Gepassioneerde prediking: de Gekruisigde voor ogen schilderen
Vanaf het ontstaan is de boodschap van het christendom de gekruisigde Christus geweest. In de laatste eeuwen is er binnen bepaalde stromingen van het christendom verzet geweest tegen de betekenis van Christus die gekruisigd is. Deze kritiek is in de afgelopen decennia veel sterker geworden en is invloedrijk in de kerk en theologie in West-Europa. Tegen de achtergrond van deze vraag stelt Michael Herbst zich de vraag, hoe in deze tijd gepreekt kan worden over de gekruisigde Christus.
Herbst is hoogleraar Praktische Theologie aan de Universiteit van Greifswald, waar hij zich onder meer bezig houdt met de homiletiek. Herbst is tevens directeur van het missionaire Instituut voor Evangelisatie en Gemeenteopbouw.
Hij begint zijn uiteenzetting met de boodschap van Paulus: aan de Galaten schrijft hij dat hij hen u steeds Jezus Christus eerder voor ogen heeft geschilderd alsof Hij onder hen gekruisigd was (Galaten 3:1). Tegen de Korinthiërs zegt hij dat hij geen andere boodschap heeft dan Christus, die is gekruisigd (1 Korinthe 2:2).
Troost
Ook de reformator Maarten Luther heeft deze boodschap in zijn preken en pastoraat centraal gesteld. Zo schrijft hij in een pastorale brief aan Georg Spenlein, dat hij zich steeds de gekruisigde Christus voor ogen moet houden, over de betekenis voor hemzelf moet nadenken en de gekruisigde Christus moet aanbidden als degene die ook voor hem gestorven is.
Ook in zijn liederen klinkt deze boodschap door. Zijn lied Verheug u, christenen, tesaam (Gezang 402, Liedboek 1973) is een ballade, die erover zingt wat de gekruisigde Christus voor de gelovige en de gemeente betekent. In vers 4 schildert Luther de hemelse dialoog tussen Vader en Zoon:
Toen zag God in de eeuwigheid
mijn mateloze ellende
en haastte zich, te rechter tijd
mij, arme, hulp te zenden.
Mijn Vader, want Hij wendde mij
zijn hart vol liefde toe, ja Hij
liet het zich ’t liefste kosten.
In vers 7 en 8 wat Christus tegen de gelovige persoonlijk zegt:
Hij sprak tot mij: Zie, het is nu
de kentering der tijden.
Ik heb mijn leven veil voor u,
Ik zelf zal voor u strijden.
Want Ik ben de uwe, gij zijt mijn,
en waar Ik ben, daar zult gij zijn,
geen vijand zal ons scheiden.
De vijand zal Mij ’t hartebloed,
het leven zelfs ontroven,
’t is u ten goede, en daar moet
gij rotsvast in geloven.
Mijn leven overwint de dood,
mijn onschuld delgt uw schulden groot,
En zo zijt gij behouden.
Christelijke prediking, zo geeft Herbst aan, is in wezen gepassioneerde Christusprediking. Wanneer Christus centraal staat, kan men niet om het kruis heen. De gekruisigde Christus en de betekenis van Zijn sterven aan het kruis voor ogen schilderen is een kerntaak van de christelijke verkondiging. In die verkondiging moet steeds worden bedacht en doorgegeven, dat dit sterven aan het kruis – zoals de liederen van Luther ook aangeven – tot onze troost is.
Omstreden thematiek
Dat wil niet zeggen dat deze kerntaak om de gekruisigde Christus voor ogen te schilderen eenvoudig is. Allereerst omdat de thematiek van de gekruisigde Christus tegenwoordig niet alleen buiten de kerk maar ook binnen de kerk omstreden is. Veel kerkgangers vragen zich af, wat voor God dat is die Zijn eigen Zoon of de mens Jezus opoffert.
Crucifix-strijd
In Duitsland zijn er in het afgelopen decennium enkele voorbeelden geweest die de betekenis van het kruis laten zien.
Vanaf de jaren-’90 is er in de deelstaat Beieren een discussie over crucifixen in schoolgebouwen. Ouders die geen christelijke achtergrond hebben, hadden via de rechter afgedwongen dat de kruisbeelden werden verwijderd uit de openbare schoolgebouwen. Van christelijke ouders en van kerken kwam er protest, omdat de kruisbeelden aangeven dat Duitsland een christelijke traditie kent. In 2009 gaf de Europese rechter de ouders, die om een verbod vroegen, gelijk. Met als argument dat het kruis niet zo maar een symbool is, maar een duidelijk symbool is dat verwijst naar waar het christendom voor staat. Het kruis is geen nationaal, maar religieus symbool.
Herbst tekent hierbij aan dat de Europese rechter veel duidelijker dan kerken en theologen weet aan te geven wat de betekenis van het kruis voor het christelijk geloof is. Vooral degenen die geen christelijke achtergrond (meer) hebben, ervaren het ergerlijke en aanstootgevende van het kruis. In plaats van kritisch te zijn op de klacht van de ouders en de uitspraken van de Beierse en Europese rechters zouden de kerken juist dankbaar moeten zijn dat het kernachtige symbool van het christelijk geloof zo sterk spreekt en dat het ergerlijke en aanstootgevende voor buitenstaanders zo helder is.
Navid Kermani
Ook in de discussie over de opmerkingen van Navid Kermani zitten de kerken mis. Herbst ziet de kerkelijke reactie bijvoorbeeld kardinaal Lehmann als een theologisch bedrijfsongeval, waarbij men de kans laat liggen om aan te geven welke betekenis de gekruisigde Christus heeft voor christenen.
Wat is het geval? De moslim en oriëntalist Navid Kermani heeft zich over het kruis uitgelaten: Hij ervaart het kruis als negatief. Het kruis is niet een onschuldig symbool, maar roept om zich af te wenden. Hij neemt radicaal afstand van het kruis: het kruis is godslastering en afgodenverering.
Als in 2009 kardinaal Lehmann en Peter Steinacker samen met Kermani zijn voorgedragen voor de Hessische cultuurprijs, geven Lehmann en Steinacker aan dat zij de prijs niet samen in ontvangst kunnen nemen met Kermani vanwege zijn uitspraken over de gekruisigde Christus.
Deze houding van Lehmann en Steinacker heeft voor veel discussie en kritiek gezorgd. Herbst vraagt zich verbaast af, waarom deze vooraanstaande christenen niet hebben gezien dat de woorden van Kermani een goede illustratie zijn van wat Paulus schrijft over het aanstootgevende en het ergerlijke van het kruis. Deze moslim heeft het kruis beter begrepen dan die vooraanstaande christenen.
Hersbt bekritiseert Lehmann en Steinacker ook dat ze door hun verontwaardiging niet verder hebben gelezen. Kermani gaat namelijk verder en schrijft dat over een altaarbeeld van Guido Reni in de San Lorenzo in Lucina (Rome):
‘Toen zat ik voor het altaarbeeld van Guido Reni in de San Lorenzo in Lucina. Ik vond de aanblik zo indrukwekkend, zo vol zeggen, dat ik het liefst nooit meer was opgestaan. Voor het eerst dacht ik: Ik – niet alleen: men – ik zou in een kruis kunnen geloven.’
Kermani blijft volhouden dat hij Jezus niet kan zien als Gods Zoon of als een door God gezondene. Toch is deze ‘belijdenis’ van een moslim bijzonder. Door de gekruisigde Christus voor ogen geschilderd te zien, ervaart deze moslim iets van het geheimenis van God.
De prijs is uiteindelijk wel gezamenlijk uitgereikt, maar de schade is groot: in plaats van een missionaire dialoog grepen de vooraanstaande christenen terug op een machtsmiddel.
Herbst vraagt zich af of de kerken niet teveel bezig zijn om het ergerlijke en aanstootgevende af te zwakken. Hij vraagt zich tevens af, of deze strategie wel zinvol en gepast is. Zou het niet beter zijn om dit aanstootgevende te laten staan en anderen uit te nodigen om te ontdekken welk heil en welke troost er in het kruis verborgen is.
Binnenkerkelijke kritiek
Niet alleen buiten de kerk maar ook binnen de kerk reageert men op het ergerlijke en aanstootgevende van het kruis. Binnen de kerken is er veel verlegenheid met de gekruisigde Christus en kan men niet meer de troost van de gekruisigde Christus ontdekken. In preken op Goede Vrijdag wordt dan niet meer de gekruisigde Christus voor ogen geschilderd, maar wil men een pastorale boodschap brengen (God staat aan de kant van degenen die lijden) of een ethische boodschap (zoals Jezus aan de kant van degenen die lijden stond, zo hebben wij aan de kant van degenen die lijden te staan).
Deze verlegenheid kan ook omgezet worden in een programma. De theoloog en journalist Matthias Morgenroth voert een pleidooi om het christendom van Goede Vrijdag en Pasen te vervangen door een Kerst-christendom, waarbij de kribbe – en niet meer het kruis – het centrale symbool van het christendom wordt.
Veel moeite is er met de gedachte dat er aan het kruis sprake is van plaatsvervanging en verzoening. Waarom heeft God een bloedig offer nodig? Hij kan toch ook vergeven zonder offer? Hoezo kunnen wij vervangen worden?
Volgens Herbst is het goed om deze kritiek serieus te nemen. Bepaalde elementen uit deze kritiek is terecht: zoals het beeld van een wrede, sadistische God die zijn gram haalt via een ander. Tegelijkertijd wordt er in de kritiek teveel overhoop gehaald en worden er karikaturen gemaakt van wat er in de Bijbel en in de Reformatie is gezegd. Wat Herbst vooral verbaast, is dat de kritiek op het kruis en de betekenis daarvan meer afkomstig is uit onze eigen cultuur dan uit een goed lezen van wat er in de Bijbel staat.
Verzoening ondanks het kruis
De verlegenheid en de kritiek heeft ook tot een tegenreactie geleid. Bijvoorbeeld van de praktisch-theoloog Reiner Knieling. Herbst vindt de poging tot rehabilitatie van de gekruisigde Christus van belang, omdat Knieling een belangrijke stem is in het missionaire debat in Duitsland.
Herbst neemt wel een verschuiving waar bij Knieling: kan Knieling in zijn onderzoek naar preken over Pasen, Goede Vrijdag en Kerst nog uitgaan van de plaatsbekleding, in latere boeken laat hij dit punt varen. In zijn homiletiek (2009) spreekt Knieling over een verdamping van de christelijke traditie in een postmoderne tijd. Veel onderdelen van het christelijk geloof moeten opnieuw worden uitgelegd en zeker de theologie van het kruis. Wat wil Knieling?
(1) Navertellen van de geschiedenis van de kruisiging, waarbij Jezus de liefdesverklaring van God aan mensen is. Deze liefde gaat zover, dat Jezus zich laat kruisigen. De verzoening vindt dan echter niet plaats door het kruis, maar ondanks het kruis. Zelfs het kruis kan Gods liefde niet afwijzen. Het kruis is de prijs die God bereid is te betalen voor Zijn liefde. Het kruis is de uiteindelijke consequentie van Gods liefde.
(2) In de kruisiging handelt God. Hier volgt Knieling – in de ogen van Herbst doet Knieling dat terecht – de theologen Otfried Hofius en Hartmut Gese.
Conclusies van Knieling:
– Jezus is groter dan onze duidingen. In een gemeente met verschillende stemmen is het goed om de veelkleurigheid met betrekking tot de duidingen van het kruis serieus te nemen.
– In de liturgie moeten liederen, die spreken over de toorn van God, niet te snel meer gezongen worden, omdat deze liederen veel misverstanden oproepen.
– In de boodschap van het kruis moet de passie van God voor mensen worden verkondigd.
Herbst waardeert de poging van Knieling, maar vindt de gedachte dat de verzoening niet door het kruis, maar ondanks het kruis tekort schieten. Op die manier kan men niet gepassioneerd spreken over de gekruisigde Christus.
Plaatsbekleding – voor ons en niet voor God
In de theologie kan er gesproken worden over de hedendaagse Tübinger School met theologen als Bernd Janowski, Peter Stuhlmacher, Hartmut Gese, Otfried Hofius. Deze ‘school’ houdt vast aan de plaatsbekleding van Christus en wijst op de betekenis van het Oude Testament in het geheel. Niet God moet verzoend worden, maar de wereld die zich tegen God heeft gekeerd moet worden verzoend.
De oudtestamenticus Bernd Janowski heeft zich bijvoorbeeld intensief bezig gehouden met dit thema. Hij geeft aan dat de thematiek van de zondebok (Leviticus 16) en het plaatsvervangende offer (Jesaja 53) van grote betekenis zijn om het kruis op Golgotha te begrijpen. In de verzoening wordt de mens gereinigd van de zonde (Romeinen 3:25). Jezus sterft niet voor God, maar voor ons.
Anselmus
Wie nadenkt over de kruisiging, plaatsbekleding en verzoening komt op een gegeven moment bij Anselmus van Canterbury uit. Nu bestaan er veel karikaturen over zijn theologie, alsof Jezus moest sterven om de geschonden eer van God te herstellen. De karikaturen gaan voorbij aan de wezenlijke vraag, waar het voor Anselmus om draaide: Waarom moest de almachtige God een kwatsbaar mens worden. Deze vraag draait om het moeten, om de noodzakelijkheid van dit gebeuren.
Anselmus geeft aan dat de mens voor de zaligheid was bestemd maar door de val een zondaar geworden is die verzoening nodig heeft. De mens heeft Gods eer geroofd. De zonde heeft ook de orde in de schepping verstoord. Als God ons zou straffen, zouden we niet zalig worden en mist God zelf het doel van Zijn schepping. In het kruis gaat het om het herstel van de geschonden orde. Daarbij moet de ernst van de zonde bedacht worden. God kan niet zomaar over de zonde heen stappen, omdat hij anders onrecht zou vergoelijken. Gods toorn is geen duistere emotie, maar de keerzijde van Zijn liefde. In het kruis laat God Zijn bereidheid zien zelf dat onrecht op zich te willen nemen. Het gaat niet om de zwaarte van het lijden, maar om Wie er aan het kruis lijdt: Christus die in overeenstemming met Gods liefde en Gods wil tot heil vrijwillig zich geeft. God heeft het lijden en sterven van Jezus niet nodig voor zichzelf, maar voor het herstel van de schepping. De doordenking van Anselmus is juist gericht tegen een wrede, willekeurige God die zomaar straft.
Waarom moest Jezus dan lijden? Moest het zo gebeuren? Dit moeten, is volgens Herbst, geen moeten uit dwang. Het is een moeten uit liefde: zie de hemelse dialoog in het lied van Luther.
Wanneer we niet bij God beginnen, maar bij de mens die betekenis moet geven aan het gebeuren van het kruis, lopen we het gevaar weer theologisch terug te vallen in zelfverlossing en gaan we er aan voorbij dat in het sterven van Christus de goddeloze wordt gerechtvaardigd. Nogmaals: het aanstootgevende en ergerlijke moet niet worden afgezwakt, maar uitgelegd welk heil en welke troost er schuil gaat in het kruis van Christus.
Wat betekent dat nu voor de prediking?
(1) Navertellen
Het beste wat men kan doen is het gebeuren, die op christelijke feestdagen centraal staan, navertellen van wat er op deze dag in de hemel en op aarde gebeurt (Walter Lüthi). Rudolf Bohren voegt daar aantoe, dat men niet moet onderschatten hoe moeilijk dit navertellen is.
In een narratieve prediking wordt Christus voor ogen geschilderd en worden de gemeenteleden uitgenodigd en meegenomen op de weg van Christus naar het kruis. Herbst voegt hieraan toe, dat het van belang kan zijn om de theologische betekenis in de navertelling in te voegen. Een narratieve verkondiging staat niet haaks op een dogmatische preek. Beide kunnen elkaar versterken: het verhaal kan vooraf gaan om de inhoud uit te leggen. De inhoud kan helpen de diepgang en de betekenis van het verhaal uit de doeken te doen. Het gaat niet om zomaar een historisch verhaal, maar zoals Friedrich Mildenberger in zijn Kleine Predigtlehre terecht opmerkte, over de geschiedenis van God. Juist hier. En deze geschiedenis is ons leven.
(2) De beelden natekenen
Dit is een variant op de narratieve verkondiging. Bij het natekenen van de beelden gaat de preek na wat de betekenis en de diepgang van de in de Bijbel gebruikte beelden is. De ervaringen die in die beelden aanwezig is, is niet eens zo ver van de hedendaagse ervaring verwijderd. Romans, verhalen en films kunnen helpen om analogieën voor het gebeuren aan het kruis te vinden. Daarbij moet men wel rekening houden met de grenzen van de analogie: de dood van Christus is uniek en kan niet te snel met iets anders worden vergeleken. Het is een gevaar om een ingewikkelde dogmatiek te vervangen door eenvoudige verhalen en ervaringen. Daarmee kan de predikant zijn gemeente wel op een verkeerd spoor zetten. Centraal moet blijven staan dat in het sterven van Christus iets gebeurt, dat alleen God kan doen.
(3) Pleidooi voor een apologetische prediking van het kruis
Omdat het gebeuren van het kruis binnen en buiten de gemeente niet helder is, kan een themapreek helpen om de betekenis uit te leggen en met de gemeente nadenken over het geheimenis van het gebeuren van het kruis. De verkeerde interpretaties kunnen dan worden bestreden en de juiste interpretaties uitgelegd worden. In de preek kan dan uit de doeken gedaan worden wat Paulus, Lukas, Johannes of Markus bedoelde en ook wat de Joodse wortels zijn van het apostolisch geloof.
(4) De gekruisigde Christus voor ogen schilderen
Bij het kruis gaat het niet alleen maar om het gebeuren als zodanig, maar ook om de betekenis voor ons en de troost en heil die in het gebeuren besloten ligt. Wanneer de gekruisigde Christus voor ogen geschilderd wordt, is dat tot onze troost en tot ons heil. Waarbij de gemeente ook leert om in de aanvechtingen zich tot de Gekruisigde te wenden en zich aan Hem vast te klampen en Hem te vertrouwen en te belijden. Deze vorm van prediking hoeft niet alleen op kerkelijke ‘insiders’ gericht te zijn. Zo’n prediking kan ook de ‘buitenstaanders’ uitleg geven en uitnodigen mee te doen.
N.a.v. Michael Herbst, ‘Passionierte Predigt: Den Gekreuzigten vor Augen malen. Systematische und praktische Überlegungen zu einem umstrittenen Thema,’ Theologische Beiträge 41/5, oktober 2010, 314-334.