Oordeel

Oordeel
De reformatorische traditie als theologie voor jongeren (8 – slot)

‘Bij alles wat ik doe, heb ik voortdurend een camera op mijzelf gericht. Alles wat ik doe, wordt steeds door mij beoordeeld: Lach ik niet te hard? Ben ik niet teveel aan het woord? Doe ik het wel goed?’ Ik kom ze steeds meer tegen: jongeren die continue bezig zijn om zichzelf te beoordelen. Vaak is dat oordeel negatief. Ze zijn van mening dat zij het niet goed doen. En ze zijn van mening dat ook anderen vinden, dat zij falen.
Het zijn vooral meisjes. Ze twijfelen vaak aan zichzelf en aan de waarde van wat zij presteren. Daarom leggen zij de lat hoog, want als zij tevreden over zichzelf zijn, zullen anderen dat waarschijnlijk ook zijn. In deze maatschappij, die heel erg gericht is op het behalen van prestaties, hebben zij het niet gemakkelijk. Al hebben zij dat vaak niet door, omdat zij het niet vreemd vinden dat de maatschappij veel van hen eist. Zij vragen dat immers ook van zichzelf? Waarom zouden anderen het dan niet van hen verlangen?
Het is een neiging naar perfectionisme, die deze jongeren in hun geloof meenemen. Ze houden de boot af als het gaat om belijdenis te doen van het geloof. Want zij hebben te weinig Bijbelkennis om belijdenis te doen. Willen ze belijdenis doen, moeten ze eerst de Bijbel grondig kennen. Ze doen veel voor de kerk, want God vraagt toch dat zij hun leven inzetten voor het evangelie? En toch hebben ze het idee, dat er van alles aan hun geloof schort. Als zij al ontevreden over zichzelf zijn, hoe streng zal het oordeel van God over hun leven en geloof dan wel niet zijn? En dat leidt er toe, dat zij nog wel meer willen doen.
Door de strenge eisen aan zichzelf, door hun perfectionisme lopen veel jongeren lopen daarom in hun geloof of in hun studie. En ook dat nemen ze zichzelf weer kwalijk.
Weinig thema’s uit de reformatorische traditie zijn zo behulpzaam als de rechtvaardiging van de goddeloze. En toch stuit het allereerst op weerstand. Wat je doet, telt toch voor God? Hoe kan God een gunstig oordeel vellen over je leven als de hoge norm van een heilig leven niet haalt? Dat wij niet door onze werken zalig worden, weten ze vaak wel. In theorie. Maar dat prestaties een hedendaagse variant op goede werken is, hebben ze niet door. Ze kunnen niet accepteren, dat de genade van God onvoorwaardelijk. Zozeer zijn ze gewend om het oordeel over zichzelf af te laten hangen van de prestaties die ze leveren. Was dit ook niet de weg, waarop Luther vrij  
Ze kunnen niet geloven, dat liefde onvoorwaardelijk is. Tijdens voorbereiding van een huwelijksdienst vroeg ik aan de aanstaande bruid, van wie ik de indruk kreeg dat zij een neiging tot perfectionisme had: ‘Geloof je dat je vriend van je houdt.’ ‘Nee,’ zei ze eerlijk. ‘Maar ik zie zoveel aan hem, dat ik het wel moet accepteren.’ Ik zei tegen haar: ‘Wie weet, geeft de Heere je wel dit huwelijk om te leren, dat je ook Zijn liefde mag accepteren.’
Het is moeilijk voor een perfectionist om zalig te worden. Omdat het moeilijk is om te ontvangen, zonder dat er van tevoren om een behalen van een norm is gevraagd.  Voor hen is het vaak schokkend om te horen, dat Gods liefde genade is.
Menselijke woorden kunnen dit patroon, dat zo diep zit, niet doorbreken. Alleen woorden, die het gezag van God zelf hebben, kunnen hier een uitweg bieden. Daarom geef ik hen één regel mee uit de Bijbel. Omdat het in de Bijbel staat, zijn het geen menselijke woorden meer, maar is het God die het tegen hen zegt: Zo is er geen veroordeling meer voor wie in Christus Jezus zijn (Romeinen 8:1a). Voor perfectionisten geldt hetzelfde als voor andere gelovigen: niet onze prestaties redden ons, maar de gemeenschap met Christus. Het oordeel over ons leven is in Christus een genadig geschenk. Dat is voor perfectionisten confronterend én bevrijdend.