Preek Eerste Pinksterdag 2024

Preek Eerste Pinksterdag 2024 (19 mei 2024)
Schriftlezing: Numeri 11:24-30 / Handelingen 2:1-21

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Vandaag vieren we dat de Heilige Geest is uitgestort: het is Pinksterfeest.
Maar mijn ervaring is dat er vaak zoveel onduidelijkheid is over de Heilige Geest
dat veel gelovigen eigenlijk niet goed weten wat we vandaag vieren.
De Geest heeft iets vaags.
En dat komt, omdat je de Geest moeilijk kunt voorstellen.
Wie of wat is nu de Heilige Geest?
En wanneer heb je de Heilige Geest?
Wanneer kun je zeggen: de Heilige Geest woont in mij?
Wanneer kun je zeggen: Ik heb de Heilige Geest – ik heb de Heilige Geest ontvangen?
Moet je dan iets bijzonders ervaren? Of iets bijzonders kunnen?

Ik merk dat er daarom behoefte is om meer over de Geest te weten te komen
en vast ook om meer van de Heilige Geest zelf te ervaren.
Sommige bijbelkringen die er in onze wijk zijn hebben daarom gevraagd
of het volgend jaar op de bijbelkringen over de Heilige Geest kan gaan.
Om meer van de Geest te weten te komen
en misschien ook wel om de Geest te gaan ervaren, of meer van de Geest te ervaren.
Want ik denk niet zozeer dat het om kennis alleen gaat,
kennis die je hoofd raakt, waardoor je de theorie over de Geest kunt vertellen
en kunt uitleggen hoe wij nou tegen de Geest aankijken,
wat wij nu als protestantse / hervormde wijk over de Geest belijden.
Ik denk dat het er dan om gaat wat de Geest in onszelf doet.
Hoe kun je nu weten dat de Geest in je hart is of niet?
Wat ervaar je dan en wat gebeurt er dan met je?
Ga je dan iets bijzonders doen of meemaken:
uw zonen en dochters zullen profeteren,
uw jongemannen zullen visioenen zien,
uw ouderen zullen dromen dromen.
Ik kan me niet herinneren dat er hier in de gemeente nu veel zonen en dochters zijn
die kunnen profeteren,
en dat als ik zou vragen wie van de jongemannen een visioen heeft ontvangen
er niemand de hand zou opsteken
en wanneer ik aan de ouderen zou vragen of ze wel eens zo’n droom hebben ontvangen
in de zin waar Joël over sprak, dat er dan eerder geschrokken gereageerd zal worden:
“Ik zou een droom gekregen moeten hebben? Hoe bedoel je? Wat had ik moeten krijgen?”

Deze onzekerheid over de Geest: betekent het dan dat de Geest niet gekomen is?
Dat we het Pinksterfeest vieren in de hoop dat die Geest ook over ons komt?
Dat we de Geest nog moeten ontvangen en dat we de Geest nog niet hebben?
Als het gaat over de Heilige Geest proef ik vaak een verlangen om dat ook mee te maken.
Dat je vol kunt raken van de Heilige Geest.
Ik weet niet of u, of jij dat wel eens hebt meegemaakt,
dat je zo vol van de Heilige Geest bent geraakt
dat de mensen om je heen zich afvragen wat er nu in vredesnaam gebeurt.
Zijn ze wel goed? Hebben ze niet te veel gedronken? Zijn ze nog wel nuchter?
Dat is op die eerste Pinksterdag natuurlijk spottend bedoeld,
maar dat zou toch bijzonder zijn dat je zo geraakt bent,
dat je er niet meer nuchter onder kunt blijven,
Dat er zoveel met je gebeurt dat mensen zich afvragen: Wat is hier aan de hand?
Wij hebben best mooie diensten en mooie momenten,
maar dat omstanders zich afvragen of wij nog wel nuchter zijn,
dat zal niet zo snel gebeuren.
Dat kan weer de vraag oproepen: missen we dan niet de ervaring van de Geest?
Is de Heilige Geest dan toch aan ons voorbij gegaan,
Terwijl aan anderen wel te merken is dat de Geest in hen werkt?  

Dat zou echter niet passen bij Pinksteren.
Want Pinksteren betekent niet dat een kleine groep iets bijzonders meemaakt.
Dat er een enkeling is die de Geest mag ontvangen,
en dat er een heel select groepje is waarin de Geest iets bijzonders doet.
We zijn misschien al heel snel geneigd om te kijken naar die bijzondere ervaringen:
de dromen en de visioenen die gezien worden,
de profetieën die ontvangen worden,
maar het accent valt op allen: alle vlees, ieder die tot het volk behoort.
Als de Geest wordt uitgestort is niemand buitengesloten.
Je bent niet te jong om de Heilige Geest te ontvangen.
Ook als je nog op de basisschool zit of op de middelbare school,
dan kun je de Heilige Geest ontvangen.
Je bent niet te oud om de Heilige Geest te ontvangen.
Ik hoor dat mensen wel zeggen als ze voorbij een bepaalde leeftijd zijn:
Ik ben oud. En dan bedoelen ze: ik ben voor anderen niet meer interessant.
Want ik kan niet helemaal meer meedoen.
Ik kan niet meer naar de kerk. Ik kan geen taak meer op mij nemen.
Ik kan alleen heel bescheiden mijn plek nog innemen.
Nee, zegt Joël in zijn profetie en Petrus bevestigt dat: ouderen zullen dromen dromen.
De ouderen van de gemeente staan er niet buiten als de Geest wordt uitgestort.
Iedereen – van de jongste tot de oudste.
Ook op degenen die zichzelf niet meer mee tellen.
Die het idee hebben overal buiten te staan, of dat je te jong bent om mee te doen.
Dat heb je vast wel eens gehoord: “Jij bent daar nog te jong voor. Dat kun je niet.
Dat is nog niet voor jou. Nog een tijd wachten…”
De Geest zal over iedereen komen.
Er is geen minimumleeftijd om de Geest te ontvangen.
Er is ook geen maximumleeftijd.
uw zonen en dochters zullen profeteren,
uw jongemannen zullen visioenen zien,
uw ouderen zullen dromen dromen.
Het zal niet beperkt blijven tot de mannen alleen.
Het zal niet beperkt blijven tot de vrouwen alleen.
Soms zijn er van die vaste ideeën over wat mannen wel kunnen en niet kunnen
en over wat vrouwen wel of niet kunnen.
“Het geloof laat ik maar aan mijn vrouw over,
want zij is daar beter in dan ik. Vrouwen hebben daar meer aanleg voor.”
Maar als het gaat om de Geest die wordt uitgestort, valt het verschil van man en vrouw weg.
Net als het verschil tussen rijk en arm, tussen mensen die vooraan staan en achteraf,
mensen die uit een familie komen die altijd wat achteraf stond, niet zo in tel was
en mensen die uit een familie komen die al generaties vooraan staan,
in de kerkenraad zitten en gemeenteraadslid zijn, voorzitter van een sportclub.
Voor de Heilige Geest valt dat onderscheid weg
en het wonder van Pinksteren is niet alleen dat de Geest wordt uitgestort,
maar dat de Geest op iedereen wordt uitgestort.
In de kerk heb je geen onderscheid: de Geest zal op allen worden uitgestort.

Was iedereen maar profeet, zei Mozes, toen het volk in de woestijn was
en er twee mannen profeteerden en Jozua bij Mozes kwam om te protesteren.
Hij was van mening dat de Geest voor bijzondere mensen was, zoals Mozes.
Mensen die uitgekozen waren voor een bijzondere taak,
als leider van het volk, als koning, als priester,
als profeet om een speciale boodschap te brengen.
Maar deze twee mannen, Eldad en Medad, zijn niets van dit alles.
Moet Mozes niet zijn gezag laten gelden? Want anders komt er misschien tweespalt.
Maar Mozes spreekt een verlangen uit: Kreeg iedereen maar de Geest.
Een verlangen naar een tijd dat de Geest niet voor een enkel persoon was,
iemand die vooraan staat, maar voor ieder van het volk.
Zodat iedereen God zou kennen en ook Zijn weg in deze tijd.
Was iedereen maar profeet.

Petrus staat enthousiast op – dat is het: nu wordt het waar.
Iedereen wordt profeet. Wij allen zijn Geest-drager.
Niemand kan meer zeggen: De Geest is aan mij voorbij gegaan.
De Geest wordt niet alleen aan anderen gegeven, maar aan ons allemaal.

Zo staan ze ook op het tempelplein: alle mensen die de vurige tongen op zich hebben
en al die mensen, die vol van de Heilige Geest, in die talen spreken.
En ook iedereen die op het tempelplein aanwezig is, kan horen wat er gezegd wordt.
Er is geen bevolkingsgroep op het tempelplein dat kan zeggen:
“Wat wordt er gezegd? Mijn taal zit er niet bij!”
De Geest komt op al de aanwezigen, die in die zaal aanwezig waren.
En iedereen die in de tempel aanwezig is, waar men ook vandaan komt,
hoort over de grote daden van God spreken.
Niemand kan zeggen: het is niet voor mij; ik hoor er niet bij, het gaat aan mij voorbij.

Maar die dromen dan, en die visioenen? Wat hebben ze dan gezien?
En die profetieën dan waar Joël over sprak: welke boodschap hebben ze gekregen?
Die heeft Joël toch aangekondigd?
God kan toch niet een belofte onvervuld laten?
De Heere kan toch niet zeggen: jullie zullen die visioenen ontvangen en die dromen
en je zult profetieën ontvangen – en dan later zeggen: toch niet?
Die dromen en die visioenen hebben te maken met Christus.
Hoe Christus al de beloften uit het Oude Testament vervuld heeft.
Ze gaan over het kruis dat 50 dagen voor die Pinksterdag buiten Jeruzalem stond,
waar Jezus aan gekruisigd was.
Voor Petrus is het duidelijk nu de Geest is uitgestort: Het is de eindtijd.
Het laatste van de dagen – de laatste fase van de geschiedenis.
Joël kon nog zeggen: In die dagen.
Dat was voor de profeten van het Oude Testament de uitdrukking voor het moment
dat God in zou grijpen en de geschiedenis niet meer hetzelfde zou zijn.
God had zelfs aangekondigd zelf te komen.
Petrus zegt: die dagen zijn nu.
God is gekomen. Alleen anders dan wij dachten.
En het liep ook anders af dan wij dachten. Wij allemaal dachten dat het anders zou zijn.
En hij zegt er ook bij: Jullie hier op het tempelplein dachten dat ook.
Want jullie hebben Hem aan het kruis gebracht.
Nu deze bijzondere ervaring gekomen is, is het duidelijk:
De geschiedenis is vanaf nu niet meer dezelfde. We zijn nu in het laatste der dagen.
Tekenen in de hemel en tekenen op aarde:
Bloed, vuur, rookwalm.
Er is een kans dat Petrus bij dat woord bloed dacht aan het kruis
en aan het vuur aan de vlammen die boven de hoofden van de mensen te zien is.
Ook voor die vlammen geldt trouwens: ze zijn op de hoofden van allemaal te zien.
Niemand wordt overgeslagen.
Het is niet meer een verlangen, een verzuchting: Was iedereen maar profeet.
Bestond het hele volk maar uit profeten, want God zorgt ervoor: iedereen krijgt de Geest.
Iedereen is in staat om te zien waar God in onze tijd werkt.
Hoe Gods genade in deze tijd doorbreekt.
De kinderen van de gemeente kunnen het zien.
De ouderen in de gemeente kunnen ervan meespreken.
De jongeren en de volwassenen kunnen ervan meespreken,
omdat ze allemaal de Geest hebben ontvangen.

En waarom dan die onzekerheid?
Dat heeft ermee te maken dat je er een zekerheid gewenst wordt over de bekering.
Het geloof moet geen aangeleerd lesje zijn,
niet iets dat je van je ouders hebt meegekregen
en dat je wel overneemt, zonder dat je er echt zelf in gelooft.
Het is allebei waar:
De Geest wordt aan de hele gemeente gegeven
en het ontvangen van de Geest moet ook persoonlijk iets van jezelf zijn,
iets dat door je heen gaat, waardoor jezelf ook Christus gaat belijden.
Volgende week zullen twee van onze gemeenteleden belijdenis afleggen.
Zij zullen misschien niet zo van zichzelf zeggen: ik heb de Geest ontvangen.
Maar wel dat ze bij Christus willen horen, van Hem willen zijn.
En dat is juist wat de Geest doet: dat er verlangen komt om van Christus te zijn
en om je weg aan Hem toe te vertrouwen.
Dat is wat de Geest leert: dat je in je eigen leven gaat zien waar God is.
Dat je Gods hand in je leven kunt opmerken.
Dat je kunt zien: hier in mijn leven is God aan het werk.
Het lijkt misschien niet zo opzienbarend,
want het is het is geen verhaal van een bijzondere verandering.
Mijn verhaal is meer dat ik altijd naar de kerk ben gegaan
en dat het nu tijd is om belijdenis te doen, omdat ik niet anders wil dan bij Hem horen.
Dat is het visioen dat de Geest geeft: Ik kan Christus in mijn leven zien.
Dat is de droom die de Geest aan je geeft: dat je de plek van Christus in je leven ziet.
uw zonen en dochters zullen profeteren,
uw jongemannen zullen visioenen zien,
uw ouderen zullen dromen dromen.
Niemand wordt overgeslagen. Niemand kan zeggen: het is niet voor mij.
Maar iedereen mag zijn eigen leven verbinden aan Christus.
Amen

Plaats een reactie