We moeten het weer meer over God hebben in de preek

We moeten het weer meer over God hebben in de preek
Recensie van Martin Nicol – Mehr Gott wagen. Predigten und Reden zur Dramaturgischen Homiletik

De preek en de kerkdienst hebben het in deze tijd niet makkelijk. Veel mensen in onze tijd zitten niet meer te wachten op een boodschap van God. Vaak is er sprake van desinteresse. Deze desinteresse geeft het beeld dat we leven in een samenleving waarin de afwezigheid van God vanzelfsprekend is. God wordt niet meer gemist.

Martin Nicol, emeritus hoogleraar Praktische theologie aan de Universiteit van Erlangen signaleert dat die vanzelfsprekende afwezigheid van God ook de kerkgangers en de kerkdienst beïnvloedt. In deze tijd waarin God niet meer gemist wordt is het ook moeilijker voor predikanten om het over God te hebben. Met zijn boek Mehr Gott wagen wil Nicol predikanten uitdagen om in een tijd waarin Gods afwezigheid vanzelfsprekend lijkt te zijn het meer over God te hebben.

We moeten het weer meer over God hebben in de preek. Dat lijkt voor de hand te liggen: elke preek gaat toch over God? Maar juist in een tijd en een samenleving waarin God niet meer vanzelfsprekend is, dreigt God ook uit de preek te verdwijnen.
2076
Altijd een waagstuk geweest
Nu is het nooit makkelijk geweest om te preken. De preek is immers een spreken over God en namens God en dat door een mens. Wie is als mens in staat en bevoegd om namens God te spreken? Is de menselijke taal wel toereikend om over God te kunnen spreken? Preken is in alle tijd een waagstuk geweest. Voor Nicol is de definitie van preken dan ook  het wagen om over en namens God te spreken. Voor preken is moed en durf nodig. Omdat het niet vanzelfsprekend is om het over God te hebben, maar ook omdat je als mens ook het risico loopt om je te vertillen.
978-3-525-57316-7_600x600
Spannend gebeuren
Preken is dan ook een spannend gebeuren, waarin twee werelden bij elkaar komen: de wereld van God en onze aardse werkelijkheid. In de kerkdienst wordt een kerkganger de werkelijkheid van God binnengeleid. Die werkelijkheid van God is net zo reëel als onze aardse werkelijkheid. Wel blijft die werkelijkheid van God een geheimenis houden. Die werkelijkheid is niet altijd zichtbaar en ervaarbaar.

Daarom helpt een kerkdienst en een preek de kerkganger om in die wereld te komen. In deze tijd waarin God niet meer gemist wordt is het des te urgenter de kerkganger te helpen om die werkelijkheid van God binnen te komen. Omdat voor Nicol in de kerkdienst en de preek deze twee werkelijkheden samenkomen, is de preek bij voorbaat een spannend gebeuren. Een saaie kerkdienst en een saaie preek kan eigenlijk niet.
safety-cover
Kunst van het preken
Een preek wordt niet spannend door te stellen dat de kerkdienst bij voorbaat een spannend gebeuren is. In een preek die gehouden wordt kan alle spanning weg zijn. Bijvoorbeeld door verkeerd taalgebruik, door gebrek aan respect voor het geheimenis, door een voordracht waarin er geen klik is met de luisteraar. Ook daarom is preken niet makkelijk en is preken een hele kunst. Nicol spreekt dan ook van de kunst van het preken. Hij schaart het preken dan ook onder de kunsten.

Leren van de kunsten
Net zoals schilderen, schrijven, componeren, drama, film, enz is preken een kunst. Van die andere kunsten kan de predikant veel leren als het om preken gaat. Van schrijvers en dichters kan geleerd worden welke taal je kunt gebruiken als je luisteraars in een andere wereld wil meevoeren. Van toneel kun je als predikant leren hoe je in een voordracht de luisteraars boeit en meeneemt en verplaatst in een andere werkelijkheid. Van muziek kun je leren hoe die andere wereld verklankt kan worden, waarbij het geheimenis toch geheimenis blijft.
Beethoven_Piano_Concerto_4_slow_movement_opening
Van dichters en schrijvers kan geleerd worden hoe een verhaal opgebouwd wordt. Samen met anderen heeft Nicol daarom een aantal jaar terug een taalatelier opgericht, waarbij predikanten zich oefenen in de creatieve kant van het schrijven van preken. Een preek spreekt voor hem in twee talen: in de taal van de theologie en in de taal van de kunst.

Dramaturgische homiletiek
In 2003 publiceerde Nicol een pamflet, waarin hij zijn visie op preken maken uitdagend uiteenzette. In 2006 publiceerde hij samen met Alexander Deeg een werkboek om te laten zien hoe zijn dramaturgische homiletiek in de praktijk werkte. Nicols visie heeft veel weerklank gevonden. Met dit boek blikt Nicol terug op wat zijn visie teweeggebracht heeft.

Zelf heb ik uit dit boek en eerdere boeken geleerd om mijn preken uitdagender en spannender te maken, meer te letten op de creatieve kant van de preek. Sinds Nicol ben ik als predikant bij de voorbereiding en tijdens het houden ermee bezig om luisteraars in de wereld van God binnen te brengen, waarbij ik ook bewust nadenk hoe ik dat kan doen. Wat ik vooral van Nicol geleerd heb, om plezier te hebben in het maken van preken door aandacht te besteden aan de creatieve kant.

Spanningen opzoeken
Ook heb ik van Nicol geleerd om bewust de spanningen op te zoeken. Voor Nicol zijn er 4 basisspanningen in de relatie tot God: de spanning tussen God en de wereld, tussen God en de mensen, tussen God en de machten en tussen God en de godsdiensten. In de preekvoorbereiding is het zaak om deze spanningen in de gaten te houden en bewust in te zetten.

Het vreemde van de Bijbeltekst
Bijvoorbeeld door oog te hebben voor het vreemde van de Bijbeltekst of de boodschap. Voor Nicol is die aandacht voor het vreemde ook principieel: Gods werkelijkheid heeft voor ons altijd iets vreemds, iets van een geheimenis. Daarnaast is spanning is een belangrijk thema voor hem, omdat in de kunst vaak bewust met spanning wordt gespeeld. De predikant kan van de andere kunsten leren hoe een preek bewust met de spanningen die er zijn om kan gaan en kan inzetten om de preek spannend te krijgen.

N.a.v. Martin Nicol, Mehr Gott wagen. Predigten und Reden zur Dramaturgischen Homiletik (Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 2019).

In gewijzigde en verkorte vorm opgenomen op de website van Het Goede Leven

‘De vier pagina’s van de preek’- 4: het begin van de preek

‘De vier pagina’s van de preek’- 4: het begin van de preek

Net als in de openingsscène van een film onthult de introductie van de preek iets van waar de preek over gaat. De tafel wordt gedekt, maar de maaltijd nog niet opgediend. De geur hangt al wel in huis. De introductie heeft een belofte die in de preek waargemaakt wordt.

Voor de luisteraar is de introductie ook bedoeld om vertrouwen te krijgen in degene die de preek houdt: ‘Wie is hij of zij? Ben ik het eens met de aanpak? Kan ik vertrouwen stellen in wat er gezegd wordt?’

In het verleden werd er niet veel aandacht besteed aan de introductie van de preek. Door de New Homiletic, die wil dat de preek een ervaring of een belevenis is, is er aandacht gekomen voor de introductie, waarin de luisteraar wordt meegenomen in het verhaal.

De preek kan beginnen met pagina 2 (Trouble in onze eigen wereld). Wanneer het hedendaagse materiaal beperkt kan blijven tot een of twee paragrafen is het zinvoller om deze paragrafen te zien als introductie op de hele preek en daarmee ook op pagina 1 (Trouble in de Bijbel).

Volgens Paul Scott Wilson zijn er 6 manieren om de preek te beginnen:

  1. Vertel een verhaal dat het tegenovergestelde is van de boodschap (theme sentence) en van het handelen van God (grace).
  2. Begin met een niet al te serieuze ervaring van de boodschap (theme sentence).
  3. Start met de gekozen Bijbeltekst.
  4. Start met sociale gerechtigheid.
  5. Start met een nieuwsbericht.
  6. Start met een fictief verhaal.


Zelf zou ik nog een 7e toevoegen: koppeling aan het kerkelijk jaar of het eigene van de desbetreffende zondag. Paul Scott Wilson stelt dat echter in het slot van de preek aan de orde.

Regels voor een verhaal aan het begin

  • Start in medias res: op de plaats en met de gebeurtenis of handeling waar het om gaat.
  • Neem geen lange aanloop waarvan niet duidelijk is waar het naar toe gaat.

Wat je in een introductie niet moet doen

  1. Begin niet met een vraag.
  2. Ga de luisteraars niet manipuleren.
  3. Begin niet met een grap of een mop (tenzij deze grap of mop heel goed aan de Bijbelse tekst verbonden kan worden).
  4. Gebruik geen lange zinnen.
  5. Start niet met een verhaal met een lange aanloop. Begin direct bij de pointe van het verhaal en vertel de rest eventueel als een terugblik.
  6. Start niet te diep of met een te aangrijpend verhaal.

‘De vier pagina’s van de preek’ – 1: Een handig model voor de opbouw van de preek

‘De vier pagina’s van de preek’ – 1: Een handig model voor de opbouw van de preek

Een preek maken is geen eenvoudige bezigheid. De exegese gaat mij vaak wel goed af. De opbouw en de uitwerking van een preek vind ik steeds een hele klus. Het heeft een tijd geduurd voor ik een model van preekopbouw gevonden had dat bij mij paste. Het is het model van
De vier pagina’s van de preek van Paul Scott Wilson.

Ik heb dat een paar jaar geleden enige tijd gebruikt, maar had het toch weer weggelegd. Nadat ik enige tijd geleden terughoorde dat luisteraars mijn preken niet altijd konden volgen, heb ik het boek van Paul Scott Wilson weer uit de kast gepakt en ben ik er intensiever dan voorheen mee aan de slag gegaan. Ik merk nu ik het enige tijd gebruik, dat het een model is, dat erg behulpzaam is voor de opbouw van de preek. In dit model wordt niet alleen een structuur gegeven aan de hand van ‘de 4 pagina’s van de preek’. Er wordt ook aandacht besteed aan de introductie en het slot en aan de opbouw van de afzonderlijke pagina’s van de preek.
images (1)
Paul Scott Wilson

Het aardige is dat Paul Scott Wilson eind 2018 een update van zijn The Four Pages of the Sermon publiceerde, waarin hij zijn model preciezer uitwerkt op basis van de jarenlange ervaring als hoogleraar Homiletiek.

511h28bhz5l._sx334_bo1,204,203,200_
Voorkant van de ‘revised and updated version’ van “The Four Pages of the Sermon”

Het model van De vier pagina’s van de preek is eenvoudig: de preek bestaat uit 4 kwadranten, die de polen trouble, grace, Bijbel, vandaag de dag verwerken.

  • Pagina 1: trouble in de Bijbel
  • Pagina 2: trouble vandaag de dag
  • Pagina 3: grace in de Bijbel
  • Pagina 4: grace vandaag de dag.

preach_4pagesPaul Scott Wilson noemt deze kwadranten pagina’s, omdat als dit kwadrant een volledige pagina van een preekmanuscript is geschreven. Het volledige manuscript bestaat dan uit 4 even lange pagina’s, eventueel aangevuld met een aparte introductie en een apart slot.

De winst van deze update is dat Paul Scott Wilson iets meer ingaat om wat hij beschouwt als trouble en grace.

 

  • Trouble
    trouble
    is voor hem vrij breed. Trouble gaat over zonde, menselijk falen, maar betekent nog meer. Het betreft ook het verlangen van de christen om te leven tot Gods wil, maar het elke dag merken dat het niet lukt om dat verlangen in praktijk te brengen. Kenmerk van deze eerste twee bladzijden is dat de last op mensen komt te liggen: de last om de schuld te dragen, om het goed te maken, om te leven naar Gods wil. De mens is niet in staat om dit volledig te dragen.
    Trouble
    kan ook uitgewerkt worden als een menselijk verlangen (need), waarbij de mens (of de gelovige) niet in staat is dat verlangen zelf te vervullen.

 

  • Grace
    Grace
    is het handelen van God, waarmee God in Christus ten gunste handelt van de mens of de menselijke last aanvaardt en Zelf de last draagt of door de Geest de kracht geeft om de last enigszins te dragen. Grace berust op Gods handelen als Schepper of als Herschepper, berust op kruis en opstanding en op de gave van de Heilige Geest.

 

 

Hij geeft aan dat zijn preekmodel kan worden beschouwd als een variant op de Lutherse verhouding wet – evangelie.

Bijbel als basis
Paul Scott Wilson begint bewust met de Bijbel. De Bijbel is de basis van de verkondiging. De Bijbel laat de
trouble zien. De Bijbel laat ook zien hoe God handelt ten aanzien van de trouble (de menselijke schuld, nood, het verlangen van de mens).

Heden
Voor Paul Scott Wilson is het wezenlijk dat het in de verkondiging niet alleen de Bijbel bepreekt wordt. Het gaat ook over het heden: over hoe we zicht krijgen op onze
trouble in het heden en op Gods handelen in het heden.

Handelen van God
Vooral de focus op Gods handelen is een punt dat hij steeds naar voren brengt. Naar zijn idee ontbreekt in het allergrootste deel van de preek de aandacht voor Gods handelen in het heden. Preken gaan uitgebreid in op schuld, nood of verlangen, maar laten de gemeente niet zien hoe God handelt. Voor Paul Scott Wilson is de verkondiging van het evangelie daarom: zowel trouble als Gods handelen: Gospel = trouble + grace.

Grammatica
Dit model is niet persé bedoeld als opbouw van de preek. Het is allereerst bedoeld als grammatica voor degene die de preek voorbereidt om helder te hebben dat alle 4 de aspecten van het evangelie (
trouble in the Bible, trouble now, grace in the Bible, grace now) in elke preek evenveel aandacht krijgen.

maxresdefault

Opbouw
Het mooie is dat het model tegelijk ook wel degelijk mogelijk is om de preek op te bouwen. De 4 pagina’s kunnen achter elkaar uitgeschreven worden, eventueel met inleiding en slot. Wanneer iemand de pagina’s helder heeft kan er ook gevarieerd worden in de volgorde. Het waardevolle van dit model is dat er volop aandacht is aan de uitwerking van de 4 bladzijden en ook aan de overgangen naar de volgende bladzijde.

Ook voor een preek in 3 punten
Het model kan eventueel zelfs gebruikt worden als model voor een preek in drie punten, waarbij de inleiding op de drie punten pagina 1 of 2 bevat. Bijvoorbeeld:

  • Inleiding: pagina 1 (of 2)
  • punt 1: pagina 2 (of 1)
  • punt 2: pagina 3
  • punt 3: pagina 4

download (2)

Variatie
Wie dit model gebruikt, hoeft niet bang te zijn voor eenvormigheid of preken die steeds overeenkomen. De introductie kan al op 6 à 7 verschillende manieren uitgewerkt worden. Daarnaast ligt aan elke preek één onderdeel uit de christelijke geloofsleer ten grondslag. De predikant kan steeds in de gaten houden dat er volop gevarieerd wordt met betrekking tot de onderdelen van de dogmatiek.


Terugblik
Het mooie van dit model is dat het ook een handvat biedt om terug te kijken welke thema’s uit de geloofsleer in de afgelopen preken wel aan de orde gekomen zijn en welke er zijn blijven liggen. Bovendien kan de predikant bijhouden welke vragen, die er in de gemeente zou kunnen leven, aan de orde zijn gesteld.

In de komende tijd wil ik het waardevolle van dit model laten zien en daarbij ook meenemen wat Paul Scott Wilson in zijn update verwerkt.

Gerrit Immink over de preek -1

Gerrit Immink over de preek -1

In deze dagen ben ik bezig met het boek van Gerrit Immink, Over God gesproken. Preken in theorie en praktijk. Immink was tot voor kort hoogleraar Praktische Theologie aan de Protestantse Theologische Faculteit. Toen ik in Utrecht studeerde heb ik een aantal colleges bij hem gevolgd. Praktische theologie bestudeert de praktijk van geloven, van de  kerk en van de gelovige. Bij het bestuderen ervan kan op verschillende facetten gelet worden. Bijvoorbeeld: Hoe gebeurt het? Welke vormen en rituelen worden gebruikt? Wat doet het met de mensen die betrokken zijn? Op welke manier is God erin aanwezig?

9200000085931893

In zijn boek beschouwt Immink als een samenspel: een samenspel van God en mensen, van predikant en luisteraars. Preken heeft daarom altijd iets dubbels. Wie preken onderzoekt kan kijken naar de menselijke kant van de preek en ook naar de manier waarop God in en door de preek werkt. Vanuit mijn studie weet ik dat Immink zich graag bezighoudt met zowel de menselijke kant als de manier waarop God in en door de preek werkt. Ook in dit boek komt dat naar voren. Bij de menselijke kant kun je kijken of de preek als toespraak goed is voorbereid en opgebouwd en als toespraak goed wordt gehouden. Aandacht voor welsprekendheid is daarom van groot belang.

Over God gesproken
Over de manier waarop God in en door de preek werkt is Immink voorzichtig. De preek is niet bij voorbaat het woord van God. Immink zegt liever dat in de preek over God wordt gesproken. Daarom de titel: Over God gesproken. God is wel in staat om de preek te gebruiken als de manier waarop Hij tot mensen komt. God mag wel in de dienst verwacht worden, geeft Immink aan. De mensen die luisteren naar de preek, doen dat om meer over God te horen en geregeld ook om God te ervaren.

Luisteraar
In zijn boek heeft Immink niet alleen aandacht voor de predikant maar ook voor de luisteraar. De kerkganger is tijdens de preek niet passief. De luisteraar is meer dan een consument. Tijdens de preek luistert de kerkganger naar het betoog en betrekt de luisteraar wat hij of zij hoort op het eigen leven. De kerkganger maakt geregeld een eigen toepassing. Of de gedachten dwalen af. Soms door een enkel woord of een enkele zin. Dan denkt de luisteraar hierover na, omdat hij of zij daar vol van is. De ene luisteraar heeft liever een preek waarover nagedacht moet worden. De andere luisteraar hoort liever een preek waarin hij of zij innerlijk wordt geraakt. Het gehoor van een predikant is altijd divers. Tijdens het luisteren speelt ook altijd de situatie van de luisteraar en de gemeente mee.

Band
Voor het luisteren naar de preek kan een band tussen predikant en luisteraar behulpzaam zijn. Wanneer een predikant net op bezoek geweest is of betrokken is geweest bij de begrafenis van een geliefde, kan er anders naar de preek geluisterd worden dan wanneer er geen sterke band is. Voor een deel van de kerkgangers is het belangrijk om een band met de predikant te hebben om in de preek meegenomen te worden.

De vanzelfsprekendheden zijn verdwenen
Een predikant heeft er rekening mee te houden, dat niet iedereen goed thuis is in de Bijbel of goede kennis heeft van de christelijke leer. Er zijn gelovigen, die – zoals Immink dat noemt – religieus laaggeletterd zijn. In de preek kunnen zij toch kennis opdoen over God en over geloof. Door televisie, social media als Facebook en Twitter komt zo ontzettend veel informatie binnen, dat er een gevoel kan ontstaan de wereld niet meer te overzien. Er is dan sprake van desoriëntatie. Zeker voor de jongere generaties in de kerk geldt dat, die toch niet meer zo makkelijk kunnen terugvallen op vertrouwde wegen als de oudere generaties. De vanzelfsprekendheden als een christelijke school, het leren van een psalm, het hebben van gelovige voorbeelden kunnen verdwenen zijn. De preek kan helpen oudere en jongere gemeenteleden richting bieden.

Toe-eigening
In het boek zal ook aandacht zijn voor de toepassing. Immink spreekt liever van toe-eigening, omdat toepassing de suggestie kan wekken dat de boodschap kant-en-klaar kan worden toegepast. In de toe-eigening gaat het om de vraag: Wat heeft deze Bijbeltekst mij in het hier-en-nu te zeggen? In de preek gaat het daarom om de uitleg van de Bijbel en om het helpen van de gemeenteleden bij het toe-eigenen van de boodschap van dit gedeelte.

Volgende keer: verschillende visies op de preek in de Nederlandse kerkgeschiedenis.

N.a.v. Gerrit Immink, Over God gesproken. Preken in theorie en praktijk (Utrecht: Uitgeverij Boekencentrum, 2018), p. 9-30 (=hoofdstuk 1: De preek als godsdienstig samenspel)

Preken in een tijd van het creatieve gebod: Wees origineel!

Preken in een tijd van het creatieve gebod: Wees origineel!

We leven volgens de Duitse socioloog Andreas Reckwitz in een tijd van het creatieve gebod: Wees origineel! Dat heeft volgens praktisch-theoloog Julia Koll ook gevolgen voor de preekvoorbereiding.

Volgens Koll zijn er de afgelopen decennia de volgende typologieen ontwikkeld mbt creativiteit in de preekvoorbereiding:

Typologieën

(1) Creativiteit is een vrucht van goddelijke inspiratie, verkregen door mediteren (Emanuel Hirsch, Rudolf Bohren).

(2) Volgens Ernst Lange is het geen geestelijk gebeuren maar iets cognitiefs dat gebeurt als je de hermeneutische cirkel van tekst en situatie geregeld doorloopt. Dan krijg je creatieve invallen.

(3) Voor de vroege Josuttis was creativiteit iets psychologisch, dat geremd kon worden door perfectionisme en gestimuleerd door in brainstorm de gedachten de vrije loop te laten gaan.

(4) voor Gerhard Marcel Martin en Albrecht Grözinger heeft het creatieve van de preekvoorbereiding iets van het creatieve proces van een kunstenaar.

Martin Nicol en Alexander Deeg zijn met hun dramaturgische homiletiek verder gegaan op dat laatste spoor: creativiteit is onderdeel van het hele proces van preekvoorbereiding, van verzamelen en uitwerken tot verbeelden en evaluatie.

Koll mist twee elementen in de discussie in de afgelopen decennia:
(5) Creativiteit van de luisteraar.
(6) huidige context van het creatieve gebod: Wees origineel!

Moeten
De Duitse socioloog Andreas Reckwitz typeert onze tijd als de tijd van het creatieve gebod: Wees origineel! We willen van onszelf en moeten van onze omgeving origineel en creatief zijn. Of het nu gaat om de enscenering van ons eigen leven (Facebook, Snapchat, Instagram), of om de event-cultuur  of creative industry – steeds gaat het er om scheppend bezig te zijn aan de hand van kunstzinnige, esthetische idealen.

Invloedrijk
Maatschappelijk werken deze esthetische idealen door op alle terreinen, beroepsmatig en privé: als is gebaseerd op zintuiglijke waarneming en positieve gevoelens en emoties spelen een kernrol. De toename van de esthetiek in onze maatschappij heeft ermee te maken dat je gezien en opgemerkt wilt / moet worden.
Omdat dit op alle terreinen is gaan spelen is het creatieve gebod (‘Wees origineel!’) zo sterk en invloedrijk geworden. Dit creatieve gebod kon zo’n invloedrijke positie krijgen, doordat op het sociale terrein de economie de norm ging worden en alles, ook het privéleven, tegenwoordig via media (zowel mainstream, als social media) gaat.

Effect
Effect van de centrale plaats van dit creatieve gebod is een toenemend gevoel van belasting, het gevoel voortdurend overvraagd te worden (met burnout, depressie, verslaving enz als mogelijke gevolgen) en een toename van verstrooiing en afname van concentratie en aandacht.

Ambivalent
Als de analyse van Reckwitz klopt, dan is creativiteit een ambivalent maatschappelijk thema, waar niet alleen de predikant in de preekvoorbereiding mee te maken heeft. Ook het gehoor heeft een ambivalente houding mbt creativiteit.
Ook de eredienst en de preek hebben te maken met deze maatschappelijke ontwikkeling. Daarom: wie klaagt over het verlies van argumentatie en stevige inhoud in de preek ziet deze maatschappelijke ontwikkeling over het hoofd.

Scheppende kracht
In de homiletiek gaat het niet alleen om aan te sluiten of juist kritisch te reageren op de maatschappij, maar ook om het eigene van de Schrift. Daarom: welke vorm van preken past bij de scheppende kracht van het Evangelie?

Lange duur
Reckwitz schetst twee alternatieven. Hij geeft allereerst aanaan dat er in deze tijd een esthetiek van de herhaling gevraagd wordt. Deze esthetiek is een verzet tegen het activisme dat steeds op zoek is naar iets nieuws. Het gaat om aandacht voor niets steeds veranderd wordt of moet worden, maar voor de lange duur en voor wat voortdurende oefening vereist. Met behoud van het creatieve. Dat geeft ruimte aan de inbedding van de preek in de liturgie (zoals in de laatste decennia als steeds aangegeven wordt).

Onthaasting
Dat biedt voor de preek als middel tot ‘Entschleunigung’ (onthaasting, verlangzaming). Zoals Michael Meyer-Blanck dat verwoordde: zie het esthetische als een poging de hoorder een behuizing voor langere tijd te bieden, waar hij/zij rust vindt om na te denken. In die rust vindt de hoorder de mogelijkheid om op een creatieve manier God en de wereld te ontmoeten. Julia Koll: de onthaasting leidt tot hernieuwde waardering van concentratie en stilte (waarvoor geen creativiteitsacrobatiek nodig is). De verlangzaming in de preek richt zich niet op de beleving, maar op de verdieping.

Deelnemers
Een tweede alternatief van Reckwitz’ visie is creativiteit zonder publiek. Je richt je niet op een publiek van wie je de opmerkzaamheid moet verdienen, maar je gaat ervan uit dat er slechts deelnemers en betrokkenen zijn. Ook dat is niet nieuw in de homiletiek en de liturgiek: de hoorders zijn geen passieve consumenten, maar luisteraars die zelf actief betrokken zijn in het creatieve proces. Julia Koll pleit ook voor letterlijk meer betrokkenheid doordat gemeenteleden zich kunnen uiten. Vergelijkbaar met de jazzimprovisatie. Dit creatieve kan ook in het overige gebeuren in de gemeente opgepakt worden, bijv dmv biblioloog

Julia Koll, ‘Predigtkunst in Zeiten des kreativen Imperativs’, Praktische Theologie 52/3 (2017) 169-176.

Alternatieve homiletiek

Alternatieve homiletiek

In de afgelopen jaren ben ik heel wat benaderingen tegengekomen waarvan ik dacht: als ik deze benadering nu eens inzet in het preekproces, kan het mij heel veel opleveren. Hierbij een alternatieve homiletiek.

Deze alternatieve homiletiek is bedoeld als aanvulling op (en niet als vervanging van) het gebruikelijke proces van preekvoorbereiding. Voor mijzelf is de uitwerking hiervan een project waaraan ik tussen de bedrijven door mee bezig ben. In ieder geval in mijn reflectie. En misschien ook wel op papier

Opzet van elk hoofdstuk:
Wie – wat – uiteenzetting – toegepast op de preek – werkvormen – literatuursuggesties

I. Uitzoeken van de Bijbeltekst

1. De Bijbel elementair

2. Curriculum; einddoelen

3. Competentiegericht

4. Waar de kerk van leeft: zekerheid – gemeenschap – leer – sacrament (Christian Möller)

5. De geloofsbelijdenis als gids voor het persoonlijke leven (M. Craig Barnes)

II. Ontsluiten van de tekst

1. Biblioloog & bibliodrama

2. Lectio divina

3. Existentiële bijbeldidactiek (Ingo Baldermann)

4. Laaggeletterdheid

5. Kinder- en jongerentheologie

6. Meisjes en jongens als exegeten

7. Contextuele benadering

III. Boodschap van de preek

1. Elementarisering (Friedrich Schweitzer)

2. Basismotieven in de Bijbel (Gerd Theißen)

3. Motiverende gespreksvoering (Miller & Rollnick)

IV. Prediker

1. De basishouding van Carl Rogers

2. Communicatietheorie van Schulz von Thun

3. Transactionele analyse

4. Geloofwaardig leiderschap (Joke van Saane)

5. Minor poet (M. Craig Barnes)

6. Mystagoog (Henk van der Meulen; Paul M. Zulehner)

V. Hoorder en context

1. De ideale gemeente (bestaat niet) – Eugene Peterson / Reiner Knieling

2. Journalistieke benadering


3. Gevoeligheid voor de sociale milieus (Heinzpeter Hempelmann ea)

4. Dialogisch zelf (Hubert Hermans)

5. Levensloop: preken voor kinderen, jongeren, volwassenen, 50+, ouderen.

6. Pastoraat aan mannen

7. Kerk op het dorp

VI. Preek

1. Theo-poëzie

2. Leren van schrijvers, schilders, fotografen, filmmakers enz

3. De kunst afkijken van Bach en andere musici

4. Het kerklied als levensbegeleider (Michael Heymel)

5. Creative writing

6. Preek als kleinkunst; als song(tekst)

7. Marketing

8. Voetbal & kerk (Christian Möller, Michael Herbst, Thorsten Kapperer)

VII. Eredienst

1. Homiletische presentie

2. Enscenering; toneel


3. Performatieve godsdienstpedagogiek; kerk(ruimte)pedagogiek

4. Het gezangboek (Rainer Braun)


Het unieke karakter van de Afro-Amerikaanse prediking

Het unieke karakter van de Afro-Amerikaanse prediking

De prediking binnen de Afro-Amerikaanse kerken hebben een uniek karakter. Dat stelt Frank A. Thomas in zijn Introduction to the Practice of African American Preaching. Tegelijkertijd komt deze cultuur steeds verder van de realiteit van alledag af te staan.

Thomas is zelf Afro-Amerikaan en Nettie Sweeney and Hugh Th. Miller hoogleraar Homiletiek aan de Christian Theological Seminary te Indianapolis (Indiana) en rector van de aan dezelfde universiteit verbonden Academy of Preaching and Celebration. Hij is een warm pleitbezorger van de Afro-Amerikaanse prediking. Hij doet dat door onder andere preken uit de afgelopen eeuwen te publiceren en nu ook met deze introductie.

51yynlrbv6l-_sx331_bo1204203200_

Mondeling
Het unieke van deze preektraditie is onder andere het mondelinge karakter. Dat maakt het onderzoek al ingewikkeld: de meeste preken zijn niet op papier gezet en de preken die wel zijn gepubliceerd zijn vaak gelegenheidsgeschriften bij een jubileum van een kerk. Lange tijd is de de Afro-Amerikaanse preektraditie onzichtbaar geweest voor de bredere Amerikaanse samenleving en ook voor de homiletiek. In de vroegste fase werd de Afro-Amerikaanse preektraditie alleen bestudeerd door onderzoekers die zich met de Afro-Amerikaanse gemeenschap bezighielden, zoals cultureel antropologen en etnologen. De retorische kracht van preken werd pas zichtbaar in de tijd van de burgerrechtenbeweging uit de vijftiger en zestiger jaren van de twintigste eeuw. Onder andere door de preken en toespraken van Martin Luther King en andere betrokken Afro-Amerikaanse predikanten.

Gestudeerd
De Afro-Amerikaanse preektraditie dateert al uit de 18e eeuw, toen de Afrikanen naar Amerika werden gebracht om daar als slaven op de plantages de dienen. In de eerste tijd hielden zij vast aan hun godsdienstige tradities, die zij uit Afrika meebrachten. Ze deden dat vaak in het verborgen en ‘s nachts. In de 19e eeuw worden veel Afro-Amerikanen christen, door onder andere opwekkingsbewegingen binnen deze gemeenschap. In het noorden, waar de slavernij was afgeschaft, konden Afro-Amerikanen een opleiding volgen en studeren.en waren er ook gemeenten, vooral van Methodische snit, waarin blank en zwart gelijkwaardig lid waren. Hier kwam de intellectuele manier van preken op: Afro-Amerikaanse predikanten die aan een universiteit of een seminarie hadden gestudeerd. Hun preken hadden dezelfde geleerde, rationalistische inslag als de preken van predikanten van wie de oorsprong in Europa lag. Met deze preekstijl wilden de Afro-Amerikaanse predikers laten zien dat zij intellectueel niet onder deden.

58348
(Gardner C. Taylor (1918-2015), “the dean of the nation’s black preachers”,
van wie een preek wordt besproken als voorbeeld van Afro-Amerikaanse prediking. Bron foto: een in memoriam in Christianity Today)

Whooping
In het zuiden, waar de slavernij pas na de Amerikaanse Burgeroorlog werd afgeschaft, bleef de segregatie een veel grotere rol spelen: als Afro-Amerikanen christen werden, kregen ze hun eigen kerken. De voorgangers waren vaak lekepredikers, die het preken hadden geleerd door dat bij andere voorgangers af te kijken en die na te doen. Deze volkse preekstijl was eenvoudiger en emotioneel geladen. Deze predikanten maakten gebruik van whooping: een emotioneel appèl op de gemeente door zangerig te preken of zelfs te zingen en daarbij de gemeente om een antwoord te vragen. Ondanks hun gebrek aan opleiding waren deze predikers heuse dichters, die gebruik maakten van de kracht van de taal.

Retorica
Wat de Afro-Amerikaanse preken bijzonder maakt ten opzichte van de dominante preekstijl van predikanten van wie de oorsprong in Europa lag, was dat voor Afro-Amerikanen retorica niet verdacht was. De preek is geen theoretische uiteenzetting. De boodschap moet immers worden overdragen en dat kan niet zonder een emotioneel appèl op de gemeente.

Profaan
Bijzonder is de Afro-Amerikaanse preektraditie ook doordat er geen groot verschil is tussen de preek in een kerkdienst en verkondiging in het alledaagse leven. Vrouwen die in de kerkdienst niet mochten preken, konden dat wel doen binnen hun gezin of bij bijeenkomsten van de gemeenschap buiten de kerkdienst om. Wie de Afro-Amerikaanse preektraditie wil bestuderen, dient daarom ook breder te kijken dan preek tijdens de kerkdienst. Ook kent deze gemeenschap geen sterk onderscheid tussen heilig en profaan.

Jay-Z
Om dit te illustreren geeft Thomas een homiletische reflectie op de rapper Jay-Z. De song ‘Meet the Parents’ start met een begrafenis van een 15jarige jongen. Deze jongen is doodgeschoten, naar later blijkt door zijn eigen vader die zijn zoon na de geboorte verliet.

Predikanten kunnen veel van Jay-Z leren, aldus Thomas. Jay-Z wil met zijn songs maximaal effect sorteren. Predikanten mogen bij hun preken dat meer bedenken. Daarnaast wil Jay-Z authentiek zijn en contact houden met waar hij vandaan komt. Van rappers die door succes zich anders gaan kleden en gedragen, moet hij niets hebben. Jay-Z deinst er niet voor terug om moeilijke thema’s zoals geweld binnen de Afro-Amerikaanse gemeenschap en de verbroken gezinnen aan de orde te stellen. De details van de songs laten merken dat hij weet waarover hij het heeft. Predikanten doen er goed aan om niet alleen geestelijke thema’s aan de orde te stellen, maar ook wat er leeft in de maatschappij. Daarbij is het wel een vereiste dat zij weten waar ze het over hebben en zich daarover desnoods laten informeren.

Distantie
Thomas is onder de indruk van de geschiedenis van de prediking binnen de Afro-Amerikaanse gemeenschap. Hij maakt zich wel zorgen over de toekomst. Hij signaleert dat veel Afro-Amerikaanse kerken hun tieners niet kunnen vasthouden, omdat zij bepaalde thema’s uit de weg gaan. Bovendien zijn veel Afro-Amerikaanse kerken conservatief in hun opvattingen en thematiseren ze niet de tweederangspositie van de Afro-Amerikanen binnen de samenleving, het geweld tegen Afro-Amerikanen en het geweld binnen deze gemeenschap.

#BlackLivesMatter
Doordat de huidige beweging, die opkomt voor de rechten en de plek van de Afro-Amerikaanse gemeenschap, zoals #BlackLivesMatter, ook opkomt voor de rechten van de LBTQ-gemeenschap, distantiëren veel kerken zich van deze beweging. Bij de burgerrechtenbeweging uit de jaren’50 en -’60 waren de kerken meer betrokken. Ook toen ging het om een minderheid van de kerken en de predikanten. De angst van Thomas is dat de Afro-Amerikaanse kerken door hun afwijzende houding en het uit de weg gaan van deze maatschappelijke thema’s de band met hun jongeren kwijtraakt en de kerken irrelevant worden voor de opgroeiende Afro-Amerikanen.

Zie ook de websitie en het YouTubekanaal van Frank A. Thomas. Deze recensie verscheen ook op 28 februari in het Friesch Dagblad.

N.a.v. Frank A. Thomas, Introduction to the Practice of African American Preaching (Nashville: Abingdon Press, 2016)

Gepassioneerde prediking: de Gekruisigde voor ogen schilderen

Gepassioneerde prediking: de Gekruisigde voor ogen schilderen

Vanaf het ontstaan is de boodschap van het christendom de gekruisigde Christus geweest. In de laatste eeuwen is er binnen bepaalde stromingen van het christendom verzet geweest tegen de betekenis van Christus die gekruisigd is. Deze kritiek is in de afgelopen decennia veel sterker geworden en is invloedrijk in de kerk en theologie in West-Europa. Tegen de achtergrond van deze vraag stelt Michael Herbst zich de vraag, hoe in deze tijd gepreekt kan worden over de gekruisigde Christus.

Herbst is hoogleraar Praktische Theologie aan de Universiteit van Greifswald, waar hij zich onder meer bezig houdt met de homiletiek. Herbst is tevens directeur van het missionaire Instituut voor Evangelisatie en Gemeenteopbouw.
Hij begint zijn uiteenzetting met de boodschap van Paulus: aan de Galaten schrijft hij dat hij hen u steeds Jezus Christus eerder voor ogen heeft geschilderd alsof Hij onder hen gekruisigd was (Galaten 3:1). Tegen de Korinthiërs zegt hij dat hij geen andere boodschap heeft dan Christus, die is gekruisigd (1 Korinthe 2:2).

grunewald372

Troost
Ook de reformator Maarten Luther heeft deze boodschap in zijn preken en pastoraat centraal gesteld. Zo schrijft hij in een pastorale brief aan Georg Spenlein, dat hij zich steeds de gekruisigde Christus voor ogen moet houden, over de betekenis voor hemzelf moet nadenken en de gekruisigde Christus moet aanbidden als degene die ook voor hem gestorven is.

Ook in zijn liederen klinkt deze boodschap door. Zijn lied Verheug u, christenen, tesaam (Gezang 402, Liedboek 1973) is een ballade, die erover zingt wat de gekruisigde Christus voor de gelovige en de gemeente betekent. In vers 4 schildert Luther de hemelse dialoog tussen Vader en Zoon:

Toen zag God in de eeuwigheid
mijn mateloze ellende
en haastte zich, te rechter tijd
mij, arme, hulp te zenden.
Mijn Vader, want Hij wendde mij
zijn hart vol liefde toe, ja Hij
liet het zich ’t liefste kosten.

In vers 7 en 8 wat Christus tegen de gelovige persoonlijk zegt:

Hij sprak tot mij: Zie, het is nu
de kentering der tijden.
Ik heb mijn leven veil voor u,
Ik zelf zal voor u strijden.
Want Ik ben de uwe, gij zijt mijn,
en waar Ik ben, daar zult gij zijn,
geen vijand zal ons scheiden.

De vijand zal Mij ’t hartebloed,
het leven zelfs ontroven,
’t is u ten goede, en daar moet
gij rotsvast in geloven.
Mijn leven overwint de dood,
mijn onschuld delgt uw schulden groot,
En zo zijt gij behouden.

Luther-Predigt-LC-WB

Christelijke prediking, zo geeft Herbst aan, is in wezen gepassioneerde Christusprediking. Wanneer Christus centraal staat, kan men niet om het kruis heen. De gekruisigde Christus en de betekenis van Zijn sterven aan het kruis voor ogen schilderen is een kerntaak van de christelijke verkondiging. In die verkondiging moet steeds worden bedacht en doorgegeven, dat dit sterven aan het kruis – zoals de liederen van Luther ook aangeven – tot onze troost is.

Omstreden thematiek
Dat wil niet zeggen dat deze kerntaak om de gekruisigde Christus voor ogen te schilderen eenvoudig is. Allereerst omdat de thematiek van de gekruisigde Christus tegenwoordig niet alleen buiten de kerk maar ook binnen de kerk omstreden is. Veel kerkgangers vragen zich af, wat voor God dat is die Zijn eigen Zoon of de mens Jezus opoffert.

Crucifix-strijd
In Duitsland zijn er in het afgelopen decennium enkele voorbeelden geweest die de betekenis  van het kruis laten zien.
Vanaf de jaren-’90 is er in de deelstaat Beieren een discussie over crucifixen in schoolgebouwen. Ouders die geen christelijke achtergrond hebben, hadden via de rechter afgedwongen dat de kruisbeelden werden verwijderd uit de openbare schoolgebouwen. Van christelijke ouders en van kerken kwam er protest, omdat de kruisbeelden aangeven dat Duitsland een christelijke traditie kent. In 2009 gaf de Europese rechter de ouders, die om een verbod vroegen, gelijk. Met als argument dat het kruis niet zo maar een symbool is, maar een duidelijk symbool is dat verwijst naar waar het christendom voor staat. Het kruis is geen nationaal, maar religieus symbool.
Herbst tekent hierbij aan dat de Europese rechter veel duidelijker dan kerken en theologen weet aan te geven wat de betekenis van het kruis voor het christelijk geloof is. Vooral degenen die geen christelijke achtergrond (meer) hebben, ervaren het ergerlijke en aanstootgevende van het kruis. In plaats van kritisch te zijn op de klacht van de ouders en de uitspraken van de Beierse en Europese rechters zouden de kerken juist dankbaar moeten zijn dat het kernachtige symbool van het christelijk geloof zo sterk spreekt en dat het ergerlijke en aanstootgevende voor buitenstaanders zo helder is.

Navid Kermani
Ook in de discussie over de opmerkingen van Navid Kermani zitten de kerken mis. Herbst ziet de kerkelijke reactie bijvoorbeeld kardinaal Lehmann als een theologisch bedrijfsongeval, waarbij men de kans laat liggen om aan te geven welke betekenis de gekruisigde Christus heeft voor christenen.
Wat is het geval? De moslim en oriëntalist Navid Kermani heeft zich over het kruis uitgelaten: Hij ervaart het kruis als negatief. Het kruis is niet een onschuldig symbool, maar roept om zich af te wenden. Hij neemt radicaal afstand van het kruis: het kruis is godslastering en afgodenverering.
Als in 2009 kardinaal Lehmann en Peter Steinacker samen met Kermani zijn voorgedragen voor de Hessische cultuurprijs, geven Lehmann en Steinacker aan dat zij de prijs niet samen in ontvangst kunnen nemen met Kermani vanwege zijn uitspraken over de gekruisigde Christus.
Deze houding van Lehmann en Steinacker heeft voor veel discussie en kritiek gezorgd. Herbst vraagt zich verbaast af, waarom deze vooraanstaande christenen niet hebben gezien dat de woorden van Kermani een goede illustratie zijn van wat Paulus schrijft over het aanstootgevende en het ergerlijke van het kruis. Deze moslim heeft het kruis beter begrepen dan die vooraanstaande christenen.
Hersbt bekritiseert Lehmann en Steinacker ook dat ze door hun verontwaardiging niet verder hebben gelezen. Kermani gaat namelijk verder en schrijft dat over een altaarbeeld van Guido Reni in de San Lorenzo in Lucina (Rome):

‘Toen zat ik voor het altaarbeeld van Guido Reni in de San Lorenzo in Lucina. Ik vond de aanblik zo indrukwekkend, zo vol zeggen, dat ik het liefst nooit meer was opgestaan. Voor het eerst dacht ik: Ik – niet alleen: men – ik zou in een kruis kunnen geloven.’

sllcrocifissoguidoreni

Kermani blijft volhouden dat hij Jezus niet kan zien als Gods Zoon of als een door God gezondene. Toch is deze ‘belijdenis’ van een moslim bijzonder. Door de gekruisigde Christus voor ogen geschilderd te zien, ervaart deze moslim iets van het geheimenis van God.
De prijs is uiteindelijk wel gezamenlijk uitgereikt, maar de schade is groot: in plaats van een missionaire dialoog grepen de vooraanstaande christenen terug op een machtsmiddel.

Herbst vraagt zich af of de kerken niet teveel bezig zijn om het ergerlijke en aanstootgevende af te zwakken. Hij vraagt zich tevens af, of deze strategie wel zinvol en gepast is. Zou het niet beter zijn om dit aanstootgevende te laten staan en anderen uit te nodigen om te ontdekken welk heil en welke troost er in het kruis verborgen is.

Binnenkerkelijke kritiek
Niet alleen buiten de kerk maar ook binnen de kerk reageert men op het ergerlijke en aanstootgevende van het kruis. Binnen de kerken is er veel verlegenheid met de gekruisigde Christus en kan men niet meer de troost van de gekruisigde Christus ontdekken. In preken op Goede Vrijdag wordt dan niet meer de gekruisigde Christus voor ogen geschilderd, maar wil men een pastorale boodschap brengen (God staat aan de kant van degenen die lijden) of een ethische boodschap (zoals Jezus aan de kant van degenen die lijden stond, zo hebben wij aan de kant van degenen die lijden te staan).
Deze verlegenheid kan ook omgezet worden in een programma. De theoloog en journalist Matthias Morgenroth voert een pleidooi om het christendom van Goede Vrijdag en Pasen te vervangen door een Kerst-christendom, waarbij de kribbe – en niet meer het kruis – het centrale symbool van het christendom wordt.
Veel moeite is er met de gedachte dat er aan het kruis sprake is van plaatsvervanging en verzoening. Waarom heeft God een bloedig offer nodig? Hij kan toch ook vergeven zonder offer? Hoezo kunnen wij vervangen worden?

Volgens Herbst is het goed om deze kritiek serieus te nemen. Bepaalde elementen uit deze kritiek is terecht: zoals het beeld van een wrede, sadistische God die zijn gram haalt via een ander. Tegelijkertijd wordt er in de kritiek teveel overhoop gehaald en worden er karikaturen gemaakt van wat er in de Bijbel en in de Reformatie is gezegd. Wat Herbst vooral verbaast, is dat de kritiek op het kruis en de betekenis daarvan meer afkomstig is uit onze eigen cultuur dan uit een goed lezen van wat er in de Bijbel staat.

Verzoening ondanks het kruis
De verlegenheid en de kritiek heeft ook tot een tegenreactie geleid. Bijvoorbeeld van de praktisch-theoloog Reiner Knieling. Herbst vindt de poging tot rehabilitatie van de gekruisigde Christus van belang, omdat Knieling een belangrijke stem is in het missionaire debat in Duitsland.
Herbst neemt wel een verschuiving waar bij Knieling: kan Knieling in zijn onderzoek naar preken over Pasen, Goede Vrijdag en Kerst nog uitgaan van de plaatsbekleding, in latere boeken laat hij dit punt varen. In zijn homiletiek (2009) spreekt Knieling over een verdamping van de christelijke traditie in een postmoderne tijd. Veel onderdelen van het christelijk geloof moeten opnieuw worden uitgelegd en zeker de theologie van het kruis. Wat wil Knieling?
(1) Navertellen van de geschiedenis van de kruisiging, waarbij Jezus de liefdesverklaring van God aan mensen is. Deze liefde gaat zover, dat Jezus zich laat kruisigen. De verzoening vindt dan echter niet plaats door het kruis, maar ondanks het kruis. Zelfs het kruis kan Gods liefde niet afwijzen. Het kruis is de prijs die God bereid is te betalen voor Zijn liefde. Het kruis is de uiteindelijke consequentie van Gods liefde.
(2) In de kruisiging handelt God. Hier volgt Knieling – in de ogen van Herbst doet Knieling dat terecht – de theologen Otfried Hofius en Hartmut Gese.
Conclusies van Knieling:
– Jezus is groter dan onze duidingen. In een gemeente met verschillende stemmen is het goed om de veelkleurigheid met betrekking tot de duidingen van het kruis serieus te nemen.
– In de liturgie moeten liederen, die spreken over de toorn van God, niet te snel meer gezongen worden, omdat deze liederen veel misverstanden oproepen.
– In de boodschap van het kruis moet de passie van God voor mensen worden verkondigd.

Herbst waardeert de poging van Knieling, maar vindt de gedachte dat de verzoening niet door het kruis, maar ondanks het kruis tekort schieten. Op die manier kan men niet gepassioneerd spreken over de gekruisigde Christus.

Plaatsbekleding – voor ons en niet voor God
In de theologie kan er gesproken worden over de hedendaagse Tübinger School met theologen als Bernd Janowski, Peter Stuhlmacher, Hartmut Gese, Otfried Hofius. Deze ‘school’ houdt vast aan de plaatsbekleding van Christus en wijst op de betekenis van het Oude Testament in het geheel. Niet God moet verzoend worden, maar de wereld die zich tegen God heeft gekeerd moet worden verzoend.
De oudtestamenticus Bernd Janowski heeft zich bijvoorbeeld intensief bezig gehouden met dit thema. Hij geeft aan dat de thematiek van de zondebok (Leviticus 16) en het plaatsvervangende offer (Jesaja 53) van grote betekenis zijn om het kruis op Golgotha te begrijpen. In de verzoening wordt de mens gereinigd van de zonde (Romeinen 3:25). Jezus sterft niet voor God, maar voor ons.

Anselmus
Wie nadenkt over de kruisiging, plaatsbekleding en verzoening komt op een gegeven moment bij Anselmus van Canterbury uit. Nu bestaan er veel karikaturen over zijn theologie, alsof Jezus moest sterven om de geschonden eer van God te herstellen. De karikaturen gaan voorbij aan de wezenlijke vraag, waar het voor Anselmus om draaide: Waarom moest de almachtige God een kwatsbaar mens worden. Deze vraag draait om het moeten, om de noodzakelijkheid van dit gebeuren.
Anselmus geeft aan dat de mens voor de zaligheid was bestemd maar door de val een zondaar geworden is die verzoening nodig heeft. De mens heeft Gods eer geroofd. De zonde heeft ook de orde in de schepping verstoord. Als God ons zou straffen, zouden we niet zalig worden en mist God zelf het doel van Zijn schepping. In het kruis gaat het om het herstel van de geschonden orde. Daarbij moet de ernst van de zonde bedacht worden. God kan niet zomaar over de zonde heen stappen, omdat hij anders onrecht zou vergoelijken. Gods toorn is geen duistere emotie, maar de keerzijde van Zijn liefde. In het kruis laat God Zijn bereidheid zien zelf dat onrecht op zich te willen nemen. Het gaat niet om de zwaarte van het lijden, maar om Wie er aan het kruis lijdt: Christus die in overeenstemming met Gods liefde en Gods wil tot heil vrijwillig zich geeft. God heeft het lijden en sterven van Jezus niet nodig voor zichzelf, maar voor het herstel van de schepping. De doordenking van Anselmus is juist gericht tegen een wrede, willekeurige God die zomaar straft.

Waarom moest Jezus dan lijden? Moest het zo gebeuren? Dit moeten, is volgens Herbst, geen moeten uit dwang. Het is een moeten uit liefde: zie de hemelse dialoog in het lied van Luther.
Wanneer we niet bij God beginnen, maar bij de mens die betekenis moet geven aan het gebeuren van het kruis, lopen we het gevaar weer theologisch terug te vallen in zelfverlossing en gaan we er aan voorbij dat in het sterven van Christus de goddeloze wordt gerechtvaardigd. Nogmaals: het aanstootgevende en ergerlijke moet niet worden afgezwakt, maar uitgelegd welk heil en welke troost er schuil gaat in het kruis van Christus.

Wat betekent dat nu voor de prediking?
(1) Navertellen
Het beste wat men kan doen is het gebeuren, die op christelijke feestdagen centraal staan, navertellen van wat er op deze dag in de hemel en op aarde gebeurt (Walter Lüthi). Rudolf Bohren voegt daar aantoe, dat men niet moet onderschatten hoe moeilijk dit navertellen is.
In een narratieve prediking wordt Christus voor ogen geschilderd en worden de gemeenteleden uitgenodigd en meegenomen op de weg van Christus naar het kruis. Herbst voegt hieraan toe, dat het van belang kan zijn om de theologische betekenis in de navertelling in te voegen. Een narratieve verkondiging staat niet haaks op een dogmatische preek. Beide kunnen elkaar versterken: het verhaal kan vooraf gaan om de inhoud uit te leggen. De inhoud kan helpen de diepgang en de betekenis van het verhaal uit de doeken te doen. Het gaat niet om zomaar een historisch verhaal, maar zoals Friedrich Mildenberger in zijn Kleine Predigtlehre terecht opmerkte, over de geschiedenis van God. Juist hier. En deze geschiedenis is ons leven.

(2) De beelden natekenen
Dit is een variant op de narratieve verkondiging. Bij het natekenen van de beelden gaat de preek na wat de betekenis en de diepgang van de in de Bijbel gebruikte beelden is. De ervaringen die in die beelden aanwezig is, is niet eens zo ver van de hedendaagse ervaring verwijderd. Romans, verhalen en films kunnen helpen om analogieën voor het gebeuren aan het kruis te vinden. Daarbij moet men wel rekening houden met de grenzen van de analogie: de dood van Christus is uniek en kan niet te snel met iets anders worden vergeleken. Het is een gevaar om een ingewikkelde dogmatiek te vervangen door eenvoudige verhalen en ervaringen. Daarmee kan de predikant zijn gemeente wel op een verkeerd spoor zetten. Centraal moet blijven staan dat in het sterven van Christus iets gebeurt, dat alleen God kan doen.

(3) Pleidooi voor een apologetische prediking van het kruis
Omdat het gebeuren van het kruis binnen en buiten de gemeente niet helder is, kan een themapreek helpen om de betekenis uit te leggen en met de gemeente nadenken over het geheimenis van het gebeuren van het kruis. De verkeerde interpretaties kunnen dan worden bestreden en de juiste interpretaties uitgelegd worden. In de preek kan dan uit de doeken gedaan worden wat Paulus, Lukas, Johannes of Markus bedoelde en ook wat de Joodse wortels zijn van het apostolisch geloof.

(4) De gekruisigde Christus voor ogen schilderen
Bij het kruis gaat het niet alleen maar om het gebeuren als zodanig, maar ook om de betekenis voor ons en de troost en heil die in het gebeuren besloten ligt. Wanneer de gekruisigde Christus voor ogen geschilderd wordt, is dat tot onze troost en tot ons heil. Waarbij de gemeente ook leert om in de aanvechtingen zich tot de Gekruisigde te wenden en zich aan Hem vast te klampen en Hem te vertrouwen en te belijden. Deze vorm van prediking hoeft niet alleen op kerkelijke ‘insiders’ gericht te zijn. Zo’n prediking kan ook de ‘buitenstaanders’ uitleg geven en uitnodigen mee te doen.

N.a.v. Michael Herbst, ‘Passionierte Predigt: Den Gekreuzigten vor Augen malen. Systematische und praktische Überlegungen zu einem umstrittenen Thema,’ Theologische Beiträge 41/5, oktober 2010, 314-334.

 

Preken in beelden – deel 1

Preken in beelden – deel 1

De preekvoorbereiding levert een ‘mooie rotzooi’ op: informatie uit de exegese, overwegingen uit de Bijbelse en systematische theologie, gedachten over wat er in de gemeente en in de maatschappij leeft. Hoe kan een predikant van die ‘mooie rotzooi’ een goed opgebouwd, verantwoord en artistiek uitdagende preek maken?

Het verzamelen van informatie kan hard werken zijn, maar kan wel volgens een methodisch gestructureerde werkwijze. Doordat de opbouw en de uitwerking van de preek een beroep doet op de creatieve kant van de predikant kan hij tijdens deze fase van de preekvoorbereiding veel minder methodisch werken.

Er zijn wel pogingen gedaan in de homiletische discussie om hier wat structuur en methodische werkwijze aan te bieden. Er wordt voorgesteld om voor de opbouw en uitwerking een boodschap (theme sentence, focus) en een doel (goal statement, function) te verwoorden.

beeld of scène
Volgens Peter Jonker, predikant van de LaGrave Avenue Christian Reformed Church, prikkelen deze opgestelde boodschap en  doel zelden de creativiteit, die een predikant nodig heeft bij de opbouw en uitwerking van de preek. Een predikant wordt zelden zelf geïnspireerd door zijn geformuleerde boodschap en doel. In zijn boek Preaching in Pictures stelt hij daarom voor om naast de boodschap en het doel ook een evocatief beeld of een evocatieve  scène te bedenken, die bepalend is in de preek. Dit beeld of deze scène prikkelt een predikant om aan zijn preek te werken.
In zijn boek Preaching in Pictures wil hij enkele handvatten aanreiken, waardoor de predikant tijdens het proces van preekvoorbereiding methodisch en gestructureerd kan werken gedurende de creatieve fase.

 

preaching-in-pictures
Script van de preek: de 4 pagina’s
Jonker werkt met de 4 pagina’s van de preek, zoals die door Paul Scott Wilson zijn geformuleerd. Deze 4 pagina’s bevatten het script van de preek, zoals een film ook een script bevat. Aan de hand van dit script dient de predikant de preek voor zich te zien als een film die voor zijn ogen afspeelt. De eerste pagina verbeeldt de trouble (nood, zonde, gemis) in de Schrift. Op de tweede pagina wordt verbeeld hoe die trouble overeenkomt met trouble in onze eigen tijd. Tijdens deze twee eerste pagina’s wordt het menselijk handelen (of zo nodig tekortschieten) verbeeldt. Op de laatste twee pagina’s is de aandacht voor wat God doet. Allereerst Gods handelen in het Bijbelgedeelte (pagina 3) en vervolgens analoog daaraan Gods handelen in het heden (pagina 4). Deze pagina’s vormen gelijk de opbouw van de preek, waarbij de predikant zonodig kan variëren met de volgorde van de pagina’s.

Om de predikant te helpen geconcentreerd te blijven tijdens de preekvoorbereiding en de uitwerking van de preek geeft Wilson een focus:

  • Eén tekst (Text)
  • Eén boodschap van de preek (Theme Sentence)
  • Eén dogmatische locus (Doctrine)
  • Eén zorg of vraag in de gemeente (Need)
  • Eén beeld dat in de preek op alle pagina’s kan terugkomen (Image)
  • Eén concrete aanwijzing voor het handelen (Mission)

    Met als ezelsbruggetje: The Tiny Dog Now Is Mine.


Een bepalend beeld of een bepalende scène kan op alle pagina’s terugkomen.

In de leer bij poëten
De predikant is niet de enige die op een creatieve manier met beelden en verbeelding werkt. Schrijvers en dichters werken vaak heel nauwkeurig met beelden en verbeelding. Een predikant kan veel van hen leren als het gaat om de creatieve verwerking van beelden in een tekst. Ook schrijvers en dichters verzamelen een ‘mooie rotzooi’ voordat zij aan het daadwerkelijke schrijven gaan. Dat verzamelen van de informatie is een wezenlijk onderdeel van het schrijfproces.

Waar begint een dichter? Het is een reis, zoals dichter Robert Frost verwoordde, van  verrukking naar wijsheid. Hij begint allereerst bij de observatie. Vaak van alledaagse voorwerpen of gebeurtenissen. Zij observeren die gebeurtenissen of voorwerpen tot zij er een diepere betekenis in zien. Nauwkeurig bestuderen en analyseren zij die gebeurtenis of voorwerp, totdat ze meegenomen worden in een soort verrukking waardoor het hen opvalt wat dat voorwerp of die gebeurtenis aan diepere waarheid wil laten zien. Daarbij waken zij zich ervoor, dat ze abstract gaan formuleren. ‘Go in fear of abstractions’, gaf Ezra Pound als regel mee.

De predikant kan hiervan leren, dat hij steeds blijft bedenken dat abstracte theologische begrippen concreet, beeldend en met oog voor detail verwoord moeten worden.

In de leer bij beeldend kunstenaars
Schrijvers en dichters zijn niet de enige kunstenaars die met beelden werken. Vandaag de dag zijn er grote meesters van het creatieve, evocerende beeld actief in de wereld van reclame, mode en de film. Voor een predikant zijn deze meesters van het creatieve beeld misschien ongebruikelijke compagnons. Toch is het zinvol om hun werkwijze nauwkeurig te observeren:
(1) Het kan helpen om door te krijgen hoe kijkers met beelden gemanipuleerd kunnen worden.
(2) Het kan helpen om te bedenken hoe de predikant beelden die op consumptie gericht zijn kan tegenspreken met aantrekkelijke beelden.

De theoloog James K.A. Smith ging bijvoorbeeld na hoe reclamemakers werken. Zijn stelling is: De kerk is bezig om de nieuwe generatie een bepaald wereldbeeld aan te leren door leerstellige waarheden over te dragen en raakt daarbij het hoofd, terwijl de rest die de jongeren wil overhalen door middel van beelden hun harten te veroveren. Een voorbeeld dat hij daarbij geeft is de lingeriereclame van Victoria’s Secret, die 12jarigen aan de lingerie wil hebben.

Voorheen wierf de reclame door voor te houden dat het leven werd verbeterd als er een bepaald product werd aangeschaft. Tegenwoordig zijn alle producten zo goed als aangeschaft en suggereren de reclamemakers in de reclame een nieuw leven of een nieuwe wereld. In de reclame wordt aangestuurd op identificatie. Omdat voor elkaar te krijgen creëren reclamemakers in de reclame beelden en verhalen die aan een bepaald merk gekoppeld worden. In de reclame gaat het beeld aan het verhaal vooraf en roepen die beelden reeds impliciet een verhaal op.
In de preek vertellen predikanten vaak eerst de uitleg en geven daarna een illustratie. Peter Jonker daagt uit om de volgorde om te draaien:

  • Mits ze niet teveel voor de hand liggen, doen verhalen een beroep op de verbeelding.
  • Uitleg vooraf stuurt reeds de verbeelding.
  • Wanneer het affectieve vooraf gaat aan het cognitieve wordt het beter onthouden.


Een goed beeld of een goede scène dient wel in een geloofwaardig kader te worden geplaatst.

Hoe kan een bepalend beeld worden gevonden?
Een methode om een bepalend beeld te vinden is de methode van de lectio divina:
(1) Voorbereiding: stil worden, stilte opzoeken.
(2) Aandachtig lezen van een korte perikoop.
(3) Meditatie van die perikoop.
(4) Contemplatie van die perikoop.

Een andere methode is de werkwijze van dichters overnemen. Linda Gregg geeft haar leerlingen de opdracht om 6 dingen elke dag nauwkeurig te observeren. Toegepast op de preekvoorbereiding: schrijf alle voorwerpen of gebeurtenissen in een verhaal op en analyseer deze voorwerpen of gebeurtenissen over verschillende dagen nauwkeurig. Liefst in het echt, maar als dat niet kan via de verbeelding.
Werkwijze:
(1) Beschrijf op welke manier dit beeld of deze scène je zintuigen raakt.
(2) Beschrijf op welke manier het beeld of deze scène zich presenteert aan de gevoelens en emoties.
(3) Beschrijf op welke manier je met je verstand nadenkt en reflecteert op dat beeld of op die scène. Hoe denk je over wat je registreerde met je zintuigen? Hoe denk je over wat je voelde met je gevoelens en emoties?

Verbeeld een luisteraar
Daarnaast is het goed om het Bijbelgedeelte, de voorwerpen en de scènes vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Neem in je gedachten een van de kerkgangers en verbeeld hoe die reageert met zijn of haar zintuigen, emoties en gevoelens en verstand op de beelden en de scènes. Kies daarbij niet direct voor de hand liggende kerkgangers.

Een mooi voorbeeld hiervan is het boek Psalm 23 van Tim Ladwig, waarbij hij de regels van de Psalm verbeeldt aan de hand van ervaringen van enkele kinderen uit een Afro-Amerikaans gezin uit een voorstad in de VS.

Een ander mooi voorbeeld is een vrouw die in de dankdienst voor haar leven Psalm 16 wilde. De echtgenoot van deze vrouw was predikant. De man overleed jong en zij bleef achter met 3 jonge kinderen. Zij hertrouwde nooit, maar koos voor de opvoeding van de 3 kinderen. Dat kost niet veel moeite om dat te verbeelden: Een alleenstaande moeder, krap bij kas, die elke minuut van haar leven besteedde aan werk of aan de opvoeding van de kinderen, ligt alleen in het tweepersoonsbed. Ze kan niet slapen, maar ligt wakker en ze denkt aan de regels uit Psalm 16: De meetsnoeren zijn voor mij in lieflijke plaatsen gevallen (vers 6); Ik loof de HEERE, Die mij raad heeft gegeven, zelfs ’s nachts onderwijzen mij mijn nieren (vers 7).

[Het laatste hoofdstuk gaat over beamergebruik in de eredienst. Dat is een ander chapiter en dat zal in een aparte blog aan de orde worden gesteld.]

N.a.v. Peter Jonker, Preaching in Pictures. Using Images That Connect. The Artistry of Preaching Series 3 (Nashville: Abingdon Press, 2015).

Separerende prediking

Separerende prediking

Vanuit de zorg dat binnen de gereformeerde gezindte de separerende prediking dreigt te verdwijnen, heeft ds. A. Moerkerken een boekje uitgegeven waarin hij het belang van de separerende prediking benadrukt.

Separerende prediking gaat ervan uit dat er in de kerkelijke gemeente twee soorten mensen zijn: degenen die bekeerd zijn en degenen die onbekeerd zijn. Separerende prediking is prediking die rekening houdt met deze tweedeling in de gemeente. Degenen die tot Gods volk behoren, de bekeerden, worden in de preek onderwezen, gesticht en vermaand. Degenen die nog onbekeerd zijn worden ontdekt aan hun doodse leven zonder God, worden gewaarschuwd en genodigd.

Staat en stand
In de gemeente is er dus een tweedeling tussen bekeerden en onbekeerden. De bekeerden zijn de levend en de onbekeerden zijn de dood. Dit is het onderscheid naar staat. Binnen de beide groepen, staten, zijn er verschillende onderverdelingen en nuanceringen mogelijk. Dat zijn de standen.

In separerende prediking verdedigt ds. Moerkerken de prediking en de leer van de Gereformeerde Gemeenten. Tussen de regels door is te merken dat er op zowel de prediking en de leer geregeld kritiek geleverd wordt. Daarom geeft ds. Moerkerken in het eerste deel een kort overzicht van de preekvoorbereiding. Daarmee geeft hij inzicht aan degenen die geïnteresseerd zijn of kritisch zijn. Tegelijk geeft hij collega’s tips met betrekking tot de voorbereiding en de opbouw van de preek. In het tweede deel wil hij de separerende verdediging vanuit de Schrift, de belijdenisgeschriften en de kerkgeschiedenis verdedigen.

Uitwerking
Over separerend preken wordt in het homiletische debat nauwelijks meer nagedacht. Daarom is het van belang de waarschuwende stem op te merken. Alleen de manier waarop hij de separerende prediking uitwerkt ben ik niet gelukkig.

Allereerst is het meer een pamflet dan een onderbouwde studie, meer een noodkreet dan een boek waarin je kunt vinden hoe een separerende preek wordt voorbereid en gehouden. Helemaal helder is het niet tegen wie hij zich richt. Karikaturen over de separerende prediking en over de prediking in de Gereformeerde Gemeenten wil hij weerleggen, maar houdt karikaturen over andere kerken levend. Wanneer hij bij zijn ‘echte punt’ komt, schakelt hij over op tale Kanaäns en verwijst hij door naar een boekje van prof. Wisse.

Hoe
Moerkerken baseert zijn boekje naast aanwijzingen uit de Nadere Reformatie ook op homileten als T. Hoekstra en K. Dijk. Hij laat hen uitgebreid aan het woord, terwijl hij op andere plaatsen in het boek de manier van preken in deze kerken bekritiseerd. Hoekstra en Dijk zijn de meest recente homileten die in dit boekje aan de orde komen. Moerkerken heeft de ontwikkelingen in de afgelopen halve eeuw niet verwerkt. Ik bedoel dat niet als verwijt, maar als gemiste kans. Want aan de ene kant zullen die ontwikkelingen er toe hebben bijgedragen dat de separerende prediking geen aandacht meer kreeg. Aan de andere kant kunnen die ontwikkelingen helpen om het hoe van de separerende prediking uit te werken:

Aandacht voor de hoorder
* Neem de aandacht voor de hoorder, die er vanaf de jaren’-60 is. De preek is niet gericht op mensen die in een dogmatische categorie zijn in te delen, maar op mensen van vlees en bloed. Dat wil niet zeggen dat een onderverdeling in standen onzinnig is. Bij het lezen van dit boekje bedacht ik dat zo’n onderverdeling in standen in de missionaire doordenking wel eens heel zinnig zou kunnen zijn. Waar het mij om gaat is dat in de preekvoorbereiding en het voordragen van de preek de predikant is gericht op de mensen, zoals die voor hem zitten en zijn preek aanhoren en verwerken.

De prediker als persoon
* Er is aandacht gekomen voor de prediker als persoon. De predikant is de eerste hoorder. Elke separerende preek heeft de prediker eerst op zichzelf toegepast. Slaat de prediker deze stap te snel over dan stelt de prediker zich boven de gemeente en wordt hij hoogmoedig. Alsof hij zonder enige zonde is. Wanneer de predikant zich echt laat aanspreken door Gods woord wordt de preek en de predikant authentieker.

Dynamischere preekvorm
* Er is aandacht gekomen voor  een andere preekvorm die veel dynamischer is. Veel gemeenteleden leven in een tijd waarin er veel geschakeld moet worden en waarin voorspelbaarheid al snel als saai wordt ervaren. In de New Homiletic zijn er dynamischer modellen gekomen, waarbij de gemeente meegenomen kan worden op een reis. Wie wil onderscheiden naar standen, zou zijn licht eens kunnen opsteken bij verschillende aanhangers van de New Homiletic.

Gevoeligheid voor taal
* Er is gevoeligheid gekomen voor taal. Woorden kunnen onbewust uitsluiten. Typeringen kunnen onbewust beschadigen. Woorden en uitdrukkingen dienen wel begrepen te worden. Separerende prediking zal vaak scherp zijn. Dat vraagt om een zorgvuldige analyse in de preekvoorbereiding of de gebruikte woorden en beelden wel door de beugel kunnen. Wat ik nogal eens terughoor, is dat preken niet begrepen worden of als heel scherp ervaren werden zonder dat er concrete aanleiding toe was.

Recht in de ogen
* Een predikant is niet alleen prediker, maar ook pastor. Wat de predikant in de preek aangeeft, moet hij in een gesprek één-op-één kunnen volhouden. De predikant dient de aangesprokene, de gewaarschuwde na afloop recht in de ogen te kunnen kijken, waarbij hij de ander blijft zien als een mens voor Gods aangezicht.
De praktijk van preken dient ook vanuit de pastorale gesprekken gevoerd te worden, waarbij de predikant oog en oor krijgt voor de verschillende nuances waarmee mensen hun verhaal, hun worstelingen en hun ‘standen’ vertellen.

Onderscheid der geesten
* Om separerend te kunnen preken is het van groot belang om onderscheid te kunnen maken tussen de geesten. In de preek gaat het niet om mijn waarheid, om mijn theologie, om mijn kerkvorm.  Steeds dient onderscheid gemaakt te worden mijn waarheid, mijn theologie, mijn uitleg en mijn kerkvorm weleens behoorlijk van de Bijbel kunnen afvallen. Kritiek vraagt dan niet allereerst om zelfverdediging, maar om zelfonderzoek.
Daarnaast is het van groot belang om geestelijk leven scherp te onderscheiden van psychische processen. Mijn ervaring is dat veel mensen deze thematieken nogal eens verwisselen. Ze vertellen over hun geestelijke ervaringen, terwijl het meer iets psychisch is. Dat psychische werkt dan wel door in de relatie met de HEERE, maar het is zaak om niet te snel met geestelijke verklaringen te komen.

Oecumene
* In de laatste decennia is er veel contact tussen de kerken onderling. De polemiek tussen kerken heeft steeds meer plaatsgemaakt voor het gesprek, een gesprek van hart tot hart voor Gods aangezicht. Daarbij komt naar voren dat de tegenstellingen vaak niet zo scherp zijn als men op basis van de leer zou vermoeden. In een preek mag een prediker niet meer zelf conclusies trekken uit de theologische visie van een ander. Want die ander kan wel eens een heel andere uitwerking geven dan verwacht. Concreet toegepast: waarschuwing tegen verbondsprediking of evangelicalisering kan alleen als men echt op de hoogte is van wat er zich in die kringen afspeelt. Kritiek op basis van vooroordelen mogen in de gemeente van Christus niet gehandhaafd blijven. (Zie de ontkenning op p. 81 waarbij Moerkerken van bepaalde Christus-prediking ontkent dat het Christus-prediking kan zijn. En ook p. 86 in zijn kritiek op Woelderink.)

Dialoog
* In de laatste decennia is er ook oog voor het gesprek met de gemeente. Hoewel de democratisering daar vaak de achterliggende gedachte is, is dit gesprek nog niet verkeerd. Want de ambten zijn dienstbaar aan de gemeente. In de Lutherse traditie is het ambt van Woord en sacrament aan de gehele gemeente opgedragen. Dit gesprek is niet bedoeld als eenrichtingsverkeer naar de predikant toe, waarbij de predikant wordt bekritiseerd of wordt voorgeschreven hoe hij dient te preken. Het is een gesprek waarbij de predikant kan luisteren hoe de gemeente leeft bij het Woord en meedenkt hoe dat Woord ingang in de gemeente vindt. Deze dialoog in de voorbereiding helpt de dialoog van de predikant tijdens de verkondiging.

Vooroordeel
Kan Moerkerken het volhouden dat er in andere kerken niet separerend wordt gepreekt? En zo ja, waar baseert hij dat dan op? Zelf kan ik nauwelijks de prediking van mijn directe collega’s bij houden. Laat staan dat ik kan volgen hoe er in andere kerken wordt gepreekt. In de kerk waar ik vandaan kom, de Christelijke Gereformeerde Kerken, werd er net zoals in het boekje van Moerkerken gestreefd naar een Schriftuurlijk-bevindelijke prediking. Hoewel er van 3 verbonden uitgegaan, werd er wel degelijk gesepareerd. Het lijkt mij stug dat binnen de hervormd-gereformeerde kring, die meer verbondsmatig dachten over de gemeente, de waarschuwende prediking verdwenen is.
Doordat hij niet echt op de praktijk van vandaag de dag ingaat, wekt hij de indruk dat hij zich door vooroordelen laat leiden. Zo zou hij het zelf niet willen zien, vermoed ik. Daarom is het jammer dat hij niet helderder is over de praktijk. Separerende prediking schiet weinig op met omfloerst taalgebruik.

Wat ik vermoed is dat de context van de gemeente anders is en de verwoording van de boodschap is anders. Maar daarmee is de zaak nog niet verdwenen. Daar moet het gesprek verder over gaan: Wat is in deze tijd separerende prediking? Hoe bereid je als predikant die voor, waarbij er niet een bepaalde theologie wordt gediend, maar de Heer van de kerk en daarmee Zijn gemeente. Wat betekent dat voor het pastoraat en de houding van de predikant. Ds. Moerkerken legt een belangrijke zaak op tafel. Het gesprek daarover moet nog wel verder gaan.

N.a.v. ds. A. Moerkerken, Separerende prediking. Gedachten over de verkondiging van het Woord (Houten: Uitgeverij Den Hertog, 2015)