Preek zondag 16 juni 2024 morgendienst

Preek zondag 16 juni 2024 morgendienst
Schriftlezing: 1 Petrus 1:22-2:10

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Bij ons vroeger thuis was de zaterdag een dag van allerlei klussen:
De ramen moesten worden gewassen, net als de auto.
Het konijnenhok moest worden schoongemaakt, de stoep aangeveegd.
Boodschappen voor het weekend werden gedaan, een cake of appeltaart gebakken,
WC schoongemaakt, ‘s Avonds werd de vloer gedweild en werden de schoenen gepoetst.
soms nog het een en ander gestreken, de zondagse kleren klaargelegd
We hadden thuis allemaal onze eigen klussen die we die zaterdag moesten doen.
Dat het op zaterdag gebeurde had een reden:
Het huis moest klaargemaakt worden voor de zondag.
Als mijn moeder zaterdagavond nog de was wegwerkte,
ging de radio aan: de EO had het programma Laat ons de rustdag wijden,
een radioprogramma met psalmen, liederen en een overdenking.
Aan alles was te merken dat het de dag erop zondag was, een bijzondere dag.
De zondag was een speciale dag, een dag om de dingen anders te doen:
om spelletjes met elkaar te doen, om te lezen, uit te rusten,
maar vooral ook een dag om naar de kerk te gaan en met de Heere bezig te zijn.
De zaterdag was er om je op deze dag voor te bereiden,
om met elkaar druk te zijn om op de zondag een dag van rust te hebben,
tijd voor elkaar en tijd voor de Heere.
De gedachte was dat als je een goede zondag wilde hebben,
je daar op de zaterdag al het nodige aan voorbereidingen moest doen.

Vandaag bereiden we ons ook voor.
We bereiden ons voor op de viering van het Heilig Avondmaal volgende week.
Het is de gedachte dat iedereen die volgende week mee doet aan de viering
er goed aan doet om er een week van tevoren al mee bezig te zijn,
dat het je niet overvalt als je in de kerk komt
en dat je doordat er tafels voor in de kerk ziet je dan pas realiseert dat het avondmaal is.
Je hebt er meer aan om je daar al van tevoren op in te stellen,
om je innerlijk daar op in te stellen: zondag is het weer avondmaal.
Ik mag dan weer aan de tafel van Christus komen en daar brood en wijn ontvangen,
de tekenen van Zijn goedheid, van Zijn genade.
Natuurlijk heb je je allerlei bezigheden.
Er zijn altijd genoeg dingen die je aandacht vragen.
Vaak kan een week zo voorbij zijn.
En al had je je voorgenomen om deze keer wat extra tijd te nemen,
om er doordeweeks mee bezig te zijn, vaak heb je die tijd niet zomaar,
omdat je met je werk, je gezin, je andere bezigheden vaak genoeg hebt.
Toch blijft het waardevol om in de komende week je er op voor te bereiden,
om je innerlijk in te stellen op de viering van het heilig avondmaal,
om na te gaan hoe het met jezelf staat, hoe je band met de Heere is,
hoe je bent gegroeid in geloof,
wat je de komende week moet doen om aan de tafel aan te gaan en mee te doen.

Het kan zijn dat je het nodige moet doen,
dat je het nodige moet opruimen en schoonmaken – net zoals bij ons vroeger op de zaterdag
opruimen en schoonmaken in je hart.
Zoals Petrus dat schrijft in zijn brief: Leg dan af alle slechtheid.
Dit kan ook een belangrijke aansporing zijn als je volgende week geen avondmaal viert.
Het kan zijn dat je nog geen belijdenis hebt gedaan,
of dat je helemaal nog niet bezig bent met de vraag of jij ook eens avondmaal zult vieren,
is het een aansporing die je niet naast je neer kunt leggen.
Het is niet wachten tot een ander bij jou aan de slag gaat
om het bij jou van binnen op te ruimen en schoon te maken,
om alles weg te halen wat niet past bij een leven als christen.
Misschien ruim je ook je eigen kamer niet op en maak je die niet schoon,
omdat je er geen zin in hebt, of omdat je er niet aan toekomt, je hebt zoveel te doen
en je redt het ook prima – je kunt slapen en je schoolwerk doen en jij weet alles te liggen.
Totdat je moeder zegt: En nu moet je je kamer schoonmaken.
In bepaalde gezinnen is de eerste dag van de vakantie
de dag om je slaapkamer op te ruimen en schoon te maken.


Petrus zegt het hier tegen mensen die nog niet zo lang christen zijn,
dat ze in hun hart een opruiming moeten houden, het hart moeten schoonmaken.
Je zou het zo kunnen zien: er is een grote schoonmaak geweest toen ze tot geloof kwamen
en nu moeten zij hun best doen om hun eigen hart,
dat schoongemaakt is door het bloed van Christus, van zonden gereinigd,
zelf schoon te houden om het bewoonbaar voor Christus te houden.
Dat is de vraag voor de komende week: Is mijn hart nog een plek waar Christus kan wonen
of heb ik in de afgelopen maanden weer allerlei zonden verzameld en opgestapeld,
waar ik nog geen afstand van kon doen.
Petrus noemt bepaalde dingen die onze houding naar anderen raken.
Dat je anderen bedriegt, waardoor ze denken dat ze je kunnen vertrouwen,
ze denken dat ze op je aan kunnen, maar als het er op aan komt geef je niet thuis.
Ze denken dat ze je in vertrouwen kunnen nemen
en vertellen iets aan je wat hen dwars zit, in de hoop dat het hen oplucht
en dat het bij jou veilig is, dat je er met niemand over zult praten
maar na een tijd horen ze dat diverse andere mensen ervan hebben gehoord.
Of dat je je mooier aan anderen voordoet dan je bent.
Dat je doet alsof je vriendelijk en belangstellend bent, dat je op anderen gericht bent,
maar uiteindelijk gaat het vooral om jouw verhaal.
Petrus zegt hier tegen christenen, die nog maar pas zijn gaan geloven,
die nog jong in hun geloof zijn, die nog zoveel sturing nodig hebben: doe dat weg.
Maak schoon schip. Maak je hart schoon, reinig je hart. Doe dat weg. Dat hoort er niet.

Als je gaat geloven heeft dat niet alleen betekenis voor je eigen band met God.
Die band wordt weer hersteld. Er komt weer geloof en vertrouwen, er komt weer liefde.
Er komt weer aandacht voor God. Hij zit niet meer in een hoekje achteraf in je hart.
En dat is zeker ook belangrijk om de komende week over na te denken:
Zit Christus in een hoekje achteraf, nog net niet verdwenen, maar zonder betekenis.
Ik heb Hem nog wel, want ik kan Hem moeilijk er helemaal uitzetten?
Of heeft Hij de plek die Hem toekomt: de allerbelangrijkste plek?
Als dat niet zo is, als Hij niet het centrum van mijn leven is, dan moet ik dat veranderen.
Toch is dat niet het enige dat telt.
Geloof is niet alleen iets dat ik met God alleen heb.
Geloven is niet alleen iets van mij met de Heere.
Er komt een band bij – met de mensen om mij heen die ook van Christus zijn.
De reiniging van ons hart heeft ook tot doel dat we de mensen om ons heen zien,
die de Heere ons gegeven heeft – onze broeders en zusters.
Het bedrog moet bij ons weg, onze huichelarij (ons beter voordoen dan we zijn),
onze jaloezie (afgunst) en de kwaadsprekerij.
Dat moet uit ons weg om er een oprechte liefde voor de anderen om ons heen:
ongeveinsde broederliefde – een liefde voor je medechristenen die oprecht is,
die welgemeend is, waar geen verborgen agenda bij is,
Een oprechte liefde die er kan zijn, omdat je hart is gereinigd
toen je tot geloof kwam, toen je wedergeboren werd, toen Christus in je leven kwam
en Zijn bloed je hart en je leven reinigde en daarmee je hart veranderde,
zodat daar ruimte voor Hem komt en ook ruimte voor echte liefde voor je medechristenen.
En dan niet alleen voor de christenen van onze eigen wijk, maar ook de andere wijk.
En niet alleen binnen de Hervormde Gemeente Oldebroek of de PKN,
maar alle kerken die hier in Oldebroek zijn.
Oprechte broederliefde – ook voor de mensen die van elders gekomen zijn.
Vandaag begint de Vluchtelingengebedsweek.
Van die vluchtelingen zijn er ook heel wat christen – ook van degenen die hier komen.
Een groot deel van de Eritreeërs die hier verblijven zijn van oorsprong christelijk.
De Syriërs die hier een aantal jaar geleden binnenkwamen vanwege de burgeroorlog
waren niet allemaal moslim – er zaten ook christelijke Syriërs tussen.
Wij hebben contacten gehad met een Irakees die christen was,
een Egyptenaar die het verschrikkelijk vond om voor moslim te worden aangezien
omdat in het Egypte waar hij geboren was
de christenen voortdurend dwars gezeten worden.
Een deel van de mensen die door de buitenwacht als moslim worden gezien
bezoekt een kerk, waar de kerkdienst in de eigen taal gehouden wordt.
Toen ik net predikant geworden was, kreeg ik een mentor aangewezen,
ds. Cees van Duijn van de Noorderkerk te Amsterdam.
Hij moest mij leren om mij wegwijs te maken in het vak van predikantschap.
Ik bezocht hem geregeld in het hartje van Amsterdam, in de Jordaan.
Daar was hij predikant van een kwetsbare wijkgemeente.
Hoeveel christenen waren er nu eigenlijk in Amsterdam? Een handjevol.
Totdat hij de uitnodiging kreeg van de het college van burgemeester en wethouders.
Hij vertelde tot zijn verrassing dat er meer dan 300 pastores waren.
Een handjevol met een Nederlandse achtergrond.
Het merendeel elders geboren, in Ghana, Suriname, Iran, en noem maar op,
Gemeenten die vaak geen eigen kerkgebouw hadden,
maar in een parkeergarage of een buurtgebouw moesten samenkomen.
Dan denk je dat je een van de weinigen bent die nog christen is in die grote stad
En dan blijkt het, dat je zonder dat je het weet, nog zoveel broeders en zusters hebt.
En als we het over vluchtelingen hebben: denk aan onze Oekraïense broeders of zusters.
Denk aan het conflict in Israël en de Gazastrook, Noord-Israël en Libanon.
We voelen ons wellicht verbonden met Israël – zeker door de Bijbel
en misschien ook door wat er in de vorige eeuw is gebeurd,
het verschrikkelijke van de holocaust, de moord op 6 miljoen Joden.
Tegelijkertijd zijn er aan Palestijnse kant ook christenen, al wordt hun aantal kleiner
En trekken velen daar weg, bijvoorbeeld naar de Verenigde Staten.
En het noorden van Israël waar de spanningen oplopen
en een grote oorlog dreigt met Hezbollah.
De christenen in Libanon houden hun hart vast, dat het land wordt meegesleurd
in een oorlog met Israël en zijn felle tegenstanders van wat Hezbollah doet.

Het moet geen spreekbeurt worden, geen maatschappelijk praatje.
Ik noem het omdat deze week er een week van gebed gehouden wordt,
Waarin we in het bijzonder bidden voor mensen die op de vlucht zijn,
mensen die we niet kennen, maar met wie we wel verbonden zijn,
omdat ze hetzelfde geloof hebben, dezelfde Heer dienen,
ook bij de kerk horen, onderdeel zijn van datzelfde lichaam van Christus als wij zijn.
En ik zeg niet dat die broederliefde voor christenen uit andere culturen eenvoudig is.
De broederliefde in de eigen plaats, met mensen van dezelfde kerk is soms al ingewikkeld
en als dan het verschil in cultuur meespreekt, kan het best ingewikkeld zijn.
Die christelijke Egyptenaar – Kopt, in de naam Egypte klinkt ook Kopt door –
had bepaalde opvattingen over verkering hebben.
Hand in hand lopen kon je alleen doen als je getrouwd was.
Als je verkering had, kon je dat niet doen.
Dat paste niet in zijn visie op zuiverheid en reinheid.
Hij kreeg het dan ook moeilijk toen zijn kinderen een relatie kregen,
zijn kinderen die zich Nederlander voelden
en als een Nederlandse tiener verkering wilden hebben.

Petrus houdt het de christenen die nog maar pas zijn gaan geloven voor:
Als Christus in je leven komt, dan wordt je hart gereinigd,
niet alleen om daar plek voor Christus te maken, maar ook voor anderen,
medebroeders en medezusters: een oprechte liefde voor hen.
Het avondmaalsformulier houdt ons dat ook voor.
Zo meteen al:
We hebben alle vijandschap, haat en afgunst afleggen.
Dat zijn haast dezelfde woorden als Petrus de jonge gelovigen voorhoudt.
Er moet iets anders voor in de plek komen:
Een oprecht voornemen om voortaan in liefde en eensgezindheid met de naaste te leven.

De gelovigen aan wie Petrus schrijft zijn nog maar pas gaan geloven.
Je merkt het aan het beeld dat hij gebruikt: ze zijn als kinderen die pas geboren zijn.
Dat was dus de ervaring dat Jezus in hun leven kwam:
Een nieuwe geboorte, waarbij ze het leven helemaal opnieuw moesten leren,
maar dan als christen.
Nu we het toch over vluchtelingen hebben:
Een deel van de christenen met een migrantenachtergrond kwamen hier als moslim,
Maar hebben in mensen van de kerk de broederliefde leren kennen
En zijn geraakt door de liefde die ze ontvingen en gingen op zoek naar de bron van liefde
naar Christus zelf en leerden Hem zo kennen.
Sommigen kunnen ook een bijzonder verhaal vertellen,
bijvoorbeeld hoe Jezus aan hen verscheen in een droom
en dat ze op zoek gingen naar een Bijbel en zo de Jezus die hen verscheen leerden kennen.

De meesten van ons zullen er juist mee opgegroeid zijn
maar dan nog kun je het gevoel hebben dat je een beginneling in het geloof bent.
Petrus zegt hier tegen degenen die beginneling in het geloof zijn,
of zich beginneling in het geloof voelen,
dat ze daar niet bij moeten blijven hangen, dat ze moeten doorgroeien
naar meer volwassen christenen.

Petrus gebruikt het beeld van de borstvoeding.
Er zijn moeders die het voorrecht hebben gehad borstvoeding te kunnen geven.
In de tijd van Petrus was er alleen borstvoeding om aan kinderen te geven.
Als je zelf niet in staat was als moeder om de benodigde melk te geven aan je kind
moest er iemand anders gevonden worden, die die moedermelk wel kon geven.
Men geloofde dat tijdens de voeding er meer gebeurde dan het melk drinken.
Men geloofde dat het kind dat aan de borst lag ook van het karakter meekreeg
van degene die dit kind voedde.
Het is Gods woord die je voedt, die je sterker maakt, volwassen in het geloof,
waar je overigens nooit genoeg van krijgt.
En als je die voeding binnenkrijgt, dan proef je ook Gods goedheid,
Gods bewogenheid – dat Hij je wil redden en een nieuw leven wil geven,
wil vormen als een christen in een leven hier op aarde,
gevormd met een hart dat van Hem is, vol van Zijn liefde.
Als we het avondmaal vieren, dan proeven we in de wijn en het brood
Zijn goedheid, Zijn genade, Zijn bewogenheid
en is het voedsel die ons laat groeien naar een volwassener geloof,
meer gericht op God en groeiend in een oprechte liefde voor de mensen om ons heen.
Amen

Plaats een reactie