Genoeg te delen. Dankdag 2014

Preek dankdag 2014
Genoeg te delen
Johannes 6:1-15

Gemeente van onze Heere Jezus Christus, beste kinderen,

Soms gebeurt er iets bijzonders
dat je er bij wilt zijn en helemaal geen tijd hebt om te eten.
Je ziet boven het dorp een grote rookwolk en je denkt: daar is vast brand.
Je pakt je fiets en als je er naar toe rijdt hoor je de sirenes
en aangekomen zie je al dat er sommige brandweermannen bezig zijn om de slangen uit te rollen
of zelfs al het vuur te blussen.
En politieagenten zijn al bezig om alles af te zetten, zodat er niemand meer door kan.
Naar zoiets kun je vast wel uren kijken;
zeker als de vlammen hoog zijn en de brandweer flink werk heeft
dat je helemaal vergeet om naar huis te gaan en je helemaal niet door hebt dat je honger hebt.
Je wilt zo lang mogelijk in de buurt blijven.
Als je vader of moeder je dan komt halen, zeg je:
nee, ik wil hier nog blijven kijken,
ik heb helemaal geen honger.
Door zo’n spektakel kun je de tijd vergeten en soms ook vergeten dat je moet eten.

In het verhaal uit de Bijbel blijven de mensen achter Jezus aanlopen
omdat ze ook een spektakel verwachten.
Jezus maakte zieke mensen beter.
Mensen die niet meer kunnen lopen, komen naar Hem toe
en Hij raakt ze aan en ze kunnen weer lopen.
Mensen die ernstig ziek zijn en die niet meer door een dokter geholpen kunnen worden
komen bij Jezus en Hij geneest ze.
Dat willen de mensen wel zien!
Daar bij Jezus gebeuren bijzondere dingen.
Als Jezus ergens anders naar toe gaat,
gaat iedereen achter Hem aan.
Dat willen ze wel blijven zien.
Als ze thuiskomen, hebben ze iets te vertellen: “We zijn bij Jezus geweest
en weet je wat we gezien hebben?
Je kent die man toch die altijd bij de poort zit te bedelen, de man die blind is,
die ken je toch wel?
Nou die hoeft niet meer te bedelen, want Jezus heeft ervoor gezorgd dat de man weer kan zien.”
Zo komt de hele groep weer bij Jezus aan
om te zien welke wonderen er nu weer gaan gebeuren.

Jezus ziet de mensen komen.
Hij weet dat ze achter Hem aan komen.
Hij weet nog iets over die mensen: ze hebben geen eten bij zich.
Ze krijgen zo honger en wie  geeft hen te eten?
Je kunt natuurlijk zeggen: de mensen die daar op afgekomen zijn,
zijn daar zelf verantwoordelijk voor; ze hadden zelf wat moeten meenemen.
Maar Jezus zegt dat niet;
Hij zegt niet: hadden ze er maar zelf om moeten denken.
Nee, Hij vraagt aan een van Zijn leerlingen, aan Filippus: Hoe kunnen we brood voor hen kopen.
Moet je voorstellen dat de brandweer en de politie zien
dat er zoveel mensen op de brand afgekomen zijn
dat ze zeggen: we moeten aan een bakker vragen of hij brood komt brengen
of aan de slager dat ze maaltijden moeten komen brengen, zodat iedereen te eten heeft.
Dan kun je ook begrijpen dat Filippus van slag is van die vraag:
Maar weet u wel hoeveel dat kost?
Daar hebben we echt niet genoeg geld voor!
Als we al het geld dat we hebben gebruiken om er brood van te kopen
kan iedereen maar één snee krijgen.
Dat is echt niet genoeg om de honger weg te krijgen!

Jezus vroeg het aan Filippus met een speciale reden:
Hij wilde Filippus testen, uitproberen.
Dat kan ook met jou gebeuren, thuis bijvoorbeeld.
Je krijgt bijvoorbeeld elke week zakgeld,
maar dan op een keer krijg je het opeens niet.
Omdat je ouders wel eens willen zien hoe je daar op reageert.

Zo is de vraag voor Filippus een test:
hoe gaat Filippus reageren op de vraag van Jezus?
Wat zal hij doen? Wat zal hij zeggen?
Filippus heeft al veel bijzondere dingen gezien – mensen die ziek zijn die weer door Jezus beter worden.
Maar Filippus weet hier niet goed hoe hij moet reageren.
Hij denkt alleen maar: het kan niet!
Jezus vraagt het onmogelijke.
Gezakt voor de test zou je zeggen …

Nou, zegt Andreas, een andere leerling van Jezus:
er is één iemand die wel wat te eten heeft meegenomen.
5 broden en 2 vissen.
Het klopt niet dat niemand iets bij zich heeft.
Een jongetje – heeft iets bij zich.
Misschien wel van zijn moeder meegekregen.
Dat was misschien meer dan hijzelf alleen op kon.
Dan kon hij ook nog uitdelen als hij iemand tegen kwam die niets bij zich had.
Maar dat die jongen met zijn 5 broden ervoor zorgde dat er een hele grote groep mensen,
wel een heel dorp van die broden zou kunnen eten
dat had die jongen vast niet van tevoren bedacht
en zijn moeder zou heel verbaasd zijn als ze dat hoorde.
Ook Andreas ziet er niets in: daar kun je echt geen grote menigte mee voeden.
Je hebt er heel weinig aan bij zo’n grote groep.
Als je dat met elkaar zou moeten delen.
Even een rekensom: als je 5 broden hebt
en je moet dat delen met 5000 mensen – hoeveel stukken haal je dan uit zo’n brood.
Hoe groot is dan het stukje dat iedereen krijgt?
– Het is nog niet zo klein of je kunt het delen.
– Te weinig om te delen.

Maar Jezus zorgt ervoor dat iedereen wel genoeg krijgt.
Eerst moet iedereen gaan zitten.
Er is veel gras – wie de Bijbel kent, kan denken aan een heel bekende psalm:
De Heer is mijn herder, mij ontbreekt niets
Hij doet mij nederliggen in grazige weiden
Hij voert mij aan rustige wateren
Hij verkwikt mijn ziel.
Iedereen krijgt genoeg brood en er is zelfs meer
omdat Jezus daarvoor zorgt.
Hij ziet de honger van de mensen die bij Hem komen.
Hij laat zien dat Hij een echte herder is,
want een herder kent zijn schapen.
Een herder weet wanneer zijn schapen dorst en honger hebben
en zorgt dan ook dat ze het krijgen.

En wie geeft jullie eten en drinken?
Soms kunnen ouders het zien als een kind eten of drinken nodig heeft.
‘Het wordt tijd dat we gaan eten, want ze gaan vervelend doen.’
Of onlangs met het verwisselen van de klok.
Er zijn moeders die in de dagen na het wisselen van de klok
het heel lang kunnen volhouden: op de klok is het nu 5 uur, maar eigenlijk is het 6 uur.
Hoog tijd dat we gaan eten.
Als het goed is, geven je ouders aan jou dat eten en drinken.

Vanmorgen zijn we bij elkaar om God te danken voor het eten dat Hij geeft.
We horen het verhaal van Jezus
die aan die grote groep mensen eten gaf.
Ze zullen blij geweest zijn met dat eten.
En Hem vast ook wel hebben gedankt bij het weggaan.
Ook wij krijgen het eten dat we hebben van God.
Hij zorgt ervoor dat we het goed hebben.
Dat er boeren zijn, dat er werk is of een uitkering, ouders die voor je zorgen.
Hij geeft ons eten
zodat we zeggen: God zorgt zo goed voor ons, we willen bij Hem horen.
Dank u wel Jezus, dat U ons dit geeft.
Wij willen bij U horen.

Als God geeft, geeft Hij genoeg. Meer dan genoeg.
er zijn twaalf manden over.
Ik denk dat het hier wel herkenbaar is in Oldebroek:
wanneer je een feest geeft, wil je dat je gasten genoeg te eten.
Op recepties wordt er geregeld wat later op de avond een warm buffet klaargezet
en op de verjaardag kan een frituurpan aangaan.
In de familie van Rianne wordt er gesproken over het Veenendaal-gevoel.
Veenendaal, daar woonde haar oma.
En als je daar kwam kreeg je gebak bij de koffie,
maar je had de koffie en gebak nog niet op, of er was al een volgende ronde van eten:
worst en kaas, bijvoorbeeld en bowl.
Er moest genoeg te eten zijn, want je wilt een goede gastheer zijn.
Daar gaat het de Heere Jezus ook om:
Hij wil laten zien, dat Hij de gastheer is, die Zijn volk te eten geeft.
Als een echte koning die voor Zijn volk zorgt.
God zelf die voor Zijn volk in de woestijn, in de afgelegen plaats eten geeft,
zoals God het volk Israël in de woestijn ook manna gaf.
Bij God kom je niets tekort.
Hij geeft van alles genoeg.
Waarom eigenlijk?
Waarom wil de Heere Jezus laten zien dat Hij een goede gastheer is?
Waarom mag en moet Petrus daarvan uitdelen?
Om te laten zien, dat de Heere Jezus nu voor ons zorgt,
maar niet alleen nu.
Het wijst ook vooruit naar de dag waarop de Heere Jezus terugkomt.
Dan zal er een feestmaaltijd zijn.
Vol overvloed, tafel vol feest.
Wie nu bij de Heere Jezus hoort, mag dan aan die maaltijd mee-eten
en verzadigd worden.
Elk stukje brood dat Petrus uitdeelt, is een uitnodiging:
geloof in de Heere Jezus en dan mag je ook naar dat feest
waar je nooit tekort zult komen, waar de Heere de beste gastheer is die je maar kunt bedenken.

Genoeg om te delen:
Ook al is het klein – je kunt het altijd delen.
Zeker als God geeft.
Vandaar ook de actie voor de voedselbank.
Wij ontvangen van de Heere ons eten en drinken en we geven dat weer door.
Vanmorgen zijn we God dankbaar.
We zeggen Dankuwel, prijs God om Zijn goedheid.
Maar we laten ook zien dat we dankbaar zijn
door iets te geven van wat wij hebben.
Amen

Plaats een reactie