Gedenk de sabbatdag!
Meditatie van Fulbert Steffensky over het 4e gebod
Een merkwaardige opdracht: het heiligen van de sabbat (of voor christenen: de zondag). In zichzelf is de tijd niet heilig. Mensen heiligen een dag op een bepaalde manier: door naar de kerk te gaan, door bijzonder eten, door andere kleren dan in het dagelijks leven en door zich anders te gedragen dan op doordeweekse dagen. Er wordt structuur aangebracht aan de tijd. Aan de tijd wordt een ritme gegeven. Een tijdslijn zonder structuur en ritme zijn tijden van verdwazing. Deze innerlijke verdwazing van het menselijke leven begint steeds van buitenaf. Vlak bij ons huis maakt een benzinepomp reclame met de leus: 24 uur per dag en 7 dagen per week geopend! Dat is een voorbeeld van verdwazing: geen ritme, geen structuur, alleen nog maar winst.
De betekenis van de zondag leren wij niet door een doctrine. De betekenis van de zondag leren wij en dragen wij over aan onze kinderen door eenvoudige vormen van voorbereiding. Vroeger maakte men alles gereed voor de zondag. Het tuinpad werd aangeharkt. Er werd een cake gebakken. Kinderen gingen in bad. Aan deze uiterlijke vormen is de betekenis af te lezen die men inwendig aan deze dag gaf.
Op zondag verfraait en vernieuwt iemand zichzelf en zijn wereld. Hij schudt het stof van het moeizame alledaagse bestaan van zich af. Alle schoonheid is een belofte voor morgen, voor de tijd van de voltooiing. Tenminste één dag in de week wordt voor koningszoon of koningsdochter gespeeld. Eén dag in de week is men bevrijd van het dwingende van alledag. Men speelt na wat God deed aan het einde van de scheppingsdagen: men rust van het werk. Spelenderwijs wordt er een voorschot genomen op wat eens zal zijn: het grote spel van de vrijheid waarin er geen knechten en onderdanen meer zijn. Zelfs de dieren behoren op deze dag niet te werken.
Toen ik een student vroeg wat hij in het weekend ging doen, zei hij: ‘Ik ben helemaal bezet! Leren voor de studie!’ Dat is het antwoord dat studenten en academici geven. Leren en studeren viel vroeger niet onder ‘werk dat door knechten werd verricht’ (werk dat niet op zondag mocht worden verricht). Voor degenen die met hun handen de kost verdienen, was lezen en studeren een bezigheid voor mensen die vrij waren. Het had iets te maken met schoonheid, met de geest. Ik vraag me af of het vele studeren, de boeken, de studieopdrachten niet een nieuwe vorm van knechten, een nieuwe vorm van dwang geworden is. Wat is er aan de hand met de lerares en met die de leerlingen het gehele weekend laat werken. Of hen een slecht geweten bezorgt als zij hun werk niet verrichten? Worden zij een betere lerares of een betere leerling als zij zichzelf door de veelheid van hun werk rechtvaardigen? ‘Ik heb geen tijd.’ Maar men laat zich slaaf maken, men kwijnt weg als de zondag op geen enkele manier rust betekent en de ziel op geen enkele manier nog wordt gevoed. Een kenmerk van een goede werknemer is, is dat hij bijtijds kan ophouden en geen angst heeft voor de rust. Er is drukdoenerij dat niets anders is dan gespeelde luiheid. Ik wantrouw de vlijt van degenen die zeggen dat zij nooit tijd hebben, geen tijd voor muziek of voor een boek, voor gebed, voor een kerkdienst. Dit zijn zaken zonder doel. Uitgerekend deze zaken dienen wij te redden in een wereld waar alles gericht is op een bepaald doel en op het behalen van winst. Alleen daarom is de zondag bijzonder, omdat men zich op deze dag niet ondergeschikt maakt aan een bepaald doel. Een aardige onnut is deze dag van God.
Afkomstig uit: Fulbert Steffensky, Der Schatz im Acker. Gespräche mit dir Bibel (Stuttgart: Radius-Verlag, 2010), p. 29-30.