Preek zondag 2 juni 2024 avonddienst

Preek zondag 2 juni 2024 avonddienst
Schriftlezing: De brief aan Filemon

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Op een dag hoort Paulus iemand bij de ingang van de ingang van de gevangenis
luid zeggen dat hij op zoek is naar een Paulus, die hier gevangen zou zitten.
Nieuwsgierig geworden probeert Paulus omhoog te komen.
Hij is de jongste niet meer en het klimaat in de gevangenis heeft hem geen goed gedaan.
Als hij overeind gekomen is, strompelt hij naar de tralies, om over de gang te kijken
om te zien wie degene is die bij Paulus op bezoek wil komen.
Aan het accent te horen is het niet een stem van hier.
De bewakers hebben een ander accent
en ook de gemeenteleden van hier die hem mogen opzoeken in de gevangenis
hebben een ander accent dan de man die bij de ingang staat.
De man bij de ingang is speciaal op zoek naar Paulus en lijkt hem te kennen,
lijkt zelfs van ver onderweg te zijn geweest om hem, Paulus, hier op te zoeken.
Paulus zelf kent de man niet en hij is benieuwd, waarom de man naar hem op zoek is.

Paulus mag bezoek ontvangen. Hij krijgt hier ook gemeenteleden uit de buurt op bezoek
en ook Timotheüs komt geregeld bij zijn geestelijke vader langs in de gevangenis.
Daarom wordt de man toegelaten.
De kijkt de cellen door en de cipier loopt mee om de cel van Paulus aan te wijzen.
Nieuwsgierig en gespannen kijkt Paulus toe hoe de man dichterbij gebracht wordt.
Als de man de cel binnenkomt, herkent Paulus de man nog steeds niet.
De man kijkt Paulus lang aan om te zien of de man in de gevangenis inderdaad Paulus is.
Er zijn heel wat jaren voorbij sinds hij Paulus de laatste keer zag.
Paulus is ook ouder geworden en het verblijf in de gevangenis tekent hem.
“U kent mij niet,” zegt de man, “maar ik ken u wel.”
Hij wacht met praten, terwijl hij Paulus aankijkt
en Paulus kijkt nog steeds nieuwsgierig en gespannen
en probeert ondertussen in zijn gedachten na te gaan
waar deze man hem gezien kan hebben.
Hij probeert of hij aan het accent van deze man kan horen waar hij vandaan komt.
De man praat weer: “Ik heb u wel gezien toen u in het huis van mijn meester kwam.”
“Bij wie hebt u dan gediend?” vraagt Paulus.
De man aarzelt of hij het kan zeggen.
Hij tast af of Paulus de boodschap die hij komt brengen wel kan waarderen.
“Ik diende in het huis van Filemon,” zegt de man.
Het gezicht van Paulus begint te stralen.
Bij Filemon is hij vaak geweest. Filemon was een plezierige man, een vrome man,
iemand die je er goed bij kunt hebben, die voor de gemeente daar veel betekende.
Een echte steunpilaar in het geloof, iemand op wie je kon bouwen,
iemand met een grote betekenis voor de hele gemeente – die ook in zijn huis samenkwam.
“Ah, je komt bij Filemon vandaan.
Een geweldige man, voor de kerk en ook mee samen te werken.
Hoe is het met mijn beste Filemon?”
Maar dan houdt Paulus plotseling op, want hij ziet dat het gezicht van de man
die hem in de gevangenis komt opzoeken helemaal niet zo blij staat.
“Ja, voor u en voor veel mensen die van zijn soort zijn is Filemon een fijn iemand.
Maar u kent maar één kant van Filemon. U moest eens weten hoe hij voor zijn slaven is,
voor ons die hem dienen.
Is het u nooit opgevallen dat er geen slaven bij zijn als de gemeente samenkomt.
Filemon wil dat niet. Slaaf en meester kunnen niet samenkomen in één gemeente.
Dat is ook de reden waarom ik niet kan geloven in die Jezus van jullie.
Ik hoorde op een afstand wel van Hem, ik ving af en toe wel op wat u vertelde,
maar het was voor ons, slaven, duidelijk te merken dat het niet voor ons was.
Wij hoorden er niet bij, wij waren te min. Nog steeds eigenlijk.
Weet u nog, toen u bij ons het had over de muur die scheiding maakte?
U zei dat Christus de muur heeft afgebroken, die scheiding maakte tussen Jood en heiden
en dat Christus hen samen verenigt en tot één volk maakt.
Nou, de muur tussen de meester en de slaaf staat nog volop overeind.
Ik weet ook nog van een keer dat u er was en ook weer had over Christus.
Als je van Christus was viel elk onderscheid weg.
Dan maakte het niet uit of je Jood of heiden was, of je man of vrouw was,
geen slaaf of vrije burger.
Ik weet niet waar Filemon toen was. Heeft hij die preek wel gehoord?
Want het verschil is er wel zeker. Nog steeds.
Je moet als slaaf echt niet denken dat je erbij hoort.
Zo kan ik geen christen worden, en trouwens Filemon ziet dat helemaal niet zitten
dat ik of een van de andere slaven christen zou worden.
Ziet u het al voor zich: die deftige rijke Filemon met een slaaf naast zich in de kerk?
En dan zegt de man bitter: “Geloven is voor mij niet weggelegd. Ik hoor er niet bij!”

Paulus moet gaan zitten. Het duizelt hem. Wat hij nu over Filemon gehoord heeft!
Een heel andere kant van Filemon dan die hij ooit gezien heeft.
Hoe heeft hij dit nooit kunnen zien? Waarom is het hem nooit opgevallen
dat de slaven er niet bij waren toen de gemeente samenkwam in Filemons huis?
Hij kijkt naar de man. “Wat is je naam?” vraagt Paulus aan zijn bezoeker.
“Ik ben Onesimus,” zegt de bezoeker. “Ik ben slaaf van Filemon,
maar ben daar weggegaan om naar u op zoek te gaan,
want zoals Filemon zijn slaven behandelt, dat past niet bij zijn geloof.
Daarom ben ik naar u gekomen.”
Paulus kijkt naar Onesimus. De slaaf komt hem sympathiek over.
Het doet hem wel wat dat deze man niet kan geloven door de houding van zijn meester.
“Zou je bij mij in dienst willen komen?” vraagt Paulus.
De man kijkt op en knikt dan.

Zo komt Onesimus bij Paulus in dienst.
Maar Paulus is een andere meester dan Filemon.
Paulus vertelt van alles tegen hem en Paulus vraagt hem om advies.
Als Timotheüs komt om kerkzaken te bespreken, stelt hij Onesimus aan hem voor.
“Dit is Onesimus”. De slaaf hoort de warmte in de stem van Paulus.
Hij hoort bij Paulus, niet als een slaaf. Paulus is niet zijn meester meer,

maar er groeit een andere band, die van vader en zoon.
“Mijn jongen”, noemt Paulus hem en Onesimus ziet hem als een vader.
“Mijn jongen”, zegt Paulus, “Ook jij bent beeld van God, niet minder dan anderen.
En ook jij hebt een ziel die verloren kan gaan en voor wie Christus stierf.”

Zo kan hij wel geloven, want hij hoort erbij.
Door de manier waarop Paulus met hem omgaat, komt Christus in zijn hart
en Onesimus raakt meer en meer belangstellend en komt zover dat hij zich laat dopen.
Paulus is geroerd wanneer Timotheüs Onesimus doopt.
“Mijn jongen, welkom bij de gemeente van Christus,
maar denk niet dat het makkelijk is om als christen te leven. Welkom in de strijd.
Ik heb het ook tegen Timotheüs gezegd, die ook als een zoon voor mij is
en nu zeg ik het tegen jou:
Strijd de goede strijd van het geloof, win het eeuwige leven waartoe je geroepen bent en waarvan je in aanwezigheid van velen zo’n krachtig getuigenis hebt afgelegd.

Na enige tijd na de doop komt Onesimus bij Paulus.
Hij geeft aan dat hij iets wil vragen aan Paulus, iets belangrijks.
Paulus legt zijn pen neer en schuift de boeken weg om aan te geven
dat hij alle aandacht heeft voor de vraag van Onesimus.
“Ik heb het goed bij u,” zegt Onesimus. “U bent een echte vader voor mij.
Maar ik denk aan de anderen in het huis van Filemon,
die nog niet kunnen geloven vanwege de manier waarop Filemon met hen omgaat.
Zo kunnen ze de redding niet ontvangen die ik mocht ontvangen.
Zij missen de genade. Is er een manier om hen die genade te gaan brengen?
Kunt u niet iets betekenen? Want naar mij zal Filemon niet luisteren.
Ik weet niet eens of ik wel terug mag komen, nu ik bij hem ben weggegaan.”
Paulus denkt na en heeft dan een idee.

—————————————————————————————————————


Filemon is in zijn kantoor druk bezig met zijn boekhouding,
als hij iemand de lange laan naar zijn villa ziet op komen lopen.
Zijn mond valt open van verbazing en langzaam staat hij op van zijn stoel.
Wie daar aan komt… Onesimus, die wegloper.
Die was altijd al zo moeilijk.
Hij had hem voor veel geld gekocht maar heeft er lang niet zoveel plezier van dan anderen.
Moet hij Onesimus laten wegsturen, die wegloper? Of moet hij blij zijn dat hij terugkomt?
Wat komt Onesimus eigenlijk doen? Hij was bang dat hij zijn slaaf voor goed kwijt zou zijn.
Dan wacht hij Onesimus op. De ontmoeting tussen beiden is ongemakkelijk.
Filemon weet niet wat hij met Onesimus aan moet
En Onesimus voelt dat hij als een wegloper wordt gezien.
Dan zegt Onesimus: “Mijn heer, u moet de groeten van Paulus hebben.”
Filemon is helemaal verbaasd. “Ben je bij Paulus geweest?”
“Ja,” zegt Onesimus, “en ik heb ook iets van Paulus voor u meegebracht.”
“Wat dan?” vraagt Filemon.
“Een brief. Een brief die persoonlijk voor u is, maar ook voor de hele gemeente
die bij u in huis samenkomt.”

Dan leest Filemon de brief:
Dit is een brief van Paulus die in de gevangenis zit, omdat hij van Jezus Christus houdt.
Deze brief is ook geschreven namens Timotheüs,
met wie we allemaal zo’n goede band als gelovige hebben, een echte broederband.
Deze brief is voor jou, Filemon, maar niet alleen voor jou,
maar ook voor Appia en voor Archippus en voor de rest van de gemeente.
Voor ik jullie iets vertel wens ik jullie eerst Gods genade en de vrede van Christus toe.

Filemon, ik denk elke dag aan je en dan dank ik God
dat ik jou mag kennen en dat ik heb mogen zien hoe jij trouw bent aan de Heere
en hoe de liefde voor Christus in je leeft.
Filemon, ik dank ook elke keer als ik bid voor jou
en ik dank dat ik mag weten hoe de liefde van Christus in jou werkt.
Ik heb het gezien en ik hoor het steeds weer terug: je bent echt tot zegen in de gemeente.
Je ondersteunt de andere gemeenteleden, je biedt troost en houvast
en je bent een voorbeeld in het geloof, je leert andere mensen hoe ze kunnen geloven
en je straalt Christus’ liefde steeds weer uit.
In wat je voor anderen doet, proeven ze de liefde voor Christus.
Als ze het moeilijk hebben, kunnen ze bij jou terecht. Jij wijst niemand af.
Filemon, ik heb in mijn gebed tot God elke keer zoveel te danken
en zeker voor hoe jij als gelovige bent, hoe Christus in jou werkt,
hoe Zijn liefde door jou heen gaat.
Filemon, ik zou willen dat je daar nog meer en meer in groeit
Ik zou het wel willen zien en ik geloof dat er een moment is dat we elkaar weer zullen zien.
Maak maar vast een plek klaar in je huis, zodat ik bij je kan verblijven als ik kom.

Filemon, ik heb een verzoek. Ik weet het, ik kan het je ook opdragen,
maar dan doe je het voor mij en niet omdat het uit je hart komt.
Het moet uit je hart komen, je moet er zelf voor kiezen, zelf in geloven.
Beste Filemon, wij die zoveel samen hebben gedeeld
En zoveel voor elkaar hebben betekend.
Filemon, ik ken je en ik weet dat je mijn verzoek zult inwilligen.
Ik heb een verzoek met betrekking tot Onesimus, die jou deze brief brengt.
Je kunt het misschien niet geloven, Filemon, maar het is echt waar.
Deze slaaf van jou is als een zoon voor mij geworden.
Jij had misschien niet zoveel aan hem, maar ik ben elke dag dankbaar dat hij bij mij kwam.
Filemon, ik zit gevangen. Ik kon niet met hem mee. Daarom stuur ik hem maar.
Filemon, je moet hem ontvangen, alsof je mij ontvangt.
De liefde en de vriendschap die je mij zou tonen, moet je nu aan Onesimus tonen.
Filemon, je bent Onesimus een tijdje kwijt geweest, maar je hebt hem weer terug.
Niet zozeer als slaaf, maar het is nog mooier, Filemon.
Onesimus gelooft. Hij is een van ons. Hij is je broeder in het geloof geworden.
Mocht je iets gemist hebben, mocht je nadeel hebben ondervonden van zijn afwezigheid,
ik zal het je hoogstpersoonlijk terug betalen.
Kom op, Filemon, ik heb zoveel voor jou betekend.
Ik mocht Christus in je leven brengen, je hebt menselijkerwijs je redding aan mij te danken.
Ik breng nu Onesimus in je leven. Niet meer een slaaf, maar een broeder.
Je zult veel aan hem hebben.
Als ik niet kan komen, al geloof ik dat ik nog een keer kan komen,
heb je hem in mijn plaats.

Filemon kijkt op. Hij hoort het Paulus zeggen.
Wat moet hij: alles bij het oude laten of naar Paulus luisteren?

Filemon kijkt Onesimus aan en zegt: “Mijn jongen, welkom bij de gemeente van Christus.
Je zult het van Paulus wel gehoord hebben:
het makkelijk is niet makkelijk om als christen te leven.
Het is een echte strijd. Welkom in die strijd.
Ik heb het ook Paulus tegen Timotheüs horen zeggen,
ik zeg het ook tegen jou:
Strijd de goede strijd van het geloof, win het eeuwige leven waartoe je geroepen bent en waarvan je in aanwezigheid van velen zo’n krachtig getuigenis hebt afgelegd.
Amen

Plaats een reactie