Preek zondag 11 februari 2024 morgendienst

Preek zondag 11 februari 2024 morgendienst
Schriftlezing: Lukas 9:51-62

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Vandaag begint de Lijdenstijd:
7 weken waarin we stil staan bij de weg die Christus ging naar Golgotha.
7 weken waarop wij zelf als het ware met Christus meegaan en Hem volgen op deze weg.

Een weg van lijden.
Dat lijden bestaat niet alleen uit pijn,
niet alleen uit lichamelijke pijn die Christus moest lijden
of uit de geestelijke pijn die Hij moest doormaken.
Het lijden bestond er ook uit dat Jezus werd afgewezen, niet als Messias werd erkend
en dat Jezus steeds moest uitleggen wat het betekent om Hem te volgen.
Dat is het lijden van Jezus: dat Jezus Zijn eigen leerlingen steeds moet uitleggen
wat hoort bij het volgen van Jezus.
Jezus volgen betekent nog niet gelijk: Jezus begrijpen.

De leerlingen dachten zo onderhand dat ze Jezus wel zouden begrijpen,
dat ze in staat waren om Zijn reactie uit te tekenen.
Dat zien we als Jezus Samaria binnengaat
en de Samaritanen niet echt op Jezus zitten te wachten.
Jezus is voor hen van de verkeerde club, de verkeerde kerk zouden we kunnen.
Jezus is op een verkeerde manier met God bezig.
Hij is op weg naar Jeruzalem, maar daar moet Hij niet zijn.
Dan gaat hij voorbij dé plek waar je moet zijn om God te dienen.
De echte plek om God te dienen is bij hen.
Daar in Jeruzalem doen ze wel alsof ze de toegang tot God hebben, dat je daar moet zijn.
Als ze merken dat Jezus naar Jeruzalem gaat, gaan voor Hem de deuren dicht.
Als Jezus nu bij hen naar de tempel was gegaan en met hun feesten had meegedaan
dan was er volop plaats te krijgen, maar nu willen ze Hem geen plaats bieden.
Ze willen niet met Jeruzalem in verband gebracht worden.
Voor Jezus op weg naar Jeruzalem is er geen plek.
Al beseffen ze niet dat Jezus naar Jeruzalem op weg is voor het kruis op Golgotha
en na Zijn opstanding vanaf de Olijfberg naar de hemel terug te keren.
Dat is wat Lukas aangeeft: de dagen van Jezus’ opneming waren aangebroken.
Ook dat hoort bij de lijdensweg van Jezus op aarde,
dat Zijn missie vaak verkeerd begrepen wordt.

Twee leerlingen van Jezus merken dat er geen plek voor Jezus is: Jakobus en Johannes.
Deze twee broers hebben gezien wie Jezus was.
Ze waren er bij toen Jezus daar op die berg was, met Mozes en Elia.
Ze hebben ervaren dat Jezus meer is dan een gewoon mens.
Waar Jezus komt, daar merk je dat God er is.
Jezus is meer dan Elia en meer dan Mozes. Met Jezus komt God zelf mee:
God de Zoon, die mens geworden is, die daar Zijn voeten zet.
Als de deuren voor Jezus dicht gaan, dan gaat toch ook de deur voor God dicht?
Kan dat zomaar gebeuren dat God niet welkom is en dat Jezus wordt afgewezen?
Dan moet God toch ingrijpen om Zelf ruimte te scheppen voor Zijn Zoon op aarde.
Ze gaan naar Jezus toe: “Meester, nog niet zo lang geleden was U op de berg,
met Mozes en Elia en daar spraken jullie samen.
Als U hier in dit dorp niet welkom bent, moeten we dan niet net als Elia doen?
Elia zat ook op een berg en toen hij moest bewijzen dat hij een man van God zou zijn
vroeg hij vuur uit de hemel en dat viel op soldaten neer die hem moesten halen.
U bent meer dan Elia. U bent de Zoon des mensen,
gekomen om orde op zaken te stellen, om het koninkrijk van God te brengen,
U bent de Zoon van God en hebt hier volmacht om op te treden,
om te laten zien Wie U bent.
Heer, laat Uw heerlijkheid zien. Vernietig deze vijanden van U met vuur uit de hemel!”

Als Jezus God met Zich meebrengt, kan Hij ook optreden als God, zo denken de leerlingen.
In het koninkrijk van God mogen alleen mensen komen, die Jezus welkom heten,
die blij zijn met Zijn komst, en Hem al zingend verwelkomen:
Hosanna, gezegend is Hij die komt in de naam van de Heere.
Dan moet er maar schoon schip gemaakt worden
En al degenen die Jezus niet willen verwelkomen, moeten maar de gevolgen ondervinden:
een hemels vuur dat die Samaritanen als vijanden van God zal verteren.

De HEER’ zal opstaan tot den strijd;
Hij zal Zijn haters, wijd en zijd,
Verjaagd, verstrooid, doen zuchten.

Hoe zal Jezus reageren? Stemt Hij met de leerlingen in?
Zal Hij zeggen: “Jullie hebben gelijk! Ik zal laten zien Wie Ik ben.
Ik zal Mijn hemelse macht en majesteit laten zien, zodat iedereen onder de indruk raakt!”?
Nee, Jezus richt zich niet tegen de Samaritanen.
Als er al boosheid bij Jezus is, richt die boosheid zich tegen de eigen leerlingen.
Hij spreekt hen stevig aan. Hij bestraft hen.
Dat bestraffen doet Jezus ook steeds met de demonen.
Jullie beseffen niet dat jullie een verkeerde geest in jullie hebben.
Die ijver die in jullie brandt is niet Mijn Geest, maar een demonische geest,
een geest om ieder die je in de weg staat en niet doet wat jij wil
te vernietigen, kapot te maken.
Maar dat is niet Mijn Geest die in jullie is.
Die wens om heilig vuur uit de hemel te laten komen, past niet bij mijn koninkrijk.
En dan staat er nuchter: ze gaan naar een ander dorp.
Als er in dit dorp geen plaats is, dan is er wel een volgend dorp waar Jezus wel welkom is.

Jezus gaat hier door Samaria.
Ik las ooit een mooie uitleg van Eugene Peterson over Samaria.
Eugene Peterson stichtte ooit een gemeente, waar hij 26 jaar predikant van was.
Een Amerikaanse dominee, die steeds zocht naar wat het evangelie betekende
voor de mensen van zijn eigen tijd die net zo Amerikaans waren als hijzelf.
Samaria, zo zei deze Peterson, is een gebied dat er zo’n beetje tussenvalt.
Galilea en Judea zijn bijzonder.
Galilea: daar zagen de mensen Jezus de wonderen doen en hoorden ze hem preken.
Daar vertelde Jezus over het koninkrijk van God.
Daar gaf hij op de berg Zijn bergrede en allerlei andere lessen over Gods koninkrijk.
Daar in Galilea konden de mensen horen en zien wie Jezus was.
En Jeruzalem: dat was het eindpunt.
Daar wa Golgotha met het kruis, de graftuin met het open graf en de levende Jezus,
daar was de Olijfberg, van waar Jezus weer naar de hemel zou gaan.
Maar Samaria valt daar maar zo’n beetje tussen.
Het bijzondere is dat deze Peterson dat naar vandaag de dag vertaalde.
De mensen in de kerk die bekend zijn met de verhalen over Jezus,
die weten wie Jezus is, die weten waarom Hij stierf aan het kruis en opstond,
die zich bij de hemelvaart nog iets kunnen voorstellen – dat is Galilea of Jeruzalem.
Maar Samaria – dat zijn de mensen die bijna niets meer van de Bijbel weten.
Die het evangelie niet kennen. Die misschien vaag nog iets van de Bijbel weten.
Bij een van de eerste begrafenissen die ik had, had degene die overleden was één dochter.
Zij woonde verderop in Noord-Holland.
Tijdens de voorbereidingen merkte ik dat ze een bepaalde vraag wilden stellen,
die hen hoog zat en nu ze een dominee over de vloer hadden, konden ze die stellen.
Ik was benieuwd welke vraag er zou komen en ze vroegen:
“Het Oude Testament: gaat dat over het sterven van Jezus en het NT over zijn verrijzenis?”
Ze hadden iets over de Bijbel gehoord: twee testamenten. Ze hadden over Jezus gehoord.
Maar hoe het zat, dat wisten ze niet en dat wilden ze wel weten.
Zo zullen jullie collega’s hebben, vrienden wellicht – die weinig weten.
Deze Peterson zei: dat is Samaria  en in Samaria leer je wat discipelschap is.
Je leert het tussen de mensen die niet echt een band met God hebben,
die dat niet van huis uit hebben gekregen, of die onverschillig zijn of dat zijn geworden.
Tussen die mensen leer je wat het betekent om leerling van Jezus te zijn.
Als ze niet op je boodschap zitten te wachten, moet je maar verder gaan
en niet gekwetst op de afwijzing reageren, maar het aan God over laten.
Op naar een volgende plek waar je wel welkom bent.
Je moet die plekken niet mijden, niet uit de weg gaan.
Jezus had er ook voor kunnen kiezen om een andere weg te gaan naar Jeruzalem,
om om dit gebied heen te gaan en steeds door eigen gebied te gaan.
En als we Lukas mogen geloven, is Jezus niet zomaar klaar in Samaria.
Er volgen heel wat hoofdstukken. Dat gebied dat er tussenin valt, missionair gebied,
gebied om te evangeliseren, gaat Jezus niet in sneltreinvaart voorbij,
maar Hij neemt de tijd om hier te zijn en tijd door te brengen.
Al is er geen plek voor Hem om Zijn hoofd op te leggen, terwijl de vossen dat wel hebben,
en terwijl de vogels in de lucht hun plek hebben om te rusten,
maar Jezus niet weet waar Hij de nacht moet doorbrengen,
toont Hij niet Zijn macht en majesteit, dwingt Hij niet met goddelijke kracht een plek af,
maar stuurt Hij mensen vooruit met een vraag: Kan ik hier vannacht slapen?
En als er geen plek is, dan gaat Hij weer verder totdat Hij wel kan rusten.
Het lijden van Jezus is dat Hij wordt afgewezen en de afwijzing steeds draagt
En niet gelijk met Zijn oordeel komt, niet met hemels vuur om te vernietigen,
maar tijd van genade geeft, tijd geeft om Hem te leren kennen, tijd om Hem te volgen.
De methode die Jezus kiest is ook bijzonder, zegt Eugene Peterson.
Jezus voert gesprekken.
Verkondigen deed Hij in Galilea, maar nu Hij in Samaria is, is er iets anders nodig.
De mensen moeten Hem leren kennen door de gesprekken die Hij voert.

Er volgen drie gesprekken. Drie gesprekken over het volgen van Jezus.
Drie gesprekken waaruit duidelijk wordt dat het volgen van Jezus iets anders is
dan wij er vaak van willen maken, of dan wij het kunnen voorstellen.
De eerste komt bij Jezus: “Meester, ik wil U volgen – waar U ook heen gaat.
Overal waar U zult zijn, daar zal ik ook zijn.”
Dat klinkt bijzonder, dit enthousiasme, deze overtuiging.
Maar Jezus zegt iets anders: “Weet waar je aan begint.
Het lijkt mooi om Mij te volgen, maar je weet niet aan het begin van de dag nog niet
Waar je die avond zult slapen. De vogels zijn zeker van hun nest en de vos heeft zijn hol.
Maar de Zoon des mensen? – dat is trouwens niet zomaar een aanduiding.
Dat is een titel die lijkt op die van Messias – Messias is meer de koning die verwacht wordt.
De Zoon des mensen dat is de hemelse Rechter, God Die komt om te oordelen
– de levenden en de doden.
De Zoon des mensen heeft geen slaapplek – kan Zijn hoofd nergens op laten rusten.
Waarom wil Jezus het enthousiasme van deze man die bereid is Jezus te volgen temperen?
Dat heeft te maken met de route – op weg naar Jeruzalem, de eindbestemming.
Is deze man bereid tot op het einde mee te gaan en straks ook een kruis te dragen?
Het volgen van Jezus is niet alleen maar iets moois,
er is ook sprake van onzekerheid over waar je zult eindigen,
Of je wel een veilige plek hebt om te slapen, over een kruis dat gedragen moet worden.
Overigens lezen we niet dat deze man zich laat afschrikken.
Misschien heeft hij nagedacht over de opmerking van Jezus en gedacht:
Ook al kost het me veel, ik ga Jezus volgen, want dat brengt me meer op dan ik nu heb.
Al moet ik alles verliezen, Jezus zegt het zelf: Als ik Hem heb, heb ik het leven gevonden.

De tweede wordt door Jezus geroepen, maar hij gaat niet gelijk mee.
Hij moet nog eerst iets doen: Zijn vader begraven.
Een hele legitieme reden.
Voor het begraven van je ouders kreeg je zelfs vrij van de meest heilige plichten.
Het begraven van je vader ging voor alles. De rest kon wachten.
Maar voor Jezus kan het niet wachten. Het volgen van Jezus heeft een urgentie.
Laat de doden maar aan de doden over. Zij moeten de doden begraven.
We weten bij deze man niet of zijn vader al overleden is,
of dat zijn vader op hoge leeftijd is gekomen en in zijn laatste dagen is.
In het laatste geval zou het om uitstel gaan: Ik wil u wel volgen,
maar ik heb nog teveel dingen te doen, waar ik me niet van los kan maken,
allerlei verplichtingen die me weerhouden om met U mee te gaan.
Nu nog niet, als ik me daarvan kan vrij maken.
Als die taken me niet meer thuis houden, dan heb ik de handen vrij voor U.
Dan zegt Jezus: dit kan geen uitstel hebben. Je moet op pad gaan
om overal te vertellen dat het koninkrijk van God gekomen is.
De prioriteit ligt nu niet bij je vader, maar bij Gods werk.
Ik denk dat die urgentie te maken heeft met het allereerste vers dat we lazen:
Jezus is op weg naar Jeruzalem, om daar te sterven en op te staan,
een kruis te dragen en op weg te gaan naar Golgotha, maar ook weer uit het graf te komen.

En dan die laatste: die man die bij Jezus kwam en zegt:
Ik wil u wel volgen, maar ik moet eerst afscheid nemen.
Als u mij die tijd gunt om naar huis te gaan, dan ben ik zover om met u mee te gaan.

Ik las een mooie uitleg bij J.H. Bavinck, Menschen rondom Jezus (1936):
Deze man leidt aan besluiteloosheid.
Deze man kon geen beslissing nemen.
Er zijn twee krachten die op hem inwerken:
Het verlangen om met Jezus mee te gaan, Jezus te volgen en bij Hem te zijn.
Maar hij heeft ook nog een thuis. Hij kan daar niet zomaar van weg. Eerst afscheid nemen.
Deze man hoefde niet met Jezus mee te gaan. Hij was niet geroepen.
Hij kwam uit eigen beweging. Het is zijn eigen verlangen.
Maar hij kan Jezus nog niet helemaal volgen.
Is het niet voldoende om de Heere in je dagelijkse bezigheden te dienen:
Thuis, op je werk, in je vriendenkring. Of is dat niet genoeg.
Als hij dan thuis is, wordt hij steeds getrokken naar Jezus,
een krachtig verlangen om Hem te volgen.
Maar ja, thuis dan. Wat gebeurt er als hij thuis komt?
Begint hij dan zijn besluit nog eens te heroverwegen?
Ik zei wel tegen Jezus dat ik Hem zou volgen. Maar kan ik dit allemaal wel loslaten?
Kan ik hier wel gemist worden? Heb ik hier ook niet een taak?
In de reactie van Jezus kunnen we merken dat Jezus bang is
dat de man tijdens het volgen steeds aan thuis zal denken.
Hij zal steeds achterom blijven kijken. Jezus volgen met een bepaalde heimwee naar thuis.
Hoe zal het gaan daar? Ik had niet alles moeten achterlaten – hoewel het hier bijzonder is,
maar thuis had ik ook zoveel kunnen doen, nu moeten ze het zonder mij doen.
Hij zou dan niet alle aandacht bij Jezus kunnen hebben
en elke keer als ze verder naar Jeruzalem gaan, zal hij meer en meer aarzelen
en omkijken en zich afvragen of hij er wel goed aan deed
en zo zou hij Jezus tegen kunnen houden op de weg naar Jeruzalem.

Dat is het lijden van Jezus: dat Jezus Zijn eigen leerlingen steeds moet uitleggen

wat hoort bij het volgen van Jezus.

Jezus volgen betekent nog niet gelijk: Jezus begrijpen.
Ondertussen gaat Jezus verder, naar Jeruzalem en gaat Hij Samaria niet uit de weg.
En Hij neemt de tijd om de mensen daar uit te leggen wat het betekent Hem te volgen.
Wie al te enthousiast is, moet er nog maar over nadenken. Het kost wel het nodige.
Wie te aarzelend is wordt aangespoord.
Vergeet niet dat het Koninkrijk van God snel dichterbij komt en dat er haast geboden wordt.

Geduld en haast – het lijkt elkaar tegen te spreken, maar het is het niet.
Het is die persoonlijke aanpak, die nodig is Samaria, om de mensen zover te krijgen
dat ze Hem gaan volgen.
En hebben wij, of we nu in Galilea of Jeruzalem zijn, in Samaria of waar dan ook
niet steeds die persoonlijke aanpak nodig?
Om zo meegenomen te worden, op weg naar Jeruzalem,
om daar te zien wie Jezus is,
als Hij gekruisigd wordt en zal opstaan en naar de hemel zal gaan.
En onderweg leren we bij over Jezus, al begrijpen wij niet alles.
Er is die roep: ga met me mee. Volg mij – om te zien wie Ik ben.
Amen

Preek zondag 15 januari 2023

Preek zondag 15 januari 2023
Schriftlezing: Mattheüs 8:1-17

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Jezus daalt af van de berg.
Daar bovenop die berg heeft hij veel verteld aan de mensen die daar waren.
Wat Christus vertelde maakte indruk op de mensen die er waren.
Zo’n uitleg over God hadden ze nog nooit gehoord.
De woorden van Jezus riep bij iedereen die er was een verlangen op:
konden zij maar bij God horen.
Was dat maar voor hen weggelegd.
In de woorden van Jezus proefden ze een warmte:
het is ook voor jullie weggelegd, jullie die naar Mijn woorden luisteren.
Ze proefden een ernst in Zijn woorden: zorg dat je niet te laat bent.
Maak er werk van om God te zoeken. Loop het Koninkrijk niet mis.
Als er een manier voor hen is om bij God te komen, bij de Heere te horen,
dan heeft Jezus het.
Ze hebben het in Zijn woorden gehoord.
En als Jezus dan van de berg afdaalt, dan gaan ze mee.
Ze willen er meer van weten.
Ze komen niet van Zijn woorden los. Ze komen niet van Jezus los.
Of ze voor altijd bij Jezus willen horen, echte volgelingen willen worden,
daarover zijn ze nog niet uit.
Eerst maar eens meegaan met Jezus om te zien wat Hij doet.
Ze hebben Zijn woorden gehoord. Ze zijn er nog steeds van onder de indruk.
Wat betekenen die woorden van Jezus als je van de berg afkomt,
het gewone leven weer in, waar je je dagelijkse zorgen hebt, je dagelijkse afleidingen?
Het is mooi om daar met Jezus boven op die berg te zijn, zo dicht bij God.
Maar daar kun je niet altijd blijven. Je moet ook een keer afdalen, terug naar huis.
En dan, als je weer bij je man bent, of je vrouw, als je je kinderen weer ziet,
wat blijft er dan over van die mooie woorden die Jezus sprak?
Als je weer bonje hebt met je man of vrouw,
als je merkt dat je iets tegen een van je kinderen zegt en het niet overkomt?
Als je weer de mantelzorg hebt voor je zieke vader of moeder?
Als je bezorgd bent over je kleinkind.

Jezus daalt van de berg af. Uit die heilige hemelse sfeer.
Terug in het dal, waar je de laarzen aan moet doen,
omdat het door de regen nat en modderig is geworden.
In het dal waar de ene keer God heel onverwacht dichtbij kan zijn
en de andere keer God zo ver weg is, terwijl je Hem dan juist nodig hebt.
Jezus kwam uit de hemel op aarde, maar niet om alleen op de mooie plekjes te blijven,
maar juist om verder te kijken, om ook daar te komen waar de huizen armoederiger zijn,
de wegen minder goed begaanbaar,
om te komen bij de mensen op wie eigenlijk toch wel neergekeken werd,
mensen van wie men zich afvroeg of ze er wel bij hoorden, wel onderdeel waren van de kerk
mensen van wie anderen zich afvroegen of je die nog wel gelovig kon noemen.
Want als je keek naar de manier van hun leven leek dat er niet op.
Je haalt dat misschien niet gelijk uit de drie verhalen die we gelezen hebben,
maar in al die drie verhalen gaat het om mensen die ongemak oproepen
als je bij de anderen komen.
Je wilt ze er liever niet bij hebben en als ze dan toch komen,
dan roept dat heel veel ongemak op.
Ze hadden weg moeten blijven, daar moeten blijven waar ze hoorden. Niet hier komen.
Maar ze komen juist, omdat Jezus bij hen in de buurt komt.
Het begint met het komen van Jezus: Hij daalt de berg af.
Om zich onder de mensen te begeven.
En dat niet alleen, maar ook om bereikbaar te zijn voor de mensen die veraf staan.

Om alleen al door Zijn komst daar aan de voet van de berg naar juist die mensen
die voelen dat ze er eigenlijk niet bij horen, of die zichzelf er niet bij durven rekenen,
te laten voelen: kom maar, Ik ben ook voor jou gekomen.
God zet jou niet aan de kant, hoe je ook bent.
Al is er van alles waarom je er niet bij gerekend kunt worden, waarom je niet kunt komen.
Ze komen naar Jezus, omdat Jezus naar hen komt.
Zoals Zijn woorden kracht hebben, zo heeft Zijn aanwezigheid kracht.
Ze komen, omdat ze in Jezus de liefde van God voelen, de uitnodiging om te komen.

Zo komt die eerste bij Jezus. Hij had eigenlijk niet mogen komen.
Want hij is melaats. Dan gaat het niet zozeer om lepra, zoals wel gedacht werd,
maar om een besmettelijke huidziekte, die zo’n aanslag op iemands lichaam aanbrengt,
dat hij als een levende dode kan worden gezien.
Hij ziet eruit als een levende dode. Je kunt niet naar hem kijken zonder te griezelen.
Maar je kunt ook niet bij hem komen, want dan zou je net zo worden.
Dan zou je net als hij afstand moeten houden tot je medemensen
en bovendien – dat is nog het allerergste – afstand tot God moeten houden.
De dood die om hem heen hangt, zorgt ervoor dat er een afstand tot God is
die hij zelf niet kan overbruggen: hij is onrein.
Uitgestoten uit de gemeenschap van de mensen, uitgestoten uit de gemeenschap van God.
Juist hij heeft God nodig, maar kan niet komen.
Juist hij verlangt om bij God te komen, maar moet op een afstand blijven.
Dan ziet hij Jezus de berg afkomen, het dal in: zijn wereld in van de hopeloosheid,
omdat hij niet bij God kan komen.
Nu stapt God zijn wereld in. De heilige God daalt in de persoon van Jezus de berg af.
De man – het is alsof hij de liefde die in Jezus huist, de liefde van God
naar hem voelt uitgaan, om te komen.
Zo komt hij, met die onreinheid – de afstand tot God die hijzelf niet kan overbruggen.
Hij zou zich het liefste aan Jezus willen vastklampen, maar ja: zijn onreinheid.
Hij kan tot Jezus komen. Dat is al heel gewaagd. Want wil Jezus dat wel?
Hij voelt de liefde door Jezus heenstralen, naar hem toe. Maar wil Jezus het echt?
Als U wilt.
Stel dat Jezus het niet zo willen.
Dat Jezus zou zeggen: Maar voor jou ben Ik niet gekomen.
Jij denkt wel dat het voor jou is, maar je hoort er niet bij.
Stel dat Jezus zich vol afschuw zou omdraaien. Dat zo’n man durfde te komen…!
Stel je voor dat Jezus zou schreeuwen dat de man moest weggaan,
omdat Hij anders zelf die onreinheid zou oplopen en voorgoed in quarantaine moet.
Maar nee: Ik wil.
Jezus laat het niet bij woorden alleen. Ook dat gebaar van liefde en tederheid.
Waarmee Jezus de man niet alleen maar geneest, maar ook opneemt in Zijn gemeenschap.
Kom maar, ook jij hoort erbij. Ik stoot je niet af.
Al moet Ik jouw onreinheid dragen. Al zou Ik jouw ziekte moeten dragen. Kom maar!
Zij ’t vroeg of laat, zij ’t dag of nacht,
eens vindt G’ ons moed’ in eigen kracht,
hunkerend naar uwe zegen.
In die paar woorden zit het evangelie: Ik wil het. Dit is Mijn verlangen.
Hierom kwam Ik naar de aarde. Hierom kwam Ik de berg af, in Kapernaüm.
Dit gebaar illustreert Mijn woorden: zoek en je zult vinden, klop en je wordt opengedaan.
Ik ben geen vader die zijn kind, als het om een brood vraagt, een steen geeft.
De deur van het koninkrijk gaat open.
Voor de man was het misschien een poort waarvan hij zich afvroeg of die open zou gaan.
Misschien was hij er toch heilig van overtuigd dat zelfs voor hem die poort open zou gaan.
Jezus biedt ons aan genezing.
We zongen dat met het lied Welk een vriend is onze Jezus.
Het is meer dan genezing. Jezus zegt: Ik wil het.
Niet alleen dat je beter wordt, maar dat je gereinigd wordt.
Dat elke belemmering die er is om bij God te komen, bij God te horen, wordt weggenomen.
Kan een vriend ooit trouwer wezen dan Hij die ons lijden draagt?

Ook in de tweede ontmoeting is er een belemmering.
Die man komt wel tot Jezus maar blijft op een afstand staan:
Hij is het niet waard dat Jezus bij hem in huis komt.
Hoe groot de nood ook is. Jezus is te heilig voor hem.
Voor hem is de ontmoeting met Jezus zeker niet weggelegd.
De veilige afstand moet niet ongedaan gemaakt worden.
U mag dan wel van de berg afkomen, hier in Kapernaüm gekomen zijn,
maar mijn huis is een plek waar u niet moet komen.
Dat heeft voor u veel te veel consequenties.
U zou Uw heiligheid daardoor kwijtraken.
Maar U hoeft ook niet te komen.
Geen vraag of Jezus het wil.
De belemmering van de melaatsheid kan dan misschien opgeheven worden,
die man kon gereinigd worden en zo weer onderdeel van Gods volk worden,
maar voor hem is dat niet weggelegd. Hij staat er buiten.
Hij heeft er nooit binnen gestaan. En ook nu is dat niet voor hem weggelegd.
Hoeveel liefde er ook van Jezus uitgaat.
Al zingen we: Er zijn geen grenzen aan Jezus’ macht
– deze grens tussen wie er wel bij hoort en wie niet, wie wel van God is en wie niet
die grens kan Jezus niet ongedaan maken.
Als Jezus maar iets zegt. Op de berg hadden Zijn woorden gezag.
Als Zijn woorden ook hier in het dal gezag hebben, dan hoeft Jezus niet te komen.
Spreek slechts een woord, een woord met macht, spreek, dan keert alles ten goede.
Meer is niet nodig. Dat gebaar van tederheid en liefde – kan niet, hoeft ook niet.
Uw woord is al genoeg. Als U dat over mijn huis, mijn jongen wilt uitspreken, is dat genoeg.
De man wil zich er niet bij rekenen. Hij kan het niet geloven dat hij erbij zou horen.
Genezing van zijn jongen is al genoeg. Als hij maar blijft leven.
Maar Jezus geeft meer dan leven: eeuwig leven.
Zo hebben we er ook over gezongen:

Spreek slechts een woord, een woord met macht,
dan is voorbij der zonde nacht:
spreek, dan keert alles ten goede.

Het is alsof de commandant dat niet voor zichzelf durft eigen te maken.
Dat kan niet voor hem zijn.
Maar Jezus zegt dat het kan:
Degenen die veraf staan, die er niet bij horen, zij zullen komen.
Straks als je in de hemel komt, bij het hemelse feestmaal, de bruiloft van het Lam,
zul je verbaasd zijn wie er allemaal zijn. En wie er allemaal ontbreken.
Degenen die er niet op hadden gerekend dat ze mochten komen.
Zij zullen daar aan tafel aanzitten, samen met de aartsvaders van Israël.
Diegenen die er op aarde niet bij gerekend werden.
Maar degenen die die zichzelf al een plek aan de tafel hadden toebedeeld,
die van zichzelf dachten dat zij er wel zouden komen, dat zij waardig genoeg waren,
zij staan er buiten – er ver buiten: op de donkerste plek.
Het allerverst bij de hemel vandaan.
Waar geen feestvreugde is, maar diepe spijt omdat ze verkeerd zaten,
omdat ze zich rijk gerekend hadden. Ze hebben zich vergist. Enorm vergist.
De erfgenamen van het koninkrijk: voor wie dit allemaal bedoeld was.

Hoe zit het dan met de liefde die Jezus uitstraalde?
En met de woorden die Jezus zei: als je klopt word je opengedaan?
Is Jezus dan selectief in Zijn liefde?
Nee, Jezus wil geen onzekerheid brengen.
Als je klopt, word je opengedaan. Als je zoekt, zul je zeker vinden.
Maar als je niet zoekt, en als je denkt dat je er zelf wel komt, omdat je er recht op hebt,
omdat je het uit jezelf waard bent
en als je daarbij ook nog eens denkt dat een ander daar niet kan komen en jij wel,
dan kun je er buiten komen te staan, kun je zelf het heil missen.
Dat is niet wat Jezus wil.
Wat Jezus wil, is meer geven dan die redding.
Wat Jezus wil geven is dat leven dat Hij wil geven: een leven in eeuwigheid.
Een leven in gemeenschap met God.
Een feest in de hemel, samen met de Heere en met allen die bij Hem horen.
Dat is wat Jezus wil: daarom die wordt die melaatse man aangeraakt.
Als onderstreping van die woorden: Ik wil.
Daarom wordt die zieke knecht alleen al door een woord genezen.
Daarom komt Jezus bij de schoonmoeder van Petrus.
Zij kan niet komen. Maar Jezus komt bij haar.
Wat Jezus doet – Mattheüs kan het niet beter verwoorden met die tekst uit Jesaja:
Hij was het die onze ziekten wegnam en onze kwalen op zich heeft genomen.
De messias die over Gods liefde, Gods bewogenheid vertelt
en die liefde en bewogenheid van God ook in de praktijk laat zien.
Zodat ook wij komen.
En als wij niet kunnen komen, of denken dat het voor ons niet is weggelegd,
dan komt Hij en zegt: Ik wil, en raakt ons aan.
En spreekt een woord, een woord met macht
dan is voorbij der zonde nacht, dan keert alles ten goede. Amen

Jezus: waarachtig God en waarachtig mens

Jezus: waarachtig God en waarachtig mens

In de hedendaagse kerk en theologie is Jezus voor velen niet meer God maar minder dan God: een mens met een goddelijke geest, een bijzondere profeet, een inspirerende persoonlijkheid, een voorbeeld om na te volgen. Van de Beek neemt daar krachtig stelling tegen: Jezus is God en niet minder dan God. Voor hem staat er veel op het spel: als Jezus geen God is, kan er geen sprake zijn van redding. Dan moeten wij het zelf doen: zelf de wereld verbeteren en opknappen.
In deze bladzijden gaat het over wat in de dogmatiek heet: de Persoon van Jezus, de christologie (leer over Christus). De volgende les gaat over wat in de dogmatiek heet: het werk van Jezus, de soteriologie (leer over onze redding). In het denken over de Persoon van Jezus gaat het om de vraag hoe God of het goddelijke zich verhouding tot Jezus als mens en het menselijke. In de Vroege Kerk was het vooral de vraag of God met een mens verenigd kon worden. Vandaag de dag is of een mens wel God kan zijn. Of Jezus als mens ook God kan is, is een vraag die pas vanaf de Verlichting opkomt. De vraag leeft nog steeds.

In plaats van Jezus aantrekkelijk te maken voor onze eigen tijd gaat Van de Beek terug naar de Vroege Kerk. De gelovigen en bisschoppen van de Vroege Kerk staan het dichtste bij Jezus en het Nieuwe Testament. Zij kunnen daarom het beste aangeven wie Jezus is en hoe het Nieuwe Testament moet worden uitgelegd. Jezus is God en vooral de gekruisigde Jezus is God.
In de Vroege Kerk is er wel veel gediscussieerd op welke manier God en mens in Jezus samenkomen. Bepaalde stromingen vonden dat Jezus geen God was:

  • De Adoptianen gingen ervan uit dat Jezus een bijzonder mens was en daarom door God als zoon was aangenomen.
  • Voor Arius en zijn aanhangers was Jezus het goddelijke principe Logos. Jezus was daarmee minder dan God. Wel was hij de ideale mens.
  • Bij Apollinaris van Laodicea was Jezus mens, wiens geest vervangen was door de Geest van God.

Over de verhouding tussen God en mens doen verschillende concilies belangrijke uitspraken:

  • De Zoon is een volwaardige Persoon in de drie-eenheid. De Zoon is niet minder en niet van later datum dan de Vader.
  • Jezus heeft zowel een goddelijke natuur als een menselijke natuur.
    – die twee naturen zijn verenigd in Christus tot één persoon
    – elke natuur behoudt de karakteristieke kenmerken van de natuur. Geen van beide naturen levert iets wezenlijks in.

Voor Van de Beek is het belangrijk dat Christus de menselijke natuur aanneemt: de beweging is dus dat God vanuit de hemel komt en mens wordt en daarbij de menselijke natuur aanneemt. We moeten dus bij God beginnen en niet bij de mens. Alleen als iets aangenomen is, kan het worden verlost.
Aan de ene kant benadrukt Van de Beek dat Jezus volledig mens is. Aan de andere kant stelt Van de Beek dat Jezus ook ons vreemd is. Een biografie schrijven van Jezus is niet mogelijk. (Lange tijd is gezegd dat de evangeliën geen biografieën zijn. Recent is er een trend in de Nieuwtestamentische wetenschap die zegt dat de evangeliën juist wel antieke biografieën zijn. Juist als antieke biografie kan de betekenis van Jezus’ dood en opstanding worden beschreven.)
Het leven van Jezus is voor ons niet nodig om te weten. Het gaat om onze redding. In de geloofsbelijdenissen is er ook geen aandacht voor het leven van Jezus voorafgaande aan het kruis. Belangrijker is dat Jezus een geworden is met onze natuur, met ons lijden en onze angst, met ons oordeel en onze dood. Door dat aan te nemen als God neemt Jezus dat weg en redt Hij ons.

N.a.v. A. van de Beek, Spreken over God, p. 26-51

Preek zondag 30 januari 2022

Preek zondag 30 januari 2022
Afsluiting Themaweek School en Kerk: God kent jou!

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Het is fijn als iemand je kent.
Als iemand weet hoe je heet en weet wie je bent.
Als je de school binnenkomt of over straat loopt en iemand noemt je naam.
Het is ook fijn als iemand weet hoe het met je gaat.
Als iemand weet dat je vrolijk bent en in bent voor een grapje
of dat je juist chagrijnig bent en liever even met rust gelaten wilt worden.
Het is fijn wanneer je iets wilt vertellen dat er iemand is die tijd heeft om te luisteren.
Als je een raadsel weet of een grap wilt vertellen, dat iemand dan mee doet.
God kent jou.
We geloven dat God jouw naam kent en weet wie jij bent.
Tussen al die miljarden mensen op aarde kent Hij ook jou.
Er zijn inmiddels 7 miljard mensen en God kent hen allemaal.
Niet alleen maar bij hun naam, maar Hij weet ook wie ze zijn en wat er in hen leeft.
Hij zorgt ook voor al die mensen, zoals een herder voor zijn schapen zorgt.
God kent jou – daar ging het afgelopen week ook in de verhalen op school over.
Ook het verhaal dat we vanmorgen lazen gaat daarover:
God kent jou – Hij weet wat je nodig hebt.
Dat hoef je niet te vertellen, al mag dat natuurlijk wel als je bidt.
Maar God voelt al aan wat je nodig hebt voor je Hem er om vraagt.
We lazen een verhaal uit een van de evangeliën.
Er zijn vier evangeliën: Mattheüs, Markus, Lukas, Johannes.
Uit welk evangelie hebben wij dit keer gelezen?
Het gebeurt niet zo vaak dat de gebeurtenissen uit het leven van Jezus
in allevier de evangeliën voorkomen.
De verhalen over het kruis en de opstanding komen wel bij allevier voor.
Maar soms worden de verhalen net iets anders verteld.
De verhalen over Jezus’ geboorte komen niet voor in Markus en Johannes.
Deze gebeurtenis over de Heere Jezus die het brood geeft aan de mensen
komt wel in alle vier de boeken voor.
Mattheüs vertelt over deze gebeurtenis, Markus en Lukas ook.
Ook Johannes vertelt hier over.
Johannes is een bijzonder evangelie.
De gebeurtenissen die hij vertelt, kom je niet zo snel bij de anderen tegen.
Maar deze gebeurtenis vertelt hij wel.
Johannes vertelt over een jongen, die vijf broden en twee vissen heeft.
Bij de andere drie zijn het de discipelen zelf die vijf broden en twee vissen hebben.
Maar hoe verschillend ze soms ook zijn, allevier vertellen ze over Jezus.
Dat doen ze niet alleen omdat de verhalen over Jezus boeiend en spannend zijn.
Dat kunnen ze wel zijn.
Afgelopen week vertelde ik op de Timotheüsschool in een aantal klassen
het verhaal van Jaïrus en zijn dochtertje dat door Jezus weer levend gemaakt werd.
Dat was best een spannend verhaal, vonden ze.
Komt Jezus nog op tijd?
Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes vertellen niet alleen maar verhalen over Jezus
omdat die mooi en spannend zijn,
maar ze vertellen die verhalen zodat we begrijpen wie Jezus is.
Ze hebben die verhalen opgeschreven, zodat wij gaan geloven in de Heere Jezus.
Zodat ook jij zegt: Heere Jezus, wilt U ook mijn Heer zijn?
U kent mij door en door. U weet wie ik ben en wat ik nodig heb. Ik wil U dienen.
Mag ik bij U horen?
We lazen vanmorgen uit Mattheüs.
Als Mattheüs over Jezus vertelt, dan doet hij iets speciaals.
Hij zorgt steeds dat je aan gedeelten uit het Oude Testament moet denken.
Aan de verhalen van Mozes, van David en anderen.
Ik zal daar straks nog meer over vertellen.

Waar speelt dit verhaal zich af?

Is dat in Jeruzalem? Is dat in Judea? Is dat in Galilea? Is dat in Samaria?
We hebben het niet in dit gedeelte gelezen waar Jezus is.
Om te weten waar Jezus nu is, moet je de rest van het evangelie kennen.
Dan moet je weten waar Jezus begon met vertellen en met wonderen doen.
Dan moet je ook weten wanneer de Heere Jezus op weg gaat naar Jeruzalem.
Als Jezus over de dood van Johannes de Doper hoort
en weggaat naar een stille plaats om alleen te zijn, is Hij nog in het gebied waar Hij begon.
Pas las ik in een uitleg over dit evangelie van Mattheüs dat Jezus niet voor niets begint
in het gebied dat Galilea heet.
Galilea is het noorden van Israël.
Ik zei al dat Mattheüs allerlei verhalen uit het Oude Testament in zijn verhalen verwerkt.
Galilea is het noorden van Israël.
Dat noorden was het gebied dat na Salomo niet meer bij Juda en Jeruzalem wilde horen.
Dat scheurde zich af en ging alleen verder.
Sindsdien was het volk Israël en het land verdeeld. Het was geen eenheid meer.
Dit noorden was ook het eerste aan de beurt toen de bevolking werd weggevoerd.
Dat gebeurde meer dan een eeuw eerder dan Juda.
In 722 voor Christus werden de bewoners van het noordelijk deel al weggevoerd,
naar Assyrië en kwamen er vreemde volkeren voor terug,
die God niet kenden.
In de tijd van Jezus stond het gebied ook niet al te best omschreven.
Het hoorde wel weer bij de rest van Israël,
maar de mensen die daar woonden waren toch wat bedenkelijk.
De mensen in Juda en Jeruzalem, dat waren de echte gelovigen.
Jezus begint juist in het noordelijk deel. Het Galilea der heidenen, zoals dat genoemd werd.
Daar begint Hij met Zijn werk, om dit deel van Israël weer terug te brengen bij God,
terug te brengen bij de rest van het volk.
Het is dus niet zomaar dat Jezus in Galilea aan al die mensen het brood geeft.
Jezus begint bij de mensen die in het volk Israël het verst bij God vandaan zijn.
De goede herder begint bij de schapen die het verst zijn afgedwaald,
om ze op te zoeken en terug te brengen.

Het verhaal dat we lazen begint ermee dat de Heere Jezus hoort
dat Johannes gestorven is.
Johannes die Jezus heeft gedoopt en nu is gestorven in de gevangenis.
Jezus hoort over de dood van Johannes. Gedood door Herodes.
En wat doet Hij? Gaat Hij op zoek naar het graf van Johannes?
Zoekt Hij de leerlingen van Johannes op om hen moed in te spreken?
Is het nu het moment om naar Jeruzalem te gaan?
Nee, Jezus gaat naar eenzelfde soort plek waar Johannes leefde
voor hij werd gearresteerd door Herodes.
Het lijkt erop of Jezus vlucht, of even alleen wil zijn om daar verdrietig te kunnen zijn.
Want Hij kende Johannes heel goed.
Maar als Mattheüs vertelt over het leven van Jezus,
dan wil hij dat we naar het Oude Testament kijken, naar de verhalen over Israël.
De eenzame plaats, dat is de woestijn waar het volk doorheen trok.
Mattheüs wil tegen ons zeggen: Als je over Jezus leest, moet je bedenken
dat Hij de geschiedenis van Israël overdoet.
Bepaalde gebeurtenissen die het volk heeft meegemaakt,
en dan vooral de gebeurtenissen waarop het volk fouten maakte,
gaat Jezus ook meemaken, niet om diezelfde fouten te maken,
maar om die fouten te herstellen, het weer goed te maken tussen God en Zijn volk.
Als Jezus de eenzame plaats opzoekt, is dat niet alleen een vlucht,
maar geeft dat ook aan: nu neem ik de plaats van Johannes over.
Johannes leefde als het volk Israël in de woestijn, nu moet ik daarnaartoe.

Het lukt daar Jezus niet om alleen te zijn,
want er hebben zich heel wat mensen verzameld.
Een hele massa, een heel volk.
Als Jezus al die mensen ziet, krijgt Hij medelijden.
Medelijden begint ermee dat je iemand ziet.
Als je iets ergs ziet en dan expres de andere kant opkijkt, kun je geen medelijden hebben.
Medelijden hebben is dat je je laat raken.
Medelijden kun je hebben met iemand die ziek is, of iemand die bang is,
iemand die eenzaam is, iemand die altijd als laatste gekozen wordt.
Met wie zou jij medelijden hebben?
Je ziet iemand die ziek is, iemand die bang is, je voelt aan dat iemand eenzaam is,
je merkt het op dat iemand altijd als laatste gekozen.
Jezus is hier als een koning die ziet dat zijn onderdanen het moeilijk hebben
en Hij wordt erdoor geraakt. Ze hebben hulp nodig en die hulp kan Hij geven.
De koning van Israël die de ziekten op zich neemt, die de pijn en het verdriet kent.
De koning die voor Zijn volk zorgt.
Deze week is het ook een bijzondere week.

Het is 77 jaar geleden dat Auschwitz werd bevrijd.
In deze week werd daarom stil gestaan bij het verdriet dat het Joodse volk overkwam.

De hele tijd is Jezus bezig. Al de zieken die er zijn, die worden genezen.
In die tijd hoorden zieken er niet helemaal bij.
Ze werden weggestopt. Nu laat Jezus zien dat ook zij bij Israël horen.
Al degenen die er niet bij horen, worden er door Jezus bij gehaald.
De hele dag gaat het door.
Op een gegeven moment maken de leerlingen van Jezus zich al zorgen.
Het wordt al laat. Het wordt al donker.
Ze hebben geen eten bij zich. Straks vinden ze de weg niet meer.
Nee, zegt Jezus, laat ze maar hier blijven. Jullie kunnen hen wel eten geven.
Dan kijken de discipelen om zich heen: zoveel mensen die er zijn, een menigte,
een heel volk dat samengekomen is om Jezus.
Hoe kunnen zij al die mensen te eten geven? Het zijn er zoveel?
Hoeveel brood hebben ze nu eigenlijk bij zich?
Het is niet zoveel, maar een paar broden: 5 in totaal.
en ook maar een paar vissen.
Het is niet eens zoveel. Misschien konden ze er zelf niet eens met zn allen van eten.
Wij hebben hier niets dan vijf broden en twee vissen.
Opnieuw iets uit het Oude Testament, waar je aan kunt denken.
Dit keer aan de verhalen van Elia en Elisa.
Elia die zich moet verbergen voor Achab komt bij een weduwe in Sarfat
En als hij om eten vraagt, zegt ze: Ik heb geen broodkoek meer, behalve een handvol meel in de pot en een beetje olie in de kruik!
Bij Elisa is het niet een hongersnood, maar komt er een vrouw bij hem.
Haar man was een leerling-profeet, maar is nu gestorven.
Wat heeft ze nog in huis?

Ze zegt: Uw dienares heeft niets anders in huis dan een kruikje met olie.
Ook verhalen uit de Bijbel waarin God voor eten zorgt. God voorziet.
Geven jullie maar te eten.
Ze geven de vijf broden en twee vissen.
Hebben die getallen betekenis?
Wellicht. Maar de plaats waar ze zijn – op een woeste plek, in de eenzaamheid.
Dat lijkt wel de woestijn.
Denk opnieuw aan het Oude Testament: wanneer kreeg het volk in de woestijn brood?
Dat was toen het volk onderweg was, ze kwamen uit Egypte en gingen naar Kanaän.
God zorgde voor manna. Zo liet Hij merken dat Hij bij hen was en voor hen zorgde.
Nu geeft Jezus ook een soort manna.
Aan het begin van het evangelie krijgt Jezus een speciale naam: Immanuël, God met ons.
Hier is Jezus net als Zijn hemelse Vader bezig om het volk eten te geven.
Jezus is de Zoon van God.
Hij is als een herder die zijn schapen het eten geeft wat ze nodig hebben.
Een lied zingt ervan:
De Heer is mijn Herder!
In ’t hart der woestijn
verkwikken en laven
zijn hemelse gaven;

Hij wil mij versterken
met brood en met wijn.

Of in een versie die jullie misschien beter kennen:
De Heer is mijn herder
Hij is alles wat ik nodig heb
Hij brengt mij tot rust
en Hij geeft nieuwe kracht
Hij leidt mij steeds verder
op de juiste weg die ik moet gaan
de Heer is mijn herder

Er is eten genoeg. Er blijven 12 manden over: je zou kunnen zeggen, voor elke stam 1.
Hier wordt het hele volk Israël gevoed.
Moet je even nagaan: 5.000 mannen die te eten krijgen.
Als je denkt aan de plaatsen hier in de buurt: welke plaats heeft er ongeveer 5000 inwoners?
Is dat Oosterwolde? Oldebroek? Elburg? Wezep? 

Het zijn niet alle mensen die aanwezig zijn. Vrouwen en kinderen zijn niet meegerekend?
Is dat niet vreemd? Waarom zouden de vrouwen en kinderen niet meegeteld worden?
Was dat zo dat vrouwen en kinderen niet meetelden in die tijd?
Ja, dat was zo, maar dat was niet de reden waarom Mattheüs dit zo vertelt.
Ik stelde aan aantal mensen deze vraag en de gedachte was al gauw
dat in die tijd mannen meer waard waren dan vrouwen en kinderen.
Was het dan omdat het bijzonder was dat mannen aanwezig waren
en dat je vooral vrouwen en kinderen zou verwachten?
Dat zou je in onze tijd wellicht denken. Maar ook dat is het niet.
MAttheüs vertelt steeds verhalen over vrouwen voor wie Jezus oog heeft. Zij horen erbij!
En ook de kinderen. Jezus vertelt een aantal keer over kinderen,
laat kinderen een voorbeeld zijn:
als je niet wordt als een kind, kun je helemaal niet bij Mij horen, kun je niet binnengaan.
En nodigde Jezus niet de kinderen uit om te komen?
Van de week is erover verteld en hebben jullie er een lied over geleerd.
Laat de kindren tot mij komen, alle, alle kindren.
Laat de kindren tot mij komen, niemand mag ze hindren.
Want de poorten van mijn rijk, staan voor kindren open,
laat ze allen groot en klein, bij mij binnen lopen.

Was het omdat Jezus alleen mannen als leerlingen had?
Nee, ook niet, want de kring van 12 bestond alleen uit mannen,
maar dat waren niet de enige leerlingen van Jezus.
In de wat wijdere kring waren ook vrouwen aanwezig.
Opnieuw het Oude Testament:
Als het volk Israël uittrekt, wordt er ook gemeld hoeveel mannen er wegtrekken.
Daar gebeurt het om aan te geven: dit is het leger van God.
Een stelletje slaven dat net bevrijd is en ook de vrouwen en kinderen meeneemt.
Geen geoefend leger, zoals de koning van Egypte heeft.
Wat bij Mattheüs staat kun je ook zo lezen: er waren geen vrouwen en kinderen.
Alleen 5.000 mannen, een legertje bij elkaar, een revolutionaire garde.
Maar dat is wat Mattheüs in zijn verhalen over Jezus wil vertellen:
Jezus is koning, maar niet een koning aan het hoofd van een leger soldaten.
Jezus is koning, maar hoe Hij koning is zie je pas aan het kruis.
Als Hij sterft. Dan sterft Hij voor onze zonden.
Iedereen die in Hem gelooft, mag uit de gevangenis van ze zonde wegtrekken.
Hoeft geen slaaf van de zonde en de duivel meer te zijn,
maar mag net als het volk Israël in vrijheid uittrekken. Jezus is redder.
En hier zien we ook iets van de betekenis van het kruis:
Jezus is de goede herder, die ons kent en ons eten geeft.
Vorige week was het avondmaal. Daar kun je het ook mee verbinden.
Als je honger en dorst hebt naar God.
De zorg van Jezus is dat Hij een nieuw leven gaat geven, zonder zonde.
Zonder honger, zonder verdriet en pijn.
Een nieuwe tijd gaat beginnen. Mattheüs noemt dat steeds het koninkrijk der hemelen.
Onze wereld wordt zoals God die bedoeld heeft.
Onze aarde wordt als de hemel.
God komt bij ons wonen en wij mogen bij God in de hemel wonen.
Dat is nog niet nu, zolang we hier op aarde wonen en leven,
maar door Jezus is het al wel gekomen,
maar straks als Hij terugkomt, zal dat Koninkrijk helemaal komen.
Dan zal de Zoon van God komen om voor altijd te regeren.
Nu al staan de poorten open, voor jullie kinderen:
Laat de kinderen tot Mij komen.
En voor jullie, volwassenen: Laat de mensen tot Mij komen.

Want de poorten van mijn rijk,
gaan ook voor hen open,
als ze aan een kind gelijk,
bij mij binnen lopen.
Amen

J.H. Bavinck – Het raadsel van de naamlozen

J.H. Bavinck – Het raadsel van de naamlozen

Enige tijd geleden lazen we aan tafel de tragische geschiedenis van het oordeel over David, nadat hij met Batséba gezondigd had. Er wordt een kind geboren, en de profeet Nathan komt om David te bestraffen. “En de Here sloeg het kind, dat de vrouw van Uria aan David gebaard had, met een ziekte” (2 Sam. 12:15)
Mijn gedachten konden niet loskomen van dat kind. Het komt in deze wereld binnen en van de aanvang af ligt er zoiets als een doem over hem. Het is in zonde ontvangen en geboren, ja, het is uit zonde ontvangen en geboren. Een naam draagt het niet. Misschien heeft het ook nooit een naam gehad. We weten niet of die ziekte, die het kind trof, al aanstonds bij de geboorte als een bedreiging over dat jonge leventje gelegen heeft. In dat geval heeft het de achtste dag, de dag waarop gewoonlijk de besnijdenis plaats vond, niet eens meer beleefd, want het stierf op de zevende dag. Natuurlijk is het best mogelijk dat zijn vader en moeder reeds vóór zijn geboorte al over een naam gefluisterd hebben, maar tot een openlijke naamgeving, die dikwijls met de besnijdenis plaats vond, is het dan nooit gekomen. Het is een naamloze gebleven, dat arme wurmpje, dat van de blijdschap van wat het betekent te mogen leven op aarde, nooit iets geproefd heeft.
Van dat kind kan je niet anders zeggen, dan dat het mens was, alléén maar mens. Individualiteit, persoonlijkheid heeft het nooit kunnen ontplooien, een naam heeft het niet gedragen. Een roeping heeft het in zijn leven nooit kunnen vervullen. Ja, alleen deze roeping, dat het door zijn geboorte oorzaak geweest is, dat de lang voortdurende roes van de zonde doorbroken werd in de vermaning van de profeet. En dan nog deze roeping, dat het door zijn sterven oorzaak geweest is, dat zijn schuldverslagen vader weer opnieuw hopende dorst verder gaan en weer binnenging in het huis des Heren. Dat is blijkbaar de levenstaak geweest van deze naamloze uit het eervolle geslacht van David. Meer niet. Het was een verbondskind, één uit de vele miljoenen, maar het heeft de zegen van het verbond hier op aarde nooit bewust leren blijden. Het is de “onbekende soldaat”, deze naamloze.
Het trof me dat wij, mensen, trouwens nooit erin slagen aan een kind werkelijk een naam te geven. Het oude volk Israël heeft dat als regel ook niet geprobeerd. Wanneer een kind geboren werd, gaven zij het wel een teken ter aanduiding, maar in die tekenen zeiden ze niets over het kind, maar alleen over God. Jo-nathan: de Here heeft gegeven. Jo-el: de Here is God. Obadja: knecht van de Here. Zacharia: de Here heeft gedacht. Wat kunnen we van zulk een klein kind zeggen? De andere volken hebben aan hun kinderen namen gegeven, waarin ze trachtten deugden te formuleren: de dappere, het zwaard en dergelijke. Sommige van de oude Germaanse namen leven onder ons voort, maar hebben al sinds lang hun betekenis verloren. Nee, over het kind kunnen we inderdaad niets zeggen, we kunnen hoogstens iets stamelen over God en met dat benoemingsteken sturen we het kind dan maar de wereld in. God zelf zal later wel tonen wat dat kind is, wat Hij van dat kind wil maken, welke plaats dat kind in zijn plan inneemt.
En ineens kwam ik te staan voor dat andere kind van David, van wie gezegd wordt: | gij zult Hem de naam Jezus geven, want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden” (Matth. 1:21). Dat is in de strikte zin van het woord ook geen naam. Het woord “Jezus” is veel meer een program, de formulering van een levensroeping, dan dat  het zou aangeven wie en wat Hij is. Trouwens, dat kunnen wij niet aangeven. Wat zouden wij naar zijn naam vragen? “Die is immers wonderbaar!” (Richt. 13:18)! De naam waarmee Hij deze wereld binnenschrijdt is niet een omschrijving van wat Hij is, maar van wat Hij doen gaat. Daar hebben wij volkomen genoeg aan. Zó moeten wij Hem ontmoeten. Zijn naam zegt me wèl  wat ik ben, zondaar, hij zegt me nog niet wat Hij is, maar hij zegt weer wèl wat Hij voor mij doen wil. In zekere zin gaat ook Jezus als een naamloze door de wereld, net als dat andere kind, dat in zonde geborene. Dat andere kind heeft door zijn sterven voor David poorten geopend, zodat hij weer in het Huis des Heren dorst binnengaan. Jezus heeft door zijn sterven ook poorten geopend, heel anders, oneindig groter en heerlijker.
Jezus de naamloze. Hij zegt er zelf iets over in dat machtige woord dat Hij aan Johannes vanuit de hemel gegeven heeft. Daar spreekt Hij over zijn “nieuwe naam” (Openb. 3:12). Toen ik het weer nalas, verbaasde het me. Hij zegt daar immers, dat Hij die nieuwe naam wil schrijven op een ieder van ons, als we behoren tot hen die overwinnen. Dat is dan die andere naam, waarin Hij zeggen wil wie en wat Hij is, de naam die wij nu nog niet kennen mogen, maar die wij kennen zullen als wij Hem zullen zien van aangezicht tot aangezicht.
En in diezelfde samenhang zegt Jezus ook iets over onze namen. Wij zijn immers ook nog naamlozen, over wie niets wezenlijks te zeggen valt? Jezus zegt dat Hij aan een ieder een keursteen zal geven, en op die steen een nieuwe naam geschreven, “welke niemand weet, dan die hem ontvangt” (Openb. 2:17).
Ten toen was het alsof ik opeens Gods bedoeling begon te begrijpen. Wij kunnen nog geen namen dragen. Onze ouders hebben ons bij onze geboorte wel een aanduiding meegegeven, maar die zegt nog niets over wat wij zijn. Maar eens zal God het ons vertellen en dan zal Hij zelf ons een naam geven. Dan zullen we in één oogwenk alles overzien en dan zullen we ook verstaan, waarom God ons heeft doen geboren worden. Dat alles kan eerst, wanneer de nevel is weggetrokken en wij ook de nieuwe naam van de Verlosser mogen weten.
Maar zolang wij nog in deze wereld zijn, moeten we Hem maar gewoon Jezus noemen. Die naam zegt in één woord wat wij zijn en wat Hij doet.

dr. J.H. Bavinck
Uit: Flitsen en fragmenten

De eerste biografie van Jezus

De eerste biografie van Jezus
Het evangelie van Markus vergeleken met antieke biografieën

De stelling van nieuwtestamenticus Helen K. Bond lijkt een open deur: de evangeliën behoren tot het genre van de antieke biografie. Zo vanzelfsprekend is die gedachte binnen de nieuwtestamentische wetenschap echter niet. Lange tijd werd er vanuit gegaan dat de evangeliën een geheel eigen, uniek genre waren. Niet te vergelijken met een antieke biografie dus. 
Vanaf de jaren-’80 kwam het besef het inzicht dat de evangeliën wel degelijk gerekend kunnen worden tot de antieke biografie. Die gedachte past ook wel in de tijdgeest, omdat in die periode het besef kwam dat niet alleen de eigenheid van Oude en Nieuwe Testament moet worden benadrukt door het verschil met de Umwelt uit te vergroten, maar dat de geschriften van Oude en Nieuwe Testament  en de godsdienst van Oud-Israël een onderdeel waren van het Oude Nabije Oosten. Door de evangeliën te zien als antieke biografieën, kunnen ze worden vergeleken met andere antieke biografieën. De uitleg van de evangeliën kan profiteren van die vergelijking, omdat er daardoor meer zicht komt op wat de auteurs van de evangeliën doen binnen dit genre.

Volgens Bond werkte dit inzicht dat de evangeliën kunnen worden gezien als antieke biografieën nauwelijks door in de uitleg. Zij geeft de volgende redenen: 

(1) Het inzicht brak door in de tijd dat de Bijbelwetenschappen werden gedomineerd door literair-kritische exegese. De gesprekspartner in deze fase was de literatuurkritiek en niet de oudheidkunde. Ook was er in deze tijd geen aandacht voor het genre van de evangeliën. 

(2) De jaren-’80 stonden in het teken van de derde zoektocht naar de historische Jezus. In deze zoektocht ging het meer om de Jezus achter deze teksten dan de teksten die over Jezus vertellen. (Dit verandert als er rond de eeuwwisseling aandacht komt voor de herinnerde Jezus.)

(3) Er was veel aandacht voor het gebruik van het Oude Testament in het Nieuwe Testament. Daarbij ging echter de aandacht niet uit naar de auteur, die deze oudere teksten op een creatieve manier verwerkt in zijn biografie.

Omdat het inzicht dat de evangeliën niet in de uitleg is verwerkt, is het volgens Bond tijd om de vergelijking te maken. In haar The First Biography of Jesus gaat ze na wat het voor de uitleg van het evangelie van Markus betekent om dit evangelie te rekenen tot het genre van de antieke biografie. Daarmee levert zij een belangrijke bijdrage aan de uitleg van Markus.
Volgens Bond maakt de auteur van het evangelie van Markus bewust gebruik van het genre van de antieke biografie om te laten zien op welke manier de christelijke identiteit gebaseerd is op een manier van leven, die haaks staat op wat gebruikelijk was in die tijd. In zijn verhaal over Jezus verwerkt deze eerste biograaf een impliciete kritiek op de triomfalistische visie op heldendom en machthebbers in de Romeinse cultuur. Mogelijk was deze anti-triomfalistische beschrijving van het leven Jezus nodig om de christenen te bemoedigen in een tijd dat er vervolging uitbrak: onder de regering van Nero en na de val van Jeruzalem hadden christenen het op diverse plaatsen niet gemakkelijk.

Overigens is het niet zo verwonderlijk dat de evangeliën niet als antieke biografie werden gezien in de exegese. In het Vroege Christendom wordt niet aan de evangeliën gerefereerd als bioi, de aanduiding voor antieke biografie, maar stonden ze bekend onder als evangelie. Een belangrijk argument, volgens Bond, om de evangeliën wel als bios te zien, is de uitbreiding die Mattheüs en Lukas gaven: zij voegden onder andere genealogieën en verhalen uit de kindertijd van Jezus toe.
Een biografie werd in de Antieke Oudheid geschreven om een grote persoonlijkheid in herinnering te houden. De lezer kon een moreel voorbeeld nemen aan de held die beschreven werd. Biografieën werden door Grieken, Romeinen en ook Joden (bijvoorbeeld Het leven van Mozes door Philo van Alexandrië) geschreven. Het leven van de held was voorbeeldig en diende om nagevolgd te worden. Daarom lag de nadruk niet op de persoonlijkheid van de held, maar op het morele karakter van de held. In de biografie wordt het levenseinde van de held nadrukkelijk beschreven: het einde laat vaak nog eens het karakter van de held goed uitkomen.

De auteur van het evangelie van Jezus is de eerste biograaf van Jezus. Hij was een volgeling van Jezus en schreef zijn biografie over Jezus voor de gemeenschap waartoe hij behoorde. Zijn lezers waren bekend met veel van de verhalen. De auteur had een Joodse achtergrond. Hij schreef zijn biografie op het moment dat de herinnering over Jezus dreigde te verdwijnen. Veel antieke biografieën werden geschreven toen de herinnering van de held werd bedreigd. Door een biografie te schrijven over Jezus kon de auteur laten zien op welke manier het leven van Jezus en zijn boodschap afweek van de omringende cultuur. De biografie hielp zijn medevolgelingen dus om de eigenheid als volgeling van Jezus te bewaren. Volgens Bond heeft de biograaf de nog levende ooggetuigen gesproken en hun getuigenissen over Jezus verwerkt. Mogelijk had hij ook geschreven bronnen tot zijn beschikking, zoals brieven en opgeschreven herinneringen.

In zijn beschrijving van het leven van Jezus heeft de eerste biograaf veel aandacht voor de daden van Jezus. Op deze manier kon hij het karakter van Jezus goed beschrijven. Uit het beschrevene komt naar voren hoe Jezus was. Ook heeft deze biograaf veel aandacht voor de identiteit van Jezus. Voor de mensen uit de Antieke Oudheid hoorden karakter en identiteit bij elkaar.
Zoals bekend ontbreekt in deze biografie de kindertijd van Jezus. Het ontbreken van deze verhalen was een reden om de beschrijving van Markus niet als biografie te zien, omdat de biograaf de verhalen over de kindertijd vaak gebruikte om de grootheid van de held te laten zien. In het evangelie van Markus wordt daar bewust van afgezien, omdat Markus wil laten zien dat zijn held een andere afkomst heeft: Jezus is de Zoon van God. Een hogere komaf is niet denkbaar. Markus laat daarom de verhalen uit de kindertijd weg.

Door het evangelie van Markus te zien als antieke biografie wordt ook duidelijk welke rol de andere personages in de biografie hebben. Zij worden beschreven om licht te werpen op Jezus als hoofdpersoon. Door bijvoorbeeld koning Herodes te beschrijven kan de eerste biograaf van Jezus laten zien dat Jezus een geheel andere heerser, een heel andere koning is. Voor hedendaagse lezers valt de ambivalente houding van de leerlingen op. Als het evangelie van Markus wordt vergeleken met andere biografieën uit de Antieke Oudheid wordt duidelijk dat de leerlingen vooral typen zijn: ze zijn bedoeld als voorbeeld voor latere gelovigen. Aan de hand van het voorbeeld van de leerlingen kan de biograaf duidelijk maken op welke manier Jezus door hen kan worden gevolgd en welke fouten zij niet moeten maken. Alleen als het gaat om Petrus en Judas  werkt de biograaf de leerlingen meer uit. Niet voor niets in aanloop van het kruis. Judas verraadt Jezus. Petrus verloochent, maar krijgt berouw. De leerlingen worden op de proef gesteld. Personages die maar één keer voor komen, zoals Bartimeüs, de vrouw die Jezus zalft en Simon van Cyrene zijn een voorbeeld van geloof.

In een antieke biografie krijgt het sterven van de hoofdpersoon veel aandacht. Een goede dood versterkt nog eens het waardevolle van het leven van de hoofdpersoon. Markus vertelt echter de dood aan het kruis: een schaamtevolle dood, die vooral van toepassing was op slaven, criminelen en rebellen. De dood door kruisiging veronderstelt niet alleen de vernietiging van het lichaam van de geëxecuteerde, maar ook van zijn persoonlijkheid. Als een slaaf wordt Jezus op weg naar het kruis beschimpt en bespot. Een oneervollere dood. Aan het kruis hangt Jezus. Ook nog eens door God verlaten. Door deze dood te vertellen verandert Markus de gebruikelijke beelden van wat een goede dood is. Jezus moest sterven. Zijn dood was in overeenstemming met de Schriften. Zijn dood was een losprijs voor velen.  Wie Jezus volgt, krijgt door zijn dood een nieuwe relatie tot God. Door de kruisiging als einde van Jezus’ leven te vertellen, laat Markus tussen de regels door dat hij andere opvattingen huldigt over wat een held is, wat een voorbeeldig karakter is dan gebruikelijk in zijn cultuur.

Het evangelie van Markus eindigt in een aantal handschriften met 16:8. Met dit einde is het lichaam van Jezus verdwenen. De opstanding wordt wel gemeld, maar niet verteld. Omdat in antieke biografieën het leven van de held nogal eens eindigt met de promotie tot godheid, gaat Bond ervan uit dat Markus niet uitgaat van een opstanding, maar Jezus verheerlijkt ziet in de hemel. Mijn vraag is dan: als het einde van Jezus een visie geeft die haaks staat op wat gebruikelijk is, waarom houdt Markus zich hier wel aan de conventies van zijn cultuur? De jongeman in het graf meldt immers dat Jezus is opgestaan en zijn leerlingen voorgaat naar Galilea?

Ondanks deze laatste kanttekening heeft Bond een waardevol boek geschreven. Dit boek is een belangrijke bijdrage aan de uitleg van het evangelie van Markus. Ook waardevol is dat Bond door dit boek een brug slaat tussen de bestudering van geschriften uit de oudheid en de bestudering van nieuwtestamentische geschriften.

Zie ook: 5 vragen over haar boek aan Helen Bond

N.a.v. Helen K. Bond, the First Biography of Jesus. Genre and Meaning in Mark’s Gospel (Grand Rapids: Eerdmans, 2020)

Een kleine leeswijzer bij Klaas Schilders “Christus in Zijn lijden”

Een kleine leeswijzer bij Klaas Schilders “Christus in Zijn lijden”
aan de hand van de eerste meditatie: “Satan bij den katheder des lijdens”

Klaas Schilder schreef met zijn trilogie
Christus in Zijn lijden  een indrukwekkende serie van dogmatische meditaties over de lijdensweg van Christus. Het is de moeite waard om in deze Lijdenstijd (of Veertigdagentijd) een aantal van deze meditaties te lezen. Aan deze meditaties kleeft wel een behoorlijk nadeel: in deze meditaties klinkt tussen de regels Schilders theologie door. Daardoor kunnen de meditaties ook heel massief overkomen. Ook is het niet altijd duidelijk als je niet heel Schilders theologie kent wat hij doet en wat hij beoogt.

4R1shGBobpAuhyk7KQEg
Hierbij wil ik aan de hand van de eerste meditatie wat uitleggen over wat Schilder doet. Dit is een soort tussenstand, omdat ik momenteel bezig ben met het in kaart brengen van van bepaalde facetten van Schilders theologie (schepping / zondeval / verlossing en openbaring / geschiedenis).

Schilders christologie heb ik nog niet intensief bestudeerd. Om deze trilogie Christus in Zijn lijden te begrijpen, is het ook belangrijk om zijn artikel over de Christusbeschouwing erbij te betrekken, zijn artikel over het Skandalon of zijn uitwerking van de christologie in zijn commentaar op de Heidelbergse Catechismus. Hierbij toch een voorlopige leeswijzer om de lezers die in deze periode een aantal meditaties tot zich willen nemen.

Opmaat van de lijdensgeschiedenis
Deel I van de trilogie is gewijd aan de opmaat van de lijdensgeschiedenis. Of zoals Schilder het noemt: Christus aan de ingang van Zijn lijden (zie: Woord vooraf). Schilder wil de gebeurtenissen zoveel mogelijk chronologisch langs gaan. Zijn reden daarvoor is niet zozeer historisch, maar heeft te maken met zijn visie op de openbaringsgeschiedenis: God gaat een gang door onze geschiedenis, waarbij de openbaring voortgang maakt. Die voortgang is er niet alleen vanuit het Oude Testament naar het Nieuwe Testament als voorafschaduwing naar vervulling. Die voortgang is er ook in de weg die Jezus gaat: het gaat naar een climax.
download (3)
Met de eerste meditatie lijken we lukraak in het lijdensverhaal te vallen. Een dogmatische meditatie over Mattheüs 16:23a: Maar Hij, zich omkeerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, satan, gij zijt Mij een aanstoot. In deze meditatie worden al lijnen uitgezet, die Schilder in zijn andere meditaties worden uitgewerkt. Ik bedoel de term dogmatische meditatie niet negatief. Ik bedoel dat de manier van mediteren vanuit de dogmatiek wordt aangevuld. De basis blijft exegese en meditatie. De ene keer werkt dat goed uit en krijgt de exegese een verrassende aanvulling. Een andere keer kan de uitwerking iets gekunstelds krijgen. Zeker als je als lezer niet weet wat Schilder in zijn meditaties beoogt.
Kaft-K-Schilder
Christus’ reactie op Petrus
De eerste meditatie Satan bij den katheder des lijdens is de eerste van vijf meditaties die gaan over het lijden dat mensen Jezus aandoen. En dan vooral mensen die beter zouden moeten weten vanwege de roeping die ze hebben (als discipel) of het ambt dat ze bekleden (bijvoorbeeld als hogepriester). In deze eerste meditatie staat de reactie van Jezus op Petrus centraal. Petrus wil Jezus tegenhouden om de weg van het lijden in te gaan, waardoor Petrus voor Jezus verandert in een satan. Want het doel van Satan is om Jezus van de weg van het lijden af te brengen. Satan wil Jezus verzoeken om het lijden uit de weg te gaan. Het is pijnlijk voor Jezus dat de kerk (want Schilder trekt het begrip discipel door tot de kerk) zich voor Jezus kan voordoen als een satan.|

Het is belangrijk om de nuance te zien: niet Petrus staat in deze meditatie centraal, maar Jezus’ reactie op Petrus. Het is in het vertellen van de lijdensverhalen altijd weer een verleiding om de aandacht van Jezus te verleggen naar de mensen om Jezus heen. (Zie:I, 92) Dat verleggen van de aandacht gaat echter tegen de authenticiteit van het Bijbelverhaal in, omdat de Heilige Geest het verhaal ‘altijd streng symmetrisch’ heeft opgebouwd: namelijk de focus op de gehoorzaamheid die Jezus laat zien in Zijn weg.

Daad
De titel van deze meditatie laat al veel zien van Schilders theologie: van zijn christologie, van zijn visie op de mens, van zijn visie op de Satan. Schilder houdt van felle, scherpe contrasten. Al wordt hier de tegenpool van de Satan aangeduid met Zijn activiteit. Dat zou Schilder wel eens bewust gedaan kunnen hebben om de aandacht te vestigen op de activiteit, de daad van Jezus. Jezus kiest bewust voor deze weg. Zie de tweede zin van de meditatie: Nu willen wij gaan zien, gelijk Hij zich overgeeft in den nacht van Zijn lijden, en gelijk Hij, zeker van Zijn doel, tast naar den dood. Waarbij tasten hier niet op onzekerheid of gissen duidt.

Die keuze is al in de hemel genomen in de Raad des Vredes, waar de Zoon instemt om deze weg te gaan. Die instemming wordt met een eed bekrachtigd. Schilder heeft een voorkeur voor juridisch taalgebruik. Het werk van Christus wordt door Schilder geregeld met juridische termen uitgewerkt, zowel de inhoud van de taak als de rol van Christus. Op aarde houdt Jezus als de mens geworden Zoon Zich aan deze keuze: Hij is gehoorzaam.

Verzoeking
Bij de katheder staat het Woord van God, die Gods Woord spreekt en is. Van de mensen wordt gehoorzaamheid gevraagd. Maar uitgerekend Petrus negeert dat woord van God en ontpopt zich op dat moment als satan. Openbaring van God (of in dit geval van Christus) gaat meestal gepaard met afwijzing door de mens, zelfs van Christus’ kerk. Dat maakt het satanische voor Christus helemaal tot lijden. Waar de kerk denkt op een hoogtepunt gekomen te zijn, met een mooi uitzicht, waar gerust kan worden, komt de grootste satanische verzoeking. Wat op de weg van Christus een climax is (voorwerpelijk), is voor de kerk een zwaartepunt (onderwerpelijk): de bruid van Christus toont zich satanisch (p. 11). Dit is de anti-bevindelijke trek in Schilders theologie, die niet accepteert dat de menselijke emoties en belevenissen boven wat geopenbaard wordt worden gesteld.

Sacramentum
De eerste zin van de meditatie is: Nu willen wij gaan letten op den Man van smarten, den Middelaar onzer belijdenis, Christus Jezus.
Schilder begint met de menselijke reactie, zoals die hoort te zijn. Christus Jezus is geen voorbeeld, maar Middelaar. Christus is geen exemplum, maar sacramentum. Zijn werk heeft een betekenis die wij als mensen niet kunnen nadoen: eeuwig heil, verzoening met God. Wat wij als mensen kunnen doen is alleen maar geloven en er niet aan voorbij gaan. Voortdurend doet Schilder een appèl op de lezer: wij gaan letten, zie, huiver, hoor, zwijg, de hand op de mond leggen (p. 11)! In deze trilogie wordt Schilder zeer uitgebreid voor ogen geschilderd (Galaten 3:1).

Man van smarten
Het eerste dat Schilder over Christus zegt is dat Hij de Man van smarten is. Hoewel Christus uit de hemel komt, Gods Woord is, de eeuwige Zoon, is het lijden voor Hem een werkelijk lijden. Het lijden laat Hem niet onberoerd, maar raakt Hem diep in de ziel: Daarom kan het niet anders, of dit oogenblik, waarop een satanisch woord door Zijn profetische redenen heen snerpt, moet hem wonden tot in het diepst van Zijn ziel (p. 10).
3cb11306-9b77-4dcf-b1fa-bf345875ce2e
Jan Toorop – Christus (1912)

Jezus ondergaat het lijden niet onbewogen en aan het lijden ontstegen zoals de bleeke Christus, een soort esoterisch beeld van Jezus dat opgeld deed in het begin van de 20e eeuw. Verleiding is echt verleiding, verzoeking door de Satan echt verzoeking, beproeving echt beproeving en lijden echt lijden. Schilder kan daarom geregeld spreken over wat een situatie met de ziel van Christus doet. Medelijden is echter niet nodig. Psychologische uitleg van hoe Jezus er aan toe is, is uit den boze. Wat nodig is, is geloofsgehoorzaamheid, belijdenis, onderwerping, zien.

Middelaar
Christus is ook Middelaar. Hij brengt hemel en aarde weer samen nadat de mensen de band hadden verbroken door ongehoorzaamheid. Voor Schilder tilt zwaar aan de zonde van de eerste Adam in het paradijs: dat is verbondsbreuk, die alleen maar hersteld kan worden door de tweede Adam. Schilder verbindt de aanduiding Man van Smarten geregeld met de aanduiding Knecht des Heeren: het lijden overkomt Jezus niet, maar komt vanwege de Vader over Hem en Jezus gaat deze weg in gehoorzaamheid aan de Vader.

Hij is de Middelaar van onze belijdenis. Voor Schilder zijn de belijdenisgeschriften van existentieel belang. De Dordtse Leerregels nemen een grote plaats in zijn geschriften in. Eind jaren-’30 start Schilder zelfs een groots commentaar op de Heidelbergse Catechismus (dat vanwege zijn dood in 1952 stopt met het commentaar op Zondag 10). Deze aanduiding zal aangeven dat in de gereformeerde belijdenisgeschriften de betekenis van Christus het meest zuiver is weergegeven. Voor Schilder betekent het echter meer: belijden is geen formaliteit, maar geloofsgehoorzaamheid. De Middelaar onzer belijdenis geeft aan dat wij geroepen zijn in gehoorzaamheid deze Middelaar te belijden.

Ambtsdrager bij uitstek
Voor Schilder is het niet mogelijk om te spreken over Jezus alleen. Hij is de Christus. Hij is niet alleen maar mens, maar de Ambtsdrager bij uitstek. Daarmee raken we opnieuw een belangrijke thematiek van Schilders theologie. Bij de schepping krijgt de mens een roeping om God te representeren naar de andere schepselen toe. De mens als schepsel is ambtsdrager. Dat de mens beeld van God is, is voor Schilder dan ook helemaal gelegen in deze roeping, dit ambt. Door de zondeval raakt de mens zijn ambt echter kwijt en daarmee ook het beeld van God. Als de Amtsdrager bij uitstek komt Christus de ambten in gehoorzaamheid aan de Vader vervullen.

Vervulling van de drie ambten
De drie ambten die er in het Oude Testament zijn, komen in Christus samen en worden door Hem vervuld. Schilder werkt geregeld uit hoe Christus in deze verhalen optreedt als de profeet, de priester en de koning bij uitstek. Deze ambten functioneren in de tijd van Jezus niet meer naar behoren. Ze waren al voorafschaduwing, maar in de tijd dat Jezus komt is de Joodse godsdienst vastgelopen, tot stilstand gekomen. Als Jezus Zijn lijdensweg gaat, gaat Hij die als profeet, priester en koning. Die weg bestaat uit lijden en triomferen. Lijden, omdat Hij als profeet, priester, koning niet de eer krijgt die Hij ontvangt. Triomf, omdat Hij doorgaat op deze weg en uiteindelijk slaagt en overwint.Tot ons heil. Heel Zijn lijdensgang door, is Hij van dit drievoudig ambt de volstrekte en eenig ware drager geweest. En daar is geen plekje in Zijn lijdenstempel, of het heeft Hem in en door dat drievoudig ambt zien lijden en triomferen.

Valse mystiek
De weg van Christus Jezus vraagt geloof. Vraagt om te doorzien wat hier gebeurt: zowel van Godswege als wat betreft de satanische verzoeking. Voor de mens, die vanwege de zonde geneigd is om tegen God te kiezen, is dat niet altijd makkelijk te zien. Zelfs de kerk kiest gemakkelijk voor valse mystiek, voor de rust op het hoogtepunt. Men denkt dat men er al is, zonder te zien dat juist dan de Satan met zijn verzoeking komt. Op het hoogtepunt in het geloofsleven (hoogtepunt, p. 7) is het risico het grootst om te vallen (zwaartepunt, p. 7): Ook Simon Bar-Jona wil op zijn hoogtepunt den vrede gaan genieten, en het vredeslied gaan zingen. Schilder is beducht voor mystieke vervoering, vanwege het risico om te vallen. Op deze manier gaat men het skandalon van het lijden uit de weg. Daarom is het nodig dat Jezus als de hoogste profeet uitleg geeft, vanaf het katheder spreekt, episch gezang inwisselt voor didactisch spreken (p. 8). 

Climax in Gods werk
Wat Jezus overkomt, is geen lot. Jezus kiest ervoor bewust voor. Maar ook Gods hand is er in te zien. Christus ziet in wat Hem aangedaan wordt de climax in Gods werk. In de verzoeking door de Satan wordt Jezus ook door God beproeft. Die beproeving is zwaarder dan de verzoeking van de Satan. Die beproeving is niet bedoeld om Jezus van de weg af te brengen, maar Hem te versterken in Zijn keuze om te gaan, om te volharden in Zijn daad, om Zijn eed getrouw na te komen.
En bij den aanvang van het lijdensverhaal is het ons een uitnemende troost, te weten, dat Hij Zijn hoogten zuiver houdt, en door den eeuwigen Geest pal blijft staan en onbewogen op den drempel van den lijdenstempel, als zelfs een rukwind van de hel Hem geen duimbreed van Zijn plaats doet wijken.

Preek zondag 12 januari 2020

Preek zondag 12 januari 2020
Bevestiging ambtsdragers
Schriftlezing: Lukas 4:14-30

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Als ik iets ga vertellen over de wijk Schrijverspark in Veenendaal zal u dat weinig zeggen.
De plaats zal de meesten weinig zeggen en de wijk al helemaal niet.
In mijn jeugd was het een wijk die in de volksmond geen beste klank had.
Het was een wijk van flats
en een wijk waar – volgens de beeldvorming – veel buitenlanders woonden.
Een wijk waar je niet graag kwam en waar je ook niet graag wilde wonen.
Het Schrijverspark had een heel andere klank dat de wijken Dragonder of West.

Als we met elkaar lezen over Galilea en de omgeving van Galilea
Zegt dat waarschijnlijk net zoveel een wijk in Veenendaal – of bijvoorbeeld Amsterdam.
De naam Galilea stond er echter niet best op,
Een gebied waar je als je er niet moest zijn ook niet graag kwam.
Galilea van de heidenen werd het wel genoemd:
Het hoorde wel bij Israël, maar je zou willen dat het er niet bij hoorde
omdat de mensen die er woonden niet betrouwbaar waren
en je je er als gelovige niet echt op je gemak voelde en zeker niet wilde wonen
En al helemaal je kinderen niet wilde laten opgroeien.
En stond Galilea al niet best bekend, de omgeving van Galilea had een nog slechtere klank.
Dat is alsof je over de Wallen in Amsterdam zou praten,
of een andere wijk in een grote stad die een bedenkelijke reputatie heeft.
Als Lukas spreekt over de omgeving van Galilea gebruikt hij een manier van spreken
Die maar één keer eerder in de Bijbel voorkomt:
In Genesis 13, waar verteld wordt dat Lot naar de omgeving van Sodom gaat.
Dat gebied waar Jezus rondtrekt van synagoge naar synagoge is niet een willekeurig gebied
maar een omgeving die gelijk staat aan Sodom, of minstens iets van Sodom heeft.
Sodom en Gomorra – als we die benaming gebruiken, bedoelen we dat niet positief.
Daar wil je niet zijn en daar wil je al helemaal niet wonen.
Als je daar woont, of een winkel hebt, of een kerk hebt staan,
heb je voortdurend met overlast te maken van de gevolgen van alcohol en drugs.
Je spullen zijn er niet veilig, omdat er gestolen wordt
en je gaat er niet alleen over straat.

De mensen uit Nazareth zullen hun wenkbrauwen gefronst hebben
toen ze merkten dat Jezus daar begon met zijn verhalen en zijn wonderen.
Waarom daar?
Goed, Nazareth had wellicht niet de allerbeste reputatie,
maar het was altijd nog beter dan de omgeving van Galilea.
Daar waren ze helemaal van God los. Hoe kon Jezus daar beginnen?
Nu ging het verhaal over Jezus rond, zonder dat Hij zich hier had laten zien
en zonder dat de naam van hun stand met Jezus in verband werd gebracht.
Als Hij zo bijzonder was, waarom had hij dat niet bij hen laten zien.
Dat Hij Jeruzalem opgezocht had om daar te beginnen, hadden ze nog wel begrepen,
maar dat hij de andere kant op gaat, dieper afdaalt, dat begrijpen ze niet.
Waarom dan niet hier, waar Hij onder hun ogen is opgegroeid?

Als je leest dat Jezus rondtrekt door Galilea en de omgeving daarvan
zonder dat je weet welke bijklank dat gebied heeft, lees je er overheen
en ben je geneigd om gelijk naar Jezus’ optreden in Nazareth gaan.
Ik denk echter dat Lukas wil dat we erbij stilstaan waar Jezus begint met Zijn missie.
Op deze zondag van bevestiging van ambtsdragers is het goed om te beseffen
dat onze Heer Zijn missie niet begon in een keurig kerkelijk dorp
met kerken die tot de juiste richting binnen een kerk behoren,
maar in een gebied, waar op de synagogen nogal wat aan te merken was
en mensen die op andere gebieden niet snel in het bestuur van een synagoge kwamen
omdat ze er vreemde opvattingen op na hielden of op een bedenkelijke manier leefden.
Wellicht is dat de ervaring van een van de ouderlingen, die nu afscheid neemt:
Oldebroek staat bekend als een kerkelijk dorp,
maar ik ben er in mijn wijk ook heel wat tegengekomen die je zo zou kunnen plaatsen
in de omgeving van Galilea, het Galilea der heidenen, met de klank van Sodom.
Van de theoloog Eugene Peterson, die namens zijn kerk een gemeente stichtte
in een Amerikaanse nieuwbouwwijk, waar mensen woonden, die niets met geloof hadden
heb ik twee dingen geleerd: het evangelie is lokaal
en in een omgeving als de omgeving van Galilea ging Jezus niet preken of onderwijs geven,
maar ging Hij vooral het gesprek met mensen aan.
Lukas is voor hem het evangelie waar Jezus vooral in gesprek is en verhalen vertelt,
omdat de mensen waar Jezus mee in aanraking komen, God niet goed kennen.
Dat vraagt een andere manier van aanpak om hen met Christus in aanraking te brengen
dan een gezin of een dorp waar de mensen bekend zijn met het geloof.
Maar mensen nu heel bekend zijn met het geloof of juist niet,
de beste manier om hen met Christus bekend te maken is het evangelie lokaal aanbieden:
door er te wonen, met degenen die er wonen vertrouwd te worden,
Hun gewoonten leren kennen, hun taal leren spreken, een van hen te worden.
De ouderlingen kunnen daar wellicht iets in herkennen
Als je 4, 8 of 12 jaar lang dezelfde wijk hebt (hoewel er gewisseld is),
dan bouw je een band op en leer je de mensen anders kennen en heb je andere gesprekken
dan wanneer je maar één keer bij iemand langs gaat.

Ooit heb ik gelezen – ik heb het nooit terug kunnen vinden –
dat het uitdragen van het evangelie moeilijker is dan in een grote stad.
Om twee redenen: allereerst omdat de sociale controle groter is.
Ze weten het van je als je naar de kerk gaat en vaak ook als je ambtsdrager bent.
Ze weten ook hoe je als privépersoon bent, hoe je met je vrouw en kinderen omgaat,
wie je bent in de buurt – of je daar ook een vertegenwoordiger van Christus bent,
niet als officieel aangestelde ambtsdrager alleen,
maar als ook gewone gelovige buiten dat pak dat je op zondag draagt.
Ben  je er een van hen, of ben je een vreemde waardoor je ze moeilijker bereikt.
Een andere reden waarom evangelie uitdragen op een dorp zo veel moeilijker is,
is dat mensen op een dorp toch meer afwachten of je echt wel voor hen komt.
Doe je het plichtmatig, omdat je het doet, of heb je een hart voor hen.

Dat onze Heere Jezus niet plichtmatig de dorpen van Galilea afging
en een hart had voor de omgeving van Galilea dat niet zo goed bekend stond,
dat is bekend. Hij is zelf het voorbeeld van de herder die naar het verlorene op zoek is.

In Nazareth hebben ze dat wellicht mooi gevonden, maar hebben ze ook hun aarzelingen.
Vergeet Jezus met Zijn missie onder degenen die van God zijn afgedwaald
niet een belangrijke groep, namelijk degenen die altijd trouw gebleven zijn:
wel zijn gegaan naar de samenkomsten, waar Jezus zelf ook steeds naar toe ging.
Passen zij met wie Jezus opgroeide niet ergens in Zijn missie.
Het op zoek zijn naar degenen die afgedwaald zijn kan soms botsen
met de zorg voor degenen die altijd trouw de gemeenschap hebben gevormd.
Als je alles in het teken zet van evangeliseren, van werken onder mensen buiten de kerk
komt de eigen gemeente dan niet tekort?
Hebben zij ook niet recht op bezoek en aandacht, op een kerk die bij hen past?
Als Jezus in Zijn eigen plaats komt, zijn de verwachtingen hooggespannen.
Wat gaat Hij hier doen? Dezelfde wonderen die Hij elders doet?
Dezelfde preken houden, die Hij elders ook houdt?
Of zichzelf verdedigen waarom Hij eerst naar elders gaat
en waarom Hij daar in de omgeving van Galilea, waar ze van God los zijn,
zo met de mensen kan omgaan en zo mild preekt,eerder gezellig met hen optrekt
dan hen ernstig te waarschuwen voor hun eeuwige bestemming.
Heel begrijpelijk dat Jezus de gelegenheid krijgt om te lezen uit de rol
en niemand kijkt ervan op dat Hij een preek houdt naar aanleiding van het gelezene.
Of het een lezing is die bij die sabbat paste is niet duidelijk.
Jezus leest wel een paar verzen uit Jesaja die veel zeggen over Zijn missie.
De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft.
Jezus kan hiermee uitleggen dat Hij er niet zelf voor gekozen heeft
om Nazareth uit te trekken en te gaan naar de omgeving van Galilea:
nee, het was een roeping; Hij weet zich gestuurd door de Heilige Geest.
Jullie zien mij als de jongen die bij jullie is opgegroeid,
over wie je allerlei verhalen kunt vertellen van wat je van Mij gezien hebt,
maar dat Ik ben uitgegroeid tot een profeet, meer dan een profeet zelfs,
Dat is jullie wellicht ontgaan. Ik ben niet zomaar een gezalfde, maar dé Gezalfde,
Jesaja had het over Mij en over Mijn komst.
Ik ben niet zo maar gekomen, om hier in het veilige en beschutte Nazareth op te groeien,
maar ik ben gekomen om het goede nieuws, Gods evangelie te vertellen
aan de mensen die nu niet met God leven.
Jesaja noemt hen armen.
Ze zijn arm, al hebben ze wellicht miljoenen op de bank en bewonen ze een mooie villa.
Ze zijn arm, omdat ze de rijkdom van God missen.
Om hen over God te vertellen.
Want u zegt: Ik ben rijk en steeds rijker geworden en heb aan niets gebrek, maar u weet niet dat juist u ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt bent.

Ik raad u aan dat u van Mij goud koopt, gelouterd door het vuur, opdat u rijk wordt.
Ik ben gekomen, legt Jezus uit, om degenen die gevangen zitten in de zonde te bevrijden
uit de macht van de zonde, van de duivel.
Om degenen die het werk van God niet kunnen zien, omdat ze God niet kennen,
die blind zijn voor het werk van God in hun eigen leven, of in onze tijd de ogen te openen.
Een bijzondere tijd, want dit is de tijd waarin God laat zien wie Hij is:
Het jaar het van het welbehagen van de Heere.

Er zijn niet zoveel liederen en gezangen die gaan over de rondwandeling van Jezus.
De gezangenbundel die wij hebben springt van Kerst gelijk over naar de Lijdenstijd.
Het Liedboek voor de Kerken heeft er al meer.
Daarom vond ik het Opwekkingslied dat we zongen voor de preek zo passend:
Heer, Uw licht en Uw liefde schijnen, waar U bent zal de nacht verdwijnen.
In Zijn preek legt Jezus uit wat het concreet betekent
Dat door Hem, door Zijn komst de nacht in ons leven zal verdwijnen.

Het mooie van het ambt is dat je als ambtsdrager iets van Jezus mag laten zien,
op kleine schaal iets mag laten zien van onze Heere Jezus Christus,
Zoals Hij daar kwam in Nazareth en iets mag laten zien van wie Jezus is.
In dit gedeelte kunnen we iets zien van de ouderling, van de kerkrentmeester en diaken.
Diaken is Jezus in Zijn passie voor de armen,
voor de mensen die niet mee kunnen komen in deze maatschappij.
Dat het werk van de ouderling-kerkrentmeester niet alleen maar zakelijk is,
maar bedoeld is om de prediking van het evangelie mogelijk te maken,
zien we hier: er is een ruimte om als gemeente samen te komen,
er is een rol waaruit gelezen wordt, een zetel waar Jezus zijn boodschap kan vertellen.
Dat is allemaal dienstbaar aan de voortgang van het evangelie.
Het werk van de ouderlingen zien we terug als Jezus op zoek gaat
naar degenen die niet in de kerk komen,
hen juist opzoekt om met hen in gesprek te gaan over God,
om hen te bewegen om te geloven, om terug te keren, om tot inkeer te komen.
We zien er ook iets van terug als Jezus de rol aangereikt krijgt.
Preken is geen eenzame koers en al helemaal geen egotripperij,
maar een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de kerkenraad – vooral voor ouderlingen.

Waar alle ogen gespannen toekijken wat Jezus zal zeggen en zal doen,
waarschuwt Jezus hen voor teleurstelling.
Vanmorgen kun je het gevoel hebben als ambtsdrager dat je ook wel moet teleurstellen,
want je bent Jezus niet.
Je wordt wel bevestigd of herbevestigd als ambtsdrager, maar zoals Jezus
dat zul je nooit worden. Hij is onze Heer en wij zijn maar dienaren,
al ben je geroepen om in Zijn naam te gaan en mag je Hem vertegenwoordigen.
Op momenten tijdens een bezoek of tijdens een vergadering,
tijdens een TOV-groep of tijdens het zoeken naar leiding voor de kinderclubs
kun je wel eens het gevoel hebben: Was Jezus zelf maar hier
en kon Hij mij helpen, kon Hij Zijn grootheid en macht laten zien.
Het is hier net of ik in de omgeving van Galilea ben,
waar je zo weinig van Christus’ werk kunt zien.
Wat moet er van terecht komen?
Wat Jezus in ieder geval laat zien is dat geloof in Hem geen vanzelfsprekendheid is.
Zijn eigen mensen, die daar zitten met een zekere trots
– die Jezus is toch maar mooi hier opgegroeid –
kijken alleen naar Jezus zoals zij Hem kennen: de jongen die hier vandaan kwam
en die ook wel een beetje van hen moet blijven.
Het valt mij op dat het zien van Jezus bij Lukas vaak een rol speelt, ook hier:
alle ogen zijn op Jezus gericht. Maar welke Jezus zien ze?
Een van hen, die wat bijzonderder is dan hen? Of zien ze de Zoon van God,
die gekomen is, niet alleen om het evangelie te prediken, maar zelf evangelie is,
die niet alleen maar gekomen is om te vertellen over de bevrijding van de zonde,
maar die zelf van de zonde bevrijd.
Die degenen die van God verwijderd zijn niet alleen maar opzoekt,
omdat daar een uitdaging ligt of omdat Hij met Zijn radicaliteit zich niet thuisvoelt
bij zijn dorpsgenoten die alles maar bij het oude houden,
maar omdat Hij de Goede Herder is, die het verlorene thuisbrengt.
Waar Jezus komt, zal de nacht verdwijnen.
En Jezus wil komen, waar jij denkt dat het niets wordt,
of wanneer je denkt dat er niets van terechtkomt.
Jezus zocht niet alleen de omgeving van Galilea op, het Sodom van Zijn tijd,
maar ook Nazareth – omdat Hij ook daar het evangelie wilde brengen
ook daar wilde redden, wilde genezen van geestelijke blindheid.
Zo mag je Jezus verwachten op alle momenten.
Soms werkt Hij door je heen, soms mag je zelf zien hoe Hij werkt
en soms moet je wachten tot Hij op Zijn tijd komt.
Maar het is waar: waar Jezus is, zal de nacht verdwijnen.
Zo mogen jullie dienstbaar zijn – toegewijd aan Zijn eer.
Amen

Markus 1:29-39

 

Markus 1:29-39

29. En toen zij uit de synagoge gegaan waren, gingen zij meteen naar het huis van Simon en Andreas, met Jakobus en Johannes. 30. En de schoonmoeder van Simon lag met koorts op bed, en zij spraken met Hem over haar. 31. En Hij ging naar haar toe, pakte haar hand op, en meteen verliet de koorts haar; en zij diende hen.

Jezus is Messias in woord en daad (Ernst Fuchs): op de sabbat houdt hij een indrukwekkende verkondiging en toont Zijn macht door genezingen en het uitdrijven van demonen. Omdat Jezus toont wie Hij is, wordt dit gedeelte in bepaalde leesroosters voorgesteld als evangelielezing in de tijd van Epifanie. Het Common Revised Lectionary heeft dit gedeelte bijvoorbeeld in jaar B op de 5e zondag van Epifanie.
Jezus is op de sabbat in de synagoge geweest. De synagoge zal belangrijk geweest zijn voor Jezus. De evangeliën vertellen dat Jezus hij het woord voert in de synagoge. Ook wordt er melding gemaakt van genezingen in de synagogen. Wie gaat nazoeken, vindt het woord synagoge echter niet zo vaak terug. Daarom de vraag: waarom wordt hier wel melding gemaakt van de synagoge. Heeft Markus ons daarmee iets willen doorgeven over het optreden van Jezus (als Messias in woord en daad)?
Na de synagoge gaat Jezus met Petrus mee naar zijn huis. Dat laat zien dat Petrus voor het volgen van Jezus meer heeft achtergelaten dan zijn boot en zijn netten. Hij heeft ook zijn gezin achtergelaten.  De enige andere keer dat Jezus met Petrus, Andreas, Johannes en Jakobus is, is in 13:4. Hierdoor loopt er een lijn van deze genezing naar de toespraak over de laatste dingen. In beide hoofdstukken wordt duidelijk dat het volgen van Jezus ook de gezinnen raakt. In hoofdstuk 13 gaat het namelijk om de vervolging, die ook vanuit het eigen gezin kan worden aangewakkerd. Volgens Klaus Berger, die mij op deze lijn attent maakt, geeft de genezing van de schoonmoeder van Petrus aan dat Jezus niet tegen gezinnen is.
De schoonmoeder van Petrus ligt ziek op bed. Werd in die tijd de koorts gezien als een demon, een onreine geest die je aangreep? Markus plaatst deze genezing in ieder geval na het uitdrijven van een onreine geest. Het wordt Jezus meegedeeld dat Petrus’ schoonmoeder ziek is.
Jezus maakt contact met haar: hij gaat naar haar toe en raakt haar aan. Markus vertelt vaker dat Jezus in zijn genezingen de mensen aanraakt. Dit is niet alleen een gebaar van tederheid, maar ook een gebaar waarmee hij grenzen overschrijdt: een man die de hand pakt van een vrouw, een gezonde man die de hand pakt van een zieke en dus onreine vrouw. Is het ook een gebaar waarmee Jezus zijn kracht naar deze vrouw over doet gaan? In de beschrijving van Markus doet het oprichten denken aan een wederopstanding uit de dood. De vrouw wordt opgewekt.
Als zij is opgericht, dient zij Jezus en de andere aanwezigen: ze wordt een diaken in de gemeenschap van Jezus. Ook dat is een overschrijden van een grens. Rabbijnen geven namelijk aan dat het niet goed is om je door een vrouw te laten dienen. Hij die gekomen is om te dienen wordt nu gediend, zoals de engelen dat deden na de verzoeking en vrouwen rondom het kruis dat later ook zullen doen.

32. Toen het nu avond geworden was en de zon onderging, brachten ze bij Hem allen die er slecht aan toe waren, en hen die door demonen bezeten waren. En heel de stad had zich verzameld bij de deur. 34. En Hij genas er velen, die er door allerlei ziekten slecht aan toe waren, en dreef veel demonen uit, en Hij liet de demonen niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden.

Als de zon is ondergegaan, is de sabbat voorbij. Dan kunnen ook de anderen gebracht worden, die beheerst worden door een onreine geest. In het eerste hoofdstuk laat Markus zien dat Jezus gekomen is om het koninkrijk van God te brengen en dat koninkrijk bestaat ook uit het verdrijven van de onreine geesten. Ze waren er slecht aan toe, degenen die bij Jezus worden gebracht. Bij Jezus vinden ze heling en worden weer mens zoals de Schepper hen had bedoeld. Was het vorige wonder, waarbij de schoonmoeder van Petrus genezen werd, een ‘interne aangelegenheid’ (in huis), nu is zijn optreden (voor de deur) publiek.
Uit zijn daden moet blijken wie Jezus is. Maar als de demonen en de onreine geesten willen spreken over Jezus, verbiedt Jezus dat. Wanneer de demonen over Jezus spreken, is dat geen goed teken. (Zie vers 24). Ze kenden Hem, schrijft Markus.
Jezus is sterker dan de demonen en kan hen het zwijgen opleggen. Als Markus vertelt over Jezus die de demonen niet toelaat om over Hem te spreken, heeft dat ook te maken met het (beruchte) Messiasgeheimenis: in Markus laat Jezus ook mensen niet toe om te vertellen wie Hij is. Niet alleen zijn genezingen en zijn daden laten zien wie Hij is. Vooral na kruis en opstanding wordt duidelijk wie Jezus is.

35. En ’s morgens vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op, ging naar buiten en begaf Zich naar een eenzame plaats,  en bad daar. 36. En Simon en die bij hem waren, gingen Hem achterna, 37. en toen zij Hem gevonden hadden, zeiden zij tegen Hem: Iedereen zoekt U! 38. En Hij zei tegen hen:  Laten wij naar de naburige plaatsen gaan, opdat Ik ook daar predik,  want daarvoor ben Ik uitgegaan. 39. En Hij predikte in hun synagogen door heel Galilea en dreef de demonen uit.

Op een vroeg tijdstip kunnen cruciale gebeurtenissen plaatsvinden: zo wordt in alle vroegte besloten om Jezus over te leveren aan Pilatus (15:1) en gaan de vrouwen in alle vroegte op weg naar het graf (16:2). Als de vrouwen bij het graf komen, schijnt dan reeds de zon. Nu is het nog nacht. Vertaald kan ook worden met: ‘in duisternis gehuld’. Vroeg, in de duisternis, gaat Jezus bidden. Wil Markus hiermee laten zien, dat Jezus’  optreden zich afspeelt in de context van het uitdrijven van demonen? De duisternis wordt ook nog eens benadrukt: nog diep in de nacht.
In die duisternis gaat hij naar buiten. Hij begeeft zich buiten de bescherming van de stad en gaat naar de eenzaamheid, waar hij alleen is en kwetsbaar. Jezus gaat vaker de eenzaamheid in. Ook als hem het bericht wordt gegeven van de dood van Johannes de Doper, neemt Hij zijn leerlingen de eenzaamheid in. Wanneer de mensen Hem als bijzonder gaan zien, trekt Hij zich terug. Na een wonder geeft Hij de opdracht om te zwijgen: het beruchte Messiasgeheimenis. In Markus is Jezus pas echt te kennen na kruis en opstanding en tot die tijd trekt Hij zich geregeld terug.
In de eenzaamheid was hij reeds 40 dagen geweest. De Geest had Hem toen naar buiten gedreven, om door de satan verzocht te worden. Nu nadat Hij de demonen uitgedreven had en hen het zwijgen opgelegd heeft, komt opnieuw in de eenzaamheid, de woestijn. Zal Hij hier opnieuw worden verzocht door de satan?
Bij de verzoeking in de woestijn meldt Markus geen gebed. Deze keer in de eenzaamheid is Jezus wel in gebed. Markus vertelt vaker dat Jezus bidt. Soms in afzondering (6:46), dan weer in gezelschap (in Gethsemané). Is het in Markus 1:35 een rust zoeken bij de Vader? In dat geval een rust na het gezag over de demonen. De gebeden in Markus geven aan, dat Jezus zijn gezag en macht niet uit zichzelf heeft. Op basis van het gedeelte over Gethsemané kunnen we zeggen: Jezus zoekt de eenheid met de wil van Vader, een weg in gehoorzaamheid aan Zijn Vader. Midden in de duisternis heeft Hij die eenheid. De eenheid die Hij er in de duisternis aan het kruis voor Hem niet is, als Hij zich verlaten weet door God. Die duisternis uit Markus 14:33 is een ander woord dan uit 1:35. Terwijl Jezus aan het kruis hangt, wordt Hij bespot: anderen heeft Hij verlost, zichzelf verlossen kan Hij niet. Waar Hij bij anderen de onreine geesten, die voor een duisternis en de afwezigheid van God zorgden, ondergaat Jezus nu zelf die duisternis. Waarbij er voor Hem geen uitredding is.
Als Hij in gebed is, wordt Jezus opgezocht door Petrus en de andere leerlingen. Dat opzoeken is geen positief gebeuren. Kwam in de woestijn de verzoeking door de satan, nu komt de verzoeking door Petrus. Jezus had ze opgedragen om Hem te volgen. Maar ze volgen Jezus niet. Ze jagen op Hem. (Het gebruikte woord komt in Markus alleen in negatieve betekenis voor.) Willen ze dat Jezus volop in de belangstelling staat? ‘Iedereen zoekt u!’ Kan het nog mooier?
Vanuit zijn gebed weet Jezus dat dit een verzoeking voor Hem is, die nu in de persoon van Petrus tot Hem komt. Waar ligt Jezus’  taak? In het openbaar? Of in het verborgen? Af en toe in het openbaar, waarbij heel het volk de gelegenheid krijgt om de zieken en bezetenen te brengen. In het openbaar vertelt Hij over het koninkrijk van God. En toch, geregeld trekt Hij zich terug. Aan het kruis en bij het graf wordt zichtbaar dat zijn werk ook in het verborgene zich afspeelt. Het wordt zichtbaar voor wie dat wil zien. Niet voor de menigte die om het kruis heen staat. Slechts een hoofdman bij het kruis (waarbij het nog de vraag is of deze hoofdman zijn opmerking niet ironisch bedoelde) en enkele vrouwen die op een afstand kijken. Ook de opstanding gebeurt in het verborgen. Daar is niemand bij. Slechts enkele vrouwen zien iets, waardoor ze in een opstanding gaan geloven.
Als iedereen naar Jezus op zoek is, is het Zijn taak om weer verder te gaan. Zoals Hij in die nacht opstond en naar buiten ging, de eenzaamheid in. Zo verlaat Hij Kapernaüm weer en trekt verder. Na enkele dagen zal Hij overigens weer in Kapernaüm aankomen. In Markus is Jezus steeds onderweg. Als ik ooit een uitleg over het evangelie van Markus zou schrijven, zou Onderweg een mooie titel zijn voor een uitleg van het evangelie van Markus. Jezus blijft niet in Kapernaüm. Ook niet in de wildernis. Het doel waarvoor Hij gekomen is, is om overal het goede nieuws van Gods koninkrijk te brengen. en Hij zei: De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen;  bekeer u en geloof het Evangelie. (1:15) Daarvoor is Hij gekomen. Hij gaat verder met zijn missie. Eerst in Galilea en later in Jeruzalem.

 

Preek zondag 24 januari 2016

Preek zondag 24 januari 2016
Lukas 7:18-35

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Je moet maar durven: je twijfel over Jezus openlijk te verwoorden.
Zou u dat doen?
Onlangs hebben we als kerkenraad besloten
om meer aandacht te vragen voor kwetsbaar opstellen.
Johannes stelt zich hier wel heel kwetsbaar op.
Zo kwetsbaar, waarbij je hardop je vragen bij Jezus hardop stelt,
zullen we ons binnen een kerkenraad niet zo snel opstellen.
Hoe zou de andere kerkenraadsleden reageren
als u de vraag die Johannes  aan Jezus stellen ook eens hardop stelde
tijdens een kerkenraadsvergadering:
‘Is Jezus wel de ware? Is Hij wel degene die door God gestuurd is?
Of moeten we op zoek gaan naar iemand anders?’
En hoe zou u als gemeente reageren
als u zou horen dat deze vraag serieus tijdens een kerkenraadsvergadering werd gesteld,
Waarbij duidelijk werd dat een van de kerkenraadsleden openlijk twijfelt?

De een zal zich zorgen maken.
Als een ambtsdrager twijfelt en die twijfel ook nog eens openlijk verwoordt,
hoe kan zo iemand dan nog geloofwaardig ambtsdrager zijn?
Dan hoor je toch voor de waarheid te staan?
Een ander zal zeggen:
‘Gelukkig. Eindelijk iemand in de kerk die ook eens durft te zeggen wat ik ook heb.
Ik ben niet de enige met mijn twijfels.’

Johannes de Doper is nog wel meer dan de gemiddelde ambtsdrager.
Er zullen weinig ambtsdragers zijn
die zichzelf met Johannes de Doper zullen vergelijken.
Deze Johannes is niet de minste:
de belangrijkste van iedereen die uit een vrouw geboren is.
Er is in heel onze geschiedenis niemand die belangrijker is dan hij, zegt de Heere Jezus.
Nou, ga dan jezelf maar eens met deze Johannes vergelijken.
Johannes met zijn indringende boodschap
dat Gods tijd gekomen is om van iedereen rekenschap te vragen
wat iedereen met zijn leven heeft gedaan
en Johannes was van mening dat er maar weinigen waren
die zomaar door dat oordeel heenkonden:
De bijl ligt al aan de wortel.
Het is al bijna de tijd dat de boom van uw, van jouw leven zal worden omgehakt.
Er is maar één manier om jezelf te redden:
dat je je omkeert naar God toe en je leven verandert.
Johannes zou een prediker zijn die in Oldebroek zou worden gewaardeerd:
een prediker die zei waar het op stond,
die er niet omheen draaide en je aan durfde te spreken
en daarbij ook heel concreet zei, wat je moest doen.
Profetische prediking: de boel op scherp stellen.

Als mensen dan bij hem kwamen voor een makkelijke bekering,
een bekering zonder al te veel consequenties voor het dagelijks leven
schudde hij zijn hoofd en riep verontwaardigd:
‘Wie heeft jullie wijsgemaakt dat je zomaar aan het oordeel van God kunt ontsnappen?’
Zeker als ze bij hem kwamen om zich te laten dopen
als die doop alleen maar betekende dat hun zonden afgewassen worden.
Nee, als hij de mensen liet dopen betekende dat een heel nieuw leven,
waarbij je brak met het oude leven.
Als je meer had dan je kon gebruiken, moest je dat delen:
als je twee mantels had, moest je de ene geven aan wie niets had.
Als je met geld werkte, moest je eerlijk zijn.
Hij besefte dat zijn werk slechts voorlopig was: Ik doop maar met water.
Maar er zal Iemand komen die jullie zal dopen met vuur.
Ik mag dan scherp zijn in mijn woorden, maar er is bij mij nog een omkeer mogelijk.
Degene die nu mij komt, zal jullie het vuur van Gods oordeel laten ondergaan.

Opeens is daar twijfel gekomen bij Johannes de Doper.
Geen twijfel over zijn eigen boodschap die hij bracht, maar twijfel over Jezus.
Wat is er terecht gekomen van die man die het vuur zou brengen?
Het vuur van Gods toorn en oordeel: louterend en zuiverend,

Gij zult hen, daar G’ in glans verschijnt,
Als rook en damp, die ras verdwijnt,
Verdrijven en doen dolen.
’t Goddloze volk wordt haast tot as,
’t Zal voor Uw oog vergaan als was,
Dat smelt voor gloende kolen.

Wat komt daarvan terecht in het optreden van Jezus?

Het gaat er wel erg makkelijk aan toe, bij Jezus:
Genezingen en wonderen, dat wel, bijzondere verhalen om je over te verbazen,
maar geen oordeel dat voltrokken wordt, geen vuur
geen enkele goddeloze is verdwenen,
degenen die zich tegen God keren en de gelovigen onderdrukken gaan gewoon door
met hun praktijken, hun macht wordt niet gebroken.
Kan Jezus dan wel degene zijn die verwacht wordt?
Het zit Johannes hoog: hij stuurt een delegatie naar Jezus toe,
om hem rekenschap te vragen. Leg maar verantwoording af van wie je werkelijk bent.

In onze tijd kan twijfelen een mode zijn.
De twijfel waar ik over heb is dan een soort vrijblijvendheid
om niet alles te hoeven te doordenken
om jezelf niet helemaal te geven.
Dat is niet de twijfel die Johannes heeft.
Voor Johannes staat er echt wat op het spel.
God zelf staat op het spel en ook zijn eigen missie hier op aarde.
Promoot Jezus niet een bepaalde vrijblijvendheid,
een soort geloof waar je je goed bij voelt, dat niet teveel kost?
Waar blijft de strijd tegen de zonde en het ongeloof, tegen de vijandschap richting God?
Het gaat wel erg makkelijk bij Jezus.
Je kunt zomaar de hemel binnenlopen, zomaar het Koninkrijk van God in.
Bent U wel degene die we verwachten? Die komen zou?
Of wachten we op iemand anders, die wel komt doen wat U nalaat?

Mooi is het dat de twijfel, de kritiek van Johannes vermeld wordt
in het evangelie over Jezus Christus.
Deze kritiek doet ertoe, de vraag van Johannes is niet zomaar een vraag,
van een kritisch iemand die overal wel wat op aan te merken heeft.
Op de rand van het ongeloof,
en toch anders dan de openlijke twijfel van de Farizeeën en de Schriftgeleerden.
Wat is eigenlijk het verschil?
Is de kritiek van Johannes eigenlijk niet net zo scherp als die van hen?
Mooi is het dat Jezus deze openlijke kritiek, deze twijfel toelaat.
Hij wordt er ook niet zenuwachtig van. Jezus schiet niet in de verdediging.
Mooi is ook dat Johannes zijn twijfel en kritiek bij Jezus brengt,
de dialoog aangaat – net als in de klaagpsalmen wordt geworsteld met God:
niet klagen over Jezus, maar worstelen met Jezus,
een gebed waarin er een appèl gedaan wordt op Jezus, zoals in de psalmen:
Doe er wat aan, aan dat onrecht, aan die goddeloosheid,
aan degenen die Gods werk en Gods kinderen dwarszitten en tegenwerken.
Zo kan het toch niet langer, dat Gods volk verloren gaat,
door de verkeerde wegen die voorgehouden worden door de leiders.
Heer, uw volk gaat verloren!
Johannes brengt zijn twijfel bij Jezus
en geeft Jezus de mogelijkheid om te reageren,
om te laten zien dat Hij wel degelijk de verwachte is.
Dat Johannes niet tevergeefs zijn hoop op Jezus heeft gesteld.

Als de boden bij Jezus komen, is Jezus bezig met zijn werk, zijn missie:
Genezing van zieken, verlamden die kunnen lopen,
boze geesten die verdreven worden, blinden die zien
Hij voegt er nog aan toe:
doden worden opgewekt en armen krijgen het evangelie te horen.

Kijk en luister – laat het op je inwerken wat er gebeurt.
Dat is het antwoord aan Johannes.
Wat is dat nu voor een antwoord?
Waarom zegt Jezus niet gewoon: “Ik ben het!”?
Waarom een antwoord door middel van de daden?
Omdat Jezus uit zijn daden is te kennen.
Zijn daden zijn het teken dat Hij het is.

Die genezingen niet zomaar zijn, niet zomaar wonderen.
Uit het Oude Testament is bekend dat men een ziekte kon ervaren als een oordeel,
waarbij God afwezig is en men een grote afstand tot God ervaart.
Nu zullen we dat niet zo snel meer zeggen, gelukkig,
maar ook vandaag de dag kan iemand die ziek is een grote afstand ervaren,
overvallen worden door vragen: waarom moest dit zo
en God op een grote afstand ervaren worden.
Kan de twijfel je overvallen: is dit nu Gods weg die ik moet gaan. Waar is Hij?

Wat zei diezelfde profeet die Johannes als wegbereider aankondigde?
Onze ziekten heeft hij op zich genomen, ons leed heeft hij gedragen.
Het klassieke avondmaalsformulier geeft daar een betekenis aan,
die de diepte raakt van wat Jezus als antwoord aan Johannes meegeeft:
Hij heeft de oorzaak van onze eeuwige armoede en honger op zicht genomen.
Het is niet de tijd van Gods oordeel, maar de tijd van Zijn heil,
waarbij al het verbrokene wordt geheeld,
waarbij de zonde vergeven wordt
en het oordeel van God gedragen – door Jezus zelf.
ezus’ weg op aarde anders dan verwacht: degene die gekomen is:
God komt in
Christus niet om aan onze verwachtingen te voldoen,
maar om vergeving van zonden te brengen en Gods wil te doen.

Het gaat wel erg makkelijk bij Jezus.
Ja, omdat Hijzelf in dat oordeel gaat, dat oordeel draagt,
gedoopt wordt in het vuur van Gods oordeel.
Later zal Jezus het zeggen, als Hij op weg is naar Jeruzalem:
dat Hij gekomen is om het vuur op aarde te brengen.
Dat oordeel is niet weg,
maar Hij voegt er aan toe: ik moet met een doop gedoopt worden
en die doop beklemt mij, totdat die is volbracht.
Jezus valt Johannes ook niet af.
Ook al waarschuwt hij Johannes, dat hij niet over Jezus moet vallen.
Dat werk van Johannes is een belangrijk werk geweest.
Een nieuwe Mozes was Johannes, die het volk uit de slavernij van de zonde moest leiden:
Een engel, een bode die voor jullie uitgezonden is,
zoals in de woestijn de weg gewezen werd voor het volk om in Kanaän te komen.
Een Elia, die eerst komt.
Johannes erfde de staf van Mozes en de mantel van Elia.
Zo wees Johannes jullie de weg naar God.

Het gaat bij Jezus wel gemakkelijk, zou je kunnen denken.
Maar of nu het oordeel aangekondigd wordt of de genade ruimhartig uitgedeeld
beiden zijn geen garantie voor geloof.
Het is niet zo, een sterke oordeelsprediking de mensen sneller bij God brengt.
Want ook bij een oordeelsprediking kunnen mensen voor de vorm geraakt zijn,
zoals de mensen bij Johannes kwamen om zich te laten dopen
en toen wel dachten dat ze klaar waren.
En ook de boodschap van de liefde van Jezus, van Zijn genade,
Daar kunnen de mensen aan voorbij gaan.
In beide gevallen kun je op een afstand blijven staan,
niet aangeraakt, onveranderd blijven.


Net als bij de kinderen, die een spel spelen.
Daar hoor je bij mee te doen.
Zoals mijn zoon elke dag komt vragen: een potje stratego, een potje rummikub?
Zoals een van mijn dochters naar mij toekomt en met me wil dansen.
Kinderen willen dat je in hun spel meedoet
en als je niet meedoet, ben je spelbreker.
Het is niet leuk als ik als vader niet meedans,
de kans op een potje stratego afsla.
Waarom blijf je bij een spel op een afstand? Waarom doe je niet mee?
Het is niets voor mij. Geen tijd. Nu niet, later.
We hebben op de fluit gespeeld en je hebt niet gedanst.
We hebben een klaaglied gezongen, maar je wilde niet verdrietig zijn.

Dat is het menselijk hart: dat kan onbewogen blijven bij wat God doet.
Of dat nu een scherpe oordeelsaankondiging is,
een krasse oproep je leven te radicaal te veranderen
of een vreugdevolle uitnodiging om mee te doen – je kan onbewogen blijven.
Maar dan doe je niet mee: niet mee met Jezus en deel je niet in Zijn redding,
dan is je oordeel niet weggedragen.

Zalig die aan Jezus geen aanstoot neemt,
Zalig die niet op een afstand blijft staan, maar gaat
Het is gemakkelijk om te blijven staan, op een afstand,
als een volwassene die geen zin heeft in kinderspelletjes,
als een mens onbewogen onder Gods oordeel,
onaangedaan door zijn blijk van liefde in zijn zoon Jezus Christus.
Zalig wie gehoor geeft en meedoet,
in Jezus een nieuw leven begint. Werkelijk nieuw, weggeroepen uit de zonde
en vergeven en de weg van Jezus gaat
ook in je dagelijkse bezigheden –  net zo concreet als Johannes deed.
Amen