet alle redenen. Jij bent maar mens en je kunt mijn beslissingen daarom niet altijd begrijpen.
Het gebeurt in de Bijbel vaker dat er gezegd wordt: de Heere heeft de hand in ingrijpende gebeurtenissen in mijn leven. Neem de bekende Psalm 42. Daarin staat: al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan. En Psalm 88, een psalm die onbekender is, wordt er helemaal door gestempeld: U hebt mij in de onderste kuil gelegd; Uw verschrikkingen doen mij omkomen; Geliefden en vrienden hebt U ver van mij verwijderd. In beide psalmen wordt niet de oorzaak genoemd. Er wordt vertwijfeld afgevraagd: waarom overkomt mij dit? Het gebed klinkt tot de Heere: neig Uw oor tot mijn roepen.
Waarom gebeurt dat in ons leven? Hier valt lang niet altijd een antwoord op te geven, omdat wij niet op de positie van de Heere kunnen komen. Hij overziet de gehele wereld en ons leven. Aanvechtingen herinneren ons eraan: de Heere is groter dan wij zijn. Hij regeert en van ons wordt vertrouwen in Zijn leiding gevraagd.
Nu gaat ons dat niet altijd gemakkelijk af. Als mensen willen wij zekerheid hebben. Neem bijvoorbeeld het volk Israël, dat op reis door de woestijn was naar het beloofde land. De Heere beloofde dat het volk in Kanaän zou aankomen. Maar het volk verlangde in de woestijn steeds terug naar de Heere. De hele woestijnreis was een leerschool voor het volk om te leren vertrouwen op de Heere en niet op menselijke instellingen te vertrouwen. Aanvechting komt vaak op, doordat het gemakkelijker is om op menselijke instellingen te vertrouwen dan op de Heere. Op menselijke macht. Neem bijvoorbeeld de politiek. De terugval van de christelijke partijen houdt de gemoederen bezig. Is deze terugval niet een aanleiding om weer te vertrouwen op de leiding van de Heere en te geloven dat de Heere regeert?
De Bijbel vertelt dat de Heere Zich terugtrekt en Zich verbergt. Als de priesters Hofni en Pinehas de ark meenemen naar het legerkamp, leiden de Israëlieten in de strijd tegen de Filistijnen een grote nederlaag. De val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel en de wegvoering naar Babel waren een grote schok voor het volk Israël. Het was een harde les, waarin het volk leerde: de Heere kan andere plannen hebben dan wij mensen. Wij moeten niet zo maar denken dat de Heere onze plannen steunt. Wij zijn er om de Heere te dienen. De Heere is er niet om ons te dienen.

(4) Aanvechtingen als leerschool
Al weten wij niet altijd de aanleiding en de oorzaak van aanvechtingen, wij weten wel het doel: dat wij ons vertrouwen stellen op de Heere alleen en alleen aan Hem gehoorzaam zijn. Wanneer wij op aardse zaken ons vertrouwen stellen, kan de Heere ons dat afnemen. Als wij ons vertrouwen hebben in christelijke politici kan hij de christelijke politiek van ons afnemen. Als wij ons vertrouwen stellen op ons geld, onze status kan hij ons dat afnemen. Als we vertrouwen op ons eigen kunnen, kan Hij dat afnemen. Het valt mij vaak op, hoe moeilijk het is om voor ons te laten zorgen. De meeste mensen zorgen liever dan dat ze voor zich laten zorgen. Maar geloven betekent, dat de Heere voor ons zorgt. De Heere neemt dat niet zomaar af. Hij neemt ons zekerheden af, die ons belemmeren om onze vertrouwen op Hem te stellen. Onze zekerheid ligt niet in onszelf, maar buiten onszelf: in de Heere Jezus.
Heel gemakkelijk kunnen wij gaan denken: de Heere zorgt niet, wij moeten het zelf doen. Ik ben predikant geweest van twee kleine gemeenten. Ik heb lang gedacht: Ik moet hard werken, want anders houden de gemeenten op te bestaan. Ik verloor uit het oog dat de Heere zorgt voor Zijn gemeente en Zijn kerk in stand houdt. Doordat ik de Heere uit het oog verloor, wilde ik de last zelf dragen. Als de Heere ons afneemt doet Hij dat niet zomaar, maar om ons te leren dat wij alleen op Hem kunnen vertrouwen. Alles op aarde is vergankelijk en tijdelijke en zal vergaan. De Heere leert ons afhankelijkheid. Hij doet dat, omdat het leven hier op deze aarde een reis is. Zondag 10 van de Heidelberger Catechismus geeft ons aan: in tijden van voorspoed gaat het om dankbaarheid aan de Heere voor alles wat Hij geeft, waarbij wij ons alvast oefenen op het leven in Zijn heerlijkheid: Dan zal Hij ons helemaal overladen. In tijden van tegenspoed gaat het om het leren van geduld: de Heere werkt op Zijn tijd en Zijn manier. Dit antwoord kwam op in de vluchtelingengemeenten! De gereformeerde gelovigen waren van huis en haard verdreven en hadden een onzekere toekomst: zou de hervorming wel slagen?
Hoe aangevochten ons geloof ook kan zijn – wij zijn maar mensen. De Heere laat niet los, geeft niet prijs wat Zijn hand begon. Niets zal ons scheiden van de liefde van Christus. Hoe ingrijpend iets kan zijn, het gaat Zijn macht niet te boven.
Er was een Duitse legerpredikant. In de Tweede Wereldoorlog was hij gestationeerd in Den Haag. Hij moest weinig hebben van Hitler en de gedachten van de nazi’s. Als legerpredikant moest hij ook gevangen soldaten bezoeken, die gevangen genomen waren omdat ze waren gedeserteerd. Deze soldaten werden terechtgesteld en zouden de doodstraf krijgen. Hoe zou hij deze soldaten kunnen troosten en bemoedigen? Hij wees op de Heere:

Je kunt niet dieper vallen
dan louter in Gods hand
waarmee zijn heil ons allen
barmhartig ondervangt.

Ooit monden alle paden
door schade, schuld en dood
toch uit in Gods genade
hoe groot ook onze nood.

Wij zijn door God omgeven
in ruimte en in tijd
en zullen in Hem leven
en zijn in eeuwigheid.

Dat brengt mij bij het laatste. Aanvechting herinnert ons eraan, dat wij niet alleen door het leven kunnen. Wij kunnen niet zonder de Heere Jezus, maar we kunnen ook niet zonder Zijn gemeente. In de aanvechting hebben wij de steun en de troost van anderen nodig, die ons wijzen op de Heere en ons sterken in het geloof. Die het ons voorhouden en voorleven:

Wat zullen wij over deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hoe zal Hij die zelfs Zijn eigen Zoon net gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?

(…)
Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.

ds. M.J. Schuurman

 Lezing ouderenmiddag

Merkwaardig genoeg is er over aanvechting niet heel veel nagedacht. Voor wie iets meer wil weten, kan terecht bij:
– dr. A. de Reuver – Aangevochten geloof bij Luther, Calvijn en Kohlbrugge (Heerenveen: Groen, 2011)
Een van de mooiste theologische boeken van de 20e eeuw raakt aan dit thema: G.C. Berkouwer, Geloof en volharding (Kampen: Kok, 1949).
Verder is het terug te vinden bij theologen die door Luther zijn geïnspireerd, zoals Chr. Möller, Seelsorglich predigen (die de aanvechting een plaats geeft in de preekvoorbereiding). Zie ook: dr. E. van der Veer, Cruciale verborgenheid.

Omzien naar elkaar

Omzien naar elkaar

(1) Inleiding
Door de secretaris van ons koor werd ik op de hoogte gebracht van het feit dat een lid van het koor een staaroperatie moest ondergaan. Ze kwam alleen met kooruitvoeringen in de kerk en daardoor kende ik haar niet. Ik besloot om eens bij haar langs te gaan. Ze bleek het bezoek te waarderen. Tijdens het bezoek kwam ik er achter, dat zij zich geregeld eenzaam voelde. Zij kwam van een ander dorp en was een aantal jaar geleden op het dorp komen wonen. Op dagen waarop het regenachtig was en ze niet naar buiten kwam, was ze neerslachtig en somber. Ze had nooit het gevoel dat ze in de dorpsgemeenschap opgenomen werd. Er was een onderwerp dat steeds weer terug kwam: haar dochter die haar niet zo vaak opzocht, omdat deze dochter veel werkte. Ik ging mij afvragen, waarom dit voor haar zo’n belangrijk thema was. Op een gegeven moment vertelde hoe zij veel voor haar eigen moeder gezorgd heeft. Dag aan dag stond zij voor haar moeder klaar. Toen begreep ik, waarom zij het zo moeilijk vond, dat haar dochter werkte en daardoor weinig tijd had om bij haar langs te komen. Zelf had zij een deel van haar leven opgeofferd om voor haar moeder te zorgen, maar nu zij zelf ouder en afhankelijker van de hulp en de aanloop van de anderen kon zij niet op haar dochter rekenen. Tenminste niet in de mate waarin zij zelf voor haar moeder heeft gezorgd.
Ik ben met dit voorbeeld om verschillende redenen. Allereerst vermoed ik dat u iets in dit voorbeeld herkent. Omdat u ook de zorg voor uw vader of moeder op u hebt genomen, toen zij oud geworden waren. In Oldebroek hebben veel ouderen bij hun kinderen ingewoond. Ook al komt dat nu nog steeds voor, ik heb wel de indruk dat deze gewoonte aan het veranderen is. Veel van de veranderingen van de laatste tijd hebben gevolgen voor de onderlinge gemeenschap. In Ilpendam, het dorp waar ik ruim 4 jaar gewoond heb, werd vanwege bezuinigingen het bejaardentehuis gesloten. Ouderen die naar een verzorgingstehuis moesten, gingen naar Monnickendam of naar Purmerend. Het gevolg was dat zij alleen bezoek kregen van bekenden, die nog met de auto durfden te rijden of de bus durfden te pakken. Zij moesten wennen in een nieuwe omgeving. Ook dit zal een aantal van u niet onbekend voorkomen, omdat u ook in de afgelopen jaren bent verhuisd. Ook als u verhuisd bent van bijvoorbeeld de ds. Otto Veeninglaan, de Ottenweg of de Anjerstraat naar  De Hullen of de aanleunwoningen bij de Van Asch van Wijklaan, het zijn veranderingen die grote gevolgen hebben voor het contact met mensen. U woont dan niet meer tussen de vertrouwde mensen, waar u heel lang tussen hebt gewoond, maar u hebt nieuwe buren die u wellicht niet kent. U moet de contacten opbouwen. Gelukkig woont u nog in het dorp, zodat aanloop van de ‘oude’ buren mogelijk blijft.
Een andere reden waarom ik met dit voorbeeld begon was dat de secretaris aan mij doorgaf, dat er iemand een staaroperatie moest ondergaan. Ik werd erop geattendeerd. Zij gaf mij zo de mogelijkheid om mee te leven en op bezoek te gaan. Dit voorbeeld laat zien dat men in de kerk ook naar elkaar hoort om te zien en met elkaar dient mee te leven.

(2) Het omzien van de Heere Jezus
Waarom hoort het omzien naar elkaar eigenlijk bij de christelijke gemeente? Waarom vindt het bestuur van de vrouwenvereniging het van belang om dit onderwerp vanavond aan de orde te stellen? Heel eenvoudig: omdat het in het Woord van God wordt aangegeven. Ik wil dat laten zien aan de hand van het leven van de Heere Jezus en aan de hand van de brief die Paulus schreef aan de Romeinen.
De Bijbel geeft aan, dat de Heere Jezus vanuit de hemel gekomen op aarde is. Hij is door de Vader naar ons gezonden. Hij is naar ons toegekomen en is geworden net zoals wij (behalve de zonde). Hij is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden (Lukas 19:10).
Ook tijdens Zijn leven op aarde zocht de Heere Jezus mensen op. Er zijn verschillende verhalen over hoe Hij verschillende mensen opzocht: Hij bezocht de bruiloft te Kana en was daar bruiloftsgast. Hij ging naar Jaïrus toe, het hoofd van de synagog, vanwege zijn dochter, naar de Romeinse hoofdman vanwege zijn zieke knecht, naar Simon de melaatse om een maaltijd te gebruiken, naar de tollenaar Zacheüs om in zijn huis te verblijven. Vooral dat laatste bezoek is kenmerkend. De Heere Jezus is op weg naar Jeruzalem om te lijden en te sterven als Hij in Jericho stilhoudt bij Zacheüs. Dit bezoek aan Zacheüs is typerend. Het bezoek aan Zacheüs roept de woede op van de mensen die met de Heere Jezus aanwezig waren. Dat was ook te begrijpen, want Zacheüs was de plaatselijke crimineel. Hij was rijk geworden door de andere mensen van Jericho af te persen. Zacheüs had zijn leven en rijkdom opgebouwd ten koste van de mensen in Jericho. En wat zegt de Heere Jezus: Zacheüs, ik moet bij jou in huis zijn. De Heere Jezus is niet bang voor zijn reputatie, niet bevreesd voor wat de omstanders vinden. Hij heeft oog voor Zachëus: de Mensenzoon is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden, zalig te maken.
Ook na zijn opstanding is de Heere Jezus mensen blijven opzoeken: de vrouwen en de discipelen, Petrus en Jakobus afzonderlijk. Na Pinksteren worden de apostelen erop uit gestuurd om mensen op te zoeken. Als vissers om mensen te vangen en herders om verloren schapen terug te brengen naar de Heere.
Ook voor ons eigen leven geldt dat de Heere naar ons omziet en omgezien heeft:

Maar God heeft naar ons omgezien!
Wij, in de nacht verdwaalden, –
hoe zou het ons vergaan indien
Hij ons niet achterhaalde …

Heer Jezus, die ons hebt opgezocht,
Gij opgang uit den hoge,
die onze ziel hebt vrijgekocht,
dat zij U dienen moge…                    
(Gezang 169: 4, 5 Liedboek voor de Kerken.

(3) Omzien bij Paulus: Romeinen 12
Ook Paulus vindt het van belang dat er in de gemeente naar elkaar wordt omgezien. Hij schrijft daarover in Romeinen 12. Wat hij in dit hoofdstuk schrijft, is de praktische toepassing van het geloof in de Heere Jezus. Geloven in de Heere Jezus, schrijft Paulus, is een overgang van het oude bestaan in de zonde naar een nieuw bestaan in de Geest. Deze overgang is heel radicaal: hij vergelijkt het met sterven en opstaan in de Heere Jezus (Romeinen 6). Het oude bestaan van de zonde moet worden afgelegd. Dat houdt in dat er ook een nieuw leven voor in de plaats moet komen, een leven waarin de gelovige vervuld is met de Heilige Geest en door de Heilige Geest wordt geleid.
Dan komen we gelijk bij een probleem dat in de gemeente in Rome speelt. Er zijn mensen die van zichzelf vinden dat zij de Geest hebben ontvangen en dat zij boven anderen staan. Zij voelen zich meer dan anderen, omdat zij bijzondere gaven van de Geest hebben ontvangen: zij kunnen profeteren bijvoorbeeld. Er ontstaat een tweedeling door mensen die zich beter en hoger voelen dan anderen.
Ook zijn er mensen in de gemeente die zeggen: wij hebben de Geest ontvangen en we hoeven minder principieel te zijn dan anderen. De Geest geeft mij vrijheid. Een probleem dat speelde, had te maken met het vlees. Vlees verkreeg men bij de heidense tempel. Dat vlees was eerst aan de goden geofferd en werd vervolgens uitgedeeld. Binnen de gemeente waren er mensen, die dat niet konden aannemen. Het was immers onrein, aan de afgoden geofferd? De andere groep had hier geen principiële moeite mee: afgoden bestaan toch niet? Er is maar één God en één Heer. Met dat vlees is immers niets gebeurd. Paulus noemt in zijn brief de laatste groep de sterken, omdat zij van mening zijn dat hun geloof zo sterk is dat het niet het eten van het vlees afvallig worden. De groep die geen vlees durft te eten, noemt Paulus de zwakken, omdat zij vrezen dat hun geloof door het eten van dit vlees van hun stuk wordt gebracht. (Waarschijnlijk gaat het om benamingen die in de gemeente gebruikt werden.) Paulus geeft in de brief dat gemeenteleden elkaar niet moeilijk moeten maken. De sterke houdt rekening met het zwakke geloof van de ander. De zwakke vertrouwt erop dat de sterke door de Geest staande blijft.
Dit waren onder andere conflicten, die in de gemeente in Rome speelden. Paulus geeft aan: dat nieuwe leven in de Heere Jezus gaat niet alleen over hoe wij de Heere dienen, maar ook hoe wij elkaar dienen. Geloof in de Heere Jezus heeft praktische consequenties voor hoe wij met elkaar om dienen te gaan. We moeten ons niet op een voetstuk plaatsen (vers 3) We behoren met elkaar tot de gemeenschap van de Heere Jezus. De een is niet meer dan de ander. Ook al kan een ander meer geven ontvangen hebben, hij of zij is niet meer dan een gemeentelid met minder gaven. Er zijn bovendien gaven, die helemaal niet zo opvallen, maar voor de gemeente van Christus van groot belang zijn: het dienen van elkaar, het bemoedigen van elkaar, over elkaar ontfermen, uitdelen. Het gaat erom, dat we elkaar liefhebben vanuit onze verbondenheid in de Heere Jezus. Dat we met elkaar delen in vreugde en verdriet. Dat houdt hoort allemaal bij de gemeente van Christus. Daarin laten we in onze daden iets van de Heere Jezus zien. Hij krijgt gestalte in ons leven, in onze daden komt Hij tevoorschijn.
Paulus begint het hoofdstuk met: Ik roep u ertoe op…. (vers 1). We kennen dat woord als ‘vermanen’. Voor Paulus heeft dat woord ‘vermanen’ de betekenis: elkaar bewaren bij de gemeenschap van de Heere Jezus. De een heeft het nodig om bemoedigd te worden, omdat er zoveel is gebeurd dat hij het niet meer ziet zitten. Of omdat hij zich vertwijfeld afvraagt: komt de Heere Jezus nog wel terug? Een ander heeft het nodig om bij de les gehouden te worden. De ander moet aangesproken worden op een zondige levensstijl die hem of haar bij de Heere vandaan houdt. Maar dan steeds vanuit dienende liefde.
Samengevat: Omzien naar elkaar is dus van belang om elkaar bij de gemeenschap van de Heere Jezus te houden. En daarmee laten we in onze daden ook zien wie de Heere Jezus is.

(4) Drempels
Het is onze roeping om naar elkaar om te zien. Ik denk dat de meesten van u dat ook weten en wel zouden willen, maar eigenlijk niet goed weten hoe dat omzien naar elkaar in praktijk gebracht kan worden.
Er zijn nogal wat drempels waardoor het naar elkaar omzien er niet van komt. Wat weerhoudt ons ervan om de nieuwe buurvrouw aan te spreken? Of wat weerhoudt ons ervan een praatje te maken met degene die naast u in de kerk zit, die er al zo lang zit, maar waarvan u eigenlijk niet weet wie het is? Omdat contact leggen niet zo gemakkelijk is. Er zijn nogal wat drempels bij het maken van contact.
Drempels m.b.t. mijzelf:
– ‘Zit de ander wel op mij te wachten?’
– ‘Mijn nieuwe buurvrouw, die een stuk jonger is, zal wel denken: “Wat komt die ouwe zeur hier doen?”’
– ‘Wat kan ik nu voor een ander betekenen?’
– ‘Wat kan een jonger gemeentelid van mij leren? De jonge mensen van tegenwoordig zijn zo knap! Ik heb alleen maar lagere school.’
Drempels m.b.t. de ander:
– ‘De man van mijn vriendin is net overleden. Ik durf haar niet meer te bezoeken, want dan zit zij steeds tegen twee getrouwden aan te kijken.’ (Ik hoor van weduwen vaak, dat het bezoek veel minder wordt en dat vooral echtparen niet meer komen. De gesprekken met een man, bijvoorbeeld een vroegere vriend of een echtgenoot van een vriendin, vallen helemaal weg.)
– ‘Ik durf niet bij een zieke op bezoek te gaan.’
Drempels m.b.t. het contact:
– ‘Wanneer moet ik dan gaan?’
– ‘Wat moet ik eigenlijk zeggen?’
– ‘Ik durf geen praatje aan te knopen. Straks zeg ik de verkeerde dingen!’
– ‘Ik durf niet naar mijn vriendin te gaan of haar op te bellen. Want dan komt mijn eigen verdriet weer helemaal boven.’
Deze drempels zijn niet direct verkeerd. Contact maken met nieuwe mensen vraagt om tijd en vertrouwen. Als we elkaar nog niet hebben gesproken, zijn we vreemden voor elkaar. Bij een nieuw contact steken we een grens over en gaan we in een nieuw gebied: we weten niet wie de ander is en hoe hij of zij zal reageren. Dat nieuwe is ook spannend. Contact hebben met andere mensen vraagt om wederzijds vertrouwen. De drempels herinneren ons eraan dat zorgvuldigheid geboden is.
Vanuit Romeinen 12 gesproken: de drempels herinneren eraan dat het in het omzien naar elkaar niet gaat om mijn behoeften, mijn wensen en verlangens. Het gaat er bijvoorbeeld niet om dat ik met de nieuwe buurvrouw op dezelfde manier omga als de vorige buurvrouw. Hij is een ander persoon. Omzien naar elkaar betekent ook letterlijk: het zien van de ander. Waar zou de ander behoefte aan hebben? Aan welk soort contact?
Deze drempels kunnen ook obstakels, belemmeringen om elkaar te ontmoeten, worden. En dat is om meerdere redenen jammer. Hierdoor laten wij kansen liggen om mee te leven en naar elkaar om te zien. U denkt wel voortdurend aan uw vriendin die haar man verloren heeft, maar hebt het nooit laten zien en dus weet uw vriendin dat niet. U zou wel met de buurvrouw willen praten, maar u weet geen geschikte gelegenheid te vinden en daardoor weet uw buurvrouw niet dat u het eigenlijk best fijn vindt dat zij uw buurvrouw is. U denkt wel aan een zieke, maar u ziet er tegenop om iets van u te laten horen en dus komt het er niet van. Vervolgens wordt de drempel steeds groter, want u hebt al eerder niets van u laten horen.
Deze drempels laten zien, dat veel mensen minderwaardig van zichzelf denken. Als we terugdenken aan Romeinen 12 – aan de gaven die de Geest geeft – geen goed teken. Wanneer we te klein van onszelf denken, gaan we eraan voorbij dat de Heere ons als unieke personen heeft geschapen. De Heilige Geest geeft ons bovendien gaven die bij ons of bij onze roeping horen. Wat zou kunnen helpen om deze te benutten?

(5) Slechten van de drempels
Van belang is dat we deze drempels geen belemmeringen laten worden. We moeten dus een manier vinden om over deze drempels heen te gaan.
Als eerste zou ik willen zeggen: wanneer u aan een ander denkt, probeer ook eens op de ader af te stappen. Dat is spannend. Ook voor mij als predikant is het telkens weer spannend om mensen, die ik niet ken, op te bellen voor een afspraak of bij hen aan de deur te staan.
Ook zou ik willen zeggen: wees oprecht geïnteresseerd in de ander. Oprechte interesse in de ander is iets wat in uw hart gebeurt, maar het heeft een grote uitwerking op hoe u bent. De ander zal de oprechte interesse waarderen. Denk bijvoorbeeld voor uzelf: Wanneer heeft bezoek u goed gedaan? Als iemand oprecht in u was geïnteresseerd. Wanneer de ander luistert naar uw verhalen. Wanneer u ziet dat er bij de buren rouw wordt gedragen. Wanneer u onthoudt wat de buurvrouw verteld heeft en daar later ook eens op terugkomt.
Het kan zijn dat u niet weet wat u moet zeggen. Wees daar niet te bang voor! In contact gaat het niet alleen om spreken, maar is luisteren nog belangrijker. U geeft de ander gelegenheid om verhaal te doen. Dat is voor de ander heel belangrijk. Het geeft gelegenheid om emoties te uiten of om alles weer even op orde te krijgen. (tevoorschijn luisteren)
Het luisteren is veel belangrijker dan het kunnen helpen van de ander bij het oplossen van de problemen. U kunt de huwelijksprobemen, de opvoedingsproblemen van de ander niet oplossen. Maar u kunt er wel naar luisteren en dat geeft ook steun en troost.
Ook als het gaat om iemand met verdriet: het gaat niet om woorden, maar om er-zijn. Wanneer u op bezoek komt, hebt u zich niet laten weerhouden door de drempel van de verslagenheid. U deelt in die verslagenheid. Wellicht weet u niets meer te zeggen dan: ‘Het is toch wat! Ik weet niets te zeggen.’ Dan kan een ander vertellen…
Wanneer u toch tegen een bezoek opziet: er zijn ook andere vormen van meeleven mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan het zwaaien. U moet eens weten hoe belangrijk dat is voor kinderen en jongeren als u hen gedag zegt of naar hen zwaait. Daarmee geeft u aan: ik zie je, je bent de moeite waard als persoon. Het geeft een vertrouwd en veilig gevoel. Maar u kunt ook bellen, een kaartje sturen. Ik was een keer bij iemand op bezoek in het ziekenhuis en die liet verbaasd de kaarten zien van gemeenteleden. ‘Ik heb er zelf nooit aan gedacht om kaarten te sturen,’ zei deze persoon. Hij was voorheen ook niet zo betrokken op de kerk. Alleen al doordat hij vanwege zijn ziekte kaarten had gekregen, zorgde ervoor dat hij veel positiever over de gemeente ging denken.
Een belangrijke manier van meeleven is bovendien de voorbede. Ook onder u zullen er veel zijn die veel voor anderen (zieken, ambtsdragers, jongeren, zendelingen, enz.) bidt. U hoeft dat niet aan anderen te vertellen. Maar waarom zou u dat niet doen door middel van een kaartje? Dat geeft u gelijk weer een reden om te volharden in het gebed. U hebt immers toegezegd om voor deze persoon te bidden?

(6) Waarover te praten?
Tot slot: het omzien naar elkaar komt voort vanuit de verbondenheid met de Heere Jezus. Kun je er daar met anderen zo over praten? Met gemeenteleden zeker. Op een kaart zou u een Bijbeltekst of een gedicht, een psalm of een lied kunnen schrijven.
Ook dat hoort bij het omzien naar elkaar: niet alleen wat het leven hier op aarde aangaat, maar ook ons leven met de Heere. Hebt u wel eens aan iemand uit oprechte belangstelling gevraagd naar zijn of haar verbondenheid met de Heere?
Bijvoorbeeld aan uw kleindochter, die een heel gezin heeft te onderhouden en daarnaast nog enkele dagen werkt. Hebt u wel eens gevraagd: ‘Heb je nog tijd voor de Heere?’ Niet om te veroordelen, maar uit oprechte belangstelling. En daar achteraan hoort de vraag: ‘Kan ik voor je bidden? Wat zal ik voor je bidden?’ Of anders: ‘Je weet toch, dat ik elke dag voor je bidt?’ Gaan wij zulke gesprekken over de Heere, over het geloof niet te gemakkelijk uit de weg? Ik weet dat er veel gemeenteleden zijn, die hier behoefte aan hebben en teleurgesteld zijn als het gesprek weer niet over de Heere gaat. Zeker jongeren en jonge belijdende leden doet het goed als u op deze manier met hen meeleeft. U hebt in uw leven een schat aan ervaring opgebouwd. U heeft het nodige meegemaakt. De tbc rond de oorlog, ziekte, armoede, welvaart, noem het maar op. Hoe bent u bij de Heere gebleven? Ik weet zeker dat velen daar oprecht benieuwd naar zijn. Omzien naar elkaar betekent ook spreken over de dingen van de Heere. En dan vooral persoonlijk: wat de Heere voor u betekent.

Maar iemand die niet gelooft? Of op een andere manier gelooft? Ons meeleven geldt niet alleen voor gemeenteleden en gelovigen? De Heere zag juist om naar verlorenen, mensen die bij Hem vandaan waren. Door naar hen om te zien, laat u iets van de Heere Jezus zien. Wanneer er over en weer vertrouwen groeit, ontstaat wellicht de mogelijkheid om over de Heere te praten. Ook hier geldt: het gaat om oprechte interesse voor de ander. Vanuit zo’n interesse kunnen ongedachte kansen komen. Soms zijn er meer kansen om over de Heere praten dan we inzien en laten we kansen liggen. Maar het kan zijn, dat de ander hoopt dat u er met hem of haar over begint. Want zelf weet hij of zij er weinig van af en is bang de verkeerde vragen te stellen. Vragen die dom overkomen bij u die zoveel over het geloof weet. Wanneer er goed contact ontstaat, kunt u daar ook over beginnen. Want omzien naar elkaar wordt gevoed vanuit de liefde van de Heere tot mensen. Wanneer er goed contact ontstaat, leer je elkaar kennen. En dan komt de ander er ook achter waar u uit leeft: uit de genade van de Heere Jezus.

ds. M.J. Schuurman

Lezing voor een vrouwenvereniging over het thema “Omzien naar elkaar”

Leestip: Matthias Freudenberg

Leestip: Matthias Freudenberg

In 2011 publiceerde Matthias Freudenberg een mooie en goed begrijpelijke introductie in de gereformeerde theologie. Het boek begint met biografische schetsen van Hyldrich Zwingli, Heinrich Bullinger, Johannes Calvijn en de Hugenoten. In deze schetsen komt ook kort hun theologie en hun betekenis voor vandaag naar voren. Alleen al in de korte biografische schetsen wordt duidelijk dat de gereformeerde theologie ook vandaag de dag nog veel te zeggen heeft. Deze hoofdstukken nodigen uit om de reformatoren zelf te lezen vanwege pastorale inzichten. Niet alleen hun geschriften en geloofsbelijdenissen, maar ook hun brieven.
Na deze schets worden 13 thema’s, die kenmerkend zijn voor de gereformeerde theologe belicht: zoals uitverkiezing, het christelijk leven, de kerk, de sacramenten, de eredienst, de verhouding tussen kerk en staat, de verhouding tussen arm en rijk.
In het laatste deel komt de verdere ontwikkeling van de gereformeerde theologie aan de orde. In dit deel komen Melanchton, Schleiermacher, Karl Barth, Alfred de Quervain, de Barmer Thesen en de Leuenberger Konkordie langs.
 
Matthias Freudenberg promoveerde op Karl Barth en de gereformeerde theologie. Tot 2012 was hij hoogleraar Systematische theologie – met als zwaartepunt de gereformeerde theologie. Omdat zijn contract niet verlengd kon worden, werd hij in 2012 studentenpredikant in Saarbrücken. Freudenberg is betrokken bij de heruitgave van gereformeerde belijdenisgeschriften, van geschriften van Karl Barth, Hyldrich Zwingli en Johannes Calvijn. Vanwege het jubileum van de Heidelberger Catechismus was hij ook betrokken bij de uitgave van enkele geschriften over deze catechismus.
Boeken over theologie zullen tegenwoordig niet veel kans maken om in het Nederlands vertaald te worden. Deze introductie van Matthias Freudenberg zal wellicht ook geen kans maken. Maar dat zou wel een gemiste kans zijn. Freudenberg publiceerde een mooie, goed toegankelijke introductie in de gereformeerde theologie.
(Wanneer ik er aan toe kom, zal ik een aantal blogs aan dit boek wijden)

Matthias Freudenberg, Reformierte Theologie. Eine Einführung. Neukirchener Theologie. (Neukirchen-Vluyn: Neukirchener Verlag, 2011) http://www.neukirchener-verlage.de/index.php?action=artikel&subaction=zeige&var=602.523&sucheID=180529
www.nvg-medien.de

Soli Deo gloria – de kern van de gereformeerde traditie

Soli Deo gloria – de kern van de gereformeerde traditie
De reformatorische traditie als een theologie voor jongeren – deel 4

De gereformeerde traditie is met 3 woorden samen te vatten: soli Deo gloria (alleen aan God de eer). God verdient al onze eer, omdat Hij de Schepper is van deze wereld en van ons bestaan en omdat Hij deze wereld niet aan zijn lot heeft overgelaten. Hij handelt nog steeds met zorg in onze wereld. Hij verdient al onze eer, omdat Hij ons wilde redden uit de verlorenheid en met Zich wilde verzoenen. Hij verdient onze eer, omdat Hij ons door Zijn Geest wil vernieuwen.
God staat dus in het middelpunt. Dat is een relativering van ons mensen. Niet wij en onze eer staan in het middelpunt, maar de Heere. Het eerbetoon aan de Heere gebeurt niet alleen met woorden, maar met heel ons leven en alle facetten van ons bestaan. In ons leven gaat het niet om onze plannen, onze opvattingen en onze wensen, maar om de wil van God. We moeten onszelf ook niet te hoog inschatten: zelfs onze beste werken zijn nog aan de zonde onderhevig. Om de wil van God te kennen, is er zorgvuldig luisteren naar Gods Woord en gebed om de leiding van de Heilige Geest voor nodig. Het Woord van God is niet zozeer een boek met verschillende teksten en verhalen, maar allereerst de levende stem waarmee God ons aanspreekt en gezag over ons heeft. In de zoektocht naar Gods wil worden de opvattingen die wij hebben, gecorrigeerd. Wanneer wij van tevoren reeds weten wat de Schrift zegt (al zouden dat goed gereformeerde standpunten zijn!), gaat het om onze eer en niet de eer van God. Het soli Deo gloria heeft is daarmee een kritische en relativerend ‘principe’ van al ons handelen en denken, van al onze standpunten en houdingen: de mens komt alleen als dienaar van God tot zijn recht.
Geen enkele instantie mag de eer, die voor God bedoeld is, naar zichzelf toehalen. Of het nu gaat om de overheid, de synode of welke andere instantie er ook is die streeft naar gezag over ons leven, kan  in het soli Deo gloria een kritische houding tegenkomen. De eer van God betekent ook de vrijheid van de mens van knechtende en onderdrukkende instanties. God is onze vrijheid toegedaan, aldus Hyldrich Zwingli. Het soli Deo gloria is daarom heilzaam voor de mens.[1]
Het soli Deo gloriageeft aan de mens ook een hoge status. Door de vernieuwing van de Heilige Geest zijn we in staat om in heel ons doen en laten God eer te bewijzen. De Heilige Geest maakt ons in staat om door middel van goede werken God eer te bewijzen. Door de Heilige Geest ontvangen we de waardigheid om tot eer van God te leven. Daarmee kan alles uit het gewone, dagelijks leven tot eer van God worden. Scholing, opleiding, werk, kunst, naastenliefde, vrije tijd kunnen tot eer van God worden gedaan. De reformatoren Zwingli, Calvijn, Bullinger, Beza waren hoogopgeleide, erudiete persoonlijkheden. Ze leefden vanuit de Schrift. Dat was hun geestelijk thuis. Vanuit de Schrift zochten ze naar nieuwe wegen voor de kerk en de maatschappij. Daarnaast kenden ze ook hun klassiekers, waren zeer muzikaal Ze waren literair onderlegd (Zwingli en Beza waren dichters). Zij werden vanuit geheel Europa geraadpleegd vanwege hun politieke inzichten. Het was hun echter niet te doen om die invloed. Maar om de eer van God en het lichamelijk en geestelijk welzijn van de mensen om wie het ging.


[1] De Rooms-Katholieke Calvijn-onderzoeker vatte de theologie van Calvijn samen met de tweeslag: De eer van God en het heil van de mens. Zie: http://www.digibron.nl/search/share.jsp?uid=00000000012de1b67f59c94687b16d23&sourceid=1011

Als ouderling op rouwbezoek

Als ouderling op rouwbezoek

Er kunnen voor u als wijkouderling verschillende aanleidingen zijn op rouwbezoek te gaan. Iemand uit uw eigen wijk is overleden en u bezoekt de nabestaanden. Een gezin uit uw wijk is geconfronteerd met een overlijden van een familielid. Het overlijden van een vader of moeder, een broer of zus, kan heel ingrijpend zijn. Bezoek door u als wijkouderling wordt in veel gevallen zeer gewaardeerd.
Een rouwbezoek afleggen is niet eenvoudig. Van tevoren kunt u veel vragen hebben: Hoe tref ik de familie aan? Wat moet ik eigenlijk zeggen? Wat zou ik kunnen lezen uit de Bijbel?
Het afleggen van een rouwbezoek kan tegelijkertijd ook een mooie taak zijn. Door uw bezoek laat u weten, dat er een gemeente is die om dit gezin heen staat. U kunt door uw bezoek aan een familie gelegenheid geven, dat zij hun vragen en moeiten over wat er gebeurt is, kunnen vertellen. In een rouwbezoek geeft u de aan de nabestaanden de gelegenheid om herinneringen te delen of om te vertellen wat de overledene heeft betekend. Geregeld kunnen nabestaanden vragen ook hebben over de weg, die de Heere is gegaan. Als u als wijkouderling kunt luisteren naar hun verdriet, geeft u aan hen het vertrouwen dat de Heere ook zal horen naar hun verdriet.
Bij de eerste rouwbezoeken is het van belang om vooral te luisteren. Het overlijden van een mens brengt voor de nabestaanden veel met zich mee: Er kunnen bepaalde zaken niet zijn uitgesproken. Verhoudingen in de familie kunnen gevoelig liggen. Iemand kan door het overlijden alle oriëntatie en houvast zijn kwijtgeraakt. Ook het geloof, dat iemand had, kan veel te verduren krijgen.
In het verdriet mag u – in alle voorzichtigheid – wijzen op de troost van het geloof in de Heere. Troosten heeft twee kanten: oog en oor hebben voor het verdriet en toch ook wijzen op de Heere. Hoe de troost gebracht kan worden, is afhankelijk van hoe u de familie aantreft. Wanneer een overlijden plotseling gebeurd is, kan de achtergebleven familie heel verslagen zijn. In zo’n omstandigheid is een bezoek al heel troostvol. U neemt de moeite om te komen. Het overlijden kan ook een drempel opwerpen, waardoor veel mensen die voorheen aankwamen, het nu niet meer durven. De stap nemen om op rouwbezoek te gaan is geen eenvoudige, maar wordt door de familie daarom vaak heel erg op prijs gesteld. Zeker wanneer u komt met om uw medeleven te betonen en het verdriet aan te horen.
Wanneer u uit de Bijbel wilt lezen, kunt u het beste kiezen voor een (kort) gedeelte dat de verslagenheid verwoord. Het kan bij onverwacht overlijden ook goed zijn om een bekend Bijbelgedeelte te nemen. Een familie is vaak nog vol van de schrik en het onverwachte en kan moeite hebben om het gelezene te bevatten.
Wanneer aan het overlijden een lange weg van ziekte voorafgegaan is, kunt u wellicht terugvallen op een gedeelte dat u met de overledene hebt gelezen. Een Bijbelgedeelte dat voor de overledene troostvol was, kan ook voor de nabestaanden troostvol zijn.

Voor u als wijkouderling kan het heel goed zijn om een ‘voorraad’ aan Schriftlezingen aan te leggen. Wanneer u zelf in de Bijbel leest, kunt u gedeelten tegenkomen, waardoor uzelf getroost wordt. Het is verstandig om deze Schriftlezing te noteren op een plaats, die u gemakkelijk kunt terugvinden. Bijvoorbeeld achterin de Bijbel, die u op huisbezoek meeneemt. Het kan heel goed zijn om voor verschillende situaties enkele Bijbelgedeelten te noteren. Bijvoorbeeld voor rouwbezoek, huwelijksjubilea, geboorte, belijdenis, verdieping van de band met te Heere. Voordat u op bezoek gaat, kunt u zo’n gedeelte doornemen.

Psalm 71
Psalm 71 heb ik gekozen als een voorbeeld van een gedeelte uit de Bijbel dat gelezen kan worden in een rouwbezoek.
Deze psalm is namelijk vooral een gebed om troost:

–          Red mij
–          Neig uw oor tot mij
–          Wees mij een rots om in te wonen
–          O God, blijf niet ver van mij;mijn God kom mij spoedig te hulp.

Tegelijkertijd is in deze psalm ook sprake vertrouwen:

–          Tot U, Heere, heb ik de toevlucht genomen
–          Want U bent mijn rots en burcht
–          Want U bent mijn hoop

In deze psalm kan voor de nabestaanden het gebed verwoord worden: Heere, wees ons in ons verdriet nabij. En mogen de nabestaanden er aan herinnerd dat het ook in de moeilijkste omstandigheden van het leven mogelijk is om te vertrouwen op de Heere. Dat vertrouwen wordt aangevochten. Daarom het gebed. Deze tweeslag van gebed en vertrouwen kan de nabestaanden helpen om de weg tot de Heere in het verdriet te vinden.

Pleidooi voor Lectio continua

Pleidooi voor Lectio continua

Vaak wordt gezegd dat in deze tijd er een gebrek aan Bijbelkennis is.
Om de kennis van de Bijbel – en vooral het leven vanuit de Schrift! – te stimuleren, zouden we terug kunnen grijpen op wat bepaalde Reformatoren deden. Zwingli, Bullinger en Calvijn kwamen tot het inzicht kwamen, dat de kerk alleen vernieuwd kan worden door het Woord van God. Om het ‘kerkvolk’ te onderwijzen, maakten zij niet meer gebruik van een leesrooster, maar gingen over tot lectio continua, d.w.z.: de praktijk om door een heel Bijbelboek heen te preken. Op die manier wilden zij aandacht aan de gehele Schrift schenken en ervoor zorgen dat de gemeente ook het Woord van God kende en daar uit leefde.

Wanneer in onze tijd de kennis van de Bijbel minder wordt, kan overwogen worden om de praktijk van lectio continua weer in te voeren.

Dat gaat tegen de trend in om steeds meer themazondagen in te voeren. Nu ben ik niet helemaal themazondagen, als deze maar op de goede manier gebruikt worden: vanuit een concrete vraag uit het dagelijks (geloofs)leven de weg in de Schrift leren te vinden.