Preek zondag 28 april 2024

Preek zondag 28 april 2024
Schriftlezing: Jesaja 12  / Handelingen 16:14-40

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

In deze weken van april en mei kunnen er bij stil staan hoe bijzonder onze vrijheid is.
Op 17 april 1945 werden de laatste Duitsers bij IJsselvliedt overmeesterd.
Dat gebeurde door de Binnenlandse Strijdkrachten.
Een dag later kon burgemeester Bakker doorgeven dat Oldebroek was bevrijd.
Weer een dag later, 19 april, kwam er een groep Canadese soldaten naar Oldebroek.
19 april is ook de datum waarop Oosterwolde de vrijheid weer mocht hebben.
Komende zaterdag kunnen we dat weer gedenken,
op de begraafplaatsen van Oldebroek en Oosterwolde,
Waar we degenen kunnen gedenken die hun leven gaven voor onze vrijheid.
Deze soldaten, vliegeniers meestal, die hier begraven zijn, zijn gestorven
in de oorlog die ons de vrijheid gaf.
De soldaten die hier begraven hadden, hadden waarschijnlijk ook mensen thuis
die van hen hielden en die op hen wachtten en moesten missen,
omdat ze niet thuis kwamen, maar tijdens de oorlog stierven.

Ook hier heeft de oorlog grote gevolgen gehad.
Een jaar voordat de bevrijding kwam waren er razzia’s in zowel Oosterwolde als Oldebroek.
De Duitsers gingen de huizen langs om onderduikers op te pakken, zoals in Oosterwolde,
of om mannen mee te nemen die moesten helpen om verdedigingswerken aan te leggen.
Van degenen die opgepakt werden, kwam niet iedereen terug.
We gedenken hen: de soldaten die hier begraven liggen,
de soldaten en verzetsmensen die hier zijn omgekomen in de oorlog,
samen met de burgers die door oorlogsgeweld zijn gestorven.

Wanneer je land bezet is en de vijand die je land bezet, steeds wreder wordt,
dan kun je uitkijken naar de bevrijding.
In de afgelopen jaren heb ik van een aantal die de bevrijding nog konden herinneren
gehoord hoe bijzonder dat moment was:
het moment dat er Canadese soldaten het dorp kwamen binnenrijden,
Waardoor je wist: de oorlog is nu echt voorbij.
Niet meer de vliegtuigen die overvliegen om het spoor of de weg te beschieten,
geen angst meer dat er soldaten je huis binnenvallen om iemand mee te nemen,
bidden dat degenen die gevangen zijn, of in de kampen verblijven kunnen terugkeren.
Zo’n moment van bevrijding vergeet je je leven nooit meer.
De angst is weg, de onderdrukking is weg, je bent weer vrij!
Het is daarom belangrijk om steeds er bij stil te staan hoe bijzonder het is
om te leven in vrijheid.

Voor deze zondag ben ik op zoek gegaan naar een gedeelte uit de Bijbel
waarin er ook sprake is van het beleven van de vrijheid.
In bepaalde tradities heeft elke zondag bepaalde Schriftlezingen die vaststaan
– dat wordt ook wel een leesrooster genoemd.
In zo’n leesrooster kwam ik deze twee Schriftlezingen tegen voor deze zondag.
Het is namelijk de vierde zondag na Pasen – zondag Cantate:
Zing de Heere een nieuw lied, want Hij heeft wonderen gedaan!
Met heel je hart zingen voor God, omdat Hij dat moment van bevrijding geeft.

Jesaja 12 lazen we.
Dat hoofdstuk is een lofzang op God.
Er komt een dag dat je vol vreugde zult zingen,
omdat je mag meemaken dat God je bevrijd heeft.
Het bijzondere ervan is dat die ervaring van weer vrij te zijn nog toekomstmuziek is.
Die bevrijding heb je nu nog niet meegemaakt.
Je kijkt ernaar uit, je verlangt ernaar, je bidt erom dat het zal gebeuren.
Nu leef je nog onder een bezetting en ben je niet vrij,
maar je krijgt van de Heere de garantie dat het moment van bevrijding eraan komt
Dan zul je er van zingen.
Dat gebeurt vaker in de Bijbel: zeker bij de profeten.
Er wordt met een stelligheid aangekondigd dat God gaat helpen en bevrijden.
Dat Hij komt, dat Hij uitredding biedt.
Je hebt nu al de zekerheid dat je op dat moment van vreugde zult zingen.
En je kunt er nu al van zingen, want God gaat dit doen.
Dat is het bijzondere van het geloof, zoals de Bijbel dat doorgeeft:
dat hoe moeilijk de situatie ook is toch kunt zingen,
omdat je weet dat God er bij is
en dat wanneer God er niet is, dat je weet dat Hij zal komen.

Afgelopen week zongen we bij een afscheidsdienst:
In de nacht van strijd en zorgen kijken we naar U omhoog,
biddend om een nieuwe morgen, om een toekomst vol van hoop.
En we zongen gelijk ook van de zekerheid dat die toekomst er zal zijn,
ook al neem je afscheid van iemand van wie je zoveel gehouden hebt,
een liefde die niet voorbij gaat, die je in je hart meedraagt:
U geeft een toekomst vol van hoop; dat heeft U aan ons beloofd.                       

Niemand anders, U alleen, leidt ons door dit leven heen.
We zingen, omdat we weten dat God er is, dat Hij zal dragen nu er verdriet is.
We zingen, omdat we weten  – hoe ingrijpend ook is dat er iemand overleden is
van wie je zoveel houdt, omdat je dan afscheid moet nemen –
dat God sterker is dan de dood.
We zingen, omdat we weten dat waar wij niet verder kunnen
– wij staan aan deze kant van de rivier en degene van wie je zoveel houdt,
wordt opgehaald door Christus, de trouwe bootsman.
Hij kan je door de dood heen geleiden, die rivier laten oversteken.
Daarom kunnen we zingen, zelfs bij zo’n verdriet,
omdat we van Christus mogen weten.

Op die dag zul je zingen, zegt Jesaja.
Je begrijpt het nu misschien niet hoe dat kan,
omdat die bevrijding er nog niet is, omdat je die bezetting nog ervaart,
omdat je nog midden in de oorlog bent.
Maar God komt, Hij blijft niet weg. Hij zal redden, Hij zal die bevrijding brengen.

In de psalm die Jesaja zingt, alvast in het voren, een voorschot op de komende bevrijding,
zingt hij ook dat ook de volkeren rondom Israël moeten horen van onze God,
zij moeten weten dat onze God zo bijzonder is.
Dat geeft vreugde, vrolijkheid, je wordt er opgetogen van.
Je kunt er van zingen, je kunt er van dansen.
En je houdt het niet voor jezelf.
Je zingt niet op je slaapkamer, zodat niemand anders dan God je hoort,
maar je zingt het buiten, je neemt anderen er in mee.
Zij moeten weten hoe bijzonder onze God is.

Dat is wat Paulus en Silas ook gaan doen, als ze in Filippi komen.
Ze komen het evangelie brengen.
Ze komen er als zendeling met de boodschap over Jezus Christus.
Maar de zending begint niet pas in het Nieuwe Testament.
Het Oude Testament is vol van de verwachting dat ook andere volken over God zullen horen
en dat ze zo onder de indruk zullen zijn van de God van Israël
dat ze ook bij deze God willen horen.
Zo komen Paulus en Silas in Filippi:
In het Oude Testament wordt er al naar uitgekeken, wordt de hoop al uitgesproken:
niet alleen de Joden, maar ook andere volken zullen onze God dienen.
Nu is die tijd dan ook echt aangebroken en mogen die andere volkeren over God horen
en kunnen ze mee doen met die lof die in Jesaja 12 klonk,
de lof waartoe in Psalm 98 wordt opgeroepen – Zing voor de Heere een nieuw lied.
In Filippi wordt er gezongen – op een bijzondere plek, een onverwachte plek:
diep in de gevangenis, op de meest donkere plek die er is.
Dat is denk ik ook de reden waarom deze Schriftlezing voor deze zondag gekozen is:
zingen in de nacht – net als Psalm 42, zingen omdat je God verwacht.

Maar ik eerst nog even dat meisje, die slavin.
Voor haar is het leren kennen van Jezus een echte bevrijding.
Die ervaring die het volk Israël had, toen het uit Egypte mocht,
de ervaring van Jesaja 12, dat God zo’n geweldige bevrijding geeft.
Dat kan je ook gebeuren wanneer je in aanraking komt met Jezus, zoals die slavin.
Die slavin heeft een bepaalde geest – een bepaalde manier van denken,
van aanvoelen, van weten wat op je afkomt.
Ze kan van mensen zien wat hen te wachten staat.
Als iemand bij haar komt, die een verre reis wil maken,
om in een verre stad een handel te beginnen, kan zij zien of iemand daar slaagt
en veilig terugkomt, rijk geworden door de winst – of dat het een mislukking wordt.
Wanneer iemand die ziek is bij haar komt, kan ze zien of hij weer beter wordt.
Zij kan zien of iemand een geschikte kandidaat is, niet omdat ze die ander kent,
maar omdat ze weet wat er in de toekomst gaat gebeuren.
Daar valt geld mee te verdienen.
Dat het een verkeerde geest is, die haar beheerst, dat maakt de eigenaars niet zoveel uit.
Want zijzelf hebben er baat bij.
Zij kunnen veel verdienen door deze gave die ze heeft.
Wanneer iemand in Israël deze gave had, mocht hij of zij er niet mee aan de slag,
dit niet in praktijk brengen, niet uitoefenen.
Waarom niet? Het is toch te begrijpen dat je zekerheid over je toekomst wil,
dat je wil weten of je na een lange reis wel aankomt op je bestemming
en dat de handel die je wilt opzetten kans van slagen heeft
of dat wanneer je ziek bent weer beter kunt worden?
Omdat je dan in Gods wereld komt,
omdat je dan als mens op een terrein waar je niet mag komen.
Misschien omdat je dan de toekomst naar je hand wilt gaan zetten,
de toekomst wat wilt bijsturen, wat wilt gaan manipuleren.
Maar wij zijn God niet. Wij kunnen dat niet: bepalen wat er moet gaan gebeuren.
Het is voor de slavin ook geen gezonde situatie.
Om met woorden van onze tijd te zeggen: ze is zichzelf niet.
Ze kan zichzelf niet zijn, want die geest stuurt haar aan,
die geest heeft de regie overgenomen.
Je kunt spreken van een bezetting – bezetenheid.

In naam van Jezus geeft Paulus haar de vrijheid terug.
Want deze vrouw had steeds Paulus en Silas nageroepen.
Wat ze zegt was de waarheid, maar het kan een toon gehad hebben,
Waarmee ze het werk van Paulus en Silas belachelijk wilde maken:
Zij komen namens de allerhoogste God
en als je gered wilt worden, dan kun je bij hen terecht.
Stel dat je bij een groep mensen komt, die niet geloven en weinig van de bijbel weten
– en daar hoef je vandaag de dag niet eens zo ver –
en je zegt dan tegen iemand: Wil je gered worden? Dan vertel ik je over Jezus.
Dan zul je vast vreemd aangekeken worden.
Maar wat die vrouw ook kon aan zien komen,
dat ze zelf die redding zou krijgen, waar ze over sprak, had ze vast niet zien aankomen.

Dan komt die bevrijding.
Zoals de Oldebroekers en Oosterwoldenaren in april 1945 dat mochten ervaren,
zoals het volk Israël dat mocht ervaren, toen het uit Egypte ging,
zo mocht deze vrouw het ook ervaren.
In naam van Jezus – als Jezus de Zoon van de allerhoogste God is,
Als ze dan in naam van die allerhoogste God bevrijding en redding aankondigt,
mag ze die redding, die bevrijding zelf ervaren.
Ze mag het met Jesaja mee uitzingen:
Op die dag zult u zeggen:

Dank de HEERE, roep Zijn Naam aan,
maak Zijn daden bekend onder de volken,
roep in herinnering dat Zijn Naam hoogverheven is.

Dat ze die geest niet meer heeft, dat zij niet meer in Gods werkelijkheid kan kijken,
is al snel bekend als iemand komt voor een voorspelling en zij geen antwoord kan geven.
Dat wordt niet op prijs gesteld.
Ze hebben geen oog voor de bevrijding.
Zij zullen de vreugde niet kunnen begrijpen, die moet tintelen in deze vrouw
nu ze door Jezus weer zichzelf mag zijn, vrij, bevrijd, gered.

Zo komen Paulus en Silas in de gevangenis, een donker hol,
met de voeten vastgezet – een extra manier om te pijnigen.

En wat denk je wat ze gaan doen?
Wat zou jij doen als je ten onrechte in de gevangenis komt.
Als je niet weet of je er uit zult komen?
Weet je wat Paulus en Silas gaan doen? Zingen.

Daar zitten ze in de inktzwarte duisternis van deze vochtige gevangenis. 

Onterecht beschuldigd, tot bloedens toe geslagen, hun voeten in blokken. 

Zij hebben verkondigd hoe Jezus de Heer van de wereld was, de redder van de kosmos. 

Elk klein hoekje van deze wereld behoort Hem toe.

 En nu overkomt hen dit.


Paulus stelt voor om te gaan zingen.

‘Zingen? Nou, vooruit,’ zegt Silas weinig enthousiast, ‘jij begint.’

Paulus begint te zingen uit Psalm 9
(misschien was het de oude berijming uit het oude psalmboekje van lang geleden):

Ik zal met al mijn hart den Heer’,
blijmoedig geven lof en eer.

Je kunt Paulus onmiskenbare bas de psalm vol overgave horen zingen.
Silas gaat meezingen met een onzekere tenorstem.

Mijn tong zal mijn gemoed verzellen
en al Uw wonderen vertellen.

Twee Joodse mannen van middelbare leeftijd die een thuis zoeken in deze donkere wereld door samen een psalmduet te zingen.
Je kunt je erover verbazen. Jezus is Heer van deze wereld.
Elk klein hoekje behoort hem toe. Werkelijk!


Psalm 42 zingt: Ik zal Zijn lof zelfs in de nacht,
zingen daar ik Hem verwacht.
Als je opgesloten zit in een donker hol, zoals Paulus en Silas.
als de golven over je heen slaan, zoals in Psalm 42.
Als je in een afscheidsdienst bent, zoals de families in de afgelopen week.
Als je stilstaat bij de oorlog zoals komende zaterdag.
Zingen van de opgestane Heer. Het is Pasen geweest. Jezus leeft.
Amen

Preek 26 oktober 2014

Preek zondag 26 oktober 2014
Zendingszondag
Handelingen 16:23-34 en Filippenzen 1:12-18.

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

De kerk in Marokko is een kleine kerk.
In dit land is slechts 1% aangesloten bij een kerk.
Een deel van deze 1% is ook nog eens buitenlander die voor hun werk in Marokko verblijven.
Enkele jaren geleden kreeg de kerk een behoorlijke klap te verduren
toen de overheid besloot dat buitenlandse zendelingen het land moesten verlaten.
Er waren grote zorgen om de toekomst van deze kerk:
wat zou er gebeuren als de leiders en steunpilaren van de kerk wegvielen;
als de gelovigen in dit land niet meer werden ondersteund?
Maar er gebeurde iets verrassends, iets onverwachts.
Terwijl iedereen verwachtte dat de kerk door deze klap achteruit zou gaan,
begon de kerk te groeien.
Het waren de Marokkanen zelf die de leiding namen in de kerk
en de plaatsen van Nederlanders, Amerikanen en andere buitenlandse leiding innamen.
De kerk werd ook meer Marokkaans in plaats van geleid te worden door buitenlanders.
Wat een tegenslag had moeten zijn voor de kerk
veranderde in een zegen.

Geloof dat verder gaat.
Niet omdat mensen het zo goed bedenken, zo’n goede strategie hebben,
maar omdat Christus zelf Zijn kerk hier op aarde bouwt
en een tegenslag kan veranderen in een zegen.

Ook als Paulus in Filippi aankomt gaat het geloof verder.
Dat leek er eerst niet op.
Het leek er zelfs op, dat het werk van Paulus voorbij was,
want Paulus wordt opgesloten in de gevangenis.
Alsof hij een gevaarlijke man is met een heel gevaarlijke boodschap,
die in de stad Filippi voor heel veel onrust gaat zorgen,
wordt hij opgesloten in de gevangenis.
Stelt u zich eens voor dat de burgemeester en het college van wethouders van onze gemeente
zich over de kerk zouden beklagen om de boodschap die hier in de kerk doorgegeven wordt
en dat ze het hier voor de kerk zouden uitroepen:
‘Jullie brengen een boodschap die ervoor zorgt
dat de mensen hier in Oldebroek niet meer hun eigen normen en waarden hanteren.
Wat jullie hier in de kerk vertellen is gevaarlijk voor onze samenleving.’
Bij Paulus gebeurt dat wel
en vooral omdat Paulus een meisje geneest van een boze geest die haar beheerst.
Paulus moet opgeborgen worden, want hij is een gevaar voor de mensen
en voor de samenleving van Filippi.
Het geloof gaat verder, maar we moeten er wel rekening mee houden
dat overal waar de boodschap van Jezus Christus komt, er verzet kan komen.
Dat mensen zeggen: wij willen niet dat die boodschap in ons land of in onze buurt wordt verteld!
Kijk maar naar het voorval in Marokko  en wat voor Marokko geldt,
geldt ook voor veel andere gebieden:
Als het geloof verder gaat, is dat meestal niet omdat mensen enthousiast
reageren als er over Christus wordt verteld
en dat hun hart open stellen omdat ze geloven dat ze alleen bij Hem iets vinden
wat nergens anders te verkrijgen is.

Dan komt Paulus in de gevangenis.
Hoe zouden wij reageren als wij voor de Heere Jezus in de gevangenis terechtkomen?
Paulus is niet van slag.
Hij doet waar Psalm 42 van zingt: ‘k Zal Zijn lof zelfs in de nacht, zingen daar ik Hem verwacht.
Is Paulus daarmee een voorbeeld? Paulus laat in ieder geval zien dat het kan.
Dat zelfs al zit je in de gevangenis en je weet niet of je er nog uitkomt,
dat je dan nog houvast vindt in de Heere.
Ook dat is geloof dat verder gaat. Dat kan ons weer moed geven.
In een periode van tegenslag kun je aan Paulus zien:
het is niet gek als ik moedig door deze periode heenga,
want het is de kracht van de Heere die ik ontvang: omdat ik Hem verwacht.
Terwijl de burgemeesters en het gemeentebestuur willen dat Paulus zijn mond houdt,
is Paulus zelfs niet in de gevangenis te stoppen.
Zelfs de dikste muren en het diepe duister houden Paulus niet tegen
om te getuigen, zelfs door te zingen.
Het zingen klinkt door de gevangenis heen.
Zo wordt zelfs in de gevangenis de naam van de Heere uitgedragen.
Bidden en zingen in de gevangenis – zelfs afgesloten deuren, gevangen tussen muren
kunnen een gelovige niet tegenhouden om naar de Heere toe te gaan.

En dan wordt de deur van de gevangenis geopend.
Het gemeentebestuur had de cipier opgedragen om Paulus en Silas goed op te sluiten
vanwege het gevaar dat Paulus en Silas meedragen.
Wij zouden zeggen:
in verzekerde bewaring – ervoor zorgen dat de gevangene echt niet kan ontsnappen.
De gevangenbewaarder had deze opdracht heel goed uitgevoerd.
Hij voelde goed aan wat het gemeentebestuur van Filippi van hem vroeg
en zorgde ervoor dat Paulus en Silas op de meest veilige plek zouden zijn:
diep in de gevangenis, in de middelste cel.
Om te voorkomen dat ze zouden kunnen ontsnappen werden hun voeten vastgezet.
De cipier kon rustig slapen, want de gevangenen zouden echt niet kunnen ontsnappen.

En dan wordt er aan alle zekerheden van de cipier geschud – er is een aardbeving.
Hoe goed de gevangenen ook opgeborgen zijn,
ze kunnen ontsnappen, de vrijheid tegemoet.
Hoe sterk de muren ook waren en hoe goed de deuren ook waren afgesloten,
alles breekt open.
Als de gevangenbewaarder aankomt bij de gevangenis is dat ook het eerste dat hij denkt:
iedereen is natuurlijk gevlucht.
Iedereen heeft de kans genomen om uit die gevangenis weg te vluchten
en zeker de gevangenen Paulus en Silas.
Hadden de burgemeesters toch gelijk gekregen dat het gevaarlijke mensen zijn
die alles op zijn kop zullen zetten, die voor een chaos in de stad zullen zorgen?
Maar dan is het zijn verantwoordelijkheid als er iets gebeurt in de stad.
Hoe kan hij dit verantwoorden naar zijn superieuren?
Zijn positie is onhoudbaar. Hij mag zichzelf niet sparen.
Hij kan niet zeggen dat het hier om overmacht gaat.
Hij was verantwoordelijk voor de gevangenen. Hij mocht ze niet laten gaan.
Hij kan niet langer leven.

Dan klinkt er een stem vanuit de diepe duisternis.
Een stem die zijn leven redt: doe uzelf geen kwaad aan.
Iedereen is nog aanwezig; geen enkele gevangene is ontsnapt. Spaar uw leven!
De cipier kan zijn oren niet geloven en gaat kijken
en daar binnen in de gevangenis, daar zijn ze nog: Paulus en Silas en alle andere gevangenen.
Hoe is dat mogelijk!
De cipier beseft dat hier een macht aan het werk is,
die door hem en het gemeentebestuur niet tegen te houden is.
Niet de aardbeving brengt hem op de knieën, niet die bijzondere gebeurtenis,
maar dat al de gevangenen er nog zijn, dat doet hem nadenken.
Over zijn eigen leven.
De man beseft: het gaat niet om zomaar een macht, maar een macht
die zijn eigen goden te boven gaat,
een macht waar hij zich aan moet overgeven.
‘Wat moet ik doen?’ dat is de vraag die bij de man opkomt en hij zegt het ook tegen Paulus:
‘Wat moet ik doen om gered te worden?’
Zijn leven heeft hij niet meer zelf in de hand.
Zijn leven is gered – door de mannen die hij in de gevangenis had opgeborgen.
Redding – de man begint er al iets van te beseffen
waar het om gaat in de verhalen over Jezus Christus.
Al weet hij nu nog niet wie dat is, maar hij beseft: zo kan ik niet langer leven.
Er moet iets met mij gebeuren, anders ben ik alsnog verloren.
Wie kan mij redden?
Jezus!
Geloof in Hem! Grijp Hem vast als je reddingsboei.
Gemeente, zo gaat het geloof verder:
doordat mensen beseffen dat ze zo niet langer kunnen leven,
dat er iets moet gebeuren, dat ze gered moeten worden omdat ze anders verloren zijn.
Wanneer er over de wereld aan zending wordt gedaan,
wordt dat voorgehouden: dat die redding te vinden is in Jezus.
In deze naam: de naam van Jezus, de Zoon van God die op aarde kwam.
Redding!
Deze man hoort vol verwondering de verhalen over Jezus aan
en wil niets anders meer: ik wil bij Jezus horen en niet alleen ik. Iedereen die bij mij hoort.
In die nacht, nadat de man eerst Paulus en Silas verzorgd heeft, de rug gewassen heeft
en eten gegeven heeft, wordt deze man samen met zijn gezin gedoopt.

Geloof dat verder gaat:
Er kwam een tegenslag door dat Paulus in de gevangenis kwam
maar daar kwam juist de zegen uit voort
dat de man die over de gevangenis ging niet meer zonder Jezus wil leven
en zijn leven heeft te danken aan de macht van Jezus.
Ondanks de tegenstand komen er mensen tot geloof
en worden zij gedoopt.
Het eindigt ermee dat de cipier vol vreugde is omdat hij nu gelooft.
Door te zingen in de gevangenis liet Paulus merken dat hij zelfs daar in de gevangenis
de vreugde vond in de naam van Jezus.
Als de cipier samen met zijn hele huis is gedoopt
heeft de gevangenbewaarder dezelfde vreugde: vreugde in God,
vreugde omdat hij Christus nu kent.
Ja, Paulus is gevaarlijk, want zijn leven heeft een onverwachte wending gekregen,
maar de cipier zou niet meer anders willen.
Hij is dankbaar dat Paulus zo op zijn pad kwam
waardoor Paulus hem op de weg van Jezus Christus kon brengen.

Geloven gaat verder:
Het werk van de Heere is door niets tegen te houden,
zelfs niet door tegenstand of door het proberen tegen te houden, gevangen zetten.
Dat is wat we mogen weten voor de kerk wereldwijd.
Bij zending gaat het niet alleen over wat er op de wereld gebeurt.
Zending heeft ook betekenis voor onszelf.
De GZB heeft als leus: zending verbindt.
De kerk in zendingsgebieden heeft ook ons iets te bieden.
wij kunnen leren van hun worstelingen om het evangelie toe te passen in hun levens.
Wij kunnen leren van de radicaliteit die van hen gevraagd wordt.
Wij kunnen ook leren van de vreugde, om nu God – die voorheen onbekend was – te kennen
en in Jezus vreugde en redding te vinden.
Wat moet ik doen om gered te worden?
Is dat nog een vraag die leeft, waar verlangen uit spreekt.
Of is het evangelie voor ons zo bekend, dat we er niet meer van opkijken
en ook er niets meer aan beleven?
Dan houdt de geschiedenis van vanmorgen een spiegel voor.
Waar is onze vreugde om onze redding door Christus?
Wanneer we die vreugde hebben, gaat ook het geloof in ons leven verder
Gods werk in ons leven verder en krijgt Jezus Christus een plek in ons leven. amen