Preek zondag 18 april 2021 morgendienst

Preek zondag 18 april 2021 morgendienst
Schriftlezing: 2 Korinthe 4:7-18

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Moet God hierdoor werken?
Heeft de Heere niet iemand die beter in staat is om Zijn boodschap uit te dragen?
Ik weet niet of u deze gedachte wel eens gehad hebt
toen u met iemand van de kerk te maken had:
met een dominee, een ouderling, iemand op bezoek, een clubleiding:
deze man, deze vrouw is geen reclame voor de kerk van Christus.
Moet God hierdoor werken? Heeft Hij geen betere?
Dat zijn in ieder geval wel geluiden die in de gemeente van Korinthe leven over Paulus.
Ze hebben veel aan Paulus te danken, want hij bracht bij hem het evangelie.
Menselijkerwijs gesproken hebben ze aan hem te danken dat ze geloven.
Maar langzamerhand zijn ze anders over hem gaan denken:
De boodschap die hij bracht, paste niet bij hoe Paulus zelf was.
Paulus vertelde over de geweldige kracht die het evangelie heeft:
Een kracht die je leven helemaal kon veranderen, die je een nieuw mens kon maken,
Paulus vertelde over de kracht van Christus’ opstanding
en dat zij die kracht als gelovigen ook zouden kunnen leren kennen.
De kracht van de opstanding van Christus die ook in hun leven kon werken.
Dat is toch bijzonder als je die kracht van Christus’ opstanding ook mag kennen?
Dat je die in jezelf mag ervaren? Dat je mag merken dat je helemaal nieuw wordt,
een nieuw mens, bedoeld zoals God je geschapen heeft.
Die kracht kon je, als je onzeker en afwachtend was, tot iemand maken die robuust is,
Die het voortouw neemt, vooraan staat, de boel op sleeptouw kan nemen,
iemand op wie je kunt bouwen in het gemeentewerk, een echte christen,
iemand waar God ook blij van zou worden.
Dat wilden ze maar wat graag, dat ze iemand zouden worden:

een krachtige, stralende persoonlijkheid, en dat tot Gods eer.
Zo iemand zagen ze niet als ze naar Paulus keken.
Hij sprak wel over die bijzondere kracht: een kracht om te redden,
om je te vernieuwen, om je een ander mens te maken.
Maar Paulus leek zelf door die kracht niet aangeraakt.
Wat je aan hem zag, paste helemaal niet bij de boodschap die hij vertelde.
Zijn voorkomen haalde de boodschap over die bijzondere kracht van Christus onderuit.
Een bangelijke man, eentje die net een ingrijpende crisis achter de rug heeft,
die ook zijn geloof niet ongemoeid gelaten heeft,
zo’n man kun je toch geen apostel noemen?
Is dat nu een man die door Christus gebruikt moet worden om Zijn kerk te bouwen?
Is dat nu iemand die een voorbeeld kan zijn, op wie jij kunt bouwen
als je zelf ook niet goed weet hoe je christen moet zijn
of als jijzelf in een geloofscrisis terecht komt?
Moet de Heere door hem werken, zo’n zwak figuur?

Het kan zijn dat je eerder over jezelf vragen stelt:
Kan ik me wel geloofwaardig christen noemen?
Ze zouden vast schrikken van mij als ze weten hoe ik in mijzelf tob.
Ik moet dat maar voor mijzelf houden, want anders zullen ze zeggen:
He, is dat nu een christen? Durf jij jezelf nog een gelovige noemen?
Je laat er helemaal niets van zien.
Het geloof is toch een bijzondere kracht, waardoor je boven jezelf uitgetild wordt?
Een kracht waardoor je je van binnen gesterkt wordt:

U tilt me op, hoog boven alle vragen;
U tilt me op en neemt me bij de hand.
Als ik val, o Heer, zult U me dragen.

U tilt me op en brengt me weer aan land
Maar dat is iets dat ik niet bij mijzelf waarneem.
Ik voel een somberheid in mijzelf, die ik niet de baas kan zijn,
een depressiviteit die sterker is dan mijzelf.
Waardoor ik compleet verlamd wordt,
ik heb het al als ik ‘s morgens uit bed stap en de hele dag door
hangt het als een donkere schaduw over mij heen.
Het lukt me daarmee ook niet om naar God toe te gaan
om te vragen of Hij dat in mij wil overwinnen, of Hij dat wil wegnemen, mij bevrijden.
Ik kan het zelf niet doorbreken en God kan ik ook niet bereiken.
Wat ben ik dan voor een gelovige, als die kracht van Christus niet eens in mij werkt.
Ik straal helemaal niets uit. Hoe kan de Heere mij gebruiken?
Mag ik me dan wel een kind van God noemen?

In Korinthe waren er berichten binnengekomen over Paulus,
Waardoor men zich zorgen ging maken over Paulus:
Een enorme druk die er op Paulus is, spanningen waar Paulus haast aan onder door gaat.
Er komen berichten dat Paulus zo vol vragen zit,
Hij is aan het twijfelen geslagen over de weg die God met hem gaat.
Ze hebben altijd al wel hun twijfels gehad of Paulus wel een goede apostel was
en nu blijkt het dat die zorgen destijds terecht waren.
Een echte apostel zou er nu toch moeten staan
en overtuigen door de standvastigheid,
boven zichzelf uitstijgen door de kracht van de opstanding van Christus.
Die moet er toch manmoedig tegenaan gaan, als een echte soldaat in Christus’ dienst.
Wat heb je aan een apostel waar je niet op kunt bouwen.
Moet de Heere nu door hem werken? Er zijn toch betere apostelen?
Apostelen die er echt voor gaan, die kunnen volhouden tot het einde,
Zelfs als er enorme druk, zelfs als er vervolgingen,
waaraan je kon merken dat ze echt geloofden in de opstanding van Christus,
waaraan je kon merken dat ze daardoor gedragen werden.
Verhalen die je aan je kinderen en je tieners kunt vertellen,
zodat ze voorbeelden hebben voor als zij zelf in moeilijkheden komen.
Van Paulus hoorden ze echter dat hij onderuit is gegaan:
verloren in een gevecht, neergeworpen door iemand die sterker is dan hij.

In zijn brief gaat Paulus in op al die verwijten die hij vanuit de gemeente van Korinthe hoort.
Paulus ontkent daarin zijn kwetsbaarheid niet.
Hij stopt niet weg, dat hij een hele moeilijke tijd achter de rug had,
waarvan hij zelf ook gedacht had: dit ga ik niet overleven. Ik ben inderdaad diep gegaan.
Ik heb mijzelf ook nog afgevraagd of Christus mij nog wel kon gebruiken.
Het evangelie is zo bijzonder, zoiets moois, zoiets geweldigs,
als je mijn leven daarnaast leg, als je mij daarmee vergelijk, dan stel ik weinig voor.
Ik ben maar een aarden pot.
Als je mij laat vallen, barst ik in honderden scherven uiteen.
Ik verbaas mij er elke dag opnieuw dat ik een middel in Gods hand mag zijn,
om het evangelie dat zo bijzonder is te mogen vertellen.
Ik ken trouwens niemand die vanuit zichzelf bijzonder genoeg is
om dat evangelie van Christus, dat zo rijk, zo bijzonder is, te mogen vertellen.
Wij allemaal zijn zo’n aarden vat: broos en kwetsbaar.
We lijken stevig, maar als je even tegen ons aanstoot, wankelen we al
en als we vallen, breekt er al snel een stukje af.
Moet God door ons mensen heen werken,
kunnen wij als kleine mensjes voor die grote God een middel zijn?
God heeft daar bewust voor gekozen, om door ons heen te werken,
wij als mensen die zo broos en kwetsbaar zijn als zo’n aarden pot.
Wij zouden denken dat God voor het allerbeste zou gaan.
Dat Hij mensen zo sterk zou maken, dat ze echte geloofshelden zouden zijn.
Maar Gods design is anders.
Je kunt zien dat God aan het werk is, juist omdat Hij zwakke mensen gebruikt,
Die het op bepaalde momenten ook moeilijk hebben, ook niet lijken vol te houden,
haast bezwijken onder alle druk, of uitglijden, omdat ze vol met vragen zitten.
God wil ons daarmee iets laten zien: juist dan kunnen we Gods macht zien, ervaren.
Paulus zegt daarmee tegen die gemeente: Zoals ik mijn eigen kwetsbaarheid heb ervaren
– ik verzwijg dat niet, ik ben diep gegaan, de wanhoop nabij.
Maar toen ik zo diep ging, had ik ook een andere ervaring:
Dat onze Heere er was. Dat ik Hem merkte.
Dat ik merkte dat de kracht van Zijn opstanding er ook voor mij was en in mij werkte.
Ik merkte dat niet doordat mijn moeilijkheden weggenomen werden,
en ook niet omdat ik boven mijzelf uitsteeg en iets bijzonders liet zien,
waardoor ik iedereen versteld liet staan en zo de kracht van Christus’ opstanding liet zien.
Het gaat ook niet om mij, maar om Christus.
Ik ben niet zo’n geweldige gelovige, maar we hebben wel een geweldige Heer,
die juist als wij het zo moeilijk hebben Zijn kracht in ons laat werken.
Er is altijd een mogelijkheid om weg te komen, om te ontsnappen als we het zwaar hebben:
Wij worden in alles verdrukt, maar niet in het nauw gebracht;
Daaraan merk je de kracht van Christus in je leven: 
dat er altijd een weg is om eruit te komen, dat je uit dat diepe dal geleid wordt.
Ik heb dat wel meegemaakt dat sommigen tijdenlang in een diep dal konden zitten,
worstelend om vooruit te komen, om op te klimmen uit dat dal,
maar ze gingen steeds dieper en nog steeds dieper.
Totdat het onverwacht beter ging en de weg uit het dal omhoog geklommen kon worden.
Daaraan merk je dat de kracht van Christus’ opstanding in je werkt.
Een gelovige kan vol vragen zitten.
Als je met Christus leeft, wil dat nog niet zeggen dat je alle vragen opgelost zijn.
Ook als je van Christus bent, kunnen er stormen over je heen gaan
en kan er in je hart een schreeuw naar God zijn: Waarom moet dat, Heer?
Hoe je dan de opstandingskracht van Christus in je merkt?
Niet dat je vragen weg zijn, maar dat je merkt dat die vragen je niet tot wanhoop drijven,
omdat er Een is, die sterker is dan al je vragen,
en je merkt dat Hij er is en dat je in Hem geborgen bent. Christus zelf is met je.
Wij zijn in twijfel, maar niet vertwijfeld;
Er kan van alles op je afkomen, het kan stormen in je leven,
je kunt je van jezelf wel afvragen of je het wel volhoudt om te geloven,
maar je hebt een Heer die je niet verlaten zal.
Hij is zelf wel verlaten aan het kruis, maar jou zal Hij nooit loslaten.
wij worden vervolgd, maar niet verlaten;
Je kunt onderuit gaan, zoals Asaf:
Maar wat mij betreft, mijn voeten waren bijna uitgegleden,
mijn schreden waren haast uitgeschoten,
want ik was jaloers op de dwazen,
toen ik de vrede van de goddelozen zag.
En toch is er altijd Iemand die je vasthoudt en weer op doet staan.
Die er voor zorgt dat je het, ondanks alles, niet opgeeft, toch vol blijft houden.
Dat is de kracht van de opstanding van Christus, die ik heb mogen ervaren, zegt Paulus
En ik geloof dat die kracht zo ook in jullie kan werken.
neergeworpen, maar niet te gronde gericht.
We kunnen wel steeds kijken naar wat ons zo moeilijk afgaat:
Dat we maar zo kwetsbaar zijn, helemaal niet zulke geweldige gelovigen,
maar we moeten vooral letten op wat God in ons doet.
Hoe Hij ons vasthoudt, hoe Hij voor ons een weg baant,
hoe wij door Hem toch op onze weg met Hem kunnen gaan.

Voor Paulus is het zo heel diep gaan in je leven niet zonder betekenis:
Wij dragen altijd het sterven van de Heere Jezus in het lichaam mee,
Dat wat ons overkomt, verbindt ons aan Christus, die voor ons gestorven is.
We ervaren daarin iets van wat Hij voor ons heeft gedaan.
We zullen het hier niet altijd geweldig hebben.
We zullen door diepe dalen gaan, op vragen stuiten, moeilijkheden moeten doorstaan.
Dat is de weg die God met ons gaat, maar daar laat God het niet bij.
Zoals we dat sterven van de Heere Jezus in ons lichaam meedragen,
zo zullen we ook steeds Zijn opstandingskracht ervaren,
totdat we ooit na onze eigen opstanding helemaal een nieuw mens zullen zijn,
met een nieuw lichaam.
Zo werkt God in ons leven.
Dat geeft mij altijd moed als er weer iets ingrijpends gebeurt.
Afgelopen vrijdag keek ik vanuit onze woonkamer mee met een rouwdienst.
Een aantal van u heeft dat in het afgelopen jaar wellicht al veel vaker zo meegemaakt.
Voor mij was het de eerste keer om op deze manier een rouwdienst bij te wonen.
Thuis vanuit de woonkamer, terwijl je er anders heen was gegaan, naar de dienst.
Ik keek naar de rouwdienst van Cees van Duijn,
vorig jaar begonnen als zendeling in Noord-Afrika.
Kort na Pasen was hij heel onverwacht overleden, terwijl hij aan het hardlopen was.
In mijn eerste jaar als predikant heb ik met hem een aantal gesprekken gehad,
Waarbij hij mij wat begeleidde bij mijn eerste stappen als predikant.
Aangrijpend om te zien hoe hij de kerk werd binnengereden.
Aangrijpend ook om te horen hoe hij en zijn vrouw nog niet zo lang geleden daar begonnen
om de jonge gemeenten toe te rusten en te ondersteunen.
We dragen het sterven van Christus steeds met ons mee.
We ervaren steeds dat ons bestaan nog zo onvolmaakt is,
al is Christus al opgestaan.
We merken dat we er nog niet zijn, al heeft Christus de dood al overwonnen
en is het nieuwe leven, het nieuwe bestaan door Hem al begonnen.
Want wij die leven, worden voortdurend aan de dood overgegeven om Jezus’ wil,
Paulus schrijft dat uit eigen ervaring:
Hij heeft nog niet zo lang geleden de dood in de ogen gezien.
Hij had al gedacht dat zijn einde gekomen was en dat hij alles moest opgeven,
een ervaring die hem niet in de kouwe kleren was gaan zitten,
Een heftige ervaring die diepe sporen in hem nagelaten heeft.
Maar juist toen heeft hij ook dat andere leren kennen:
Die kracht – de kracht van de opstanding van Christus.
Zo op die manier kan in ons sterfelijke mensen al iets zichtbaar worden van Christus,
Die straks bij de wederkomst zichzelf helemaal zal laten zien.

https://www.youtube.com/watch?v=LZ4zZveKZNM

In de nacht van strijd en zorgen
kijken wij naar U omhoog,
biddend om een nieuwe morgen,
om een toekomst vol van hoop.

Ook al zijn er duizend vragen,   
al begrijpen wij U niet,            
U blijft ons met liefde dragen,
U die alles overziet.  

U geeft een toekomst vol van hoop;
dat heeft U aan ons beloofd.                      
Niemand anders, U alleen,
leidt ons door dit leven heen.
Amen

Preek zondagmiddag 29 september 2013

Preek zondagmiddag 29 september 2013
Nabetrachting Heilig Avondmaal

Daarom verliezen wij de moed niet; integendeel, ook al vergaat de uiterlijke mens, toch wordt de innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd (2 Korinthe 4:16)

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Daarom verliezen wij de moed – dat is niet alleen de stem van Paulus die ons wil aanmoedigen, maar het is ook het Woord van God, Gods eigen stem die het tegen ons zegt – tegen alles in wat ons moedeloos maakt. Daartegenin zegt de Heere: verlies de moed niet.
Want zo moeilijk is het niet om de moed te laten zakken. We hoeven dan alleen maar om ons heen te kijken naar hoe het in de wereld aan toegaat of in ons eigen leven. Maar moed houden – dat is nog een hele kunst.
Nu ja, op zo’n dag als vandaag, als je stap kon maken naar het Heilig Avondmaal en het je een hele steun gaf, kun je weer even bemoedigd worden. Kun je weer even de bevestiging krijgen die je zo nodig hebt om te weten dat je op de goede weg bent. Om te weten dat de Heere ook u wil aannemen als Zijn kind. Om te weten dat Zijn koninkrijk nog komt. Als je in wind in de rug hebt, als alles goed gaat is het niet zo moeilijk om vertrouwen te hebben en ook niet om dat vertrouwen vast te houden.
Maar als de wind keert en je tegen de wind in moet: omdat toch weer die sombere gedachten opkomen en je voelt je wegglijden, de gevangenis van de somberheid in, machteloos en zonder houvast. Om dan de moed niet te verliezen, te weten dat u vastgehouden wordt, dat doe je niet zomaar uit jezelf. Dat kan alleen als je vastgehouden wordt, door Christus. En daarom verliezen wij de moed niet. Om hem. Vanmorgen hebben we het met elkaar gevierd in het Heilig Avondmaal en daardoor mag ons geloof ook die bevestiging weer ontvangen.
Of een andere tegenwind, die misschien iets later opzet deze week: als je je voorgenomen hebt van genade te leven en niet zoals de vorige keren de schuldenlast weer mee te nemen naar huis, maar om dat bij de Heere Jezus aan de voet van het kruis te brengen en daar te laten, maar je valt jezelf weer tegen en het lukte weer niet en je neemt weer je rugzak op je. Om dan de moed niet te verliezen, niet terecht te komen in een draaikolk van zelfverwijten, van negativiteit, dat doe je niet uit jezelf, maar alleen als de hand van Christus er is, die je uit die draaikolk die je naar beneden trekt redt. Vanmorgen in het Avondmaal kwam de bevestiging: we mogen met een schone lei beginnen. We hebben alles bij Christus gebracht en daar mag het blijven. Daarom verliezen wij de moed niet!

Het zijn twee verschillende voorbeelden, misschien hebt u het ook gemerkt. Het ene voorbeeld gaat over worstelen met gezondheid, je loopt ertegen op dat je lichaam niet wil, je hoofd niet wil. Je moet soms medicijnen gebruiken om het aan te kunnen en dat is niet niks, om het te moeten accepteren dat het niet op eigen kracht meer kan, maar alleen met behulp van. Het andere voorbeeld is een geestelijke worsteling.
Maar beide voorbeelden laten zien dat het volmaakte leven hier er nog niet is, het perfecte leven is er nog niet en dat kan soms pijnlijk, diepingrijpend ervaren worden doordat het lichaam niet wil of je geest, of dat je geloof zo achterblijft bij wat de Heere Jezus wil geven. Daar zou je toch moedeloos van worden. Vooral als je bedenkt dat wat de Heere geeft, wel volmaakt is, wel perfect. De uiterlijke mens wordt afgebroken. De aarden kruik kan gebarsten of zelfs gebroken zijn.
Dan kun je aan jezelf twijfelen: hoe komt het nu dat het zo tegenzit? Ligt dat aan mijn eigen geloof, ligt dat aan mijn eigen zwakheid? Dat moet toch wel een bewijs zijn dat ik in Gods ogen niet voldoe? Misschien is het wel eens tegen u gezegd: “Als je gelooft, heb je geen zwakten hoor!” “Je moet maar meer bidden, meer geloven, dan heb je echt wel meer houvast. Dan staat het er beter voor met je. Dan wordt je levenschip echt niet zover teruggeslagen door de tegenwind!”

Het zijn gedachten die zomaar in je kunnen blijven haken. Het kan een reden geweest zijn om vanmorgen niet aan te gaan. Wat moet de Heere wel niet van mij denken? Ik moet denken aan het gesprek dat ik eens gehad heb. Iemand gaf aan dat ze God steeds teleurstelde. Hij had haar geschapen naar Zijn beeld, met een mooi lichaam. Maar er waren momenten in haar leven waarin ze zoveel at en daardoor aankwam. Daarmee deed zij het beeld van God in haar leven teniet. Vond zij.
Of het kan de vraag zijn: Wat moeten anderen wel niet van mij denken als ik de gang naar de tafel maak? Het kan zo voelbaar zijn dat we slechts een aarden kruik zijn, die in het niet vallen bij het mooie van het evangelie.
Het zijn ook gedachten die tegen Paulus uitgesproken worden: Paulus kan geen echte apostel zijn, iemand met zo’n lichamelijke beperking. Een echte apostel is iemand die de kracht van God in zich draagt. Niet iemand die aan zijn lichaam lijdt, niet iemand die geestelijk zo worstelt en tobt. Nee, een echte gelovige is een krachtfiguur, die door tegenwind niet de moed verliest, maar er vol voorgaat – ertegenin! Dan kun je de moed verliezen, als het in uw leven niet zo gaat, als het bij jou zo met ups en downs gaat. Dan denk je aan wat Paulus zegt: We zijn ook met Christus al opgestaan – Hij nam mij mee naar het nieuwe leven. Maar wat merk ik ervan? Ik doe het vast niet goed. Ik kom vast tekort.
Je kunt dan achterop raken door tegenslag: Gisteren stond ik lans de lijn. Onze zoon moest voetballen. Vorige week verloor zijn team met 23-1. Dit keer leek het beter te gaan. Ze leken gelijkwaardig te zijn. Totdat er enkele doelpunten vielen en zij uiteindelijk nog met 10-0 verloren. Zij verloren de moed.

Daarom verliezen wij de moed niet. Dat is geen oppepper om er nog eens tegen aan te gaan, zoals een coach zijn verliezend team kan aanmoedigen. Het is niet bedoeld om te laten zien, dat u het kan, dat jij er toch nog in slaagt – al is het met de laatste krachtinspanningen. Nee, dat is er omdat er iets anders is: namelijk dat het niet waar is, dat een gelovige altijd een krachtfiguur is.
Het gaat om het verschil tussen wat zichtbaar is en niet zichtbaar. Zichtbaar is de buitenkant: het afgebroken worden. Niet zichtbaar is, is wat innerlijk is: de kracht van Christus. Omdat het andere veel zichtbaarder is en veel duidelijker wordt ervaren, kan dat voor ons gevoel het meest bepalend zijn.
Het verschil tussen zichtbaar en niet-zichtbaar komt ook in het Avondmaal: zichtbaar is het brood dat gebroken wordt en de wijn die rondgedeeld wordt. Onzichtbaar: de aanwezigheid en de genade van Christus. Onzichtbaar en toch aanwezig!

Een gelovige is een aarden kruik, kwetsbaar, met schaven en barsten, ook een gelovige kan soms zo met zichzelf in de weer zijn, tobben met het lichaam dat niet meer wil, of zoals Psalm 84 het verwoordt: het lichaam dat uitroept naar de levende God, omdat het lichaam pijn doet. Paulus weet er alles van: ook hier laat hij dat doorschemeren als hij spreekt over de uiterlijke mens die vergaat. Dat zal hij niet voor niets zeggen. Hij zegt dat omdat hij dat aan den lijve ervaart – aan zijn eigen lichaam, omdat hij zelf de pijn in zijn lichaam meedraagt, wellicht door de crisis waar Paulus in het begin over sprak
toen hij vertelde dat hij bijna gestorven was, er bijna aan onderdoor gegaan was en toch weer door mocht leven.
Het leven kan zo afgebroken worden. Hoe aangrijpend is het niet om te zien bij anderen die een lang ziekbed hebben. Of hoe aangrijpend kan het niet zijn om een vader of moeder te hebben met alzheimer, waarbij de geest steeds meer ontglipt.
En toch staat er iets tegenover en niet om dat lijden weg te schuiven, of te zeggen: dat stelt niets voor. En helemaal niet om te zeggen: uw geloof is te weinig. Maar zegt Paulus: afgebroken worden dat overkomt niet alleen ons mensen, dat gebeurde ook met het lichaam van de Heere Jezus. Wij dragen het sterven van de Heere Jezus met ons mee. Dat is wat anders dan een staan in de kracht van Christus! Dat is wat anders dan een overwinningsleven! Paulus zegt: mijn leven moet ook afgebroken worden.
Ik aarzel om dat op u of mij van toepassing te laten zijn: Paulus zegt: mijn leven moet afgebroken worden om aan u iets te laten zien. Mijn lichaam met zijn pijn, met zijn beperkingen laat het sterven van de Heere Jezus zien. Wat vanmorgen zichtbaar was in het avondmaal, is ook zichtbaar in het lichaam van Paulus. Daarin wordt het sterven van de Heere Jezus zichtbaar. En hij zegt erbij: dat is ook om aan u het sterven van de Heere Jezus zichtbaar te laten worden. Mijn leven, zegt Paulus, wordt verbroken als een herinnering aan het verbreken van Christus’ lichaam. Mijn zichtbare leven moet verbroken worden, want het is de oude mens. Dat is het lichaam waar ik mee zondig ook nu nog nu ik van Christus ben, waarmee ik tegen God inga.

Het is hard, het is lijden, maar het is niet zonder hoop, want het is ook vernieuwing – dat afgebroken worden van mij herinnert er ook aan, dat Christus een nieuw leven, een nieuw bestaan heeft verworven, dat het bestaan van de zonde afgebroken wordt, maar dat u een nieuw leven ontvangt. Een nieuw lichaam met een nieuw innerlijk. Mijn oude lichaam vergaat – nu al, en het moet vergaan, om een nieuw lichaam, herschapen, vernieuwd en gereinigd van de zonde te ontvangen. Misschien dacht Paulus hierbij ook aan wat hij ergens anders schrijft: dat ons oude bestaan gekruisigd moet worden, afgebroken moet worden omdat het met Christus mee gestorven is. Paulus is hoopvol, omdat hij ook dat andere weet, dat dan de opstanding van Christus ook voor hem is.
Nu gaat het om het afgebroken worden. Dat andere is de toekomst: bekleed worden met de Heere Jezus Christus. In het Avondmaal vanmorgen hebben we ook gevierd dat die toekomst komt, in de heerlijkheid van Christus.
In Oldebroek staat er een ruïne van een melkfabriek. Deze melkfabriek heeft eens goed gedraaid, maar is al jaren niet meer in gebruik en raakt steeds meer vervallen. Wat moet er gebeuren om deze ruïne een nieuwe toekomst te geven? Waarschijnlijk wordt de ruïne afgebroken om plaats te maken voor een nieuw gebouw. Misschien voelt u zichzelf ook wel zo’n ruïne: niet meer nodig en afgedankt. Wat Paulus zegt, geeft aan dat er ook voor u een nieuwe toekomst mogelijk is. Met als verschil dat de melkfabriek compleet wordt afgebroken en er niets meer is dat aan deze fabriek herinnerd en dat in u er iets is dat u er doorheen helpt: Christus – de schat in de aarden kruik. Hij zorgt ervoor dat u niet vernietigd wordt. Wel veranderd (ten goede!), niet vernietigd!

Daarom verliest hij de moed niet! We hebben dat wonder vanmorgen gevierd, Christus’ dood
we hebben ook onze dood gevierd en daarom moeten we niet raar opkijken, dat Paulus met zijn lichaam lijdt om daarmee hetzelfde te laten zien wat het avondmaal vanmorgen liet zien. Het is niet gemakkelijk – en Paulus is daardoor ook door een diep dal gegaan en dat zal het ook voor u zijn en toch is er een kracht, die vooruit wijst naar een nieuw bestaan, een verheerlijkt bestaan bij de Heere in de hemel, een bestaan zonder pijn en zonde, een leven zonder zorgen en twijfel, een geest zonder neerslachtigheid of zelfverwijten dat niet van ons komt, maar van God, die Christus opwekte uit de dood.
Daarom moet u ook niet de moed verliezen! Ja, makkelijk gezegd, want je zou de moed toch verliezen als je iemand als Paulus zag, die zo moest lijden. Soms kan het lijden van een ander nog meer vragen aan God opleveren dan je eigen lijden. Waarom moet mijn moeder nog deze weg van aftakeling gaan? Waarom was het nog niet de tijd van mijn man, maar moest hij die laatste maanden ook nog doormaken? Het is ons hart dat zo snel moedeloos is, het zo snel weer kwijt is, ook een bemoediging als vanmorgen in het avondmaal.
Wij kijken vooral naar de buitenkant – God naar de binnenkant. Wij geven op – maar God doet iets in ons en aan ons. Van buiten wordt er afgebroken, van binnen vernieuwd. Van buiten wordt ons lichaam geknakt om in u iets anders te geven: het beeld van Christus. Afgebroken worden betekent: afhankelijk worden. Afhankelijk van Christus. Inleveren aan kracht is niet gemakkelijk, dat hoor ik geregeld terug. Maar er komt wel iets voor terug- Christus en de kracht van zijn opstanding
komt ook in uw, jouw leven. Het is een terugbrengen naar God – door Christus.
Nu is het uiterlijke, wat zichtbaar en voelbaar is. De toekomst is dat niet-zichtbare en toch aanwezig: Christus die mijn leven is. Jezus leeft en wij met Hem. Al is het nu in de gebrokenheid, later in Zijn toekomst in de heerlijkheid en volmaaktheid. Een geschonken heerlijkheid en volmaaktheid. Bekleed worden met Christus. Daarom verliezen wij de moed niet!
Amen

Liturgie
Voorzang: Psalm 138: 3, 4 (OB)
Stil gebed. Gebed
* Op Toonhoogte 125: Groot is uw trouw, o HEer
Geloofsbelijdenis
* Psalm 89: 7, 8 (OB)
Nabetrachting: gedeelte over de dankzegging
* Gezang 251: 3, 4 (Bundel 1938)
Gebed
Schriftlezing: 2 Kor 4:7-18
Tekst: vers 16
Collecte
* Gezang 62: 1, 3, 4 (Bundel 1938)
Verkondiging
* Psalm 16: 4, 6 (OB)
Gebeden
* PSalm 73: 12, 13 (OB)
Zegen

Preek zondagmorgen 29 september 2013

Preek zondagmorgen 29 september 2013
Viering Heilig Avondmaal

Wij weten immers dat Hij Die de Heere Jezus opgewekt heeft, ook ons door Jezus zal opwekken en samen met u voor Zich zal stellen. 2 Korinthe 4:14

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Er komt een moment dat u voor God zult staan,
in de hemel zult u staan voor Gods troon.
Daar bent u heengebracht door God zelf.
Dat is immers wat Paulus schrijft in vers 14: u wordt voor de troon van God geplaatst.
Als je daar over nadenkt: in de hemel voor Gods troon,
daar waar de engelen staan, waar God zelf is, de heilige God,
waar alles licht is en straalt,
om daar te komen voor God – omdat God wilde dat u daar kwam,
dat jij daar voor Hem, voor Zijn troon komt te staan!
Hoe zal dat zijn om daar te komen?
Is er in u een verlangen om de Heere ontmoeten,
zoals ik wel eens tegenkom – gemeenteleden die uitzien naar de ontmoeting met de Heere.
Onze Heere en Heiland eindelijk te mogen zien en te mogen zijn in Zijn heerlijkheid?
Het kan zijn dat u ook zo’n verlangen hebt om de Heere te mogen zien
en dat u daarom in de afgelopen week hebt uitgekeken naar het Heilig Avondmaal.
Het Heilig Avondmaal is voor u al een maaltijd
waarbij al iets te zien is van het feestmaal in de hemel
waar verloste zondaars genodigd zijn.

Jullie, kinderen, denken er misschien wel eens over na
hoe het in de hemel zal zijn.
Hoe ziet de Heere eruit, hoe is het in de hemel?
Hoe zal de troon van God eruit zien?
Welke engelen zal ik tegenkomen?
Je bent benieuwd naar de hemel – je zou je er wel eens een kijkje willen nemen.

Ik denk dat veel volwassenen dat kinderlijke geloof, die kinderlijke nieuwsgierigheid
terug zouden verlangen,
omdat voor zij er tegenop zien om de Heere onder ogen te komen.
Om voor God gesteld te worden, voor de troon van God te komen,
dat is nogal wat.
God is ook een heilig God en wat is er allemaal niet verkeerd gegaan in het leven.
Wellicht dat u daarom ook tegen de afgelopen week opzag
om de Heere te ontmoeten.
Want ook in het avondmaal worden wij voor God geplaatst.
God is nu niet zichtbaar, maar Hij is er wel.
Hij is de gastheer die het brood geeft en de beker aanreikt.
Dat kan een reden voor u zijn om niet aan het avondmaal te komen.
Nog nooit is er die stem geweest die ú aansprak en nodigde
en u kon alleen maar de Heere zien
als een strenge Vader die u aan uw tekorten en fouten herinnert.

Juist dan mag voor u de belofte zijn uit wat Paulus schrijft.
Want we worden niet zomaar gesteld voor Gods troon.
Paulus zegt er nog iets bij: hij wijst erop dat de God voor wiens troon wij komen
ook de God is die de Heere Jezus heeft opgewekt.
Dat is een bemoediging voor u, die er tegen opziet
om de Heere te ontmoeten – hier aan het avondmaal
of later als u sterft, of als de Heere Jezus terugkomt.
Want als Paulus spreekt over de opwekking van de Heere Jezus,
bedoelt Hij niet alleen: de Heere Jezus kwam na 3 dagen uit het graf,
maar zegt hij ook: de Heere heeft het offer van de Heere Jezus aangenomen,
toen Hij stierf aan het kruis.
Ik denk dat ook de kinderen het verhaal over de Heere Jezus aan het kruis kennen.
Het verhaal hoe de Heere Jezus door soldaten werd opgepakt en bij Pilatus werd gebracht
en dat de Heere Jezus toen gekruisigd werd.
Zometeen tijdens het avondmaal zullen we daar aan terugdenken:
als het brood wordt gebroken worden wij eraan herinnerd dat de Heere Jezus stierf aan het kruis.
Zoals het stukje brood zo dadelijk wordt gebroken,
zo werd het lichaam van de Heere Jezus aan het kruis gebroken.
Zoals straks de wijn wordt ingeschonken, worden wij eraan herinnerd
aan het bloed van de Heere Jezus – de pijn en de wonden die Hij had.
Maar straks zie je ook meer: als ik het brood gebroken heb,
geef ik het aan een paar mensen.
Eigenlijk zou ik het aan iedereen aan de tafel willen geven,
want als het brood wordt gebroken,
betekent dat: voor jou, voor u heb Ik, de Heere Jezus, mijn lichaam laten breken.
En als u het brood aanneemt, zegt u: ja, Heere Jezus, u bent voor mij gestorven.
Dat is al een hele bemoediging,
maar dan nog kunt u dat geloven en op een afstand blijven staan
omdat u zegt: de Heere Jezus moest voor mij sterven, daarom kan ik niet bij de Heere zijn.
Daarom kan ik niet komen, kan ik niet voor Hem verschijnen.
Als het nu zou gebeuren dat de Heere Jezus stierf aan het kruis,
zou u op een afstand blijven staan: Hij doet het voor mij, maar ik kan niet bij Hem zijn.
Dat verdien ik niet.
En toch bent u, ben jij erbij.
Want toen de Heere Jezus stierf, stierf Hij niet alleen met ons, maar ook voor ons.
Ook al wilt u op een afstand blijven staan, u bent er toch bij,
want u bent meegenomen door de Heere Jezus.
Daar stierf Hij, maar daar stierf u ook – nog voor u geboren werd, stierf u, stierf jij al.
Als het brood gebroken wordt, denken we eraan terug
hoe de Heere Jezus gebroken werd – met ons. Hij nam u en jou mee in Zijn dood.
Het avondmaal – net als de doop trouwens – zegt: u, jij deelt in het sterven van Christus.
U, jij bent erbij. U en jij – stierf ook. Daar op Golgotha.
En dan zegt Paulus: niet alleen het sterven van de Heere Jezus is voor u,
Zijn sterven was uw sterven, jouw sterven – maar ook dat andere:
Zijn opstanding was uw opstanding, jouw opstanding.
U bleef niet in de dood, jij bleef niet achter in het graf.
de Heere Jezus nam u en jou mee uit het graf
en zo wordt u voor God gesteld: gebroken en gestorven met de Heere Jezus,
maar ook dat andere: opgestaan met de Heere Jezus.
Nu wij nog op aarde leven, dragen wij dat die dood nog mee – merken wij dat,
maar eens zullen wij leven uit die opstanding.
God nam het offer dat Jezus bracht met Zijn leven aan,
dat offer waarbij Hij ons meenam.

Zo wordt u uitgenodigd: niet alleen om geconfronteerd te worden
met uw tekortkomingen, maar om ook dat te overdenken, te weten, te geloven:
dat de Heere Jezus met u stierf om met u op te staan.
Daarom mag u en moet u komen bij de Heere Jezus:
om daarmee te belijden: toen nam u mij mee, het was nodig,
maar dat andere, dat nieuwe leven schenkt U mij ook!
Zo komen wij aan bij de Heere Jezus.

In Oldebroek geleerd dat er een verschil is tussen aankomen en langskomen.
Als ik aan de deur sta en zeg: ik wil binnenkort langskomen,
dan krijg ik altijd te horen: je moet niet langskomen, maar aankomen.
Dat wil ik vanmorgen tegen U zeggen.
Hoe vaak wordt het avondmaal niet gehouden als een langskomen bij Jezus.
Zoals iemand snel een pakketje door de brievenbus stopt en daarna snel uit de voeten maakt,
stel je voor dat ik gezien wordt.
Of langskomen om daarmee onze tekorten te laten zien.
De Heere Jezus zegt: je moet niet langskomen, maar aankomen.
Hij zet de deur wagenwijd open: kom binnen, mijn kind.
Ik heb op je gewacht.
Heb je niet gemerkt dat Ik toen ik op Golgotha stierf – jou meenam?
Blijf voor altijd bij Mij en dan zal alles wat van Mij is voor u zijn:
ook Mijn heiligheid, ook Mijn opstandingslichaam
en wanneer u voor God komt te staan, kijkt Hij naar u
maar ziet de Heere niet meer dat oude, dat verkeerde,
maar ziet Hij een nieuw mens, ziet Hij u in Mij – die voor en met U stierf.
Daarom: kom bij Mijn tafel aan, zodat je opnieuw weet
en daarin bevestigd wordt: Ik stierf ook voor en met U
om voor U, met u, met jou op te staan.
Amen

Preek zondagmorgen 22 september 2013

Preek zondagmorgen 22 september 2013
Voorbereiding Heilig Avondmaal

Maar wij hebben deze schat in aarden kruiken, opdat de allesovertreffende kracht van God zou zijn en niet uit ons. 2 Kor 4:7
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Wat is het belangrijkste in uw leven?
Wat kun jij in jouw leven echt niet missen?
Als we het aan Paulus zouden vragen, zou hij op deze vraag een antwoord weten:
Christus, dat Hij voor mijn zonden aan het kruis gestorven is.
Daar zou hij echt niet meer zonder kunnen.
Christus is het kostbaarste dat er in zijn leven is.
Zonder Christus zou zijn leven niet alleen leeg zijn
– dat zeggen we nogal eens om aan te geven hoe belangrijk onze geliefde is –
zonder Christus zou hij verloren zijn en verloren gaan.

Dat hoort hij te zeggen – zou u kunnen tegenwerpen.
Paulus is een apostel, het zou toch vreemd zijn als hij met een ander antwoord zou komen.
Paulus hoort dat te zeggen, van hem verwacht je niets anders.
Zoals een gemeentelid uit Noord-Holland – ik kwam bij hem op kennismakingsbezoek.
Hij bracht de koffie mee en stak meteen van wal door mij een vraag te stellen:
Hoe denkt u over de opstanding?
Ach ja, u moet wel zeggen dat die echt gebeurd is.
Het was een opmerking waarmee hij wilde laten merken dat hij anders was
dan de andere gemeenteleden, niet zo gelovig maar vrijzinnig en cynischer.
Later begreep ik hoe dat kwam: zijn vrouw die heel gelovig was,
was lang ziek geweest, een echte lijdensweg.
Tijdens deze lijdensweg van zijn vrouw raakte deze man zijn vertrouwen in God kwijt
Hoe denkt u over de opstanding?
Van mij verwachtte hij een plichtmatig antwoord, dat hem niet verder hielp.
Daar had hij ook gelijk aan: plichtmatige antwoorden helpen niet verder.
Sterker nog, antwoorden die wij verplicht zijn om te geven zijn eerder het tegenovergestelde:
een blokkade op de weg naar de Heere.

Als Paulus spreekt over het kennen van Christus als een schat, een kostbare schat,
is het geen plichtmatig spreken,
waardoor u zou kunnen zeggen: ach ja, het is Paulus die het zegt,
die hoort dat als apostel te zeggen, ik hoef hem dat niet na te zeggen,
ik heb nog zoveel andere dingen in mijn leven die voor mij net zo belangrijk zijn:
mijn werk, mijn gezin.
Of als u iemand bent die kijkt hoe anderen het doen, zou u denken:
hoe krijgt die Paulus dat voor elkaar,
Dat lukt mij nooit.
Als gelovige stel ik niets voor. Geen wonder dat de Heere mensen als Paulus in zijn dienst gebruikt.
Paulus weet waar hij het over heeft.
Het was allereerst een bittere ervaring, toen Christus in zijn leven kwam.
Want alles werd overhoop gegooid.
Hoe hij naar zichzelf keek: hij dacht dat hij het begrepen had, dat hij zijn leven aan God wijdde.
Maar toen Christus in zijn leven kwam, gingen Paulus’ ogen open.
Hij raakte zijn positie kwijt – hij was een veelbelovende leerling van Gamaliël,
in de ogen van zijn leermeesters zou hij het ver schoppen – de perfecte leerling.
Hij raakte alles kwijt wat voor hem of in de ogen van anderen belangrijk was:
zijn positie, zijn zelfbeeld.
En toch – het kostbaarste wat hij bezit: Christus kennen.
Hij kan niet meer zonder Christus die is gekruisigd. Ook voor hem gekruisigd.
Niet voor iedereen hoeft het leren kennen van Christus zo’n ingrijpende wending te zijn,
het kan ook een gevoel van thuiskomen, tot rust komen, gedragen worden.
Maar wel het kostbaarste: Christus kennen,
die voor u, voor mij Zijn bloed vergoot.
In het betoog van Paulus is daar opeens een korte lofzang op God,
als hij het over God heeft, kan hij het niet laten om hoge tonen te laten klinken,
vol verwondering, dat hij deze kostbare schat heeft mogen ontvangen.
Hoge tonen – een lofzang op God en zijn genade.
Wat zou er van het leven met de Heere zijn als er geen liederen waren
die deze genade, die Zijn grootheid en goedheid bezongen?
Zijn het niet liederen die ons meenemen in de verwondering en de lof op onze God?

Mijn herder en mijn held, mijn vriend,
mijn koning en profeet
mijn priester die mijn schuld ontbindt,
mijn weg waarop ik treedt.

Bij de woorden die Paulus in vers 6 gebruikt over het licht van God dat in onze duisternis straalt
moest ik denken aan de lofzang van Zacharias:
voor elk die in het duister dwaalt, verstrekt deez’ zon een helder licht.
Als het gaat om Christus, wat Hij voor ons betekent,
kan dat vaak het best verwoord worden in een lied, een loflied vaak.
Zoals ook de lofzang van Zacharias een loflied is:
Lof zij de God van Israël, de Heer die aan Zijn erfvolk dacht.
Wanneer je daarin meegenomen wordt,
ervaar je het ook Gods heerlijkheid over je leven schijnt,
ervaar je ook welk een rijkdom het is om Christus te kennen
en in Hem Gods weg te zien glanzen.
Een grote rijkdom – een schat zegt Paulus.

Hoe anders is dat met het avondmaal.
Terwijl dat niets anders is dan het koesteren van deze schat,
het vieren dat Christus door Gods genade mijn alles geworden is,
het gedenken dat Christus ook voor uw zonden heeft willen sterven,
is het avondmaal beladen geworden.

Terwijl het avondmaal juist gegeven is als een tastbaar bewijs
dat God om ons geeft en ons genadig is,
waarbij we mogen proeven de goedheid van de Heere,
wordt het avondmaal eerder ervaren als een schat in een museum,
onbereikbaar in een glazen vitrine met beveiliging erbij
waarbij je alleen maar als toeschouwer voorbij kunt lopen
en je weet het: dit is voor mij niet weggelegd.

Wij hebben deze schat, zegt Paulus.
De schat die door God gegeven is, Zijn eigen Zoon, het offer dat Christus bracht
met Zijn leven en bloed, die schat is u bedoeld – aan u gegeven.
Deze schat wordt niet tentoongesteld om deze slechts te kunnen bewonderen van een afstand,
maar om die mee te dragen in ons hart, te koesteren,
om uit deze schat te putten, arme berooide zondaars.
Een hemelse schat aan mensen gegeven.
Dat is nogal wat:
dat de Heere niet zegt, zorg eerst maar dat je het waard bent om die schat aan te raken,
hij geeft het. Zo zeker als ik het brood eet en zo zeker als ik de wijn proef,
weet ik dat die schat voor mij is.
Het is onvoorstelbaar.
Paulus zegt dan ook: deze schat wordt bewaard in een aarden pot.
Dat we zo’n aarden pot zijn, dat herkennen we gemakkelijker
dan die kostbare schat die we met ons mee mogen dragen.
Want zo’n aarden pot:
wie heeft er geen krassen?
Ja voor het oog misschien, een perfecte buitenkant, goed overkomen,
maar aan de achterkant, voor iedereen onzichtbaar.
Of we hebben deuken door de slagen die de satan ons toebrengt.
In ieder geval: er zullen er weinig zijn die zullen zeggen
die heilige schat kunnen wij dragen, die kostbare schat bewaren, laat mij dat maar doen.
Zo zullen er volgende week niemand zijn die zal zeggen:
die plaats aan de avondmaalstafel, dat is echt iets voor mij. Ik voldoe aan alle voorwaarden.
Ik denk eerder dat er veel zullen zijn, die zich zullen afvragen:
draag ik de schat wel bij me? Ben ik die schat niet kwijtgeraakt?
Ben ik geen pot met scheuren waaruit deze schat weglekt?
Wie van ons is het waard?

God legt die schat in ons.
De Heere maakt u waardig.
Hij geeft die waardigheid om Zijn schat te ontvangen,
om plaats te nemen aan het avondmaal.
een aarden pot:
iemand die wel de schat van Christus meedraagt, Christus kent en nodig heeft
en tegelijkertijd nog van de aarde is:
soms vol twijfel, is het wel voor mij?
Ik maak het er toch niet naar?
Aarden vaten die de rijkdom van Christus haast niet kunnen dragen.
Juist in de tijd van voorbereiding merken we misschien nog wel het meest
dat wij aarden vaten zijn.
Nog altijd kwetsbaar voor de zonde.
Alsof in aanloop naar het avondmaal bewezen moet worden
dat wij deze schat waard zijn.
Aarden schat, zodat het zichtbaar is dat de kracht die in ons is
niet bij onszelf vandaan komt.
De kracht die ons redt, de kracht van Christus die ons nieuw leven geeft
een kracht tot behoud,
niet onze kracht, maar Gods kracht die in ons komt.
In onze zwakheid, aardsheid, zondig bestaan.
Hij maakt ons waardig om Zijn schat te dragen.
We hoeven die schat niet te verdienen, we kunnen dat ook niet.
Maar dat maakt van ons wel een aarden vat:
dat die gedachte toch bij ons bovenkomt. Pas als ik … dan mag ik …
Dan poetsen we onszelf op voor God.
Het is niet onze kracht die mij redt van mijn verlorenheid
het is niet mijn geweldige liefde voor Christus die mij aan het avondmaal brengt,
het zijn niet mijn alles overtreffende daden die mij een geschikte pot maken
voor de schat van Christus,
God maakt u het waard om deze schat te dragen – uw eigen redding
die van Christus komt, deze schat die Christus is!
Een aarden pot, omdat wij in de week van voorbereiding vaak meer met onszelf overhoop liggen
dan letten op het alles overweldigende geschenk van God.
Misschien is het geschenk wel te groot:
voelen we ons daarom wel klein, niet geschikt,
keuren we onszelf daarom af als een pot voor die hemelse schat.
Ik niet, want ik schrijf elke avond mijn minnen op, omdat ik het niet goed gedaan heb
maar wacht even, zou Paulus zeggen: dat plussen en minnen,
dat beoordelen of wij geschikt zijn, komt u niet toe.
De Heere maakt u waardig om deze schat mee te dragen en uit te delen.
Wij zijn geen vaas die een stapje naar voren doen om ons te laten zien.
Wellicht eerder met schroom, maar God pakt ons
om in ons die hemelse schat te doen, Christus zelf.
Opdat – in ons het leven van Christus zichtbaar wordt.
Een aarden kruik – Paulus gebruikt dat beeld niet zomaar.
Want hij kent zijn bijbel – zoals klei in de hand van de pottenbakker.

1 Het woord dat van de HEERE gekomen is tot Jeremia:
2 Sta op en daal af naar het huis van de pottenbakker. Daar zal Ik u Mijn woorden doen horen.
3 Zo daalde ik af naar het huis van de pottenbakker. En zie, hij was op de draaischijven een werkstuk aan het maken.
4 Mislukte de pot die hij aan het maken was met de klei in de hand van de pottenbakker, dan maakte hij daarvan weer een andere pot, zoals het in de ogen van de pottenbakker goed was om te maken.

Daarvoor kwam de Heere Jezus juist – om ons in de ogen van de pottenbakker goed te maken.
Het gaat er niet om of wij in eigen ogen goed zijn.
Mishagen: onze eigen blik op onszelf kwijtraken en Gods blik!
Moeilijker dan wij denken, want wij denken al te weten hoe God over ons denkt:
niets waard – tekort, te schuldig, te weinig
Maar dan denken we teveel vanuit onszelf – we kunnen niet anders, ik weet het – we blijven die aarden kruik
Mishagen aan onszelf – geldt ook voor dat neerhalen van onszelf. Want dat is geen geloofshouding, dat is geen gerichtheid op Christus – alleen maar gerichtheid op onze broosheid en kwetsbaarheid, ons onvoldoende zijn, maar geen oog voor de pottenbakker, die deze vaas neemt en vormt en gebruikt om daar zijn schat, het hoogte wat hij heeft, in te doen.
Als we schuld beseffen, bij Christus uitkomen – zoals de trotse vrome Paulus die moet buigen om zijn schat in Christus te vinden.
Want Hij is onze schat, het mooiste wat er is. Voorbereiding HA: bij Hem uitkomen. De Heere geeft ons de waardigheid om deze schat te mogen aannemen. Voor u bedoeld. Voor wie anders?
Amen