Preek zondag 16 juni 2013

Preek zondag 16 juni 2013
2 Korinthe 1:8-18.
Tekst: vers 11

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Meeleven
Meeleven is van groot belang. Ik hoor geregeld van gemeenteleden die genoemd worden bij de voorbeden dat zij kaarten van gemeenteleden ontvangen. Soms van gemeenteleden die zij zelf niet kennen. Door die kaarten worden ze bemoedigd: ze beseffen dat er anderen zijn die aan hen denken. Niet alleen bij moeilijke omstandigheden wordt meeleven op prijs gesteld, maar ook bij mooie gebeurtenissen, zoals een huwelijks jubileum of het behalen van het examen.
Het zou zo maar kunnen dat u vanmorgen in de kerk zit en ondertussen aan iemand anders denkt. Meeleven betekent immers dat je geregeld aan de ander denkt: hoe gaat het er mee? Zal zij het redden? Wat maakt zij nu op dit moment door?
Zeker als er zorgen zijn kunnen de gedachten helemaal vol zijn met de ander, met vragen over hoe het gaat, met angst of spanning. Dat is vaak een goed teken: wie veel met een ander bezig is, heeft vaak een ruim hart. Ruim genoeg om veel aan de ander te denken, om mee te leven of mee te helpen.
Dat houdt ook in dat u de ander overal mee naar toe neemt: Tijdens een verjaardag kunnen de gedachten tijdens een gesprek zomaar afdwalen naar die ander. Of je zit nu in de kerk en omdat je stil zit, kunnen je gedachten zo de hele tijd bij die ander zijn.

Voorbede
De Heere heeft ons dan een mooi middel gegeven, om niet machteloos te zijn: de voorbede. We hebben de mogelijkheid om iemand anders in onze gebeden te gedenken en door het gebed kunnen wij een ander voor Gods troon brengen en zo onder de aandacht van de Heere brengen.
Als we die mogelijkheid niet hadden, om degenen die in onze gedachten zijn, degenen waar we ons zorgen om maken, degenen die ons dierbaar zijn, bij de Heere te brengen, hoe vaak zouden wij dan niet met lege handen staan en machteloos, niet in staat om te helpen? Dan is voorbede een uitkomst, een bijzondere weg die de Heere ons schenkt.

Voorbede voor Paulus
Ook voor de gemeente in Korinthe was het een manier om toch nog iets voor Paulus te kunnen betekenen.
De berichten over Paulus waren in Korinthe doorgedrongen. In de contacten die er waren tussen de verschillende gemeenten en tussen de verschillende medewerkers van Paulus was ook dit bericht over Paulus doorgekomen Hij beschrijft er in deze brief iets over, we kunnen het nalezen in vers 8 en 9: hij beschrijft daar hoe hij het zwaar te verduren heeft gekregen, zelfs zozeer dat hij dacht dat het einde van zijn leven was aangebroken. Hij wanhoopte aan zijn leven, Paulus dacht dat hij het er niet meer levend vanaf zou brengen.
We weten niet precies wat er zich heeft afgespeeld: Het kan zijn dat Paulus gevangen genomen was en dat hij al te horen had gekregen dat hij de gevangenis niet meer levend zou verlaten, omdat zijn doodvonnis al was uitgesproken. Of wellicht dat Paulus door een ernstige ziekte geveld was en dat hij zo ziek was dat hij niet meer verwachtte er boven op te komen.
In de gemeente van Korinthe kwam het bericht ook en ook al waren de verhoudingen tussen Paulus en de gemeente gespannen, de gelovigen in Korinthe konden maar één ding doen, het enige juiste: ze gingen op de knieën en brachten Paulus bij de Heere. Ze deden dat vanuit het geloof dat de Heere in staat was om het Paulus weer terug te brengen.
Ze geloofden dat de Heere daarvoor de macht had: God heeft immers Zijn eigen Zoon uit de dood opgewekt, dan kon Hij Paulus toch ook redden? Ook al was voor hen als mensen en ook voor Paulus de situatie hopeloos en leek het er op dat er niets meer te doen was dan af te wachten tot het bericht van Paulus’ dood hen zou bereiken en hen verslagen zou maken, want Paulus had wel veel voor de gemeente betekend.

Er is een God die hoort
Dat laat zien dat bidden niet alleen iets passiefs is, waarbij we de omstandigheden over ons heen laten komen, vanuit de gedachte dat wij ons erbij neer moeten leggen, want er is toch niets meer aan te doen. Bidden is actief: het opzoeken van de Heere, naderen voor Hem en pleiten, een beroep doen.

Het is wel een verleiding om bij bidden te denken dat het geen zin heeft.
Een collega vertelde mij dat hij eens in het ziekenhuis had gestaan bij iemand die in coma lag. Hij vroeg of hij een gebed mocht uitspreken, waarop de verpleegster antwoordde: “Dat heeft geen zin meer.” De collega antwoordde: “Maar Hij wel!”

Is het niet zo, dat we soms in vertwijfeling kunnen bidden, dat we moeten bidden, maar dat de overtuiging ontbreekt, dat de Heere hoort en de Heere nog kan ingrijpen om te veranderen. Daarom is het goed dat hier dat lied zo graag gezongen wordt: Er is een God die hoort. We hebben dat als gemeente ook nodig om dat elkaar steeds weer te herinneren: dat de Heere ook daadwerkelijk hoort en er iets mee doet.
Het voorbeeld van mijn collega hoorde ik enkele jaren geleden en heeft mij gestimuleerd om te bidden, ook waarin ik het gevoel had dat het toch geen zin meer had.

Niet kunnen bidden
Paulus had zich er al bij neergelegd dat zijn aardse weg tot een einde gekomen was. Hij dacht dat hij het niet meer zou redden. Zou hij dan zelf nog gebeden hebben om herstel of om bevrijding? Ik weet het niet, maar het zou zo maar kunnen dat Paulus daar niet meer om gebeden had omdat hij zich er bij neer gelegd heeft. Veel vertelt Paulus niet over wat hij heeft doorgemaakt, maar wel dat het voor hem een crisis was, waarin hij alle zekerheden kwijtraakte. Alleen ontdekte hij aan het einde van die crisis dat God er is, de Heere die de doden opwekt en ook mensen kan redden van de naderende dood. Meer vertelt hij niet over de crisis die hij doormaakte.
Ik kan alleen maar proberen in te denken door vanuit de verhalen die ik hoor na te gaan hoe het voor Paulus geweest moet zijn. Dan denk aan de vrouw die te horen kreeg dat zij ernstig ziek was, een boodschap die hard aankwam en haar stuurloos en verslagen maakte. De ouderling was er al geweest en vertelde mij hoezeer het bericht haar van slag had gemaakt. De vrouw kon het niet bevatten. De ouderling vertelde mij hoezeer zij lamgeslagen was en vertelde mij ook: Zij kan niet bidden. Daarom kwam ik geregeld langs om te horen hoe het ging, maar vooral ook elke keer voor haar te bidden, zodat zij toch mocht ervaren dat er voor haar gebeden werd. Al zal ik niet de enige geweest zijn die voor haar gebeden zal hebben. Ook haar familie zal aan haar hebben gedacht in hun gebeden.
Als je zelf niet meer kunt bidden, is het een hele steun als er anderen zijn die dat wel kunnen en die dat voor je doen. Die aan je denken als ze bidden en je meenemen naar de Heere toe. Zoals Paulus dat schrijft: het is een grote steun geweest en hij is er de gemeente erg dankbaar voor. Alleen daarom al is de voorbede een noodzaak, omdat er gemeenteleden zijn die zelf niet meer in staat zijn om te bidden, die geen woorden meer hebben, die zich te machteloos voelen, te verslagen.

Redenen waarom gebed niet gaat
Er kunnen jongeren zijn, die al veel hebben meegemaakt. Misschien is deze dag wel een moeilijke dag voor je, omdat je al een hele tijd een slechte band hebt met je vader. Of je hebt al helemaal geen contact meer met hem en op deze dag wordt je eraan herinnerd. Die pijn over een vader die er niet was kunnen een belemmering zijn om te geloven dat God jouw vader wil zijn.
Misschien is het voor u wel lang geleden dat u gebeden hebt omdat u al vanaf uw kindertijd een moeizaam leven hebt, waardoor u zich afvraagt: wil God aan mij laten zien welke afstand er is tussen Hem en mij – een afstand die niet te overbruggen is.

Misschien is het al lang geleden dat er voor u gebeden is. Uw man en uw kinderen hebben niet veel meer met geloof en hebben ook het bidden opgegeven en zou u wel willen dat er iemand kwam om voor u te bidden.

Voorbede van Christus
Ik kan u zeggen dat er voor u gebeden wordt. Wellicht niet hier op aarde, maar dan wel in de hemel. Paulus geeft dat hier in dit gedeelte niet aan, omdat hij hier de gemeente bedankt voor hun gebed, maar er is niet alleen een God die hoort, er is ook Eén die voor ons bidt. De Bijbel vertelt op andere plaatsen, dat de Heere Jezus in de hemel is om voor ons te bidden.
Zoals een hogepriester vroeger het offer in het allerheiligste bracht, waar niemand mocht komen, zo brengt de Heere Jezus als hemelse hogepriester ons, ons leven, onze zorgen, onze behoeften op de heiligste plaats die er is: voor de troon van God. Er wordt dus altijd voor u en voor jou gebeden, door niemand minder dan de Heere Jezus zelf. Hij brengt u en jou allemaal voor Gods troon en onder de aandacht van de Heere: Vader, denkt u ook aan hem, aan haar. In de hemel wordt uw, jouw naam genoemd.
Calvijn beschrijft dit gebed van Christus in de hemel als een veilige haven. Waarin de gelovige rust en geborgenheid kan vinden. (Commentaar op Johannes 17). We kunnen er aan de kade liggen, om uit te rusten, niet meer bang om te hoeven vergaan, nieuwe krachten op doen, nieuwe voorraad inslaan.

Gemeenschap met Christus
In de afgelopen weken hebben we stilgestaan bij de gemeenschap met Christus: de kerk is een gemeenschap van en met de Heere Jezus. In Zijn gebed voor ons kunnen we zien wat die gemeenschap inhoudt, wat de Heere zelf doet in die gemeenschap. Verbonden zijn met Hem houdt dus in dat Hij voor ons bidt.
Door de Heere Jezus zijn we ook gemeenschap met elkaar. Omdat de Heere voor ons bidt, bidden wij voor elkaar worden wij opgeroepen en opgedragen om voor elkaar te bidden. Door voor elkaar te bidden gaan we op de Heere Jezus lijken, worden we zoals Hem. Wij missen Zijn kracht, maar we kunnen anderen wel bij Hem in die veilige haven brengen. We gunnen die veilige haven ook aan anderen. In die veilige haven kunnen we niet alleen aan onszelf denken.
Als de Heere Jezus voor ons bidt, dan kunnen we in ons gebed niet alleen aan onszelf denken. We worden ruimhartig, omdat we beseffen dat Hij voor ons bidt en we worden ruimhartig gemaakt door de Geest die ons steeds meer vormt en ervoor zorgt dat we steeds meer op de Heere Jezus gaan lijken, Zijn beeld vertonen, ook in ons gebed. Gemeentezijn maakt medeverantwoordelijk

Met de ogen van Christus
Het mooie van voorbede is ook dat gebed ons ook met nieuwe ogen leert kijken. Als we voor anderen bidden, leren wij ook door de ogen van de Heere Jezus naar hen te kijken. Als we bidden voor de zieken, dan zien we niet alleen hen als mensen die geen gezondheid hebben, maar we zien hen zoals de Heere Jezus hen zag. Hij zag hen als mens. Hij ging hen niet uit de weg, maar zocht hen op.
Door te bidden sluiten we onze ogen om ons af te zonderen, maar we ontvangen wel een scherpere blik, we leren anderen beter zien. Door onze handen te vouwen, betuigen wij onze machteloosheid: wat kunnen wij vaak weinig voor anderen doen, maar tegelijkertijd leren wij hoe wij onze handen wel uit de mouwen kunnen steken. Zijn er daarom ook geen gemeenteleden actief voor de voedselbank, in het rondbrengen van het eten, in het bezoeken van mensen die eenzaam zijn. Gebed maakt van een biddende gemeente ook een diaconale gemeente.

Voor mensen die gezond en gelukkig zijn
Omgekeerd leren wij van hoe de Heere Jezus met anderen omging ook voor ons bidden. In 1999 kwam de Reformierter Bund, een organisatie in Duitsland, met een nieuw boek over de liturgie, voor de kerkdienst. Daar gaat veel werk aan vooraf: er worden commissies ingesteld die op zoek gaan naar gebruiken bij andere kerken, in andere landen, in het verleden en die worden weer met elkaar besproken. Tijdens een van de vergaderingen deed men een eigenlijk wel onthutsende ontdekking: Er bestonden nauwelijks voorbeden voor mensen die gezond en gelukkig waren. Alle voorbeden die gevonden waren, gingen over mensen in moeilijke omstandigheden, zoals ziekte, rouw, crisis, echtscheiding, of over mensen die iets voor de boeg hadden, maar voor mensen van wie het leven zijn gangetje gaat waren er nauwelijks voorbeden. Zou de Heere Jezus hen niet opgezocht hebben, zal de Heere Jezus hen in zijn gebeden niet gedenken? (Dit voorbeeld kwam ik tegen bij Peter Bukowski)

Meewerken van God
Het was voor Paulus niet alleen bemoedigend dat er aan hem gedacht werd, dat hij niet vergeten was maar dat hij ook onder de aandacht van de Heere gebracht werd. De uitredding die Paulus mocht ervaren kon wel eens te maken hebben met de voorbede die de gemeente in Korinthe heeft gedaan. Er is een God die hoort – het is waar: God hoort ook de gebeden die wij voor een ander tot Hem opzenden. Waar Hij besloten heeft dat het beter is om iemand tot zich te nemen, kunnen wij als mensen blijkbaar de Heere op andere gedachten brengen. Wij bidden niet alleen voor onszelf, om onszelf of anderen bij de Heere te brengen. De Heere gebruikt ons gebed ook om Zijn plan met deze wereld, met ons en anderen te volbrengen.

Een vrouw van in de 80 klaagde dat ze steeds minder kon: doordat haar ogen verslechterden durfde ze niet naar buiten en haar wereldje werd steeds kleiner, vaak niet groter dan de oppervlakte van haar flat. Ze vroeg zich af waarom ze er nog was. Ze was anderen alleen maar tot last, want die moesten haar opzoeken in haar appartement.
Ja, wat moet je zo iemand als antwoord geven, waarom ze er nog is? Omdat ze in de gesprekken steeds aangaf dat ze voor anderen bad, steeds als ze aan anderen dacht, aan de zieken van de gemeente, aan haar familieleden, Dan ging ze op de knieën. “Ik lijk wel een moslim, zo vaak ga ik op de knieën,” zei ze. Ik zei tegen haar: misschien bent u er daarom nog wel, want wie neemt uw taak over als u als bidder wegvalt?

Voorbede vragen
Het gebed voor de ander is een taak voor de christelijke gemeente. Ook al dankt Paulus hier voor de voorbede die is gedaan, het gebed in Korinthe is wel in lijn met wat Paulus de gemeente heeft voorgehouden. Samen gemeente zijn betekent ook voor de ander bidden. Voor Paulus houdt dat ook in, dat hij kan vragen om voorbede: “Wilt u als gemeente voor mij bidden?” is een vraag die in zijn brieven gesteld wordt. Paulus voelt zich niet te groot om te vragen om voorbede.

Ook dat hoort bij het christenleven: niet alleen het gebed voor anderen, maar ook het vragen om voorbede aan anderen. Dat verzoek houdt namelijk in dat wij niet leven uit eigen kracht, maar dat ons leven en ons geloof ons geschonken wordt door de Heere. Zoals Paulus het in deze brief aangeeft: door uw voorbede leef ik en word ook ik er weer aan herinnert, dat God hoort en dat Hij regeert, Hij die de doden opwekt.
Daarom hebben we het gebed van de ander ook voor onszelf nodig: omdat wij ook daar steeds weer aan herinnerd moeten worden. Een gemeente bestaat niet alleen uit bidders, maar ook uit gelovigen die weten dat zij kwetsbaar en zwak zijn uit zichzelf en niet zonder die gemeenschap kunnen en daarom het gebed nodig hebben, van elkaar en van Christus!
Amen.

Plaats een reactie