Preek zondagmiddag 22 januari 2011
Verlos mij, o God,
want het water is tot aan de ziel gekomen.
Ik ben gezonken in bodemloze modder,
waarin men niet kan staan;
ik ben gekomen in de waterdiepten
en de vloed overspoelt mij.
Ik ben moe van mijn roepen,
mijn keel is ontstoken;
mijn ogen zijn bezweken,
omdat ik steeds hoop op mijn God. (Psalm 69:2-4)
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
‘We zijn niet zo van die praters.’ Zo’n uitspraak dient als verklaring waarom over bepaalde zaken niet gesproken wordt. Zaken die wel van groot belang zijn, maar die diep van binnen leven. Bijvoorbeeld wat er in ons omgaat. Of hoe wij ons geloof beleven. Lang niet altijd wordt daarover gesproken. Ook niet tussen man en vrouw of tussen ouders en kinderen.
‘We zijn niet van die praters.’ Soms klinkt daar een ondertoon in door: zei mijn man maar wat meer over wat er in hem omgaat. Zei mijn moeder maar meer over hoe zij haar geloof beleeft, wat er voor haar belangrijk is in het leven met de Heere. Het kan las een gemis ervaren worden als je niet echt weet wat er in de ander omgaat. Als je maar moet aanvoelen wat er in de ander omgaat.
‘We zijn geen praters.’ Daarmee wordt ook vaak bedoeld: het is mij niet geleerd om hierover te praten. Mijn ouders hebben mij nooit geleerd, hoe ik moet praten over wat er in mij leeft of hoe ik mijn geloof beleef. Soms hoor ik ouderen met bewondering over jongeren praten. Zij vinden het bewonderenswaardig dat deze jongeren zo vrijuit over hun geloof kunnen praten. Of zo makkelijk spreken over wat hen bezig houdt.
Soms kan het ook een verlangen zijn: kon ik maar woorden vinden voor wat er in mij omgaat. Kan ik maar woorden vinden om het met mijn man of vrouw te delen. Kon ik maar de juiste vragen bedenken, die mij bij het hart van mijn man of vrouw brengen.
‘We zijn geen praters’. Dat geldt niet alleen voor onderlinge gesprekken. Dat kan ook voor het contact met de Heere gelden. Hoe kan ik woorden vinden voor wat er in mij om gaat om dat naar de Heere toe uit te spreken? Er kan onmacht zijn om met elkaar over bepaalde zaken, die diep liggen, te spreken. Het kan ook zijn dat die onmacht om woorden te vinden ook naar de Heere toe geldt. De blokkade om met elkaar over bepaalde zaken te spreken, kan ook naar de Heere toe gelden. Vaak gaat het dan om worstelingen en vragen, om boosheid en teleurstelling.
Mijn ervaring is dat als er iets ingrijpends gebeurt in het leven, dat dan de weg naar God toe nogal eens geblokkeerd kan raken. Terwijl er wel een behoefte is aan contact met God, aan nabijheid van de Heere. Maar wordt die weg dan niet meer gevonden. Verbittering, verdriet, teleurstelling kan de weg naar God blokkeren, omdat er geen woorden te vinden zijn voor wat er in je omgaat.
De weg kan ook geblokkeerd raken, omdat er geleerd is dat je niet boos op God mag zijn: ‘niet klagen, maar dragen en bidden om kracht.’ Terwijl het je aanvliegt, je het wel uit zou willen schreeuwen: waarom? God doe er wat aan! ‘Niet klagen, maar dragen en bidden om kracht’ kan kracht geven – evenals andere teksten over vertrouwen op God. Maar op zulke teksten kun je ook afknappen, omdat je er radeloos en wanhopig van geworden bent, zodat je intens verlangt naar iemand die je ziet of hoort: ‘Red mij!’
Zo begint Psalm 69 ook (in ieder geval wel in de NBV): Red mij!
We kunnen het als vanzelfsprekend beschouwen dat deze vraag tot God wordt gericht. Het is immers een psalm, een gebed? Maar zo vanzelfsprekend is dat niet. Hier wordt het zwijgen naar God verbroken met een schreeuw: red mij, o God.
Daarmee is deze roep om hulp geen fles die in de zee gegooid wordt, in de hoop dat er iemand is die deze fles vindt, maar wordt het gebed gericht tot de levende God. Red mij, God! Geen stille hoop dat er iemand is in je nabijheid, die aanvoelt wat er in je omgaat en merkt dat het niet goed met je gaat. Een roep tot God, omdat je bijna ten onder gaat.
Want het water is tot aan de lippen gekomen. Ik denk dat iedereen deze ervaring wel kent: je bent in het water gevallen en je kunt niet zwemmen. Of je bent met elkaar in het zwembad, je duwt elkaar onder water, maar het duurt langer dan je eigenlijk kunt hebben. Je krijgt het benauwd.
Hier, in deze psalm, gaat het om water dat plotseling is opgekomen en je kunt nog maar net je hoofd boven water houden. Zo kun je je ook voelen. Letterlijk, maar ook figuurlijk. Red mij God, want ik ga bijna ten onder! Ik red het niet meer!
Bij deze psalm moet ik altijd denken aan de mevrouw voor wie ik deze psalm geregeld gelezen heb. Ze was niet van onze kerk. Ze kwam helemaal niet in de kerk. Ik kwam met haar in aanraking, nadat een geestelijk verzorger van een verzorgingstehuis mij opgebeld had. Ik had op een doordeweekse dag een dienst in dat verzorgingstehuis, waar hij werkzaam was. Hij zei mij: ‘Deze vrouw heeft een vraag: “Waarom laat God mij lijden?” Ik mag zelf niet over die vraag spreken, want ik ben een humanist. Wil jij deze vraag met haar bespreken?’
Toen ik bij haar kwam, kwam het verhaal er met horten en stoten eruit. Hoe haar moeder jong was overleden en haar vader zo boos op God was, dat hij de Bijbel weg deed. Zo groeide deze vrouw op zonder Bijbel en zonder God. Ze had altijd wel het besef dat er een God was. Ze trouwde een man die van God en de kerk niets moest weten. Nadat haar man was overleden, werd haar dochter ernstig ziek en overleed. De laatste momenten mocht zij er niet bij zijn, omdat het te emotioneel voor deze moeder was. Vlak voor dat haar dochter overleed, werd zij – terwijl zij protesteerde – weggedragen. Sindsdien werd ze elke morgen wakker met dat ene beeld en elke avond kon ze daardoor niet in slaap komen. ‘Bestaat God wel?’ vroeg ze zichzelf af, ‘Hoe kan er dan zo’n verdriet in mijn leven zijn?’ Maar even later: ‘Maar als God niet bestaat, waar is mijn dochter dan?’ Ze kwam er niet uit en liep er in vast.
Nadat ze dit mij verteld had, las ik de eerste verzen van Psalm 69: Red mij, God, want het water staat mij aan de lippen. Ik zink weg in modder, waar ik niet in kan staan. Die woorden raakten haar diep: ‘Nu weet ik dat God bestaat!’ Dat ging een aantal keer zo, totdat ik haar niet meer op haar kamer aantrof. Later kwam ik haar tegen op een gesloten afdeling.
Deze psalm gaf woorden aan wat haar overkwam. En het bijzondere van deze psalm is dat deze woorden ook de weg tot God openen. Wat is het geheim van deze woorden? Ik denk dat het te maken heeft met de beelden die worden gebruikt. Beelden die we kunnen eenvoudig begrijpen, maar die ook iets dieps verwoorden.
Ik ben gezonken in bodemloos modder. Tijdens een zoektocht op internet naar afbeeldingen bij deze woorden, kwam ik een foto tegen van een paard dat was weggezakt in de modder. Verscheidene boeren en brandweerlieden waren bezig dit paard te redden.
Ik ben gezonken in bodemloze modder. Dat is niet alleen een beeld dat we ons kunnen voorstellen, maar er kunnen omstandigheden zijn waarin wij het gevoel hebben dat wij zelf wegzakken in de modder. Dat we geen grond meer onder de voeten hebben. Als we bijvoorbeeld een boodschap krijgen, die ons leven op z’n kop zet.
Ik lees deze psalm ook wel als iemand de uitslag gekregen heeft, dat het niet goed is. ‘Red mij, God, ik zink weg in de modder!’ Een schreeuw naar God, die verwoordt wat er met ons aan de hand is.
Het wordt aan de Heere gemeld, hoe het er met ons voor staat. Er wordt een appèl gedaan op God. Hij moet wel ingrijpen! Heere, als U niet ingrijpt, ga ik reddeloos verloren! Dan blijft er van mij niets meer over! Verlos mij! Red mij!
Je kunt je voelen alsof je meegesleurd wordt in een kolkende rivier, die alles in je leven kapot sleurt. Psalm 69 roept het beeld op van een beek die in de zomer droog staat, maar na de regentijd kan veranderen in een kolkende, gevaarlijke rivier (een wadi), die plotseling kan opkomen en je kan verrassen en meesleuren. Geen houvast.
En God dan? Is die er dan? Die kolkende watermassa, het ingrijpende bericht, kan je zo meesleuren, dat je zelfs bij God geen houvast meer vindt – als een drenkeling die bijna verdrinkt. ‘Ik ben moe van het roepen. Mijn keel is ontstoken, mijn ogen zijn bezweken – is God er wel?’
Als die vraag opkomt, als die vraag je beklemt, is dat toch de ervaring dat de grond onder je voeten wegvalt? Dat je uit Gods handen valt? En als je uit Gods handen valt, wie vangt je dán op? Alleen God kan redden. Daarom de roep tot God: Verlos mij! Want Ú bent de enige die mij kan redden!
Daarom is deze roep tot God niet alleen een uiting van wanhoop, maar ook van geloof. De Heere is de enige die mij kan redden. Die mij in mijn diepe val kan opvangen en redden. Al is het soms een vertwijfeld, angstig geloof: Heere, doe het dan! Verlos mij!
Hier in deze psalm is deze roep tegelijk een anker dat naar God toe wordt uitgeworpen. Het begin van een lange weg met God, waarop Hij er uiteindelijk toch blijkt te zijn.
We hebben met elkaar ook het slot gelezen, de lofprijzing waar deze psalm mee eindigt: de Heere hoort! Ook de lofprijzing is hier geen vanzelfsprekendheid. Niet iets waarmee je hoort te eindigen. Maar een diepe ervaring dat de Heere werkelijk gehoord en gered heeft.
Voor wie het gevoel heeft dat alle grond onder de voeten wegzakt, zal het antwoord, de verlossing wellicht te vroeg komen. Het is al heel wat, dat de nood bij God gebracht wordt.
Psalm 69 wil een reisgenoot zijn op de moeilijke weg, waarbij deze psalm ons leidt naar God. Al kan het een lange tocht zijn voor u om bij de dankbaarheid uit te komen. Ook als we roepen tot God, zoals Psalm 69 ons dat leert, wordt de weg naar God geopend. Wordt het stilzwijgen doorbroken. Deze psalm is een metgezel, door God zelf gestuurd. Deze psalm benoemt wat er met ons gebeurt en geeft daarmee erkenning voor wat er ons wordt aangedaan. God hoort. En al kan het lang duren voor er antwoord komt en is de oplossing ver weg, God is er van op de hoogte! Hij weet ervan.
Je kunt niet dieper vallen
dan louter in Gods hand
waarmee Gods hangt ons allen
barmhartig ondervangt.
Ooit monden alle paden
door schade, schuld en dood
toch uit in Gods genade
hoe groot ook onze nood.
Wij zijn door God omgeven
in ruimte en in tijd
en zullen in Hem leven
en zijn in eeuwigheid.
(Arno Pötzsch)
Amen
Deze preek is geschreven vanwege het thema: Hoe de Bijbel helpt om onze ervaringen te verwoorden