Omzien naar elkaar

Omzien naar elkaar

(1) Inleiding
Door de secretaris van ons koor werd ik op de hoogte gebracht van het feit dat een lid van het koor een staaroperatie moest ondergaan. Ze kwam alleen met kooruitvoeringen in de kerk en daardoor kende ik haar niet. Ik besloot om eens bij haar langs te gaan. Ze bleek het bezoek te waarderen. Tijdens het bezoek kwam ik er achter, dat zij zich geregeld eenzaam voelde. Zij kwam van een ander dorp en was een aantal jaar geleden op het dorp komen wonen. Op dagen waarop het regenachtig was en ze niet naar buiten kwam, was ze neerslachtig en somber. Ze had nooit het gevoel dat ze in de dorpsgemeenschap opgenomen werd. Er was een onderwerp dat steeds weer terug kwam: haar dochter die haar niet zo vaak opzocht, omdat deze dochter veel werkte. Ik ging mij afvragen, waarom dit voor haar zo’n belangrijk thema was. Op een gegeven moment vertelde hoe zij veel voor haar eigen moeder gezorgd heeft. Dag aan dag stond zij voor haar moeder klaar. Toen begreep ik, waarom zij het zo moeilijk vond, dat haar dochter werkte en daardoor weinig tijd had om bij haar langs te komen. Zelf had zij een deel van haar leven opgeofferd om voor haar moeder te zorgen, maar nu zij zelf ouder en afhankelijker van de hulp en de aanloop van de anderen kon zij niet op haar dochter rekenen. Tenminste niet in de mate waarin zij zelf voor haar moeder heeft gezorgd.
Ik ben met dit voorbeeld om verschillende redenen. Allereerst vermoed ik dat u iets in dit voorbeeld herkent. Omdat u ook de zorg voor uw vader of moeder op u hebt genomen, toen zij oud geworden waren. In Oldebroek hebben veel ouderen bij hun kinderen ingewoond. Ook al komt dat nu nog steeds voor, ik heb wel de indruk dat deze gewoonte aan het veranderen is. Veel van de veranderingen van de laatste tijd hebben gevolgen voor de onderlinge gemeenschap. In Ilpendam, het dorp waar ik ruim 4 jaar gewoond heb, werd vanwege bezuinigingen het bejaardentehuis gesloten. Ouderen die naar een verzorgingstehuis moesten, gingen naar Monnickendam of naar Purmerend. Het gevolg was dat zij alleen bezoek kregen van bekenden, die nog met de auto durfden te rijden of de bus durfden te pakken. Zij moesten wennen in een nieuwe omgeving. Ook dit zal een aantal van u niet onbekend voorkomen, omdat u ook in de afgelopen jaren bent verhuisd. Ook als u verhuisd bent van bijvoorbeeld de ds. Otto Veeninglaan, de Ottenweg of de Anjerstraat naar  De Hullen of de aanleunwoningen bij de Van Asch van Wijklaan, het zijn veranderingen die grote gevolgen hebben voor het contact met mensen. U woont dan niet meer tussen de vertrouwde mensen, waar u heel lang tussen hebt gewoond, maar u hebt nieuwe buren die u wellicht niet kent. U moet de contacten opbouwen. Gelukkig woont u nog in het dorp, zodat aanloop van de ‘oude’ buren mogelijk blijft.
Een andere reden waarom ik met dit voorbeeld begon was dat de secretaris aan mij doorgaf, dat er iemand een staaroperatie moest ondergaan. Ik werd erop geattendeerd. Zij gaf mij zo de mogelijkheid om mee te leven en op bezoek te gaan. Dit voorbeeld laat zien dat men in de kerk ook naar elkaar hoort om te zien en met elkaar dient mee te leven.

(2) Het omzien van de Heere Jezus
Waarom hoort het omzien naar elkaar eigenlijk bij de christelijke gemeente? Waarom vindt het bestuur van de vrouwenvereniging het van belang om dit onderwerp vanavond aan de orde te stellen? Heel eenvoudig: omdat het in het Woord van God wordt aangegeven. Ik wil dat laten zien aan de hand van het leven van de Heere Jezus en aan de hand van de brief die Paulus schreef aan de Romeinen.
De Bijbel geeft aan, dat de Heere Jezus vanuit de hemel gekomen op aarde is. Hij is door de Vader naar ons gezonden. Hij is naar ons toegekomen en is geworden net zoals wij (behalve de zonde). Hij is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden (Lukas 19:10).
Ook tijdens Zijn leven op aarde zocht de Heere Jezus mensen op. Er zijn verschillende verhalen over hoe Hij verschillende mensen opzocht: Hij bezocht de bruiloft te Kana en was daar bruiloftsgast. Hij ging naar Jaïrus toe, het hoofd van de synagog, vanwege zijn dochter, naar de Romeinse hoofdman vanwege zijn zieke knecht, naar Simon de melaatse om een maaltijd te gebruiken, naar de tollenaar Zacheüs om in zijn huis te verblijven. Vooral dat laatste bezoek is kenmerkend. De Heere Jezus is op weg naar Jeruzalem om te lijden en te sterven als Hij in Jericho stilhoudt bij Zacheüs. Dit bezoek aan Zacheüs is typerend. Het bezoek aan Zacheüs roept de woede op van de mensen die met de Heere Jezus aanwezig waren. Dat was ook te begrijpen, want Zacheüs was de plaatselijke crimineel. Hij was rijk geworden door de andere mensen van Jericho af te persen. Zacheüs had zijn leven en rijkdom opgebouwd ten koste van de mensen in Jericho. En wat zegt de Heere Jezus: Zacheüs, ik moet bij jou in huis zijn. De Heere Jezus is niet bang voor zijn reputatie, niet bevreesd voor wat de omstanders vinden. Hij heeft oog voor Zachëus: de Mensenzoon is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden, zalig te maken.
Ook na zijn opstanding is de Heere Jezus mensen blijven opzoeken: de vrouwen en de discipelen, Petrus en Jakobus afzonderlijk. Na Pinksteren worden de apostelen erop uit gestuurd om mensen op te zoeken. Als vissers om mensen te vangen en herders om verloren schapen terug te brengen naar de Heere.
Ook voor ons eigen leven geldt dat de Heere naar ons omziet en omgezien heeft:

Maar God heeft naar ons omgezien!
Wij, in de nacht verdwaalden, –
hoe zou het ons vergaan indien
Hij ons niet achterhaalde …

Heer Jezus, die ons hebt opgezocht,
Gij opgang uit den hoge,
die onze ziel hebt vrijgekocht,
dat zij U dienen moge…                    
(Gezang 169: 4, 5 Liedboek voor de Kerken.

(3) Omzien bij Paulus: Romeinen 12
Ook Paulus vindt het van belang dat er in de gemeente naar elkaar wordt omgezien. Hij schrijft daarover in Romeinen 12. Wat hij in dit hoofdstuk schrijft, is de praktische toepassing van het geloof in de Heere Jezus. Geloven in de Heere Jezus, schrijft Paulus, is een overgang van het oude bestaan in de zonde naar een nieuw bestaan in de Geest. Deze overgang is heel radicaal: hij vergelijkt het met sterven en opstaan in de Heere Jezus (Romeinen 6). Het oude bestaan van de zonde moet worden afgelegd. Dat houdt in dat er ook een nieuw leven voor in de plaats moet komen, een leven waarin de gelovige vervuld is met de Heilige Geest en door de Heilige Geest wordt geleid.
Dan komen we gelijk bij een probleem dat in de gemeente in Rome speelt. Er zijn mensen die van zichzelf vinden dat zij de Geest hebben ontvangen en dat zij boven anderen staan. Zij voelen zich meer dan anderen, omdat zij bijzondere gaven van de Geest hebben ontvangen: zij kunnen profeteren bijvoorbeeld. Er ontstaat een tweedeling door mensen die zich beter en hoger voelen dan anderen.
Ook zijn er mensen in de gemeente die zeggen: wij hebben de Geest ontvangen en we hoeven minder principieel te zijn dan anderen. De Geest geeft mij vrijheid. Een probleem dat speelde, had te maken met het vlees. Vlees verkreeg men bij de heidense tempel. Dat vlees was eerst aan de goden geofferd en werd vervolgens uitgedeeld. Binnen de gemeente waren er mensen, die dat niet konden aannemen. Het was immers onrein, aan de afgoden geofferd? De andere groep had hier geen principiële moeite mee: afgoden bestaan toch niet? Er is maar één God en één Heer. Met dat vlees is immers niets gebeurd. Paulus noemt in zijn brief de laatste groep de sterken, omdat zij van mening zijn dat hun geloof zo sterk is dat het niet het eten van het vlees afvallig worden. De groep die geen vlees durft te eten, noemt Paulus de zwakken, omdat zij vrezen dat hun geloof door het eten van dit vlees van hun stuk wordt gebracht. (Waarschijnlijk gaat het om benamingen die in de gemeente gebruikt werden.) Paulus geeft in de brief dat gemeenteleden elkaar niet moeilijk moeten maken. De sterke houdt rekening met het zwakke geloof van de ander. De zwakke vertrouwt erop dat de sterke door de Geest staande blijft.
Dit waren onder andere conflicten, die in de gemeente in Rome speelden. Paulus geeft aan: dat nieuwe leven in de Heere Jezus gaat niet alleen over hoe wij de Heere dienen, maar ook hoe wij elkaar dienen. Geloof in de Heere Jezus heeft praktische consequenties voor hoe wij met elkaar om dienen te gaan. We moeten ons niet op een voetstuk plaatsen (vers 3) We behoren met elkaar tot de gemeenschap van de Heere Jezus. De een is niet meer dan de ander. Ook al kan een ander meer geven ontvangen hebben, hij of zij is niet meer dan een gemeentelid met minder gaven. Er zijn bovendien gaven, die helemaal niet zo opvallen, maar voor de gemeente van Christus van groot belang zijn: het dienen van elkaar, het bemoedigen van elkaar, over elkaar ontfermen, uitdelen. Het gaat erom, dat we elkaar liefhebben vanuit onze verbondenheid in de Heere Jezus. Dat we met elkaar delen in vreugde en verdriet. Dat houdt hoort allemaal bij de gemeente van Christus. Daarin laten we in onze daden iets van de Heere Jezus zien. Hij krijgt gestalte in ons leven, in onze daden komt Hij tevoorschijn.
Paulus begint het hoofdstuk met: Ik roep u ertoe op…. (vers 1). We kennen dat woord als ‘vermanen’. Voor Paulus heeft dat woord ‘vermanen’ de betekenis: elkaar bewaren bij de gemeenschap van de Heere Jezus. De een heeft het nodig om bemoedigd te worden, omdat er zoveel is gebeurd dat hij het niet meer ziet zitten. Of omdat hij zich vertwijfeld afvraagt: komt de Heere Jezus nog wel terug? Een ander heeft het nodig om bij de les gehouden te worden. De ander moet aangesproken worden op een zondige levensstijl die hem of haar bij de Heere vandaan houdt. Maar dan steeds vanuit dienende liefde.
Samengevat: Omzien naar elkaar is dus van belang om elkaar bij de gemeenschap van de Heere Jezus te houden. En daarmee laten we in onze daden ook zien wie de Heere Jezus is.

(4) Drempels
Het is onze roeping om naar elkaar om te zien. Ik denk dat de meesten van u dat ook weten en wel zouden willen, maar eigenlijk niet goed weten hoe dat omzien naar elkaar in praktijk gebracht kan worden.
Er zijn nogal wat drempels waardoor het naar elkaar omzien er niet van komt. Wat weerhoudt ons ervan om de nieuwe buurvrouw aan te spreken? Of wat weerhoudt ons ervan een praatje te maken met degene die naast u in de kerk zit, die er al zo lang zit, maar waarvan u eigenlijk niet weet wie het is? Omdat contact leggen niet zo gemakkelijk is. Er zijn nogal wat drempels bij het maken van contact.
Drempels m.b.t. mijzelf:
– ‘Zit de ander wel op mij te wachten?’
– ‘Mijn nieuwe buurvrouw, die een stuk jonger is, zal wel denken: “Wat komt die ouwe zeur hier doen?”’
– ‘Wat kan ik nu voor een ander betekenen?’
– ‘Wat kan een jonger gemeentelid van mij leren? De jonge mensen van tegenwoordig zijn zo knap! Ik heb alleen maar lagere school.’
Drempels m.b.t. de ander:
– ‘De man van mijn vriendin is net overleden. Ik durf haar niet meer te bezoeken, want dan zit zij steeds tegen twee getrouwden aan te kijken.’ (Ik hoor van weduwen vaak, dat het bezoek veel minder wordt en dat vooral echtparen niet meer komen. De gesprekken met een man, bijvoorbeeld een vroegere vriend of een echtgenoot van een vriendin, vallen helemaal weg.)
– ‘Ik durf niet bij een zieke op bezoek te gaan.’
Drempels m.b.t. het contact:
– ‘Wanneer moet ik dan gaan?’
– ‘Wat moet ik eigenlijk zeggen?’
– ‘Ik durf geen praatje aan te knopen. Straks zeg ik de verkeerde dingen!’
– ‘Ik durf niet naar mijn vriendin te gaan of haar op te bellen. Want dan komt mijn eigen verdriet weer helemaal boven.’
Deze drempels zijn niet direct verkeerd. Contact maken met nieuwe mensen vraagt om tijd en vertrouwen. Als we elkaar nog niet hebben gesproken, zijn we vreemden voor elkaar. Bij een nieuw contact steken we een grens over en gaan we in een nieuw gebied: we weten niet wie de ander is en hoe hij of zij zal reageren. Dat nieuwe is ook spannend. Contact hebben met andere mensen vraagt om wederzijds vertrouwen. De drempels herinneren ons eraan dat zorgvuldigheid geboden is.
Vanuit Romeinen 12 gesproken: de drempels herinneren eraan dat het in het omzien naar elkaar niet gaat om mijn behoeften, mijn wensen en verlangens. Het gaat er bijvoorbeeld niet om dat ik met de nieuwe buurvrouw op dezelfde manier omga als de vorige buurvrouw. Hij is een ander persoon. Omzien naar elkaar betekent ook letterlijk: het zien van de ander. Waar zou de ander behoefte aan hebben? Aan welk soort contact?
Deze drempels kunnen ook obstakels, belemmeringen om elkaar te ontmoeten, worden. En dat is om meerdere redenen jammer. Hierdoor laten wij kansen liggen om mee te leven en naar elkaar om te zien. U denkt wel voortdurend aan uw vriendin die haar man verloren heeft, maar hebt het nooit laten zien en dus weet uw vriendin dat niet. U zou wel met de buurvrouw willen praten, maar u weet geen geschikte gelegenheid te vinden en daardoor weet uw buurvrouw niet dat u het eigenlijk best fijn vindt dat zij uw buurvrouw is. U denkt wel aan een zieke, maar u ziet er tegenop om iets van u te laten horen en dus komt het er niet van. Vervolgens wordt de drempel steeds groter, want u hebt al eerder niets van u laten horen.
Deze drempels laten zien, dat veel mensen minderwaardig van zichzelf denken. Als we terugdenken aan Romeinen 12 – aan de gaven die de Geest geeft – geen goed teken. Wanneer we te klein van onszelf denken, gaan we eraan voorbij dat de Heere ons als unieke personen heeft geschapen. De Heilige Geest geeft ons bovendien gaven die bij ons of bij onze roeping horen. Wat zou kunnen helpen om deze te benutten?

(5) Slechten van de drempels
Van belang is dat we deze drempels geen belemmeringen laten worden. We moeten dus een manier vinden om over deze drempels heen te gaan.
Als eerste zou ik willen zeggen: wanneer u aan een ander denkt, probeer ook eens op de ader af te stappen. Dat is spannend. Ook voor mij als predikant is het telkens weer spannend om mensen, die ik niet ken, op te bellen voor een afspraak of bij hen aan de deur te staan.
Ook zou ik willen zeggen: wees oprecht geïnteresseerd in de ander. Oprechte interesse in de ander is iets wat in uw hart gebeurt, maar het heeft een grote uitwerking op hoe u bent. De ander zal de oprechte interesse waarderen. Denk bijvoorbeeld voor uzelf: Wanneer heeft bezoek u goed gedaan? Als iemand oprecht in u was geïnteresseerd. Wanneer de ander luistert naar uw verhalen. Wanneer u ziet dat er bij de buren rouw wordt gedragen. Wanneer u onthoudt wat de buurvrouw verteld heeft en daar later ook eens op terugkomt.
Het kan zijn dat u niet weet wat u moet zeggen. Wees daar niet te bang voor! In contact gaat het niet alleen om spreken, maar is luisteren nog belangrijker. U geeft de ander gelegenheid om verhaal te doen. Dat is voor de ander heel belangrijk. Het geeft gelegenheid om emoties te uiten of om alles weer even op orde te krijgen. (tevoorschijn luisteren)
Het luisteren is veel belangrijker dan het kunnen helpen van de ander bij het oplossen van de problemen. U kunt de huwelijksprobemen, de opvoedingsproblemen van de ander niet oplossen. Maar u kunt er wel naar luisteren en dat geeft ook steun en troost.
Ook als het gaat om iemand met verdriet: het gaat niet om woorden, maar om er-zijn. Wanneer u op bezoek komt, hebt u zich niet laten weerhouden door de drempel van de verslagenheid. U deelt in die verslagenheid. Wellicht weet u niets meer te zeggen dan: ‘Het is toch wat! Ik weet niets te zeggen.’ Dan kan een ander vertellen…
Wanneer u toch tegen een bezoek opziet: er zijn ook andere vormen van meeleven mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan het zwaaien. U moet eens weten hoe belangrijk dat is voor kinderen en jongeren als u hen gedag zegt of naar hen zwaait. Daarmee geeft u aan: ik zie je, je bent de moeite waard als persoon. Het geeft een vertrouwd en veilig gevoel. Maar u kunt ook bellen, een kaartje sturen. Ik was een keer bij iemand op bezoek in het ziekenhuis en die liet verbaasd de kaarten zien van gemeenteleden. ‘Ik heb er zelf nooit aan gedacht om kaarten te sturen,’ zei deze persoon. Hij was voorheen ook niet zo betrokken op de kerk. Alleen al doordat hij vanwege zijn ziekte kaarten had gekregen, zorgde ervoor dat hij veel positiever over de gemeente ging denken.
Een belangrijke manier van meeleven is bovendien de voorbede. Ook onder u zullen er veel zijn die veel voor anderen (zieken, ambtsdragers, jongeren, zendelingen, enz.) bidt. U hoeft dat niet aan anderen te vertellen. Maar waarom zou u dat niet doen door middel van een kaartje? Dat geeft u gelijk weer een reden om te volharden in het gebed. U hebt immers toegezegd om voor deze persoon te bidden?

(6) Waarover te praten?
Tot slot: het omzien naar elkaar komt voort vanuit de verbondenheid met de Heere Jezus. Kun je er daar met anderen zo over praten? Met gemeenteleden zeker. Op een kaart zou u een Bijbeltekst of een gedicht, een psalm of een lied kunnen schrijven.
Ook dat hoort bij het omzien naar elkaar: niet alleen wat het leven hier op aarde aangaat, maar ook ons leven met de Heere. Hebt u wel eens aan iemand uit oprechte belangstelling gevraagd naar zijn of haar verbondenheid met de Heere?
Bijvoorbeeld aan uw kleindochter, die een heel gezin heeft te onderhouden en daarnaast nog enkele dagen werkt. Hebt u wel eens gevraagd: ‘Heb je nog tijd voor de Heere?’ Niet om te veroordelen, maar uit oprechte belangstelling. En daar achteraan hoort de vraag: ‘Kan ik voor je bidden? Wat zal ik voor je bidden?’ Of anders: ‘Je weet toch, dat ik elke dag voor je bidt?’ Gaan wij zulke gesprekken over de Heere, over het geloof niet te gemakkelijk uit de weg? Ik weet dat er veel gemeenteleden zijn, die hier behoefte aan hebben en teleurgesteld zijn als het gesprek weer niet over de Heere gaat. Zeker jongeren en jonge belijdende leden doet het goed als u op deze manier met hen meeleeft. U hebt in uw leven een schat aan ervaring opgebouwd. U heeft het nodige meegemaakt. De tbc rond de oorlog, ziekte, armoede, welvaart, noem het maar op. Hoe bent u bij de Heere gebleven? Ik weet zeker dat velen daar oprecht benieuwd naar zijn. Omzien naar elkaar betekent ook spreken over de dingen van de Heere. En dan vooral persoonlijk: wat de Heere voor u betekent.

Maar iemand die niet gelooft? Of op een andere manier gelooft? Ons meeleven geldt niet alleen voor gemeenteleden en gelovigen? De Heere zag juist om naar verlorenen, mensen die bij Hem vandaan waren. Door naar hen om te zien, laat u iets van de Heere Jezus zien. Wanneer er over en weer vertrouwen groeit, ontstaat wellicht de mogelijkheid om over de Heere te praten. Ook hier geldt: het gaat om oprechte interesse voor de ander. Vanuit zo’n interesse kunnen ongedachte kansen komen. Soms zijn er meer kansen om over de Heere praten dan we inzien en laten we kansen liggen. Maar het kan zijn, dat de ander hoopt dat u er met hem of haar over begint. Want zelf weet hij of zij er weinig van af en is bang de verkeerde vragen te stellen. Vragen die dom overkomen bij u die zoveel over het geloof weet. Wanneer er goed contact ontstaat, kunt u daar ook over beginnen. Want omzien naar elkaar wordt gevoed vanuit de liefde van de Heere tot mensen. Wanneer er goed contact ontstaat, leer je elkaar kennen. En dan komt de ander er ook achter waar u uit leeft: uit de genade van de Heere Jezus.

ds. M.J. Schuurman

Lezing voor een vrouwenvereniging over het thema “Omzien naar elkaar”

1 thoughts on “Omzien naar elkaar

Plaats een reactie